• Nie Znaleziono Wyników

Vorm in Verandering: Integraal Beleidsplan Voordelta

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vorm in Verandering: Integraal Beleidsplan Voordelta"

Copied!
44
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)
(3)

••••

Integraal

Beleidsplan

Voordelta

Vastgesteld door het

Bestuurlijk Overleg

Voordelta

op 3 mei 1993

"De onderbroken kust tusschen Westkapelle en Hoek van Holland ligt zeewaarts van den grooten kustboog. Dit moet op rekening worden gebracht van de samengestelde onderwaterdelta, gevormd door de stroomen uit en in de zeegaten. Zouden dezeegaten in de toekomst verdwijnen of afnemen in vermogen, dan zou een teruggang van de eilandkoppen teduchten zijn, zodra tevens de zandban-ken der lange samengestelde onderwaterdelta door kust-drift zouden afnemen."

(Van Veen, 1936)

cc••• voor de af tesluiten zeegaten wordt verwacht (...)dat de diepe geulen in de onderwaterdelta zullen verzanden, terwijl een nieuw geulen- en bankengebied met een strek-king evenwijdig aan de kust zich zal gaan ontwikkelen."

(4)
(5)

••••

INHOUDSOPGAVE

BELEIDSPLAN

••••

1. Inleiding

1.1.Aanleiding; ruimtelijk en historisch perspectief 5 1.2. Uitgangspunten 6 1.3. Probleemstelling 6 1.4. Doelstelling 6 l.S. Plangebied- en planperiode 7 1.6. Overleg- en projectstructuur 7 1.7. Opzet/leeswijzer 8 1.8. Status 8

••••

2. Belangen, Mogelijkheden En Spanningsvelden

2.1. Bestaande en mogelijk toekomstige functies 9 2.2. Bestaande en toekomstige spanningsvelden 12

••••

3. Beleidsplan Voordelta

3.1. Doelstelling en hoofdlijnen van beleid 13 3.1.1. Doelstelling 13

3.1.2. Toelichting 13

3.1.3. Hoofdlijnen van beleid 13 3.1.4. Referentiebeeld natuurlijke

ontwikkeling 14

3.1.5. Wijze van belangenafweging 14 3.2.Functie-gerichte uitwerking 15 3.3. Ruimtelijke uitwerking 20

••••

4. Actieprogramma en

Aanbevel ingen

4.1. Acties voor de korte termijn (tot 1995) 25 4.2. Actiesvoorde lange termijn (tot 2000) 26 4.3. Aanbevelingen 27

••••

5. Uitvoering, Uitwerking en Bijstelling van het plan

5.1. Uitvoering 28 5.2. Uitwerking 28 5.3. Overlegstructuur 28 5.4.Evaluatie en bijstelling 28 5.5. Financiën 29

•••

6. Beleidspunten 6.1. Algemeen 30 6.2. Per functie 30

••••

APPENDICES

1. Overzicht deelnemers organisatiestructuur 32 2. Voorbeeldschetsen ruimtelijke uitwerking 35

••••

(6)
(7)

••••

1

INLEIDING

••••

1.1. Aanleiding; ruimtelijk en historisch perspectief

De Voordelta is het gebied zeewaarts van de Zuidholland-se en ZeeuwZuidholland-se eilanden, tusZuidholland-sen de Nieuwe Waterweg en de kop van Walcheren.

De Voordelta maakt onderdeel uit van de voedselrijke kuststrook van de Noordzee, en vormt tevens de zee-waartse begrenzing van het Deltagebied. Van oudsher is het dan ook karakteristiek voor een overgangsgebied tus-sen zee en land, met een rijke flora en fauna.

Kenmerkende natuurwaarden van dit soort gebieden zijn de betekenis als kinderkamer voor jonge vis, en de inter-nationale betekenis als broed-, voedsel-, doortrek- en overwinteringsgebied voor vogels (strand- en steltlopers, zeeëenden, sterns). De droogvallende platen zijn van be-lang voor zeehonden. Het aangrenzende land, met een af-wisselingvan waardevolle landschappen als droogvallende slikken, aangroeistranden en natte valleien, maakt onder-deel uit van de unieke duingordellangs de oostzijde van de Noordzeekust.

Sinds mensenheugenis is de visserij, net als in vergelijkba-re gebieden als Oostersehelde en Waddenzee, een belang-rijke menselijke activiteit.

Door de aanleg van de Deltawerken hebben zich ook in de Voordelta belangrijke veranderingen voltrokken. Zoals in

1961al door de Deltacommissie voorzien werd, zijn de diepe geulen in de onderwaterdelta aan het verzanden, terwijl zich evenwijdigaan de kust een nieuw geulen- en banken gebied ontwikkelt.

De Rijks Planologische Commissie onderkende in 1971in .dat verband reeds het volgende:

"Na afsluiting van de zeearmen zal zich aan de kustzijde in de zogenaamde Voordelta een nieuw strand- en duinge-bied met belangrijke natuurlijke potenties ontwikkelen. Ook voor de recreatie zal deze Voordelta betekenis heb-ben, maar terwille van de ondersteuning van de resterende natuurlijke milieus in het Deltagebied zal het accent op een zorgvuldig natuurbeheer moeten liggen."

Geruime tijd was de aandacht.echter eerst gericht op het voltooien van de Deltawerken en de inrichting van de af-gesloten zeearmen. Ondertussen ontwikkelden de natuur-waarden en gebruiksfuncties van de Voordelta zich ver-der:

De natuurwaarden van de Voordelta namen in belang

verder toe, doordat vergelijkbare gebiedenin het bin-nengebiedvan de Delta verdwenen of in areaal afna-men. Overigens is deschaal waarop, en de dynamiek waarmee, de natuurlijke processen in de Voordelta werkzaamzijn, uniekvoor Nederland.

Door de afsluitingvan dezeearmen verdwenen be-langrijkevisgrondenin het binnengebied van de Delta. Mede hierdoor is de Voordelta voor de kustvis-serij één van de belangrijkste visgronden van

Nederland geworden, samen met Waddenzee en Oosterschelde.

Door de aanleg van de dammen en de verbindende wegen werd het gebied bereikbaar voor dagrecreanten uit de Randstad, het Ruhrgebied en België.Bovendien ontstonden er langs de dammen aantrekkelijke nieu-we locaties voor strandrecreatie en kleine watersport. De ontwikkelingen in degrote watersport, met name in de afgesloten zeearmen, leidden via de doorvaart-sluizen tot een toenemende vaart in de kuststrook. De nabijheid van de havens van Rotterdam en Antwerpen leidt tot een intensief scheepvaartverkeer en het daaraan verbonden risico van calamiteiten. In samenhang met dehavenfunctie van Rotterdam nam vanuit het noorden, in de vorm van de

Maasvlakte en de Slufterdam, de uitstraling van de in vloed vanindustriëleactiviteiten significante vormen aan.

Nadat door inventariserend onderzoek van Rijkswater-staat in de loopvan de tachtiger jaren meer inzicht kwam in de aard en omvang vandemorfologische ontwikkelin-gen en de mogelijke maatschappelijke gevolgen,werd in 1988 in zowel de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening als de Nota Harmonisatie Noordzeebeleid aangekondigd, dat er voor deVoordelta een integraal beleidsplan zou worden opgesteld. Invervolg hierop heeft de minister van Verkeer en Waterstaat in april 1989 de betrokken overheden uitge-nodigd om te participeren ineen Bestuurlijk Overleg,met als taak de opstelling van het BeleidsplanVoordelta. Bij de opstelling van hetBeleidsplan Voordelta is tegelij-kertijd ook aansluiting gezocht bij andere beleidsnota's en plannen welke rond dezelfdetijd verschenen zijn of opge-steld werden:

Ook hetBeleidsplanVoordelta is gericht op het veilig-stellen van een goedemilieukwaliteit in het algemeen, eneen goede waterkwaliteit in het bijzonder

(Nationaal Milieubeleidsplan, Derde Nota Waterhuishouding).

Naast hetterugdringen van verontreinigingen zijn voor gezonde ecosystemen ook inrichtingsmaatrege-len (zonering van gebruik) noodzakelijk (Derde Nota Waterhuishouding). HetBeleidsplanVoordelta is ge-richt op realiseringvan het in de Derde Nota

opgeno-••••

(8)

men streefbeeld met betrekking tot de Noordzee. Het Beleidsplan Voordelta draagt bij aan instandhou -ding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en land -schappelijke waarden (Natuurbeleidsplan). Boven-dien zijn mogelijkheden voor natuurontwikkeling verkend (project 21)

In het Beleidsplan Voordelta wordt rekening gehou-den met een eventuele zeewaartse uitbreiding van de Maasvlakte (Structuurschema Verkeer en Vervoer II). Het beleid ten aanzien van de kustveiligheid is gericht op het handhaven van de ligging van de kustlijn van 1990, waarbij ruimte is voor de dynamiek, eigen aan de duinenkust. Vorming van een enkele slufter be-hoort tot de mogelijkheden (Nota Kustverdediging na

1990).

Tijdens de opstelling van het Beleidsplan Voordelta heeft afstemming plaats gevonden met andere (in voorbereiding zijnde) beleidsplannen als Structuur-nota Zee- en Kustvisserij, "Kiezen voor recreatie", Watersysteemplan Noordzee, Regionaal Ontgrondin-genplan Noordzee, Structuurschema Groene Ruimte, Streekplan Zuid-Holland Zuid (herziening) en be-stemmingsplan Westvoorne buitengebied (in voorbe-reiding).

••••

1.2.

Uitgangspunten

In het Beleidsplan Harmonisatie Noordzeebeleid (1989-1992)wordt het regeringsbeleid tenaanzien van de Noordzee beschreven. Dit beleid is gebaseerd op onder meer devolgende drie uitgangspunten:

In economisch opzicht ishet streven gerichtop een optimale en veiligebenutting van de huidige en to e-komstige gebruiksfuncties van deNoordzee,binnen de randvoorwaarde van een duurzaam gebruik.Het is wenselijk dat het gebruik van de Noordzee voor Nederland een zo gunstig mogelijke bijdrage levert aan sociaal economische belangen als werk gelegen-heid en economische groei.

In ruimtelijk opzicht is het streven gericht op een evenwichtige afstemming van huidige en toekomstige gebruiksmogelijkheden van de Noordzee, waarbij on -derlinge hinder van gebruikers wordt beperkt enzo mogelijk voorkomen, mede met het oogop de veilig-heid. Vooral bij duurzame vormen van ruimtegebruik (..)acht deregeringhet gewenst te komentot een zorgvuldige afwegingvan belangen.

In relatie tot het milieu ishetstreven gericht op een duurzaam behoudvan deecologischewaardenvan de Noordzee.De geheel eigen kenmerkenvande Noordzeenoodzaken toteen beleidvanvoorzichtig en preventief handelen. In datverband is hetvan b e-lang degevolgenvanvoorgenomen activiteiten vooraf

zo goedmogelijk aan te geven,teneinde maatregelen te kunnen treffen diezoveelmogelijk voorkomen, dat schadelijkestoffen inzee terecht komen, of dat het mariene milieu ernstig verstoord raakt.

Omdat deVoordelta deeluitmaakt van de Noordzee, zijn deze beleidsuitgangspunten ookop de Voordelta van toe-passing.

• •••

1.3.

Pr

obleemstelling

In het lichtvan bovenstaande uitgangspunten kan de sit u-atie rond de Voordeltabijde startvan het project als volgt gekenschetstworden:

De morfologische ontwikkeling van de buitendelta's is een, in omvang en snelheid, uniek proces dat kan leidentot een belangrijke versterking van natuur-waarden.

Daarnaast ontstaanhierdoor zowel beperkingen als nieuwe mogelijkheiden voor bestaande functies, zoals recreatie envisserij,en nieuwe functies,zoals energie-opwekking en schelpdiercultures.

Bij een verdere ontwikkeling van deze functies neemt de noodzaak tot afstemming tussen natuurwaarden en functies,en functies onderling, steeds meer toe. Tot destart van hetprojectbestond er evenwelgeen platform enprocedure waarinde betrokken overhe-den keuzesten aanzien vanhet te voeren beleid kon-denmaken.

De probleemstelling diebij de start van het project gefor-muleerd werd, isdan ookopgebouwd uit de volgende ele-menten:

Functiesen potentieszijn nogniet systematisch in kaartgebracht.

Er is nog geen probleeminventarisatie uitgevoerd. Het gebiedis nog inontwikkeling.

Er isnog geen (integraal)beleids- en planvormings-proces op ganggekomen.

••••

1.4.

D

oelstelling

De door hetBestuurlijk OverlegVoordelta vastgestelde doelstelling vanhet BeleidsplanVoordelta is overgeno-men uit deVierde NotaRuimtelijke Ordening en het BeleidsplanHarmonisatie Noordzeebeleid (1989-1992), en sluit aan op voornoemde uitgangspunten en probleem-stelling:

De formulering van hoofdlijnen ten aanzien van het voor de Voordelta tevoeren beleid, teneinde:

denatuurlijke ontwikkeling van het gebied veiligte stellen,in relatie tot de kustbescher-ming,

••••

(9)

de veiligheid van de kust te waarborgen, aan te geven op welke wijze de in het gebied aanwezige en mogelijk toekomstige belangen in devoorgestane ontwikkeling inpasbaar

(kunnen) zijn,

waarbij wordt aangegeven op welke wijze het hie

r-toe benodigde bestuurlijk-juridische en financiële instrumentarium door de betrokken instanties zal worden ingezet.

Onder natuurlijke ontwikkeling wordt in dit verband ver-staan,de ontwikkeling van de natuur tengevolge van in het systeem werkzame processen, dus zonder extra men -selijk ingrijpen. Natuur is gedefiniëerd als alle biotische en abiotische elementen en processen die zich in hun ond er-linge wisselwerking aan het aardoppervlak manifesteren, zonder de invloed van de mens hierin.

Conform de toelichting van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening kan aan deze doelstelling ter verduidelijking het volgende worden toegevoegd:

"De regering benadrukt dat het integrale beleidsplan voor de Voordelta gericht is op het veiligstellenvan de natuurlijke ontwikkeling van dit gebiedinrelatie tot de kustverdediging. Het gaat erom dat zich in dit jon -ge dynamische kust-gebied op een natuurlijke wijze een evenwicht kan instellen.Dit mag echter niet gelijk worden gesteld aan een absoluut primaat voor na-tuurbescherming. De potenties voor een ontwikkeling tot een natuurgebied van internationale allure zijn hier evident,maar andere functies, zoals toerisme en recreatie, visserij en energiewinning of -opslag mogen niet op voorhand al worden uitgesloten. Gezien de unieke mogelijkheden is een zorgvuldige belangenaf-weging geboden. Het beleidsplan is erop gericht die

~

afwegingmogelijk te maken.Totdat die afweging is geschied dient de natuurlijke ontwikkeling niet te worden verstoord".

De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra(deel III) voegt hieraan toe, dat voor de Voordelta(met uitzonde-.ring van het zeegebied voor de Maasvlakte)de "groene

koers"geldt. In het algemeen houdt dit in dat de ecologi-sche kwaliteiten richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling. Binnen gebieden met een groene koers wordt prioriteit gegevenaan natuurbehoud en -ontwikke-ling. Grote wateren met een groene koers zijn in beginsel multifunctioneel, doch de functies zijn dermate verweven, dat de richtinggevende functie natuur sterke beperkingen oplegt aan de overige functies, zowel ruimtelijk als voor wat betreft de intensiteit van de functievervulling. Infrastructuur, windturbines, andere bouwwerken en mi-litair gebruik worden vermeden enzonodig gesaneerd; andere functies worden door zonering zo goed mogelijk ingepast. Met betrekking tot diepe delfstoffenwinning wordt per concreet geval beoordeeld ofdeze activiteit

ver-enigbaaris met de natuur enoverigebelangen van het in het geding zijnde grote water. In de gebiedsspecifiekeuit-werking van de groene koers voor de Voordelta wordt ge-steld dat de ruimtelijke hoofdstructuur gehandhaafd dient te worden en gericht dient tezijn op het behoud en de versterking vande natuurlijke waarden, zonder uitsluiting van andere functies.

••••

1.5. Plangebied en planperiode

Het plangebiedomvat circa 900 km2van de(voormalige) buitendelta's van Haringvliet, Grevelingen en Ooster-schelde.Het plangebied bestaat gedeeltelijkuit provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gronden. Voor wat betreft het zeegebiedligt het plangebied geheelbinnen de territoriale wateren. De noordelijke begrenzing wordt gevormddoor de Maasgeul, de zuidelijke begrenzing sluit aan opde plangrens van het Beleidsplan Westerschelde. De zee-waartse begrenzing valtuit morfologische overwegingen samen met de liggingvandeNAP -20 m dieptelijn.Dit is min of meer de zeewaartsebegrenzing van de onderwater-oever. Gezienhet enigszinsgrilligeverloop van deze diep-telijn is de positie ervan als plangrens indicatief op de plankaart aangegeven.

De landwaartse begrenzing van het plangebied wordt wat betreft de dammen gevormd door de binnenteen van de zeewering,en valt wat betreft het land samen met de zoge-naamde bebouwingsgrens opbestemmingsplankaarten. Dit betekent dat stranden enslikken deel uitmaken van het plangebied. Voor deduinen geldt dit voorzover zeb e-horen tot de zeewering en dereservebreedte die hierbij ge-hanteerd wordt.

Het studiegebied omvat het plangebied,alsmede de gebie-den die aan het plangebied grenzen en waarvan informatie gewenst is vanwege de ruimtelijke beïnvloeding, zowelwat betreft functies als watersysteemkenmerken.

Het BeleidsplanVoordelta isopgesteld voor de periode tot het jaar 2000.Indien noodzakelijk wordt een doorkijk ge-geven naar 2020.

Bij de opstelling van het plan is zo recent mogelijk mate-riaal gebruikt.

••••

1.6. Overleg- en projectstructuur

Het BeleidsplanVoordelta isvoorbereid en vastgesteld door het Bestuurlijk OverlegVoordelta. Hierin participe-ren overheden welke in het plangebied bestuurlijke be-voegdheid hebben (departementen, provincies, gemeen-ten, recreatie- en waterschappen), en overlegstructuren van aangrenzende wateren.

Tot de taken van het Bestuurlijk Overlegbehoren onder

••••

(10)

meer:

~et vaststellen yan de uitgangspunten en de doelstel-ling van het plan.

~n het werkplan.

het signaleren en oplossen van bestuurlijke knelpun-ten.

het aangeven van de formele inspraak- en adviesron-de, voorafgaand aan de vaststelling van het plan. het aangeven van de wijze waarop het beleidsplan zal worden geïmplementeerd in het beleid van de betrok-ken overheden.

het vaststellen van het beleidsplan.

Voor de coördinatie en de voortgangs- en kwaliteitsbewa-king fungeert een Ambtelijk Overleg, waarin op ambtelijk niveau de betrokken ministeries en provincies deelnemen. Dit Ambtelijk Overleg verzorgt tevens, door preadvise-ring, de voorbereiding van de besluitvorming in het Bestuurlijk Overleg.

De eigenlijke planvoorbereiding en -conceptie is uitge-voerd door een projectgroep, waarin de betrokken minis-teries en provincies op werkniveau deelnemen.

Appendix 1 geeft een overzicht van de deelnemers aan de-ze organisatiestructuur.

••••

1.7. Opzet/leeswijzer

Op basis van het vastgestelde werkplan is bij de opstelling van het Beleidsplan Voordelta gekozen voor de volgende aanpak, welke ook in de opzet van het Beleidsplanterug te vinden is. Hierbij bestaat het feitelijke Beleidsplanuit: 1. een inleiding.

2. een schets van de functies en de problematiek in de Voordelta.

3. de plantekst, waarin, op basis van de doelstelling en hoofdlijnen van beleid, een ruimtelijke en functiege-richte uitwerking plaatsvindt.

4. een actieprogramma.

5. een procedure ten aanzien van planuitvoering, -uit-werking en -bijstelling.

6. beleidskernpunten.

De Nota vanToelichting, die zich achterhetplan bevindt, bestaat uit:

een inventarisatie van bestaande en mogelijk toekom-stige natuurwaarden en maatschappelijke belangen (Hoofdstuk 1).

een voorspelling ten aanzien van de verwachte ont-wikkeling hierin tot het jaar 2000(eveneens Hoofdstuk 1).

een verkenning van potentiële mogelijkheden wat be-treft de ontwikkeling van natuurwaarden en gebruiks-functies(Hoofdstuk 2).

een identificatie van bestaande en mogelijk

toekom-stige spanningsvelden (Hoofdstuk 3).

een overzicht van beschikbaar juridisch instrumenta-rium (Hoofdstuk 4).

••••

1.8. Status

De snelheidwaarmee de ontwikkelingen in morfologie en gebruik zich de afgelopen jaren hebben voltrokken, maakt het wenselijkop korte termijn duidelijkheid te verschaffen in het voor de Voordelta te voerenbeleid. Dit stelt beper-kingen aan de diepgang en mate van detaillering van het uiteindelijkeplan. Soortgelijkebeperkingen vloeien voort uit het feitdat de dynamiek vanhet gebied voorlopig nog aanwezigzalblijven, terwijl de kennis over de uiteindelij-ke morfologische en ecologische gevolgen nog voorname-lijk kwalitatief van aard is. In hetlicht van deze opmerkin-gen heefthet Beleidsplan Voordelta het karakter van een strategischevisie.

Op basis van het plan wordt een door participanten 0!5, aertekendebestuursovereenkomst esloten. Dat wil zeg-gen, dat, overee omstig de afspraken in het Bestuurlijk Overleg,de in dit overleg participerende overheden en be-stuurslichamen van aangrenzende wateren de verplichting.. op zich hebben _ggwmen, tehand.e@ conform het vas.!:;.

gesteldebeleids~ doorwerking te latenplaats vindm in de onder hun verantwoordelijkheid c.q. competentie vallende relevante bclèidsvelden_jWde vaststelling van het plan worden tussen de betrokken overheden zoveel mogelijk bindende afspraken gemaakt inzake afbakening van verantwoordelijkheden ten'aanzien van te treffen maatregelen.De doorwerking geschiedt door uitvoering van het actieprogramma, waaronder het opnemen van het in het beleidsplan gestelde in de in aanmerking komende facet- en sectorplannen. zowel in beleidsvoorbereidende als uitvoerende sfeer.

Voorts behelst de vaststelling van het plan de afspraak, dat ontwikkelingen en beleidsvoornemens die van invloed kunnen zijn op (de realisering van) het plan, tijdig in het BestuurlijkOverleg zullen worden ingebracht.

In het beleidsplan is in Hoofdstuk 5 aangegeven, op welke wijzehet plan dient te worden geëvalueerd en eventueel geactualiseerdc.q. bijgesteld.

Het vastgestelde beleidsplanis mede geënt op de inhoud van de antwoordnota naar aanleiding van de formele in-spraakronde. Deze nota kan daarmee tevens als toelich-ting op het plan worden beschouwd.

••••

(11)

••••

2

BELANGEN, MOGELIJKHEDEN

EN SPANNINGSVELDEN

••••

2.1. Bestaande en mogelijk toekomstige functies

Als peildatum voor de bestaande situatie is meestal uitge-gaan van 1990 (in de praktijk betekent dit dat de meest re-cente gegevens meestal van 1989 zijn). De toekomstige si-tuatie is beschreven voor het jaar 2000, waarbij indien no-dig een doorkijk naar later wordt gegeven. In het onder-staande wordt onderscheid gemaakt tussen de bestaande situatie, de verwachte toestand in 2000 bij realisatie van vigerend en voorgenomen beleid, en mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Voor meer details wordt verwe-zen naar de Nota van Toelichting, Hoofdstuk 1 en 2. De Voordelta is een gevariëerd en dynamisch milieu, be-staande uit intergetijdegebieden (zandplaten en slikken), stranden en duinen, dat een relatief beschutte overgangs-zone vormt tussen de (voormalige) estuaria en volle zee.

Uit natuuroptiek wordt de Voordelta gekenmerkt door

grootschalige actieve geologische processen, die leiden tot een zeer waardevolle diversiteit in ecotopen. De water-kwaliteit wordt beïnvloed door met name de uitstroming van Rijn en Maas via de Haringvlietsluizen. Mede door de hierdoor optredende aanvoer van voedingsstoffen kent de Voordelta een hoge voedselrijkdom (de biomassa van het bodemleven is twee maal hoger dan op de Noordzee, en

ergelijkbaar met de Waddenzee). Hierdoor is de oordelta een belangrijke kinderkamer voor vis (tong, schol, haring) en fourageer-, overwinterings- en broedge-bied voor vogels (voor 8 vogelsoorten overschrijden de aantallen het Wetland-criterium). Als fysieke omgeving heeft de Voordelta potenties voor zeehonden; deze wor-den momenteel echter nauwelijks waargenomen (ca. 4 per jaar). In ecologisch opzicht vertegenwoordigen vooral de

\J

I

relatief ondiepe gebieden met daarm de intergetijdegebie-den (droogvallende platen, slikken en aangroeistranden) bijzondere waarden. Het gaat hierbij om circa 30 km/. Sinds 1970 is het areaal van deze gebieden met circa 13% toegenomen; in de monding van de Grevelingen met 46%. De tijdschaal waarop de geologische processen werkzaam zijn is groot. Daarom worden, na een aanvankelijk snelle reactie op het gereed komen van de Deltawerken, het ko-mende decennium geringe veranderingen in de morfolo-gie en waterbeweging verwacht. De platen op de buiten-delta blijven alleen met laag water droogvallen. Tussen de-ze platen en het land/de dammen vullen de geulen verder op, samengaand met erosie en enige oppervlakafname van de platen in het binnengebied. Het bestaande onderscheid tussen de buitendelta's zal iets geprononceerder worden

(Haringvlietmond: slibbig en reliëfarm; Oosterschelde-mond: zandig en reliëfrijk; Grevelingenmond: interme-diair, rijkste bodemleven). De kortsluitgeulen voor de koppen van de eilanden blijven bestaan. Op de verbreden -de stran-den kan duinvorming optreden .

Onder invloed van het Rijn Actieplan zullen de gehaltes van nutriënten en een aantal contaminanten met 30 tot 50% kunnen dalen. Hierdoor kunnen er ook veranderin-gen optreden inhet bodemleven, hetgeen van invloed is op de betekenis van deVoordelta voor jonge vis en vogels

(verminderde eutrofiëring betekent minder voedselaan-bod). Een verbetering van dewaterkwaliteit en de aanwe-zigheid van voldoende rust zijn van groot belang voor de terugkeer van een stabiele zeehondenpopulatie.

Zoals in het Natuurbeleidsplan wordt opgemerkt, biedt de Voordelta mogelijkheden voor natuurontwikkeling. In dit verband kan gedacht worden aan:

het instellen van rustgebieden op droogvallende pla-ten, stranden, slikken en in ondiepe zee voor fourage -rende en overwinterende vogels, en ten behoeve van zeehonden.

het voorkomen van bodemverstoring, waardoor de bodemfauna en -flora zich op natuurlijke wijze kan aanpassen aan de nieuwe morfologie.

deontwikkeling vanwaardevolle overgangssituaties langs de kustlijn door overstuiving van dammen, het veiligstellen van primaire duinvorming en het bieden van mogelijkheden voor natuurlijke sluftervorming.

Het ophogen van platen voor de kust betekent actief in-grijpen in de autonome ontwikkeling van de Voordelta. Hierdoor kunnen hoogwatervluchtplaatsen voor vogels gecreëerd worden. Bijkomend voordeel is dat de kosten van het kustonderhoudkunnen afnemen, omdat de kust-erosie door golfwerking vermindert.

Vanuit recreatieft eristisch00

gekarakteriseerd door de combinatie van veel water van goede kwaliteit, een goede toegankelijkheid, ruimte en rust. De kleine recreatievaart en de strand- en oeverrecre-atie zijn de kenmerkende vormen van recreatie. In de ge-meenten die aan de Voordelta grenzen zijn circa 150.000 slaapplaatsen goed voor circa 10 miljoen overnachtingen per jaar. Samen met de circa 17 miljoen dagrecreanten wordt er in deze sector jaarlijks voor circa 920 miljoen gulden besteed. Deze sector biedt het betrokken gebied circa 8000 mensjaar aan werkgelegenheid.

Tot het jaar 2000 wordt een toename verwacht in het aan-tal slaapplaatsen (geplande uitbreiding: 18.000, m.n. in Middenschouwen, Westerschouwen en Wissenkerke). Door kwaliteitsverbetering van de voorzieningen en een grotere spreiding van de bezetting over de seizoenen wordt verwacht dat het aantal overnachtingen toeneemt

••••

(12)

tot circa 13 miljoen per jaar. De intensiteit van degrote watersport in de aangrenzende wateren neemt toe. Dit gaat samen met een toename van het aantal ligplaatsen. Door dit alles kan de recreatief-toeristische betekenis van deVoordelta toenemen (geschatte bestedingen en werkge-legenheid in 2000: 1390 miljoen gulden per jaar en 11.600 arbeidsplaatsen).

Wat betreft derecreatie liggen er ontwikkelingsmogelijk-heden op het terrein van de grote watersport, de kleine watersport, de strand- en oeverrecreatie en de verblijfsre-creatie. Inalle gevallen kan in een toenemende vraag wor-den voorzien door het verbeteren van de bestaande voor-zieningen, met name in kwalitatief opzicht. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld vluchthavens, stallings-mogelijkheden, ontsluiting en parkeerplaatsen.

Devisserijin de Voordelta is vooral gericht op garnalen en kokkels(geschatte aanvoerwaaroe re Decheve~a. 20en 7,5 miljoen gulden per jaar). Voorts vindt visserijplaats

op plat- en rondvis(geschatte aanvoerwaarde ca. 25 mil-joen gulden perjaar) en mosselzaad(aanvoerwaarde ca.

2,5 miljoen gulden per jaar). De commerciële waarde van deuit deVoordelta aangevoerde visprodukten lag dea fge-lopen jaren op circa 140 miljoen gulden. Daarnaast is de Voordelta ook van belang als kinderkamer van de Noordzee-vis.

Belangrijkethuishavens in en nabij het plangebied zijn Stellendam, Colijnsplaat en Breskens. De visserijbiedt op zee en aan de wal circa 720 mensjaar aan werkgelegenheid. Tot het jaar2000 kunnen de weliswaargeringemorfologi -scheveranderingen toteen toenemendebetekenis van de Voordelta voor garnalen(Haringvlietmond en buitenzijde Grevelingenmond) enals kinderkamervoor platvisleiden. Door vangstbeperkendemaatregelen wordtverwacht dat de aanvoer vanplat-en rondvis op hethuidigeniveau blijft.

Vanuit devraagzijde wordt een toenemende interesse ver-wacht tenaanzienvan mosselcultures,mosselzaad- en garnalenvisserij. Dit inverband met het teruglopenvan de vangstmogelijkheden elders.Mogelijk kan dewerkgel e-genheid hierdoor toenemen tot760 mensjaar. Om de be-reikbaarheid van de havenvan Stellendam te garanderen zalonderhoudsbaggerwerk in het Slijkgatnoodzakelijk blijven.

Langs de kustlijnvan de Voordelta wordenzowelerosieve,

stabiele als aangroeiende kustvakken aangetroffen.Erosie vindt vooralplaats opde koppenvan de eilanden.Dit wordtveroorzaaktdoor destromingdoor zogenaamde kortsluitgeulen.Hetkustbeheer isgericht ophet

handha-ven van deligging van dekustlijn envan de waterkering,

en isdaarmeegericht op het waarborgen vande veilig-heid. Structurele erosie wordt bestreden doormiddelvan

suppleties.De kosten die hiermee gemoeidzijn liggen in

de orde van 20 tot 25miljoen guldenperjaar. Dekosten vanandere vormen van kustonderhoud, zoals helmin -plant,bedragen 1 tot2miljoen gulden per jaar.

In hetkomende decennium wordenweinig veranderingen voorzien in het gedrag van dekustlijn.De erosie van de punt van Voorne zal waarschijnlijk wat afnemen; verza n-den van de kortsluitgeultjes wordt voor 2020 niet waar -schijnlijk geacht.

Langsaangroeiende kustvakken en kustvakkenzeewaarts van de dammen zijn er mogelijkheden voor een meer n a-tuurvriendelijke vorm van kustbeheer. Hierbij kan ge -dacht worden aan het laten overstuiven van dammen en het laten ontstaan van een enkele slufter. Daarnaast kan op enkelelocatiesnatuurontwikkeling worden overwo -gen. Hierbij wordt actief in de kustzone ingegrepen,bij -voorbeeld door de aanleg van een zanddam of door de aanleg van een kleineinlaat ofslufterzeewaarts van de wa-terkering.

andwinningvindt in de Voordelta zoveel mogelijk ten dienste van eu on er oud aats. Tot 1 ja-nuari 1994isereen vergunning van krachtvoorzandwin -ningin het Slijkgat, waarbijwordtuitgegaanvaneen maximum van 200.000 m3per jaar. De hoeveelheid on

-derhoudszand die tot nu toe uit het Slijkgatvrijkomt be-draagt ongeveer 150.000m3per jaar. Daarnaast vindt op

bescheiden schaal op tweelocatiesschelpenwinningplaats.

Momenteel isin het plangebied een beperkt aantal wind-turbinesgeïnstalleerd. Hetgaat hierbijomeen windturbi

-nepark op de Maasvlakte(21)eneen klein park op de Neeltjelans (8)met een gezamenlijk vermogenvan circa 18 MW. In principebiedt hetplangebied,gezien het windaanbod, mogelijkheden voor eenverdere uitbreiding van het aantal turbines. Momenteel zijner concreteplan

-nen vooreen uitbreidingvanhet aantal turbines op de Maasvlakte/Slufterdam envoor plaatsingvan 12turbines ophetwerkeiland Roggenplaat. Plaatsingvan windturbi -nes offshorewordt in deplanperiode niet voorzien. Boven deVoordelta vindt zowelburgerluchtvaart, recr e-atieveluchtvaart als militaire luchtvaart plaats.Deburger -luchtvaart is met name georiënteerd op Schiphol en Zestienhoven. Derecreatieveluchtvaart is van redelijke omvang,maar blijft uit veiligheidsoverwegingen door-gaansdicht bij de kust. Deminimum vlieghoogteb e-draagt circa150m.Hetmerendeelvande vluchtenvindt

in weekendsplaats.

De militaire luchtvaartwordt met name bepaald door de lesvliegtuigenvan het type Pilatus PC-7. Eendeel van het voor oefenvluchten bestemde gebiedligtboven hetzuid

e-lijk deel van de Voordelta, ter hoogte vanNeeltjeIan

s-Westkapelle.Dit gebied wordtsinds1992gebruiktter ver

-••••

(13)

mindering van de overlast boven land. Er wordt uitslui-tend gevlogen op werkdagen, waarbij tot één zeemijl uit de kust een minimum vlieghoogte van 300 m geldt. Daar-naast worden er door Defensie maatregelen getroffen om de geluidhinder die de Pilatus PC-7 vliegtuigen veroorza-ken zoveel mogelijk te beperveroorza-ken. Voorts wordt het lucht-ruim boven de Voordelta incidenteel doorkruist door mi-litaire (straal )vliegtuigen.

In de Voordelta en het aangrenzende gebied vindt geen olie- en gaswinning plaats. Wel is in 1984een boorvergun-ning afgegevenvoor een gebied wat onder meer de mon-ding van het Haringvliet omvat. Een proefboring in de monding van de Grevelingen heeft in het verleden geen vondst van olie of gas opgeleverd.

In het kader van de achtste ronde van de uitgifte van blok-ken van het Nederlands deel van het Continentaal Plat is in december 1992 een opsporingsvergunning verleend voor het zeegebiedter hoogte van de Haringvlietmonding. De ondergrond van de Voordelta is voorts van belang uit

archeologischoogpunt. De aanwas heeft er in de loop der eeuwen toe geleid, dat gebruikersresten. zoals scheeps-wrakken, volledig zijn ingekapseld. De archeologische waarde van het gebied moet om die reden groot worden geacht.

Scheepvaartspeelt zich vooral buiten de Voordelta af. Naar verwachting zal deze situatie zich het komende de-cennium niet wijzigen.

In het kader van de uitwerking van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening is een aanvang gemaakt met de uit-werking van het Plan van Aanpak Rijnmond. Een mogelij-keuitbreiding van de Maasvlakte is één van de onderzoeks-projecten in dit ROM-project.

Mogelijk ontstaat in de toekomst de behoefte tot aanleg van een voorziening voorenergie-opslag. Realisatiehier-van tijdens de planperiode wordt evenwel niet aanneme-lijk geacht.

••••

2.2. Bestaande en toekomstige spanningsvelden

Momenteel doet zich in de Voordelta, weliswaarop be-perkte schaal, een aantal spanningsvelden voor, te weten:

verstoring van vogels en zeehonden door recreanten (kleine watersport, sportvissers) op platen, slikken en in ondiepe wateren (hierbij dient te worden bedacht, dat een beperkt aantal recreanten of vissers in rustiger tijden hetzelfde verstorende effect kan hebben als de grote aantallen in de zomer).

verstoring van het bodemleven door specifiekevor-men van visserij (mosselzaad- en kokkelvisserij). afnemende recreatiemogelijkheden langs brede en/of verslibbende, dan wel afslaande stranden.

onderlinge hinder tussen de verschillende vormen van watersport.

hinder tussen sport- en beroepsvisserij.

(onderlinge) hinder tussen sleepnetvisserijen mossel-cultures.

hinder tussen kokkelvisserij en vogelsdoor het weg-vangen van voedsel.

geluidhinder en verstoring door sportvliegtuigen en militaire oefenvluchten.

Door de toenemende benutting van de recreatieve en vis-serij- potenties van het gebied wordt verwacht dat zonder nieuw beleid deze spanningsvelden zullen toenemen, zo-wel in aantal, oppervlak als tijdsduur.

Voor de toekomstis voorts het volgende van belang: De waterkwaliteit van de Voordelta wordt, naast de uitstroming van deWesterschelde, met name bepaald door de uitwatering van de Rijn en de Maas via de Haringvlietsluizen. De hierbij optredende fluctuaties in zoutgehalte in het mondingsgebied kunnen leiden tot sterfte van mossels en kokkels.In verband met mosselzaad- en kokkelvisserij en de potentie voor mosselcultures is het verkleinen van de zoutschom-melingen in de monding van het Haringvliet gewenst. In een latere afweging, welke mede in het kader van het Beleidsplan Haringvliet-Hollandsch Diep-Biesbosch uitgevoerd wordt, zal bekeken worden of dit realiseerbaar is.

Verwacht wordt dat door realisatie van het Rijn Actieplan de waterkwaliteit in de Voordelta voor een aantal parameters zalverbeteren.

Onder invloed van het landelijk beleid met betrekking tot de kustvisserij kan door het instellen van gesloten gebieden elders, de druk op de Voordelta voor wat betreft kokkel- en mosselzaadvisserij toenemen. Hoewel de scheepvaart voornamelijk buiten de Voordelta plaatsvindt, heeft het verleden al diverse keren aangetoond, dat hieraan voor het Voordelta-ecosysteem toch grote risico's verbonden zijn. Door de hoge intensiteit van het verkeer naar Rotterdam en Antwerpen is de kans op ongelukken groter dan el-derslangs de Nederlandse kust. Bovendien is de af-stand van de scheepvaartroutes tot de kust relatief ge-ring, en vormt de Voordelta, net als de Waddenzee, een kwetsbaar ecosysteem, waar verontreinigingen moeilijk te bestrijden zijn.

De natuurlijke ontwikkeling van de monding van het Haringvliet wordt negatief beïnvloed, wanneer ter plaatse meer dan 200.000 m3zand per jaar uit het sys-teem onttrokken zou worden.

Een intensivering van schelpenwinning kan tot schadelijke gevolgenleiden voor de natuurlijke ont-wikkeling en de ligging van de kustlijn.

•••

(14)

De uitbreiding van het aantal windturbines op het land kan problemen opleveren inverband met geluid-hinder voor recreanten en verstoring van vogels. Olie- en gaswinning, alsmede de berging van vervuil-de baggerspecie, vervuil-de aanleg van een PAC en offshore windenergie-eilanden kunnen ieder ophun eigen wij-ze een grote invloed op het plangebiedhebben. Binnen de planperiode worden deze activiteiten voor-alsnog geen van alle realistisch geacht.

Een eventuele landuitbreiding van de Maasvlakte kan een spanningsveld opleverenmet de natuurlijke ont-wikkelingennatuur-, recreatie- en visserijbelangen.

Bijingrepen die grondverzetmet zich meebrengen valt er mee te rekenen, datarcheologische waarden worden aangetast.

sportvissers langs Brouwersdam

••••

(15)

••••

3

BELEIDSPLAN

VOORDELTA

••••

3

.

1

.

Doel

s

tell

in

g en

h

oofdl

i

jnen van

b

ele

i

d

3.1.1. Doelstelling

De doelstelling van het Beleidsplan Voordelta luidt: De formulering van hoofdlijnen vanhetvoor de Voordelta tevoeren beleid,teneinde:

de natuurlijke ontwikkeling van het gebied veilig testellen, in relatie tot kustbescherming, deveiligheidvan dekust te waarborgen, aan te geven op welke wijze de inhet gebied aanwezigeen mogelijk toekomstige belangen in de voorgestane ontwikkeling inpasbaar (kunnen) zijn,

waarbij wordtaangegevenopwelke wijzehet beno-digdebestuurlijk-juridische en financiële instrumen-tarium door de betrokken instanties zal worden inge-zet.

3.1.2. Toelichting

Conform de toelichting op de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988) kan aan deze doelstelling ter verduidelij-king worden toegevoegd, dat het Beleidsplan Voordelta primair gericht is op het veiligstellen van de natuurlijke ontwikkeling, waarbij de kustveiligheid wordt gewaar-borgd. Dit mag niet gelijk worden gesteld aan een abso-luut primaat voor natuurbescherming. Wel kunnen op basis van de natuurlijke processen en natuurentwikke-lingspotenties in het gebied randvoorwaarden worden ge-steld aan andere functies. Door middel van een zorgvuldi-ge belanzorgvuldi-genafweging wordt in het Beleidsplan aanzorgvuldi-gezorgvuldi-geven, in hoeverre onder meer recreatie en visserij mogelijk zijn en verder kunnen worden ontwikkeld, zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke ontwikkeling. De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (1991) stelt dat voor de Voordelta, met uitzondering van het gedeelte zeewaarts van de Maasvlakte, de "groene koers"geldt. In het algemeen houdt dit in, dat de ecologische kwaliteiten richtinggevendzijn voor de ruimtelijke ontwikkeling. Binnen gebieden met de groene koers wordt prioriteit ge-geven aannatuurbehoud en -ontwikkeling. Grote wateren met een groene koers zijn in beginselmultifunctioneel, doch de functies zijn dermate verweven, dat de richtingge-vende functie natuur sterke beperkingen oplegt aan de overige functies, zowel ruimtelijk, als voor wat betreft de intensiteit van de functievervulling.

Oppervlakte-delf-stoffenwinning,infrastructuur, windturbines, andere bouwwerken en militair gebruik worden vermeden en zo-nodig gesaneerd.Met betrekking tot diepe delfstoffenwin-ning wordt per concreet gevalbeoordeeld of deze activiteit verenigbaar is metde natuur en overige belangen van het in het geding zijnde grote water. Andere functies worden door zonering zo goed mogelijk ingepast. In de gebieds-specifiekeuitwerking van de groene koers voor de Voordelta wordt gesteld, dat de ruimtelijke hoofdstruc-tuur gehandhaafd dient teworden en gericht dient te zijn op het behoud en de versterking van de natuurlijke waar-den, zonderuitsluiting vanandere functies.

Voorhet kustgebied zeewaarts van de Maasvlakte en ten noorden van de demarcatielijn wordt in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (1991) de "blauwe koers" toegekend. In het algemeenhoudt dit in, dat er sprake is van een multifunctioneel gebruik, waarbij het accent ligt op een zodanige combinatie of integratie van functies, dat die de specifieke kwaliteitenvan het gebied ondersteunt. In gebieden met de blauwekoers is het beleidgerichtop een duurzame ontwikkelingvan deze gebieden als open water, uitgaande van de ruimtelijke, recreatieve en ecolo-gische kwaliteiten. Via zonering kan het samengaan wor-den bevorderd van functies als drinkwaterwinning, scheepvaart, zandwinning, watersport, visserij en natuur-beheer. In deze gebieden worden grootschalige, en vanuit milieu-oogpunt bezienriskante, activiteiten en ingrepen in de ruimtelijke structuur (zoals inpoldering en inrich-ting van grote windturbineparken) vermeden.Met be-trekking tot delfstoffenwinning wordt per concreet geval beoordeeld of deze activiteit verenigbaar is met de natuur en overige belangen.Versterking van de ruimtelijke struc-tuur ten behoeve van toerisme, recreatie en nastruc-tuuront- natuuront-wikkeling, door een hierop gerichte inrichting vande oe-vers en de aanleg van eilanden, behoort tot de mogelijkhe-den. Door de inrichting van overgangszonesworden eco-logische relaties tussen het oppervlaktewater en de daar-aan grenzendelandelijke gebieden vorm gegeven. 3.1.3. Hoofdlijnen vanbeleid

Op basis van de doelstellingvan het Beleidsplanzijn de hoofdlijnen van het beleidvoor de Voordelta als volgt ge-formuleerd:

Het veiligstellen van de natuurlijke ontwikkeling staat centraal.

De kustveiligheid wordt gewaarborgd.

Voorzover de natuurlijke ontwikkeling en de functies onderling dit mogelijkmaken, is een verdere ontwik-keling van de gebruiksfuncties mogelijk. Gestreefd wordt naar afstemming tussen de eisen die de toege-kende accenten stellen aan de aard en intensiteit van de andere functies.Ruimtelijk komt deze afstemming

••••

(16)

tot uitdrukking in de voorgestelde zonering van het plangebied.

Om te kunnen inspelen op toekomstige morfologi-sche ontwikkelingen en het ontstaan van potenties voor natuur, recreatie en visserij, wordt ten aanzien van de aanleg van infrastructuur en voorzieningen te-rughoudendheid betracht.

Deze hoofdlijnen worden uitgewerkt per functie (par. 3.2) en per deelgebied (par. 3.3). Deze groepen beleidsuitspra-ken zijn nevengeschikt van belang en vullen elkaar aan. De (deel)gebieds-gerichte uitspraken dienen in dit ver-band beschouwd te worden als een verbijzondering van de algemene, functiegerichte uitspraken.

3.1.4. Referentiebeeld natuurlijke ontwikkeling Het beleidsplan is gericht op het veiligstellen van de na-tuurlijke ontwikkeling. Om nu, maar ook in de toekomst, te kunnen beoordelen of functies in deze ontwikkeling in-pasbaar zijn, moet een referentiebeeld beschikbaar zijn. Dit referentiebeeld beschrijft zo concreet mogelijk hoe de natuurlijke ontwikkeling in het plangebied naar alle waar-schijnlijkheid verder zal verlopen, en tot welke (deel)sys-temen dit zal leiden.

Op gang gebracht door het gereedkomen van de Deltawerken en de aanleg van de Maasvlakte zijn, onder invloed van natuurlijke processen als stroming, golfwer-king, sedimenttransport en de vestiging van organismen en vegetatie, in de Voordelta een aantal deelecosystemen met belangrijke ecologische waarden ontstaan. Bij een on-gestoorde voortzetting van deze processen (:::natuurlijke ontwikkeling) kan dit leiden tot de volgende situatie:

Een wadachtig gebied met grote oppervlakken aan schorren en slikken in het noordelijk deel van de Voordelta. Aan de zeezijde wordt dit milieu begrensd door zandige platen; aan de landzijde is er een gelei-delijke overgang van slikken naar schorren en duinen. Dit laatste is binnen Nederland een zeldzame land-schappelijke en floristische opeenvolging, die van be-lang is voor broedende en fouragerende weidevogels, ganzen, uilen en roofvogels. Een dergelijk gebied is ook van belang als hoogwatervluchtplaats voor stelt-lopers.

De ondiepe zee en de slikken in de luwte van de pla-ten zijn relatief arm aan energie. De stabiele en relatief slibrijke bodem heeft een hoge rijkdom aan bodemle-ven. Binnen de Delta zijn dit belangrijke fourageerge-bieden voor trekkende, broedende en overwinterende vogels. Dit belang wordt onderstreept door het feit dat ten gevolge van de aanleg van de Deltawerken v er-gelijkbare gebieden achter de dammen zijn verdwe-nen. De hoge rijkdom aan bodemleven maakt het ge-bied ook tot een belangrijke kinderkamer voor vis

(schol).

Op de droogvallende zandplaten komen zeehonden voor.

Eenondiepe zee met droogvallende platen en door-sneden door diepe geulen in het zuidelijk deel van de Voordelta. Door het heldere water is het gebied rijk aanplat- en rondvis, maar ook aan visetende vogels (sterns) .

Vanwege deze kenmerken, maar ook vanwege de str a-tegische ligging ten opzichte van Westerschelde, Oostersehelde en meer noordelijk gelegen gebieden, is dit deel van de Voordelta van groot belang voor zee-honden.

Het proces van kustaanwas leidt op een aantal plaat-sen tot de vorming van brede strandvlakten, waarop geleidelijk begroeiing en primaire duinvorming op-treedt. Specifieke kustvogels (kluut, plevier, sterns) vinden hier een zeldzaam broedbiotoop. Op plaatsen waar deze ontwikkeling verder is voortgeschreden ko-men achter de jonge duintjes vochtige valleien voor, soms gedeeltelijk of periodiek in verbinding met de zee.Deze slufterachtige gebieden hebben een specifie-ke zoutminnende vegetatie. Het belang voor vogelsis vergelijkbaar met dat van schorren (broeden, foura-geren, overwinteren, hoogwatervluchtplaats). Het Beleidsplan Voordelta is gericht op het veiligstellen van de processen die tot de ontwikkeling van dergelijke systemen kunnen leiden.

3.1.5. Wijze van belangenafweging

Bij een belangenafweging kunnen verschillende principes gehanteerd worden. Twee uitersten zijn:

het voorzorgsprincipe: dit houdt in dat actie onder-nomen wordt om activiteiten te vermijden waarvan aangenomen wordt dat ze duidelijke schadelijke effec-ten hebben op deomgeving, ook al is er hiervoor on-voldoende wetenschappelijk bewijs.

het principe waarbij eerst door onderzoek moet wor -den aangetoond dat er schadelijke effecten zijn, voor-dat over beperkingen of uitsluiting kan worden ge-sproken.

Bij de opstelling van het Beleidsplan Voordelta is uitge-gaan vande hoofddoelstelling van het Beleidsplan en re-kening gehouden met beide principes. De belangenafwe-ging is uitgevoerd op grond van de kennis en inzichten, de karakteristieken van het gebied (en de verschillen tussen de deelgebieden) en een zo uitvoerig mogelijke inventari -satie van gevolgen voor de betreffende belangen. Onderzoek, gericht op specifieke kennisleemten, gekop-peld aan monitoring en evaluatie, dient over enige jaren aan te geven of de gemaakte keuzes moeten worden bijge-steld. Inhet Beleidsplan Voordelta is een organisatie en procedure opgenomen die bijstelling van het plan

moge-• moge-•moge-•moge-•

(17)

lijk maakt. Door deze werkwijze, maatregelen en voorne-mens vindt afstemming plaats tussen eisen en functies, en wordt recht gedaan aan de doelstelling van het Beleidsplan Voordelta.

••••

3.2. Functie-gerichte uitwerking

Voor de verschillende functies zijn de hoofdlijnen van het beleid als volgt uitgewerkt:

/

Natuur:

De natuurlijke ontwikkeling wordt veiliggesteld,na-tuurwaarden worden beschermd, en nieuwe potenties worden zoveelmogelijk benut op de volgende wijze:

Uit het referentiebeeld blijkt dat de ondiepe wa-teren, met daarin en -langs droogvallende inter-getijdegebieden (platen, slikken en aangroei-stranden), hierin een essentiële rol vervullen. Deze gebieden zijn rijk aan bodemleven en ver-vullen daarmee een belangrijke functie als fou-rageer-, rust- en overwinteringsgebied voor vo-gels.De droogvallende platen zijn van belang voor rustende en zogende zeehonden.

Globaal gaat het om gebieden die in de noorde-lijke helft van de (voormalige)zeegaten voorko-men, en min of meer begrensd worden door de dieptelijn van NAP -6 m (op zeekaarten onge-veer samenvallend met de dieptelijn LLWS-5 m, aan de zeezijde van droogvallende platen op ca.1000m uit de GLW-lijn). Dergelijke gebie-den voldoen wat betreft de waterdiepte en het voorkomen van vogels aan de Wetland-defini-tie.

Aangroeistranden vertegenwoordigen belangrij-ke landschappelijbelangrij-ke waarden, bezitten een unie-ke en kwetsbare vegetatie, en zijn van belang voor onder meer broedende vogels.

In de ruimtelijke uitwerking wordt aan deze ge-bieden het accent natuur toegekend. Dit houdt in, dat menselijke activiteiten in deze gebieden inpasbaar zijn, mits:

verstoring van vogels en zeehonden wordt voorkomen;

schade aan het bodemleven van de ondiepe zee en de slikken wordt voorkomen; de kwetsbare pioniervegetatie op aan-groeistranden geen schade ondervindt. In onderstaande functiegerichte uitwerking, als-mede de ruimtelijke uitwerking bij par. 3.3., worden deze maatregelen per functie, respectie-velijk deelgebied, nader geconcretiseerd. Wat betreft de functies gaat het hierbij om specifieke vormen van bodemberoerende visserij,

specifie-ke vormen van recreatie, zand- en schelpenwin-ning en boorwerkzaamheden voor de opsporing en/of winning van olie en/of gas.

Instrumenteel wordt een en ander geëffectueerd

met behulp vande Natuurbeschermingswet (ac-tie Al), de WetGeluidhinder (actie A2)en/of gemeentelijke APV's.

Onderzocht wordt, in hoeverre de zonering die hieruit voortvloeit door natuurbouw kan wor-den geaccentueerd (actie A21).

Nieuwe ontwikkelingen van andere functies in oflangs de gebiedenmet accent natuur zullen getoetst wordenaan de bijzondere kwaliteiten van deze gebieden.

Waar mogelijk wordt in het beheer van de wa-terkering ruimtegeboden aan de natuurlijke dy-namiek van de kuststrook, zoalshet optreden van verstuiving,het ontstaan van een gekerfde zeereep of de vorming van slufters, overigens, zonder datdit ten koste gaat van de kustveilig-heid (actie BI). Bij verstuiving dient rekening te worden gehouden met de belangen van de wa-terkerende duinen.

In gevalvan concrete initiatieven, zowel met be-trekking tot de slufteraanleg, als het toelaten van verstuiving, vindt,voorafgaand aan de uitvoe-ring ervan, een belangenafweging plaats. Daarbij worden de geëigendeprocedures door-lopen, hetgeen onder meer betekent, dat deze initiatieven gemelden besproken worden in het betreffende Provinciale OverlegWaterkerin-gen/Kust.

Waar mogelijk wordt in het vaargeulbeheer, zo-wel qua plaats, tijd als hoeveelheid te winnen zand, ruimte geboden aan de natuurlijke ont-wikkeling.

Om de ongestoorde ontwikkeling van bodem en

bodemorganismen te kunnen volgen, wordt een

monitoringprogramma opgezet en uitgevoerd (actie A12). Tevensworden een aantal ecoplots ingesteld, waarinnagegaan wordt, wat de effec-ten van poeffec-tentiëel bodemverstorende activitei-ten, zoals bepaalde vormen van visserij, zijn. Instelling vindt plaats in overlegmet de sector. Locatie, omvang en onderzoeksopzet wordt na-der uitgewerkt inactie All van het actiepro -gramma.

Om de negatieve gevolgen van ongevallen in scheepvaart en eventuele offshore-industrie voor de natuur-, recreatie- en visserijfunctie van de Voordeltate beperken, wordt een calamitei-tenplan opgesteld(actie A9).

••••

(18)

Recreatie:

Binnen het kader van de doelstelling van het Beleidsplan worden de bestaande recreatieve moge-lijkheden zoveel mogelijk behouden en zo mogelijk verder ontwikkeld. Voor de verschillende vormen van recreatie wordt hierbij gedacht aan het volgende:

De bestaande locaties voor zwemmen, wandelen en oevervisserij worden behouden, voor zover ze in overeenstemming zijn met de toegekende accenten. In gebieden met het accent natuur gelden beperkingen ten aanzien van betreding en toegang. Deze worden in de ruimtelijke uit-werking nader beschreven.

Met inachtneming van de toegekende accenten kunnen de bestaande mogelijkheden voor de kleine recreatievaart behouden en waar moge-lijk verbeterd worden.

Potentie-gebieden voor oeverrecreatie en kleine watersport die geen spanning opleveren met an-dere belangen kunnen verder ontwikkeld wor-den. Het gaat hierbij om de Maasv lakte-zeezij-de, Rockanje en Brouwersdam-zuid.

Garnalenplaat en Middelplaat mogen betreden worden.

Hinder tussen kleine watersport en strand- en oeverrecreatie dient door middel van zonering voorkomen te worden.

De voorzieningen voor de grote watersport kunnen op een aantal plaatsen verbeterd wor-den. Zo is inrichting van een vluchthaven op de Neeltje lans mogelijk, alsmede een uitbreiding van het aantal ligplaatsen in de omgeving Stellendam/Hellevoetsluis.

Snelle gemotoriseerde watersport (waterscoot-ers, speedboten) wordt door middel van APY's alleen toegestaan aan de zeezijde van de Maas-vlakte. Bij de concrete invulling van een zone voor de snelle watersport zal aandacht worden besteed aan de veiligheid voor, enscheiding tus-sen, verschillende soorten van snelle watersport (waterskiën, waterscooters e.d.), ook in relatie tot andere vormen van recreatie (actie C4). Neeltje lans kan conform het inrichtingsplan verder ontwikkeld worden als recreatief attrac-tiepunt.

Natuurgerichte vormen van recreatie ( wande-len, fietsen, vogewande-len, pootje baden) kunnen, re-kening houdend met andere belangen, verder ontwikkeld worden (actie C9).

Wat betreft de waterkwaliteit wordt tenminste voldaan aan de normen geldend voor de functie zwemwater.

Visserij:

De visserij wordt als een voldoende rendabele be-drijfstak behouden. Waarmogelijk, en met inachtne-mingvan de doelstelling van het beleidsplan, kunnen nieuwepotenties worden benut. Meer in het bijzon-der kan hierover hetvolgende worden opgemerkt:

De bestaande (schiet-)fuiken kunnen, mits

voorzien van keerwant, en met uitzondering

van de gebieden met accent natuur,

gehand-haafd worden.

Conform het landelijk beleid is boomkorvisserij

met schepen met een motorvermogen van meer

dan 300pk niet toegestaan.

Mits voorgeschreven vangst- en

sorteerappara-tuur wordt gebruikt, wordt garnalenvisserij,

zo-wel wat betreft bodemberoering als

rustversto-ring, in de Voordeltainpasbaar geacht.

Handkokkelvisserij is alleen toegestaan op

pla-ten die betreden mogen worden.

Uit oogpunt van het voorkomen van schade aan

het bodemleven wordt mosselzaad- en

kokkel-\

visserij, alsmede boomkorvisserij met

wekker-kettingen, nader gereguleerd (actieA19).

Voor de overige vormen van sleepnetvisserij,

waarvoor Nederland geen unilaterale

maatrege-len nemen kan, zal gestreefd worden naar

im-plementatie van het voorgestelde beleid in het

EG visserij-beleid (actie D5).

Om verstoring van zeehonden en grote

concen-traties zeeëenden te voorkomen worden in

nauw overleg met de sector gedragsregelsvoor

de visserij opgesteld (actie D4).

Na een zorgvuldige afweging,en afhankelijk van

de behoefte uit de sector, landelijk beleid en

on-derzoeksresultaten, kunnen in de Voordelta

mosselpercelen worden uitgegeven (actie D3).

In de in te stellen ecoplots zullen

bodemversto-rende vormen van visserij worden geweerd.

Het Slijkgatbehoudt de functie vaargeul, en

wordt op diepte gehouden om de haven van

Stellendam bereikbaar te houden (actie Dl en D2).

Wat betreftde waterkwaliteit wordt voldaan aan

de normen geldend voor de functie

schelpdier-water.

\.

\

\

'

.

\

·

1

, I Kustverdediging:

De ligging van de kustlijn zal, conform het beleid in de nota Kustverdediging na 1990,dynamisch worden gehandhaafd, waarbij een beperkte ruimte zal worden gehanteerd voor de beweeglijkheiddie een duinen-kusteigen is. De norm diehierbij gehanteerd wordt, is debasiskustlijn, welkevrijwel overeenkomt met de liggingvan de kustlijn in 1990. Kleine landwaartse of

••••

(19)

zeewaartse verschuivingen zijn mogelijk als daardoor

tot een gemakkelijker handhaafbare situatie gekomen

kan worden.

Voor de middellange en lange termijn dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van een zeewaarts, offensief beleid. Hiertoe wordt thans voor een tweetal locaties, gelegen buiten het plangebied, onderzoek uitgevoerd. Realisatie van specifieke pr o-jecten dient in alle gevallen voorafgegaan te worden

door een zorgvuldige belangenafweging, met

inacht-neming van onder meer recreatie-, natuur- en visse-rijbelangen.

Meer in het bijzonder geldt het volgende:

Het kustbeheer is gericht op het begeleiden van natuurlijke processen. Hierin wordt ruimte ge-boden aan de natuurlijke dynamiek van dek ust-strook, zonder dat dit ten koste gaat van de kustveiligheid. Vorming van een enkele slufter, alsmede het toelaten van verstuiving, behoren tot de mogelijkheden. Dit zal voor een aantal specifieke locaties nader worden onderzocht (actie B3). Voorafgaand aan realisatie zal een belangenafweging worden gepleegd. Initiatieven daartoe worden gemeld en besproken in het be-treffende Provinciale Overleg Waterkeringen. Bij het bestrijden van structurele erosie wordt, gezien het karakter van de kust, waar mogelijk gebruik gemaakt van strandsuppleties.

Zandwinning:

Onttrekking van zand uit het waterecosysteem wordt

in het plangebied zoveel mogelijk vermeden. De nega-tieve effecten op de natuurlijke ontwikkeling, natuur-waarden en kustverdediging dienen zoveel mogelijk te worden beperkt. Meer in het bijzonder geldt het vol-gende:

Locaties waar actieve zandverplaatsing mogelijk is, zijn de vaargeulen, zoals Slijkgat en aanloop Oostgat.

Indien in enig jaar geen zand ten behoeve van suppleties nodig is, mag van het zand dat bij

on-derhoud van het Slijkgatvrijkomt een hoeveel-heid van maximaal 200.000m"op de commer-ciële markt worden aangeboden. Het is mogelijk om het verschil tussen de toegestane hoeveel-heid en de werkelijk gewonnen hoeveelhoeveel-heid zand op te sparen over een periode van ten hoogste drie jaren. Er kan dan maximaal 600.000 m3in één jaar gebaggerd en op de markt verhandeld worden. Indien de morfol ogi-sche situatie in de monding van het Haringvliet sterk verandert, zal opnieuw nagegaan worden, welke hoeveelheid zand duurzaam aan het sys-teem onttrokken kan worden.

Het onderhoudsbaggerwerk inhet Slijkgatkan in de toekomstmogelijk beïnvloed worden door een eventuele uitbreiding van de Maasvlakte. De gemeente Goedereede neemt niet deel aan het

ROM-project Rijnmond, waarin de

mogelijkhe-den en consequenties van een uitbreiding van de Maasvlakte nader worden onderzocht. Zij behoudt zich het recht voor om zich te distan-tiëren van de uitkomsten van dit onderzoek. Wanneer de uitbreiding van de Maasvlakte ge-realiseerd wordt, enhet onderhoudsbaggerwerk daardoor toeneemt, dan zullen de kosten van extra baggerwerk ten gevolgevan de uitbreiding van de Maasvlakteniet voor rekening van de ge-meente Goedereede komen.

Zandwinning ten behoeve van commerciële

doelen is in hetplangebied alleen toegestaan zeewaarts van de doorgaande NAP -20 m.lijn (zie figuur LU in de Nota van Toelichting). Zandwinning ten behoeve vansuppletiesen/of andere waterstaatswerken aan de kust dient pri-mair plaats te vinden in combinatie met het on-derhoud van scheepvaartgeulen. Indien dit niet mogelijk is, dan iswinning voor dit doel toege-staan in de kortsluitgeulen voor de koppen van de eilanden, waarbij de winning bij voorkeur gericht moet zijn op het verminderen van de erosieve werking van de geul (bijv. door zee-waartse verlegging van de kortsluitgeul). Daarnaast is winning mogelijk zeewaarts van de doorgaande NAP -20 m lijn.

Per locatie dient nagegaan te worden, waar win-ning het minste schade aan het bodemleven toe-brengt.

Onderzocht wordt ofschelpenwinning inpasbaar is in de natuurlijke ontwikkeling van de Voordelta (actie AlS). Hangende dit onderzoek worden bestaande vergunningen gerespecteerd, met dien verstande, dat de gebieden met het accent natuur van winning

ge-vrijwaard worden. Nieuwe aanvragen worden

aange-houden. Scheepvaart:

Ben vlotte en veiligeafwikkeling van het scheepvaart-verkeer wordt gegarandeerd.

Olie- en gaswinning:

Indien zich een initiatiefvoor exploratie en winning van mogelijk aanwezige olie- en gasvoorkomens zal voordoen, dan zal inde geëigendeprocedures worden beoordeeld of dit initiatief verenigbaar is met de na-tuurwaarden, de natuurlijke ontwikkeling, alsmede recreatie- en visserijbelangen.

Meer in het bijzonder geldt het volgende:

•••

(20)

Aanvragen voor het uitvoeren van seismisch ex-ploratie-onderzoek worden ten minste twee maanden vooraf ter kennisneming aan het Bestuurlijk Overleg Voordelta gericht.

Om, zowel tijdens opsporing als exploitatie, on-gewenste schade aan de natuur-, recreatie- en visserijbelangen in de Voordelta te voorkomen, dient bij het bepalen van de locatie van de in-stallatie, plus de te stellen aanvullende voor-waarden, mede in overleg met het Bestuurlijk Overleg Voordelta voldoende aandacht gegeven te worden aan het voorkomen van de aantasting van kwetsbare C.q. gevoelige gebieden, als gevolg van eventuele calamiteuze lozingen.

Voor dat deel van de vigerende boorvergunning Roosendaal dat gelegen is in het plangebied zal, met het oog op de in het geding zijnde ontwik-keling van natuurwaarden. zonodig worden overgegaan tot een nadere afweging ten aanzien van de vergunningsvoorwaarden. Dit betekent, dat het ministerie van Economische Zaken be-reid is, om na vaststelling van het Beleidsplan Voordelta. de boorvergunning Roosendaal zo-nodig aan te passen (actie AlS).

Indien zich een initiatief tot olie- en/of gaswin-ning in gebieden met accent natuur aandient, dan zal het Bestuurlijk Overleg Voordelta de Commissie van Advies inzake van Boorwerken te vrijwaren Kwetsbare Gebieden adviseren, in beginsel geen boringen in de gebieden met ac-cent natuur toe te staan. Dit is in overeenstem-ming met de gebruikelijke procedure en het Meerjarenprogramma Natuur en Landchap.

Windenergie:

Plaatsing van windturbines is binnen het plangebied alleen mogelijk, wanneer is aangetoond dat de land-schappelijke en natuurlijke kwaliteiten niet worden aangetast, en wanneer er binnen het plangebied geen alternatieven voorhanden zijn. Meer in het bijzonder geldt het volgende:

Windturbines kunnen alleen worden opgericht in de nabijheid van bestaande, het landschaps-beeld bepalende, verticale elementen, en langs en tegen oeververbindingen. Derhalve is plaat-sing in beginsel mogelijk op de Maasvlakte en Neeltje Ians/Roggenplaat, onder afstemming met andere gebruiksfuncties.

Plaatsing van windturbines in de duinen is uit-gesloten.

Luchtvaart:

Voor dekleine burgerluchtvaart in het luchtruim bo

-ven het plangebied geldt het volgende beleid:

In het algemeen geldt voor de kleine burger-luchtvaart in het luchtruim boven het plange-bied een minimale vlieghoogte van 150 m. Boven vogelconcentratie-gebieden (broed- en fourageergebieden) geldt een advieshoogte van minimaal 300 m.

De kleine burgerluchtvaart in het luchtruim bo-ven de in het kader van dit plan aan te wijzen stiltegebieden wordt nader gereguleerd op grond van de Wet Geluidhinder en de Luchtvaartwet. Dit wordt nader uitgewerkt in de in voorbereiding zijnde AMvB (actie A 16). In onderling overleg kunnen aanvullende voor-waarden worden opgesteld.

Op langere termijn, en in overleg met de gebrui-kers, wordt gestreefd naar een vrijwillige beper-king van het gebruik van het luchtruim boven het plangebied (actie Fl). Dit streven heeft géén betrekking op de burgerlijnvluchten (vluchten uitgevoerd langs ATS-routes en volgens nade-rings- en vertrekprocedures).

Voor militaire oefenvluchten in het luchtruim boven het plangebied geldt in het algemeen dat gestreefd wordt naar het voorkomen van vermijdbare geluid-hinder. Meer in het bijzonder geldt:

Geluidhinder ten gevolge van oefenvluchten met Pilatus PC-7 toestellen in de zogenaamde "Walcheren-area" wordt zoveel mogelijk be-perkt door de vluchten hoofdzakelijk uit te voe-ren op werkdagen tussen 9 en 17 uur en het toe

-rental te reduceren.

Voor militaire oefenvluchten geldt zowel bij dag als nacht een minimale vlieghoogte van 300 m. Voor de langere termijn streeft het ministerie van Defensie, voorzover het landelijke beleid dit toelaat, naar een verdere beperking van de ge-luidhinder door militaire oefenvluchten (actie F2). De belasting van het gebied door militaire vliegbewegingen zal beperkt blijven tot het ni-veau' dat uit oogpunt van het landelijk beleid noodzakelijk is.

Voor ULV's geldt op basis van de interimregeling ULV's een maximale vlieghoogte van 300 m. ULV' s zijn niet toegestaan boven stiltegebieden.

Uit oogpunt van de veiligheid van het luchtverkeer worden de mondingen van het Haringvliet, de Grevelingen en de Oostersehelde op de luchtvaart-kaarten aangeduid als "bird sanctuary" (actie A17)

Ten aanzien van een aantal mogelijk toekomstige a ctivi-teiten geldt het volgende:

••••

(21)

Beheer Haringvlietsluizen:

Momenteel wordt in het kader van het Beleidsplan Haringvliet-Hollandsch Diep-Biesbosch onderzocht, wat de mogelijkheden en consequenties zijn van een ander be

-heer van de Haringvlietsluizen. Ten aanzien van dit plan -gebied isbestuurlijk de voorkeur uitgesproken voor een beheer van de Haringvlietsluizen, dat voldoet aan de vol-gende criteria:

geen verslechtering van de verzilting van het Spui;

geen verslechtering van de verziltingsfrequentie van de Hollandsche Ilssel,

geen initiële erosie op het Haringvliet.

Vanuit de Voordelta bestaat de behoefte aan een natuur-vriendelijk beheer, waarbij saliniteitsfluctuaties tot een minimum beperkt worden.

Voorafgaand aan een beslissing over een wijziging van het beheer van de sluiien worden de eventuele consequenties voor de Voordelta (natuur-, milieu-, scheepvaart-, visse-rij- en recreatiewaarden) in kaart gebracht. Daarbij vindt

in een op te stellen MER een integrale afweging plaats, waarbij debelangen van de Voordelta volwaardig worden meegenomen (actie A13). Invoering van een ander beheer vindt op z'n vroegst aan het eind van de planperiode plaats.

Landaanwinning/eventuele uitbreiding Maasvlakte: Gezien deruimtelijke uitwerking van het plan is gerichte landaanwinning mogelijk zoals aangegeven op de plan-kaart. Deze indicatieve reservering is momenteel aan de

zuidzijde begrensd door de demarcatielijn van 1984. Ter toelichting het volgende:

Demogelijkheid tot uitbreiding van de Maasvlakte wordt

van grote economische betekenis geacht, met het oog op de verdere planvorming voor de industriële ontwikkeling en havenontwikkeling van het Rijnmondgebied, en de mogelijke ontwikkeling van het Rotterdamse havengebied tot "mainport". Zo is in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) reeds opgenomen dat een bruto ui tbrei-ding van meer dan 500 ha niet wordt uitgesloten.

Op dit moment is in het kader van deuitwerking van de

Vierde Nota Ruimtelijke Ordening een aanvang gemaakt met deuitwerking van het Plan van Aanpak ROM-project Rijnmond.ln dit plan zal detoekomstige ontwikkeling

van het Rijnmondgebied nader worden uitgewerkt. Het gaat hierbij om de opstelling van een Plan vanAanpak,

waarin de facetten ruimtelijke ordening, milieu enecono

-mische ontwikkeling op elkaar worden afgestemd. Gezien de grote behoefte aan uitbreidingsmogelijkheden voor deMaasvlakte, met het oog op de industriële

ontwik-keling en de havenontwikkeling, is er zeker geen aanlei

-ding om thans van de mogelijkheden van uitbreiding afte

zien, dan wel de eventuele uitbreidingsreserveringen te beperken.'

Uiteraard zal bijdeverdere uitwerking van de planvor-ming, de inrichting enhet later gebruik van dit gebied de

vereiste zorgvuldigheid met het oog op de milieubelangen

in acht worden genomen, mede in de vorm van een MER,

uit te voeren voordat tot definitieve uitvoering van de uit

-breiding wordt overgegaan.é

Energie-opslag systeem (Pomp Accumulatie Centrale): In het verleden is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijk

-heden en consequenties van de aanleg van een Pomp Accumulatie Centrale (zie Nota van Toelichting, par.

2.3.8). Omdat het niet waarschijnlijk wordt geacht dat tij -dens de planperiode de aanleg van een Pomp Accumulatie Centrale aan de orde komt, worden op dit terrein geenbe -leidsuitspraken geformuleerd. Overigens dient vooraf-gaand aan de realisatie van een PAC, het Struktuurschema Electriciteitsvoorzieningdoor middel van een PKB-proce -dure te worden aangepast. Voorts is op een dergelijk ini -tiatief een MER-procedure van toepassing.

Mochten er tijdens de planperiode initiatieven worden ontplooid, dan zaldoor middel van dezeprocedures, wor -den beoordeeld, ofrealisatie kan plaatsvinden.

In het kader van deze procedures wordt het Bestuurlijk OverlegVoordelta hierbij betrokken. Het Beleidsplan Voordelta zal daarbij mede een toetsingskader vormen.

I De ministerraadheeft op 26 maart 1993ingestemdmethet concep

t-Plan van Aanpak ROM-project Rijnmond.Inditplan wordt gesteld, dat bij eenuitbreiding van de Maasvlakte dedoelstelling vanhet BeleidsplanVoordelta en dedemarcatielijnuit 1984momenteelui t-gangspunten zijn, endatbijbet project MaasvlakteIrmet beide uit

-gangspunten rekening ware tehouden.

2 De gemeente Goedereede neemt niet deel aanhetROM-project

Rijnmond, enbehoudt zichderhalve het recht voor om zich tedistan -tiëren vandeuitkomstenvanhet onderzoek naar de mogelijkheden en consequenties vaneen eventuele uitbreiding van de Maasvlakte. De gemeente Goedereede gaat erdaarbij vanuit,datdebetekenis van de demarcatielijn meer isdan een"indicatieve".

Mochthet toteenverschuivingvandedemarcatielijn komen, hetgeen volgens degemeenteGoedereede nietdenkbeeldig is, gelet op het ge-steldein projectnummer A.2 vanhet ROM-project Rijnmond.Jn zui -delijk of zuidwestelijke richting, dan verklaart de gemeente

Goedereede zich alsnogtegenditonderdeelvan het

Beleidsprogramma Voordelta, enbehoudtzij zich alle rechten voor ten aanzienvan de mogelijke aantasting van de belangen van de ge-meenteGoedereede ten gevolgevandeuitbreiding van de Maasvlakte, gelet op de gevolgenvoor de bevaarbaarheidvan het Goereese Gat en deligging van de mogelijkelandaanwinningsprojecten ten opzichte van de kop van Goeree in zijn algemeenheid,en de KwadeHoek in het bijzonder.

••••

Cytaty

Powiązane dokumenty

Fo­ ryś, Prognozowanie zużycia cieplej i zimnej wody w spółdzielczych zasobach mieszkaniowych, w: Metody ilościowe w ekonomii, „Studia i Prace Wydziału

mapowanie technologii stało się popularnym na­ rzędziem w planowaniu działań badawczo-rozwojowych i planowaniu strate­ gicznym przedsiębiorstw high-tech w celu

Wśród zachowanych w niewielkiej ilości budynków wąskofrontowych, a więc z wejściem w ścianie szczytowej, większość stanowią budynki podcieniowe. Geneza

składa się z dwóch dźwięków z czego pierwszy jest mocny (akcentowany) a drugi

Judicial review of administrative action refers to a specific type of conflict administrative proceedings subject to administrative justice jurisdiction rules, but most of rules

Po tym okresie próby kandydat mógł wpisać się na listę ubiegających się o chrzest, czyli rozpo- cząć przygotowanie bliższe trwające zazwyczaj przez okres wielkiego po-

Rozdziały poprzedzone są wstępem (s. 1-7), w którym autor wyjaśnia genezę tytułu pracy oraz wprowadza w trudności dotyczące terminologii związanej z zagadnieniem

dzeń), podobnie jest we włoskim przekładzie (opuszczenie jest jednak nieco krót- sze); włoski tłumacz wykluczył przy tym również odwołanie do Murna, stosując uproszczenie