,-:l-1') ;., De Ingeni(!ur no. 10. Bouw- en \\' ii<'l'li•J11w!,11ndc· :;.
-
'-
-
---
-
-
·----
-
--
- -
--
----
--
·
-==
::::::::::=
===
=
==
====
=
=
=
=
==
==
=
==·
IL ... ,Twee middelen om het zoutbezwaar bij
zeesluizen op te heffen.
Er bevinden :zich in ons land eenige ~eesluizen, die een betrekkelijk groote hoen'elhcid ~'.>ut bmnen 01~zc \~: a~:-r-kecrincr breno·en en zoodoende bhJkens de onde1zoekrn0en
van d~ land~ en tuinbouwkundige11 een seha?e van "~!e millioenen o·ttl<lens per jaar veroorzaken. \ oornmnehJk z.ijn het de ;;lui:zen te l,Jmuiden, Den lleld~r, _1?e~~ ?e~:~r en Kornwerderzand, clie wegens haar bet1ekkeh.1k 1,,1oote drempeldiepte, sd1utkolkinhouden en Yelc scltuttmgcn het cltloorrreltalte, vooral in :'\oor<ll1ollanrl, opYocrrlen tot hedra<ren ;an l,clfs 2400 il 4-000 mg/1 (Alkmaarderrne~r), terwijl elders nog gemicldeld 520 n:g/1 ,Yord~-a~11~etr~tf~~ (Haarlemmermeer) en
aoo
mg/1 , oor de fiJne ge" as~tfc•itelijk reeds te veel is. .. . .
In tijden van droogte zou de ~ehecle H.1Jnah oer_ n'.e~
Yoldoende zijn om het door tic sluizen van de11 Afsltu~d1.1k
en die te IJmuiden binnendringend zout "·eder kw1Jt te raken. Daar de H.ijnafvoer nu eenmaal voor andere
doel-ZCIJT \./AIER
f
~ VCCR•<.\."S:N r-~1 ~, ~.~, ~, ~ ~ri:~..,.1~ ---'. ·.,...,_r
.-
-
,-
,
-
T
-
r· . i'''; , "--:l
U · 1 1 1 l I r 1 : 1 ! 1 LU.J-:-~--1-.: . .1..L.lij_{---J-,-!. ~J.-'....l...LL :J J_j_~...l...r...iJ....Lü ... .l..L.l~ ..:....L
TTT
TTJT
[-
rr
r
r l
~
"
t
n
_
~
'CIT:
~
j
~
:~~:::"1-:':'
lT•JT1
1.'...1_
7:_I
C~.l
. -v ·:·:.'/ ·;:.-·· -~--···,
.. : ... ·:.-..~_:.· ..·.;-.
/J.~
...
:
..
~/
::~-
~~
:
r
_
·
. . . . . .·
.
·
.
.
. ·
;
\
-
.,~
_
!_.
=::
r
~·
.
ZOUT '-'t.TEP. t/9 > ,ooa ... ~v€N ,---,---,--,--- ,--,--,--,--,--,--''--' ... '.,--+\''-c---r-~ : J..i..L..l jl71,-'I Ü .LL~ __.L,
~
"""',-L'-'--~~~ -r}_~sw~,s"
~
l
tf
JJ,
l
f='l
~~:è
"
I
,[!
: _.
_ :_ f_ ..il
il_>y1STE?..2.é' _-1c..._ ~:1L -1, !7
[
-
-!I : v; ... \TE.H h 1 ' !rI
l
PA~>\LLE.LO.l.~,"-1"!::l'il
Fig. 1.1 ) \'oorbeeJtl orn het zo11t te h<'p<'rken hij sp11isluizPn
aan een grootcn hoc-zc·111.
1) De figuren zijn van den schrijver.
") ])ooi' d" dl'un·11 van cl<-sluiZ<"II zoon·l'I ,nogl'lijk gesloten t<' l101Ldl't1. kan 111<'11 de bimwndrin_ging Yall zo11t S<·h11t.watn
be-le1nmc-n·11 (zi(- lJri1•111111u11h-/(jl:sclt Jfrrfrht Z11idcr:::t'nt'crkc11.
O,·tob(•r lD:{8. \Yef'r_!.!t>gt:\t:n in l)c lnp,t•nicnl' JH:H,. no. o'50, blz. A. ,;O.J.J. EH'll\\'d komt ook dan nog te' v,·c-1 zo11t. naar binnen.
einden moet worden gebruikt, laat men de boez.emwatc-ren verzouten. Een bevredigenden toestand kan men dit echter niet noemeu.
,velke zijn de redenen, dat zoo buitensporig veel '.t.Oet-water noodig is om het door slechts enkele sluizen binnen-gedrongen zout ,l'eder te svuicn ?0) In de eerste plaats is dit
de groote menging onmiddellijk achter <lc schutsluizen van den Afsluitdijk, waardoor uit x m3 zec\\·ater bv. 1000 x Jl\3
brakwater ontstaat; in de tweede JJlaats is te noemen het feit, dat het 7,oute water zwaarder is dan het zoete en het
<lus uit diepe plaatsen moeilijk wordt Yerdreven (l.Jmuiden).
Een tweetal mirldelen zouden echter m.i. toegepast kun ncn "·orden om de lmeveelheid zoet spui"·at.cr aan-'l,icnlijk te beperken:
Ic. \'oor het geval van de sluizen in clen Afsluitdijk,
waar aan de zuidzijde, Lehoudcns de haYcntjes, een uit-g('strekt rneuggehied aanwezig is, zouden varalleldammen de 111engi11g kunnen tegengaan. Het binnengedrongen
zoute ,rnter blijft clan tusschen deze dammen opgesloten,
en zorgt men voor zoodanige regelmatige spuiing, dat dit
zoute "·ater zoo snel mogelijk weder verdwijnt, dan is er reden te venrnehten, dat hiervoor slechts weinig zoet water nooclig is (zie fig. l ).
Eeu proef werd dienaangaande verricht in het Voornsc·he
Kanaal in den zomer van 193!J. Door de sehuttingen van de
sluis te Hellevoetsluis verzilt dit kanaal zoodanig, dat er
een laagvonning optreedt, waarbij het bode1mYater eenige malen i,outcr is dan het oppervlakte\\·atcr. De diepte van het kanaal bedraagt rond ,;,,:;o n1. Door het spuien met de
5PU15TR00H
..,..,\N zot.r WATER
l,.:.JCHT_BELL!:t-t
UITvl SLUIS
LUCHTBELLEN
B. 34 De Ingenieur no. 10. Bouw- en Waterbouwkunde 5. 7-3-1941
geringe stroomsnelheid van 0.20 m/sec verdween de
ge-laagdheid en kon men gemakkelijk het kanaal zuiveren. Bij regelmatig spuien was slechts zeer weinig zoetwater
noodig om het schut- en lekzout te verdrijven en het kanaal
constant zoet te houden.
2e. Bereikt men door spuien met zoetwater niet, dat het zout van den bodem mede verdwijnt, zooals b.v. het geval is in het diepe Noordzeekanaal bij IJmuiden, dan
heeft dit spuien betrekkelijk weinig nut, omdat door
scheep-vaart en diffusie een gedeelte van het zout nabij den bodem
toch weer in de hoogere lagen komt. Men kan dan door een poreuze of van zeer fijne openingen voorziene buis, gelegen beneden de spuiopening, lucht persen en hierdoor het zoute water tijdens het spuien in de hoogere lagen brengen, waardoor het onmiddellijk afgevoerd kan worden. Ilet be-hoeven slechts geringe hoeveelheden lucht te zijn, daar de luchtbellen het liefst zeer fijn behooren te zijn. Het doel moet nl. zijn, het soortelijk gewicht van het zoute water als het ware zoodanig te verminderen, dat het lichter wordt dan zoet water.
Een proef verrichtte ik dienaangaande eenige jaren ge-leden in het laboratorium van prof. EscHER te Leiden (feitelijk voor andere doeleinden, maar dit doet niets ter zake): Een met gekleurd zout-water gevulde kuil in den bodem van een stroomgoot, die met een normalen spuistroom van zoet water binnen een half uur niet te zuiveren viel, omdat de spuistroom er over heen streek, bleek met behulp
van luchtbelletjes in enkele seconden leeggezogen te kunnen worden (zie fig. 2). Door de verandering van het s.g. en ook door de opstijgende luchtbellen ontstaat een opwaartsche stroom, die het zware bodemwater in de hoogere lagen voert, waardoor het tot afvoe:r kan komen. In plaats van met een zeer groote hoeveelheid zoet spuiwater, bleek de put gezuiverd te kunnen worden met een zeer kleine fractie
daarvan (zie fig. 3).
De kosten van deze luchtinblazingen kunnen gering blijven. Ook die der paralleldammen zijn niet groot in ver-gelijking met de belangen, die aan een wering van het zout, zijn verbonden. Het voordeel van het werken met lucht is, dat de spuiopening geen diepliggenden drempel behoeft te hebben. Dit is van groot belang, niet alleen met het oog op de kosten van het maken van de spuisluis, doch vooral met het oog op het zout, dat uit zee steeds bij deze diepliggende drempels naar binnen wil dringen. Hoe ondieper de drempel, hoe minder spuistroomsterkte men noodig heeft.
In plaats van den geheelen minimum-afvoer van den Rijn heeft men, indien men deze beide methoden toepast, naar
het schijnt slechts ongeveer 3 of 5
%
van dezen afvoernoodig. Het kostbare zoete Rijnwater kan men beter voor
land-, tuinbouw- en drinkwaterdoeleinden gebruiken.
Elke m 3 zoetwater, dien men aan deze kunstmatige gaten in
de waterkeering besteedt, beteekent feitelijk een verspilling.
Dr. ir. J. VAN VEEN.