• Nie Znaleziono Wyników

Woongemeenschap van ouderen 'De Boogerd' als experiment in de volkshuisvesting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Woongemeenschap van ouderen 'De Boogerd' als experiment in de volkshuisvesting"

Copied!
88
0
0

Pełen tekst

(1)

Woongemeenschap van ouderen

'De Boogerd'

als experiment in de volkshuisvesting

BIBLIOTHEEK TU Delft P 2231 5094

J/L

" 11111111111

c

1593656 9609

(2)
(3)

Woongemeenschap van ouderen

'De Boogerd'

als experiment in de volkshuisvesting

R. H. Kosters

F. Wind

P.P.J. Houben

(4)

Uitgegeven en gedistribueerd door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft Tel. (015) 7832

54

In opdracht van:

RIW research-instituut voor woningbouw" volkshuisvesting en stadsvernieuwing Berlageweg 1

, 2628 CR Delft Tel. (015) 783046

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG ISBN 90-6275-352-3

Copyright

©

1987 by RIW, Delft All rights reserved.

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press; Delft, The Netherlands

(5)

INHOUD 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.2 1.3 Lij. 1.5 1.6 2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.1j. 2.3.5 2.3.6 2.1j. 2.Ij..l 2A.2 2.1j..3 2.1j..1j. 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.1j. 2.5.5

Achtergronden, doel en opzet van het onderzoek Achtergronden van de probleemstelling

Aanleiding tot het instellen van een evaluatie-onderzoek Het project "De Boogerd"

Inschakeling van het RIW-instituut voor volkshuisvestingsonderzoek

Onderzoeksvraagstelling

Opzet en methoden van onderzoek Overzicht van de werkzaamheden Onderzoeksteam

Inhoud van het rapport

Ontwikkelingen gedurende de initiatief-fase in chronologische volgorde Inleiding De organisatie-struçtuur in de start-fase Het initiatief De werkgroep Projectontwikkeling

Zoeken naar een geschikte lokatie: het agrarisch model Een geschikte lokatie: "De Kersenboogerd"

Het vinden van een architect Het vinden van een opdrachtgever Schetsontwerp(en) en definitief ontwerp Projectontwikkeling en kandidaat-bewoners Ontwikkelingen in de organisatie-structuur van de toekomstige bewoners

Organisatie-structuur tijdens de projectontwikkeling Vorming van bestuur en werkgroepen

Oprichting van de bewonersvereniging Het bestuur en de werkgroepen

Ontwikkelingen in het komen tot een overeenkomst inzake beheer De indiening van de experiment-aanvraag

Taakafbakening tussen eigenaar, bewoner(s) en bewonersvereniging met betrekking tot beheertaken, opgesteld door de

Stichting Welzijn Ouderen

Een eerste voorstel tot huur en verhuur, opgesteld door de LKBB Conflict tussen de LKBB en de bewonersvereniging i.o. inzake de vaststelling van de huren

Het tweede voorstel inzake de overeenkomst van huur en verhuur, opgesteld door de LKBB 7 7 7 7 8 9 10 10 11 11 13 13 13 13 13 lij. lij. 15 16 17 17 23 2 Ij. 2 Ij. 25 26 27 30 30 31 33 33 35 5

(6)

2.5.6 De uiteindelijke uitkomst met betrekking tot de

beheerovereenkomst 36

2.5.7 Alarmeringssysteem 37

2.6 Procesontwikkeling met betrekking tot de experimentele status;

de begeleiding vanuit de SEV 38

2.7 De huidige huisvestingsnorm versus de oorspronkelijke ideeën

van de initiatiefnemers 40

2.7.1 Klein- versus grootschaligheid 40

2.7.2 Woon- en leefgemeenschap versus woongemeenschap 41

2.8 Uitleiding 41

3 Het project "De Boogerd" na de start van de bewoning 45

3.1 Inleiding 45

3.2 De huidige huisvestingsvorm 45

3.3 Motieven van bewoners om zich al dan niet in de woongemeenschap

te vestigen 47

3.3.1 Waarom wel? 47

3.3.2 Waarom niet? 50

3.4 Beeld van de mede-bewoners en meningen over de toepassing

van toelatingscriteria en de consequenties daarvan 51

3.5 Ervaringen met de woonvorm 52

3.5.1 Bewonersaantal 52

3.5.2 Ervaring van de eigen wooneenheid 52

3.5.3 Ervaringen van de bewoners met de gemeenschappelijke ruimten 53 3.6 Activiteiten die na de start van de bewoning ontplooid worden

door de bewoners 53

3.6.1 Het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten 53

3.6.2 Tuinactiviteiten 55

3.7 Waardering van de organisatie-structuur van de bewoners 55

3.7.1 De Stichting Welzijn Ouderen 55

3.7.2 De bewonersvereniging, het bestuur 55

3.8 Waardering van zelfbeheer en de verwachting met betrekking tot

uitbreiding van beheertaken 56

4 Samenvatting en conclusies 59

4.1 Inleiding: doel en opzet tussentijdse evaluatie 59 4.2 "De Boogerd" als nieuwe woonvorm van ouderen 60

4.2.1 Algemene inleiding 60

4.2.2 Drie periodes 61

4.2.3 Dominante rol van het aanbod 64

4.2.4 Conclusie over "De Boogerd" als nieuwe woonvorm van ouderen 65 4.3 "De Boogerd" als vorm van zelfbeheer van bewoners 65

4.4 Het initiatief als experiment van de SEV 67

4.5 Slotconclusies en aandachtspunten voor verdere evaluaties 68 BIJLAGEN

Bijlage 1 Bijlage 2

Notitie opgesteld door de Stichting Welzijn Ouderen West-Friesland Overeenkomst van verhuur en huur tussen LKBB en Vereniging Woongemeenschap "De Boogerd"

Bijlage 3 Beheerovereenkomst en Huurovereenkomst

(7)

1 ACHTERGRONDEN, DOEL EN OPZET VAN HET ONDERZOEK

1.1 Achtergronden van de probleemstelllng

1.1.1 Aanleiding tot instellen van een evaluatie-onderzoek

Op 31 december 1984 heeft de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het verzoek het project "Woon- en leef-gemeenschap voor Ouderen" te Hoorn (verder het project "De Boogerd" te noemen) de status van 'experiment' te verlenen en tevens daarbij geldelijke steun tot een maximum bedrag van / 30.000,00 in het vooruitzicht gesteld.

Het experimentenvoorstel is ingediend door de Stichting Landelijke Katholieke Bouwcorporatie voor Bejaarden (verder de LKBB te noemen) in samenwerking met de Vereniging Woongemeenschap "De Boogerd".

De subsidiëring van het project beslaat drie fasen:

1. de initiatief-fase (de oprichting van een bewonersvereniging en opstelling van beheerovereenkomsten tussen de Vereniging en de LKBB)j

2. de start-fase (de periode vanaf de start van de bewoning tot.:!:. één jaar daarna); 3. de consolidatie-fase (de periode vanaf één jaar tot vijf jaren na de start van de

bewoning).

In januari 1986 is de initiatief-fase beëindigd. De uitkomsten van deze fase met be-trekking tot de mate waarin de bewoners van de woongemeenschap "De Boogerd" 'zelfbeheer' hebben ingevuld, blijken niet volledig aan de verwachtingen van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (verder de SEV te noemen) te voldoen. Aan de hand van een tussentijdse evaluatie zou bekeken dienen te worden in hoever-re het project "De Boogerd" het phoever-redikaat 'experiment' nog steeds verdient.

1.1.2 Het project "De Boogerd"

In het door de SEV opgestelde preadvies aan de staatssecretaris is het project "De Boogerd" als volgt omschreven:

"Op initiatief van de Stichting Welzijn Ouderen West-Fries-land is eind 1981 een werkgroep gestart met de voorbereidin-gen voor nieuwe woonvormen voor ouderen. In februari 1982 werd in overleg met de gemeente Hoorn een lokatie gevonden in het plan "De Kersenboogerd".

(8)

Vervolgens werden ca 35 voorlichtingsbijeenkomsten in de re-gio georganiseerd. Negentig procent van de daar aanwezige ouderen bleek een woongemeenschap als een goede mogelijk-heid van leven voor ouderen te beschouwen. Hieruit kwam een groep van 60 kandidaat-bewoners voort, die inmiddels hebben besloten de Vereniging Woongemeenschap "De Boogerd" op te richten.

Het project behelst het zelfbeheer van deze bewonersvereni-ging binnen een woon- en leefgemeenschap voor .:t: 100 oude-ren, te realiseren in de woningwetsector, waarbij dankzij de sociale structuur, gemeenschappelijke activiteiten en onder-linge hulp een alternatief wordt geboden voor de gebruikelijke woonvormen en welzijnsvoorzieningen voor ouderen".

Door de betrokkenen is, aldus het preadvies, de hypothese als volgt geformuleerd: "- dat er onder ouderen voor dergelijke woonvormen

belang-stelling bestaat;

dat zij bereid zullen zijn verantwoordelijkheid te nemen voor en actief deel te nemen in beheertaken, gemeen-schappelijke activiteiten en onderlinge hulp;

dat deze woonvorm voor de bewoners zal leiden tot een actieve levenswijze met goede sociale contacten en aldus tot een hoge woonsatisfactie;

dat de kosten van deze woonvorm lager zullen zijn dan die van vergelijkbare woonvormen met service-pakket; dat deze woonvorm bruikbaar is voor ouderen zonder ver-mogen, met lagere inkomens".

In het licht van de toenemende vergrijzing en emancipatietendenzen onder ouderen, acht de SEV het project "De Boogerd" als experiment van belang omdat deze nieuwe woonvorm "een grote mate van zelfstandigheid koppelt aan een door de bewoners gedragen zorgstructuur" •

1.1.3 Inschakeling van het RIW-instituut voor volkshuisvestingsonderzoek

In het experiment "De Boogerd" is de procesevaluatie van de initiatief-fase nagela-ten. Als gevolg van de bestaande twijfel of het project "De Boogerd" nog wel het predikaat van 'experiment' verdient, heeft de SEV besloten het RIW -instituut voor volkshuisvestingsonderzoek in te schakelen voor het uitvoeren van een tussentijdse evaluatie met als doel de toekomstwaarde van het project als experiment zijnde, te duiden.

(9)

1.2 Onderzoeksvraagstelling

Als centrale onderzoeksvraagstelling geldt:

"Voldoet het project "De Boogerd" al dan niet aan de verwachtingen die het predi-kaat van 'experiment' in de volkshuisvesting rechtvaardigen".

Het accent is hierbij gelegd op de vraag in hoeverre de ervaringen, die in de initia-tief-fase van het project zijn opgedaan, kunnen leiden tot vernieuwingen in woon-vormen van ouderen en in woon-vormen van zelfbeheer van vooral oudere bewoners. De centrale onderzoeksvraagstelling is onderverdeeld in drie deelvragen, namelijk evaluatie van het project "De Boogerd" als:

a. nieuwe woonvorm van ouderen; b. vorm van zelf beheer;

c. experiment.

Ad a. Het initiatief als nieuwe woonvorm van ouderen

1. Hoe verliep het totstandkomingsproces in de initiatief-fase? Hebben zich pro-blemen voorgedaan bij het initiëren van de woon- en leefgemeenschap? Zo ja, welke? Op welke gebieden en in welke situaties kunnen deze worden gesigna-leerd?

2. Welke voorwaarden waren bij het initiëren van deze vorm van wonen van belang in het bijzonder met betrekking tot de procesontwikkeling?

3. Welke oplossingen zijn er aangedragen en gekozen om de aangetroffen proble-men op te heffen en in hoeverre en op welke wijze zijn deze uitgevoerd?

4. In hoeverre beantwoordt de thans tot stand gebrachte vorm van wonen aan de verwachtingen die de initiatiefnemers destijds daarvan hadden en hoe verhouden deze verwachtingen zich tot de huidige situatie?

5. In hoeverre heeft het project "De Boogerd" in algemene zin waarde als nieuwe vorm van wonen van ouderen?

6. Kan, in het kader van het flankerend bejaardenbeleid, deze vorm van wonen als een reële tussenoplossing beschouwd worden tussen zelfstandig wonen en verzor-gingstehuis?

Ad b. Het initiatief als vorm van zelf beheer van bewoners

1. Op welke moment in de procesontwikkeling hebben de bewoners bepaalde ver-antwoordelijkheden op zich genomen en tot welke taken hebben zij geleid vooral op het gebied van beheer?

2. Welke verantwoordelijkheden en taken hebben de bewoners bij de start van de bewoning van het complex op zich genomen en hoe verhouden deze zich tot de ideeën die de initiatiefnemers destijds hadden?

3. Welke voornemens leven er onder de bewoners om bepaalde (beheer)taken in de toekomst zelf uit te voeren en binnen welke termijn kunnen deze gerealiseerd worden?

4. In hoeverre kunnen de door de bewoners genomen verantwoordelijkheden en ta-ken als innovatief gekarakteriseerd worden op het gebied van zelfbeheer van bewoners?

(10)

5. In hoeverre kunnen nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van zelfbeheer van bewo-ners verwacht worden in het verdere verloop van het experiment?

Ad c. Het initiatief als experiment:

1. Hoe is het proces van verlening van de experimentele status verlopen?

2. In hoeverre zijn de in het preadvies geformuleerde hypothesen in de praktijk be-waarheid geworden?

3. Welke conclusies kunnen worden getrokken en welke aanbevelingen kunnen wor-den gedaan ten aanzien van het continueren van de experimentele status?

1.3 Opzet en methoden van onderzoek

Het onderzoeksproces heeft drie fasen beslaan. In de eerste fase, die van materiaal-verzameling, is naast schriftelijke neerslagen met betrekking tot de totstandkoming van de woongemeenschap "De Boogerd", gebruik gemaakt van half-gestructureerde interviews met de bij het ontwikkelingsproces betrokken personen c.q. instanties. Deze interviews vonden zowel individueel als groepsgewijze plaats.

Vervolgens, in de tweede fase, zijn de verkregen gegevens verwerkt in een concept-evaluatierapport, waarin opgenomen conclusies en aanbevelingen.

In de derde fase, die van terugkoppeling, is het concept-rapport aangeboden aan diegenen die bij de ontwikkeling van het project betrokken zijn geweest. Hen is ver-zocht het concept-rapport te becommentariëren, vooral de concept-conclusies en -aanbevelingen. Ter bespreking hiervan is een groepsgesprek georganiseerd waar-voor de direct betrokkenen uitgenodigd zijn. De commentaren en de uitkomsten van dit groepsgesprek zijn in het eindrapport opgenomen.

1.4 Overzicht van de werkzaamheden A. Fase van materiaal verzameling:

10

1. het bestuderen en verwerken van schriftelijke neerslagen met betrekking tot de totstandkoming van de Woongemeenschap "De Boogerd" te Hoorn;

2. het voorbereiden, afnemen en uitwerken van half-gestructureerde interviews met de initiatiefnemers (Stichting Welzijn voor Ouderen), kandidaat-bewoners die zijn afgehaakt (telefonisch), kandidaat-bewoners var) de woongemeen-schap, de architect uit de gelederen van de bewoners, de architect aange-steld door de opdrachtgever, een vertegenwoordiger van de LKBB en gemeente-ambtenaren. In totaal zijn 21 interviews afgenomen;

3. het voorbereiden, houden en uitwerken van drie groepsgesprekken waaraan 19 bewoners van de woongemeenschap deelnamen;

4. het voorbereiden, voeren en uitwerken van twee telefonische gesprekken met direct betrokkenen bij de ontwikkeling van het preadvies, dat aan de staats-secretaris is uitgebracht.

(11)

B. Fase van verwerking van de verkregen gegevens:

het samenstellen van een concept-rapport op grond van de in de eerste fase ver-kregen gegevens, met daarbij het opstellen van concept-conclusies en -aanbeve-lingen.

c.

Fase van terugkoppeling:

het organiseren van een groepsbijeenkomst met de direct betrokkenen om het concept-rapport te bespreken en deze commentaren te verwerken in het eind-rapport.

1.5 Onderzoeksteam

Het veldwerk en de rapportage zijn verricht door mevrouw drs R.H. Kosters, andra-goloog. De gespreksleiding van de groepsinterviews berustte bij de heer F. Wind, die ook enige individuele gesprekken voerde.

In de fase waarin de beleidsaanbevelingen zijn opgesteld hadden tevens de heren ir J.H. Kroes (beheer), dr P.P.J. Houben en F. Wind (ouderenhuisvesting) vanuit hun onderzoekservaring een inbreng.

1.6 Inhoud van het rapport

In de nu volgende hoofdstukken zullen de in paragraaf 1.2 genoemde subvragen met betrekking tot "De Boogerd" als woonvorm, als vorm van zelfbeheer en als experi-ment beantwoord worden.

In hoofdstuk 2 zullen de ontwikkelingen in de initiatief-fase ten aanzien van deze drie onderwerpen in chronologische volgorde beschreven worden.

Aandacht wordt besteed aan de totstandkoming van de woongemeenschap. Onder meer worden de specifieke problemen die zich bij het initiëren van de woongemeen-schap hebben voorgedaan besproken, de oplossingen die hiervoor gekozen zijn om ze op te heffen en welke specifieke voorwaarden in de situatie van belang waren om de woongemeenschap te realiseren (de vragen A 1, A 2 en A 3). Ook zal nagegaan worden in hoeverre de huidige woonvorm overeenkomt met het beeld dat de

initia-tiefnemers hiervan oorspronkelijk hadden (vraag A4).

Vervolgens zal ingegaan worden op de ontwikkelingen in het komen tot een over-eenkomst inzake beheer. Beschreven zullen worden de momenten waarop de bewo-ners bepaalde verantwoordelijkheden op zich hebben genomen en tot welke taken deze hebben geleid vooral op het gebied van beheer (vraag B 1).

Als laatste wordt ingegaan op een aantal gebeurtenissen dat het proces van de ver-lening van de experimentele status heeft bepaald (vraag C 1). Dit hoofdstuk wordt besloten met een korte samenvatting van enkele in het oog springende gebeurtenis-sen.

Ging het in hoofdstuk 2 vooral om de gebeurtenissen zoals die hebben plaatsgevon-den voor de start van de bewoning, in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de situatie die daarop volgde. Beknopt zullen de meningen en verwachtingen van de geïnterviewde

(12)

(kandidaat-) bewoners ten aanzien van hun woonvorm, hun vorm van zelfbeheer (vragen B 2 en B 3) en ten aanzien van hun project als experiment in de volkshuis-vesting weergegeven worden.

In hoofdstuk Ij. wordt een samenvatting gegeven worden van het voorafgaande.

Vervolgens worden conclusies getrokken en beleidsaanbevelingen gedaan met be trekking tot de woonvorm, de vorm van zelfbeheer en de experimentele status van het project. In dit kader is ingegaan op de subvragen A 5, A 6, B Ij., B 5, C 2 en C 3. Voorts zijn de gegevens die de fase van terugkoppeling heeft opgeleverd, in dit hoofdstuk verwerkt.

In de bijlage wordt aan het rapport een aantal stukken toegevoegd dat in het proces inzake de ontwikkeling van beheer van belang is geweest.

(13)

2 ONTWIKKELINGEN GEDURENDE DE INITIA TIEF-F ASE IN CHRONOLOGISCHE VOLGORDE

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de ontwikkelingen in de organisatie-struc-tuur van de bewoners, de projectontwikkeling en de ontwikkelingen met betrekking tot de experimentele status waarbij vooral het komen tot een overeenkomst inzake beheer benadrukt wordt. Getracht is om de gegevens zoveel mogelijk in chronologi-sche volgorde te beschrijven en wel vanaf de start-fase van het project tot de start van de bewoning. De onderscheiding in de drie genoemde ontwikkelingsprocessen heeft tot gevolg gehad dat de chronologische lijn niet altijd bewaard kon blijven. Om de grote hoeveelheid aan gegevens enigszins inzichtelijk te maken voor de le-zer, wordt aan het eind van dit hoofdstuk ingegaan op een aantal hoofdpunten met betrekking tot de bovengenoemde ontwikkelingen.

2.2 De organisatie-structuur in de start-fase

2.2.1 Het initiatief

Naar aanleiding van de televisie-uitzending van de NOS-documentaire "Ik ben nog in mijn beste jaren" die over de Westduitse woon- en leefgemeenschap van ouderen in Bad Segeberg ging, nam de Stichting Welzijn Ouderen West-Friesland in november 1981 het initiatief tot het vormen van een werkgroep met als doel een soortgelijk project van de grond te krijgen in de regio West-Friesland. Deze Stichting is een re-gionale instelling voor gecoördineerd bejaardenwerk.

2.2.2 De werkgroep

Aan deze werkgroep namen vertegenwoordigers van ouderenbonden, van regionale instellingen voor gezins- en bejaardenzorg en een in het project geïnteresseerde oudere en architect deel. De werkgroep die uit tien personen bestond, werd onder-steund en begeleid door twee functionarissen van de Stichting Welzijn Ouderen. De doelstelling van de werkgroep was: "Het realiseren van specifieke leefgemeen-schappen van ouderen in de regio West-Friesland".

De doelgroep waarop de werkgroep zich richtte was "de groeiende groep zelfstandig wonende ouderen, vooral ook alleenstaande ouderen".

De huisvestingsvorm die de werkgroep voor ogen stond, waren "leefgemeenschappen

(14)

die in zoverre anders zullen zijn dan de bestaande vormen, dat de bewoners ervan zelf de verantwoording op zich nemen van de organisatie, taken en werkzaamheden binnen de gemeenschap, voorzover dit mogelijk is".

Deze leefgemeenschappen zouden moeten bewerkstelligen dat:

"vereenzaming van vooral alleenstaande ouderen en dreigende isolering van

al-leenstaande ouderen en oudere echtparen worden voorkomen;

een zinvolle levensfase geboden wordt aan ouderen door het scheppen van moge-lijkheden om werk- en levenservaring in de leefgemeenschap meer tot zijn recht te laten komen;

een optimale levensvorm geboden wordt aan ouderen die ervoor voelen elkaar te ondersteunen en die financieel haalbaar voor hen is;

de financiële lasten van de overheid, die door een groeiend aantal ouderen zullen gaan toenemen, verlicht worden".

De werkgroep stelde zich tijdens deze eerste fase drie taken:

1. het idee van de nieuwe woon- en leefvorm van ouderen voorleggen aan de ver-schillende instanties, zowel op landelijk, regionaal als op plaatselijk niveau; 2. naar mogelijkheden uitzien in de regio, die ruimte zouden kunnen bieden aan een

eerste woon- en leefgemeenschap;

3. de mogelijkheden tot wonen en leven bekendheid te geven onder ouderen in de regio "door het houden van informatie-bijeenkomsten".

Deze taken werden door de genoemde werkgroep uitgevoerd tot het moment dat zich een aantal kandidaat-bewoners voor de woon- en leefgemeenschap presenteer-de, dat vervolgens - samen met de Stichting Welzijn Ouderen - zelf deze taken ter hand ging nemen. Dat was overigens een geleidelijke ontwikkeling.

2.3 Projectontwikkeling

2.3.1 Zoeken naar een geschikte lokatie: het agrarisch model

Gedurende de eerste tijd heeft "Bad Segeberg" model gestaan voor de te realiseren gemeenschap, namelijk een woon- en leefgemeenschap naar agrarisch model. De werkgroep ging er daarbij van uit dat een tiental bewoners de gemeenschap zou gaan bevolken. Illustratief is dat in eerste instantie gezocht werd naar een boerderij waarin acht tot tien personen konden wonen met een stuk grond erbij dat door de bewoners bewerkt kon worden. Hiertoe werden drie mogelijkheden binnen de be-staande bouw onderzocht, te weten een boerderij te Zwaag, de Snoeck van Loosen-boerderij te Enkhuizen en het missiehuis Mill Hill te Hoorn.

Deze lokaties werden voornamelijk vanwege financiële redenen afgewezen: de aan-schafprijs was te hoog (missiehuis), de kosten van verbouw waren hoog (alle drie). Daarnaast waren sommige lokaties ver verwijderd van voorzieningen (vooral die in Enkhuizen en in Hoorn). Voor de Enkhuizer boerderij gold verder dat deze onder Monumentenzorg viel, hetgeen beperkingen in de mogelijkheden tot verbouw met zich meebracht.

(15)

Gaandeweg de discussie is het agrarisch model

à

la Bad Segeberg verlaten. Een aan-tal ontwikkelingen beïnvloedde het aanvankelijke concept:

- vanaf 4 maart 1982 werden door de Stichting Welzijn Ouderen tal van informatie-bijeenkomsten gehouden die tot doel hadden vooral ouderen te informeren over het project. Op deze bijeenkomsten werd de videoband "Ik ben nog in mijn beste jaren" getoond en werd naar aanleiding daarvan gediscussieerd. Op deze informa-tie-bijeenkomsten bleek al spoedig dat het agrarisch model minder aansloot bij de wensen van ouderen afkomstig uit plattelandsgemeenten. Een oudere drukte dit als volgt uit: "Maar we hebben in ons dorp toch al een woongemeenschap?". In West-Friesland komt de situatie waarin ouderen nog op de boerderij werken die zij ten gunste van hun kinderen verlaten hebben, veel voor. In mei 1982 bleek uit de resultaten van een gehouden enquête dat het merendeel van de kandidaat-bewoners dan ook afkomstig was uit de stedelijke gebieden (Hoorn, Stede Broec). Het economisch motief dat aan de woon- en leefgemeenschap in Bad Segeberg ten grondslag lag, sprak hen minder aan: voor hen gold "dat het leuk was om er dingen als hobby bij te doen";

- aan de informatie-bijeenkomsten was een enquête verbonden met als doel de be

-langstelling voor een dergelijke woon- en leefgemeenschap onder ouderen te pei-len. Hieruit bleek eind mei 1982 dat negentig procent van de aanwezige ouderen, een dergelijke woon- en leefgemeenschap als een goede mogelijkheid van wonen beschouwde. Een groep van zestig personen toonde zich bereid zich als kandidaat-bewoner te melden. Een aantal dat aanzienlijk groter was dan dat waar de werk-groep oorspronkelijk van was uitgegaan;

- gaandeweg het proces nam de aanvankelijk latent aanwezige doelstelling: "de nieuwe woonvorm dient voor een ieder toegankelijk te zijn" vastere vorm aan; de woonvorm moest betaalbaar en niet exclusief zijn. Een verbouw-situatie van be-staande bouw - zo was gebleken - zou leiden tot relatief hoge huur die niet voor een ieder op te brengen zou zijn. Heel even is nog wel koop door de bewoners aan de orde geweest. Bij eventueel vertrek zou elke bewoner haar of zijn deel dan kunnen verkopen aan de volgende bewoner. Dit idee werd in feite direct afgewe-zen om reden van exclusiviteit.

2.3.2 Een geschikte lokatie: "De Kersenboogerd"

In februari 1982 kwam de projectontwikkeling in een stroomversnelling terecht. Toen vond een gesprek plaats tussen de werkgroep-leden en gemeente-ambtenaren van het Projektburo "De Kersenboogerd" en van de afdeling Volkshuisvesting van de gemeente Hoorn. Dit gesprek resulteerde in het idee om de plek die in de nieuw aan te leggen wijk "De Kersenboogerd" gereserveerd was voor een verzorgingstehuis voor ouderen, te bestemmen voor de bouw van de woon- en leefgemeenschappen van ouderen.

Hiertoe was reeds in 1981 een ontwikkeling in gang gezet. In 1980 had de gemeente-lijke werkgroep "Huisvesting Bejaarden Hoorn" zich bezig gehouden met de planning van het aantal verzorgingsplaatsen in Hoorn voor 1980 en later. Aan de hand van cijfers en prognoses kwam deze werkgroep tot de conclusie dat pas na het jaar 2000 een tekort aan verzorgingsplaatsen in Hoorn zou optreden. Zij gaf aan dat:

(16)

1. de eerste jaren niet daadwerkelijk gestart kon worden met de voorbereidingen van een verzorgingstehuis in "De Kersenboogerd"j

2. grond gereserveerd diende te worden in "De Kersenboogerd" voor een verzor-gingstehuis met 150-200 bedden.

In de verdere plannen voor de "De Kersenboogerd" heeft de gevraagde grondreser-vering plaats gevonden.

Vervolgens kreeg deze werkgroep van het college van Burgemeester en Wethouders de opdracht om haar nader te informeren over alle vormen van wonen voor bejaar-den naast die van een verzorgingstehuis.

Op 12 maart 1982 legde de Afdeling Volkshuisvesting van de gemeente Hoorn het voorstel om "De Kersenboogerd" als lokatie aan te wijzen, voor aan de werkgroep "Huisvesting Bejaarden Hoorn".

Op 22 juni 1982 deelde het college van Burgemeester en Wethouders van de ge-meente Hoorn aan de werkgroep (woon- en leefgemeenschap van ouderen) mee dat "De Kersenboogerd" als lokatie voor de woon- en leefgemeenschappen was aange-wezen op voorwaarde dat de werkgroep een toegelaten instelling wist te interesse-ren, die de bouw in de woningwetsfeer kon realiseren.

2.3.3 Het vinden van een architect

Vanaf het eerste moment maakte de architect Miellet deel uit van de werkgroep. Hij had naar aanleiding van een interview met één van de initiatiefnemers in een plaatselijk weekblad zijn diensten belangenloos aangeboden. Hij maakte in het eers-te stadium van de werkgroep plannen voor de verbouw van bestaande panden. Op 23 juni 1983 was de gemeentelijke commissie "Ruimtelijke Ordening/Volkshuis-vesting" accoord gegaan met het 'bouwprogramma 1984 en volgende jaren'. De wooneenheden voor groepswonen (50 stuks) waren opgenomen in het contingent 1984. Voor 1 oktober 1984 diende er gebouwd te worden en het plan (tekeningen, bestek) moest uiterlijk 1 juli 1984 indieningsgereed zijn. Het ontwerpteam kon starten.

Begin juli 1983 vond op het stadhuis een oriëntatiegesprek plaats over het ontwerp-team. Hier waren, naast de architect MielIet ook mensen van het architecten-bureau Treffers &. Polgár aanwezig. Toen werd het de leden van de werkgroep dui-delijk dat niet het architectenbureau van MielIet, maar dat van Treffers &. Polgár door de gemeente als architect was aangewezen.

Dit architectenbureau had reeds in 1982 op eigen initiatief een plan ontwikkeld voor de bouw van zelfstandige woningen voor bejaarden op het terrein dat toen nog bestemd was voor de bouw van een verzorgingstehuis, en had dat plan aan de ge-meente aangeboden. Dit initiatief paste toentertijd echter niet in de planning van de gemeente. Nadat de bestemming van het terrein gewijzigd was, werd - ditmaal door de gemeente - contact gelegd met het bureau Treffers &. polgár. De gemeente was van oordeel dat, mede omdat het bureau ook andere projecten in "De Kersen-boogerd" had ontworpen, Treffers &. Polgár een juiste keuze was. Bovendien stond het bureau hoog bij de gemeente aangeschreven. Het architectenbureau Miellet-Van Duin was een nieuw bureau en had naar het oordeel van de gemeente nog onvol-doende ervaring.

(17)

De werkgroepleden "stonden erop" dat Miellet van het ontwerpteam deel uit zou maken. Daarmee kwam een samenwerkingsverband tussen de beide bureau's tot stand.

2.3.~ Het vinden van een opdrachtgever

In eerste instantie had de werkgroep, op advies van de gemeente, een gesprek met de woningbouwvereniging "Hoorn" te Hoorn. Deze wilde niet als opdrachtgever op-treden: zij achtte het project te experimenteel van aard. Behalve dat zij vond dat er teveel financieel risico aan verbonden was (betwijfeld werd of de woongemeen-schap wel bewoond zou worden) gaf zij als reden op dat de woningbouwvereniging over onvoldoende deskundigheid beschikte om een dergelijk project te realiseren. Eveneens op advies van de gemeente, benaderde de werkgroep vervolgens een ande-re toegelaten instelling, de Nederlandse Centrale Huisvesting Bejaarden (NCHB). Op de plenaire vergadering van kandidaat-bewoners van 21 september 1982 was een vertegenwoordiger van deze instelling aanwezig. Later is niets meer van de kant van de NCHB vernomen (de reden hiertoe is onbekend bij alle geïnterviewden). Inmiddels was het samenwerkingsverband tussen de beide architectenbureaus tot stand gebracht. Op advies van Polgár werd een derde toegelaten instelling benaderd namelijk de Landelijke Katholieke Bouwcorporatie voor Bejaarden (LKBB). Deze in-stelling werd de opdrachtgever.

2.3.5 Schetsontwerp(en) en definitief ontwerp

De architect van de bewoners heeft in het begin op basis van de plattegrond van de boerderij te Zwaag twee modellen geschetst waarmee werd aangegeven welke mo-gelijkheden door een verbouwing zouden kunnen ontstaan. Het eerste model betrof een uitwerking waarmee gelijke wooneenheden zouden ontstaan en waar weinig ge-meenschappelijke ruimten in waren. In het tweede model had elke bewoner één ka-mer en waren veel gemeenschappelijke ruimten. Deze twee modellen fungeerden als discussiestuk tijdens de bijeenkomsten van kandidaat-bewoners en hadden tot doel de verhouding privé-gemeenschappelijkheid te bepalen: "Aanvankelijk wist men als groep niet wat men wilde".

Later, toen "De Kersenboogerd" als lokatie aangewezen werd, ontwikkelde de archi-tect een plan waarin sprake was van vier clusters met elk acht wooneenheden waar-tussen een aantal "gewone" bejaardenwoningen was opgenomen.

Nadat het samenwerkingsverband tussen de beide architectenbureaus ontstaan was, werden verschillende stadia in het ontwerp-proces met de kandidaat-bewoners be-sproken. In totaal zijn naar schatting van de bewoners zeven ontwerpen gemaakt, voordat het definitieve ontwerp tot stand kwam. Een preciese beschrijving van deze ontwerpstadia kan op deze plaats niet gegeven worden. Het onderzoeksmateriaal gaf daartoe te weinig informatie. Wel kunnen de hoofdlijnen hier weergegeven worden. Zo werd op 9 december 1983 een ontwerp besproken waarin sprake was van 50 wooneenheden (~2 twee- en 8 drie-kamer-woningen). In dit ontwerp was de cluster-gedachte verlaten. Er was sprake van één woongebouw. Deze wijziging werd vooral ingegeven door het feit dat stedebouwkundig de randvoorwaarden gesteld

(18)

was, dat sprake moest zijn van aaneengesloten gevels om het straatbeeld een stede-lijk karakter te geven. De wooneenheden waren gelegen op de begane grond en de eerste verdieping. Door het hele complex werd een middengang gesitueerd. Deze was bedoeld als beschermd ontmoetingspunt voor de bewoners. Bovendien werd hiermee een efficiënte bouwconstructie en uitvoeringstechniek gerealiseerd, welke de financiële haalbaarheid van het project gunstig beinvloedde.

Foto: Eric van Straaten

Rond de jaarwisseling '83/'84 had het gemeentebestuur besloten dat er meerdere wooneenheden op het terrein gebouwd moesten worden vanwege de grondprijs. Dit moest gebeuren, zo werd aan de kandidaat-bewoners uitgelegd, omdat anders de hu-ren te hoog zouden worden. Aan het eerdere ontwerp werden toen twee verdiepin-gen toegevoegd waarmee het totaal op vier verdiepinverdiepin-gen kwam (37 wooneenheden; 32 twee- en 5 drie-kamer-woningen). In het definitieve ontwerp was dan ook sprake

(19)

van 87 wooneenheden. De 37 toegevoegde eenheden zijn onderdeel van het contin-gent van HAT-eenheden. Dit in tegenstelling tot de oorspronkelijke wooneenheden, de woningwetwoningen.De toegevoegde eenheden zouden in eerste instantie niet tot de woongemeenschap behoren. Het waren HAT-eenheden die - daartoe was tussen de bewonerscommissie (deze was in juli 1983 in het leven geroepen, zie hiervoor paragraaf 2.4.1) en de afdeling Volkshuisvesting van de gemeente Hoorn een monde-linge afspraak gemaakt - verhuurd zouden worden aan niet-jeugdigen. De woningen op de begane grond en de eerste verdieping waren normale woningwet-woningen en behoorden tot de woongemeenschap. Op de begane grond waren vier gemeenschap-pelijke ruimten die, wanneer daartoe aanleiding bestond, omgevormd konden·worden tot wooneenheden. Deze waren binnen de stichtingskosten van de 87 wooneenheden gerealiseerd.

Foto: Eric van Straaten

(20)

lAt 18. 1e. 1.F - .ontllet,pe GR 1, 2 - , . . . . nacbappelijke rui.ten 4B I j La 3.

11 .

I

I

n

'.2 ,.

1. hoofdeatre. ~ 2. ba: H

r

l

3.

liJ'

: ' 2'

I ' •

WOONGEMEENSCHAP VAN OUOEREN BOOGERO" TE HOORN (N.H.) 3. trappehu1. 4. 11ft lA tA i ti

I I I

,

I GR: 5. berciDlen (0 •• . fietlen-) 6. kruldentul.D

7. aoe.tuinen doorsnede 1 doorsnede 11 8. voli.re 9. )(&5 10. jeu de boule 11. poort 12. z1 tbuk

.,

.

" )

.

~

13 _ . _ . . . . , ,

~

/ ' • . ,

,

"

~

/

'

...

_~....

..

'"

... .'

.

, \ /

-

---

_

.

- --', 15. Audio Via: •• l

~

'

"

______ ' ) .

'/

-==-- ___ ---.

"

.;::

,

..

.

.... OH.: __

....

....

.

..

.

/.

/;

,

..

.

n. - . . . " . / ' /,

-

-4!

'

.

/,-"

.

,

~~

,

/

"

/ 7

/

~;.-:-_

I

~

, .. '.,', /

"'

,

...

'

/ , '

,

;

,

' /

'

..

/

'

..

/

'\

"

\

'....

'

:

l

/

/7

«t

~

"

~

N/'

:

""

'.

/" A .

.

.

"

'.

~

\..

J'

...

"---

/

I ",' / e I; " " . / ' 'l> / '/

,

.

'

.

, / /

'

..

,

.'

,

'.

'

/"'

.

'0

.

"

"

:

/

//./

7

//

[JG

'

/ )

'

~

/I~

, "

"

~

t'

d

~

"

.

"

..

"

/

....

,-,

~-

.

.

. . ' , . ...."

,

~

--" .... ,.. ' . U 4 / "

.

• '''IC

"\"'-~)

_ _ _

ç-_=

----....

,

'

'''-'/

f

~

'.

..

"

.

':-.. '

~

,\...

"

/

/1

/

r--'""'--=:ft

10

.

"'

'''.'''-

\..

,,~./(,

"

'/

.

~

(

~

' . " :

>"--

.

~

--

__:":'::J

I

.'

T~

'

-FE'"r'7,

I

I

h

-; I

\

'---~-- . /

---

-", dsn 1

f

/

_ _

,eb

o 10",

1

~ "'l'

'<

"DE

,

"'-"

(21)

L~

,

~

,

~~

' . ~, ( ,

'

~

28

'

;0

2A

y..

"

J-/::/,

N

JV

3°VERDI EPING L~_ 2"VERDI EPING o 2 10m

WOONGEMEENSCHAP VAN OUDEREN "DE

BOOGERON TE HOORN (N.H.)

(22)

N N

&

_

,

~j'

i(~

~\{.ff

,

ds

-

, "

..

,/,,,>'

'/

" r{f?

. ..

-' -,

--,--,

I

\~'

_

~)

CJ/"I( l'~

')

:rc:J

/

r " ,

L}J~-()

'

(\l

"

,

.

'

,,"'~)

;

..

,~

,-""

~

-~

/

-~

)

. : , ",' I

_~

I

:

l

~)

,,11,.

.

\\

~

lt·

~'

.

)

)l

f

)i - , - ,

I

~ (-~)

, ..

--,

I' '

I

'

X

I

1

J

1

1+:"

"

,

j

:

I~

l,

!

,

Di!

:

'. /'

IJ

J

.

.)

'

~~

.

~

~

,

'l

'

-),.

)\

\.--- ./,-,..// _

~

-'

(/

-!J

..

~ ,~.J't _.2.,_~

-r

l

1'111

HL

Ll~

'''''''_

-

T'''

I

--q-

'

-~~1J

.~~

.

...

'

j#j·j,\#O

---

,

,,

'

<:' <:' e /./ / / .. ~ ( ) -' I

/ : :

(

/~

.

j

-

, '

'.-

'~

,

,

\

J

'\

/'

.

,

.

r

.

'~.'

/

A.

/

,.

j:7

. -1:.:' -, ,'-,,.:/ .' )" .. /

/,

)

. ) / ", ' . r / '~ }-

.

~~

'-.

WOONCEMEENSCHAP VAN OUDEREN BOOCERO" TE HOORN (N.H.)

in ••• enverking liet Architektenbut'o

Mielle.t + van Duin b.v. te Zuidwolde

Opdrachtgever Stichting L.K.B.B. Duindoorn 8 2262 AR LE IDSCHENDAII Opdracht "DE

87 woningwetwoningen + ge.u:nschappelijke

ruimten Ontwerpjaar 1983/1984 Bouwjaar 1985 Aannemer

I.B.C. Bouvgroep Nederland b.v. te Best

Adviseurs

~2!!!!!~~Ei!:.=.

Ingenieursburo voor Bouwtechniek

Goudstikker de Vries b.v. te Zoetermeer

E!:~!!!.!~~!_!!!.!!!l!!!!!!.:

Advies- en Ingenieursburo

Sweegers & de 8ruijn b.v .

te I s-Hertogenbosch

B~nst8llatiekosten

f. 4.656.812,-- exklu.ief 19% B.T.W.

Gemiddelde uandhuur (exkluaief servicekosten

f. 355,-per maand (1986)

Onderhoud en beheer Vereniaina van bewoners

rRËFF"ERS 'r"N "PO"t<::;'ÄR8

BV

r ....

(23)

De definitieve vorm van het gebouw is een tweemaal geknikte langwerpige strook van 3 en 4 bouwlagen (zie foto). Aan de binnenzijde van het bouwblok waren aan-vankelijk kleine tuinen gedacht die grensden aan gemeenschappelijk groen. Dit buitengebied is naderhand vergroot.

Het project werd medio mei 1984 aanbesteed. De bouw startte op 20 december 1984. Op 6 januari 1986 werden de eerste wooneenheden opgeleverd.

2.3.6 Projectontwikkeling en kandidaat-bewoners

Eind mei 1982 bleek een groep van zestig personen bereid zich als kandidaat-bewo-ner aan te melden. Op 21 juni 1982 vond de eerste kennismakingsbijeenkomst van kandidaat-bewoners plaats. In dezelfde maand was "De Kersenboogerd" als lokatie aangewezen.

Op deze plenaire vergaderingen werden tal van plannen besproken. Zo werd op die van 21 september 1982 het plan van MielIet besproken waarin sprake was van vier clusters van elk acht wooneenheden met daartussen bejaardenwoningen die van de woon- en leefgemeenschappen losgekoppeld waren. In die woningen konden ouderen wonen die niet tot de woon- en leefgemeenschappen gerekend werden, maar die, wanneer zij daarvoor voelden, tezijnertijd konden verhuizen naar wooneenheden van de gemeenschap. In dit plan was sprake van vier woon- en leefgemeenschappen waarin elk twaalf tot veertien mensen woonden. Op deze vergadering bereikten de kandidaat-bewoners over een aantal punten overeenstemming: men wilde eigen wooneenheden (met kamer, slaapkamer, keukentje en bad/toilet) met daarnaast gemeenschappelijke ruimten zoals een keuken, een zitkamer, een wasserette, een werkplaats, een bergruimte en twee logeerkamers. Daarnaast werd aandacht gevraagd voor de thermische isolatie van de diverse vertrekken en werden gas- en watermeters in elke woning als gewenst beschouwd.

Op de plenaire vergadering van 8 juli 1983 (op deze dag werd ook bekend dat het architectenbureau Treffers &: polgár door de gemeente was aangewezen) werd een door de Stichting Welzijn Ouderen en de architect MielIet opgesteld enquête-formu-lier door de kandidaat-bewoners ingevuld. Deze enquête betrof vragen over ge-meenschappelijke activiteiten, autobezit, buitenruimte, zelfwerkzaamheid en wo-ningvoorkeur.

Op 2 september 1983 werd tijdens een plenaire vergadering aan de kandidaat-bewo-ners meegedeeld dat het voorlopig ontwerp half november 1983, en het definitieve ontwerp rond de jaarwisseling '83/'84 gereed moest zijn. Op deze vergadering kwa-men opnieuw nieuwe en gewijzigde plannen aan de orde. Hierin was nog sprake van afzonderlijke woonblokken. Centraal in de discussie stonden toen de gemeenschap-pelijke ruimten; werd voorheen gesproken over vier woon- en leefgemeenschappen met eigen gemeenschappelijke ruimten, tijdens deze bijeenkomst werd een voorkeur uitgesproken voor dwarsverbindingen onder het motto "met en voor elkaar doen, met behoud van privacy". De gemeenschappelijke ruimten als keuken, muziek-ruimte, enz. moesten voor alle bewoners van de woongemeenschappen toegankelijk kunnen zijn, waarbij gestreefd diende te worden naar een grote mate van flexibili-teit.

De bewonerscommissie stelde in november 1983 een vragenlijst op voor de kan

(24)

daat-bewoners inzake deelname aan de woongemeenschap, de tekeningen/ontwer-pen, de woningkeuze, het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten, de tuininrich-ting en het -onderhoud, de zelfwerkzaamheid en het gezamenlijk onderhoud. Uit de resultaten ervan bleek onder meer dat er behoefte bestond aan "detail-tekeningen" en informatie over de toekomstige woonlasten.

Op de plenaire vergadering van 9 december 1983 was sprake van twee verdiepingen met in totaal 50 woningwet-woningen, waarvan 42 twee- en 8 drie-kamerwoningen waren. Door de diverse vragen inzake de wooneenheden over onder meer de liften, de inpandige bergingen en de warmwatervoorziening werd besloten een informatief boekwerkje te maken waarin vele vragen over de bouw van de woongemeenschappen beantwoord zouden worden. Dat was, zo was het oordeel, tevens van belang voor de "nieuwkomers" •

Rond de jaarwisseling '83/'84 werden twee verdiepingen aan het plan toegevoegd met in totaal 37 HAT-eenheden. Deze zouden niet tot de woongemeenschap beho-ren. De kandidaat-bewoners wensten een horizontale splitsing tussen de wooneen-heden die wel en niet tot de woongemeenschap zouden gaan behoren. Door een hori-zontale splitsing, zo was de overweging, zou het totale tuingebied aan de woonge-meenschap toebehoren. Voor de kandidaat-bewoners die er naar streefden een woongemeenschap te realiseren waarin mensen woonden met hetzelfde levensritme, ontstond toen het probleem "wie er boven hun hoofd zou komen wonen". Na overleg met de afdeling Volkshuisvesting van de gemeente werd de mondelinge afspraak met haar gemaakt dat deze wooneenheden uitgegeven zouden worden aan niet-jeug-digen. Toch waren deze wooneenheden moeilijk afzonderlijk te zien van de woon-gemeenschap. De bewoners ervan zouden tevens gebruik moeten maken van de lif-ten en gangen van de woongemeenschap. "Om die twee soorlif-ten bewoners van elkaar te kunnen onderscheiden, moest je alle bewoners bijna een kaartje opspelden om te kunnen bepalen of zij tot de woongemeenschap hoorden of niet, of zij bijvoorbeeld gebruik mochten maken van de gemeenschappelijke ruimten of niet" was een uit-spraak die deze

si-tuatie illustreerde. Uiteindelijk deed deze sisi-tuatie de kandidaat-bewoners besluiten om alle 87 wooneenheden tot de woongemeenschap te rekenen.

2.4 Ontwikkelingen in de organisatie-structuur van de toekomstige bewoners 2.4.1 Organisatie-structuur tijdens de projectontwikkeling

Eind mei 1982 bestond zoals gezegd, de groep kandidaat-bewoners uit zestig perso-nen. Vanaf 21 juni 1982 kwamen zij om de zes weken bijeen. Deze plenaire vergade-ringen dienden er vooral toe om nader kennis met elkaar te kunnen maken.

Niet iedereen had de keuze gemaakt in de woongemeenschap te willen wonen of niet. Velen wilden het eerst nog nader bekijken. Een concreet plan waarop men kon intekenen, bestond nog niet. Dat werd gaandeweg ontwikkeld.

De groep kandidaat-bewoners wisselde in die tijd steeds van samenstelling: er vielen mensen af en er kwamen nieuwe bij. Toch bleef het aantal bezoekers van deze bij-eenkomsten rond de zestig schommelen.

(25)

Deze plenaire vergaderingen werden voorbereid door een aantal kandidaat-bewo-ners. Later, op de plenaire vergadering van 8 juli 1983, werden zij tot lid van de bewonerscommissie benoemd. Dit gebeurde vlak voordat het ontwerpteam startte. Deze commissie werd op advies van de Stichting Welzijn Ouderen in het leven ge-roepen en diende ertoe de toekomstige bewoners door vaste personen te laten ver-tegenwoordigen. Zij had meer het karakter van 'presentatie' dan dat zij verantwoor-delijkheid droeg voor het project. De commissie kende drie leden. De meeste onder-handelingen waren voor die tijd verricht door vooral de medewerkers van Stichting Welzijn Ouderen en de architect Miellet, allen lid van de werkgroep. De andere leden van de werkgroep waren niet meer actief in dit stadium. Gaandeweg leerden de leden van de bewonerscommissie veel dingen doordat de functionarissen van Stichting Welzijn Ouderen hen steeds meer bij diverse werkzaamheden betrokken. Pas in januari 1984, toen deze commissie uitgebreid werd met twee leden, kwam de verantwoordelijkheid voor het project meer bij haar te liggen "evenwel in goede samenwerking en met ondersteuning van de Stichting Welzijn Ouderen". Vanaf dat moment kwam de bewonerscommissie maandelijks bijeen. Onderwerpen waarmee de bewonerscommissie zich bezig hield, waren onder meer deelname aan studiedagen en voorlichtingsbijeenkomsten, het zelf geven van voorlichting, de oprichting van de bewonersvereniging, de voorbereiding van plenaire vergaderingen, de inrichting van het tuingebied, de woningkeuze, de omvang van de woongemeenschap, overleg met de opdrachtgever etcetera.

In april 1985 werden de resultaten bekend gemaakt van de enquête die de bewoners-commissie in januari/februari '85 onder de kandidaat-bewoners gehouden had. Op dat moment waren 84 ouderen lid van de op te richten bewonersvereniging. Dertig van hen waren tussen de 48 en 65 jaar; 54 waren ouder dan 65. De gemiddelde leef-tijd was 68,5 jaar. Van de 84 leden vulden 67 mensen het enquête-formulier in. Uit de resultaten bleek dat 37 van hen definitief besloten hadden om in de woonge meenschap te gaan wonen; 4 wilden dit niet, 6 hadden twijfels en 20 mensen hadden de vraag niet beantwoord.

2.4.2 Vorming van bestuur en werkgroepen

Op de vergadering van de toekomstige bewoners van 25 februari 1985 werd door de bewonerscommissie aangegeven dat er een bestuur gevormd diende te worden om een duidelijker onderlinge taakverdeling te bewerkstelligen. De bewonerscommissie had daartoe een schema opgesteld. Hierin werden diverse bestuursfuncties en werk-groepen onderscheiden. Aangegeven werd welke taken door elk van hen verricht dienden te worden. "Het schema geeft aan wat in de beginperiode van belang is. Zo-dra het geheel een 'lopende winkel' is, kunnen de verschillende functies anders wor-den ingedeeld". Het schema bleek een goede aanzet om de discussie erover te ope-nen. Er was echter geen koppeling gelegd met de personen die de functies gingen bezetten. Later werd, los van het eerder geleverde schema, een bestuur gevormd. De diverse portefeuilles werden gaandeweg ingevuld. Op de plenaire vergadering van 19 april 1985 werden acht leden van een voorlopig bestuur benoemd dat tot de voorjaarsvergadering in 1986 zou gaan functioneren waarna een definitief bestuur haar taak verder zou kunnen gaan uitvoeren.

(26)

De behoefte om werkgroepen te vormen, bestond al enige tijd. In 1984 was de werk-groep 'tuin' gestart. Op de vergadering van 19 april 1985 werden de leden van een aantal werkgroepen benoemd. Aldus zijn de volgende werkgroepen ontstaan:

- 'inventarisatie en inrichting van de gemeenschappelijke ruimten'; - 'opvang nieuwe leden en woning verdeling';

- 'public relations'.

Daarnaast werden op deze vergadering twee vertegenwoordigers van de toekomsti-ge bewoners aantoekomsti-gewezen om deel te nemen aan de bouwvergaderintoekomsti-gen.

2.4.3 Oprichting van de bewonersvereniging

Op 13 april 1984 was plenair besloten een bewonersvereniging op te richten. De le-den van de bewonerscommissie en vervolgens het bestuur van de bewonersvereni-ging i.o. voerden daartoe enige gesprekken met een notaris. Op 5 juni 1985 werd de Bewonersvereniging Woongemeenschap "De Boogerd" officieel opgericht.

In de oprichtingsstatuten is als doel van de vereniging omschreven:

1. het stichten en in stand houden van een woongemeenschap waarvan de leden niet alleen hun eigen, maar ook elkanders belangen behartigen door zelfwerkzaam-heid en burenhulp;

2. het scheppen van een voor haar leden zo gunstig mogelijk woonklimaat en het behartigen van de belangen van de leden in hun onderling verkeer en tegenover derden;

3. het beheren van gemeenschappelijke zaken en ruimten ten behoeve van de leden. De vereniging tracht dit doel te bereiken door:

1. het beheren van door de leden gevormde fondsen en andere geldmiddelen; 2. het voeren van een gemeenschappelijke huishouding;

3. het verrichten van al hetgeen de verzorging van gemeenschappelijke ruimten ten goede komt;

4. het verlenen en bevorderen van de onderlinge hulp en bijstand van de leden bij het onderhouden van hun eigen wooneenheden;

5. het verrichten en bevorderen, in de meest uitgebreide zin, van al hetgeen met het vorenstaande in direct of indirect verband staat dan wel in het belang van de leden noodzakelijk of gewenst is.

Volgens de statuten zijn van de vereniging lid, zij die huurder zijn van een tot de woongemeenschap behorende wooneenheid. De leden vormen de algemene vergade-ring. Deze vergadering wordt tenminste één maal per jaar gehouden. Ieder lid heeft stemrecht. De algemene vergadering beslist over de toelating van nieuwe leden en kiest bij bestuurswisseling het nieuwe bestuur.

Het bestuur is belast met de dagelijkse leiding van de vereniging. Zij is bevoegd om onder haar verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen van haar taak te laten ver-richten door commissies. Elk bestuurslid kan maximaal drie jaar aanblijven. Voor deze regel geldt dat bij besluit van de algemene vergadering ontheffing kan worden verleend.

(27)

In de statuten is verder opgenomen dat de algemene vergadering een huishoudelijk reglement zou gaan opstellen met betrekking tot: lidmaatschap, introductie van nieuwe leden, de hoogte van periodieke en eenmalige bijdragen, het beheer van de gemeenschappelijke ruimten en normen waaraan het samenleven in de woongemeen-schap gebonden is.

2.4.4 Het bestuur en de werkgroepen

Hieronder zal kort worden ingegaan op het bestuur en de werkgroepen. a. Bestuur:

Met de vorming van het bestuur kwam een einde aan de bewonerscommissie. Het bestuur kwam maandelijks bijeen. Onderwerpen die aan de orde kwamen, waren bij-voorbeeld: het samenstellen van de diverse commissies, het overleg met de notaris om de statuten op te stellen, het uitschrijven en voorbereiden van plenaire vergade-ringen, het overleg met de LKBB met betrekking tot de vaststelling van de huren, de woningtoewijzing, het indiening van subsidie-aanvragen, het afsluiten van lenin-gen en het aanvralenin-gen van gemeentegarantie, de oplevering en voorlichting over de woongemeenschap. Ook voerde het bestuur diverse gesprekken met de LKBB om te komen tot een beheerovereenkomst.

b. De werkgroep 'tuin':

Bij het project behoort een tuin van 2.360 m2• De grootte van het aanvankelijk ge-plande buitengebied was aanmerkelijk kleiner, namelijk 610 m 2•

Deze uitbreiding is een direct gevolg geweest van de SEV-invloed op het project. Tijdens de bespreking tussen de indieners van de - eerste - experiment-aanvraag (zie hiervoor pagina 22) en de kleine commissie van de SEV werd door de SEV-Ieden kritiek geuit op het kleine buitengebied: "In feite is het plan gewoon een rijtje huizen met een rijtje tuintjes erachter". De SEV-leden waren van mening dat het beschikbare terrein te klein was voor het ontplooien van tuin-activiteiten. Hun voorstel was om het gemeentelijk groengebied samen te voegen met de achter-tuintjes tot één groter gebied.

Deze uitbreiding van het buitengebied had tot gevolg dat er een werkgroep 'tuin' werd opgericht die in samenwerking met de Dienst Openbare Werken van de ge-meente Hoorn een plan tot inrichting ontwikkelde.

De werkgroep 'tuin' kwam op 6 juni 1984 voor het eerst bijeen. Medio september 1984 werd met de gemeentelijke ontwerpafdeling 'Beplanting, Sportterreinen en Recreatie' overeengekomen dat deze een plan en kostenraming van het tuingebied in samenwerking met de bewoners zou gaan ontwikkelen. Daartoe werden di verse vergaderingen gehouden waaraan, naast gemeente-ambtenaren en leden van de tuingroep, ook de Stichting Welzijn Ouderen deelnam. Op deze vergaderingen werd een aantal ontwerpen besproken.

Op de plenaire vergadering van 15 februari 1985 werd door de kandidaat-bewoners besloten dat de werkgroep 'tuin' het gekozen plan (inclusief de financiering ervan) zou voorleggen aan de bewonerscommissie.

Uiteindelijk is gekozen voor een buitengebied waarin de bewoners van de

(28)

meenschap diverse activiteiten kunnen ontplooien. Er is onder meer plaats voor het kweken van bloemen, kruiden, groenten en fruit. Ook is er een jeu de boule-baan, een volière, een kweekkas en zijn er zit- en wandel mogelijkheden.

De kosten van de aanleg van het tuingebied kwamen voor rekening van de bewoners: "Het woongebouw wordt gerealiseerd in de sociale sector. De aanleg van de tuin moet gezien worden als luxe toevoeging. De financiering wordt derhalve niet gedekt door het Rijk" zo werd door de gemeente aan de leden van de tuingroep meegedeeld in de vergadering van 9 oktober 1985.

c. De werkgroep 'inventarisatie en inrichting gemeenschappelijke ruimten:

Reeds in de ontwerp-fase van het project bereikten de kandidaat-bewoners overeen-stemming over hoe zij wilden wonen. Naast een eigen wooneenheid (woonkamer, slaapkamer, keuken en bad/toilet) wilden zij gemeenschappelijke ruimten zoals een keuken, een zitkamer, een wasserette, een werkplaats, een bergruimte en twee lo-geerkamers.

In het aanvankelijke ontwerp was uitgegaan van vier woon- en leefgemeenschappen. Voor iedere groep was een gemeenschappelijke ruimte gepland. In het complex zoals dat nu is, zijn vier gemeenschappelijke ruimten opgenomen. Dit getal herinnert in feite nog aan het aanvankelijke concept. Twee ervan zijn ingericht als keuken, de andere twee als recreatieve ruimten. Daarnaast kent de woongemeenschap nog een

aantal gemeenschappelijke ruimten dat als wasserette/logeerkamer,

kantoor /logeerkamer, videoruimte/bibliotheek, video-kamer, knutselruimte en ber-ging is ingericht.

De vier gemeenschappelijke ruimten vormden een onderdeel van een ontwerp dat gebaseerd was op 50 wooneenheden die tot de woongemeenschap gerekend werden. Later, toen besloten werd alle 87 wooneenheden tot de woongemeenschap te reke-nen, werden de gemeenschappelijke ruimten niet aan het groter aantal bewoners aangepast. Immers, deze wooneenheden zouden in eerste instantie losgekoppeld worden van de woongemeenschap.

Op de plenaire vergadering van 19 april 1985 stelde zich een aantal

kandidaat-be-woners beschikbaar voor de werkgroep 'inventarisatie en inrichting van de

gemeen-schappelijke ruimten'. Deze werkgroep leverde op 29 april 1985 een verslag aan de bestuursleden waarin tot uitdrukking werd gebracht welke benodigdheden voor de gemeenschappelijke ruimten beschikbaar dienden te komen.

Medio juni 1985 had de werkgroep een gesprek met de inrichtingsadviseur van de LKBB. De werkgroep had haar op advies van de LKBB benaderd. Zij zegde haar me-dewerking toe en zou een voorstel met een begroting opstellen.

Op 16 oktober 1985 bespraken het bestuur en de LKBB de kosten die aan deze werk-zaamheden verbonden waren. De LKBB had aangegeven dat deze diensten niet gra-tis waren. In de begroting van het project was echter geen rekening gehouden met adviezen van een inrichtingsadviseur • De LKBB pleitte toch voor het aanstellen van een inrichtingsadviseur: 'Zij zou het jammer vinden wanneer de openbare ruimten niet in harmonie met de rest zouden zijn. Het gebouwen de inrichting moeten een harmonieus geheel vormen. Dat is de taak van de inrichtingsadviseur'. De LKBB adviseerde niet alles zelf te doen, maar gebruik te maken van deze vakkennis.

(29)

vendien, zo stelde de LKBB, 'heeft de LKBB de kennis en mogelijkheid centraal in te kopen en kan daarvoor scherpe prijzen bedingen waarmee de woongemeenschap haar voordeel kan doen'. De LKBB deed vervolgens het voorstel: of binnen de begro-ting te blijven en de kosten als sluitpost te laten fungeren of een vast bedrag van f 7.000,00 af te spreken voor de door de inrichtingsadviseur geleverde diensten. Het bestuur koos voor het eerste voorstel.

Het bestuur van de bewonersvereniging heeft in samenwerking met de Stichting Welzijn Ouderen getracht om de kosten voor de inrichting van de gemeenschappe-lijke ruimten en de aanleg van de tuin door diverse instellingen en fondsen gesubsi-dieerd te krijgen. Dit, om de woonlasten voor de toekomstige bewoners te drukken. De daarna toegezegde subsidies door het Koningin Juliana Fonds, de Stichting

R.e.

Maagdenhuis, de gemeente en de provincie (in het kader van het flankerend bejaar-denbeleid 1985) waren echter niet toereikend. De bewoners moesten alsnog een lening van

f

50.000,00 afsluiten. De gemeente stond hierbij garant.

Een voorwaarde die aan de subsidie in het kader van het flankerend bejaardenbeleid 1985 was verbonden, hield in, dat de tuin toegankelijk moest zijn voor ouderen van buiten de woongemeenschap.

d. De werkgroep 'opvang nieuwe leden en woningverdeling:

Aanvankelijk gaf de Stichting Welzijn Ouderen aan wie als toekomstige bewoner van de woongemeenschap kon worden toegelaten. De medewerkers van deze Stichting voerden een gesprek met de kandidaat-bewoners waarbij zij nagingen of de motie-ven van de kandidaat zodanig waren dat deze niet strijdig waren met de beginselen van de woongemeenschap; Andere toelatingscriteria werden eigenlijk niet toege-past.

Gaandeweg ontwikkelden de toekomstige bewoners een aantal toelatingscriteria: al-leen personen die 50 tot en met 75 jaar oud waren en die geen thuiswonende kinde-ren hadden en die zich zelfstandig wisten te redden, werden toegelaten. Later zou voor echtparen de regel gelden dat, in geval de partner van iemand die niet tot zelfwerkzaamheid in staat was, toezegde de verzorging op zich te willen nemen, dat echtpaar toegelaten werd.

Eind 1983 bleek dat 37 kandidaat-bewoners definitief hadden besloten om in de woongemeenschap te gaan wonen. In april 1984 hadden de kandidaat-bewoners de keuze gemaakt of zij beneden dan wel boven wilden wonen en bovendien in welk 'blok'. Het ging om de invulling van 50 wooneenheden. In juni 1984 gaven zij 'een na-dere voorkeur' aan voor de te betrekken wooneenheid. Voor alle 50 wooneenheden waren kandidaten. Dezen ontvingen tekeningen met vermelding van hun keuze. Deze woningkeuze moest als een voorlopige beschouwd worden. Op dat moment was namelijk uitgegaan van 50 wooneenheden die deel zouden gaan uitmaken van de woongemeenschap. Later waren daar 37 wooneenheden aan toegevoegd. De bewo-nerscommissie vreesde toen dat niet alle wooneenheden verhuurd zouden worden. Zij startte een uitgebreide publiciteitscampagne in onder meer de kranten. De gemeente stuurde een brief naar alle oudere ingeschreven woningzoekenden waarin zij de woongemeenschap als woonmogelijkheid omschreef. Deze acties leidden tot een nieuwe aanloop van kandidaat-bewoners.

In juni 1985 werd de werkgroep 'opvang nieuwe leden en woningverdeling' een feit.

(30)

Inmiddels was met de gemeentelijke afdeling Volkshuisvesting de mondelinge af-spraak gemaakt dat de gemeente weliswaar officieel de wooneenheden toewees maar dat in feite de bewonersvereniging zelf de kandidaten voordroeg, hetgeen de afdeling respecteerde.

De werkgroep startte opnieuw met de procedure met betrekking tot de woning toe-wijzing. Zij stelde daartoe formulieren op waarop de kandidaat-bewoners hun keuze konden aangeven.

In juni 1985 besloot het bestuur van de bewonersvereniging echter de procedure stop te zetten. Dit besluit werd genomen nadat de LKBB een overzicht had gegeven van de - voorlopige - huurbedragen. Het bestuur achtte deze bedragen te hoog en wei-gerde deze aan de kandidaat-bewoners mee te delen uit vrees dat velen zouden 'af-haken'.

In augustus 1985 bereikten het bestuur van de bewonersvereniging en de LKBB overeenstemming over de hoogte van de huren. De procedure kon hervat worden. In augustus/september voerde de werkgroep de eerste gesprekken met de kandidaat-bewoners. Zij had hen eerst informatie over de woongemeenschap toegestuurd. Ge-vraagd werd onder meer of de kandidaten de doelstellingen van de vereniging kon-den onderschrijven.

Begin september werden de huurprijzen aan de leden bekend gemaakt. Zij werden verzocht binnen een week hun keuze kenbaar te maken door middel van het daartoe bestemde formulier. Vervolgens besprak de werkgroep de binnengekomen antwoor-den. Eind september 1985 was een voorstel tot toewijzing gereed. Dit werd door het bestuur van de bewonersvereniging voorgelegd aan de LKBB zodat de huurcontrac-ten opgesteld konden worden.

e. De werkgroep 'public relations':

Op de vergadering van 19 april 1985 werd de werkgroep 'public relations' officieel een feit. Deze groep richtte zich in eerste instantie op de informatie-bijeenkom-sten. Vanaf het begin van het project had de Stichting Welzijn Ouderen diverse in-formatie-bijeenkomsten gehouden om het project een bredere bekendheid te geven. Vanaf 1984 hielóen ook kandidaat-bewoners zich met deze werkzaamheden bezig. In 19 april 1985 vertegenwoordigden zij officieel de bewonersvereniging op deze in-formatie-bijeenkomsten.

2.5 Ontwikkelingen in het komen tot een overeenkomst inzake be!1eer

2.5.1 De indiening van de experiment-aanvraag

In de loop der tijd zijn twee experiment-aanvragen met betrekking tot het project "De Boogerd" bij het SEV ingediend.

De eerste werd op 17 november 1983 door de LKBB aangeboden; de tweede werd ongeveer een jaar later door de LKBB in samenwerking met de bewonersvereniging i.o. ingediend.

In de aanvragen werden verschillende accenten gelegd. De achtergrond van deze bijstelling was dat volgens het secretariaat van de SEV en het ministerie van VROM

Cytaty

Powiązane dokumenty

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

Wydaje się jednak, że w postępo- waniu, w którym z powodu braku fizycznej obecności oskarżyciela pu- blicznego na rozprawie, to sąd jest zobligowany do inicjowania dowodów na

Porównane zosta y %rednie wyniki poziomu empatii (wg. INTE i IRI) i nasilenia odczuwanego gniewu w grupach z niskim i z wysokim wska)nikiem zagro!enia wykluczeniem

próbek zgrzewów wykonanych w warunkach minimal- nych i maksymalnych do dopuszczalnej wartości naprę- żeń wzdłużnych w ściance rury polietylenowej poddanej działaniu

W celu sprawdzenia hipotezy o możliwości wykorzy- stania sieci neuronowych do analizy danych i znajdowania w nich wiedzy przydatnej potem między innymi przy budo- wie

Można jednak zaobserwować zjawisko występowania nietypowych immunofenoty- pów komórek białaczkowych, polegające na braku ekspresji jednej charakterystycznej deter-

Faktem potwierdzającym zainteresowanie Jana sprawami melecjańsko-nicejskiej fakcji w Antiochii i su­ gerującym, że jego wybór nie był przypadkowy, jest to, że pierwszym

Method used: the linear regression analysis (the least squares method) of mean central values of the statistically grouped data. set: ( w/t ;