• Nie Znaleziono Wyników

De Nederlandse Maritieme Cluster: Literatuuronderzoek en plan van aanpak economische impact studies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse Maritieme Cluster: Literatuuronderzoek en plan van aanpak economische impact studies"

Copied!
366
0
0

Pełen tekst

(1)

t.,;,

(2)

) .

(3)

DE NEDERLANDSE MARITIEME CLUSTER

Literatuuronderzoek en Plan van Aanpak

Economische Impact Studies

in opdracht van

NEDERLAND MARITIEM LAND

uitgevoerd door

POLICY RESEARCH CORPORATlON N.V.

Prof. Dr. Chris Peeters Ir. Anja Lefever Drs. Antoon Soete Ir. Peter Vandendriessche

Dr. Harry Webers

_---.-.--~--v

EICJHJD

J r'll

MARITIEM if\Jr-OHMAltt

CENTRIJM /8ïUD

DELFT UNIVERSITY PRESS

1997

Bibliotheek TU Delft

1111111111111111111111111111111111

0964

861

o

(4)

NEDERLAND MARITIEM LAND serie

1.

De

Nederlandse Maritieme Cluster: Literatuuronderzoek en Plan van

Aanpak Economische Impact Studies

0:

233'2.0&)

8233LO'&b

Stichting Nederland Maritiem Land

De Stichting is op 27 juni 1997 opgericht teneinde vorm te geven aan een verbreding van het succesvolle, nieuwe zeescheepvaartbeleid dat sinds I januari 1996 van kracht is geworden in Nederland.

Het bestuur van de Stichting bestaat uit N. Wijnolst (voorzitter), G.H. Bos (vice-voorzitter), Th.O. Oostinjen (secretaris/penningmeester) en verder, in alfabetische volgorde, K. Damen, R. van Gelder, M. Harms, W. de Jong, G.J. Kramer, L. Kroon, W.K. Scholten, H.W.H. Welters.

De directeur van de Stichting is H.P.L.M. Janssens.

Het adres van de Stichting Nederland Maritiem Land is World Trade Center, Beurs-plein 37 (bezoekadres), Postbus 30145, 3001 DC Rotterdam.

(5)

Economische Impact Studies

in opdracht van

NEDERLAND MARITIEM LAND

uitgevoerd door

POLICY RESEARCH CORPORATION N.V.

Prof. Or. Chris Peeters Ir. Anja Lefever Drs. Antoon Soete Ir. Peter Vandendriessche

Or. Harry Webers

DELFT UNIVERSITY PRESS

1997

(6)

Gepubliceerd en gedistribueerd onder auspiciën van Nederland Maritiem Land door: Delft University Press

Mekelweg4 2628 CD Delft

Tel.: +31-15-2783254 Fax.: +31-15-2781661

Studie uitgevoerd door:

Policy Research Corporation N.V. Jan Moorkensstraat 68

B-2600 Antwerpen Tel.: +32-3-286.94.94 Fax.: +32-3-286.94.96 E-mail: policyresearch@innet.be

CIP-DATA KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG C. Peeters, A. Lefever, A. Soete, P. Vandendriessche, H. Webers

De Nederlandse Maritieme Cluster: Literatuuronderzoek en Plan van Aanpak Economische Impact Studies/C. Peeters, A. Lefever, A. Soete, P. Vandendriessche, H. Webers

Delft: Delft University Press. -III.-Lit. ISBN 90-407-1557-2

NUGI834

Trefwoorden: maritieme sectoren, cluster, economische impact studie, beleid Copyright © 1997 Stichting Nederland Maritiem Land

All rights reserved. No part ofthe material protected by this copyright may be reproduced or utilized in any form or by any means, electron ic or mechanical, including photocopying, recording or any information storage and retrieval system without written permission of the owner of this copyright. Permission may be obtained at the following address: Stichting Nederland Maritiem Land, Postbus 30145, 3001 DC Rotterdam,"The Netherlands; internet: www.dutch-maritime-network.nl; e-mail: info@dutch-maritime-network.nl.

(7)

/

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL ... i VOORWOORD ... ix INLEIDING ... 1

I. DE ECONOMISCHE IMPACT STUDIE (EIS®) ... 5

l.I. DOELSTELLING VAN EEN EIS® ... 5

1.2. THEORETISCH KADER EN ONDERZOEKSFASEN ... 6

1.3. DE EIS® ALS EEN PROJECT ... 9

1.4. DATAVEREISTEN ... II /.4./. Onderzoeksfase /: analyse van de huidige situatie ... // 1.4. I. I. Desk research ... 12

1.4.1.2. Enquêtering van key-players ... 12

1.4.1.3. Statische input-outputanalyse ... 13

/.4.2. Onderzoeksfase 2: ontwikkeling van beleidsalternatieven ...... /4

1.4.3. Onderzoeksfase 3: analyse van de reactie van bedrijven op de beleidsalternatieven ... /4

1.4.3.1. Modelmatige benadering ... 15

1.4.3.2. Bottom-up enquêtering van de key-players ... 15

I. 4.4. Onderzoeksfase 4: dynamische input-output analyse en uitwerking van beleidsaanbevelingen ... /6

1.4.4.1. Analyse van de duurzaamheid van de bekomen resultaten ... 16

1.4.4.2. Analyse van de robuustheid van de bekomen resultaten ... 17

1.5. CONCLUSIE ... 19

n.

RESULTATEN VAN HET VOORONDERZOEK ... 21

11.1. DE MARITIEME CLUSTER ... 23

11.1.1. Beschrijving van de cluster ... 23

11.1.1.1. Afbakening van de cluster ... 23

11.1. I .2. Deelsectoren ... 26

11.1.1.3. Omvang van de cluster.. ... .. ... 27

(8)

De Nederlandse Maritieme Cluster

11.1.2. Evaluatie van beschikbare bronnen ... ...... 31

11.1.2.1. Beschikbare bronnen ... 31

11.1.2.2. Evaluatie van de beschikbare bronnen ... 32

lI.1.3. lriformatie met betrekking tot strategie en beleid ................................ 37

1/.1.3.1. Concurrentiepositie ... 37

lI.1. 3. 2. Beleidsaspecten .............................. 37

/J. 1.4. Conclusie ..................... ...... 38

[1.2. DE SCHEEPSBOUWSECTOR ... 41

/J.2. 1. Beschrijving van de sector .......... ........ 41

11.2.1.1. Afbakening van de sector ... 41

11.2.1.2. Deelsectoren ... 41

11.2.1.3. Omvang van de sector ... 42

11.2.1.4. Belangenbehartiging ... 44

11.2.2. Evaluatie van beschikbare bronnen ... 45

lI.2.3. lriformatie met betrekking tot strategie en beleid .................. 53

11.2.3.1. Concurrentiepositie van de scheepsbouwsector ... 54

1I.2.3.2. Beleidsaspecten ... 55

/J. 2. 4. Conclusie .............................. ....... 57

II.3. DE OFFSHORESECTOR ... 59

11.3. I. Beschrijving van de sector ........................................................... 59

11.3.1.1. Afbakening van de sector. ... 59

1l.3.1.2. Deelsectoren ... 60

11.3.1.3. Omvang van de sector ... 63

11.3.1.4. Belangenbehartiging ... 65

Il. 3.2. Evaluatie van beschikbare bronnen ... 67

11.3.3. Informatie met betrekking tot strategie en beleid ....................................... 75

11.3.3.1. Concurrentiepositie van de sector ... 75

11.3.3.2. Beleidsaspecten ... 77

11.3.4. Conclusie ............................ 80

11.4. DE BAGGERSECTOR ... 81

11. 4.1. Beschrijving van de sector .......................................................................... 81

11.4.1.1. Afbakening van de sector ... 81

11.4.1.2. Deelsectoren ... 81 11.4.1.3. Omvang van de sector ... 83

11.4.1.4. Belangenbehartiging ... 84

/J.4.2. Evaluatie van beschikbare bronnen ... 85

/J.4.3. Informatie met betrekking tot strategie en beleid .................................... 88

11.4.3.1. Concurrentiepositie van de baggersector ... 88

11.4.3.2. Beleidsaspecten ... 90

/J. 4. 4. Conclusie ................................... 92

11.5. DE BINNENVAARTSECTOR ... 95

/J.5.1. Beschrijving van de sector ........................... 95

1I.5.1.1. Afbakening van de sector ... 95

n.5.1.2. Deelsectoren ... 95

n.5.1.3. Omvang van de sector ... 98

11.5.1.4. Belangenbehartiging ... 99

/J.5.2. Evaluatie van beschikbare bronnen ... 100

(9)

11.5.3.1. Concurrentiepositie van de binnenvaartsector ... 107

11.5.3.2. Beleidsaspecten ... 108

11.5.4. Conclusie .................................................. 109

11.6. DE NEDERLANDSE HA VENS ... 111

11.6.1. Beschrijving van de sector ... 111

11.6.1.1. Afbakening van de sector en definitie van de deelsectoren ... 111

11.6.1.2. Deelsectoren ... :. .. ... 112

11.6.1.3. Omvang van de sector ... liS [1.6.1.4. Belangenbehartiging ... 118

11.6.2. Algemene informatie meI belrekking lol de Nederlandse havens ............. 119

11.6.2. [. Beschikbare bronnen ... : ... 1[9 11.6.2.2. Evaluatie van de beschikbare bronnen ... 120 /1.6.3. Hel Rijn-en Maasmondgebied ............. 126

11.6.3.1. Inleiding ... 126

11.6.3.2. Beschikbare bronnen ... 128

11.6.3.3. Evaluatie van de beschikbare bronnen ... 128

[1.6.3.4. Informatie met betrekking tot strategie en beleid ... 138

//.6.4. Hel Noordzeekanaalgebied ........................................ 142

11.6.4.1. Inleiding ... 142

11.6.4.2. Beschikbare bronnen ... 142

11.6.4.3. Evaluatie van de beschikbare bronnen ... 143

11.6.4.4. Informatie met betrekking tot strategie en beleid ... 148

/1.6.5. Hel Scheldebekken .. ...... 150

11.6.5.1. Inleiding ... 150

11.6.5.2. Beschikbare bronnen ... 152 11.6.5.3. Specifieke informatie met betrekking tot de Zeeuwse havens, relevant als input voor de nog uit te voeren studie ... 159

11.6.6. De Eemsmondhavens ............................... /60

11.6.6.1. Inleiding ... [60

[1.6.6.2. Beschikbare bronnen ... 16[

11.6.6.3. Informatie met betrekking tot strategie en beleid ... 164 //.6.7. Conclusies meI belrekking lol de havenseclor ... ...... 168

111. PLAN VAN AANPAK ... 171

111.1. ONDERZOEK VAN DE MARITIEME CLUSTER ... 172

1II.2. CONCLUSIES VOORONDERZOEK ... [74

//1.2.1. Scheepsbouwseclor ...................................... ... /75

1/1.2.2. Offihoreseclor ............................... 176

1/1.2.3. Baggerseclor ........................... ......... /77

//1.2.4. Binnenvaarlseclor .................... ........... /78

//1.2.5. Havens .................................. 179

HI.3. FIELD EN DESK RESEARCH ... 18 [

1lI.4. DE VERSCHILLENDE ONDERZOEKSFASEN ... 184

//1.4.1. Eersle onderzoeksfase ...................................... 185

//1.4.2. Tweede onderzoeksfase ........................ ....... 188

//1.4.3. Derde onderzoekfase ...................... ...... 189

(10)

De Nederlandse Maritieme Cluster

111.5. INHOUD VAN HET ONDERZOEKSRAPPORT ...••...•...••...•.•..•• \9\

111.6. FASERING VAN HET ONDERZOEK ... \93

BIJLAGE I: LIJST VAN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN ... 197

BIJLAGE 11: GEOGRAFISCHE AFBAKENING VAN DE ZEEHA VENS ..•... 199

BIJLAGE ill:MARITIEME ACTMTEITEN PER BEDRIJFSKLASSE ... 201

BIJLAGE IV: EVALUATIE BRONNEN TEN BEHOEVE VAN DE EIS® ... 203

ENGLISH SUMMARY ... 381

(11)

LIJST VAN FIGUREN

Figuur I.l : Onderzoeksfasen die gevolgd worden bij een Economische Impact Studie (EIS®) ... 9

Figuur 11.1 : Verdeling van studies inzake maritieme cluster naar categorie ... 31

Figuur 11.2 : Verdeling van studies inzake scheepsbouwsector naar categorie ... .46

Figuur 11.3 : Verdeling van studies inzake offshoresector naar categorie ... 67

Figuur 11.4 : Verdeling van studies inzake baggersector naar categorie ... 86

Figuur 11.5 : Verdeling van studies inzake binnenvaartsector naar categorie ... 1 00 Figuur 11.6: Verdeling van studies inzake Nederlandse havens naar categorie ... I 19 Figuur 11.7 : Verdeling van studies inzake Rijn- en Maasmondgebied naar categorie ... 128

Figuur 11.8 : Verdeling van studies inzake Noordzeekanaalgebied naar categorie ... 143

Figuur 11.9 : Verdeling van studies inzake Scheldebekken naar categorie ... 153

(12)
(13)

LIJST VAN TABELLEN

Tabel Il.1 : Toegevoegde waarde en werkgelegenheid in de maritieme sector, 1992 ... 27

Tabel 11.2: Directe toegevoegde waarde in de maritieme sector, 1990 ... 29

TabellI.3 : Evaluatie van studies inzake de maritieme cluster ten behoeve van de EIS® ... .32

Tabel Il.4 : Aantal bedrijven per deelsector in de Nederlandse scheepsbouw ... .42

Tabel n.5: Omzet en werkgelegenheid in de scheepsbouwsector in 1996 ... .43

Tabel 11.6 : Evaluatie van studies inzake scheepsbouwsector ten behoeve van EIS® ... .46

Tabel 1I.7: Kostenstructuur general cargo vessel ... 53

Tabel 1I.8: Omzet en Werkgelegenheid in de offshoresector, 1992-1994, volgens de Nationale Havenraad ... 63

Tabel 1I.9 : Binnenlandse omzet, export en werkgelegenheid van de Nederlandse upstream toelevering aan de olie- en gaswinning, 1992 ... 64

Tabel 11.1 0 : Evaluatie van studies inzake offshore sector ten behoeve van EIS® ... 68

Tabel 11. I I : Omzet en werkgelegenheid in de baggersector, 1990- I 996 ... 84

Tabel II. 12 : Omzet en werkgelegenheidcijfers voor de vier grote Nederlandse internationaal opererende baggerbedrijven, I 993 ... 84

Tabel I1.13 : Evaluatie van studies inzake baggersector ten behoeve van EIS® ... 86

Tabel Il. 14 : Mogelijke opdeling binnenvaartsector naar deelsectoren ... 96

Tabel 11.1 5 : Indicatie van het aantal bedrijven per onderscheiden deelsector ... 98

Tabel Il.16 : Evaluatie van studies inzake binnenvaartsector ten behoeve van EIS® ... 101

Tabel 11. I 7 : Overgeslagen goederen in de vijf zeehavengebieden, 1985, 1990 en 1995 ... 116

Tabel 11.1 8 : Economische betekenis van de Nederlandse zeehavens in termen van directe toegevoegde waarde en werkgelegenheid, 1995 ... 117

Tabel Il. I 9 : Verdeling van de directe toegevoegde waarde en werkgelegenheid over de vijf havengebieden, 1995 ... I 17 Tabel II.20 : Evaluatie van studies inzake Nederlandse havens ten behoeve van EIS® ... 121

Tabel 11.21 : Evaluatie van studies inzake Rijn- en Maasmondgebied ten behoeve van EIS® ... 130

Tabel 11.22 : Evaluatie van studies inzake Noordzeekanaalgebied ten behoeve van EIS® ... 144

Tabel 11.23 : Evaluatie van studies inzake Scheldebekken ten behoeve van EIS® ... 153

Tabel 11.24 : Evaluatie van studies inzake Eemsmondhavens ten behove van EIS® ... 162

(14)

DE NEDERLANDSE MARITIEME CLUSTER

LITERATUURONDERZOEK EN PLAN VAN AANPAK ECONOMISCHE IMPACT STUDIES

Sinds 1 januari 1996 is het nieuwe zeescheepvaartbeleid in Nederland van kracht. Teneinde het succes ervan te verbreden tot de gehele maritieme cluster is in juni 1997 de Stichting Nederland Maritiem Land opgericht.

Een van de initiatieven van de Stichting is het doen uitvoeren van een Economische Impact

Studie (EIS®) voor een aantal maritieme sectoren, daarmee aansluitend op de EIS® voor de zeevaartsector uit 1994. De Economische Impact Studie (EIS®) is een analysetechniek die

werd ontwikkeld door Policy Research Corporation N V. Het bijzondere aan dit instrument is

dat hiermee niet enkel de economische betekenis van een cluster van sectoren kan worden geanalyseerd, maar dat hiermee tevens beleidsscenario's kunnen worden doorgerekend. Het proces van analyse en ontwikkeling dat zo op gang komt betekent een eerste belangrijke stap in het totale implementatieproces van nieuwe beleidsvoorstellen.

In dit boek zijn de resultaten gepresenteerd van het Vooronderzoek dat werd uitgevoerd ten behoeve van de Economische Impact Studie (EIS®) voor de Maritieme Cluster. Het doel ervan is om bestaande studies over deze sectoren in beeld te brengen en te beoordelen op hun mogelijke bijdrage aan een Economische Impact Studie (EIS®). Specifieke aandacht is daarbij ook uitgegaan naar de analyse van clustereffecten tussen sectoren als scheepsbouw, offshore, bagger, binnenvaart en havens.

Tevens geeft het boek een uiteenzetting over de werkwijze en de methodologie die gevolgd zal worden bij het uitvoeren van een EIS® voor de sectoren scheepsbouw, offshore, bagger,

binnenvaart en mogelijk ook de havens.

Prof. Dr. Chris Peeters is Voorzitter-Afgevaardigd Bestuurder van het management consuIting bureau Policy Research Corporation N

v.,

Antwerpen. Daarnaast is hij verbonden aan de Dienst Transporteconomie van de Universiteit Antwerpen (RUCA). Hij doceert Openbare Financiën, Financiering van de Internationale Handel, Maritiem Transport en Algemene Transporteconomie aan de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen. Ir. Anja Lefever is werkzaam als Research Associate bij Policy Research Corporation N

v.

,

Antwerpen. Zij heeft ruime consuiting ervaring inzake beleidsstudies.

Drs. Antoon Soete is werkzaam als Senior Research Associate bij Policy Research

Corporation NV., Antwerpen. Tevens is hij verbonden aan het Centrum voor Economische

Studiën van de Katholieke Universiteit Leuven.

Ir. Peter Vandendriessche is werkzaam als Senior Research Associate bij Policy Research Corporation NV., Antwerpen. Hij heeft zeer ruime cOl}sulting ervaring en was onder meer

betrokken bij de Economische Impact Studie voor de zeevaartsector.

Dr. Harry Webers is werkzaam als Research Associate bij Policy Research Corporation

NV., Antwerpen. In 1996 is hij is gepromoveerd aan het CentER for Economic Research te

Tilburg op basis van zijn onderzoek op het gebied van de bedrijfstakorganisatie en locatie-theorie.

(15)

VOORWOORD

Het nieuwe Nederlandse zeescheepvaartbeleid dat sinds 1 januari 1996 van kracht is, heeft in haar korte bestaan reeds een zeer positief effect gehad op de ontwikkeling van de Nederlandse zeescheepvaart.

Dit succesvolle nieuwe beleid is tot stand gekomen door een gezamenlijke inspanning van de brancheorganisatie van de reders, de KVNR, en het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken (DGSM, thans onderdeel van het Directoraat-Generaal Goederen-vervoer) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Het instrument dat gebruikt werd bij het inzichtelijk maken van de economische betekenis van de zeescheepvaart voor Nederland en waarmee vervolgens beleidsscenario 's konden worden doorgerekend,

is de Economische Impact Studie. Het bijzondere aan de door Policy Research Corporation N. V. ontwikkelde methode is dat er een proces

van analyse en beleidsontwikkeling op gang komt, waardoor er bij de betrokkenen gaandeweg een consensus ontstaat over het beleid.

Teneinde het succes van het nieuwe zeescheepvaartbeleid te verbreden tot de gehele maritieme cluster, inclusief de scheepsbouw, de offshore, de binnenvaart, de bagger, de havens en de dienst-verlening, heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het initiatief genomen een onderzoek te laten uitvoeren naar de wenselijkheid van de oprichting van een Stichting die deze taak op zich moet nemen. Dit heeft op 27 juni 1997 geleid tot de oprichting,

(16)

De Nederlandse Maritieme Cluster

Deze netwerkorganisatie heeft een bestuurssamenstelling die een afspiegeling vormt van de maritieme cluster. In het bestuur hebben een elftal personen zitting op persoonlijke titeJl. De Stichting is geen lobbyorganisatie, maar een netwerkorganisatie, die initiatieven zal ontplooien om, in samenspraak met de brancheorganisaties en de relevante ministeries (naast Verkeer en Waterstaat, met name Econo-mische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) het gestelde doel te bereiken.

Een van de initiatieven van de Stichting is het doen uitvoeren van een Economische Impact Studie voor een aantal maritieme sectoren, in aansluiting op de Economische Impact Studie voor de zeevaartsector uit 1994.

Daartoe is aan Policy Research Corporation N V in eerste instantie een opdracht verstrekt om een Vooronderzoek uit te voeren met betrekking tot de sectoren scheepsbouw, offshore, binnenvaart, bagger, en havens. Het doel hiervan is om bestaande studies over deze sectoren in beeld te brengen en te beoordelen op hun potentiële bijdrage aan een Economische Impact Studie.

In dit boek is hiervan verslag gedaan, zodat eenieder een goed beeld krijgt van de inzichten die reeds zijn opgebouwd.

Tevens bevat het boek een uiteenzetting over de werkwijze en de methodologie die door de consultant gevolgd zal worden bij het uitvoeren van een voor de gekozen maritieme sectoren. Daar er een actieve en inhoudelijke bijdrage door de bedrijven in de sector verwacht wordt, is voor deze vorm van communicatie gekozen.

Het boek zal op een workshop in december 1997 met afgevaardigden uit alle segmenten worden toegelicht. Het zal dan voor alle branches duidelijk zijn wat er op stapel staat en welke het potentieel is van een dergelijke unieke aanpak die wij als Stichting kunnen ondernemen.

Bestuursleden: G.H. Bos (vice-voorzitter), K. Damen, R. van Gelder, M. Harms,

W. de Jong, G.I. Kramer, L. Kroon, Th.O. Oostinjen (secretaris/penningmeester),

(17)

De resultaten van alle studies zullen in boekvorm verschijnen in de loop van 1998 en 1999.

De belangstelling voor de buitengewone economische en sociale dynamiek van samenhangende clusters van sectoren is bij een breed publiek, en met name in de politiek ontstaan door het werk van Michael Porter op basis van zijn boek The competitive advantage of nations. Hierop geïnspireerd zijn er vele studies ondernomen in vrijwel alle landen ter wereld om de samenhangen tussen sectoren in beeld te brengen en daaruit beleidsmaatregelen voor overheden af te leiden. De beperking van deze studies is dat zij op een conceptueel en kwalitatief niveau blijven, zonder dat "harde" cijfers kunnen gepresenteerd worden.

Een uitstekend voorbeeld van de Porter-aanpak op het vlak van de zeescheepvaart is het grootscheepse onderzoek in het kader van

Competitive Norway, dat onder auspiciën van de SNF in 1991/1992 is uitgevoerd.

Wat de Stichting Nederland Maritiem Land thans als aanpak voorstelt is derhalve uniek. Niet alleen qua methodologie, maar zeker qua breedte van studie. Nergens ter wereld is een zo grote cluster, en zeker geen maritieme cluster, in een integrale, holistische aanpak kwalitatief en kwantitatief onder de loep genomen.

Het sluit naadloos aan bij het nieuwe beleid van het Ministerie van Economische Zaken, dat onlangs de nota Kansen door synergie: de overheid en op innovatie gerichte clustervorming in de marktsector,

gepubliceerd heeft (september 1997).

Wij zijn er van overtuigd dat de voorgestelde Economische Impact Studie van de maritieme sectoren een voorbeeld zal gaan vormen voor het definiëren van nieuw economisch beleid door de overheid. Tevens denken wij dat internationaal gezien de Nederlandse, gedegen aanpak van het maritieme beleid navolging zal vinden, zoals dit ook reeds op voor de zeescheepvaart het geval is. Zo heeft de Europese Commissaris voor Transport Neil Kinnock het Nederlandse beleid als voorbeeld gesteld voor Europa. Tevens heeft DG VII Transport van

(18)

De Nederlandse Maritieme Cluster

de Europese Commissie een project opgestart in het kader van het Waterborne Transport programma van het Vierde Kaderprogramma, waarin de Nederlandse aanpak in andere landen van de Europese Unie thans wordt toegepast. Nederland is hierbij met recht een gidsland te noemen.

Willen wij in onze opzet slagen dan hebben wij uw volledige steun nodig. Bedenk daarbij dat dit initiatief wordt genomen voor u. U als ondernemer, u als professional in een internationale maritieme wereld, en u als lid van een brancheorganisatie.

Laten wij nu samen de schouders er onder zetten en er later de vruchten van plukken!

N. Wijnolst voorzitter

(19)

Momenteel is er te weinig in-zicht in het belang van de

sec-toren van de maritieme cluster

en van de cluster als geheel en vooral in de impact van het gevoerde overheidsbeleid.

INLEIDING

Dit rapport is het resultaat van het Vooronderzoek Economische Im-pact Studie (EISW) voor de Maritieme Cluster. Het vooronderzoek werd in juli 1997 door de Stichting Nederland Maritiem Land (NML) opgedragen aan Policy Research Corporation N. V.

Achtergrond

Sinds I januari 1996 is in Nederland een nieuw zeevaartbeleid van kracht. Dit beleid is in belangrijke mate gericht op het behouden en zo mogelijk uitbreiden van de toegevoegde waarde en werkgelegen-heid verbonden met de zeevaartsector en de cluster daaromheen. In de studie die leidde tot het nieuwe zeevaartbeleid werd reeds enige aandacht besteed aan de economische betekenis van de andere mari-tieme sectoren. Niettemin is er nood aan een gegronde analyse van deze betekenis alsook van de verwevenheid tussen de maritieme sectoren. Evenmin heeft de beleidsvoerder een duidelijk zicIlt op de feitelijke impact van het tot hiertoe gevoerde beleid voor de verschil-lende maritieme sectoren afzonderlijk en de relaties daartussen. Met name op de vraag naar de respectievelijke baten en kosten die ge-paard gaan met het gevoerde beleid, kan vaak geen antwoord worden gegeven. Door het doorrekenen van verschillende beleidsscenario's zou hierin duidelijkheid kunnen gebracht worden. Een en ander sluit naadloos aan bij het nieuwe beleid van het Ministerie van Economi-sche Zaken, dat onlangs de nota Kansen door synergie: de overheid en op innovatie gerichte clustervorming in de marktsector gepubli-ceerd heeft (september 1997).

(20)

De Stichting Nederland Mari-tiem Land (NML) wil als klank-bord van de maritieme cluster bijdragen aan het verder opti-maliseren van het bestaande overheidsbeleid.

Het door Policy Research ont-wikkelde beleidsinstrument. de Economische Impact Studie (E/SiP) biedt in dit kader tal van perspectieven.

Voor het optimaliseren van het overheidsbeleid met betrekking tot de scheepsbouw-. offshore-. bagger-. binnenvaart- en haven-sector is door de Stichting Ne -derland Maritiem Land aan Policy Research gevraagd een vooronderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden. timing en kostprijs van deze analyse.

De Nederlandse Maritieme Cluster

De Stichting Nederland Maritiem Land (NML) onderkent deze pro-blematiek en wenst enerzijds een beter inzicht te krijgen in de eco-nomische betekenis van de verschillende sectoren van de maritieme cluster. Hieronder verstaat de Stichting de verzameling van de zee-vaart-, scheepsbouw-, offshore-, bagger-, binnenvaart- en haven-sector. Voor de hiermee verwante maritieme dienstverleners wordt momenteel door de Stichting NML een definitiestudie opgestart. Eventueel kan daaruit een bijkomende opdracht volgen om de mari-tieme dienstverleners op te nemen in de EIS®.

Anderzijds wil de Stichting ook nagaan in hoeverre het vigerende overheidsbeleid moet worden bijgesteld om de socio-economische return verder op te drijven. Niet alleen zijn in dit opzicht de toege-voegde waarde en de werkgelegenheid van belang, ook de terugvloei naar de overheid moet in de analyse worden betrokken. Pas op deze wijze krijgt de beleidsvoerder een inzicht in de netto-kostprijs van het geldende overheidsbeleid. In dezelfde geest zou er naar het jaar 1999 toe ook aan gedacht kunnen worden de EIS® voor de zeevaart-sector te actualiseren voor de jaren 1994-1998, zodat de resultaten van het gewijzigde overheidsbeleid kunnen geëvalueerd worden.

Het door Policy Research ontwikkelde beleidsinstrument, de Econo-mische Impact Studie (EIS®) is in staat om op voornoemde vragen een antwoord te geven (zie Hoofdstuk I). De EIS® houdt bovendien meer in dan het uitvoeren van een studie en het rapporteren van de resultaten. Het is een project waarbij de voorbereiding van de imple-mentatie van de beleidsaanbevelingen reeds start bij de eerste ge-sprekken.

Doel van het Vooronderzoek

Policy Research werd dan ook door Nederland Maritiem Land ge-vraagd om een vooronderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden, timing en kostprijs van het uitvoeren van een Economische Impact Studie (EIS®) voor de scheepsbouw-, offshore-, bagger- en binnen-vaartsector. Tevens werd de optie onderzocht om ook de havensector in de EIS® op te nemen.

(21)

Het doel van het vooronderzoek is na te gaan welke informatie reeds aanwezl$ en bruikbaar is voor de EISJ9 en welke acties moeten ondernomen worden om de hiaten op te vullen.

In Hoofdstuk I is de EIS® -methodologie beschreven alsook de daarvoor vereiste input.

Hoofdstuk /I geeft de resultaten weer van de analyse en de e va-luatie van alle verzamelde bron-nen en van de gesprekken met vertegenwoordigers uit de s ec-tor.

Het doel van dit vooronderzoek is dan ook om:

na te gaan in welke mate reeds datamateriaal en strategische in-formatie beschikbaar is voor de verschillende sectoren van de ma-ritieme cluster;

- de bruikbaarheid van deze informatie te evalueren voor het toe-passen van een EIS®;

rekening houdend met de resultaten van deze evaluatie een onder-zoeksplan op te stellen voor het uitvoeren van een EIS® voor de binnenvaart-, bagger-, offshore-, scheepsbouw- en havensector.

Aanpak

Om dit doel te bereiken is gewerkt in drie stappen: bepaling van de vereiste input ten behoeve van de EIS®;

verzameling, analyse en evaluatie van reeds bestaande

econo-misch en beleidsmatig gerichte bronnen die relevant kunnen zijn voor de EIS®;

bepaling van de nog benodigde informatie en de wijze waarop deze zal worden verzameld en verwerkt.

De bepaling van de vereiste input is mogelijk door in detail de alge-mene methodologie van de Economische Impact Studie (EIS®) te beschrijven (zie Hoofdstuk I).

Het verzamelen, analyseren en evalueren van de bestaande bronnen vormt de kern van dit vooronderzoek (zie Hoofdstuk II). Eerst wer-den bij verschillende instanties en bibliotheken rapporten, boeken en

artikels opgevraagd. Vervolgens werden deze bronnen grondig

ge-analyseerd en geëvalueerd op hun bruikbaarheid ten behoeve van de

EIS®. Daarbij werden deze bronnen ingedeeld op basis van het soort informatie dat verstrekt wordt, namelijk informatie over:

I. de afbakening van sector (welke zijn de key-players, aantal be-drijven in de sector, etc.);

2. de economische impact van de sector (in termen van toegevoegde waarde, werkgelegenheid, omzet, aandeel in de wereldmarkt); 3. de kostenstructuur en concurrentiepositie van bedrijven in de

sector, alsook andere informatie die nuttig kan zijn ten behoeve

van scenariobouw;

4. het in het verleden gevoerde overheidsbeleid alsook bijkomende informatie, bruikbaar bij het formuleren van beleidsaanbevelin-gen.

(22)

1.2. Het

structure-conduct-perfor-mance model vormt het kader van een EIS®:

- structure:

omgevingspara-meters met onder andere het overheidsbeleid, de

interna-tionale omgeving;

- conduct: inzake het onder-nemersgedrag wordt ver-trokken van een principal-agentbenadering.

- performance: omgeving en

gedrag worden uiteindelijk vertaald in meetbare macro-economische kengetallen

zoals toegevoegde waarde, werkgelegenheid en terug-vloei naar de overheid.

De Nederlandse Maritieme Cluster

Met betrekking tot de baten wordt daarbij in eerste instantie gedacht aan de toegevoegde waarde, de werkgelegenheid en de effecten op het bestedingspatroon en de betalingsbalans die worden gegenereerd door een bepaald overheidsbeleid. Policy Research neemt daarbij naast de directe ook de indirecte effecten mee in rekening. Ook de kosten van een bepaald type overheidsbeleid worden mee in rekening genomen. Van belang daarbij is dat Policy Research ook de terug-vloei (bijvoorbeeld de bijdragen tot de sociale zekerheid van werk-nemers en werkgevers, belastingen) berekent die door een bepaald alternatief wordt gecreëerd.

De EIS® kan worden toegepast op een deelsector, een sector of een cluster van sectoren. In het vervolg van dit eerste hoofdstuk zal ver-der gesproken worden over sectoren (het betreft immers een algeme-ne beschrijving van de EIS®-methodologie). In de Hoofdstukken II en III zal verder worden aangegeven op welke manier de EIS® kan toegepast worden op een cluster van sectoren in het algemeen en op de maritieme cluster in het bijzonder.

THEORETISCH KADER EN ONDERZOEKSFASEN

Het theoretische kader voor een EIS® vormt het structure-conduct-performance model (SCP-mode/):

structure: ondernemingen werken binnen een omgeving die geka-rakteriseerd wordt door een aantal structuurparameters: het over-heidsbeleid, de internationale omgeving, de technologische evo-lutie, de socio-economische context;

conduct: de omgevingsparameters resulteren in een bepaald on-dernemersgedrag. Policy Research vertrekt daarbij van een prin-cipal-agentbenadering: de overheid ('principal') wenst dat de on-dernemer (agent) een bepaald gedrag vertoont, zonder dat de overheid de volledige controle heeft over de agent. Een succesvol overheidsbeleid moet bijgevolg steeds goede incentives bevatten. Indien niet, is het gevaar op 'rentseeking', de zogenaamde 4th op-tion, reëeP;

Met 4th option wordt een ondernemersgedrag bedoeld dat ontstaat in een omge-ving die wordt gekenmerkt door protectie en het ontbreken van een efficiênte marktwerking. Ondernemers besteden in dat geval veel aandacht aan het onder-houden van goede relaties met de 'beschermende' overheid om de protectie in

(23)

- performance: het ondernemersgedrag leidt uiteindelijk tot resul-taten, waarbij Policy Research zich zowel richt op

micro-economische gegevens (bijvoorbeeld de toekomstige evolutie van de bedrijfsresultaten) als op macro-economische elementen (zoals de evolutie van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid, zowel direct als indirect). Verder is het van belang om de duur-zaamheid van deze resultaten te bepalen; gaat het met andere woorden om een tijdelijk effect of om een duurzame transformatie van de sector.

Om deze drie delen te kunnen uitvoeren, is het van belang dat een goed inzicht wordt verworven in de huidige situatie van de te bestu-deren sector. Deze situatie wordt gekarakteriseerd door externe (de omgeving) en interne determinanten. Als instrument is dan ook een SWOT-analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats) aan-gewezen. Naast de screening van bestaand studiemateriaal leveren gesprekken met key-players uit de betrokken sectoren daartoe de no-dige informatie. Het is wel belangrijk deze SWOT-analyse kwantita-tief goed te onderbouwen, zo niet blijft het een vrijblijvende oefe-ning. Hiervoor wordt een statische input-outputanalyse uitgevoerd,

die toelaat de economische betekenis van de sector alsook de cluster in kaart te brengen.

Op basis van de resultaten van deze analyse worden een aantal rele-vante beleidsalternatieven uitgewerkt (Structure), wordt de reactie daarop van de ondernemers ingeschat (Conduct) en worden de daar-uit volgende economische gevolgen afgeleid (Performance).

De datavereisten voor elk van deze onderdelen zijn grosso modo:

- structure: informatie over alle omgevingsfactoren (bestaande overheidsregulering, de internationale concurrentie, de technolo-gische evolutie, .. ) en het relatieve belang daarvan voor de bedrij-ven. Naast de analyse van bestaand studiemateriaal leveren ge-sprekken met de key-players uit de betrokken sectoren daartoe de nodige informatie;

- conduct: voor het inschatten van het ondernemersgedrag worden verschillende analysemodellen gehanteerd die vertrekken van een modelmatige specificatie van het ondernemersgedrag. Om deze analyse succesvol te kunnen uitvoeren, is er informatie nodig over het ondernemersgedrag in het verleden. Verder moet de betrouw-baarheid van de bekomen resultaten worden gecontroleerd. Deze informatie wordt verzameld uit rapporten en artikels (bijvoorbeeld

(24)

De Nederlandse Maritieme Cluster

uit de gespecialiseerde pers) en via gesprekken met key-players en onafhankelijke experts;

performance: inzicht in de micro- en macro-economische gevol-gen van het gewijzigde ondernemers gedrag wordt bekomen door middel van een dynamische input-outputanalyse. Daarbij worden zowel toegevoegde waarde, werkgelegenheid als de terugvloei naar de overheid berekend voor elk van de onderscheiden beleids-alternatieven.

Bijgevolg kunnen vier onderzoeksfasen worden onderscheiden om een EIS® succesvol uit te voeren (zie ook Figuur 1.1):

Onderzoeksfase 1: analyse van de huidige situatie van de sector, op basis van een statische input-outputanalyse en een SWOT-analyse (analysefase). Daarvoor moet een grote hoeveelheid data worden verzameld, via:

algemene dataverzameling: informatie over de externe omgeving en interne karakteristieken van de sector. Deze data wordt verza-meld door het screenen van rapporten en artikels (in wetenschap-pelijke en andere tijdschriften), het raadplegen van statistische bronnen, informatie beschikbaar bij en eerder onderzoek uitge-voerd door Policy Research. Door het onderhavige vooronderzoek werd het grootste deel van de hiervoor benodigde informatie reeds verzameld. Dit vooronderzoek zal dan ook toelaten tijd te bespa-ren bij de uiteindelijke uitvoering van deze fase in de EIS®; enquêtering van de key-players, waarbij de aandacht enerzijds wordt geconcentreerd op kosten structuren van de ondernemingen (ten behoeve van de input-outputanalyse) en anderzijds op hun vi-sie ten aanzien van het gevoerde overheidsbeleid;

een statische input-outputanalyse, waarin het belang van de sector voor de economie, de verwevenheid van de sector met de rest van de economie en de verwevenheid van de deelsectoren onderling kunnen worden berekend.

Onderzoeksfase 2: ontwikkelen van mogelijke beleidsalternatieven (structure-fase in het SCP-model).

(25)

Figuur 1.1 : Onderzoeksfasen die gevolgd worden bij een Economische Impact Studie (EIS®)

Ondenoeksfase 1 Ondenoeksfase 2 Onderzoeksfase 3 Ondenoeksfase "

Bron: Po/icy Research Corporation N. V.

1.3. De EISfP biedt meer dan een

analyse van het gevoerde

over-heidsbeleid en het ontwikkelen

van relevante beleidsaanbeve-lingen.

Tijdens de studie wordt er steeds

naar gestreefd om de kans op

een succesvolle implementatie

zo groot mogelijk te maken. Daartoe hanteert Policy

Re-search talrijke bottom-up

pro-cedures:

- enquêtes;

- strategische interviews; - workshops.

Onderzoeksfase 3: inschatten van de gevolgen van de wijzigingen in het beleid op het ondernemersgedrag, en dit op twee manieren (conduct fase in het SCP-model):

in eerste instantie worden verschillende kwantitatieve modellen gebruikt om de meest waarschijnlijke wijzigingen in het onder-nemersgedrag afte leiden;

vervolgens worden deze resultaten gecontroleerd door middel van een directe enquêtering van de key-players.

Onderzoeksfase 4: evalueren van de beleidsalternatieven, rekening houdend met verschillende scenario's, met inbegrip van een uitge-breide sensitiviteitsanalyse (performance fase in het SCP-model).

DE

EIS®

ALS EEN PROJECT

Naast de gehanteerde methodologie (zie Hoofdstuk 1.2.) verschilt de EIS® nog op een tweede belangrijk punt van andere onderzoeksme-thodologieën. De EIS® moet met name worden beschouwd als een

project en niet louter als een studie die leidt tot een onderzoeksrap-port. Inderdaad, de EIS® heeft niet enkel tot doel om het bestaande beleid te evalueren en indien nodig een alternatief uit te werken. Er wordt ook gestreefd naar de succesvolle implementatie van een aan-gepast beleid. Policy Research geeft er zich namelijk rekenschap van dat een beleid enkel succesvol kan zijn indien het ook succesvol kan worden geïmplementeerd. Dit inzicht zet Policy Research ertoe aan om de onderzoeksfases zodanig in te vullen dat de kans op een

(26)

suc-De Nederlandse Maritieme Cluster

cesvolle implementatie van een effectief en efficiënt beleid reëel wordt.

Van het allergrootste belang is dan ook dat er binnen de sector een voldoende groot draagvlak kan worden gevormd voor de

voorgestel-de beleidsalternatieven. Tijdens het onderzoek wordt dan ook niet

alleen maximale aandacht besteed aan informatieverzameling, maar

ook aan informatieverstrekking. Dit verklaart meteen ook het belang

dat Policy Research hecht aan bottom-up procedures teneinde de

benodigde informatie te kunnen verzamelen. Dit laatste uit zich op

drie verschillende wijzen:

- enquêtes: een groot aantal key-players wordt gevraagd om

belang-rijke informatie op het vlak van kosten- en omzetstructuur aan de

onderzoekers te verstrekken;

- strategische interviews: hierin worden enerzijds onduidelijkheden

ten aanzien van de enquêtes uitgeklaard en anderzijds wordt kwa-litatieve informatie verzameld die als basis zal dienen voor de

ontwikkeling van beleidsalternatieven. Tot slot kan middels deze

interviews het draagvlak worden vergroot teneinde de kans op een

succesvolle implementatie te verhogen. Tijdens deze gesprekken

wordt de ondernemers immers de gelegenheid geboden om hun argumenten weer te geven ten aanzien van de door Policy

Re-search ontwikkelde beleidsalternatieven. Tijdens de interviews of

in een latere fase geeft Policy Research dan aan in hoeverre deze argumenten al dan niet gefundeerd en bruikbaar zijn voor de uit-werking van beleidsalternatieven;

workshops: het streven naar een uitgebreid draagvlak wordt door

Policy Research gerealiseerd door ondermeer een voldoende groot

aantal feedback-momenten in te bouwen in het volledige

onder-zoeksproces. Dit gebeurt door middel van workshops:

een eerste workshop, gepland bij de aanvang van de studie waarin de doelstellingen en werkhypotheses van de studie worden besproken. Bovendien kan met behulp van deze work-shop het nodige commitment worden gecreëerd dat nodig is

voor de succesvolle uitvoering van de studie;

een tweede workshop, gepland op het einde van de conduct-fase van de EIS® (november-december 1998) waarin voor-namelijk het strategisch gedrag ten aanzien van de beleids-voorstellen aan bod komt. Opnieuw vormt de workshop een gelegenheid om het draagvlak voor de voorgestelde

(27)

1.4.

L4.1. De doelstelling van deze eerste

fase van een EIS® vormt een

gedetailleerde analyse van de

sector. Drie types van informatie worden daartoe verzameld:

- bestaand studie- en data-materiaal;

- enquêtering van een repre-sentatieve sample van on-dernemingen uit de sector; - de resultaten die

voortko-men uit een statische input-outputanalyse.

een derde workshop op het einde van de performance fase (midden 1999), waarin de resultaten van het onderzoek wor-den voorgesteld.

Tevens wordt door Policy Research in samenspraak met de opdracht-gever een stuurgroep ingesteld om het project methodologisch, in-houdelijk en praktisch te begeleiden. De functie van klankbordgroep wordt waargenomen door de deelnemers aan de verschillende work-shops.

DATAVEREISTEN

ONDERZOEKSFASE 1: ANALYSE VAN DE HUIDIGE SITUATIE Bij het aanvatten van een EIS® is het van belang dat Policy Research een gedetailleerd inzicht krijgt in enerzijds de specificiteit en de sterktes en zwaktes van de betrokken sector en anderzijds de oppor-tuniteiten en bedreigingen in de externe omgeving van de sector kan identificeren. Naast omgevingsfactoren, zoals het belang van inter-nationale concurrentie en de technologische evolutie, wordt meer specifiek het belang en de impact van het gevoerde overheidsbeleid en het daartoe gehanteerde beleidsinstrumentarium in kaart gebracht. In tegenstelling tot de meeste sector- en SWOT-analyses is de EIS® er vooral op gericht de vaststellingen uit de analyse op een betrouw-bare manier te onderbouwen. Daarom worden drie verschillende in-formatiebronnen gehanteerd:

bestaande studies, rapporten, artikels in wetenschappelijke en vaktijdschriften, statistische bronnen en informatie beschikbaar uit eerdere onderzoeken uitgevoerd door Policy Research. Het on-derhavige vooronderzoek had tot doel reeds na te gaan welke in-formatie uit deze bronnen reeds beschikbaar is en bruikbaar bij het uitvoeren van een EIS®;

een uitgebreide enquêtering vergezeld van strategische interviews met de key-players uit de sector. Dit bottom-up element is een wezenlijke karakteristiek en onderscheidt deze analyse van vele andere sector- en SWOT-analyses;

(28)

1.4.1.1.

Gestart wordt met een uitge-breide screening van het be-staande datamateriaal.

1.4.1.2. Een tweede belangrijke bron van informatie voor de analyse fase vormen de strategische interviews met de key-players uit de betrokken sector. Het doel van deze interviews is drieledig: - een gedetailleerd inzicht

verkrijgen in de kosten-structuur van de onderne-mingen;

- de houding van de sector registreren ten aanzien van het gevoerde overheidsbe-leid en van de sterktes en zwaktes van de sector in het algemeen;

- commitment opbouwen in de sector ten aanzien van het onderzoek.

De Nederlandse Maritieme Cluster

een statische input-outputanalyse, eveneens een wezenlijk onder-deel van de EIS®, die toelaat de vaststellingen kwantitatief te ve-rifiëren.

Desk research

Een gedeelte van deze analyse fase is reeds uitgevoerd tijdens het vooronderzoek: er werd nagegaan welke informatie beschikbaar is en in hoeverre dit studiemateriaal geschikt is als vertrekpunt voor een EIS®. Daartoe wordt de beleidsrelevantie van deze bronnen onder-zocht. Er wordt bijvoorbeeld nagegaan of er voldoende rekening is gehouden met het strategisch gedrag van de key-players in de sector en in hoeverre de toekomstige evolutie van de betrokken sector in kaart is gebracht.

Enquêtering van key-players

Een EIS® kan niet succesvol worden uitgevoerd indien het onder-zoek beperkt blijft tot desk research. Uit eerder onderonder-zoek is geble-ken dat een directe ondervraging door middel van strategische inter-views een veel hogere respons oplevert dan dataverzameling middels schriftelijke enquêtes alleen. Bovendien is het slechts aan de hand van een directe ondervraging mogelijk om het strategisch gedrag van de verschillende key-players in kaart te brengen.

Om de data- en informatieverzameling zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, worden voorafgaand aan het eigenlijke gesprek, enquêtes met betrekking tot de kostenstructuur verstuurd. Eventuele vragen hierover kunnen dan worden opgelost tijdens het interview. Tijdens het strategisch interview wordt de aandacht geconcentreerd op de kosten- en outputstructuren van de ondernemingen (ten behoeve van de input-outputanalyse) alsook op de relatie tussen het gevoerde overheidsbeleid en de strategie van de ondernemingen.

Het strategisch karakter van de interviews heeft tot gevolg dat de noodzakelijke informatie slechts kan worden bekomen indien het topkader wordt betrokken bij de interviews. Het is in deze context dan ook van het allergrootste belang dat deze interviews zeer goed

(29)

/.4.1.3. De derde stap in de eerste on-derzoeksfase van de Elft> be-staat in het uitvoeren van een input-outputanalyse.

Deze analyse laat toe om:

- het belang van de sector voor de economie te

bereke-nen;

- de verwevenheid te bepalen van de sector met de rest van de Nederlandse

econo-mie;

- de verwevenheid te bepalen van de deelsectoren van de

sector onderling, dus van

het cluster-effect binnen de sector.

De belangrijkste informatie

-bronnen daartoe zijn:

- de verwerkte

kostenstructu-ren;

- sectorinformalie op het vlak

van toegevoegde waarde,

werkgelegenheid en omzet.

worden voorbereid. Per onderneming wordt dan ook een bedrijfspro-tiel opgesteld, waarbij informatie uit de jaarrekeningen, de media en allerhande databases als input dient.

Indien uit de verdere verwerking van de bekomen informatie (bijvoorbeeld op het vlak van kostenstructuren) blijkt dat er onduide-lijkheden blijven bestaan, wordt door Policy Research steeds contact opgenomen, hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch om op deze wijze de kwaliteit van de verzamelde informatie verder te verhogen.

Statische input-outputanalyse

De derde stap in de eerste onderzoeksfase van de EIS® bestaat in het integreren van de verzamelde kostenstructuren van de ondernemin-gen in input-outputtabellen en het uitvoeren van een input-outputanalyse. Deze analyse laat toe om:

het belang van de sector voor de economie te berekenen;

de verwevenheid te bepalen van de sector met de rest van de (Nederlandse) economie;

de verwevenheid te bepalen van de deelsectoren van de sector on-derling.

Het opstellen van de input-outputtabellen is eveneens noodzakelijk om naast de directe ook de indirecte effecten op het vlak van toege-voegde waarde, werkgelegenheid en terugvloei naar de overheid te kunnen berekenen.

Naast het enquêtemateriaal worden zoveel mogelijk extra bronnen gebruikt (bijvoorbeeld andere expertinformatie uit studierapporten van Drewry, Ocean Shipping Consultants, L1oyd's), deels als con-trole, deels om de enquêteresultaten te kunnen opschalen naar de to-tale sector. Statistisch datamateriaal op het vlak van toegevoegde waarde, omzet, werkgelegenheid wordt daartoe verzameld, waarbij steeds de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van deze data wordt onderzocht. Indien nodig opteert Policy Research voor eigen bij-schattingen.

(30)

L4.2.

In de tweede onderzoeksfase worden verschillende be/eidsa l-ternatieven ontwikkeld waarvan de baten en de kosten zullen worden berekend.

Als referentiescenario 's worden de effecten berekend van een: - continuering van het ge

-voerde beleid;

- terugtrekken van de over-heid of een laissez- faire-beleid.

Voor dit onderdeel wordt vooral gebruik gemaakt van de infor-matie verzameld in onderzoe ks-fase I.

L4.3.

Twee analysetechnieken worden gehanteerd om het gedrag van de ondernemingen goed te kun-nen inschal/en:

- een modelmatige benade-ring;

- een bal/om-up enquêtering van de key-players.

De Nederlandse Maritieme Cluster

ONDERZOEKSFASE 2: ONTWIKKELING VAN

BELEIDSALTER-NAT/EVEN

Een volgende belangrijke stap in de EIS® omvat de procedures die betrekking hebben op het formuleren van nieuwe beleidsalternatie-ven.

De informatie die werd verzameld in de vorige onderzoeksfase laat toe om de problemen van de sector en de cluster te identificeren en te analyseren in hoeverre het gevoerde overheidsbeleid daar mede voor verantwoordelijk is. In de mate dat deze causaliteit inderdaad aanwe-zig is, wordt door Policy Research nagegaan in hoeverre dit beleid kan worden aangepast om zo de verdere groei van de sector of cluster van sectoren te stimuleren. Het is zo reeds mogelijk verscheidene varianten van beleidsaanpassingen uit te werken.

Om de effectiviteit van deze beleidsalternatieven te evalueren, wor-den door Policy Research twee referentiescenario's ontwikkeld:

verderzetting van het gevoerde beleid;

terugtrekking van de overheid of een laissez-faire-beleid.

Slechts op deze wijze krijgt de beleidsvoerder een goed inzicht in de feitelijke impact van het gewijzigde beleid en kan tevens het effect op de omvang van baten en de kosten worden beoordeeld.

De belangrijkste informatiebron voor het opstellen van nieuwe be-leidsalternatieven zijn de resultaten van onderzoeksfase I, zowel de desk research, de strategische interviews als de statische input-outputanalyse.

ONDERZOEKSFASE 3: ANALYSE VAN DE REACTIE VAN BEDRIJVEN OP DE BELEIDSALTERNATIEVEN

Het nauwkeurig en betrouwbaar bepalen van het gedrag (conduct) van de ondernemingen ten aanzien van de verschillende beleidsalter-natieven vormt de hoofdtaak van de derde onderzoeksfase. Om deze gedragsrelaties goed te kunnen inschatten, opteert Policy Research voor een combinatie van twee methodes:

(31)

1.4.3.1.

Met behulp van economische

modellen worden de effecten van de verschillende beleidsscena-rio 's berekend.

L 4.3. 2. De plausibiliteit en realiteits-waarde van de resultaten die volgen uit de modelmatige ana-lyse wordt gecontroleerd door middel van een bal/om-up en-quêtering van de key-players uit de betrokken sector.

een modelmatige benadering;

een bottom-up enquêtering van de key-players.

Modelmatige benadering

In het eerste deel van deze fase wordt met behulp van economische modellen ingeschat welke de verwachte gevolgen zullen zijn van wijzigingen in de omgeving op het strategische ondernemersgedrag.

Daarbij wordt gebruikt gemaakt van vraag-en aanbodanalyse en van productiefuncties. Het is dan bijvoorbeeld mogelijk de impact van een gewijzigd overheidsbeleid op de ondernemingen te analyseren (aan de hand van onder meer prijselasticiteit). Voor de verschillende weerhouden scenario's uit de vorige fase worden dan ook op een mo-delmatige wijze de economische effecten geanalyseerd.

Bottom-up enquêtering van de key-players

Om de plausibiliteit en realiteitswaarde van de resultaten te beoorde-len, worden de key-players opnieuw betrokken in het onderzoek. In eerste instantie biedt dit de onderzoekers de mogelijkheid om de va-liditeit van bepaalde scenario's te bepalen. Op deze wijze kan het aantal beleidsalternatieven dat in fase 4 zal worden doorgerekend beperkt blijven. In tweede instantie biedt deze gespreksronde de key-players de mogelijkheid om een pro of contra-argumentatie op te bouwen met betrekking tot de voorgestelde beleidsalternatieven. Po-Iicy Research kan deze informatie gebruiken om de beleidsalternatie-ven verder te verfijnen of aan te gebeleidsalternatie-ven waarom bepaalde argumenten al dan niet gefundeerd zijn.

Gegeven het belang en de noodzaak van voldoende informatie-uitwisseling wordt door Policy Research op het einde van de derde onderzoeksfase ook nog een feedback-moment georganiseerd in de vorm van een workshop. Dit alles teneinde het noodzakelijke com-mitment te genereren bij de betrokken partijen en bijgevolg de kans op een succesvolle implementatie sterk te vergroten.

(32)

L4.4.

In de vierde en laatste fase wor-den de resultaten van de ver-schillende beleidsalternatieven voorgesteld. Telkenmale zal de beleidsvoerder een inzicht in de kosten en de baten van een be-paald scenario worden gegeven.

L4.4.1.

Door middel van de dynamische input-outputanalyse wordt de duurzaamheid van de verschil-lende beleidsalternatieven bere-kend.

De Nederlandse Maritieme Cluster

Slechts een afgewogen combinatie van een modelmatige benadering met een bottom-up enquêtering geeft robuuste resultaten. Indien het onderzoek enkel beperkt zou blijven tot een modelmatige analyse, is de kans groot dat slechts een beperkt aantal aspecten van het onder-nemerschap in kaart worden gebracht. Modellering impliceert veelal het maken van allerhande abstracties en vereenvoudigingen. Het is derhalve van belang dat er een feedback-moment wordt ingebouwd waarbij de key-players worden geconfronteerd met de bekomen re-sultaten. Indien dit niet gebeurt, is de kans op mechanische - en in dit geval dus verkeerde - analyses reëel.

Niettemin kunnen de resultaten van een bottom-up analyse niet zon-der meer worden overgenomen. De geënquêteerde onzon-dernemers bij-voorbeeld zijn immers betrokken partij. De kans bestaat dan ook dat de verzamelde informatie gedeeltelijk gekleurd is. Slechts door een combinatie van beide informatiebronnen is Policy Research in staat om het ondernemersgedrag betrouwbaar in te schatten.

ONDERZOEKSFASE 4: DYNAMISCHE INPUT-OUTPUTANALYSE EN UITWERKING VAN BELEJDSAANBEVELINGEN

De vierde fase levert de eindresultaten van de EIS®. De informatie die in de voorgaande drie fasen werd verzameld wordt geïntegreerd tot een set van beleidsaanbevelingen, waarbij de beleidsvoerder tel-kens een inzicht krijgt in de baten en de kosten van een bepaald al-ternatief.

Twee elementen zijn in deze context van belang:

inzicht in de duurzaamheid van de bekomen resultaten; inzicht in de robuustheid van de resultaten.

Analyse van de duurzaamheid van de bekomen resultaten

In de eerste plaats is het belangrijk dat de beleidsvoerder de duur-zaamheid van de bekomen resultaten kan inschatten. In deze optiek worden de dynamische effecten van een bepaald beleidsalternatief op het vlak van werkgelegenheid, toegevoegde waarde en terugvloei

(33)

1.4.4.2.

Aan de hand van

sensiliviteits-analyses wordt de robuustheid van de bekomen resultaten

ge-analyseerd. Daarbij worden

variaties aangebracht in de

macro-economische omgeving

en het overheidsbeleid in andere relevante landen.

naar de overheid berekend. Daarbij hanteert Policy Research een middellange-termijnperspectief. Op deze wijze kan worden ingeschat in hoeverre het om duurzame dan wel om tijdelijke effecten gaat. Door middel van een koppeling van de resultaten van de strategische interviews (fase 3) met de inzichten uit de statische input-outputanalyse is Po/icy Research in staat om op een betrouwbare manier de toekomstige evolutie van de sector in kaart te brengen, al naargelang wordt geopteerd voor een specifiek beleidsalternatief.

Analyse van de robuustheid van de bekomen resultaten

Een tweede element dat tot de kerntaken van deze dynamische analy-se behoort, is het relateren van de resultaten aan de evolutie van het algemeen omgevingsklimaat. De vraag kan bijvoorbeeld worden ge-steld in hoeverre de Europese economie het huidige, eerder beperkte, groeiritme zal aanhouden of dat de realisatie van de Europese

Mone-taire Unie het startschot is voor een versterkte groei. Er moet ook

rekening worden gehouden met het feit dat het overheidsbeleid in de omringende landen kan wijzigen. Policy Research opteert dan ook om, bij wijze van sensitiviteitsanalyse, op het vlak van de macro-economische omgeving en het gehanteerde beleid in de omringende landen, enkele scenario's op te bouwen om zo het uiteindelijke effect van een specifiek beleidsalternatiefte kunnen bepalen.

Deze werkwijze leidt uiteindelijk tot een inzicht in de kosten en de baten van elk van de weerhouden scenario's. Telkens gaat Po/icy

Re-search daarbij na in hoeverre door het gebruik van scenario's deze resultaten worden beïnvloed door een verandering in het macro-economische kader. Op deze wijze wordt een rangschikking op basis van het criterion ofmeasurable bene fit mogelijk.

(34)

De Nederlandse Maritieme Cluster

Policy Research is er zich van bewust dat naast het bijsturen van een nieuw beleid vooral de succesvolle implementatie ervan vaak erg moeilijk ligt. Een van de belangrijkste oorzaken voor het falen van beleidsaanpassingen is veelal het ontbreken van een voldoende groot draagvlak binnen de sector. Pas indien de betrokken partijen - hetzij de ondernemingen, hetzij de overheid, hetzij de vakbonden - worden overtuigd van de baten van het voorgestelde beleid is de kans op suc-ces grotendeels gegarandeerd.

In vele gevallen vereist de succesvolle implementatie een attitude-wijziging bij tal van betrokken partijen. Dit is meteen ook de reden waarom Policy Research ervoor opteert om deze vierde fase af te sluiten met de organisatie van een workshop. Op deze wijze is het mogelijk om onduidelijkheden of twijfels ten aanzien van de voorge-stelde beleidsalternatieven toe te lichten en wordt tevens gestart met een daadwerkelijke implementatie van het beleid.

De door Policy Research gehanteerde werkwijze garandeert boven-dien dat:

de beleidsvoerder een inzicht krijgt in het al dan niet duurzaam karakter van een bepaald beleidsalternatief;

- de resultaten robuust zijn en dus als betrouwbaar kunnen worden beschouwd;

- de beleidsvoerder met een relatief grote waarschijnlijkheid een optimaal nieuw beleid zal kunnen implementeren aangezien het voorgestelde alternatief op een relatief groot draagvlak binnen de sector kan rekenen.

(35)

1.5. De E/S® is een geïntegreerd geheel van onderzoeksfases die stuk voor stuk hun bijdrage leveren tot het resultaat: het bepalen en ontwikkelen van efficiënt. effectief en implem en-teerbaar overheidsbeleid. Daartoe wordt beroep gedaan op field en desk research. wordt de statische en dynamische di-mensie van het beleid belicht en wordt het onderzoek zodanig opgevat dat een effectieve im-plementatie ook kan worden gerealiseerd.

CONCLUSIE

Uit het voorgaande kan worden besloten dat een EIS® een krachtig beslissingsinstrument is dat de beleidsvoerder bijstaat bij tal van pro-bleemstellingen. Om tot betrouwbare resultaten te komen, moet evenwel een geïntegreerd geheel van onderzoeksfasen worden door-lopen, waarbij desk research wordt gekoppeld aan de nodige field research (fasen I en 3). Tevens wordt zowel inzicht gegeven in de huidige toestand van de sector (statische analyse), als in de (veranderings)processen die worden gegenereerd door een gewijzigd overheidsbeleid (dynamische analyse). Bovendien is de beleidsvoer-der op deze wijze in staat om a priori de gevolgen van bepaalde ac-ties in te schatten. Tenslotte moet in deze context worden opgemerkt dat een EIS® als een project moet worden gekarakteriseerd, wat meteen betekent dat de EIS® niet beperkt blijft tot louter studiewerk en het formuleren van beleidsalternatieven. Het opbouwen van een voldoende groot draagvlak behoort eveneens tot de kerntaken van de EIS®. Slechts op deze wijze is de beleidsvoerder in staat om het uit-eindelijk weerhouden beleidsalternatief succesvol te implementeren.

De datavereisten voor een EIS® kunnen als volgt worden samenge-vat:

informatie over de afbakening van de sector: er moet gezocht worden naar informatie die toelaat om te bepalen welke bedrijven tot de sector moeten gerekend worden. Deze informatie moet ook toelaten op een kwalitatieve manier inzicht te krijgen in de relatie van de bedrijven uit de sector met andere sectoren;

informatie over de economische impact van de betrokken sector:

alhoewel de EIS® juist tot doel heeft de economische impact van een sector te bepalen, is het toch zinvol eerder gemaakte studies te verzamelen en te evalueren. Op die manier wordt duidelijk waar er onduidelijkheden zijn en welke resultaten met andere methodes kunnen geboekt worden. Indien deze resultaten betrouwbaar zijn kunnen ze gebruikt worden in de EIS® als input of als controle op de berekeningen;

informatie over de strategische en concurrentiepositie van deze sector: ten behoeve van de SWOT-analyse moet informatie ver-zameld worden over de externe en interne factoren die de con-currrentiepositie van de bedrijven in de sector beïnvloeden. Zowel de externe factoren (het overheidsbeleid, de technologie, de inter-nationale concurrentie, de conjunctuur, enz.) als de interne facto-ren (structuur en omvang van de bedrijven, kennisniveau, s

(36)

amen-De Nederlandse Maritieme Cluster

werking, financiële situatie, kostenstructuur, enz.) zijn immers

van belang voor het inschatten van de toekomstige strategische

reactie van bedrijven op een nieuw overheidsbeleid;

- het tot nu toe gevoerde beleid en mogelijke alternatieven voor het

toekomstige beleid: het spreekt voor zich dat het huidige beleid ten aanzien van de sector in detail moet bestudeerd worden en dan vooral de impact daarvan op het strategische gedrag van de

be-drijven. Bovendien zullen ook de in het verleden reeds

geformu-leerde beleidsvoorstellen belangrijke informatie kunnen bieden

ten behoeve van de formulering van toekomstig beleid.

Bij het opstarten van een EIS® kan ten dele een beroep worden ge-daan op reeds bestaand materiaal. Het opzoeken en doornemen

daar-van vormt dan ook een belangrijke taak van onderzoeksfase 1. Het

opzoeken van deze data en het evalueren van de bruikbaarheid voor de EIS® maakt reeds deel uit van dit vooronderzoek. Daarbij worden

informatiebronnen ingedeeld afhankelijk van het soort informatie dat

geboden wordt, namelijk informatie over:

de afbakening van de sector;

de economische impact van de betrokken sector; de strategische en concurrentiepositie van deze sector;

Cytaty

Powiązane dokumenty

Uitgedrukt in toegevoegde waarde per gulden van het budget is er een sterke afname te zien van het rendement over de gehele periode. Voorzichtigheid is echter geboden bij

Zdolności umysłowe, jakie posiada człowiek, umożliwiają nam nie tylko poznaw anie funkcjonow ania świata i praktyczne wykorzystanie tej wiedzy, ale sprawiają, że

Deze worden in deze studie echter niet toegerekend aan de sector maritieme dienstverlening, omdat uit interviews gebleken is dat voor de le- vering van deze diensten geen

nie  się  do  upodobań,  zainteresowań  i  języka  „zwykłego”  człowieka  to  element 

Da für die Patienten die Angaben zu Erfolgsquoten der Kliniken von ent-

Polish Journal of Animal Studies” to interdyscyplinarny i mię- dzyobszarowy rocznik internetowy, który powstał w 2015 roku pod auspicjami Laboratorium Animal Studies –

For the linear element of degree 1, assembly of the global stiffness matrix reduces the re- quired time significantly with only a 20 per cent increase of storage.. For degree 2,

De reaktiecondities in het reaktievat worden op de gewenste waarden gehouden met behulp van controlers. Dit ventiel wordt voorafgegaan door een knockout drum