• Nie Znaleziono Wyników

"Ik ben wel eens bij zo’n circus geweest.”: Verslag eerste participatieronde van het Deltaprogramma in het Waddengebied

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Ik ben wel eens bij zo’n circus geweest.”: Verslag eerste participatieronde van het Deltaprogramma in het Waddengebied"

Copied!
85
0
0

Pełen tekst

(1)

Judith Klostermann, Wim Wiersinga en Egbertha Schuiling

Alterra-rapport 2357 ISSN 1566-7197

“Ik ben wel eens bij zo’n circus geweest”

Verslag eerste participatieronde van het Deltaprogramma in het Waddengebied

Meer informatie: www.alterra.wur.nl

Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen negen gespecialiseerde en meer toegepaste onderzoeksinstituten, Wageningen University en hogeschool Van Hall Larenstein hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 40 vestigingen (in Nederland, Brazilië en China), 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de vooraanstaande kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen natuurwetenschappelijke, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines vormen het hart van de Wageningen Aanpak.

Alterra Wageningen UR is hèt kennisinstituut voor de groene leefomgeving en bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu, bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc.

(2)
(3)

Dit onderzoek is uitgevoerd binnen het kader van het Deltaprogramma Deelprogramma Wadden [BO-11-015-003 Gebiedsgericht deltaprogramma]

(4)

“Ik ben wel eens bij zo’n circus geweest”

Verslag eerste participatieronde van het Deltaprogramma in het Waddengebied

Judith Klostermann1, Wim Wiersinga2 en Egbertha Schuiling3

1 Alterra Wageningen UR 2 Imares Wageningen UR 3 Watermediair Alterra-rapport 2357 Alterra Wageningen UR Wageningen, 2012

(5)

Referaat

Judith Klostermann, Wim Wiersinga en Egbertha Schuiling, 2012. “Ik ben wel eens bij zo’n circus geweest.” Verslag eerste participatieronde van het Deltaprogramma in het Waddengebied. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2357. 82 blz.; 2 fig.; 10 tab.; 5 ref.; 15 foto’s

Dit onderzoek analyseert voor het Deltaprogramma Waddengebied de belangen en visies van diverse lokale stakeholders op veiligheid op de eilanden en de vastelandskust. Hoewel langs de vastelandskust veiligheidsproblemen moeten worden opgelost is daar weinig maatschappelijke discussie over; er zijn veel mogelijke oplossingen zoals ruimtelijke ordeningsmaatregelen, multifunctionele dijken en aanleg/behoud van kwelders. Op Texel en Vlieland spelen potentieel heftige veiligheidsdiscussies. Op Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog is geen actueel veiligheidsissue aan de orde maar daar zijn wel issues van cultuurhistorie en vrijheid versus natuurlijke dynamiek en meegroeien met de zee om de veiligheid op de lange termijn te

waarborgen. Buitendijkse gebieden met problemen zijn vooral havens, kaden, pieren en veerdammen, die nu bij hoog water al in de problemen komen. Er is echter weinig discussie over en er zijn nog geen oplossingen in beeld. De zoetwatervoorziening voor de landbouw op de vastelandskust is afhankelijk van de watervoorraad in het IJsselmeer. De drinkwatervoorziening op de eilanden is nu al een lastige taak voor de drinkwaterbedrijven. Nieuwe ideeën om aan de drinkwatervraag te voldoen zijn o.a. het zoete water gaan gebruiken dat het waterschap uitslaat naar zee, en met techniek de watervraag naar beneden brengen. Voor het vervolg van de participatie zouden activiteiten zich moeten richten op de stakeholdergroepen die nog niet aan bod zijn gekomen: natuur, landschap, milieu, MKB, burgers, recreanten, media, toerisme en visserij. De respondenten zijn tevreden over de communicatie vanuit het Deltaprogramma Wadden. Ze zouden wel meer informatie willen over de organisatiestructuur en het proces / de procedures van het Deltaprogramma Wadden. Het vervolg van de participatiestrategie voor het Deltaprogramma Wadden kan uit de volgende onderdelen bestaan: Expertise betrekken, netwerk uitbouwen en transparantie en openheid bieden.

Trefwoorden: Waddengebied, waterveiligheid, zoetwatervoorziening, stakeholders, participatie Foto omslag: Vogelkijkhut op de Punt van Reide, Groninger Waddenkust (Klostermann, 2011)

ISSN 1566-7197

Dit rapport is gratis te downloaden van www.alterra.wur.nl (ga naar ‘Alterra-rapporten’). Alterra Wageningen UR verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. Gedrukte exemplaren zijn verkrijgbaar via een externe leverancier. Kijk hiervoor op www.rapportbestellen.nl.

© 2012 Alterra (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek) Postbus 47; 6700 AA Wageningen; info.alterra@wur.nl

– Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding. – Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin. – Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat

de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden.

Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Alterra-rapport 2357

(6)

Inhoud

Samenvatting 7

1 Inleiding: doelen van participatie in het Waddengebied 9 1.1 Achtergrond: het Deltaprogramma Waddengebied 9

1.2 Doel en onderzoeksvragen 9

1.3 Aanpak en leeswijzer 9

2 Analyse openbare bronnen over kustveiligheid in het Waddengebied 11

2.1 Vraagstelling en methode 11

2.2 Primaire waterkeringen Waddeneilanden 12

2.3 Stand van zaken veiligheidsdiscussies Waddeneilanden eind 2011 13 2.4 Primaire waterkeringen vastelandskust Waddengebied 14 2.5 Conclusie: wat zijn de veiligheidsissues in het Waddengebied? 15 3 Gespreksronde kustveiligheid en zoetwatervoorziening 17

3.1 Methode gespreksronde 17

3.2 Problemen in het Waddengebied 19

3.2.1 Binnendijkse veiligheid 19

3.2.2 Buitendijkse veiligheid 21

3.2.3 Zoetwaterproblemen 24

3.2.4 Geulen en vaarroutes 26

3.2.5 Samenvatting: problemen in het Waddengebied volgens de stakeholders 27 3.3 Oplossingen voor veiligheid en zoetwatervoorziening 28

3.3.1 Meerlaagsveiligheid 28

3.3.2 Reserveringszones 29

3.3.3 Overslagbestendige dijken 31

3.3.4 Multifunctionele dijken 32

3.3.5 Integrale oplossingen met natuur 33

3.3.6 Natuurlijke dynamiek en zandsuppleties 35

3.3.7 Kwelders 36

3.3.8 Dijkring en duinen op de eilanden 37

3.3.9 Zoetwater oplossingen 39

3.3.10Samenvatting: oplossingen volgens de stakeholders 40 3.4 Aanknopingspunten voor vervolg participatieproces 42 3.4.1 Goed ontwikkelde onderlinge relaties 42 3.4.2 Problematische onderlinge relaties 44 3.4.3 Communicatie door het Deltaprogramma 46 3.4.4 Stakeholders met toekomststrategieën 48 3.4.5 Monitoringwensen van stakeholders 50 3.4.6 Samenvatting mogelijkheden voor communicatie en samenwerking 52 4 Conclusies: aanknopingspunten voor een participatieproces in het Waddengebied 53 4.1 Wat zijn belangrijke thema’s in het Waddengebied? 53 4.1.1 Veiligheid op het vasteland: binnendijks 53

(7)

4.1.2 Veiligheid op het vasteland: buitendijks 55 4.1.3 Veiligheid op de eilanden en natuurlijke dynamiek 55 4.1.4 Zoetwatervoorziening op de eilanden en op de vastelandskust 57 4.2 Welke organisaties zijn belangrijk voor het Deltaprogramma? 58 4.3 Welke communicatie- en proceswensen hebben de stakeholders? 59 4.4 Vervolgonderzoek issues en communicatie Waddengebied 60

5 Modellen voor procesontwerp 61

5.1 Rondenmodel van Teisman 61

5.2 Rugbybal model voor draagvlak bij monitoring 62

5.3 Procesontwerp Ruimte voor de Rivier 62

5.4 Procesontwerp Zwakke Schakels 64

5.5 Communicatie en participatie rapport 2010 65 5.6 Conclusies voor participatieproces DP Wadden 2012-2014 66

6 Advies vervolg participatieproces 69

6.1 Uitgangspunten voor communicatie en participatie 69

6.2 Expertise betrekken 70

6.3 Netwerk uitbouwen 71

6.4 Transparantie en openheid 73

Literatuur 75

Bijlage 1 Introductie en vragenlijst gespreksronde bij hoofdstuk 3 77 Bijlage 2 Codes primary documents tabel bij hoofdstuk 3 79

(8)

Samenvatting

Dit rapport is geschreven in opdracht van het Deltaprogramma Waddengebied. Dit onderzoek analyseert de kennis die bij diverse lokale stakeholders aanwezig is, evenals hun belangen bij en visies op veiligheid op de eilanden en de vastelandskust. De actuele discussies over veiligheid zijn onderzocht via een deskstudie. Daarnaast is er een gespreksronde gehouden met vertegenwoordigers van provincies, gemeenten,

waterschappen, de landbouworganisatie en enkele grote bedrijven. Nog onvoldoende aan bod gekomen zijn natuur, landschap, milieu, MKB, burgers, recreanten, media, toerisme en visserij.

Binnendijkse veiligheid: langs de vastelandskust van de drie wadden-provincies voldoen delen van dijken niet aan de Deltanorm. Hoewel langs de vastelandskust daadwerkelijk problemen moeten worden opgelost is daar relatief weinig maatschappelijke discussie over; er zijn op het vasteland veel mogelijke oplossingen zoals ruimtelijke ordeningsmaatregelen, multifunctionele dijken en aanleg/behoud van kwelders.

Op Texel en Vlieland spelen potentieel heftige veiligheidsdiscussies. Een groot deel van de Texelse dijk voldoet niet en op Vlieland liggen belangrijke delen van het bebouwde gebied buitendijks. Op Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog is geen actueel veiligheidsissue aan de orde. Er spelen op Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog wel issues van cultuurhistorie en vrijheid versus natuurlijke dynamiek en meegroeien met de zee om de veiligheid op de lange termijn te waarborgen. De waterbeheerders en de bewoners beoordelen de veiligheid op een andere manier: waterbeheerders beperken zich tot de veiligheid binnen de officiële dijkring terwijl bewoners naar de veiligheid op het gehele eiland kijken.

Buitendijkse gebieden met problemen zijn vooral havens, kades, pieren, en veerdammen, die nu bij hoog water al in de problemen komen. Notoire voorbeelden zijn de vissershaven van Lauwersoog, de pier bij Holwerd en de haven van Ameland. Verder zijn buitendijkse industrieterreinen op het vasteland (Eemshaven, Den Helder) en op de eilanden (NIOZ op Texel, industrieterrein Ameland) mogelijk risicovol. Er is echter weinig discussie over en er zijn nog geen oplossingen in beeld.

De zoetwatervoorziening voor de landbouw op de vastelandskust is afhankelijk van de watervoorraad in het IJsselmeer; deze oppervlaktewatervoorraad kan in de toekomst schaarser worden. Hiervoor zijn geen oplossingen aangedragen door de respondenten. De drinkwatervoorziening op de eilanden is nu al een lastige taak voor de drinkwaterbedrijven. Nieuwe ideeën om aan de drinkwatervraag te voldoen zijn o.a. het zoete water gaan gebruiken dat het waterschap uitslaat naar zee, en met techniek de watervraag naar beneden brengen.

Voor het vervolg van de participatie zouden activiteiten zich moeten richten op de stakeholdergroepen die nog niet aan bod zijn gekomen (zie de eerste alinea van deze samenvatting). De onderlinge relaties tussen

regionale en lokale overheden in het Waddengebied (provincies, gemeenten en waterschappen) zijn al goed ontwikkeld. Daarnaast bestaan relatief veel contacten tussen de Wadden-overheden, natuurorganisaties en landbouw in het Waddengebied. Wat betreft de bewoners zijn er vooral relaties tussen overheden en de eilanders. Er zijn weinig relaties tussen de overheden en de vastelandskust-bewoners. Ook zijn er relatief weinig contacten tussen overheden en het bedrijfsleven, afgezien van enkele grote spelers zoals de NAM. De respondenten zijn tevreden over de communicatie vanuit het Deltaprogramma Wadden. Ze zouden wel meer informatie willen over de organisatiestructuur en het proces / de procedures van het Deltaprogramma Wadden.

(9)

Als inspiratiebron voor het procesontwerp worden in dit rapport twee recente procesmodellen besproken: het Rondenmodel van Teisman en het Rugbybal model van Timmerman. Daarna wordt nagegaan welke lessen te leren zijn van de voorbeelden Ruimte voor de Rivier en Zwakke Schakels. Toegepast op het Waddengebied leidt dit tot de volgende aanbevelingen:

• Een integrale doelstelling voor het Waddengebied heeft als meerwaarde dat het samenwerking, draagvlak en innovatie kan bevorderen.

• Het is belangrijk de prioritering van het Deltaprogramma Waddengebied en de financieringsmogelijkheden helder te maken.

• De rollen van verschillende overheden in het proces moeten verhelderd worden. • Communicatie en participatie moeten professioneel worden ondersteund.

Gebaseerd op bovenstaande lessen kan het vervolg van de participatiestrategie voor het Deltaprogramma Wadden uit de volgende onderdelen bestaan:

1. Expertise betrekken. Het belangrijkste doel in de exploratieve fase is de juiste kennis op tafel te krijgen. Daarbij gaat het zeker niet alleen om wetenschappelijke kennis, maar ook om ervaringskennis uit het Waddengebied.

2. Netwerk uitbouwen. Het tweede doel is het ontwikkelen van een uitgebreid relatienetwerk waar in een volgende fase (na 2014) mee verder kan worden gewerkt. Daarvoor is belangrijk bij te houden wie betrokken zijn geweest en waarom; maar ook om de relaties zorgvuldig te behandelen en de sfeer goed te houden.

3. Transparantie en openheid bieden. Transparantie is cruciaal voor het behouden van een reputatie van betrouwbaarheid. Hoewel er in deze fase nog geen sprake is van democratische besluitvorming, is er wel een democratisch recht op informatie. Daarom moet worden geïnvesteerd in de openbare communicatie via o.a. websites.

(10)

1

Inleiding: doelen van participatie in het

Waddengebied

1.1

Achtergrond: het Deltaprogramma Waddengebied

Dit rapport is geschreven in opdracht van het Deltaprogramma Waddengebied. Het Deltaprogramma

Waddengebied richt zich op de vraagstukken rond veiligheid en zoetwatervoorziening in het Waddengebied op lange termijn, onder andere met het oog op klimaatverandering. Onderwerpen zijn onder andere veiligheid in relatie tot zeespiegelstijging, integraal kust- en eilandbeheer, de sedimenthuishouding en dynamiek van de Waddenzee, de reductie van golfwerking door kwelders en slibvelden, en innovatieve dijkconcepten voor toepassing op de Waddeneilanden en langs de vastelandskust van het Waddengebied.

Adaptatie aan klimaatverandering is niet alleen een technisch vraagstuk. Bij stakeholders in het Waddengebied leven uiteenlopende ideeën, er zijn verschillende belangen en er zijn risico’s nog onvoldoende in beeld

gebracht. Er zijn kansen voor samenwerking en innovatie, en er ligt ook een uitdaging om op tijd met

betrokkenen in het Waddengebied te praten over de toekomstige ontwikkelingen en mogelijke oplossingen. Het Deltaprogramma Waddengebied wil daarom de expertise van Wageningen UR en Deltares op het gebied van governance gebruiken bij het ontwikkelen van participatieprocessen voor de eilanden en voor delen van het vasteland.

1.2

Doel en onderzoeksvragen

Deze analyse dient voor het ontwerp en de uitvoering van een participatieproces in een vervolgfase; een gezamenlijke aanpak met stakeholders in het gebied om tot een lange termijn strategie te komen voor de kustveiligheid en de zoetwatervoorziening. Doel is met de strategieën van het Deltaprogramma aan te sluiten bij de lokale kansen, de lokale netwerken en de lokale beleving en identiteit van de partijen in het

Waddengebied. Belangrijkste onderzoeksvragen zijn:

• Wat zijn belangrijke thema’s in relatie tot veiligheid en zoetwatervoorziening in het Waddengebied? • Welke organisaties zijn belangrijk voor het Deltaprogramma?

• Welke wensen leven er bij de stakeholders voor communicatie en participatie vanuit het Deltaprogramma en welk procesontwerp past daarbij?

1.3

Aanpak en leeswijzer

We geven in deze paragraaf een kort overzicht van de opbouw van het rapport. Per hoofdstuk is de methode in meer detail beschreven.

Er lopen al diverse discussies en projecten in het Waddengebied gerelateerd aan de waterveiligheid. Daarom zijn openbare documenten en internetbronnen bestudeerd over de toestand van de primaire keringen in het Waddengebied en over innovatieve projecten op de vijf Waddeneilanden. De resultaten zijn beschreven in hoofdstuk 2.

(11)

In het kader van participatie in het proces van het Deltaprogramma is van december 2011 tot en met januari 2012 een serie gesprekken gevoerd met provincies, waterschappen, vastelandsgemeenten en enkele

vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Aan respondenten uit deze organisaties zijn vragen gesteld over hun toekomstplannen en hun visie op veiligheid en zoetwatervoorziening in de toekomst. Wageningen

UR-medewerkers zijn ingeschakeld voor rapportage tijdens de gesprekken en voor analyse van de gesprekken. De resultaten zijn uitgewerkt in hoofdstuk 3.

Vanuit een samenwerking van het Deltaprogramma Waddengebied met het Programma Naar een Rijke Waddenzee heeft de Werkgroep Integraal Kust- en EilandBeheer (IKEB) visies en belangen op de eilanden voor kustveiligheid en natuur in kaart gebracht. Enkele verslagen van de gesprekken die zij hebben gevoerd zijn meegenomen in hoofdstuk 3.

In hoofdstuk 4 worden conclusies weergegeven uit de inventarisaties van hoofdstuk 2 en 3. De meest urgente issues en de veelbelovende aanknopingspunten voor samenwerking met het Deltaprogramma worden hier samengevat.

In hoofdstuk 5 is een beperkte hoeveelheid literatuur beschreven als inspiratiebron voor een procesontwerp: het Rondenmodel van Teisman, het Rugby bal model voor de ontwikkeling van monitoring, de procesevaluatie van Ruimte voor de Rivier, de evaluatie van het Zwakke Schakels procesontwerp, en het communicatie- en participatierapport voor het Deltaprogramma waddengebied uit 2010.

Ten slotte worden in hoofdstuk 6 aanbevelingen gedaan voor voortzetting van het participatieproces.

(12)

2

Analyse openbare bronnen over

kustveiligheid in het Waddengebied

2.1

Vraagstelling en methode

Om het participatieproces inhoud en vorm te geven is nadere informatie nodig over de kustveiligheid op de eilanden, de daarbij spelende belangen en de rol van de betrokken actoren. Doel is basisdata te verzamelen voor een goed participatieproces in 2012 door het in kaart brengen van issues en de externe netwerken van actoren en hun visies verder te verkennen.

Er is besloten op elk eiland één casus van een recente (poging tot) innovatief kust-/duinbeheer te analyseren. De cases die geanalyseerd zijn, zijn genoemd door E.J. Lammerts (SBB) van het cluster Regionale

Veiligheidsstrategieën van het Deltaprogramma Waddengebied: • Texel: pilot versterking waddendijk.

• Vlieland: de definitie van de primaire waterkeringen op Terschelling en Vlieland. • Terschelling: debat over dynamisch kustbeheer door Platform Duurzaam Terschelling. • Ameland: toelating van zout water aan de oostkant van Ameland.

• Schiermonnikoog: Beheer & Inrichtingsplan Nationaal park & concept-Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog over het beheer van de stuifdijk.

Voor elke casus is desk research uitgevoerd. De desk research levert de volgende resultaten op: • de case; wat is de kwestie en wat zijn de alternatieven (relevante documenten);

• de belangen rond de case; • de belangrijkste discussiepunten; • de actoren (organisaties, personen);

• hun visies (of meer algemeen de rond de case aanwezige visies);

• de specifiek van toepassing zijnde wet- en regelgeving (puttend uit het overzicht van R. Biesbroek).

Tabel 2.1

Gebruikte bronnen voor hoofdstuk 2.

• Websites van it Fryske Gea, SBB, RWS, Nationaal Park Schiermonnikoog, politieke partijen, Waddenvereniging, lokale organisaties.

• Websites van de gemeenten (5), RWS, de waterschappen (4) en provincies.

• Ministerie van Verkeer en Waterstaat; het nationaal Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).

• Lokale kranten: Texelse Courant, Vliestroomnieuws, de Terschellinger, de Amelander, Dorpsbode Schiermonnikoog. • Regionale kranten: Noord-Hollands Dagblad, Fries Dagblad, Leeuwarder Courant, Dagblad van het Noorden. • Verslagen van bijeenkomsten zoals over de Texelse dijk en de Amelander dijk.

• (Start)notities versterking dijken op Texel, Terschelling, Ameland en het Beheer & Inrichtingsplan Schiermonnikoog.

Er is op basis van zoekwoorden als ‘deltaprogramma’, ‘kustveiligheid’, ‘dijkversterking’,’ waterveiligheid’, ‘dijkring’, kustbeheer’, specifieke geografische namen als ‘Nieuwlandsreid’ of namen van organisaties als ‘it Fryske Gea’ op internet gezocht naar informatie over de vijf cases. Ook de websites van lokale kranten,

(13)

regionale kranten en van organisaties als gemeenten (5), RWS en waterschappen (4), natuurbeheerders zijn doorzocht. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de gebruikte bronnen.

Via internet-research is veel algemene informatie verkregen over kustveiligheid op de eilanden en de specifieke issues die spelen op elk Waddeneiland. Op basis van de gevonden gegevens is een tabel gemaakt (zie bijlage 3). De algemene informatie wordt in paragrafen 2.2 en 2.3 aanvullend op de issues in de bijlage weergegeven. Er is ook een kort overzicht gemaakt van de veiligheidsissues langs de vastelandskust (paragraaf 2.4).

2.2

Primaire waterkeringen Waddeneilanden

Van de ongeveer 100 dijkringen die in Nederland zijn benoemd liggen de nummers 1 tot en met 5 op de Waddeneilanden. De primaire waterkeringen of dijkringen van de Waddeneilanden worden gevormd door de primaire dijken langs de Waddenzee en primaire duinen langs de Noordzee.

Dijkring 1 Schiermonnikoog: het Wetterskip Fryslân onderhoudt en beheert de dijk en sinds 1 januari 2009 ook de zandige kering van Schiermonnikoog: 4 km dijk en bijna 9 km zandige kering. De veiligheidsnorm is 1:2.000. Er is geen veiligheidsissue rond de dijkring van Schier; er wordt wel gediscussieerd over dynamisch kustbeheer (wash over paal 7-10 buiten de dijkring), de Westerplas en aanleg van kwelders tussen de beide strekdammen.

Dijkring 2 Ameland is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat (duinen) en Wetterskip Fryslân (dijk; bijna 17 km lang). De veiligheidsnorm is 1:2.000. Er is discussie geweest over de ligging van de dijkring over de binnenduinen bij Nes. Ook aan de orde is de versterking van de waddendijk door mogelijke problemen van piping; verhoging is niet nodig maar verbreding kan op sommige plaatsen wel nodig zijn. Op Ameland is in 2010/2011 een grote strandsuppletie uitgevoerd.

Dijkring 3 Terschelling is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat (duinen) en Wetterskip Fryslân (dijk; ruim 13 km lang). De veiligheidsnorm is 1:2.000. Een deel van de bebouwing van Terschelling ligt buiten de dijkring (West-Terschelling). Er is in 2005 discussie geweest over waar de dijkring moet liggen in het westelijk duingebied. De dijk is in 2010 versterkt (nieuwe bekleding). Er is nu discussie over dynamisch kustbeheer van de Boschplaat en de Cupidopolder; in december 2011 is weer onrust ontstaan over kustafslag. Verder is er discussie over herstel/aanleg van (voormalige) kwelders langs de waddendijk uit oogpunt van cultuurhistorie (hier is een studie naar gedaan).

Dijkring 4 Vlieland (lengte van de dijk ruim 1 km). Rijkswaterstaat is verantwoordelijk. De veiligheidsnorm is 1:2.000. Het eiland is versterkt met strandhoofden. Een deel van de bebouwing ligt buiten de dijkring. In 2007 is met noodmaatregelen het oostelijke deel van de waddendijk versterkt. In 2009 is een kustsuppletie

uitgevoerd op de oostpunt van het eiland (tot, 1,8 miljoen kuub).

Dijkring 5 Texel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat (duinen) en

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (waddendijk; 24 km lang). De veiligheidsnorm is 1:4.000. Er is discussie over de noodzakelijke verbetering van de waddendijk over een lengte van 17 km.

In de komende jaren bespreken Rijkswaterstaat en Wetterskip Fryslân ook de overdracht van de primaire zandige keringen op Ameland, Terschelling en Vlieland. De primaire keringen horen onder de

verantwoordelijkheid van de waterschappen te vallen sinds de invoering van de Waterwet in 2009. De zandige keringen op de eilanden zijn allemaal veilig; de kustlijnzorg is in handen van Rijkswaterstaat die kustsuppleties

(14)

heeft uitgevoerd in 2009 op Vlieland (1,8 miljoen kubieke meter), in 2010 op Ameland (9 miljoen kubieke meter) en in 2011/2012 op Texel (ca. 5 miljoen kubieke meter).

Foto: Waddendijk Terschelling

2.3

Stand van zaken veiligheidsdiscussies Waddeneilanden eind 2011

Texel

De versterking van de dijk van Texel is potentieel een heftige controverse omdat een brede coalitie op het eiland enerzijds en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier anderzijds de meest wenselijke oplossing verschillend benaderen. De ernst van de problemen op Texel lijkt nogal af te hangen van golfmetingen en dergelijke door RWS/Deltares. De criteria die het risico bepalen spelen hierbij een rol en de feitelijke ontwikkelingen, zoals de golfoploop die bij Texel is verhoogd (en bij Ameland is verlaagd). In de Texelse courant d.d. 25 november 2011 is aangegeven dat het voorkeursalternatief van de brede eilandcoalitie (een buitendijkse zanddijk) 90 miljoen euro kost en binnendijks alternatieven maximaal 34 miljoen euro; de gemeente gaat op zoek naar financiering. De provincie heeft ook geconcludeerd dat een buitendijkse oplossing weliswaar meer geld kost, maar wel technisch en ecologisch kan. Medio 2012 valt de definitieve beslissing. Dit blijft dus een interessante casus.

Vlieland

De vraag waar de dijkring (primaire waterkring) op Vlieland moet komen te liggen is potentieel een heftige kwestie. Op dit moment ligt de dijkring om het dorp Oost-Vlieland en is aanvullend de oostelijke en noordelijke zeereep versterkt. De discussie gaat over de vraag waar de dijkring moet komen en welke bebouwing

(15)

daarmee ‘binnendijks’ komt en dus een wettelijke bescherming krijgt. Hiermee zijn uiteraard grote persoonlijke belangen, economische belangen, kosten en veiligheidsgevoelens gemoeid. Toch is ook hier weinig informatie over te vinden. In de nieuwjaarstoespraak van de burgemeester was het geen onderwerp. In 2004 heeft het Provinciaal Overlegorgaan Kust een studie gedaan naar tracé-varianten op Vlieland. In 2005/2006 is een landelijk beleidstraject gestart over de (kust)bescherming en het beschermingsniveau van de buitendijkse gebieden in de dertien kustplaatsen (risicoplaatsen) waaronder de Oost-Vlieland en West-Terschelling. Naar aanleiding daarvan is gesteld dat op de Waddeneilanden eerst het buitendijks gebied duidelijk moet worden vastgelegd (door de waterkeringbeheerder) in de vorm van de primaire waterkering in de legger.

Terschelling

Op Terschelling is de discussie over de Cupidopolder en de Boschplaat vergelijkbaar met die op

Schiermonnikoog, vooral veiligheidsgevoelens zijn in het geding. Met de laatste najaarsstorm (dec. 2011) verdween weer vijf hectare. De kustafslag op de Boschplaat is echter al sinds 1975 gaande; sindsdien (35 jaar) is het eiland 2.000 meter korter geworden en 200 - 250 ha kleiner. In de periode tot 1975 is de Boschplaat meer dan een kilometer aangegroeid. De Cupidopolder ten noorden van de stuifdijk is ontstaan door natuurlijke uitbreiding van de kust en vanaf 1980 is de duinenrij ten noorden door kustwerkzaamheden afgesloten. Nu dreigt ook deze ‘polder’ weer te verdwijnen.

Ameland

Voor de dijkversterking van de 16 km lange waddendijk wordt van 2009-2014 een planstudie-traject doorlopen (met alle procedures zoals inspraak en vergunningen); realisatie wordt verwacht tussen 2014 en 2017. Dit traject is niet controversieel. Het project voor toelating van zout water aan de oostkant van Ameland wordt door het Fryske Gea niet doorgezet vanwege de weerstand bij de Vennoot (vereniging van boeren die daar grond bezitten) en de gemeente.

Schiermonnikoog

Op Schiermonnikoog is al decennia lang een sluimerend conflict rond het beheer van de stuifdijk, de plannen zitten nog steeds in de studiefase.

2.4

Primaire waterkeringen vastelandskust Waddengebied

De vastelandsdijken van de Waddenzee zijn niet overal veilig:

• Holland (dijkring 12 norm 1:4.000 (Wieringen)) en dijkring 13 norm 1:10.000 (Kop van Noord-Holland); Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier): Havendijk Den Helder (uitgevoerd); Koegraszeedijk Den Helder: bij hoge waterstanden stroomt water onder de dijk door. Hierdoor kan de dijk instabiel worden (2012); Balgzanddijk over een lengte van 2,7 kilometer is de grasbekleding niet slijtvast (2010); Hoogwaterkering Den Oever: bij extreme weerssituaties breken de havendammen de golven niet genoeg. Hierdoor kan er te veel water overslaan (900m; jaar?).

• Friesland (dijkring 6; norm 1:4.000; Wetterskip Fryslan): totaal 76 km waddendijk; de steenbekleding van ongeveer 15 km voldoet niet aan de veiligheidsnorm: Hallum, Holwerd, Peassens/Moddergat en Lauwersmeer (planstudie in 2011, uitvoering 2012-2014).

• Groningen (dijkring 6; norm 1:4.000: Waterschap Noorderzijlvest; 65 km zeedijk Lauwersoog-Delfzijl en Waterschap Hunze en Aa’s 28 km zeedijk Delfzijl-Nieuw Statenzijl. Bij Noorderzijlvest voldoet ca. 22 km niet aan de veiligheidsnormen: een deel van de Lauwersmeerdijk, dijkvakken tussen Delfzijl en de Eemshaven en de dijk bij de Emmapolder (planvorming start 2012); informatie van Waterschap Hunze en Aa’s ontbreekt.

(16)

2.5

Conclusie: wat zijn de veiligheidsissues in het Waddengebied?

In alle drie de wadden-provincies voldoen delen van dijken langs de vastelandskust niet aan de Deltanorm: • Noord-Holland: op drie plaatsen (aantal km onbekend).

• Friesland: 15 km van in totaal 70 km.

• Groningen: 22 km van in totaal 65 km Noorderzijlvest (Hunze en Aa’s aantal km onbekend). Afgezien van de waterschappen lijken hier weinig stakeholders op de vastelandskust mee bezig te zijn. Of de Waddenzee een rol speelt als extra buffer tegen overstromingen is niet bekend.

Op Texel en Vlieland spelen potentieel heftige veiligheidsdiscussies. Over een totale lengte van 17 km (van in totaal ongeveer 20 km) is de Waddendijk van Texel niet veilig. Voor een deel daarvan, de Prins Hendrikdijk, wordt ook een zandige variant onderzocht die 90 miljoen euro kost (de traditionele oplossing wordt geschat op 34 miljoen euro). Op Vlieland zijn delen van het bebouwde gebied op dit moment buitendijks en de primaire kering is nog niet definitief vastgelegd.

In de cases op Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog is geen actueel veiligheidsissue aan de orde. De dijkringen op deze eilanden voldoen, mede door maatregelen van de laatste jaren. Op Terschelling ligt wel een deel van het dorp West-Terschelling buitendijks. Er spelen op Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog wel issues van cultuurhistorie en vrijheid versus natuurlijke dynamiek en meegroeien met de zee. Er zijn discussies over de stuifdijken op de oostpunten van deze drie eilanden, maar de stuifdijken behoren niet tot de dijkringen die de bewoonde gebieden op de eilanden beschermen. Dit wordt door de eilanders anders ervaren: het toestaan van meer dynamiek door het weghalen/doorsteken van een stuifdijk of het toestaan van afslag van de Boschplaat geeft hen een gevoel van onveiligheid. De deskundigen/natuurbeheerders stellen dat het openen van de stuifdijk het sedimentatieproces juist bevordert en dat de stuifdijken nu tot morfologische verstarring en ecologische veroudering leiden.

Het onderwerp ‘kustveiligheid’ speelt niet sterk op de eilanden. Over de geselecteerde cases is in de lokale en regionale pers (Leeuwarder Courant; Dagblad van het Noorden, Friesch Dagblad) en op de gemeentelijke websites weinig informatie te vinden (over Vlieland en Ameland het minste, maar ook niet over de drie andere cases). Alleen de kwestie op Texel haalt de pers (Texelse Courant). De meeste informatie is te vinden bij de institutionele partijen zoals RWS en de waterschappen.

(17)
(18)

3

Gespreksronde kustveiligheid en

zoetwatervoorziening

3.1

Methode gespreksronde

Om de stakeholders uit het Waddengebied meer te betrekken bij de activiteiten van het Deltaprogramma Waddengebied is een aantal gesprekken georganiseerd. Doelen van de gesprekken waren:

• verkenning wat er leeft onder stakeholders en welke ontwikkelingen en visies er zijn op het gebied van veiligheid en zoetwatervoorziening in het Waddengebied;

• verkennen van mogelijkheden tot samenwerking tussen stakeholders en het Deltaprogramma Waddengebied;

• stakeholders betrekken bij voorbereiding van Oogstdag 18 januari 2012. Er zijn bilaterale gesprekken gevoerd door:

• Siep Groen en Judith Klostermann met gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties op de vaste wal;

• Harrie Groen en Judith Klostermann met vier waterschappen; • Peter de Vries met provincies;

• Willem Tjebbe Oostenbrink, Albert Jan Zijlstra en Hein Sas (IKEB – Integraal Kust- en Eilandbeheer) met organisaties op de eilanden.

De gesprekken door Siep Groen en Harrie Groen zijn gerapporteerd door Judith Klostermann, de overige gesprekken door de interviewers zelf. Voor een overzicht van alle gesprekken zie tabel 3.1. Voor de vragenlijst zie bijlage 1.

De gespreksverslagen zijn ingevoerd in het programma voor kwalitatieve analyse Atlas-ti. De codelijst en aantallen quotations per code zijn te vinden in bijlage 2. Het softwareprogramma helpt bij het ordenen van het materiaal. De interviewresultaten worden in dit hoofdstuk beschreven.

In de gesprekken liepen problemen en oplossingen soms door elkaar: de oplossing die de ene partij voorstelt is een probleem voor de ander, en die weerstand levert weer een hindernis in het proces op, die een probleem vormt voor de partij die de oplossing voorstelde. Hier maken we een duidelijk onderscheid tussen enerzijds de ‘echte’ problemen waarmee het Deltaprogramma en andere actoren zich bezighouden (paragraaf 3.2: waterveiligheid, zoetwaterschaarste, tekort schietende infrastructuur) en anderzijds de oplossingen die daarvoor in beeld zijn (paragraaf 3.3).

Enkele groepen van stakeholders zijn niet betrokken, waaronder de natuurbeheerders en de recreatiesector. Gesprekken die wel waren gepland maar niet meer zijn uitgevoerd wegens tijdgebrek of waarvan geen verslagen waren: • Provincie Noord-Holland • Natuurorganisaties • Gasterra, Enexis • RWS Noord • Staatsbosbeheer • Deltaprogramma Kust

(19)

• Eilander College • Gemeente Schiermonnikoog • Gemeente Ameland • Gemeente Terschelling • Gemeente Vlieland • Gemeente Texel • PWN (watervoorziening Texel)

De data zijn hierdoor niet verzadigd en de analyse geeft een incompleet beeld. De resultaten zijn toereikend als startpunt voor verdere gesprekken en andere communicatie- en participatie activiteiten.

Op enkele onderwerpen zijn andere deelstudies van het Deltaprogramma Waddengebied uitgevoerd, waarvan de rapporten een volledige state of the art van die onderwerpen weergeven:

• Kwelders • Innovatieve dijken • Monitoring

Tabel 3.1

Overzicht gevoerde gesprekken.

Organisatie Functie/expertise Aantal personen

Datum gesprek

Provincie Groningen Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 1 8 december 2012 Wetterskip Fryslan Ruimtelijke ontwikkeling en waterkeringen 2 9 januari 2012

DHV Building with nature 1 1 december 2011

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Strategie, waterveiligheid en zoetwatervoorziening

3 16 januari 2012 Waterschap Hunze en Aa’s Waterveiligheid 1 10 januari 2012 Waterschap Noorderzijlvest Waterveiligheid, ruimtelijke ordening 2 10 januari 2012

LTO Noord Landbouw, klimaatverandering 2 16 december 2011

Programma Rijke Waddenzee Natuur, mosselsector 1 14 november 2011 Wetterskip Fryslan Primaire waterkeringen eilanden 1 18 oktober 2011 Noordtij Communicatie en Projectbureau Communicatie en participatie 1 1 september 2011

Natuurmonumenten Terreinbeheer Wadden 1 6 september 2011

Ministerie van EL&I regio Noord Nederland Natura 2000 1 30 september 2011 Waddengemeenten Vertegenwoordiging Waddengemeenten 2 12 oktober 2011 Provincie Fryslan Waterveiligheid en ruimtelijke ordening 1 17 oktober 2011 Groningen Seaports Havenbeheer, ruimte en milieu 2 5 december 2011 Gemeenten Ferwerderadiel en

Dongeradeel

Ruimtelijke ordening? 2 7 december 2011 Gemeente Den Helder Havenontwikkeling, ruimtelijke ordening 2 15 december 2011

NAM 1 5 december 2011

Vitens Drinkwatervoorziening eilanden 1 25 november 2011

(20)

3.2

Problemen in het Waddengebied

3.2.1 Binnendijkse veiligheid

Voor Noord-Nederland gelden verschillende veiligheidsnormen voor een overstromingskans: 1 op 4000 jaar voor dijkring 6 (vasteland Friesland en Groningen), dijkring 12 (Wieringen) en dijkring 5 (Texel), 1 op 2000 jaar voor dijkringen 1 t/m 4 (Schiermonnikoog, Ameland, Terschelling, Vlieland) en 1 op 10.000 jaar voor dijkring 13 (overig Noord-Holland). In het tweede en derde Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) zijn langs de vastelandskust van Noord-Holland, Friesland en Groningen plaatsen geïdentificeerd waar de dijken de norm niet halen en daar wordt nu door de waterschappen aan gewerkt. In de Eems-Dollard is de waterstand een paar keer hoger geweest dan verwacht.

Het is binnendijks maar het dijkvak is daar slecht, waar de chemische industrie zit moet de dijk worden opgehoogd. (…) hier zit de industrie bij Oosterhorn, de chemische industrie van Delfzijl is 15% van de Nederlandse chemie. (6:9)

Wat ik niet terugzie in de stukken is het Eems-Dollardgebied, alle estuaria hebben vanaf 1980 te maken met een groei van de hoogte in eb en vloed, daar is geen aandacht voor. (6:5)

In enkele gevallen gaat het om een verhoging, in veel andere gevallen om de bekleding van de dijk. Discussiepunt is onder andere wanneer moet worden begonnen met aanpassingen voor de lange termijn.

Foto: Dijk bij Delfzijl en Eemshotel op palen

Het gaat om de toetsvoorwaarden voor de korte termijn, en als die niet voldoen, dan begin je aan verbeteringswerken en daarvoor moet je 25 of 50 jaar vooruit kijken? Of ga je getrapt aan de gang, bv. eerst de bekleding aanpakken en later pas de hoogte aanpassen aan de hand van

(21)

Doel is dat de zeedijk veilig blijft op langere termijn, we hebben net een toetsing gehad met afkeuringen, de zeespiegel rijst, we hoeven dit HWBP niet in vijf jaar te realiseren, de vorige is in 1980 gemaakt dus we kunnen rustig 20 jaar nemen om te zorgen dat de dijken 50 jaar daarna voldoen, daar kunnen we komend jaar al mee beginnen. (16:4)

Op de eilanden staat de discussie over veiligheid hoger op de agenda dan op het vasteland. De vraag is hoe de veiligheid van de eilandbewoners op lange termijn veilig kan worden gesteld. Voorafgaand aan de toetsing van de veiligheidsnorm moeten daar eerst de plaats van de primaire keringen worden vastgesteld, omdat die voor een groot deel uit duinen bestaan. Op Texel, Ameland en Schiermonnikoog is al een akkoord bereikt en worden de verantwoordelijkheden van RWS naar de waterschappen overgedragen. Op Texel heeft

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier alle Waddendijken onderzocht. Op Vlieland en Terschelling loopt de discussie nog. Zie ook paragraaf 3.3.8 ‘Dijkring en duinen op de eilanden’.

Over de tweede- en derdelaags veiligheid is niet veel bekend in het Waddengebied. Waar is

overstromingsgevoelige infrastructuur en is die op een of andere manier beveiligd? In de gespreksronde is een eerste inventarisatie gemaakt van functies en locaties die misschien een risico vormen:

• Drinkwater:

o Door zout water kunnen drinkwaterproductielocaties hun waarde verliezen; dit speelt alleen op de eilanden, de winningen op het vasteland zijn hoog gelegen dus deze lijken buiten overstromingsgevaar.

• Gaswinning:

o Kleine winlocaties langs de kust: Moddergat, Lauwersoog, Vierhuizen, Winsum en Ternaard (zijn in 2035 uit geproduceerd).

o Winningen in het binnenland van Groningen: produceren waarschijnlijk door bij een overstroming; veel locaties zijn onbemensd en worden voortdurend gemonitord. Bij een overstroming produceren deze locaties alleen door als de energievoorziening naar de pompen, sensoren en afsluiters in stand blijft. Dat is alleen het geval als de schakelkasten niet onder water komen te staan tijdens een overstroming. Het gaat dan niet alleen om de voorzieningen op de locaties, maar ook in de netwerken naar deze locaties.

o Behandelingslocaties waar mensen werken.

o Meterstations waar gemonitord wordt en afgeleverd aan de Gasunie.

o Opslagtanks met condensaat (een soort diesel) die wekelijks naar de Maasvlakte afgevoerd moet worden met tankauto’s.

o Opslagplaatsen voor gas in Norg en Grijpskerk: Norg (Langelo) ligt te hoog voor overstroming.

• Elektriciteitsproductie:

o Electrabel in de Eemshaven, in Delfzijl binnendijks. • Landbouw:

o Agriport A7 in de kop van Noord-Holland met kassengebieden (Gemeente Middenmeer). o Zoutwater over de akkerbouwgebieden in het noorden van Friesland en Groningen zou de

grond een tijdlang onbruikbaar maken. • Industrieterreinen:

o Chemische industrie op industrieterrein Oosterhorn in Delfzijl. o Datacenter Google in Delfzijl.

Dit overzicht is niet compleet omdat het op een beperkt aantal interviews is gebaseerd. In de gesprekken werd soms ter plekke nagedacht over overstromingsrisico’s voor installaties en elke organisatie heeft een eigen verhaal. Het kan beter in kaart gebracht worden door in gesprek te gaan met bedrijven en organisaties die in

(22)

de kustzone zijn gevestigd. Naar aanleiding van recente (dreigende) overstromingen hebben waterschappen dit wellicht al deels uitgevoerd.

Voor belangrijke infrastructuur zoals de energievoorziening wordt geargumenteerd dat wellicht een norm van 1 op 10.000 nodig zal zijn in plaats van 1 op 4000.

Misschien moet het gezien het belang van de stroomvoorziening toch naar een kans van 1 op 10.000?(6:21)

3.2.2 Buitendijkse veiligheid

Buitendijkse gebieden zijn gronden die tussen een dijk en de zee of rivier liggen en niet door de Nederlandse overheid beschermd zijn tegen overstroming. Het gaat in het Waddengebied om verschillende soorten gebieden met soms grote en soms kleine veiligheidsrisico’s:

• Havens, kaden, pieren, veerdammen etc. die niet achter een zeesluis liggen maar in open verbinding met de Waddenzee (haven Den Helder, pier Holwerd, vissershaven Lauwersoog, Eemshaven, havenkade Terschelling-West, veerdam Ameland).

• Buitendijkse industrieterreinen, op het vasteland (Eemshaven, haven Den Helder) en op de eilanden (NIOZ op Texel, industrieterrein Ameland).

• Bebouwde gebieden op de Waddeneilanden die om historische redenen buitendijks liggen (West-Terschelling, Vlieland).

• Een groot deel van de duinen op de eilanden wordt formeel buitendijks omdat de binnenste duinrand door RWS tot primaire kering wordt verklaard. In de duinen zijn diverse economische activiteiten zoals waterwinningen, gaswinningen, recreatiewoningen en kampeerterreinen. Er is een buitendijkse gaswinlocatie op Ameland en ook een buitendijkse waterwinlocatie die dicht bij de zeereep ligt. • Aan de rand van het duin zijn strandpaviljoens langs het Noordzeestrand.

• Kwelders met een natuurbestemming, deels in gebruik als landbouwgrond. • Wadden, slibvelden met een natuurbestemming.

De buitendijkse gebieden lopen onder de huidige omstandigheden al regelmatig onder. Dat is geen probleem op kwelders en slibvelden met een natuurbestemming, mits de gebruikers het op tijd aan zien komen om bijvoorbeeld vee te kunnen afvoeren en toeristen te waarschuwen. Het is ook geen probleem als de economische structuren overstromingsbestendig zijn gebouwd. Met name de grote bedrijven zoals RWE en Nuon in de Eemshaven en de marine in Den Helder hebben waarschijnlijk voldoende voorzieningen getroffen. De marine onderhoudt de haven van Den Helder in elk geval tot 2020. Het Havenbedrijf van Den Helder wordt in 2012 verzelfstandigd, maar is nu nog onderdeel van de gemeente. Het zijn nu dus toch overheden die deze buitendijkse gebieden onderhouden.

RWE heeft er voor de bouw nog een halve meter zand bovenop gezet. Nuon heeft op 6plus NAP gebouwd en een damwand gezet voor extra veiligheid. (6:22)

Het is de vraag of ze last hebben van zeespiegelstijging, de marinehaven is op vier meter boven NAP gebouwd, als het bij ons onderstaat is de marinehaven nog droog, de uitbreiding zal ook wel zo hoog worden aangelegd. (4:11)

(23)

Vitens heeft buitendijkse drinkwaterwinningen op de eilanden. De meeste waterwinningen liggen ver van de zee, maar op Ameland is een waterwinning bij Buren die in het oog moet worden gehouden. Op Ameland is ook een buitendijkse gaswinning van de NAM.

Op Ameland hebben we twee winningen, Hollum en Buren. Bij Buren is dat vrij dicht bij de zeereep, dat is een gevoelig gebied. Het ligt buiten de kering en dat is voor ons een aandachtsgebied. Andere winningen liggen verder van zee af of bij groeiende gebieden dus daar is niet echt een

probleem.”(1:16)

Foto: Eemshaven met twee kolencentrales in aanbouw

Op Ameland is daar discussie over; als er een wash over komt, is onze winlocatie dan minder bereikbaar? Dus het kan voor ons ongemak betekenen. Als het ver gaat wordt het weer een apart eiland net als vroeger en dan is de NAM-locatie moeilijker bereikbaar omdat er een geul in zit. (2:16) Er zijn ook buitendijkse gebieden met minder draagkrachtige gebruikers en eigenaren waar overstromingen nu al schade aanrichten en een oplossing nog niet voorhanden is zoals de vissershaven van Lauwersoog, de pier bij Holwerd en de haven van Ameland.

Er staat nu in de structuurvisie Lauwersoog, ‘Proloog’: het kan niet zo zijn dat de haven vaak overstroomt, in vijf jaar heeft drie keer water op de kade gestaan, daardoor raakt de

(24)

oeverbeschoeiing beschadigd, ankers verliezen kracht, er is schade aan de haven. (…) het betekende fikse kosten voor de gemeenten Dongeradeel en De Marne. (5:7)

Op Ameland is men snel tot een akkoord gekomen, nadat bleek dat Ameland de vuurtoren kon krijgen. Dit besluit lijkt wat overhaast, vooral ook omdat de gemeente nu de verantwoordelijkheid heeft over de veerdam, die jaarlijks drie, vier keer onder water loopt. Voor een goede toegankelijkheid is ophoging noodzakelijk of het aanleggen van een andere veerdam. Dit project is van te grote omvang voor een gemeente. (8:9)

Op de eilanden is de discussie over binnendijks-buitendijks actueel omdat er een overdracht plaatsvindt van verantwoordelijkheden van Rijkswaterstaat naar waterschappen en gemeenten. Op Texel, Ameland en Schiermonnikoog is de discussie afgerond met een formele vaststelling van de dijkring en een overdracht van de verantwoordelijkheid naar Hollands Noorderkwartier (voor Texel) en Wetterskip Fryslân (voor Ameland en Schiermonnikoog). Op Vlieland en Terschelling loopt de discussie nog.

Op Vlieland willen de eilanders de dijkring uitgebreid hebben, zodat deze om het dorp, de camping en het bedrijventerrein in Oost heen loopt. Naar verwachting (…) zal een groot deel van het dorp er wel binnen gaan vallen. Camping en bedrijventerrein zal een moeilijk verhaal blijken. Op Terschelling is de discussie ook nog gaande. De eilanders daar zien de dijkring liefst tot aan de eerste duin. RWS wil deze zo ver mogelijk naar binnen leggen. (12:4)

Formeel geldt voor buitendijks gebied dat wie daar gevestigd is zelf voor de veiligheid dient te zorgen. Dit is een standpunt waar met name de waterschappen aan vasthouden. Andere (semi)overheden zoals gemeenten en havenbedrijven bieden wel garanties aan bedrijven die zich buitendijks vestigen. Daar worden economische redenen voor aangevoerd: het aantrekkelijk maken van een buitendijkse vestigingsplaats, het veiligstellen van de stroomvoorziening van Nederland.

I: Jullie bemoeien je niet met buitendijks?

R1: Strikt genomen hebben we daar geen verantwoordelijkheid. Waar invloed op de dijk is wel, zoals bv in havens.

R2: Waterschappen hoeven buitendijks niet op te treden. (21:26)

In Eemshaven zitten ze buitendijks, in Delfzijl binnendijks. Eemshaven is eigenlijk een grote verbrede dijk. (…) Maar de kans op overstroming is in beide gebieden gelijk, 1 op 4000. (…) Van het

buitendijks hebben we wel gezegd dat het gebied waar ze bouwen net zo veilig is als het binnendijkse gebied. (…) We handhaven de secundaire dijk alsof het op primair niveau ligt, dat hebben we met de bedrijven afgesproken. (6:4, 6:22)

Ik vind wel dat je het op moet nemen, een belangrijk deel van de stroomvoorziening komt straks uit de Eemsdelta, dus als dat uitvalt heb je een groot probleem in Nederland, geen stroom, ook geen waterbeheer want de pompen werken niet meer. (6:20)

De verantwoordelijkheid wordt in de praktijk dus toch door overheden opgepakt. Er kunnen daardoor verkeerde verwachtingen bestaan, bijvoorbeeld dat de waterschappen de buitendijkse risico’s wel in kaart hebben gebracht.

(25)

3.2.3 Zoetwaterproblemen

Het eerste zoetwaterprobleem is de drinkwatervoorziening op de eilanden. Dit is nu al een lastige taak voor de drinkwaterbedrijven (PWN op Texel en Vitens op de andere eilanden), omdat er een grote piekvraag is in de zomer en het grondwatersysteem op het eiland maar beperkt water kan leveren zonder de natuur te schaden. De watervraag neemt toe door meer luxe watervoorzieningen en door verbreding van het recreatieseizoen naar voor- en najaar. De drinkwaterbedrijven hebben een wettelijke leveringsplicht dus het systeem is gedimensioneerd op de piekvraag. Door klimaatverandering kan de zoetwatervoorziening extra in gevaar komen:

• Door droogteperiodes kan de grondwatervoorraad afnemen.

• Een overstroming met zeewater zou winningen in de duinen kunnen bedreigen. Vitens heeft op dit moment in elk geval één buitendijkse winning op Ameland die in het vizier gehouden moet worden. • Door verzilting als gevolg van een hogere zeespiegel kan de kwaliteit van het grondwater afnemen. • Naast klimaatverandering kunnen ook toekomstige klimaatoplossingen een rol spelen; dynamische

veiligheidsoplossingen kunnen bijvoorbeeld invloed hebben op de zoetwaterbel onder de duinen. Als we ernaar streven de kustlijn ongeveer op zelfde plaats te houden is er geen invloed op de zoetwaterbel. Als je toestaat dat in het kerngebied van een eiland zoutwater naar binnen mag is dat een ander verhaal. (…) Doe het dan niet in de eilandboog, maar waar het van nature voorkomt, op de kop en de staart van het eiland.(1:14, 1:20)

In een pompstation wil je geen laag zoutwater toelaten. (…) als daar een laag zout water overheen komt dan is je puttenveld verruïneerd. (1:17)

Op het vasteland is de drinkwatervoorziening geen issue; er is voldoende grondwater beschikbaar. Ook liggen de winningen in Friesland en Groningen ver van de kust dus er is geen gevaar voor overstroming.

Een tweede probleem is de industriewatervoorziening in de havens. Bedrijven gebruiken drinkwater soms voor laagwaardige toepassingen (proceswater). Bij een zeer grote watervraag lossen bedrijven zelf het probleem op, bijvoorbeeld met een eigen ontziltingsinstallatie. Als water in de toekomst schaarser wordt, zal meer een beroep op bedrijven worden gedaan om dit soort eigen oplossingen te realiseren.

De RWE gaat demiwater maken, Nuon wil ook proceswater gaan leveren, de gascentrale heeft ook water nodig. (…) RWE heeft juist die vestiging in de Eemshaven vanwege de

koelwaterbeschikbaarheid, ze bouwen zelf wel een ontziltingsinstallatie. (6:14, 6:15)

De NAM heeft nog een andersoortig probleem: door de gaswinning is een soort kuil ontstaan in Groningen, en de NAM moet nu betalen voor het transport van overtollig zoetwater de helling op naar het westen

(Lauwersmeer). Voor de NAM zou het makkelijker zijn het water naar het oosten af te voeren, met de helling mee naar de Eems, maar daarvoor moet nieuwe infrastructuur worden aangelegd.

Het probleem hebben we deels zelf gecreëerd met onze gaswinning, we hebben een kuil gemaakt in het Groningse landschap. In die kuil wordt nu water helling-opwaarts naar Lauwersmeer afgevoerd, dat zouden we beter naar de Eems kunnen gaan afvoeren want de helling neigt nu de andere kant op dan vroeger. (2:8)

Een derde probleem is de zoetwatervoorziening voor de landbouw op de vastelandskust. Door een hogere zeespiegel zou verzilting op kunnen treden; door langere droogteperioden worden oogsten bedreigd. Ook bepaalde oplossingen voor natuur (zoet-zout overgangen) en oplossingen voor veiligheid (overslagdijken,

(26)

noodbergingen) kunnen het zoete landbouwwater bedreigen. Vooral bollen zijn een gevoelig gewas; dit speelt vanouds in Noord-Holland maar in Groningen neemt de bollenteelt ook toe.

I: Overslag is alleen golftoppen dus met de bestaande watergangen kunnen we dat afvoeren. (…) R: Dat zijn kwelsloten en met versneld afvoeren zou je het overslaande water weg kunnen laten gaan. Maar als door een piek en een overstroming de zoutlast toeneemt, hoe ver krijg je het dan weer naar beneden en hoe lang duurt het voordat je het kwijt bent? (…) Onder welke omstandigheden

overstroomt het inderdaad, bv. als sloten al vol staan met water? (…) Als over je grond zout water komt ben je verkocht. (14:8)

In theorie is zouttolerante landbouw een oplossing, maar de agrarische bedrijven willen ‘multifunctionele landbouw’.

Multifunctionaliteit is juist de kracht van deze regio, met multifunctioneel bedoelen we dan dat je elk gewas erop kunt telen, zo definiëren wij dat. (14:13)

Een groot deel van Friesland en Groningen is afhankelijk van de watervoorraad in het IJsselmeer; waterschappen proberen daar voor de toekomst afspraken over te maken.

Je moet het IJsselmeerakkoord meenemen, waarin de hoeveelheid water is geregeld. Ik begrijp dat er een soort gentleman’s agreement is dat onze claim op IJsselmeerwater niet wordt verhoogd, en je wilt liever ook niet inleveren, want de watervraag neemt toe, ook door klimaatverandering. (15:21) Er is een convenant met het Rijk over het IJsselmeer, daar houden we het Rijk aan want het is een levensader, wij pompen het op door het hele gebied, vanuit Friesland en Noorderzijlvest tot aan Ter Apel, dat is 10 meter plus, en aan de Drentse kant tot aan Klazienaveen, dat is 14 meter plus. Als we dat niet doen dan staat ons gebied in de zomer droog, dan krijg je die stofwolken in de zomer, in een dag en een nacht kan dan een sloot dichtgewaaid zijn, gelukkig staat er nu meestal groenbemesting op. Die aanvoer van IJsselmeerwater is heel wezenlijk. (16:18)

(27)

3.2.4 Geulen en vaarroutes

Omdat de Waddenzee een dynamisch systeem is veranderen geulen nogal eens van plaats. Vaargeulen slibben dicht en diepe geulen komen gevaarlijk dicht bij kaden en kunstwerken. Dat kan de infrastructuur bedreigen die op de bestaande geulen is afgestemd. De vaarroutes worden onderhouden door middel van baggeren. Soms is de geul toch niet tegen te houden en moet men de infrastructuur verleggen.

Texel: De geul tussen de Hors en de Razende Bol neigt dicht te slibben. Voor de natuur is het goed als dat gebeurt. Vóór de Razende Bol ontstaan al weer nieuwe banken. Er ligt een betonnen geul, RWS baggert deze regelmatig uit. (9:21)

Tussen Schiermonnikoog en Simonszand veranderen geulen nog steeds, straks is Simonszand verdwenen, er is weer een ander patroon en dat is allemaal een na-effect van het afsluiten van het Lauwersmeer. (5:31)

Bij de pier van Holwerd moet je het hele jaar door baggeren, ze hadden de pier beter hier neer kunnen leggen aan het Damse gat, dat ligt drie vier meter diep en daar hoef je nooit te baggeren, maar hij ligt daar nu eenmaal en het is moeilijk te veranderen. Het wordt steeds erger, je moet nu het hele jaar doorgaan met baggeren. (5:17)

De vaargeulen zijn belangrijk voor twee havens, Delfzijl en de Eemshaven (en ook voor de haven in Emden). (…) Dit gaat over de vaargeul naar de Eemshaven, het onderhoud doet Duitsland en het verdiepen doet RWS. (6:8)

Wanneer een geul infrastructuur bedreigt wordt de geul gemonitord.

In de haven van Delfzijl, daar is een diepe kuil van 14 meter uitgeschuurd door een voortdurende draaikolk, als dat gat te dicht bij de kade komt stort kade in en als hij verder weg gaat moeten we de provincie waarschuwen want een paal van de brug rust daarop. (16:23)

De geuldynamiek wordt niet goed begrepen.

Dat de morfologische kennis over de Waddenzee veelal tekort schiet blijkt overigens ook uit de ontwikkeling van Rottumeroog. De algemene verwachting was dat dit eiland in de oostelijker geul zou verdwijnen nadat de kustverdediging was opgeheven. Maar het blijkt inmiddels dat Rottumeroog langs de Eemsgeul naar het zuidoosten wandelt. (7:13)

Een nieuwe benadering is meer met de natuur mee te werken en via indirecte beïnvloeding de geulen min of meer op hun plaats te houden.

Het idee is buitendijks meer natuur aan te leggen en tegelijkertijd een doorbraak te creëren, zodat de omgeving zouter wordt. Het is tegelijkertijd de bedoeling dat deze instroom als

(28)

Foto: Veerdienst AG Ems van de Eemshaven naar het Duitse Waddeneiland Borkum

Een ander soort oplossing is de vaardiepte van veerdiensten te verminderen.

Wagenborg gaat hun toekomstige schepen ook aanpassen, of passagiers en goederen scheiden en goederen alleen nog op het getij aanvoeren. (5:17)

Dit overzicht van vaargeul-issues is een eerste aanzet, het is belangrijk om dit compleet te krijgen vanwege de kosten, de publieke aandacht en de risico’s.

3.2.5 Samenvatting: problemen in het Waddengebied volgens de stakeholders

Voor Noord-Nederland geldt de veiligheidsnorm van een overstromingskans van 1 op 4000 jaar. In het tweede en derde Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP2 en 3) zijn langs de vastelandskust van Noord-Holland, Friesland en Groningen plaatsen geïdentificeerd waar de dijken de norm niet halen. Daar wordt nu door de waterschappen aan gewerkt. Voor belangrijke infrastructuur zoals de energievoorziening wordt

geargumenteerd dat wellicht een norm van 1 op 10.000 nodig zal zijn in plaats van 1 op 4000.

Op de eilanden staat de discussie over veiligheid hoger op de agenda dan op het vasteland. Daar moet de plaats van de primaire keringen worden vastgesteld, omdat die voor een groot deel uit duinen bestaan. Op Texel, Ameland en Schiermonnikoog is een akkoord bereikt en worden de verantwoordelijkheden voor het beheer door RWS aan de waterschappen Hollands Noorderkwartier en Wetterskip Fryslân overgedragen. Op Terschelling en Vlieland loopt de discussie nog.

Over de risico’s in het binnendijkse gebied in het Waddengebied is niet veel bekend. Uit de eerste inventarisatie komen o.a. de elektriciteitsproducent Electrabel in de Eemshaven en de chemische industrie in Delfzijl als risicovol naar voren.

(29)

Buitendijkse gebieden met problemen zijn vooral havens, kades, pieren, en veerdammen, die nu bij hoog water al in de problemen komen. Notoire voorbeelden zijn de vissershaven van Lauwersoog, de pier bij Holwerd en de haven van Ameland. Verder zijn buitendijkse industrieterreinen op het vasteland (Eemshaven, Den Helder) en op de eilanden (NIOZ op Texel, industrieterrein Ameland) mogelijk risicovol. Tenslotte zijn er delen van dorpen op de Waddeneilanden die om historische redenen buitendijks liggen (West-Terschelling en Vlieland).

Omdat de Waddenzee een dynamisch systeem is veranderen geulen nogal eens van plaats. Vaargeulen slibben dicht en diepe geulen komen gevaarlijk dicht bij kades en kunstwerken. Over dit systeem is zo weinig kennis dat er niets te zeggen is over het effect van klimaatverandering.

De drinkwatervoorziening op de eilanden is een lastige taak voor de drinkwaterbedrijven omdat het grondwatersysteem op het eiland beperkt water kan leveren zonder de natuur te schaden. Door

klimaatverandering kan in droogteperioden de grondwatervoorraad afnemen en de zoetwatervoorziening extra in gevaar komen.

De zoetwatervoorziening voor de landbouw op de vastelandskust kan te maken krijgen met verzilting door hogere kweldruk vanuit zee. Een groot deel van Friesland en Groningen is afhankelijk van de watervoorraad in het IJsselmeer; deze oppervlaktewatervoorraad kan in de toekomst schaarser worden.

3.3

Oplossingen voor veiligheid en zoetwatervoorziening

3.3.1 Meerlaagsveiligheid

Meerlaagsveiligheid is een belangrijk begrip in het Nationaal Waterplan. Het Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering heeft meerlaagsveiligheid als thema opgenomen. Het concept betekent dat waterbeheer wordt georganiseerd in drie lagen, waarvan de eerste (preventie van overstromingen met dijken etc.) en de derde (rampenbeheersing) weinig controversieel zijn. De tweede laag omvat maatregelen in de sfeer van binnendijkse ruimtelijke aanpassingen om de schade te beperken wanneer toch een overstroming plaatsvindt.

Dan moet je ook in het achterland iets doen zodat je het water in goede banen kunt leiden.

Bijvoorbeeld, er is een klimaatscenario met twee meter zeespiegelstijging, dan wordt het wel een heel hoge dijk, dus dan ga je aan andere concepten denken. (…) Je moet niet heel solistisch naar een dijk kijken, en alleen een sectorale oplossing realiseren, je kunt er niet onderuit om met

omgevingspartners naar oplossingen te kijken. (15:14) Maatregelen voor de tweede veiligheidslaag zijn onder andere:

• Compartimentering, zo mogelijk met bestaande slaperdijken, waardoor bij een doorbraak niet het hele gebied ineens overstroomt.

• Noodoverloopgebieden met een overstroombare dijk waardoor sommige gebieden binnen een dijkring veiliger worden dan andere gebieden; er is hiertegen veel verzet geweest maar in samenwerking met landbouw en natuur (multifunctioneel ruimtegebruik) worden nu toch noodoverloopgebieden gerealiseerd in de provincies Noord-Holland en Groningen.

• Regels opleggen voor het ruimtegebruik in minder veilige gebieden: verbieden te bouwen, of verplichten waterbestendig bouwen, of verplichten de consequenties te compenseren; of verplichten een bepaalde verzekering te nemen.

• Boerderijen op terpen zetten.

• In bepaalde zones een beperkte wateroverlast toestaan, bv. via overslagbestendige dijken. • Infrastructuur in overstromingsgevoelige gebieden veilig stellen: wegen hoger aanleggen,

schakelkasten en andere infrastructuur waterveilig aanleggen. • Reserveringszones (zie ook paragraaf 3.3.2).

(30)

Er zijn nogal veel oude zeeweringen in ons gebied, die geven het historische verloop van de landaanwinning aan en vormen al een soort compartimentering, dus die zou je kunnen gebruiken als je de hele badrand niet meer op orde krijgt, om delen van het gebied in elk geval veilig te houden. De oude zeeweringen worden nu low profile beheerd, ze zijn vaak cultuurhistorisch monument, maar als een projectontwikkelaar er één in zijn gebied heeft, gaat die hem afgraven want hij kan het zand goed gebruiken, tenminste, als je er geen beleid op hebt. Dus dat tekent zich af in de visie, je kunt oude dijken op lange termijn nodig hebben (18:17)

In Hollands Noorderkwartier ligt de focus op water bergen in polders, in Friesland ligt de focus op bergen in de boezem want Friesland heeft ook een enorme boezem, maar daar is laatst wel het eind van bereikt, in Groningen (…) De noodbergingspolder was nog niet klaar maar hij is afgelopen maand wel in gebruik genomen, hij is in de buurt van het Peizerdiepstelsel, hij is 1700 ha. (18:2)

Meerlaagsveiligheid wordt vooral door waterschappen bediscussieerd. In hun ogen is de tweede laag slecht haalbaar:

• Institutioneel is het in Nederland niet goed geregeld: de ruimtelijke ordening actoren (gemeenten en provincies) bepalen de ruimtelijke inrichting en hoeven zich weinig gelegen te laten liggen aan de waterschappen.

• Nederland is vlak en daardoor is het moeilijk een goede plek voor waterberging te vinden. • Compartimentering is te duur, de gedachte is dat dit eerder haalbaar is in dicht bebouwd gebied

zoals in Zuid-Holland.

• de kosten-baten berekening is erg ingewikkeld.

Maar zij hebben er minder belang bij dan wij als waterschappen, wij hebben er last van als de RO zijn eigen gang gaat, als men dingen doet die op de verkeerde plek zijn geprojecteerd, tot nu toe maakt de RO de dienst uit. De algemene democratie verdient geld met ontwikkeling dus die stuwkracht zit er achter, maar de problemen die dat veroorzaakt lappen ze aan hun laars en we moeten ze nu zover krijgen dat ze gaan luisteren. (18:19)

De tweede veiligheidslaag is vooral een issue op de vastelandskust, op de eilanden is daarvoor geen ruimte.

3.3.2 Reserveringszones

Reserveringszones zijn sinds enkele jaren een onderdeel van de tweede veiligheidslaag. Het zijn zones van 100 of 200 meter langs de binnenrand (en ook de buitenrand?) van de dijk waar niet (meer) gebouwd mag worden. De waterschappen hebben deze ruimte nodig voor toekomstige aanpassingen aan de dijk: als de dijken hoger moeten, worden ze ook breder. Ook meer robuuste, brede dijkconcepten kunnen ingepast worden in de reserveringszone.

Een belang voor het waterschap is ook verzekerd blijven van een obstakelvrije zone langs de zeedijk, zodat wat gerealiseerd moet worden ook kan tegen lage maatschappelijke kosten. (15:13)

De provincie heeft reserveringszones aan beide kanten aangewezen, dus er is de mogelijkheid aan beide zijden dijkversterking uit te voeren. (21:11)

Het zal hoger moeten dus heb je ook meer ruimte nodig vanwege de verhoudingen. (…) misschien worden ze iets flauwer omdat dat robuuster is, op details zullen ze veranderen. (21:12)

(31)

De planologische beperking in reserveringszones leidt tot verzet bij gemeenten en bedrijven die een belang hebben in deze zone. Gemeenten willen huizen bouwen, bedrijven willen uitbreiden.

Er ligt een keringszone, er was een garage die is afgebroken en men wilde woningen daarvoor in de plaats maar dat is door het Hoogheemraadschap tegengehouden. (4:26)

Het Havenbedrijf wil niet teveel grond weggeven, er is een reserveringszone van 100 meter, daar is al gebouwd door het bedrijfsleven, het is al vanaf 2006 aangevochten. (6:10)

Er is discussie over de reserveringszones achter de dijk, die liggen over agrarisch gebied, over dorpen, over bedrijfsterreinen, dus mensen hebben daar met beperkingen te maken. In

Ferwerderadiel liggen agrarische bedrijven dicht tegen de dijk aan. (…) Boeren willen altijd verder ontwikkelen, maar bijvoorbeeld een nieuwe stal kun je vergeten als je in die reserveringszone zit. (5:4) De overheden in Noord-Nederland staan niet op één lijn wat betreft de reserveringszones. De provincie Friesland is heel strikt, het Wetterskip Fryslân ook, maar legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de provincie. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier houdt bouwen tegen. Groningse waterschappen zijn strikt maar de provincie Groningen wil maatwerk. Gemeenten hebben verschillende belangen tegelijkertijd: zowel veiligheid als economische uitbreiding.

We horen dat meer van waterschappen, dat ze resoluut nee zeggen, maar de provincie Groningen zegt het moet maatwerk zijn. De provincie Friesland zegt ook rigide: nee het kan niet. (4:26) Het Wetterskip Fryslân en de provincie Friesland zijn er ook zwart wit in, zo zie ik dat vanuit de gemeente. (5:5)

R1: Wij moeten het opnemen in het bestemmingsplan buitengebied, maar wij nemen de reserveringszone misschien niet op. (…)

R2: Wij hebben voor de dorpen wel de reserveringszone meegenomen. (5:4)

Het waterschap heeft bot gevangen en moet met maatwerk komen langs de primaire kering. (6:10) De reserveringszones zijn vrij breed en daar houden we aan vast, het is niet ons beleid maar beleid van de provincie. (21:12)

Mogelijke oplossingen voor het conflict zijn:

• Multifunctionele dijken waarbij bouw wordt toegestaan mits de constructie ook het water keert (zie ook paragraaf 3.3.4 ‘Multifunctionele dijken’).

• Boerderijen op terpen of wierden plaatsen.

• Tijdelijke bouw in de reserveringszone, met de afspraak dat de constructie wordt afgebroken als dat voor de veiligheid noodzakelijk is.

Boerderijen kunnen wel op terpen, dat vraagt een lange termijn perspectief, nu staan ze allemaal plat op maaiveld, stel dat er een inundatie is, dan heb je de boerderijen met hun hele hebben en houden veilig gesteld. (14:19)

De zeevaartschool in Delfzijl, daar zijn afspraken mee gemaakt dat als de dijk 2 meter hoger moet later, dat de constructie dat kan hebben. (15:13)

(32)

3.3.3 Overslagbestendige dijken

In de interviews zijn ‘overslagbestendige dijken’ ter sprake gebracht door de interviewer. Er wordt verschillend over gedacht, maar er zijn ook nog veel onduidelijkheden over. Overslagbestendige dijken in relatie tot enkele verwante begrippen:

• Overslagbestendige dijken: dijken die bestand zijn tegen golfoverslag. Dijken worden daartoe versterkt met steen en asfalt, ook aan de binnenkant van de dijk. Overslaand water kan hierdoor de dijk niet meer bedreigen. Het is de bedoeling van overslaand water hoogstens leidt tot natte voeten, niet tot een echte overstroming. Bij de watersnoodramp in 1953 werden de meeste dijkdoorbraken veroorzaakt doordat de binnenzijden van de dijken niet bestand waren tegen een grote hoeveelheid overslaand water waardoor ze vanuit de landzijden uitspoelden.

• Overstroombare dijken: daarbij gaat het niet om golftoppen die overslaan maar om een echter overstroming doordat de waterstand hoger is dan de kruin van de dijk; dijken zijn juist bedoeld om dat te voorkomen, en het enige nut van het overstroombaar maken is dat de dijk (of Afsluitdijk) niet opnieuw hoeft te worden aangelegd na een overstroming.

• Washovers: dit zijn inkepingen in de duinen waardoor af en toe een overstroming plaatsvindt van het achterliggende (natuur)gebied, waardoor het gebied achter de duinen door opslibbing kan

meegroeien met de zeespiegel.

Waterschappen zien overslag als iets dat nu al plaatsvindt, zij het in kleine hoeveelheden. Als de zeespiegel stijgt en de dijk blijft hetzelfde, neemt de golfoverslag toe. Wanneer wordt het nodig om de dijk te verhogen? Of kan men alleen de dijkbekleding aanpassen zodat de dijk bestand is tegen meer overslag en wordt eventuele schade aan de landbouw gecompenseerd?

Je moet ook kijken, waar doen we het voor, het is voor veiligheid, en als bij een heel zware storm een beetje water overslaat, so be it, is dat heel anders dan nu? Overslaand water is geen overstroming maar de golftop, er is een spray van de golven, de hele kustzone is nu ook zilt na een flinke storm. Maar is dat spray, is dat kwel? Als een dijk overslagbestendig is, is het alleen wat duidelijker waar het vandaan komt. (21:14)

Anderzijds is er de visie van de landbouwsector dat overslag niet acceptabel is. Door zoutwater wordt landbouwgrond onbruikbaar en die economische schade kunnen de agrarische bedrijven er niet bij hebben. Ook zou er een veiligheidsrisico kunnen zijn. Het is uit te rekenen wat wordt bespaard door de dijk of weinig aan te passen, maar het is niet duidelijk wat de landbouw aan schade moet verwachten: om hoeveel water gaat het, hoe vaak zal het gebeuren, wat voor schade komt er, wat kost dat, en hoe lang duurt het voordat de schade is hersteld?

Als door een piek en een overstroming de zoutlast toeneemt, hoe ver krijg je het dan weer naar beneden en hoe lang duurt het voordat je het kwijt bent? Het is lastig er iets over te zeggen, je moet eerst een risicoanalyse doen, hoe gedraagt het water zich. (…) hoe gaat het mis en is het

beheersbaar en welke economische schade kun je verwachten? Het is een kwetsbaar gebied voor verzilting. (…) Als over je grond zout water komt ben je verkocht. (14:8)

Als oplossing wordt afvoer van het overslaande water voorgesteld via de bestaande kwelsloten achter de dijk. Dit zal niet functioneren als deze sloten al vol zijn. Als de sloten moeten worden verbreed, kan misschien net zo goed de dijk worden verbreed. Bovendien is een sloot misschien niet genoeg. Waterschap Noorderzijlvest heeft hier een kwantitatieve studie naar laten doen (zie tabel 3.2).

Cytaty

Powiązane dokumenty

[r]

Źródłem tych w artości jest, oczyw iście, osoba sam ego Naruszewicza, który dał się poznać nie tylko jako literat, ale rów nież — w sposób nie m niej

storii matematyki i logiki; Matematyka przedhelleńska; Matematyka grecka przed Euklidesem; Logika Arystotelesa; Elementy Euklidesa w kulturze hel­ lenistycznej; Metody

Z DYDAKTYKI HISTORII NAUKI I TECHNIKI WE FRANCJI Na Wydziale Nauk Społecznych Sorbony istnieje Instytut Historii Nauki i Techniki, który ma prawo nadawania stopni

Reactor type Vol (L) Substrate type Inoculum source Number of reactors 1 Number of biomass samples Days of opera-tion EGSB 3.8 Untreated or enzymatically hydrolysed and

Lecz pod­ stawowa część treści książki, mimo sięgania daleko wstecz do korzeni polsko- rosyjskich związków/ naukowych, dotyczy okresu zaborowego, gdy Polacy

A typical set of values of E(w) derived from the buoy, and the corresponding values from the ship's records corrected for the electrical attenuatin, E5(w)/ B2(w), are shown in Figure

Upadek bloku administrowanego przez Moskwę przyniósł rozczarowanie, ponieważ po wielu latach rzekomo znacznie szybszego tempa wzrostu gospo- darek należących do