• Nie Znaleziono Wyników

Sturen op haalbaarheid en relatie: Interventies om disfunctionele conflicten bij Publiek Private Samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten te voorkomen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sturen op haalbaarheid en relatie: Interventies om disfunctionele conflicten bij Publiek Private Samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten te voorkomen"

Copied!
245
0
0

Pełen tekst

(1)Sturen op haalbaarheid en relatie Interventies om disfunctionele conflicten bij Publiek Private Samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten te voorkomen. Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Technische Universiteit Delft, op gezag van de Rector Magnificus prof.ir. K.C.A.M. Luyben, voorzitter van het College voor Promoties, in het openbaar te verdedigen op maandag 13 februari 2012 om 12.00 uur door Louis Helena Maria Joseph LOUSBERG bouwkundig ingenieur geboren te Waalre.

(2) ii. Dit proefschrift is goedgekeurd door de promotoren: Prof.dr.ir. J.W.F. Wamelink Prof.dr. L.I.A. de Caluwé Samenstelling promotiecommissie: Rector Magnificus Prof.dr.ir. J.W.F. Wamelink Prof.dr. L.I.A. de Caluwé Prof.dr. G.P.M.R. Dewulf Prof.ir. W.C.T.F. de Zeeuw Prof.dr. J.L.A. Geurts Prof.dr. N.G. Noorderhaven Dr.ir. F.E.H.M. Smulders Prof.ir. H. de Jonge. voorzitter Technische Universiteit Delft, promotor Vrije Universiteit Amsterdam, promotor Universiteit Twente Technische Universiteit Delft Universiteit van Tilburg Universiteit van Tilburg Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Delft, reservelid. Uitgegeven door de VSSD Leeghwaterstraat 42 2628 CA Delft, The Netherlands http://www.vssd.nl/hlf tel. +31 15 2782124, telefax +31 15 2787585 ISBN 978-90-6562-256-3.

(3) iii. ‘(-) what is said of the absolute existence of unthinking things without any relation to their being perceived, that seems perfectly unintelligible. Their esse is percipi.’ (Berkeley, 1998 [1710]: 104). Voor Anna, Fien, Lou en Patricia.

(4)

(5) v. Sturen op haalbaarheid en relatie Interventies om disfunctionele conflicten bij Publiek Private Samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten te voorkomen Louis H.M.J. Lousberg.

(6)

(7) Voorwoord De eerste gedachte om een proefschrift te schrijven, ontstond in 2002. In die tijd was ik nog niet verbonden aan een universiteit zoals - deels - nu, maar uitsluitend werkzaam als projectmanager. Het belangrijkste motief om eraan te beginnen, was verslag willen doen van een intellectuele reis; een reis ingegeven door nieuwsgierigheid. Ik wilde namelijk meer weten over een fenomeen dat me al mijn hele leven bezighoudt: conflicten. Niet alleen professioneel maar ook persoonlijk ben ik gefascineerd door wat er precies gebeurt als twee mensen of twee samenwerkende partijen elkaar tot het uiterste drijven. Waarom doen ze dat? Welke mechanismen spelen er een rol? Speelt persoonlijkheid een rol? Wat kun je eraan doen? Is het überhaupt wel erg? Met de publicatie van dit proefschrift is de reis volbracht, maar de zoektocht is nog niet ten einde. Het lijkt inmiddels een verschrikkelijk cliché: naarmate je meer te weten komt, besef je steeds beter dat je eigenlijk nog maar zo weinig weet. De reis was echter prachtig; een reis die ik zonder de geweldige medewerking van heel veel mensen nooit had kunnen volbrengen. Allereerst dank ik het ‘promotieteam’. Léon de Caluwé, hoogleraar Advieskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, dank ik in het bijzonder voor zijn motiverende en volhardende stijl van begeleiden en Hans Wamelink, hoogleraar Bouwmanagement aan de Technische Universiteit Delft, dank ik in het bijzonder voor zijn scherpe logica en humor. Verder dank ik Frido Smulders, hoofddocent aan de faculteit Industrieel Ontwerpen van de Technische Universiteit Delft, als uiterst creatieve criticaster en ondersteuner van het gemoed. Dirk Snelders, thans Technische Universiteit Eindhoven, ben ik dankbaar voor zijn scherpe, snelle en uiterst behulpzame adviezen en Tom Coppens, KULeuven, voor het uitlenen van zijn onderhandelingssimulatie. Ik dank ook directe collega’s aan de Technische Universiteit Delft, ieder vanuit hun specialisme of ervaring in het doen van onderzoek: Clarine van Oel, Ineke Bruil, Dion Kooijman, Peter Paul van Loon, Gerard Wigmans, in het bijzonder Fred Hobma, Friso de Zeeuw, hoogleraar Gebiedsontwikkeling, en last but not least Hans de Jonge, hoogleraar Vastgoedmanagement. Veel collega’s hebben geholpen als facilitator bij de uitvoering van een experiment in het onderzoek: Jildou Klijnsma, Barbara Renier, Yolanda Steijns, Philip Koppels, Sake Zijlstra, Sjoerd Bijleveld en Leentje Volker. Verder heeft een onwaarschijnlijk groot aantal studenten meegewerkt aan het experiment dat deel uitmaakt van het onderzoek: observatoren Klein, Schaap, Wisgerhof, Van.

(8) viii. Sturen op haalbaarheid en relatie. der Werff, Van der Woerdt, Maref, Baggelaar, Korenstra, Van den Heuvel, Van Loon, Lith, Guru en 96 spelers. Allen mijn zeer hartelijke dank. Niet alleen ben ik collega’s en studenten dankbaar voor hun hulp bij de uitvoering van het experiment, maar ook de volgende professionele spelers: M. Buining Buining & Partners, K. Hamstra Gemeente Zeewolde, R. ’t Hoen Gemeente Hardinxveld – Giessendam, P. Verschoor Gemeente Dongen, K. Kooistra Gemeente Hilversum, J. Calmeyer Meijburg – van Reekum Consultant/ Interim manager, B. Hiddinga Gemeente Montferland, A. Stroo Gemeente Rijnwoude, P. Smeets Ballast Nedam, J. van Pelt JP Van Eesteren, O. Wagenaar AM, M. Barten MN Services, T. Berg Leyten Vastgoedontwikkeling, J. Hutten AM, A. van Vianen Strabag Bouw en Ontwikkeling BV, R. Wind Wind Vastgoedontwikkeling, M. Hoevenaar Gemeente Amsterdam en B. van der Togt, zelfstandig ontwikkelingsmanager. Voor de uitvoering van het expertonderzoek was ik zeer afhankelijk van de bereidheid en tijd van de volgende experts: Adriaan Visser Gemeente Rotterdam, Frans van der Horst Ontwikkelingsbedrijf Vathorst, René Grotendorst Gemeente Amsterdam, Dick van der Harst Gemeente Den Haag, Hans Kranenburg, Henk van den Broek Heijmans Vastgoed, Henk van Veldhuizen Gemeente Amsterdam, Karel Sant, Leo Versteijlen Site, Martien Reissenweber, Niel Roekalea Van Mierlo Planontwikkeling, Peter Kuenzli, Piet van Ruler Twynstra Gudde, Renée Hoogendoorn PEARH BV, Willem de Jager Heijmans Vastgoed, Wout van der Poel Gemeente Utrecht en in het bijzonder Marco van Lente Twynstra Gudde en Ed Koelé Boulevard Management en Advies BV. Ik ben hen zeer erkentelijk. De laatste groep mensen aan wie ik veel verschuldigd ben, bestaat uit de deelnemers aan het eerste en tweede case onderzoek. Ik heb goede herinneringen aan de interessante, levendige en uitgebreide interviews met hen. Om hun anonimiteit te waarborgen, kan ik hen in deze publicatie helaas niet persoonlijk danken, maar zend hen een exemplaar van het proefschrift. Verder dank aan Barbara Zegveld, Renée de Graaf en Anneke Duijts voor hun redactionele werkzaamheden en Pim Slot voor zijn stelling. Ten slotte dank ik natuurlijk mijn vrouw Patricia Ravestijn voor haar nimmer aflatende en onvoorwaardelijke steun en mijn goede vriend Ronald van Warmerdam voor de vele bespiegelingen die we al zeilend met elkaar deelden. Louis Lousberg Amsterdam, januari 2012.

(9) Inhoudsopgave Voorwoord 1. INLEIDING 1.1 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6 2. Aanleiding PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten 1.2.1 Definitie 1.2.2 Kenmerken Afbakening van het onderzoeksveld 1.3.1 Projecten 1.3.2 Projectfasering 1.3.3 Samenvattend Conflicten 1.4.1 Definitie van disfunctionele conflicten 1.4.2 Functionele conflicten 1.4.3 Disfunctionele conflicten Probleemstelling, doel- en vraagstelling 1.5.1 Knelpunten 1.5.2 Van knelpunten naar disfunctionele conflicten 1.5.3 Conclusies: probleemstelling, doelstelling en vraagstelling Onderzoeksopzet. vii 1 1 2 3 3 5 5 6 7 7 7 7 8 9 9 10 11 12. VERKENNING VAN HET ONDERZOEKSOBJECT: EERSTE CASE ONDERZOEK 15 2.1 2.2. 2.3. 2.4. Inleiding Aanpak 2.2.1 Cases, interviews en gespreksonderwerpen 2.2.2 Analysemethode De case met het disfunctioneel conflict 2.3.1 Beschrijving 2.3.2 De case met het disfunctioneel conflict: oorzaken. 2.3.3 Case met het disfunctioneel conflict: oplossingen voor het voorkòmen van disfunctionele conflicten De case zonder disfunctioneel conflict. 15 16 16 17 19 19 20 27 30.

(10) x. Sturen op haalbaarheid en relatie. 2.5 3. LITERATUURONDERZOEK: OP ZOEK NAAR INTERVENTIES 3.1 3.2. 3.3. 3.4. 3.5 3.6 4. 2.4.1 Beschrijving 2.4.2 Case zonder disfunctioneel conflict: oplossingen voor het voorkòmen van een disfunctioneel conflict Eindconclusie. Inleiding Projectmanagement-, procesmanagement- en gebiedsontwikkelingsliteratuur 3.2.1 Projectmanagementliteratuur 3.2.2 Procesmanagementliteratuur 3.2.3 Gebiedsontwikkelingsliteratuur over PPS-en. 3.2.4 Conclusie Onderhandelings- en conflictliteratuur 3.3.1 Onderhandelingsliteratuur 3.3.2 Conflicthanteringstijlen 3.3.3 Integratief of distributief onderhandelen? 3.3.4 Conflictliteratuur 3.3.5 Conclusie Handelingsperspectief 3.4.1 Twee dimensies: haalbaarheid en relatie 3.4.2 Uitgangspunt: reframen 3.4.3 Uitwerking: kansrijke interventies Conclusie literatuuronderzoek: hypothese Onderzoeksstrategie. TOETS VAN DE HYPOTHESE: EXPERIMENT IN EEN SPELSIMULATIE 4.1 4.2. 4.3. 4.4. Inleiding De spelsimulatie 4.2.1 Selectie van de spelsimulatie 4.2.2 Uitwerking van de spelsimulatie Ontwerp experiment 4.3.1 Random toewijzing van proefpersonen aan condities 4.3.2 Beperking tot een precies geformuleerde ingreep 4.3.3 Betrouwbare en valide meting van de afhankelijke variabele 4.3.4 Verwachtingen Het experiment 4.4.1 De eerste ronde met naïeve deelnemers. 30 31 37 39 39 40 40 42 44 47 48 48 48 51 54 59 60 60 62 63 68 69 73 73 73 74 75 76 77 78 78 79 79 79.

(11) Inhoud. 4.5 4.6. 4.7 5. VRAGEN UIT NADERE ANALYSE VAN SPELSIMULATIE: EXPERTONDERZOEK 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5. 5.6. 5.7 6. 4.4.2 De tweede ronde met naïeve deelnemers 4.4.3 De ronde met professionals 4.4.4 Resultaten van het experiment Evaluatie Nadere analyse van de spelsimulatie met professionals 4.6.1 Aanpak 4.6.2 Bevindingen 4.6.3 Onderzoeksvragen Conclusie en vervolgvragen. Inleiding Aanpak Selectie experts Analysemethode Bevindingen 5.5.1 Bevindingen over de herkenbaarheid van de stelling 5.5.2 Bevindingen over de relatie op de lange termijn 5.5.3 Samenvattend Reflectie op de resultaten 5.6.1 Reflectie met betrekking tot vertrouwen 5.6.2 Reflectie op de beïnvloeding van het samenwerkingsklimaat Conclusies. INTERVENTIES IN DE PRAKTIJK: TWEEDE CASE ONDERZOEK 6.1 6.2. 6.3. Inleiding Aanpak van het case onderzoek 6.2.1 Selectie van de cases 6.2.2 Onderzoeksfasen Single case analyse 6.3.1 Case 1 6.3.2 Case 2 6.3.3 Case 3 6.3.4 Case 4 6.3.5 Case 5 6.3.6 Case 6 6.3.7 Case 7 6.3.8 Case 8. xi. 80 85 88 89 90 90 90 91 91 93 93 93 94 95 95 95 100 102 103 103 105 108 111 111 112 112 113 116 116 123 127 131 135 140 143 147.

(12) xii. Sturen op haalbaarheid en relatie. 6.4. 6.5 7. 6.3.9 Case 9 6.3.10 Case 10 Cross case analyse 6.4.1 Samenwerkingsklimaat op diverse momenten van het conflictverloop 6.4.2 Interventies en het gemiddelde samenwerkingsklimaat 6.4.3 Interventies en het samenwerkingsklimaat tijdens het conflict 6.4.4 De interventies uit het case onderzoek verzameld Conclusies. 152 158 161 162 166 167 171 173. EINDCONCLUSIE EN AANBEVELINGEN: TERUGBLIK EN VOORUITZICHT 175 7.1 7.2 7.3 7.4. 7.5. Inleiding Eindconclusie Aanbevelingen voor de praktijk. Reflectie 7.4.1 Het onderzoek 7.4.2 Maatschappelijke betekenis 7.4.3 Betekenis voor de managementwetenschappen Aanbevelingen voor verder onderzoek 7.5.1 Veronderstellingen 7.5.2 Sociale motivatie en kwaliteit van het contract. 175 175 178 184 184 187 188 189 189 190. LITERATUUR. 193. STUREN OP HAALBAARHEID EN RELATIE. 200. Samenvatting MANAGING FEASIBILITY AND RELATIONSHIP Summary. 200 204 204. CURRICULUM VITAE. 213. DEFINITIES. 214. BIJLAGEN. 217. Bijlage 1: Rolbeschrijving spelers simulatie (zie Hfdstk. 4) Bijlage 2: Instructie facilitator experimentele groep Bijlage 3: Beoordelingslijst observator Bijlage 4: Resultaten van de simulatie met naïeve deelnemers Bijlage 5: Frequentieverdeling van somscores meting 1 bij naïeve deelnemers. 218 221 223 224 226.

(13) Inhoud. Bijlage 6: Resultaten van de simulatie met professionals Bijlage 7: Frequentieverdeling van somscores meting 1 bij professionele deelnemers Bijlage 8. Vergelijking van het verloop van het begin van de runs Bijlage 9. Vragenlijst tweede case onderzoek. xiii. 227 228 229 230.

(14)

(15) 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Conflicten zijn fascinerend. Zeker als ze voorkomen in een zakelijke omgeving. Daar is het, althans binnen de westerse cultuur, ‘not-done’ om veel emotie te tonen. In een zakelijke omgeving lijken er sterker dan in een persoonlijke omgeving meerdere werkelijkheden te onderscheiden die tegelijkertijd aanwezig zijn; de werkelijkheid van het pittige, maar relatief rustig uitgesproken meningsverschil en de innerlijke werkelijkheid waar de metafoor ‘kokend van woede’ op van toepassing is. Zolang het zakelijk leven gewoon verder gaat, lijkt het een situatie te zijn van ‘business as usual’. Toch is dat niet altijd het geval. In twee ruimtelijke ontwikkelingsprojecten waarbij ik als manager betrokken was, werd nauw samengewerkt tussen een gemeente en een projectontwikkelaar en ontstonden regelmatig conflicten. In het ene project heb ik een aantal keren meegemaakt dat een vertegenwoordiger van één van beide partijen met stemverheffing en rood aangelopen hoofd de vergadering verliet en het project vervolgens weken vertraging opliep. In het andere project vertoonde een vertegenwoordiger van één van beide partijen tijdens een conflict een dermate strategisch gedrag dat uiteindelijk de vertrouwenskwestie werd gesteld en maar net kon worden voorkomen dat de samenwerking werd afgebroken. De periode na het conflict werd vervolgens gekenmerkt door wantrouwen en noncommunicatie; een soort gewapende vrede die de kwaliteit van de resultaten van het project bepaald geen goed heeft gedaan. Mijn vraag was of dit vaker voorkomt bij soortgelijke projecten. Aan het begin van dit onderzoek heb ik daarover uitgebreide gesprekken gevoerd met collega managers. Uit die gesprekken blijkt dat ze mijn ervaring deelden, maar dat ieder zo zijn eigen kijk heeft op de oorzaak van conflicten en de mogelijkheden om daar als manager wat aan te doen. Daardoor wist ik nog steeds niet ‘hoe het zat’. Tijd om de literatuur in te duiken. Uit de eerste literatuurscan bleek dat een conflict soms wordt gezien als het ultieme scharnierpunt waar het in (project)organisaties om draait (o.a. Van Dongen 1996, Graham 2007). Definities van conflicten, beschrijvingen, verklaringen en de-escalerende technieken volop, echter relatief weinig auteurs besteden aandacht aan het voorkòmen ervan, laat staan aan operationele.

(16) 2. Sturen op haalbaarheid en relatie. handvatten daarvoor die van toepassing zijn bij Publiek Private Samenwerking (PPS) in de ruimtelijke ontwikkeling. Bij het starten van het onderzoek werd het debat over bouwmanagement binnen en buiten de universitaire muren gedomineerd door een instrumentele benadering (Lousberg, 2006, 2007, 2009). Stappenplannen, spreadsheets, feitelijkheden, daar ging het om, terwijl veel projectmanagers uit ervaring weten dat dit maar één kant van de medaille is en dat er een minstens zo belangrijke kant aan het vak zit: de sociale. Kortom, er waren vier aanleidingen voor de beslissing om dit onderzoek te gaan doen: − verbazing over de heftigheid van conflicten tussen gemeenten en projectontwikkelaars in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten; − nieuwsgierigheid naar ‘hoe dat dan zit’; − gebrek aan literatuur over het voorkòmen van conflicten, met name bij publiek private samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten; − de dominantie van de instrumentele kant van het vak over de sociale kant ervan.. 1.2 PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten Publiek Private Samenwerking (PPS) bestaat al heel lang. ‘De Verenigde OostIndische Compagnie (VOC), opgericht in maart 1602, was al een voorbeeld van publiekprivate samenwerking in Nederland. De stad Amsterdam participeerde voor meer dan 50% in het risicodragende kapitaal van de VOC ten tijde van haar oprichting en de Compagnie was direct betrokken bij de inrichting van de stad.’ (Bult Spiering 2003: 8). Na intensieve samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven bij de wederopbouw na 1945, kwam daarin in de loop van de jaren zestig een kentering, die eindigde in een diepe kloof in de jaren zeventig (ibid. 8). Vanaf de opname in 1986 van het begrip PPS in het regeerakkoord van het kabinet Lubbers II geniet PPS in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingsprojecten een grote belangstelling: ‘Nieuwe vormen worden opgezet van publiek en private samenwerking, met de gemeentelijke overheid, het plaatselijke c.q. regionale bedrijfsleven en indien nodig de rijksoverheid, gericht op het opvoeren van het investeringsvolume ten behoeve van onder meer stedelijke vernieuwing’ (ibid. 9). Sinds de opname van het begrip PPS in het regeerakkoord van 1986 zijn veel PPS-projecten gestart, gerealiseerd, nog gaande of in voorbereiding, bestaan er diverse PPS-netwerken en wordt onderzoek naar het functioneren van PPS-en in ruimtelijke ontwikkeling gedaan. In die 25 jaar lijkt PPS in ruimtelijke-.

(17) 1. Inleiding. 3. ontwikkelingsprojecten daarmee aan actualiteit niets te hebben ingeboet en zelfs structurele vormen aan te nemen (Ministerie Van Financiën, 2008: 3). 1.2.1. Definitie. In de literatuur tracht men in verschillende definities grip te krijgen op het fenomeen PPS. Alle definities bevatten één of meer beschrijvende kenmerken van een PPS of geven voorwaarden aan waaronder PPS een te prefereren vorm van samenwerking is, waardoor ze onderling nogal verschillen (Bult Spiering, 2003: 24,25). Een meer generieke definitie blijkt te worden gegeven door De Bruijn (De Bruijn et al, 2005: 232): ‘PPS is een niet vrijblijvende relatie tussen overheid en private partijen ten behoeve van het realiseren van bepaalde publieke en private doelen, waarbij zowel afspraken worden gemaakt over de verdeling van de kosten en risico’s als over zeggenschap’. Deze definitie geldt in deze vorm echter ook voor projecten in de ruimtelijke ontwikkeling waarbij van een traditionele opdrachtgever/opdrachtnemerhiërarchie sprake is. Daarnaast wordt uit de definitie niet duidelijk in hoeverre er afspraken worden gemaakt over toekomstige opbrengsten uit het project. Daarom hanteer ik in dit onderzoek de volgende definitie van Publiek Private Samenwerking: PPS is een niet vrijblijvende relatie tussen overheid en private partijen ten behoeve van het realiseren van bepaalde publieke en private doelen, waarbij afspraken worden gemaakt over de verdeling van risico’s en opbrengsten bij gezamenlijke investeringen in een niet-hiërarchische relatie. Ruimtelijke ontwikkelingsprojecten worden in dit onderzoek gedefinieerd als: tijdelijke, resultaatgerichte samenwerkingsverbanden tussen mensen, waarin gebruik wordt gemaakt van schaarse middelen (Wijnen et al, 2004: 8) om de ruimtelijke inrichting van een land tot stand te brengen (vgl. Bult Spiering, 2003: 7). PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten, zoals in dit onderzoek gedefinieerd, onderscheidt zich in hoofdzaak van andere soorten projecten doordat er sprake is van: − een gezamenlijke risicodragende investering; − een niet-hiërarchische relatie 1.2.2. Kenmerken. In een PPS-project komen twee netwerken samen: het publieke en het private netwerk. Een project waarin publieke en private actoren bij ruimtelijke ontwikkeling samenwerken, kan aldus worden gezien als een geactiveerd deel van het publiek-private netwerk (zie figuur 1.1)..

(18) 4. Sturen op haalbaarheid en relatie. Figuur1.1: Project als geactiveerd deel van publiek-private netwerk (naar Bult Spiering, 2003: 29). De samenwerking tussen de actoren kan worden beschreven in termen van: − de kenmerken van de publieke en private actoren; − de kenmerken van het netwerk; − de kenmerken van het ruimtelijk ontwikkelingsproject. In figuur 1.2 worden deze kenmerken weergegeven. Daarvan zijn de kenmerken van Publieke Actoren en Private Actoren paarsgewijs weergegeven; die van het Netwerk en het Project niet. Actoren Publiek Maatschappelijk rendement Algemeen belang Minimaliseren risico’s Besluitvorming door meerdere actoren Politieke markt Open systeem Rollen: Rijk, provincie, gemeente: beleidsmakers en uitvoerders. Privaat Bedrijfseconomisch rendement Aandeelhoudersbelang Nemen risico’s Besluitvorming door beperkt aantal actoren Goederen- en dienstenmarkt Gesloten systeem Rollen: Ontwikkelaar ontwerper, uitvoerder, financier, belegger. Netwerk. Project. Veel verschillende actoren. Eindig, maar lange doorlooptijd Oplossing specifiek probleem Politiek en maatschappelijk belang groot Locatie gebonden, uniek en ondeelbaar Veel middelen nodig. Complementair Wederzijds afhankelijk Commitment is groot Streven naar wederzijdse opbrengsten Langdurige niet hiërarchische relatiepatronen Sterke dynamiek. Risico’s zijn groot. Reputatie is belangrijk. Spin-off. Middelen zijn schaars. Figuur 1.2: Kenmerken van Publiek Private Samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten als kenmerken van actoren, netwerk en project ( Bult Spiering, 2003: 44). Daarmee zijn de kenmerken van de Publiek Private Samenwerking in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten in grote lijnen geschetst. In de volgende paragraaf worden van dit soort projecten voorbeelden gegeven..

(19) 1. Inleiding. 5. 1.3 Afbakening van het onderzoeksveld 1.3.1. Projecten. Ruimtelijke ontwikkelingsprojecten kunnen worden onderscheiden in gebiedsontwikkelingsprojecten, infrastructuurprojecten en vastgoedprojecten. Voorbeelden van PPS bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten zijn: Gebiedsontwikkelingsprojecten: − VINEX-locaties zoals Leidsche Rijn Utrecht, Wateringse Veld Den Haag, Floriande Hoofddorp, Ypenburg Nootdorp, Vathorst Amersfoort, Waal-sprong Nijmegen, Valkenburg Castricum en Brandevoort Helmond; − stedelijke ontwikkelingsprojecten zoals het Paleiskwartier Den Bosch, Stationsgebied Zutphen, Utrecht Centrum Project, IJburg Amsterdam, Delftse Spoorzone, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Ceramique Maastricht en Zitterd Revisited; − de zogenaamde Nieuwe Sleutel Projecten geconcentreerd op vervoersknooppunten zoals Amsterdam Zuidas, Rotterdam CS, Den Haag CS Kwadrant, Spoorzone Breda en Arnhem Centraal Coehoorn. Infrastructuurprojecten: − A35, A4, A59, N31, A-12, A-15, Tweede Coentunnel, HSL-Zuid infraprovider, Randstad Rail, De Waardse Alliantie, MTC Valburg, Sijtwende, Transrapid, A2 Hooggelegen, A2 Maastricht en Hollandse Brug. Vastgoedprojecten: − Montaigne Lyceum Den Haag, Renovatie Ministerie van Financiën, Justitieel complex Schiphol, Penitentiaire inrichting Zaanstad, Justitiële jeugdinrichting Zaanstad, Penitentiaire inrichting Noorderbocht Rotterdam, kantoor Informatie Beheer Groep en Belastingdienst Groningen, afvalzuivering Harnasch Polder, Internationale School Eindhoven, GroeneHartZiekenhuis in Gouda, Hardenbergs Ziekenhuis en Kromhout Kazerne Utrecht. Een deel van deze projecten voldoet echter niet aan de in paragraaf 1.1.2 weergegeven kenmerken van een PPS-project als een gezamenlijke risicodragende investering en een niet hiërarchische relatie. Omdat in veel infrastructuurprojecten de vorm van de PPS wordt vastgelegd in een concessiecontract (vgl. Bult Spiering, 2003: 55) wordt vanwege de daaraan inherente hiërarchische relatie niet voldaan aan de definitie. Dit geldt eveneens voor de genoemde vastgoedprojecten waarbij de overheid binnen een Design Build Finance en Maintain (DBFM)-contract na een uitgebreid onderhandelingstraject opdracht geeft aan een bouwbedrijf om een gebouw te.

(20) 6. Sturen op haalbaarheid en relatie. ontwerpen, te bouwen, te financieren en te onderhouden voor een lange periode, bijvoorbeeld 30 jaar, tegen een vaste maandelijkse jaarlijkse vergoeding; een soort huur. Deze projecten vallen niet onder de scope van dit onderzoek omdat er sprake is van een hiërarchische relatie of er geen sprake is van een gezamenlijke risicodragende investering. 1.3.2. Projectfasering. In het onderhavige onderzoek is met betrekking tot de projectfasering een onderscheid gemaakt tussen de fase voorafgaand aan het uitvoerings- (of realisatie)contract en de contractfase. In de fase voorafgaand aan het uitvoeringscontract wordt eerst gestreefd naar overeenstemming over wie wat onder welke voorwaarden gaat doen. Bijvoorbeeld wie hoeveel en welke woningen gaat bouwen en wie de openbare ruimte daartussen ontwikkelt. Vervolgens wordt een plan ontworpen en uitgewerkt, waarvan in een aantal versies wordt bepaald of het haalbaar is. Daarin staat de haalbaarheid dus centraal. Daarna kan de realisatie beginnen, gevolgd door de exploitatie of het gebruik. Onderzoeken naar knelpunten bij PPS in ruimtelijke ontwikkeling hebben vrijwel allemaal met elkaar gemeen dat zij een nadrukkelijk onderscheid maken tussen succes- en faalfactoren in de fasen waarin een uitvoeringscontract tot stand komt en de contractuele fase (o.a. Van der Meij et al 2000, vgl. Bult Spiering 2003, Van Rooy 2009). Daarnaast komt in een reeks onderzoeken naar de stand van zaken met betrekking tot de woningbouw in Nederland waarvan een deel gerealiseerd is in een PPS, naar voren dat de meeste en meest intense knelpunten zich voordoen in de planontwikkelingsfase (De Vries et al, 2003 en Dol et al, 2005, 2007). Een voorbeeld daarvan is beschreven in een onderzoek naar het functioneren van Wijkontwikkelingsmaatschappijen (Hulshof et al, 2002). Daarin wordt gesteld dat vertragingen en problemen ontstaan op het moment dat men van een intentieovereenkomst overgaat naar daadwerkelijk uitonderhandelen, want dan moeten immers afspraken worden gemaakt over participatie en risicoverdeling. Zeker als de plannen nog slechts in hoofdlijnen zijn uitgewerkt, is dit een moeizaam verlopende fase vanwege de onzekerheden en risico’s die de partijen gaan lopen (ibid. 9). Verder kan in sommige gevallen met het vaststellen van het contract een omslag in de verhoudingen binnen de PPS plaatsvinden van een niethiërarchische relatie naar een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie, met name in die gevallen waarin de private partner een ontwikkelende aannemer is..

(21) 1. Inleiding. 7. Om die redenen beperkt dit onderzoek zich tot de fase voorafgaand aan het uitvoeringscontract. 1.3.3. Samenvattend. Samenvattend is het onderzoek beperkt tot PPS-projecten in de ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van: − een gezamenlijke risicodragende investering; − een niet-hiërarchische relatie tussen partijen; − de fase voorafgaand aan het uitvoeringscontract.. 1.4 Conflicten 1.4.1. Definitie van disfunctionele conflicten. Conflicten zijn in de literatuur op veel manieren gedefinieerd. Tjosvold stelt: ‘bij een conflict is er sprake van onverenigbare activiteiten; de actie van een persoon interfereert, werkt tegen of staat op een of andere manier in de weg van de acties van de ander’ (Tjosvold, 1998: 287). Deze definitie heeft als nadeel dat hij niet ingaat op dat wat onder het in elkaar in de weg staan ligt: het ontbreken van gelijke doelen. Zo maakt de definitie niet duidelijk dat het mogelijk is dat één van de partijen bewust op het conflict aanstuurt en het resultaat juist het conflict zelf is. De volgende definitie gaat daar wel op in: ‘Een conflict is een gepercipieerd verschil in belangen en de perceptie dat verschillende aspiraties niet gelijktijdig bereikt kunnen worden’ (Duke et al, 2004: 169). Deze definitie laat zien dat er in geval van conflict geen door allen gewenst gezamenlijk resultaat wordt bereikt. Beide definities laten echter zowel een positieve als een negatieve waardering van een conflict toe. In een andere definitie gebeurt dit niet: ‘Een conflict is het actieve streven van een partij naar een gewenste uitkomst die onverenigbaar is met door anderen gewenste uitkomsten en die gevoelens van vijandschap oproept’ (Pinto, 2004: 209). Daarmee blijkt deze definitie de nadruk te leggen op een negatieve waardering van een conflict, terwijl dit helemaal niet zo hoeft te zijn. Het onderscheid in functionele en disfunctionele conflicten komt daaraan tegemoet. 1.4.2. Functionele conflicten. Wat een functioneel of een disfunctioneel conflict is, is normatief. Het is afhankelijk van de mate waarin het als een probleem wordt gezien of ervaren. In dit onderzoek, binnen de context van PPS bij ruimtelijke ontwikkelings-.

(22) 8. Sturen op haalbaarheid en relatie. projecten, is ervan uitgegaan dat conflicten een inherent en onuitwisbaar kenmerk van het onderhandelingsproces zijn (Schruijer, 2007: 209). Conflicten kunnen daarbij zowel positieve als negatieve effecten hebben. Conflicten hoeven namelijk niet noodzakelijk contraproductief of schadelijk te zijn (Nauta, 1996: 23). Zo kan een stevig en constructief uitgevochten meningsverschil onder bepaalde voorwaarden een positieve bijdrage leveren (De Dreu, 2005: 70, 71) en daarmee dan functioneel zijn. Ander onderzoek bevestigt dit: ’Onderzoek naar diverse settings bevestigt de functionaliteit van conflicten, waarbij werd aangetoond dat de prestaties in al geruime tijd bestaande groepen meer verbeterden bij conflicten tussen leden dan bij een tamelijk sterke overeenstemming. Anderen hebben soortgelijke resultaten gevonden: groepen van leden met uiteenlopende interesses produceren kwalitatief betere oplossingen voor allerlei problemen dan homogene groepen’ (Robbins et al, 2010: 269). Uit het voorgaande wordt afgeleid dat het bij functionele conflicten gaat om conflicten: − waarin confrontaties plaatsvinden (De Dreu, 2005: 70, 71); − waarin verhelderingen optreden (Robbins et al, 2010: 269); − die op een constructieve manier worden gehanteerd (Nauta, 1996: 23). 1.4.3. Disfunctionele conflicten. In een werkomgeving kan onderscheid gemaakt worden tussen taakgerelateerde en sociaal emotionele conflicten (De Dreu, 2004: 14). Daarbij kunnen taakgerelateerde conflicten de teameffectiviteit in het kader van innovaties positief beïnvloeden, dus productief zijn (De Dreu, 2004: 65). Daarentegen kunnen sociaal emotionele conflicten destructief zijn (De Dreu, 2004: 80). ‘De destructieve gevolgen van conflicten op de prestaties van groepen of organisaties zijn alom bekend. Die kunnen we als volgt samenvatten: onbeheerste tegenstand resulteert in ontevredenheid, wat een einde maakt aan gemeenschappelijke banden en op den duur aan de groep. Natuurlijk is in de literatuur afdoende gedocumenteerd dat bij disfunctionele conflicten de groep minder effectief is. Ongewenste gevolgen zijn een moeizamere communicatie, minder groepscohesie en machtsstrijd tussen de leden waardoor de groepsdoelen naar de achtergrond verdwijnen. In extreme gevallen kan de groep zelfs niet langer functioneren en komt het voortbestaan van de groep in gevaar’ (Robbins et al, 2010: 269). Robbins et al stellen dat de vraag of in een werksituatie een conflict functioneel of disfunctioneel is afhankelijk is van het type conflict, waarbij taakgerelateerde conflicten functioneel zijn en relatieconflicten disfunctioneel (Robbins et al, 2010: 263). Anderen leggen het criterium van disfunctionaliteit bij de blokkade van de interactie (vgl. Van Dongen et al, 1996, 230). In onderhavig onderzoek wordt ervan uitgegaan dat het essentieel is dat een conflict niet escaleert in een.

(23) 1. Inleiding. 9. conflict waarin niet argumenteren, maar winnen of verliezen de kernvraag is geworden (vgl. De Dreu, 2005: 77, 48). De aandacht in dit onderzoek is gericht op het voorkòmen van disfunctionele conflicten in het belang van het project. Het is niet in het belang van het project als een conflict een ongewenste vertraging van het project of ongewenste afbreuk van de relatie tot gevolg heeft; daarmee worden doelstellingen niet gehaald en lijdt het project dus schade. Uit het voorgaande is de volgende definitie van disfunctionele conflicten af te leiden. Een disfunctioneel conflict is een conflict waarbij, hoewel partijen anders willen: − geen door allen gewenst gezamenlijk resultaat wordt bereikt (vgl. Duke et al, 2004: 169); − winnen of verliezen de kernvraag is geworden (vgl. De Dreu, 2005: 77, 48); − sprake is van een ongewenste vertraging of afbreuk van de relatie die schadelijk is voor het project.. 1.5 Probleemstelling, doel- en vraagstelling In de paragraaf Aanleiding aan het begin van dit hoofdstuk zijn twee PPSprojecten genoemd waar door eigen waarneming conflicten gesignaleerd zijn en werd uit gesprekken met collega’s geconcludeerd dat deze vaker voorkwamen in soortgelijke projecten. Om te onderzoeken in hoeverre de in deze aanleiding gesignaleerde problematiek zich niet beperkt tot de genoemde ervaringen, is een studie gemaakt van bestaand knelpuntenonderzoek bij PPS in ruimtelijke ontwikkeling. Deze studie wordt in paragraaf 1.5.1 kort samengevat. Daarna volgt op basis van in de literatuur gevonden specifieke eigenschappen van een PPS-omgeving de probleemstelling dat in een dergelijke omgeving knelpunten kunnen leiden tot escalatie tot disfunctionele conflicten. De paragraaf eindigt met de daarvan afgeleide doelstelling en vraagstelling van het onderzoek. 1.5.1. Knelpunten. Sinds Kouwenhoven in zijn dissertatie uit 1991 een aantal start- en procescondities heeft gedefinieerd voor het slagen van PPS-projecten bij ruimtelijke ontwikkeling, is veel onderzoek gedaan naar knelpunten in gebiedsontwikkelings- en infrastructuurprojecten. Een kort overzicht. De conclusie van een evaluatie uit 2000 van publiek-private samenwerkingsprojecten is dat de spanning tussen publieke en private partijen vooral.

(24) 10. Sturen op haalbaarheid en relatie. ligt tussen kwaliteitmaximalisatie door de overheid en winstmaximalisatie door private partners (Van der Meij et al, 2000: 39). Uit een evaluatie van PPS-projecten blijkt in 2001 dat de samenwerking tussen publieke en private partijen moeizaam is (Spiering et al, 2001: 18) en worden diverse knelpunten gevonden, zoals onbekendheid, onzekerheid en traagheid over publieke besluitvorming, botsende belangen en onvoldoende aandacht voor motieven en noodzaak van de samenwerking (ibid. 21,22). Deze evaluatie eindigt met de conclusie dat verschillende PPS-processen vaak spaak lopen door het gebrek aan kennis over belangen en posities van betrokken publieke en private partijen (ibid. viii). In haar dissertatie uit 2003 schrijft Bult Spiering: ‘De ervaringen met PPSprojecten lijken, ondanks de succesvolle voorbeelden, niet onverdeeld positief zijn. De PPS-praktijk laat zien dat er regelmatig knelpunten optreden in de interactie tussen publieke en private actoren’ (Bult-Spiering, 2003: 15). Eén van haar conclusies is dat de negatieve aspecten van de PPS-relatie vooral te maken hebben met de onzekerheid van de publieke besluitvorming en de verdeeldheid onder, en gebrekkige afstemming tussen, de verschillende publieke actoren (ibid. 270). In een literatuurstudie naar PPS bij integrale gebiedsontwikkelingsprojecten in 2004 komen verschillende knelpunten naar voren op het gebied van onder andere belangenstellingen en de publieke besluitvorming & procedures. Verder wordt een gebrek aan vertrouwen en openheid gesignaleerd en een te beperkte samenwerking (te laat, te vrijblijvend) (Blanken et al, 2004: 41). Ten slotte resulteert een studie van veertig cases uit 2009 in een aantal knelpunten zoals het ontbreken van een gezamenlijk opgestelde probleemdefinitie en door beleidsretoriek opgeklopte verwachtingen aan het begin, waardoor het proces uiteindelijk vastloopt (Van Rooy, 2009: 104-126). Geconcludeerd wordt dat er bij PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten door de jaren heen diverse knelpunten optreden die de samenwerking beïnvloeden. Daarmee is echter nog niet duidelijk of die knelpunten zich kunnen ontwikkelen tot disfunctionele conflicten. 1.5.2. Van knelpunten naar disfunctionele conflicten. Voor een verband tussen knelpunten en disfunctionele conflicten bij een PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten zijn diverse aanwijzingen in de literatuur gevonden:.

(25) 1. Inleiding. 11. 1. PPS-projecten in de ruimtelijke ontwikkeling zijn complex (Bult-Spiering, 2003:332). Belangrijke dimensie van complexiteit is onzekerheid (De Leeuw, 2002: 189, Weening 2006: 22). In onzekere situaties spelen vooronderstellingen, gedefinieerd als feiten en waarden, een belangrijke rol en liggen deze dicht bij emotioneel geladen geloof (Weick, 1995: 114). In een onzekere situatie bestaat een ten opzichte van stabiele contexten grotere kans dat conflicten sociaalemotioneel worden (Schruijer, 2007: 208, De Dreu, 2005:71, 72). 2. PPS-projecten in de ruimtelijke ontwikkeling worden gekenmerkt door de sociale diversiteit van publieke en private partijen (Van der Meij et al, 2000:39, Bult-Spiering, 2003: 260, Karré et al, 2007: 192). Sociale diversiteit, gedefinieerd als verschillend in sociale termen: demografische kenmerken, cultureel bepaalde waardesystemen, religieuze overtuigingen enz., vergroot de kans op sociaalemotionele conflicten (Jehn et al, 1999 in De Dreu, 2005: 112, Pinto, 2004: 208). 3. PPS-projecten in de ruimtelijke ontwikkeling zijn ambigue (Teisman, 2004: 14). In ambigue situaties blijkt dat spelers met een verschillende waardeoriëntatie bij gebrek aan objectieve criteria meer op persoonlijke of professionele waarden leunen bij het zin geven aan die situatie. De botsing van verschillende waarden chargeert de situatie vaak politiek en emotioneel (Weick, 1995: 93). Alle drie de aanwijzingen leiden tot de conclusie dat de specifieke eigenschappen van een PPS in de ruimtelijke ontwikkeling een vergrote kans geven op sociaal-emotionele conflicten die disfunctioneel zijn. Dat wil ook zeggen dat in een dergelijke omgeving knelpunten kunnen escaleren tot disfunctionele conflicten. 1.5.3. Conclusies: probleemstelling, doelstelling en vraagstelling. Uit de literatuur (paragraaf 1.4) blijkt dat conflicten kunnen worden onderscheiden in functionele en disfunctionele conflicten. In het kader van dit onderzoek zijn disfunctionele conflicten gedefinieerd als conflicten waarbij, hoewel partijen anders willen: − geen door allen gewenst gezamenlijk resultaat wordt bereikt (vgl. Duke et al, 2004: 169); − winnen of verliezen de kernvraag is geworden (vgl. De Dreu, 2005: 77, 48); − sprake is van een ongewenste vertraging of afbreuk van de relatie die schadelijk is voor het project. In voorgaande paragrafen is beschreven dat er bij PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten door de jaren heen knelpunten optreden die de samenwerking beïnvloeden. In de literatuur zijn diverse aanwijzingen gevonden dat door de specifieke eigenschappen van een PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten,.

(26) 12. Sturen op haalbaarheid en relatie. knelpunten kunnen leiden tot escalatie naar disfunctionele conflicten die schadelijk zijn voor het project. Probleemstelling In de samenwerking tussen publieke en private partijen bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten kunnen knelpunten escaleren tot disfunctionele conflicten die schadelijk zijn voor het project. Onduidelijk is welke concrete maatregelen om deze disfunctionele conflicten te voorkomen in de literatuur zijn beschreven en welke maatregelen in de praktijk van een PPS bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten zijn getoetst. Doelstelling Doel van dit onderzoek is een bijdrage te leveren aan de kennis van en inzicht in interventies die disfunctionele conflicten bij PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten voorkomen. Het gaat om het opsporen van oorzaken en preventieve oplossingen voor disfunctionele conflicten. Daarbij wordt gekeken vanuit een managersperspectief. Managen wordt hier gedefinieerd als realiseren met mensen (De Leeuw, 2002: 20). Een interventie is één (of een serie) geplande (veranderings)activiteit(en) die erop gericht is (zijn) de effectiviteit van een organisatie te (helpen) vergroten (De Caluwé et al, 2006: 291); in dit onderzoek betreft het één of een serie ingrepen op operationeel niveau - het niveau van concreet handelen ‘aan de onderhandelingstafel’, waarmee beoogd wordt in het belang van het project te voorkomen dat een conflict disfunctioneel wordt en welke ingrepen niet alleen worden uitgevoerd door derden, maar ook door onderhandelende actoren zelf. Vraagstelling De centrale onderzoeksvraagstelling is derhalve: welke interventies op operationeel niveau kunnen in de praktijk van PPS bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten disfunctionele conflicten voorkomen?. 1.6 Onderzoeksopzet De onderzoeksopzet is niet van tevoren bepaald. Het totale onderzoek is opgebouwd uit een aantal deelonderzoeken. Telkens na de voltooiing van een deelonderzoek is een volgende onderzoeksvraag gesteld om uiteindelijk een antwoord te vinden op de centrale onderzoeksvraag. Kwalitatief en kwantitatief onderzoek zijn daarbij aanvullend op elkaar toegepast. Per deelonderzoek is bepaald welke onderzoeksmethode het meest geschikt is om de voor dat deelonderzoek gestelde vraag te beantwoorden. Dit wordt aan het begin van het desbetreffend deelonderzoek beargumenteerd. In deze inleiding tot het onderzoek wordt de opzet beknopt toegelicht..

(27) 1. Inleiding. 13. Ondanks de professionele ervaringen van de onderzoeker en zijn collega projectmanagers is aan het begin van het onderzoek onvoldoende duidelijk wat de oorzaken en preventieve oplossingen zijn bij disfunctionele conflicten. Daarom wordt gestart met een verkennend case onderzoek naar oorzaken en oplossingen in de praktijk (hoofdstuk 2). Deze oorzaken en oplossingen vormen aanknopingspunten voor een literatuurstudie. In de literatuur wordt gezocht naar verklaringen en preventieve interventies voor disfunctionele conflicten die van toepassing zijn op PPS-en in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. Het literatuuronderzoek eindigt met een hypothese over kansrijke interventies en daarnaast een vraag naar interventies in de praktijk, waaronder de in de hypothese opgenomen interventies (hoofdstuk 3). De hypothese wordt onderzocht door middel van een experiment in een spelsimulatie van onderhandelingen bij een PPS in een ruimtelijk ontwikkelingsproject (hoofdstuk 4). Uit een analyse van de spelsimulatie komt een aantal vragen voort dat wordt onderzocht in een expertonderzoek (hoofdstuk 5). De vraag uit hoofdstuk 3 naar interventies in de praktijk, waaronder die van de hypothese, wordt beantwoord door middel van een meervoudig case onderzoek. Daarin worden tien cases van PPS-en in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten met elkaar vergeleken (hoofdstuk 6). Hoofdstuk 7 bevat de eindconclusie, aanbevelingen voor de praktijk, een reflectie op de maatschappelijke en wetenschappelijke betekenis van het onderzoek en ten slotte aanbevelingen voor nader onderzoek. De vijf deelonderzoeken, respectievelijk de hoofdstukken 2, 3, 4, 5 en 6 hangen samen zoals afgebeeld in figuur 1.3.. Figuur 1.3. Samenhang van de onderzoeken.

(28)

(29) 2 Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek 2.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de probleemstelling voor het hele onderzoek is dat in de samenwerking tussen publieke en private partijen bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten knelpunten kunnen escaleren tot disfunctionele conflicten die schadelijk zijn voor het project. De algemene onderzoeksvraagstelling daarbij is: welke interventies op operationeel niveau kunnen in de praktijk van PPS bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten disfunctionele conflicten voorkomen? Zoals in de paragraaf Aanleiding in hoofdstuk 1 is vermeld, heb ik aan het begin van dit onderzoek uitgebreide gesprekken gevoerd met collega managers over mijn ervaringen met conflicten in PPS-en bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. Uit die gesprekken bleek dat ze mijn ervaring deelden, maar dat ieder zo zijn eigen kijk heeft op de oorzaak van conflicten en de mogelijkheden om daar als manager wat aan te doen. Ik miste op dat moment voldoende gedetailleerd inzicht en voldoende theoretische kennis om van daaruit systematisch relevante vragen te stellen over oorzaken van en oplossingen voor het voorkomen van disfunctionele conflicten bij PPS in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. Om dit inzicht te verkrijgen en om aanknopingspunten te vinden voor de literatuur is gekozen voor een verkennende case study..

(30) 16. Sturen op haalbaarheid en relatie. Gezocht wordt naar mogelijke oorzaken van en preventieve oplossingen voor een disfunctioneel conflict in de praktijk. De nadruk ligt daarbij op de praktijk; om aan de hand van een beschrijving van dat wat er gaande is een afbakening te kunnen maken van de begrippen die in die praktijk en op dat operationele niveau met oorzaak en oplossingen verbonden worden. De vraagstelling voor dit deelonderzoek is derhalve: welke begrippen worden in de praktijk van PPS bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten op operationeel niveau - het niveau van concreet handelen ‘aan de onderhandelingstafel’- met oorzaken en oplossingen van disfunctionele conflicten verbonden?. 2.2 Aanpak 2.2.1. Cases, interviews en gespreksonderwerpen. Cases Omdat dit deelonderzoek bedoeld is om een eerste beeld te krijgen, is ervoor gekozen om de uitersten van het conflictspectrum te nemen, namelijk één case waarin tussen een gemeente en een ontwikkelaar een disfunctioneel conflict is gerezen en één tegengestelde case waarin dat niet het geval is. Daarbij is uit het oogpunt van vergelijkbaarheid van de cases getracht de overige kenmerken van de cases zoveel mogelijk gelijk te houden. Kenmerkend voor beide cases is dat ze betrekking hebben op: − een samenwerking tussen een gemeente en projectontwikkelaars; − een gebiedsontwikkelingsproject; − afgeronde fasen voorafgaand aan het uitvoeringscontract, waarin teruggekeken kon worden op conflicten in die fase. Interviews Het onderzoek vindt plaats eind 2006. Voor het verzamelen van gegevens is vanwege het verkennende karakter van het deelonderzoek de keuze gevallen op het houden van open interviews. De te interviewen personen zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria. De te interviewen persoon: − is/was direct betrokkene in de case; − is bereid tot openheid (onder de voorwaarde van een vertrouwensprotocol waarin anonimisering van de onderzoeksgegevens is gewaarborgd). Het aantal te interviewen personen is afhankelijk gemaakt van de progressie (zowel in de breedte als in de diepte) die bij de interviews wordt gemaakt. Zodra er niets nieuws meer aan de ruwe data werd toegevoegd, werden geen interviews meer gehouden..

(31) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. 17. Met betrekking tot de diepgang van het gesprek bleek de bereidheid tot openheid cruciaal te zijn; een voorwaarde voor openheid is vertrouwen in de interviewer. Voor mij onbekende geïnterviewden waren pas in een tweede gesprek bereid om tot persoonlijke uitspraken te komen en hun meer voor de bühne geschikte uitspraken te laten varen. Vanwege mijn eerdere professionele betrokkenheid bij de case zonder disfunctioneel conflict is in die case volstaan met een enkel interview met drie sleutelfiguren van gemeentelijke en projectontwikkelaarzijde. Voor de case met het disfunctionele conflict waren daarentegen in totaal negen gesprekken nodig, waaronder dubbele gesprekken met de sleutelfiguren van de gemeente en de projectontwikkelaar. Gespreksonderwerpen In de bevestigingsbrief van de afspraak met de geïnterviewden en aan het begin van het gesprek zijn de algemene probleemstelling en de begrippen ‘conflicten’, ‘disfunctionaliteit’ en ‘oplossingen’ als gespreksonderwerpen aangegeven, waarna het woord zoveel mogelijk aan de geïnterviewde is gelaten. Over het gebruik van de gespreksonderwerpen moet een kanttekening geplaatst worden. Uitgangspunt bij dit deelonderzoek was dat geïnterviewden aan de hand van de gespreksonderwerpen op het moment van het interview een werkelijkheid in retrospectie construeren. Met name voor de case met een disfunctioneel conflict hebben bij geëscaleerde conflicten, partijen veelal een ernstig vervormd beeld van zichzelf, van de andere partij en van de werkelijkheid in het algemeen (Giebels et al, 2006: 120). Hierdoor zou een vertekend beeld kunnen ontstaan over dat wat er gaande was. Daarom is getracht de onderwerpen te laten belichten vanuit publieke kant en vanuit private kant. 2.2.2. Analysemethode. De keuze voor de analysemethode is afhankelijk van de vraagstelling. Voor dit deelonderzoek is de vraagstelling kwalitatief geïnterpreteerd, betrokkenen is gevraagd naar case specifieke beschrijvingen van dat wat zij zien als oorzaak en oplossingen. De hier gehanteerde methode is het resultaat van een studie naar de mogelijkheden van methoden voor kwalitatief onderzoek (o.a. Miles & Huberman, 1994, Eisenhardt, 1989, Strauss & Corbin, 1998). Enerzijds lijken de diverse methodes op elkaar qua manier van werken, zoals transcripties maken van gesprekken of teksten lezen en die vervolgens coderen, anderzijds verschillen ze in scope, soort ruwe data, toepassingsgebied en uitwerking van de analyse. Vanwege het beschrijvende karakter van dit deelonderzoek is gekozen voor een analyse aan de hand van de volgende ‘stappen’ (Miles & Huberman, 1994: 55 e.v.): − stap 1: coderen van de gegevens;.

(32) 18. Sturen op haalbaarheid en relatie. − −. stap 2: vergelijken en hercoderen; stap 3: verbanden aanbrengen.. De stappen zijn hierna beschreven. Voor met stap 1 is begonnen, zijn transcripties gemaakt van de opgenomen gesprekken. Stap 1 Coderen van gegevens Nadat de transcripties zijn gemaakt, zijn delen in de tekst – paragrafen, zinnen en zinsneden - die met de gespreksonderwerpen te maken hebben, gemarkeerd. Vervolgens zijn per transcriptie deze stukken en stukjes tekst gecodeerd met begrippen; de eerste interpretatieslag. Stap 2 Vergelijken en hercoderen Tijdens deze stap zijn de codes uit de transcripties per case onderling met elkaar vergeleken. Vaak bleek dat een code soms de lading van een zinsnede of paragraaf niet helemaal dekte; reden om te hercoderen. Dit hercoderen houdt in dat de naamgeving van de code zelf is aangepast of verbonden aan een codefamilie c.q. een code is opgesplitst in diverse subcodes; de tweede interpretatieslag. Stap 3 Verbanden aanbrengen In de derde interpretatieslag zijn verbanden tussen de aldus gepreciseerde codes en codefamilies aangebracht en getoetst op conformiteit met de tekst. Het gebruik van het woord ‘stappen’ suggereert dat het gaat overeen sequentiële lijn van werken, terwijl er sprake is van iteratie tussen en binnen de stappen. De ervaring leert bijvoorbeeld dat de analyse al begint tijdens het maken van de transcripties. Allerlei gedachtes over vergelijkingen en verbanden ontstaan aan de hand van het gezegde reeds voordat aan stap 1 begonnen wordt. Deze gedachtes zijn meteen in de kantlijn van de tekst in een memo vastgelegd. Ook bleek soms in stap 3 dat bij het toetsen van de verbanden aan de tekst, de naamgeving van de code niet precies genoeg was, waardoor stap 1 weer opnieuw moest worden gemaakt. Stap 1, 2 en 3 zijn in drie à vier slagen doorlopen totdat geen hercodering meer hoefde plaats te vinden. De analyse is uitgevoerd met behulp van Atlas-ti programmatuur (Muhr et al, 2004). In de volgende twee paragrafen wordt de analyse per case beschreven aan de hand van een weergave van de laatste slag. Waarom bepaalde keuzes bij het (her)coderen en aanbrengen van verbanden zijn gemaakt, is daarbij in toelichtingen weergegeven..

(33) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. 19. De gegevens - paragrafen, zinnen en zinsneden - zijn tussen aanhalingstekens weergegeven, de gebruikte passages die tot een code hebben geleid zijn gecursiveerd en de codes of codefamilies zijn daarnaast weergegeven. Een codefamilie is daarbij een koepelcode waaronder diverse codes gevat kunnen worden. Vanwege het vertrouwensprotocol zijn persoonlijk getinte uitspraken niet geselecteerd voor publicatie. Hierdoor schetsen de geselecteerde gegevens soms een voorzichtig beeld. Verder is om herleiding van de uitspraken naar personen vrijwel onmogelijk te maken er voor gekozen om niet aan te geven welke functionaris wat zei. Tenslotte zijn de getoonde delen van de transcripties nadrukkelijk voorbeelden van de voorradige gegevens.. 2.3 De case met het disfunctioneel conflict 2.3.1. Beschrijving. De case met het disfunctioneel conflict betreft de ontwikkeling van een deelplan in een VINEX-wijk op een uitleglocatie. Kwantitatieve gegevens Programma: 250 woningen, 26 vrijstaande villa’s, sport- en recreatievoorzieningen Geschatte investering: € 55.000.000 Periode: 1998 - 2006 Organisatie en proces Het project kent in het prille begin een structuur waarin binnen de locatie een aantal projectleiders naast elkaar opereert en allemaal een deel van het project voor hun rekening nemen; er is niet één verantwoordelijk projectleider. Later is dit gecorrigeerd en een ad interim projectmanager aangesteld. Aan het plan ligt een eerder gemaakte stedenbouwkundige visie ten grondslag, van de hand van een door de gemeente gecontracteerde stedenbouwkundige die tevens de rol van coördinerend architect heeft. Het is mogelijk dat deze ook voor een deel van de woningen als architect, maar dan gecontracteerd door een ontwikkelaar, zal optreden. De visie wordt door alle betrokkenen omarmd. Aan de hand van een strak stappenplan is het stedenbouwkundig plan in parallelle fasen uitgewerkt tot ontwerpen voor de buitenruimte en de woningen. Aan het begin van de jaren 2000 loopt het project vast. Net voordat het definitief ontwerp van de woningen ingeleverd zou worden, komen de marktpartijen erachter dat ze op het project een fors tekort hebben..

(34) 20. Sturen op haalbaarheid en relatie. Gedurende anderhalf jaar vinden onderhandelingen tussen gemeente en ontwikkelaars plaats over de kosten in relatie tot de kwaliteit van het project: ‘We zijn toen voorzichtig begonnen met de kluwen te ontleden door echt ook te zeggen van, wat kost nou wat? (-) Dus toen zijn we heel voorzichtig gaan pellen, zo van wat is op een gegeven moment nog acceptabel zonder het concept geweld aan te doen?’. Disfunctioneel conflict Inmiddels zijn de marktomstandigheden evenwel verbeterd. Uiteindelijk organiseert de projectmanager een ‘eindspel’. Gedurende één dag zijn er een aantal onderhandelingsrondes, met de bedoeling om uiteindelijk een overeenkomst te bereiken. Beide partijen hebben veel moeite gedaan om kwaliteitseisen en kosten/opbrengsten bij elkaar te brengen; er rest in de ogen van de ontwikkelaars nog maar een relatief klein verschil. Winnen of verliezen blijkt op dat moment echter de kernvraag: ondanks het vele voorwerk weigert de stedenbouwkundige/coördinerend architect verder nog aanpassingen te doen en wordt de samenwerking beëindigd. Gezien de definitie van een disfunctioneel conflict, namelijk een conflict waarbij, hoewel partijen anders willen: − geen door allen gewenst gezamenlijk resultaat wordt bereikt (vgl. Duke et al, 2004: 169); − winnen of verliezen de kernvraag is geworden (vgl. De Dreu, 2005: 77, 48); − sprake is van een ongewenste vertraging of afbreuk van de relatie die schadelijk is voor het project. is daarmee een disfunctioneel conflict ontstaan. 2.3.2. De case met het disfunctioneel conflict: oorzaken.. In deze paragraaf worden de transcripties eerst geanalyseerd, waarna bevindingen worden gedaan. De paragraaf wordt afgesloten met conclusies over de oorzaken van het disfunctioneel conflict. Analyse Stap 1 Op zoek naar oorzaken van het disfunctionele conflict zijn onderstaande tekstfragmenten gecodeerd. Fragment ‘Er ontstond een hele strijd natuurlijk, die zich op drie terreinen ging afspelen. Dus enerzijds marktpartijen die. Code.

(35) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. van alles waarvan zij zeiden dat is meer dan standaard en de rekening daarvan bij de gemeente probeerde neer te leggen, een gemeente die zei van: ja, nou gaan wij alles betalen, we houden geen grondprijs meer over in feite, terwijl jullie zo stom zijn geweest om te grote woningen te laten tekenen’.. 21. Kosten Opbrengsten Kwaliteit. In de case blijkt geen overeenstemming te zijn over de kosten; het blijkt afhankelijk van aannames: Fragment ‘Ik heb het in feite weer overgenomen door te zeggen van jongens, we zetten er een kostendeskundige bij, we gaan dus niet meer discussiëren over de kosten, want een van de conflicten die ontstond was dat de gemeente zei ja, dit kost dit meer en de marktpartijen zeiden dat kost dat meer. Of je dan op een gegeven moment een tekort hebt omdat je een te groot huis hebt ontwikkeld of dat je een tekort hebt omdat het huis allerlei niveauverschillen kent, daar ging dan de hele tijd de discussie over. Marktpartijen zeiden: dat komt door die niveauverschillen en wij zeiden: dat komt doordat je een te groot huis maakt’.. Code. Kosten. Kwaliteit Kwaliteit. Op soortgelijke wijze als bij kosten blijkt geen overeenstemming te zijn over opbrengsten; die worden afhankelijk gesteld van een inschatting van de marktpotentie: Fragment ’Er liepen dus een aantal dingen naast elkaar. Aan de ene kant A die een stedenbouwkundig plan maakte dat nogal ambitieus was in het platteland, waar toch de marktopbrengsten beperkt waren. A had een beeld dat de opbrengsten daar meer zouden zijn, maar wij hadden natuurlijk een hele grote bulk: binnen een straal van 6 km werden 12.000 woningen op de markt gezet. Het is een uitbreiding van een dorp; het is geen Amsterdam. En heel veel van zijn stedenbouwkundige ambities stonden op gespannen voet met de financiële haalbaarheid, met de marktpotentie van de locatie’.. Code. Opbrengsten. Kwaliteit Opbrengsten.

(36) 22. Sturen op haalbaarheid en relatie. Met betrekking tot de kwaliteit van het plan blijkt, net als bij kosten en opbrengsten, geen overeenstemming te zijn: Fragmenten ‘Alles werd een beetje versuft om het haalbaar te maken, om het risico wat overzichtelijk te maken zeg maar, en uiteindelijk is het geworden zoals het nu is geworden: het is voldoende zeg, maar het was een negen. De hele omranding was rijker…dat waren de pareltjes en dat zijn nu een soort vakantiewoningen geworden, met rieten daken…’. ‘Maar ’t zijn wel hele bijzondere woningen. Het zijn woningen met rieten kappen, die een bordes hebben dat half in het water staat.’. Code Kwaliteit. Kwaliteit Kwaliteit. Uit de bovenstaande fragmenten blijkt dat er een meningsverschil is over kosten, opbrengsten en kwaliteit. Dit kan een aanleiding vormen voor een disfunctioneel conflict. Stap 2 De hiervoor aangehaalde fragmenten laten een verband zien tussen kosten en kwaliteit enerzijds en opbrengsten en kwaliteit anderzijds. De discussie daarbij gaat over de haalbaarheid van het plan. Vanwege het herhaaldelijk voorkomen van dit verband in de transcripties is besloten om de codefamilie Haalbaarheid te introduceren: code kosten, code opbrengsten en code kwaliteit samengebracht onder de codefamilie: haalbaarheid. Haalbaarheid is in deze case gedefinieerd in termen van prijs (= kosten + opbrengsten) / kwaliteit verhouding. Iets is haalbaar als het een geaccepteerde prijs/kwaliteitsverhouding heeft. Stap 3 Uit het in de transcripties gevonden fragment ‘… jullie willen mij hebben, dan zijn dit mijn voorwaarden, dit wil ik maken’ blijkt dat de respondent een relatie legt tussen enerzijds het beeld dat een partij van de ander heeft en anderzijds kwaliteit. Andere gegevens duiden eveneens op die relatie: Fragment ‘Als je een architect diep in zijn hart kijkt dan wil die. Code/ codefamilie.

(37) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. altijd weer even iets anders dan anders… terwijl de consument vaak op zoek is naar het traditionele, hetgeen is wat ze vaak al gezien hebben en daar zit natuurlijk toch wel eens een conflict in. En dan zijn wij als ontwikkelaar natuurlijk degene die … ik bedoel, dan moet je toch eigenlijk ook wel een soort vertaalslag maken … je moet esthetisch wel... ja, je wilt toch wel iets fraais neerzetten, maar je moet natuurlijk ook aan de andere kant kijken van kan ik het nog wel verkopen?’. 23. Beeldvorming over architect. Haalbaarheid. Op nog twee andere plekken in de transcripties is die relatie tussen kosten/ opbrengsten en kwaliteit c.q. haalbaarheid en de beeldvorming over de architect gevonden: Fragmenten ‘Ja, en dan heb je geluk als die architect zegt: wat zijn eigenlijk jouw wensen. Als die architect denkt, joh, ik ga niet vragen naar jouw wensen, want als ik vraag naar jouw wensen dan beperk ik mijzelf. Als ik aan jou vraag, wat voor een bouwbudget heb je eigenlijk in je hoofd … Nee, die architect kan denken: ik ben scheppend kunstenaar … ik kan mijn kind ter wereld brengen, mijn geestelijk kind … van jouw onwetendheid, daar maak ik gebruik van … want jouw wensen zijn mijn beperkingen … dat bedoel ik!’ ‘Nou ja, rationalisatie gaat natuurlijk ten koste van bepaalde creatieve ideeën, dat is zo en het is heel moeilijk voor architecten om daar afscheid van te nemen.’. Code/ codefamilie. Kwaliteit Kosten Beeldvorming over architect. Kwaliteit Beeldvorming over architect. Op grond hiervan wordt de codefamilie: haalbaarheid in verband gebracht met de code: beeldvorming over architect. Een ander aspect dat bij het omgaan met die haalbaarheid een rol blijkt te spelen, is de houding die men aanneemt in de samenwerking: Fragment ‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat je je kunt verplaatsen in de tegenpartij; dat je mee kan denken met de tegenpartij, wat ik straks ook zei: kunnen geven en nemen en niet alleen willen nemen, dan werkt die onderhandeling natuurlijk ook niet.’. Code/ codefamilie Houding in de samenwerking Haalbaarheid.

(38) 24. Sturen op haalbaarheid en relatie. Derhalve is een verband aangebracht tussen de code: houding in de samenwerking en de codefamilie: haalbaarheid. Die haalbaarheid blijkt tevens de aanleiding voor het conflict; één van de betrokkenen antwoordt op de vraag naar wat vastlopen in het proces inhield: Fragmenten ‘Net voor het definitief ontwerp woningen ingeleverd ging worden kwamen de marktpartijen erachter dat ze op het project een fors tekort hadden. Ik weet niet meer het exacte bedrag, er staat mij bij iets van 30 miljoen. Gulden, veel geld in ieder geval. Die hebben het definitief ontwerp ook ingeleverd als een voorlopig definitief ontwerp. Want ze wilden eerst met de gemeente afspreken, ja hoe gaat dat nu eigenlijk met dat tekort? Want wij gaan het niet bouwen.’. Code/ codefamilie. Opbrengsten Haalbaarheid Conflict. Daarom kan de codefamilie: haalbaarheid in verband worden gebracht met de code: conflict. Over de oorzaak van het conflict hebben alle geïnterviewden een eigen mening, zoals: Fragmenten ‘De kwaliteit van het plan, van hoe men dit ziet, ik denk wel dat dat het conflict is geweest’, ‘Omdat ze eerst wat zeiden en toch wat anders deden en achter je rug om werd alles geregeld’, ‘… of dat ook te doen had met personen, met persoonlijke …’ en ‘Ja, je vraagt je natuurlijk af waar komt het dan echt door? Ja, inmiddels was er natuurlijk helemaal geen echte architectuuropdracht meer en A was binnengehaald, aanvankelijk als architect; is van architect benoemd als stedenbouwkundige/coördinerend architect en op het eind van het spel is A in feite alleen nog maar stedenbouwkundige. Ik denk dat dat de doodsteek is geweest’.. Code/ codefamilie. Positie architect Conflict. In dit laatste fragment wordt de positie die aan de stedenbouwkundige /architect is toebedeeld in direct verband gebracht met het conflict. Dat die positie ter discussie stond, wordt bevestigd in een fragment van de tegenpartij:.

(39) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. Fragment ‘Ze zochten iemand om de kwaliteit voor ze te bewaken en ze hebben ontzettend aan ons getrokken van blijf dat nou doen, blijf dat nou doen, maar ze zorgden niet dat de positie er ook was.’. 25. Code/ codefamilie. Positie architect. Op grond hiervan is een verband aangebracht tussen de code: positie architect en de code: conflict. Opvallend is dat de sleutelfiguren daarin, ieder op hun eigen manier, beelden van zichzelf of anderen betrekken. Een van de ontwikkelaars zegt bijvoorbeeld: Fragment ‘Waarom zijn we daarin nou gefaald? Of zaten er andere dingen … die we allemaal benoemd hebben … het zou wel eens aardig zijn om van de andere partijen te horen hoe ze ons ervaren hebben … want ik denk dat ze ons te star vonden (code: beeldvorming over ontwikkelaar)’. Code/ codefamilie Conflict Beeldvorming over ontwikkelaar. Aldus kan de code: beeldvorming over de ontwikkelaar gerelateerd aan worden code: conflict. Bevindingen oorzaken in de case met het disfunctioneel conflict De hiervoor aangegeven verbanden zijn verzameld in figuur 2.1. De in de transcripties gevonden relaties tussen de codes/codefamilies zijn daarbij niet van causale aard, maar ‘worden geassocieerd met’ of ‘zijn deel van’.. Figuur 2.1: Diagram case met disfunctioneel conflict: op zoek naar oorzaken. Het diagram laat zien dat op zoek naar oorzaken in de case met het disfunctioneel conflict meningsverschillen over kwaliteit, kosten en opbrengsten deel uit maken van meningsverschillen over haalbaarheid..

(40) 26. Sturen op haalbaarheid en relatie. Ook wordt duidelijk dat het disfunctionele conflict aan de ene kant in verband wordt gebracht met meningsverschillen over haalbaarheid en aan de andere kant met positie van de architect en beeldvorming over de ontwikkelaar. Ten slotte wordt helder dat de beeldvorming over de architect en de houding in de samenwerking in verband worden gebracht met de haalbaarheid. Daarmee lijken de houding in de samenwerking en de beeldvorming over de architect indirect bepalend te zijn voor het disfunctionele conflict. Dat zou betekenen dat de beeldvorming over de architect een secundaire rol speelt in het disfunctioneel worden van het conflict. Het aantal en vooral de intensiteit van de uitspraken die de grondslag vormen voor die beeldvorming doen anders vermoeden; bijvoorbeeld met betrekking tot de beeldvorming over de architect zei de ontwikkelaar: ‘Waarop A zei, ja, ik doe geen water bij de wijn, want ik ben ‘s lands grootste ... ik sta op het lijstje van de tien grootste stedenbouwkundigen en ik heb het voorrecht op dit moment om alleen maar te doen wat ik leuk vind, dus ik doe geen concessies … zo wordt het en anders niet ...’ of ‘Terwijl zij zichzelf zagen als gekke scheppend kunstenaars en zij hadden ook op dat moment inderdaad het voordeel dat zij zich de luxe konden permitteren van te zeggen; ik doe alleen wat ik wil.’ Hiermee blijkt de beeldvorming over de architect toch een primaire rol te spelen in de oorzaak van het conflict. Daarbij blijkt de beeldvorming over de architect niet overeen te stemmen met het beeld dat hij of zij heeft; bijvoorbeeld uit het tekstfragment dat hiervoor gebruikt is bij de alinea over de code: positie architect: ‘Ze zochten iemand om de kwaliteit voor ze te bewaken en ze hebben ontzettend aan ons getrokken van blijf dat nou doen, blijf dat nou doen (-)’ en een ander fragment ‘Bij ons heerste uiteindelijk ook het idee, we zijn er gewoon voor de marketing. Niet voor de inhoud; niet voor de echte kwaliteit’. In het tekstfragment in de alinea over de code: beeldvorming over ontwikkelaar is hiervoor aangegeven dat de ontwikkelaar in de beeldvorming over hem of haar in relatie tot het disfunctionele conflict dacht dat ‘ze ons te star vonden’. Dit blijkt een ander beeld te zijn dan het beeld dat anderen over de ontwikkelaar in relatie tot het disfunctionele conflict hebben: ‘Waarom het echt niet meer ging, is juist omdat wij elkaar niet meer begrepen. (-) Je kunt niet zomaar hier iets weghalen en daar iets bij doen, zodat het naar elkaar toeschuift en denken dat je nog steeds hetzelfde plan hebt. Dat begrepen ze gewoon niet’. Conclusie oorzaken in case met het disfunctioneel conflict In verband met de oorzaak van het disfunctionele conflict worden meningsverschillen over kosten, kwaliteit en opbrengsten, kortom haalbaarheid,.

(41) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. 27. geassocieerd met de houding in de samenwerking, met de positie van de architect, met de beeldvorming over de ontwikkelaar en met de beeldvorming over de architect, waarbij niet overeenstemmende beelden over elkaar doorslaggevend blijken te zijn. 2.3.3. Case met het disfunctioneel conflict: oplossingen voor het voorkòmen van disfunctionele conflicten. In de case met het disfunctionele conflict vormen de transcripties ook een bron van gegevens voor mogelijke oplossingsrichtingen voor het voorkómen van conflicten. Analyse Stap 1 In stap 1 van de analyse van de oplossingen in de case met het disfunctioneel conflict wordt het volgende fragment gecodeerd: Fragment ‘Er had op tijd gerekend moeten worden. Voordat dat akkoord er was in de stuurgroep, had gewoon die hele rekenarij drie maanden naar voren geschoven moeten zijn. Eigenlijk had dat besluit van: we gaan een plan voorbereiden, tekenen en rekenen beter moeten zijn.’. Code/ codefamilie Overeenstemming bereiken Haalbaarheid. Hier wordt een verband gelegd tussen het bereiken van overeenstemming en de haalbaarheid van het plan. In principe staan er twee manieren om overeenstemming bereiken ter beschikking: ofwel afdwingen, ofwel met elkaar het midden zoeken. Hier blijkt het vooral te gaan over die laatste manier. Stap 2 Hoewel ook hier door de betrokkenen niet of nauwelijks het begrip haalbaarheid wordt genoemd, lijkt het gerechtvaardigd om uit te gaan van dezelfde definitie van de codefamilie: haalbaarheid in de codes kosten, opbrengsten en kwaliteit als in vorige paragraaf 2.2.2. Toch is dit niet zo: op zoek naar oplossingen is in de transcripties niet gevonden dat met betrekking tot oplossingen, opbrengsten deel uitmaken van haalbaarheid. Stap 3 Op zoek naar oplossingen wordt wel een verband gevonden tussen de code: kosten en de code: overeenstemming bereiken in:.

(42) 28. Sturen op haalbaarheid en relatie. Fragment ‘Vervolgens heb je de onderhandelingen over bijvoorbeeld wie heeft nu het verkooprisico op een woning? Voor welke prijs zetten we die woning nou in de begroting? Daar kan je over onderhandelen. Om conflicten te voorkomen moet je dus eerst die rationaliteit in de gaten houden’.. Code/ codefamilie. Kosten Overeenstemming bereiken. Verder wordt een verband gevonden met het belang van eenstemmigheid over de visie op kwaliteit: Code/ codefamilie Fragment ‘Het antwoord op je vraag hoe je nou zou kunnen voorkomen dat de dingen zo gaan, is dat het vooral heeft te maken met de visie, de visie die daaraan ten grondslag ligt. Wij ontwikkelen normaal eerst gezamenlijk Overeenstemming met de opdrachtgever(s) een visiedocument dat gaat over bereiken kwaliteit en waarover ook echt een beslissing genomen Kwaliteit wordt.’ Kortom, twee verbanden zijn te constateren: • een verband tussen de codes: kosten en kwaliteit en de codefamilie: haalbaarheid; • een verband tussen de codefamilie: haalbaarheid en de code: overeenstemming bereiken. Bij het overeenstemming bereiken blijkt de houding van de partijen in de samenwerking van groot belang: Fragment ‘We doen nu samen met een partner een ontwikkeling. En de manier waarop zij de gemeente benaderen … dan denk ik toch van … je zit volgens mij op het verkeerde level te praten. Zo van jullie willen toch ook die woningen, terwijl gemeentes vaak zoiets hebben van … wil jij woningen bouwen, dan zul je aan die en die voorwaarden moeten voldoen. Terwijl de manier waarop zij die gemeente benaderen er een is van een bepaalde arrogantie, laat ik het zo zeggen. En ik denk dat een gemeente het niet erg waardeert als jij als ontwikkelaar in het geval van woningbouw arrogant overkomt’.. Code/ codefamilie. Overeenstemming bereiken. Houding in de samenwerking.

(43) 2. Verkenning van het onderzoeksobject: eerste case onderzoek. 29. Dit laat dus een verband zien tussen de code: houding in de samenwerking en de code: overeenstemming bereiken. Op de rechtstreekse vraag naar datgene wat conflicten zou kunnen voorkomen, geven de geïnterviewden meestal antwoorden in de relationele sfeer. Deze zijn hieronder verzameld en gecodeerd: Fragmenten ‘Ja, ik denk dat dat wel de basis is; het in de ander kunnen verplaatsen. En dat je daar talent voor moet hebben.’ ‘Ik denk wederzijdse inleving, in willen leven in de ander zijn afweging, belangen, gedachtegoed … gewoon bij elkaar willen blijven.’ ‘Kijk, een plaatje heeft vier verschillende waarheden, of misschien wel vijf en als je die andere kant niet wil zien, dan kom je er nooit uit, dus dat is altijd het zoeken naar…wat is er voor jou nou zo belangrijk dat je niet akkoord gaat met dit voorstel; als ik het nou zo verander…is het dan voor jou …’ ‘Wat ik wil zeggen is dat emoties altijd een grote rol spelen bij onderhandelingen, maar dat je die emoties altijd moet proberen beheersbaar te houden’.. Code/ codefamilie Relationele competenties Relationele competenties. Relationele competenties. Relationele competenties. Het aannemen van een verband tussen de code: relationele competenties en de code: overeenstemming bereiken, is daarmee gerechtvaardigd. Bevindingen oplossingen case met het disfunctioneel conflict De hiervoor aangegeven verbanden zijn verzameld in één diagram: figuur 2.2.. Figuur 2.2: Diagram case met disfunctioneel conflict: op zoek naar oplossingen. Op zoek naar oplossingen in de case met een disfunctioneel conflict waar het aan de ene kant gaat om overeenstemming bereiken over de haalbaarheid, c.q..

(44) 30. Sturen op haalbaarheid en relatie. kwaliteit en kosten, en aan de andere kant om de houding in de samenwerking waarbij relationele competenties in verband gebracht worden met het bereiken van overeenstemming. Conclusie oplossingen case met het disfunctioneel conflict De conclusie van de analyse van oplossingen in de case met het disfunctionele conflict is dat het bij het voorkòmen van conflicten gaat om overeenstemming te bereiken over haalbaarheid; het bereiken van een overeenstemming die geassocieerd wordt met de houding in de samenwerking en de relationele competenties, zoals ‘het in de ander kunnen verplaatsen’.. 2.4 De case zonder disfunctioneel conflict 2.4.1. Beschrijving. De case zonder disfunctioneel conflict betreft de eerste fase van de herontwikkeling van een stuk binnenstad. Kwantitatieve gegevens Programma: 408 appartementen, renovatie verzorgingstehuis, park Geschatte investering: € 70.000.000 Periode: 1999 - heden Proces en organisatie Aanvankelijk gaat het om een reconstructie van een stadsdeel in het centrum waar een aantal marktpartijen eigendom heeft. Omdat de marktpartijen over onvoldoende inhoudelijke kennis beschikken schakelt de gemeente een belegger met veel ervaring in gebiedsontwikkeling in. Vanuit de wens van de raad om ook een deel van de nieuwbouwwoningen sociale huurwoningen te laten zijn, is het nodig om ook een woningcorporatie aan het project te verbinden. Een door de gemeente ingeschakelde stedenbouwkundige adviseert om het project breder te zien dan alleen de locatie waar de oorspronkelijke ontwikkelaars eigendom hebben. De herontwikkeling van het stuk binnenstad wordt dan onderdeel van een stedenbouwkundige totaalvisie waarin, na de gemeentelijke herindeling van eind jaren negentig, functies van de samengevoegde gemeentes ondergebracht zullen worden. De gemeente gaat dan praten met de marktpartijen over de samenwerking voor het hele gebied; wat klein begonnen is, leidt uiteindelijk tot een intentieovereenkomst voor het totaal. Aan de intentieovereenkomst wordt een verwervingsovereenkomst gekoppeld, om op basis van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten (WVG) ook een aantal andere locaties dan die in eigendom van de oorspronkelijke ontwikkelaars tot ontwikkeling te brengen. De directeur.

Cytaty

Powiązane dokumenty

essentiel qui permet la mise en emprise de la violence, car « l’enjeu de la violence,.. Arrivée en France et installée dans l’appartement qu’Y. a préparé pour elle, Marie se

Jeszcze jedną kwestią wartą poruszenia jest kwestia tezy postawionej przez autorów we wstępie, ale na którą nie udało mi się zna- leźć odpowiedzi w tekście.. Teza owa zakłada

11 Na ostatniej stronie ostatniego num eru „Mariawickiej Myśli Narodowej” - czasopisma, które poprzedzało „Królestwo Boże na ziemi” napotykamy taką notatkę:

Jeśli w ogóle milczał, wilk zm ienił zapewne temat rozmowy, od­ stępując od bolesnej kwestii wypędzenia z raju i zaczął, być może, mówić coś o

Wydaje się jednak, że poznaliśm y obecnie zasadniczą część spuścizny Białobłockiego, obejmującą zarówno jego najw ażniejsze artykuły na tem aty społeczne,

For the linear element of degree 1, assembly of the global stiffness matrix reduces the re- quired time significantly with only a 20 per cent increase of storage.. For degree 2,

LEWANDOWSKA Maria: Toruń [wiersz] // In: Rozkwita pamięć pomiędzy wierszami: antologia wierszy poetów studiujących na Uniwersytecie Mikołaja Kopernika w Toruniu w

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż