• Nie Znaleziono Wyników

Migratie-onderzoek gemeente Vlaardingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Migratie-onderzoek gemeente Vlaardingen"

Copied!
76
0
0

Pełen tekst

(1)

w

o

z

:::>

~ Cl)

a:

:::>

:::>

I-Cl)~

W

Q)

CO 0

W

N I-I Q)

U"'O

Cl) C

-

0

Z

+-'

I~

U

co

W

E

I-

0)

a:

C

a

a

0

>$

I-

C

:::>

Q)

:::>

I-I-

Q) - Q)

I-..c

Cl) Q)

z.c

_"'0 Cl)

co

~ ~

W

l

-a

0

N 0

WERKDOCUMENT

MIGRATIE-ONDERZOEK

GEMEENTE VLAARDINGEN

Henk Heeger

90-03

jDjjDj

·

. . .

....

....

..

...

. . .

....

..

..

.

.

·

...

..

...

.

»>}D

~

·

...

... .

.

~O:~O~

...

...

..

...

.

~D

~

I·L-.. _

....

.. _ . ...J.·.· ••...

.

.

..

...

.

...

.

...

,

.

.

)j//D

~

....

....

.

..

~~

..

...

.

'

...

.. .

....

.

....

.

.

....

.

.

....

...

.

. .

..

.

...

...

.

. .

...

. .

.

: . . :.' : :

(2)
(3)

MIGRATIE-ONDERZOEK

GEMEENTE VLAARDINGEN

libliotheek TU Delft

2441

667

7

(4)
(5)

MIGRATIE-ONDERZOEK

GEMEENTE VLAARDINGEN

(6)

De werkdocumenten van het OTB worden uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft telefoon: 015-783254 In opdracht van: OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft ISBN 90-6275-619-0jCIP NUGI: 655 Copyright 1990 by H. Heeger

Overname van (gedeelten van) dit werkdocument is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

(7)

INHOUD

1 INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSAANPAK . .. 1

1.1 Inleiding en probleemstelling . . . . . . . .. 1

1.2 Onderzoeksaanpak . . . . . . 2

2 VERTREKKERS UIT VLAARDINGEN . . . 5

2.1. Persoonskenmerken . . . 5

2.2. De huidige woonsituatie en de vorige woonsituatie . . . .. 9

2.3. Meningen over Vlaardingen . . . 15

2.4. Redenen van vertrek uit de gemeente Vlaardingen . . . . . . . . .. 18

3 VESTIGERS IN VLAARDINGEN . . . 21

3.1. Persoonskenmerken . . . 21

3.2. De huidige woonsituatie en de vorige woonsituatie . . . . . . . . .. 25

3.3. Meningen over Vlaardingen . . . 31

3.4. Redenen van de komst naar de gemeente Vlaardingen . . . .. 33

4 VERGELIJKING TUSSEN DE VERTREKKERS EN DE VESTIGERS . . . . . . .. 37

4.1 Persoonskenmerken . . . 37

4.2 De huidige woonsituatie en de vorige woonsituatie . . . .. 38

4.3 Meningen over Vlaardingen . . . ... 40

4.4 Redenen van vertrek naar en uit Vlaardingen . . . 41

5 SAMENVATTING, KONKLUSIES EN AANBEVELINGEN . . . 45

BIJLAGEN 1. Vragenlijst aan de vertrekkers uit Vlaardingen . . . . . . . . . .. 49

2. Adviezen van vertrekkers aan het gemeentebestuur . . . 54

3. Overige verhuisredenen van vertrekkers . . . . . . . . . .. 57

4. Vragenlijst aan de vestigers in Vlaardingen . . . 58

(8)
(9)

1

INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN

ONDER-ZOEKSAANPAK

1.1 Inleiding en probleemstelling

Sedert 1980 heeft Vlaardingen te maken met een voortdurende terugloop van haar inwonersaantal. Per 1-1-1980 had Vlaardingen nog 79.531 inwoners, per 1-1-1989 waren dat er nog 74.483. Deze afname is onder meer een gevolg van een steeds groter vertrekoverschot.

De gemeente Vlaardingen streeft ernaar het bevolkingsaantal in de komende jaren te stabiliseren op circa 75.000. Om dit te kunnen bereiken, wil zij onder meer graag inzicht hebben in de verhuismotieven van de (jaarlijks circa 2100) personen die in Vlaardingen komen wonen, en in de motieven van de (jaarlijks circa 2700) personen die uit Vlaardingen vertrekken. In 1989 heeft de gemeente aan het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) opdracht gegeven hiernaar een onderzoek te doen.

Het onderzoek moet antwoor.d geven op de volgende vragen:

hoe kan de afname van de Vlaardingse bevolking verklaard worden, en hoe kan de afname van de Vlaardingse bevolking tot staan gebracht wor-den?

Deze vragen kunnen opgedeeld worden in een aantal onderzoeksvragen: wie zijn het die naar Vlaardingen komen;

wie zijn het die uit Vlaardingen vertrekken;

wat zijn de verhuisredenen van de mensen die naar Vlaardingen komen; wat zijn de verhuisredenen. van de mensen die uit Vlaardingen vertrekken; welke aspekten van Vlaardingen worden gewaardeerd en welke niet;

wat zou· er moeten gebeuren om meer mensen naar Vlaardingen te laten komen en er minder te laten vertrekken?

Dit migratie-onderzoek moet deel ·gaan uitmaken van een door de gemeente Vlaardingen zelf te ontwikkelen volkshuisvestingsplan; waarmee de gemeente haar beleid voor de toekomst op het terrein van de volkshuisvesting kanbepa-len. Het volkshuisvestingsplan moet onder meer inzicht geven in de opbouw van de bevolking, de omvang en de differentiatie van de bestaande woningvoorraad, de onderhoudssituatie van de woningvoorraad, de verhuisredenen van bewoners, de huidige en toekomstige woningbehoefte, en de. toekomstige mogelijkheden voor nieuwbouw en aanpassingen aan de woningvoorraad. Het· onderzoek is tot

(10)

stand gekomen op initiatief van de gemeente en de sociale verhuurders in Vlaardingen.

Het migratie-onderzoek bestaat uit twee delen; een telefonische enquête onder mensen die in het verleden naar Vlaardingen zijn gekomen (de zgn. vestigers) en mensen die in het verleden uit Vlaardingen zijn vertrokken (de zgn. vertrek-kers), en een onderzoek naar de mogelijke opbouw van een informatiesysteem. Met behulp van dit informatiesysteem kunnen in de toekomst door de gemeente zelf allerlei trends m.b.t. migratie worden bijgehouden; het kan uitgewerkt worden tot een uitgebreider volkshuisvestingsinformatiesysteem.

Dit rapport is het verslag van de telefonische enquêtes. De beschrijving van de aanwezige informatiebestanden en de mogelijke uitbouw tot een kompleet informatiesysteem zijn in een zelfstandige rapportage opgenomen.

We danken vooral de heer J.W. Keizer en de heer F.P Kok, resp. hoofd sektor Huisvesting en hoofd sektor Volkshuisvesting en Grondzaken, voor de medewer-king aan dit deel van het onderzoek.

1.2 Onderzoeksaanpak

Voor dit migratie-onderzoek werd gebruik gemaakt van de telefonische onder-vragingsmethode. Het onderzoek vond plaats in de maanden januari en februari

1990. De vragenlijsten zijn als bijlagen 1 en 4 aan dit rapport toegevoegd. Om de resultaten van de enquêtes onder de vestigers en vertrekkers met elkaar te kunnen vergelijken, zijn de enquêtes grotendeels gelijk aan elkaar. De telefoni-sche enquêtes zijn gehouden met de vestigers, die volgens de gegevens uit het bevolkingsregister van de gemeente Vlaardingen zijn verhuisd in de periode juli

1988 tot en met december 1988 (d.w.z. 13 tot 19 maanden voor de enquête).

Daarnaast zijn enquêtes gehouden met de vertrekkers, die volgens de gegevens van het bevolkingsregister zijn verhuisd in de periode juli 1988 - januari 1989 (d.w.z. 12 tot 19 maanden voor de enquête).

Gekozen is om alleen de huishoudens in het onderzoek mee te nemen, die

verhuisd zijn binnen de provincie Zuid~Holland; daarbij gingen we uit van de

gedachte dat verhuizingen over een al te grote afstand waarschijnlijk niet samen-hangen met voor- en nadelen van Vlaardingen (maar bijvoorbeeld veroorzaakt worden door wijziging van werk of door afstand tot familie). Ook is er een tijdsbegrenzing gesteld; daarom zijn er mensen geënquêteerd, die niet te kort en niet al te lang geleden zijn verhuisd. Uitgaande van deze selektiekriteria zijn door de gemeente Vlaardingen de namen en nieuwe adressen (vermeld op verhuiskaarten en geschreven lijsten) beschikbaar gesteld van 440 gevestigde en 726 vertrokken huishoudens. Van alle dubbele adressen (d.w.z. adressen waar-naar meer dan één huishouden verhuisd waren) zijn alleen de laatste verhuizin-gen verhuizin-genomen; dat betekende dat 52 vestigers vervielen en 10 vertrekkers. Via de PTT-telekommunikatie (008) zijn de telefoonnummers van de overige 388 vestigers en 716 vertrekkers opgevraagd. Van 63 vestigers en 95 vertrekkers

(11)

vermelde adres, of er was geen telefoonaansluiting). Hierna bleven nog 280 vestigers en 469vertrekkers over, die allemaal zijn gebeld. Uiteindelijk zijn 153 volledige vraaggesprekken met vestigers en 245 met vertrekkers gehouden (resp. 54,6% en 52,2%); er vielen npg veel potentiële respondenten af doordat veel adressen toch niet bleken te kloppen, er in een aantal gevallen 3

à

4x geen gehoor was (er werd tenminste Ix s'-avonds gebeld), enkele adressen verpleegte-huizen bleken te betreffen, enkele mensen weigerden mee te werken, en enkele mensen inmiddels bleken te zijn overleden, Overigens is een deel van de en-quêtes. afgenomen bij familieleden van de 'hoofden' van de huishoudens, zoals die opgenomen zijn op de verhuiskaarten. Het was ons namelijk niet duidelijk wanneer-iemand als 'hoofd' vermeld wordt,. en we meenden dat meeverhuisde huisgenoten de vragen net zo goed konden beantwoorden.

De respons lijkt misschien laag, maar vergelijking met andere telefonische enquêtes (ook bij anderen. dan het OTB) leert dat de respons gebruikelijk is voor een telefonische enquête. Wel zou het verstandig geweest zijn als m.b.v. het bevolkingsregister tenminste alle adressen van de vestigers gekontroleerd zouden zijn; doordat in Vlaardingen de computerbestanden van verhuizingen echter niet lang bewaard blijven, bleek deze kontrple moeilijk uitvoerbaar.

Voor zover bekend, is de enquête representatief voor alle huishoudens, die in de desbetreffende periode binnen Zuid-Holland van en naar Vlaardingen zijn verhuisd. De representativiteit zou in gevaar komen, wanneer de huishoudens met een onbekend of geheim telefoonnummer duidelijk zouden afwijken van de wel-geënquêteerde huishoudens; dit kon echter niet worden nagegaan.

Voor' de volledigheid dient vermeld te worden dat er dus geen enquêtes zijn gehouden bij mensen die binnen Vlaardingen of over de. provinciegrenzen zijn verhuisd. Ter vergelijking: in 1987 (de meest recente beschikbare gegevens) zijn er 3281 huishoudens (5303 personen) binnen Vlaardingen verhuisd, hebben er 2112 huishoudens zich in Vlaardingen gevestigd (waarvan er 1345, d.w.z. 63,7%, binnen de provincie Zuid-Holland zijn verhuisd) en zijn 2731 huishoudens vertrokken uit Vlaardingen (waarvan 1812, d.w.z. 66,3%, binnen Zuid-Holland). De geënquêteerde 245 ·vertrekkers en 153 vestigers wonen (uiteraard) allemaal verspreid over geheel Zuid-Holland. In de volgende plaatsen wonen drie of meer van de geënquêteerde uit Vlaardingen vertrokken huishoudens: Rotterdam (51, d.w.z. 20,8%), Schiedam (35, 14,3%), Maassluis (29, 11,8%), Spijkenisse (13, 5,3%), Delft (12, 4,9%), Hellevoetsluis (7, 2,9%), 's-Gravenhage en Brielle (elk 6, 2,4%), Ridderkerk en Maasland (elk 5, 2,0%), Capelle aan den IJssel, Gouda, Leiden, Rozenburg, Zoetermeer en Zwijndrecht (elk 4, 1,6%), Barendrecht, Dordrecht, 's-Gravenzande, Nieuwerkerk aan den IJssel, en Oud-Beijerland (elk 3, 1,2%). De overige 37 vertrokken huishoudens kwamen uit 32 verschillende gemeenten. Deze cijfers kunnen vergeleken worden met de gemeentelijke gege-vens over 1987: toen was 24,8% van de binnen de provincie Zuid-Holland vertrokken huishoudens naar Rotterdam verhuisd, 17,8% naar Schiedam, 9,9% naar Maassluis, 3,9% naar 's-Gravenhage, en 43,7% naar overige gemeenten. Uit de volgende plaatsen zijn tenminste 3 geënquêteerde huishoudens verhuisd naar Vlaardingen: Rotterdam (49, d.w.z. 32,0%), Schiedam (34, 22,2%), s-Gra-venhage (11, 7,2%), Maassluis (10, 6,5%), Spijkenisse (6, 3,9%), en Dordrecht

(12)

(5, 3,3%), Gouda en Maasland (elk 3, 2,0%). De overige 32 gevestigde huishou-dens zijn vertrokken naar 28 verschillende gemeenten. Ter vergelijking weer de gemeentelijke cijfers m.b.t. de verhuizingen binnen de provincie in 1987: 28,0% kwam toen uit Rotterdam, 23,4% uit Schiedam, 7,2% uit Maassluis, 6,2% uit 's-Gravenhage, en 35,1% uit de overige gemeenten.

In de enquête is helaas niet gevraagd of de huishoudengrootte gewijzigd is bij de verhuizing; de indruk is echter dat dit vaak wel het geval is geweest. Dit viel af te lezen -aan een vergelijking van de enquêteresultaten m.b.t. huishoudengrootte met de huishoudengrootte volgens de verhuiskaarten, zoals die door de gemeen-te zijn bijgehouden. Ook uit de verhuisredenen blijkt dat veel huishoudens verhuizen in verband met samenwonen/huwelijk of zelfstandig wonen. Uit de

enquête -is niet af te leiden hoeveel woningen er precies vrijkomen door de

verhuizingen; doordat er vaak delen van huishoudens ('kinderen' die zelfstandig gaan wonen, gaan samenwonen, in militaire dienst gaan of gaan studeren, huis-houdens die scheiden, etc.) is het namelijk niet vanzelfsprekend dat elke verhui-zing ook een lege woning oplevert.

In dit rapport zijn er geen vergelijkingen (m.b.t. bijvoorbeeld leeftijd en huishou-dengrootte ) uitgevoerd tussen de gehele bevolking van Vlaardingen en de ver-trekkers/vestigers, omdat er geen gegevens van zowel de bevolking van Vlaar-dingen als de vestigers/vertrekkers beschikbaar waren. Met behulp van het bevolkingsregister zou de gemeente in de toekomst betrekkelijk eenvouding zelf wijzigingen van de huishoudengrootte bij de verhuizingen kunnen nagaan (zodat het aantal vrijgekomen woningen bepaald kan worden), en vergelijkingen tussen vestigers/vertrekkers en de gehele bevolking van Vlaardingen kunnen uitvoeren (zodat bepaald kan worden of er bepaalde bevolkisngroepen relatief vaak ver-huizen). Het spreekt derhalve voor zich dat het bevolkingsregister een essentieel onderdeel vormt voor het nog op te zetten volkshuisvesting-informatiesysteem. Dit rapport is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 worden de belangrijkste resultaten aangegeven van het onderzoek m.b.t. de vertrekkers uit Vlaardingen en in hoofdstuk 3 die m.b.t. de vestigers in Vlaardingen. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten van de vestigers vergeleken met die van de vertrekkers. In hoofdstuk 5 zijn de konklusies en aanbevelingen opgenomen.

(13)

2

VERTREKKERS UIT

VLAARDINGEN

'

2.1 Persoonskenmerken

In de enquête is gevraagd naar het aantal personen waaruit het huishouden bestaat, de leeftijd van de geënquêteerde, het aantal kinderen, de leeftijden van de kinderen, het hebben van werk of het volgen van opleiding in de huidige woonplaats, en het gezamenlijke netto maandinkomen.

Bijna de helft van de huishoudens bestaat uit twee personen, terwijl nog geen 16% uit eenpersoonshuishoudens bestaat (zie tabel 2.1.1). Gemiddeld bestaan de huishoudens uit bijna 2,5 personen. Maar liefst 83% van de respondenten is gehuwd of samenwonend, en 17% is alleenstaand (waarvan een klein deel wel kinderen heeft)(zie tabel 2.1.2). Zoals in het vorige hoofdstuk al is aangegeven, is in de enquête niet gevraagd of de huishoudengrootte gewijzigd is bij de ver-huizing. Ook is niet af te leiden hoeveel woningen er precies zijn vrijgekomen door de verhuizingen.

Tabel 2.1.1 Aantal personen in het huidige huishouden Tot.

Kategorieën Aantal Percent. P~rcent;,

1 persoon 39 15.9 '15.9 2 personen 113 46.1 62.0 3 personen 46 18.8 80.8 4 personen 41 16.7 97.6 5 personen 4 1.6 99.2 7 personen 1 .4 99.6 8 personen 1 .4 100.0 Totaal 245 100.0

Tabel 2.1.2 Burgerlijke staat Kategorieën a II eenstaand gehuwd/samenwonend Totaal Aantal Percent. 42 17.1 203 82.9 245 100.0

(14)

Ruim 60% van de respondenten is van het vrouwelijke geslacht. Mogelijk wordt dit hoge percentage ook verklaard doordat een deel van de enquêtes is

afgeno-men bij familieleden van de 'hoofden' van de huishoudens, zoals die opgenomen

zijn op de verhuiskaarten. TabeI2.1.3 Geslacht !Categorieën Man Vrouw Totaal Aantal Percent. 93 38.0 152 62.0 245 100.0

Aan de respondenten is ook gevraagd naar het geboortejaar. Een relatief groot deel, 44,5%, blijkt geboren te zijn in de periode 1960 tot 1970 (zie tabel 2.1.4).

De oudste geënquêteerde is geboren in 1914, de jongste in 1971. Het

gemiddel-de geboortejaar is 1954.

Tabel 2.1.4 Geboortejaar respondenten Tot.

!Categorieën Aantal Percent. Percent.

1900 tot 1920 2 .8 .8 1920 tot 1930 18 7.3 8.2 1930 tot 1940 12 4.9 13.1 1940 tot 1950 31 12.7 25.7 1950 tot 1960 70 28.6 54.3 1960 tot 1970 109 44.5 98.8 1970 tot 1980 3 1.2 100.0 Totaal 245 100.0

Bijna 62% van de huishoudens heeft geen thuiswonende kinderen; de overige 94 huishoudens hebben in totaal 154 thuiswonende kinderen (zie tabel 2.1.5). Het gemiddelde aantal thuiswonende kinderen bedraagt 0,6 per geënquêteerd huis-houden. Maar liefst 67% van de huishoudens met een of meer kinderen heeft een kind in de leeftijd tussen de 0 en 5 jaar (zie tabel 2.1.6).

Tabel 2.1.5 Aantal (thuiswonende) kinderen Tot.

!Categorieën Aantal Percent. Percent.

Geen kinderen 151 61.6 61.6 Een kind 45 18.4 80.0 Twee kinderen 43 17.6 97.6 Drie kinderen 4 1.6 99.2 Vier kinderen 0 0 99.2 Vijf kinderen 1 .4 99.6 Zes kinderen 1 .4 100.0

(15)

Tabel 2.1.6 Leeftijd van kinderen van de 94 huishoudens met één of meer kinderen

X van X van Kategorieën Aantal aant.kind. hui sh.

met kind o tot 5 jaar 63 40.9 67.0 5 tot 10 jaar 32 20.8 34.0 10 tot 15 jaar 28 18.2 29.8 15 tot 20 jaar 22 14.3 23.4 20 tot 25 jaar 8 5.2 8.5 25 tot 30 jaar 1 0.6 1.1 Totaal aantal kinderen 154 100.0 160.6

Volgens de gegevens v~n. het bevolkingsregister van de gemeente Vlaardingen

zijn alle enquêtes. gehouden met mensen, die verhuisd zijn in de periode juli

1988 - januari 1989 (d.w.z. 12 tot 19 maanden voor de enquête). Uit de enquête-resultateri blijkt echter dat een deel al eerder is verhuisd (zie tabel 2.1.7). Op het moinent van de enquête waren de mensen gemiddeld bijna 17 maanden

geleden verhuisd ..

De geënquêteerde personen hebben gemiddeld ruim 18 jaar in Vlaardingen gewoond (minimaal 3 weken, maximaal 69 jaar). Het is opmerkelijk dàt er weinig huishoudens zijn, die er relatief kort hebben gewoond; ruim 80% heeft er tenminste 5 jaar gewoond (zie tabel 2.1.8).

Tabel 2.1.7 Aantal jaren geleden vertrokken uit Vlaardingen Geldig Tot.

Kategorieën Aantal Percent. Percent. Percent. Minder dan 1 jaar geleden 3 1.2 1.3 1.3 Van 1 tot 1,5 jaar geleden 134 54.7 55.8 57.1 Van 1,5 tot 2 jaar geleden 65 26.5 27.1 84.2 2 jaar en langer geleden 38 15.5 15.8 100.0 Onbekend 5 2.0 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.1.8 Aantal jaar in Vlaardingen gewoond Geldig Tot. Kategor i eën Aantal Percent. Percent. Percent. Nog geen jaar 8 3.3 3.3 3.3

1 jaar 10 4.1 4.1 7.4 2 jaar 11 4.5 4.5 11.9 3 jaar 8 3.3 3.3 15.2 4 jaar 8 3.3 3.3 18.4 5 tot 10 jaar 30 12.2 12.3 30.7 10 tot 19 jaar 52 21.2 21.3 52.0 20 tot 30 jaar 76 31.0 31.1 83.2 30 tot 40 jaar 26 10.6 10.7 93.9 40 tot 50 jaar 9 3.7 3.7 97.5 50 jaar en langer 6 2.4 2.5 100.0 Onbekend 1 .4 MISSING Totaal 245 100.0 100.0

(16)

Bij ongeveer eenderde van de huishoudens heeft de geënquêteerde en/ of diens partner werk of volgt een opleiding in de huidige woonplaats (zie tabel 2.1.9).

Tabel 2.1.9 Werk of opleiding in huidige woonplaats

Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

ja 81 33.1 33.6

nee 160 65.3 66.4

onbekend 4 1.6 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

In de enquête is ook gevraagd of het gezamenlijke netto gezinsinkomen meer bedraagt dan

f

2500,- of

f

5000,-; deze bedragen komen ongeveer overeen met resp. modaal en 2x modaal. Nog geen 30% van de huishoudens blijkt een

min-der dan modaal gezamenlijk inkomen te hebben (zie tabel 2.1.10). Meer dan de helft heeft een inkomen tussen Ix en 2x 'modaal. Zoals in tabel 2.1.11 is aange-geven, hebben relatief veel eenpersoonshuishoudens een minder dan modaal inkomen (70,3%). Meer dan de helft van de huishoudens met een inkomen van tenminste 2x modaal bestaat uit tweepersoonshuishoudens.

Onderscheiden naar leeftijd blijkt dat vooral de oudere en de jongste responden-ten een inkomen onder modaal hebben (dit geldt bijvoorbeeld voor 9 van de 18 respondenten, die zijn geboren vóór 1930; terwijl slechts 2 van deze 18 een inkomen van tenminste 2x modaal hebben).

Tabel 2.1.10 Gezamenlijke netto maandinkomen

Geldig Tot. Kategorieën Aantal Percent. Percent. Percent.

minder dan fl. 2500 65 26.5 29.3 29.3 tussen f I. 2500 en f l. 5000 119 48.6 53.6 82.9 meer dan fl. 5000 38 15.5 17.1 100.0

weigering' 9 3.7 MISSING

weet niet 14 5.7 MISSING

(17)

Tabel 2.1.11 Aantal personen in huishouden en gezamenlijke netto maandinko-men Inkomen Aantal personen Aantal I Rij PCT

I

Eén Kol.PCT I Tot.PCT I

Twee Drie Vier

en : meer .. _ .. - - _ .. -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... _+ Ri j Totaal minder dan f 2500,-I 26 I 28 I

I

40.0

I

43.1

I

I 70.3 I 28.0 I 5

i

6

i

65 7.7 I 9.2 I 29.3 11.9 I 14.0 I tussen f 2500,-en f 5000,-meer dan f 5000 I 11.7 I 12.6 I 2.3 I 2.7 I +_ .. -- -_ .. -+_ ... --+---+---_ ... -+ 1 10 1 52 1 28 I· . 29 1 I 8.4 I 43.7 I 23.5 I 24.4 I I 27.0 I 52.0 I 66.7 I 67.4 I I 4.5 I 23.4 I 12.6 I 13.1 I +- ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... _+ 1 1

i

20

i

9

i

8

i

I 2.6 I 52.6 I 23.7 I 21.1 I I 2.7 I 20.0 I 21.4 I 18.6 I I .5 I 9.0 I 4.1 r 3.6 I +_ .. -_ .... --+_ ... ---+---+-- -_ ... _+ 119 53.6 38 17.1 Kolom 37 100 45.0 42 18.9 43 222 totaal 16.7 19.4 100.0

Aanta l afgeva II en door onbekende gegevens: 23

2.2. De huidige woonsituatie en de vorige woonsituatie

De respondenten zijn allemaal woonachtig in Zuid-Holland. In de volgende plaatsen wonen vijf of meer van de uit Vlaardingen vertrokken huishoudens: Rotterdam (51, d.w.z. 20,8%), Schiedam (35, 14,3%), Maassluis (29, 11,8%), Spijkenisse (13), Delft (12), Hellevoetsluis (7), 's-Gravenhage en Brielle (elk 6),

Ridderkerk en Maasland (elk 5). :

Op de vraag naar het huidige woningtype hadden de enquêteurs de keuze uit de indeling, zoals die is aangegeven in tabel 2.2.1. Iets meer dan de helft van de huishoudens woont in een eengezinshuis, en nog geen 12% in hoogbouw. De 19 huishoudens die in een 'ander type' wonen, bewonen een bungalow of terraswo-ning (elk 3x), een maisonnette, studentenwoterraswo-ning of schakelwoterraswo-ning (elk 2x), een benedenwoning, bovenwoning, boerderij, woonwagen, huis boven bedrijf, servi-ceflat of ouderenflat (elk Ix). Bij een andere kategorie-indeling van deze gege-vens, waarbij als 'eengezinshuis' ook de 'andere typen' boerderij, bungalow, en schakelwoning zijn gerekend, en waarbij als 'etagebouw' ook maisonnette,bene-denwoning, bovenwoning, duplexwoning en terraswoning zijn meegenomen, ontstaat een iets andere procentuele verdeling, namelijk: 53,5% eengezinshuis, 41,6% etagewoning, en 4,9% overige typen.

De huidige woning blijkt in ruim 57% van de gevallen een koopwoning te zijn; en dus in de overige 43% van de gevallen een huurwoning. Ruim een kwart van de mensen met een huurwoning betaalt

f

700,- of meer aan de kale huur per maand (excl. service- en stookkosten); bij de huishoudens met een inkomen van tenminste 2x modaal is dit percentage nog iets hoger (33,3%, zie tabel 2.2.4).

(18)

Tabe12.2.1 Type huidige woning

Tot.

Kategorieën Aantal Percent. Percent. eengezinshuis 125 51.0 51.0 flat/etagewoning S 4 lagen 66 26.9 78.0 flat/etagewoning> 4 lagen 29 11.8 89.8 kamer 6 2.4 92.2 -ander type 19 7.8 100.0 Totaal 245 100.0

Tabel 2.2.2 Eigendomsverhouding huidige woning

Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

huurwoning 104 42.4 42.8

koopwoning 139 56.7 57.2

onbekend 2 .8 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

TabeI2.2.3 Kale huur per maand (excl. stookkosten) bij huidige huurwoning

Geldig Tot. Kategor i eën Aantal Percent. Percent. Percent.

f .100 tot f .200 p.nnd. 2 .8 1.9 1.9 f .200 tot f .300 p.nnd. 8 3.3 7.7 9.6 f .300 tot f .400 p.nnd. 18 7.3 17.3 26.9 f .400 tot f .500 p.nnd. 17 6.9 16.3 43.3 f .500 tot f .600 P.nnd. 18 7.3 17.3 60.6 f .600 tot f. 700 P.nnd. 13 5.3 12.5 73.1 f.700 en meer P.nnd. 28 11.4 26.9 100.0 n.v.t. (koopwon. + onbek.) 141 57.6 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.2.4 Kale huur per maand van de huidige woning en inkomen van het huishouden

Ka l e huur per maand Aantal

Ri j PCT f 100 f 200 f 300 f 400 f 500 f 600 f 700

Kol.PCT tot tot tot tot tot tot en Tot.PCT f 200 f 300 f 400 f 500 f 600 f 700 meer Inkomen ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... ---+_ ... -+_ ... _+ minder dan f 2500,-tussen f 2500,-en f 5000,-meer dan f 5000,- Kolom-totaal

I

2

I

6

I

11

I

8

I

4

I

1

I

10

I

I 4.8 I 14.3 I 26.2 I 19.0 I 9.5 I 2.4 I 23.8 I I 100.0 I 85.7 I 64.7 I 47.1 I 25.0 I 9.1 I 43.5 I I 2.2 I 6.5 I 11.8 I 8.6 I 4.3 I 1.1 1 10 •8 I +_ ... +- ... -+_ ... -+_ ... +_ ... +_ ... -+_ ... _+ I 1 1 1 6 1 8 1 9 1 6 1 9 1 1 1 2.6115.4120.5123.1115.4123.11 I I 14.3 I 35.3 I 47.1 I 56.3 I 54.5 I 39.1 I I I 1.1 I 6.5 I 8.6 I 9.7 I 6.5 I 9.7 I +_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... _+

I

I

I

I

1

I

3

I

4

I

4

I

I I I I 8.3 I 25.0 I 33.3 I 33.3 I I I I I 5.9 I 18.8 I 36.4 I 17.4 I I I I I 1.1 I 3.2 I 4.3 I 4.3 I +_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... _+ 2 _ 2.2 7 7.5 17 18.3 17 18.3 16 17.2 11 11.8 23 24.7 Ri j-Totaal 42 45.2 39 41.9 12 12.9 93 100.0

(19)

Van de mensen met een koopwoning heeft iets meer dan de helft meer dan 1,5 ton betaald en iets minder dan de helft minder; de hogere inkomensgroepen blijken veel vaker een koopwoning met een prijs van 1,5 ton of meer gekocht te hebben dan de lagere inkomensgroepen. (Overigens is het bedrag van 1,5 ton een willekeurig gekozen bedrag, dat iets lager ligt dan de gemiddelde huizenprijs in Nederland; om de respons te verhogen zijn· niet meer verschillende kategorie-ën genomen).

Tabel 2.2.5 Kosten van huidige koopwoning

Geldig

Kategorieën Aantal Percent. Percent.

f.150.000,- en minder 66 26.9 48.5

meer dan f.150.000,- 70 28.6 51.5

n.v.t. (huurwoning) 106 43.3 MISSING

weigert 1 .4 MISSING

weet niet 2 .8 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.2.6 Kosten van de huidige woning en inkomen van het huishouden

Kosten van huidige woning

Aantal I

Rij PCT

11,5

ton meer

Kol.PCT I en dan

Tot.PCT I minder i 1,5 toni

Inkomen --- - - - --+- - - -+- - - --+ I 15 I 6 I minder dan I 71.4 I 28.6 I f 2500,- I 23.1 I 10.0 I I I I I 12.0 I 4.8 I +- - - --+--- - ----+ I 44 I 34 I tussen f 2500,- I 56.4 I 43.6 I I I I en f 5000,-I 67.7 I 56.7 I I 35.2 I 27.2 I +---+- - - ---+ I 6 I 20 I meer dan I 23.1 I 76.9 I f 5000,- I 9.2 I 33.3 I I I I I 4.8 I 16.0 I +---+---+ Rij-Totaal 21 16.8 78 62.4 26 20.8 Kolom- 65 60 125 totaal 52.0 48.0 100.0

Aantal ontbrekende· gegevens: 120

In Vlaardingen woonde nog geen 30% van de respondenten in een eengezins-huis. Ongeveer een vijfde van de respondenten woonde in hoogbouw (zie tabel 2.2.7). De 20 huishoudens die een 'ander' type woning hadden, woonde in een maisonnette (l1x), een benedenwoning of bovenwoning (elk 2x), een bejaarden-woning, duplexbejaarden-woning, boerderij, huis boven bedrijf of bungalow (elk Ix). Bij een gewijzigde kategorisering, waarbij de 'andere' typen gedeeltelijk zijn inge-deeld bij eengezinshuizen en etagebouw, blijkt een iets andere procentuele

(20)

verdeling, namelijk; 30,3% woonde in Vlaardingen in een eengezinshuis, 66,0% in etagebouw, en 3,7% in 'overige' typen.

Bijna driekwart van de respondenten met een eengezinshuis als huidige woning, woonde in Vlaardingen in etagebouw (zie tabel 2.2.8). Het aantal respondenten dat verhuisde van een eengezinshuis in Vlaardingen naar een ander eengezins-huis in de huidige situatie is relatief kleini slechts 11,9% van alle respondenten.

Tabel 2.2.7 Type woning in Vlaardingen

Geldig

Kategorieën Aantal Percent. Percent.

eengezinshuis 72 29.4 29.5 flat/etagewoning ~ 4 lagen 94 38.4 38.5 flat/etagewoning> 4 lagen 51 20.8 20.9 kamer 7 2.9 2.9 ander type 20 8.2 8.2 onbekend 1 .4 MISSING Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.2.8 Type woning in vorige en huidige woonsituatie

Type woning nu

Type woning in Vlaardingen

Aantal 1

Rij PCT I eenge- etage- overig

Kol.PCT I zins- bouw

Tot.PCT I huis ... -+_ ... -+_ ... -+_ ... _+ Ri j-totaal eengez inshui s 1 2 9 1 9 7 1 5 1I 22.1 I 74.0 I 3.8 I .53131 .7 I 39.2 I 60.2 I 55.6 I etagebouw overig I 11.9 I 39.8 I 2.0 I +_ ... -+_ ... -+_ ... _+ 1 3 9 1 5 8 1 4 1 I 38.6 I 57.4 I 4.0 I I 52.7 I 36.0 I 44.4 I I 16.0 I 23.8 I 1.6 I +_ ... -+ ... +-... _+ 1 6 1 6 1 I 50.0 I 50.0 I I 8.1 I 3.7 I I 2.5 I 2.5 I I I I I I + ... -+_ ... -+_ ... _+ 101 41.4 12 4.9 Kolom- 74 161 66.0 9 244 totaal 30.3 3.7 100.0

aanta lontbrekende gegevens: 1

In Vlaardingen had nog bijna 64% een huurwoning (zie tabel 2.2.9). Ten opzich -te van de woonsituatie in Vlaardingen zijn er nu veel meer mensen (21% van de respondenten) met een koopwoning. Iets meer dan de helft van de mensen die in Vlaardingen een huurwoning hadden, zijn verhuisd naar een koopwoning (zie tabel 2.2.10). Van de mensen met een koopwoning in Vlaardingen, is 69% ver-huisd naar opnieuw een koopwoning.

(21)

Tabel 2.2.9 Eigendomsverhouding vorige woning in Vlaardingen Geldig

Kategorieën Aantal Percent. Percent.

huurwoning 155 63.3 63.8

koopwoning 88 35.9 36.2

onbekend 2 .8 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.2.10 Eigendomsverhoudingen van de vorige en huidige woning. In Vlaardingen

aantal

i

Rij PCT I huur· koop·

Kol.PCT I woning woning

Tot.PCT I Huidige ••••• ---.---.---. Ri j Totaal woonsituatie

i

75

i

27

i

102 huur- I 73.5 I 26.5 I 42.3 woning I 49.0 I 30.7 I koop-woning I 31.1 I 11.2 I +- - - -+- - - - -- --+

i

78

i

61

i

I 56.1 I 43.9 I I 51.0 I 69.3 I I 32.4 I 25.3 I +- --- - - - -+- - -- ----+ 139 57.7 Kolom- 153 88 241 Totaal 63.5 36.5 100.0

Aantal ontbrekende gegevens: 4

Van de 155 mensen met een huurwoning in Vlaardingen, woonde 41 % in een woning van het Gemeentelijk Woningbedrijf, 27% in een woning van Patrimoni-um, bijna 11% in een woning van Samenwerking 77, en bijna 21% in een wo-ning van een andere verhuurder (d.w.z. een kommerciële verhuurder). In totaal was 80% van degenen, die een woning huurden in Vlaardingen, tevreden over de service van de verhuurder; Vooral over de service van het Gemeentelijk Wo-ningbedrijf zijn veel ex-huurders tevreden (zie tabel 2.2.13). Een relatief hoog percentage (47,4%) van degenen, die een woning huurden van een andere (d.w.z. kommerciële) verhuurder, was ontevreden over de service. De ontevre-denheid bij ex-huurders van het GWB had betrekking op slecht onderhoud, slechte reparatie van dak, slechte behandeling, geen reaktie op klachten, en achterstallig onderhoud (elk 1x), bij die van Patrimonium op te weinig onder

-houd (3x), te lakse reaktie op gebreken, en te lange wachttijd bij oplevering, bij die van Samenwerking 77 op achterstallig onderhoud en vochtproblemen, en die van andere verhuurders op te weinig onderhoud (3x), bouwvalligheid van het huis, ontoereikende verwarming, achterstallig onderhoud (3x), en onvoldoende schoonhouden. Overigens zijn deze aantallen veel te klein om hieraan betrouw-bare konklusies (beleidsaanbevelingen) te verbinden.

(22)

Tabel 2.2.11 Verhuurder van woning in Vlaardingen Geldig

Kategorieën Aantal Percent. Percent. van het "GIIB 53 21.6 41.1 van Patrimoniun 35 14.3 27.1 van Samenwerking 77 14 5.7 10.9 andere verhuurder 27 11.0 20.9 n.v.t. (koopwon. + onbek.) 90 36.7 MISSING weet niet 26 10.6 MISSING Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.2.12 Tevredenheid over de service van de verhuurder Geldig

Kategori eën Aantal Percent. Percent. tevreden over service 100 40.8 80.0 ontevreden 25 10.2 20.0 n.v.t. (koopwon. + onbek.) 90 36.7 MISSING weet niet 30 12.2 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.2.13 Tevredenheid over service van de verhuurder.

Aantal Ri j PCT Kol. PCT

Tot.PCT

Tevreden over service I I

I

ja I nee Rij TOTAL Verhuurder --- - - -+- - - --- --+- - -- ----+ GIIB patrimoniun Samenwerk i ng 77 Andere verhuurder Kolom· Totaal I 44 I 6 I I I I I 88.0 I 12.0 I I 48.9 I 25.0 I I 38.6 I 5.3 I +- - - -+- - - - -- --+ I 26 I 7 I I 78.8 I 21.2 I I 28.9 I 29.2 I I 22.8 I 6.1 I I I I +- -- - - ---+- - - ---+ I 10 I 2 I I 83.3 I 16.7 I I 11.1 I 8.3 I I 8.8 I 1.8 I I I I +- -- - --- -+---+ I 10 I 9 I I 52.6 I 47.4 I I 11.1 I 37.5 I I 8.8 I 7.9 I I I I +--- - - -- -+- ---+ 90 24 78.9 21.1 50 43.9 33 28.9 12 10.5 19 16.7 114 100.0

(23)

Tabel 2.2.14 Woonomstandigheid

Geldig Tot.

Kategorieën Aantal Percent. Percent. Percent.

nu beter 183 74.7 76.3 76.3

net zo goed 38 15.5 15.8 92.1

nu slechter 19 7.8 7.9 100.0

weet niet 5 2.0 MISSING

Totaal 245 100.0 100.0

2.3. Meningen over Vlaardingen

In de telefonische enquête werden 16 verschillende aspekten opgesomd, waarbij ten eerste werd gevraagd hoe de desbetreffende aspekten zijn geregeld in Vlaar-dingen, en waarbij ten tweede werd gevraagd hoe belangrijk de desbetre(fende aspekten worden gevonden. In tabel 2.3.1. is de mening van de respondenten over de verschillende aspekten aangegeven. Van de 245 respondenten gaf niet iedereen op alle aspekten antwoord; per aspekt is in de tabel aangegeven hoe-veel respondenten geen antwoord gaven of wisten (en het percentage dat dit aantal inneemt ten opzichte van het totaal van 245 respondenten). Ook is met behulp van percentages aangegeven wat de antwoorden van de respondenten zijn (goed, gaat, niet goed, of slecht; het totaal is gesteld op 100%). Tenslotte is in de tabel een gemiddelde skore van de gegeven. antwoorden berekend. Hierbij heeft 'goed' een skore 1 gekregen, 'het gaat' e~n 2, 'niet goed' een 3, en 'slecht' een 4. Dat betekent dat hoe dichter de gemiddelde skore nadert tot 1, des te beter men dit vindt in Vlaardingen. Hoe meer de skore het cijfer 4 nadert, des te slechter dat desbetreffende aspekt in Vlaardingen wordt gewaardeerd.

Voor de duidelijkheid zijn de meningen van de respondenten nog eens weerge-.

geven in figuur 2.3.1 (evenals in tabel 2.3.1 is de volgorde is van de aspekten bepaald aan de hand van de gemiddelde skore). De slechtste waardering blijkt het milieu (vervuiling, stank) te kr:ijgen. Ook de mogelijkheid. om een eengezins-huis in Vlaardingen te krijgen, de mogelijkheid een volkstuintje te krijgen, en de parkeermogelijkheden skoren relatief slecht. Overigens was het aantal mensen, dat een mening had over de mogelijkheid een volkstuin te krijgen, erg klein. De vraag m.b.t. de mening over het parkeren bleek niet duidelijk; over het parkeren in het centrum waren erg veel mensen heel negatief terwijl de meeste mensen wel positief zijn over de parkeermogelijkheden rond de woning.

Een goede waardering blijkt er vooral te zijn voor de sportmogelijkheden in Vlaardingen, het onderwijs, de gezondheidszorg, het verenigingsleven, en het winkelen.

De vraag naar de mogelijkheid om in Vlaardingen een betaalbare woning te krijgen, is niet goed te konkretiseren, doordat de respondenten allemaal anders kunnen denken over het begrip 'betaalbaar'. Opmerkelijk is wel, dat relatief veel mensen uit de hoogste onderscheiden inkomenskaiegorie (tenminste 2x modaal) en veel mensen, die in een huurwoning met een huur tussen de

f

600,- en

f

700,- per maand wonen, dit aspekt in Vlaardingen slecht geregeld vinden (resp. 44% en 50%).

(24)

Tabel 2.3.1 Meningen over aspekten in Vlaardingen

Percentages van antwoorden Geen antwoord Gem Goed Gaat Niet Slecht Aantal Perc. skore

goed Gezondheidszorg 87,9 7,6 3 .. 1 1,3 22 9,0 1,18 Sportmogelijkheden 85,9 11,1 1,0 2,0 46 18,8 1,19 Onderwijs 80,9 14,8 1,2 3,1 83 33,9 1,27 lIinkelen 78,6 13,2 5,3 2,9 2 0,8 1,33 Verenigingsleven 72,9 21,5 2,8 2,8 101 41,2 1,35 Openbaar vervoer 63,4 24,1 4,2 8,4 54 22,0 1,58 lIerkgelegenheid 54,6 27,8 11,1 6,5 137 55,9 1,69 Rekreatiemogel ijkheden 51,9 30,1 12,0 6,0 29 11,8 1,72 Uitgaansmogel ijkheden 48,1 25,2 18,0 8,7 39 15,9 1,87 Speelmogelijkheden 31,4 29,3 19,4 19,9 54 22,0 2,28 Mog. snel won. te krijgen-24,2 20,4 29,5 25,8 55 22,4 2,57 Mog. voor betaalb. Won. 17,5 26,6 28,2 27,7 68 27,8 2,66 Parkeermogelijkheden 25,9 15,8 _ 25,0 33,3 17 6,9 2,66 Mog. voor volkstuin 19,0 20,7 34,5 25,9 187 76,3 2,67 Mog. -voor eengezinshuis 14,2 18,5 26,5 -40,7 83 33,9 2,94 Mi lieu 4,2_ 26,5 21,4 47,9 7 2,9 3,13

In tabel 2.3.2 is aangegeven hoe belangrijk de verschillende aspekten worden gevonden. De berekening van de gemiddelde skore van de belangrijkheid is op dezelfde wijze uitgevoerd als voor tabel 2.3.1 ('belangrijk' heeft de skore 1, 'vrij belangrijk' een 2, 'niet zo belangrijk' een 3, en 'onbelangrijk' een 4). Het milieu blijkt het belangrijkst gevonden te worden; dit is uitgerekend het aspekt dat in Vlaardingen het slechtst gewaardeerd wordt! Ook de gezondheidszorg en het winkelen worden belangrijk gevonden; dit zijn wel aspekten met een goede

waardering in Vlaardingen. De mogelijkheid om een volkstuintje te krijgen en

het verenigingsleven worden het minst belangrijk gevonden; overigens is er ook een aantal mensen die deze aspekten wel degelijk heel belangrijk vinden.

Tabel 2.3.2 Belangrijkheid van een aantal aspekten

Percentages van antwoorden Geen antwoord Gem Belang' Vri j Niet zo - Onbel. Aantal Perc. skore rijk bel. bel.

Milieu 79,0 18,8 1,7 0,4 16 6,5 1,24

Gezondheidszorg 78,2 18,8 1,7 1,3 16 6,5 1,26 Onderwijs 67,0 21,1 7,5 4,4 18 7,3 1,49 Parkeermogel ijkheden 64,4 23,2 9,4 3,0 12 4,9 1,51 lIinkelen 56,8 34,6 7,3 1,3 11 4,5 1,53 Mog. voor bet aa lb. won. 57,4 32,7 5,8 4,0 22 9,0 1,57 Openbaar vervoer 62,2 21,7 10,0 6,1 15 6,1 1,60 Speelmogelijkheden 63,5 21,2 7,2 8-,1 23 9,4 1,60 Rekreatiemogel ijkheden 52,6 -34,2 10,1 3,1 17 6,9 1,64 Mog. snel won. te krijgen 48,9 35,1 12,4 3,6 20 8,1 1,71 Sportmogel ijkheden 47,8 34,2 13,2 4,8 17 6,9 1,75 lIerkgelegenheid 54,1 25,7 10,6 9,6 27 11,0 1,76 Mog. voor eengezinshuis 44,1 33,3 n,s 9,0 23 9,4 1,87 Uitgaansmogelijkheden 40,7 28,6 22,5 8_,2 14 5,7 1,98 Verenigingsleven 42,9 20,8 22,6 13,7 19 7,7 2,07 Mog. voor volkstuin 5,0 4,5 30,9 59,5 25 10,2 3,45

(25)

Figuur 2.3.1 Meningen over aspekten in Vlaardingen

MENINGEN V~N DE VERTREKKERS UIT VL~~RDINGEN

PERCENT~GE

o 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Gezondhe idszorg f -_ _ _ _ _ _ _ _ -'C ... S .... 7 .;.;,9J"'--_________ -" 1'""d""I",iID ... Spar \moge I ijkheden f - - -- - - -.J...:;;;; rS5"". 9:..lL-_ _ _ _ _ _ _ _ -":""'1:..:;1"'.1;...m1ll.

Onder~i J 5 f -_ _ _ _ _ _ _ _ ... LS_o ... 9 .... J _________ "'I\""1::, .-l.;.;4 .... SJ ... :·'",,< _ _

U inke I en f-_ _ _ _ _ __ --"L ... 7S;;,; . .;;.6 J"--_ _ _ _ _ _ _ _ k""< ... 1:;.;:3"".2 .... IW;III8·- -... .

Veren i 9 i ngs I even f - - - -... L72 .... 9""JL-_______ -" F,:,,,,,",,,'i,,,,':1 ""21:.;..;;.5,,, I:':'",:"::'",J",'O

_-Openbaar vervoer ~=====::::DL6~3J.4]1======JITIiTIiITiiITI24[.Il T]:::TI:'IT:}·,IT:::o,· • • •

Wer kge I egenhe i d f-_____ L ... 5""4,;.;;.6 ... J _ _ _ _ _ ...J;I""\"',::"':"'\,"": ;;.;27..:;.s:;..I",··' "'i"'i""::"'I11""""'11:.;. ... l .... _ _

Re krea \ i emoge I ijkheden 1-_ _ _ _

-=

L51=. 9;;.,JL-_ _ _ _ J;lI::""i""i"'i"'\8l,1,;:,30::.; . .i;,U,J;;',:,"': ",'}:",':{",':(:Jj""a ~12:.;.'~0_ ~_

U i \ gaansmoge I iJ khede n ~===::::]] [4S[.1[JC===::::J [:'2::' TIiITiliI." .. ]25[.:[2J]':::IT: ':IT':jjijJ"1IIIiIIiIIiI IliIIJIIs .}:o]la • • Spee I moge I ijkheden f-_---'1_3;;.;l. ... 4"--1_---'I""i"">"'i"",':',"'il ... 2 ... 9,;.;;.3 ... 1"':"'i"':i""i·""IIIIIIIIIIII ... 1I..:,;19"".4.;... ... - ... .:.19.;.: .... 9.-_ .

Mag. sne I ~on. \e krI jgen r==I02!4].2]1=::::1 1':jj",§::I[i ~20[.[5E 1·':'2:·'·TI'imIlllllllillllliIllll1l[2[29~.51l1111111 • • [2~5[J.s1J_ • •

Mag. voor be\aalb. ~on. L17.5J !··i:::126.6Ji·}1IIIIIIIIIIIIII2s.2 27.7 _

Par keer moge I ijkheden r==]][25[. 9[JC=II··:2r[1;]5J. s[Jl2i[l:1II!iiIIiiiiiII1ll1IiIIII]2[5 .]:01111II1II • • • 1]33[. I3 • • •

34.5

Mag. voor eengezinshuis L14.2J 1 :::·]lS.5J':·:·'·i_ 26.5

Mi I ieu I o.a. 5 tank Wiiiil26 .5J: :'::iilllllllllllSlll 21.4

o 10 GOED ~ 20 30 40 50 60 70 PERCENT~GE HET G~~T N I ET ZO GOED p .. , ... , ... ,.,.;o:o,:,.,"" _ 40.7 47.9 80 25.9 _ 90 SLECHT

-

100

In de enquête werd ook gevraagd of de respondenten een advie.s hadden aan

het gemeentebestuur van Vlaardingen om het wonen in Vlaardingen aantrekke-lijker te maken. Deze adviezen zijn volledig opgenomen in bijlage 2. De meeste adviezen hebben betrekking op bestrijden van de stankoverlast, verbeteren van de parkeermogelijkheden in het centrum, afschaffen of verminderen van de erfpacht, bouwen van meer eengezinshuizen, uitbreiden van speelmogelijkheden en groen, en verminderen van de overlast door hondepoep.

(26)

2.4. Redenen van vertrek uit de gemeente Vlaardingen

In totaal werden door 240 respondenten 374 redenen genoemd waarom men uit Vlaardingen is verhuisd. Deze redenen zijn door ons in 20 kategorieën ingedeeld (zie tabel 2.4.1 en bijlage 3 voor pe 'overige redenen'). De meest genoemde redenen zijn het feit dat men in Vlaardingen geen geschikte woning vond (door bijna een kwart van de respondenten genoemd; veelal werd hier een koopwo-ning of een eengezinshuis bedoeld), dat men in de huidige woonplaats snel een woning kon krijgen (door 15% van de respondenten genoemd), de mogelijkheid om dichter bij werk of opleiding te wonen (door 16,7% van de respondenten ge-noemd), en het feit dat de partner al in de huidige woonplaats woont (13,8% van de respondenten).

TabeI2.4.1 Verhuisredenen uit Vlaardingen

" van " van

lCategori eën Aantal antwoorden resp.

vond in VI. geen geschikte woning 59 15.8 24.6

dichter bij werk/opleiding 40 10.7 16.7

kon hier snel een woning krijgen 36 9.6 15.0

partner woont in huidige plaats 33 8.8 13.8

kon hier goedkope woning krijgen 25 6.7 10.4

kon hier een woning met tuin krijgen 20 5.3 8.3

vanwege milieu 18 4.8 7.5

wilde geen woning met erfpacht 17 4.5 7.1

vanwege onaantr. woonomgeving van Vl. 14 3.7 5.8

dichter bi j werk. van partner 11 2.9 4.6

kon werk krijgen in huidige plaats 9 2.4 3.8

is in huidige plaats . geboren, opgegroeid 8 2.1 3.3

famil ie woont in huidige 'plaats 7 1.9 2.9

kemissen wonen in huidige plaats 7 1.9 2.9

Vlaardingen is geen leuke stad 4 1.1 1.7

kon in Vl. geen andere wo. kri jgen 3 0.8 1.3

voelde me niet gebonden aan Vlaardingen 3 0.8 1.3

kinderen wonen in huidige plaats 2 0.5 0.8

ouders wonen in huidige plaats 1 0.3 0.4

overige reden(en) 57 15.2 23.8

Totaal aantal redenen 374 100.0 155.8

In tabel 2.4.1A zijn de verhuisredenen samengevoegd tot een kleiner aantal kategorieën. Een deel van de 'overige redenen' kon hierbij eveneens worden

ingedeeld. Bij maar. liefst

72%

van de respondenten blijken redenen m.b.t. de

woning een rol te spelen (overigens zijn hierbij mogelijk enige dubbel tellingen opgenomen, doordat enkele respondenten meer redenen va.llend binnen één

kategorie noemden; deze worden. dan toch ook meer keer meegenomeri).

Op-merkelijk is ook dat slechts een beperkt aantal mensen verhuist vanwege milieu-redenen; op grond van de ontevredenheid en de belangrijkheid hiervan (zie tabel 2.3.1 en 2.3.2) bij erg veel respondenten zou verwacht kunnen worden dat milieuredenen ook bij het verhuizen een grote rol spelen.

(27)

Tabel 2.4.lA Samengevoegde verhuisredenen uit Vlaardingen Kategorieën Redenen m.b.t. werk Redenen m.b.t. woning privé-redenen Onaantrekkelijkheid Vlaardingen Slecht mi 1 ieu Over i ge redenen

Totaal aantal redenen:

" van " van Aantal antwoorden resp. 60 14.7 25.0 173 42.5 n.l 66 16.2 27.5 33 8.1 13.8 18 4.4 7.5 57 14.0 23.8 407 100.0 169.6

Ook is nagegaan of er een relatie is tussen de verhuisredenen en de

inkomens-kategorieën. Eerst is deze kruising gemaakt met de indeling in 20 kategorieën

verhuisredenen. Opmerkelijk veel mensen met een inkomen van

f

5000,- en

meer blijken verhuisd te zijn, omdat ze geen geschikte woning vonden (35,1%);

bij de laagste inkomenskategorie is dit percentage juist heel laag (11,3%). Daar-naast is de hoogste inkomenskategorie relatief vaak verhuisd vanwege de onaan-trekkelijke woonomgeving in Vlaardingen (8,1% t.o.v. de laagste

inkomenskate-gorie 1,6%) en relatief weinig i.v.m. verhuizing naar de partner (5,4% t.o.v. de

laagste inkomenskategorie 19,4%) of omdat men terugkeert naar de geboorte-plaats (0,0% t.o.v. 6,5%).

In tabel 2.4.3 zijn de verhuisredenen samengevoegd tot 6 verschillende

katego-rieën. Van 217 respondenten zijn hier zowel het inkomen als de verhuis redenen

in een kruistabel weergegeven.

Tabel 2.4.3 Inkomenskategorieën en verhuisredenen.

Inkomen minder dan

f 2500,

-Verhuisredenen Aantal ,redenen redenen Rij PCT Im.b.t. m.b.t. Kol.PCT Iwerk woning Tab.PCT I I pr i ve· onaan-redenen trekk. Vlaard. I I milieu (stank) overige redenen ---+---~+---+---+---+---+---+ I 15 I 34 I 31 I 8 I 1 I 1 1 1 1 24.2 I 54.8 I 50.0 I 12.9 1 I 28.8 I 21.0 1 50.0 I 26.7 I I 6.9 I 15.7 I 14.3 I 3.7 I 1 I 16 I I I 1.6 I 25.8 I 7.1 I 29.6 I 0.5 I 7.4 I +- - - - -- --+- - - --+:- - - --+--- ---+-- - - -- - -+- --- - ---+ I 31 I 98 I 29 I 18 I 5 I 30 I tussen f 2500,· en f 5000,· I I I I I I 26.3 I 83.1 I 24.6 I 15.3 I I 59.6 I 60.5 I 46.8 I 60.0 I I 14.3 I 45.2 I 13.4 I 8.3 I I I 4.2 I 25.4 I 35.7 I 55.6 I 2.3 I 13.8 I meer dan f 5000,· +---+---+---+---+---+---+

i

6

i

30

i

2

i

4

i

8

i

8

i

I 16.2 I 81. 1 I 5.4 I 10.8 I 21.6 I 21.6 I I 11.5 1 18.5 I 3.2 I 13.3 I 57.1 1 14.8 I I 2.8 I 13.8 I 0.9 I 1.8 I 3.7 I 3.7 I +---+---+---+---+---+---+ Rij Totaal 62 28.6 118 54.4 37 17.1 Kolom Totaal 52 24.0 162 74.7 62 28.6 30 13.8 14 6.5 54 217 24.9 100.0.

Vooral met betrekking tot privé-redenen, redenen die te maken hebben met de woning, en milieuredenen blijken er opmerkelijke verschillen tussen de drie

(28)

onderscheiden inkomenskategorieën. De respondenten uit de laagste inkomens-kategorie blijken relatief vaak te verhuizen in verband met privé-redenen en relatief weinig in verband met het milieu of redenen m.b.t. de woning. De respondenten uit de middelste inkomenskategorie blijken relatief vaak te verhui-zen in verband met redenen m.b.t. de woning (83% van de respondenten). De respondenten uit de hoogste inkomenskategorie tenslotte blijken relatief weinig te verhuizen in verband met privé-redenen en relatief vaak in verband met het

milieu en redenen m.b.t. de ~oning.

Om na te gaan in hoeverre het werk of de opleiding een rol spelen bij het

verhuizen, zijn nog twee vragen gesteld met betrekking tot werk (zie tabel 2.4.4

tlm 2.4.5). Iets meer dan de helft van de respondenten (met werk of opleiding) gaf aan dat men door de verhuizing dichter bij het werk of de opleiding is komen wonen. Ongeveer een derde van de respondenten (met werk of oplei-ding) gaf aan niet verhuisd te zijn, wanneer men werk of opleiding in Vlaardin-gen gehad zou hebben.

Tabel 2.4.4 Ligging van huidige woning t.O.v. werk/opleiding

Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

dichter bij 106 43.3 52.7

niet dichter bij 95 38.8 47.3

onbekend/n.v.t. 44 18.0 MISSING

. Totaal 245 100.0 100.0

Tabel 2.4.5 Ook verhuisd bij werk in Vlaardingen?

Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

ja 123 50.2 65.4

nee 65 26.5 34.6

onbekend/weet niet 57 23.3 MISSING Totaal 245 100.0 100.0

Tenslotte werd gevraagd om de vorige woonsituatie in Vlaardingen te vergelij-ken met de huidige woonsituatie. Ongeveer eenzesde van de respondenten was liever in Vlaardingen blijven wonen, maar ruim 60% vindt de huidige plaats aantrekkelijker.

Tabel 2.4.6 Vergelijking woonsituatie

Geldig Kategori eën Aantal Percent. Percent.

was liever in Vl. gebleven 42 17.1 17.3

maakt niet veel uit 52 21.2 21.4

huidige plaats is aantrek. 149 60.8 61.3

(29)

3

VESTIGERS IN VLAARDINGEN

3.1 Persoonskenmerken

Ook in de enquête onder de vestigers (zie bijlage 4) is gevraagd naar een aantal 'persoonskenmerken', zoals het aantal'personen waaruit het huishouden bestaat, de leeftijd van de geënquêteerde, het aantal kinderen, de leeftijden van de kinderen, het bezit van werk of opleiding in Vlaardingen, en het gezamenlijke netto maandinkomen.

Bijna de helft van de gevestigde huishoudens bestaat uit twee personen. Het aantal eenpersoonshuishoudens bedraagt bijna 23% (zie tabel 3.1.1). Gemiddeld bestaan de huishoudens uit 2,2 personen. Ruim 70% is gehuwd of samenwo-nend, en nog geen 30% is alleenstaand (zie tabel 3.1.2). Bijna 58% van de respondenten is van het vrouwelijke geslacht (tabel 3.1.3).

Tabel 3.1.1 Aantal personen in het huidige huishouden

lCategori eën Aantal Percent.

1 persoon :35 22.9 2 personen 72 47.1 3 personen 30 19.6 4 personen 9 5.9 5 personen 6 3.9 6 personen 1 .7 Totaal 153 100.0

Tabel 3.1.2 Burgerlijke staat lCategor i eën alleenstaand gehuwd/samenwonend Totaal Aantal Percent. 44 28.8 109 71.2 153 100.0 Tot. Percent. 22.9 69.9 89.5 95.4 99.3 100.0

(30)

Tabel 3.1.3 Geslacht

Geldig Kategori eën Aantal Percent. Percent.

Man 64 41.8 42.4

Vrouw 87 56.9 57.6.

Onbekend 2 1.3 MISSING

Totaal 153 100.0 100.0

Een relatief groot deel van de respondenten, namelijk 39,2%, is geboren in de

periode 1960 tot 1970. De oudste respondent is geboren in 1901, de jongste in 1975. Het gemiddelde geboortejaar is 1952.

Tabel 3.1.4 Geboortejaar geënquêteerde vestigers

Tot. Kategorieën Aantal Percent. Percent.

1900 tot 1920 9 5.9 5.9 1920 tot 1930 12 7.8 13.7 1930 tot 1940 9 5.9 19.6 1940 tot 1950 20 13.1 32.7 1950 tot 1960 36 23.5 56.2 1960 tot 1970 60 39.2 95.4 1970 tot 1980 7 4.6 100.0 Totaal 153 100.0

Ruim tweederde van de gevestigde huishoudens heeft geen thuiswonende kinde-ren; de overige 48 huishoudens hebben in totaal 76 kinderen (zie tabel 3.1.5). Het gemiddelde aantal thuiswonende kinderen per geënquêteerd huishouden bedraagt 0,5. Van de huishoudens met een of meer kinderen heeft resp. 43,8% en 39,6% een kind in de leeftijd van 0 tot 5 jaar en 15 tot 20 jaar.

Tabel 3.1.5 Aantal (thuiswonende) kinderen

Tot. Kategori eën Aantal Percent. Percent. Geen kinderen 105 68.6 68.6 Een kind 28 18.3 86.9 Twee kinderen 13 8.5 95.4 Drie kinderen 6 3.9 99.3 Vier kinderen 1 .7 100.0 Totaal 153 100.0

(31)

Tabel 3.1.6 Leeftijd van kinderen van de 48 huishoudens met één of meer kinderen

% van % van

Kategorieën Aantal aant.kind. huish.

met kind o tot 5 jaar 21 27.6 43.8 5 tot 10 jaar 9 11.8 18.8 10 tot 15 jaar 14 18.4 29.2 15 tot 20 jaar 19 25.0 39.6 20 tot 25 jaar 8 10.5 16.7 25 tot 30 jaar 4 5.3 8.3 30 en ouder 1 1.3 2.1

Totaal aantal kinderen 76 100.0 158.3

De telefonische enquêtes zijn gehouden met mensen, die volgens de gegevens van het bevolkingsregister van de gemeente Vlaardingen zijn verhuisd in de periode juli 1988 tot en met december 1988 (d.w.z. 13 tot 19 maanden voor de enquête). Uit de enquêteresultaten blijkt echter dat ruim eenderde van de respondenten volgens eigen zeggen al eerder is verhuisd. De respondentén geven

zelf aan gemiddeld 20 maanden geleden te zijn verhuisd. .

Van de respondenten geeft 37,8% aan al eerder in Vlaardingen te hebben ge-woond. Opvallend is dat relatief veel mensen al erg lang in Vlaardingen hebben gewoond (gemiddeld zelfs bijna 22 jaar); tenminste een deel van deze respon-denten betreft mensen die in verband met studie of militaire dienst tijdelijk uit Vlaardingen zijn verhuisd. Er is een duidelijke relatie tussen de tijd dat mensen

al eerder in Vlaardingen hebben gewoond, en de leeftijd (hoe langer, des te

ouder); slechts een enkele oudere respondent heeft heel kort eerder in Vlaar-dingen gewoond.

Tabel 3.1.7 Aantal maanden woonachtig in Vlaardingen

Geldig Tot.

Kategorieën Aantàl Percent. Percent. Percent.

mi nder dan een jaar 5 3.3 3.3 3.3

van 1 tot 1.5 jaar 55 35.9 36.2 39.5

van 1.5 tot 2 jaar 41 26.8 27.0 66.4

2 jaar en langer 51 33.3 33.6 100.0

onbekend 1 .7 MISSING

Totaal 153 100.0 100.0

Tabel 3.1.8 Eerder in Vlaardingen gewoond Kategorieën ja nee Totaal Aantal Percent. 58 37.9 95 62.1 153 100.0

(32)

Tabel 3.1.9 Aantal jaar eerder in Vlaardingen gewoond

Geldig Tot.

Kategorieën Aantal Percent. Percent. Percent.

1 jaar 7 4.6 12.5 12.5 3 jaar 2 1.3 3.6 16.1 4 jaar 1 .7 1.8 17.9 5 tot 10 jaar 5 3.3 8.9 26.8 10 tot 20 jaar 11 7.2 19.6 46.4 20 tot 30 jaar 18 11.8 32.1 78.6 30 tot 40 jaar 6 3.9 10.7 89.3 40 tot 50 jaar 1 .7 ·1.8 91.1 50 jaar en langer 5 3.3 8.9 100.0 Onbekend 2 1.3 MISSING

Nooit in Vl. gewoond 95 62.1 MISSING

Totaal 153 100.0 100.0

In totaal 35 respondenten zijn geboren in Vlaardingen (In de tabel 3.1.10 is een groot percentage 'onbekend/niet gevraagd' opgenomen; dit wordt veroorzaakt doordat de vraag naar Vlaardingen als geboorteplaats op een bepaald moment niet meer is gevraagd aan mensen die nooit eerder in Vlaardingen zeiden te hebben gèwoond).

Tabèl 3.1;10 Bent u in Vlaardingen geboren?

Kategorieën . Aantal Percent.

ja 35 22.9

nee 72 47.1

onbekend/niet gevraagd 46 30.1

Totaal 153 100.0

Ongeveer eenderde van de respondenten geeft aan dat hij/zij en/of partner werk of opleiding in Vlaardingen hebben; de overige tweederde (dus) niet. . .

Zoals eerder al is aangegeven, is in de enquête ook gevraagd of het gezamenlij-ke netto gezinsinkomen meer bedraagt dan

f

2500 (ongeveer modaal) , of

f

5000,- (ongeveer 2x modaal). Door 25 respondenten (16,3%) is deze vraag niet beantwoord (zie tabel 3.1.12). Van de respondenten, die deze vraag wel beant-woord hebben, heeft 43,6% èen minder. dan modaal inkomen, heeft een even groot percentage een inkomen tussen modaal en 2x modaal, en heeft 12,5% meer dan 2x modaal. De groep huishoudens met een inkomen van minder dan 1x modaal, bestaat voor het grootste deel (84%) uit eenpersoonshuishoudens. Van de twee- en vierpersoonshuishoudens heeft maar een beperkt deel een minder dan modaal inkomen (resp. 26,7 en 16,7%). Van de vierpersoonshuis-houdens heeft ruim 40% een inkomen van tenminste 2x modaal; het gaat hier echter om relatief kleine aantallen huishoudens, zodat deze cijfers mogelijk niet al te betrouwbaar zijn. Onderscheiden naar leeftijd blijken met name de oudste en de allerjongste respondenten een inkomen onder modaal hebben (bijvoor-beeld 14 van de 18 respondenten, die vóór 1930 zijn geboren).

(33)

Tabel 3.1.11 Werk of opleiding in Vlaardingen Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

ja 50 32.7 33.1

nee 101 66.0 66.9

weigert 1 .7 MISSING

onbekend 1 .7 MISSING

Totaal 153 100.0 100.0

Tabel 3.1.12 Gezamenlijke netto maandinkomen Geldig Tot. Kategor i eën Aantal Percent. Percent. Percent.

mi nder dan f 2500 56 36.6 43.8 43.8 tussen f 2500 en f 5000 56 36.6 43.8 87.5 meer dan f 5000 16 10.5 12.5 100.0 weigering 23 15.0 MISSING onbekend 2 1.3 MISSING Totaal 153 100.0 100.0

Tabel 3.1.13 Aantal personen in huishouden en gezamenlijke netto

maandinko-men Aantal personen Aantal

I

Rij PCT I Eén Ka. PCT I Tot.PCT I

Twee Drie Vier en I meer Rij Totaal I I Inkomen .. - .. -_ .... -+_ ... -+-... -+_ ...... -+_ ...... _+ minder dan f 2500,-tussen f 2500,· en f 5000,-meer dan f 5000,-Kolom Totaal I 27 I 16 I 11 I 2 I I 48.2 I 28.6 I 19.6 I 3.6 I I 84.4 I 26.7 I 45.8 I 16.7 I I 21.1 I 12.5 I 8.6 I 1.6 I +_ ... -+ ... -+_ ... -+_ ............ _+ I 5 I 35 I 11 I 5 I I 8.9 I 62.5 I 19.6 I 8.9 I I 15.6 I 58.3 I 45.8 I 41.7 I I 3.9 I 27.3 I 8.6 I 3.9 I +-----+---+-_ ... -+-----+ . I I 9 I 2 I 5 I I I 56.3 I 12.5 I 31.3 I I I 15.0 I 8.3 I 41.7 I I I 7.0 I 1.6 I 3.9 I +_ ... -+_ ... -+-..... -+_ ... _+ 32 25.0 60 46.9 24 18.8 12 9.4 Aantal afgevallen door onbekende gegevens: 25

56 43.8 56 43.8 16 12.5 128 100.0

3.2 De huidige woonsituatie (in Vlaardingen) en de vorige woonsituatie

Uit de volgende plaatsen zijn tenminste 5 huishoudens verhuisd naar

Vlaardin-gen: Rotterdam (49, d.w.z. 32,0%), Schiedam (34, 22,2%), s-Gravenhage (11,

(34)

bouw. De 22 respondenten, die een 'ander' type woning hebben, wonen in een maisonnette (lOx), een bovenwoning (3x), een aanleunwoning of 'beschermde' woonvorm (elk 2x), een benedenwoning, bejaardenwoning, duplexwoning, afge-keurde woning of een verzorgingstehuis (lx). Wanneer een deel van deze

'ande-. re' typen woningen worden meegenomen in een gewijzigde kategorisering, blijkt dat 26,8% in een eengezinshuis woont, 67,3% in etagebouw, en 5,9% in 'overige typen'.

Tabel 3.2.1 Type huidige woning

Kategori eën Aantal Percent.

eengezinshuis 41 26.8 flat/etagewoning :s 4 lagen 65 42.5 flat/etagewoning> 4 lagen 23 15.0 kamer 2 1.3 ander type 22 14 .• 4 Totaal 153 100.0

Ruim 70% van de huidige woningen betreft huurwoningen, d.w.z. dat nog geen 30% koopwoningen betreft (zie tabel 3.2.~).

Tabel 3.2.2 Eigendomsverhouding huidige woning in Vlaardingen Katègorieën huurwoning koopwoning Totaal Aantal Percent. 108 70.6 45 29.4 153 100.0

Hoewel meer dan de helft van de mensen met een huurwoning minder dan

f

600,- per maand aan kale huur betaalt, is er toch ook een aanzienlijk deel dat

f

700,- of meer betaalt (36,1%). Ook van de respondenten (met huurWoning) met een inkomen tot modaal betaalt 36%

f

700,- of meer per maand.

Tabel 3.2.3 Kale huur per maand (excl. service- en stookkosten) bij huidige woning

Geldig Tot.

Kategorieën Aantal Percent. Percent. Percent.

f .100 tot f .200 p.rm 4 2.6 3.7 3.7 f .200 tot f .300 p.rm 8 5.2 7.4 11.1 f .300 tot f .400 p.rm 23 15.0 21.3 32.4 f .400 tot f .500 p.rm 15 9.8 13.9 46.3 f .500 tot f .600 p.rm 9 5.9 8.3 54.6 f .600 tot f. 700 p.rm 10 6.5 . 9.3 63.9 f.700 en meer p.rmd 39 25.5 36.1 100 .• 0 n.v.t. (koopwon.) 45 29.4 MISSING

(35)

Bijna tweederde van de respondenten met een huurwoning woont in een woning van een van de non-profit verhuurders; daarvan woont iets meer dan de helft in een woning van het Gemeentelijk Woningbedrijf (zie tabel 3.2.4). Ongeveer driekwart van de respondenten met een huurwoning is tevreden over de service van de verhuurder; het meest tevreden zijn huurders van een woning van Sa-menwerking 77, het minst de huurders van 'andere' (d.w.z. kommerciële) ver-huurders (zie tabel 3.2.6).

Tabel 3.2.4 Verhuurder van huidige woning

Geldig Tot. Kategorieën Aantal Percent. Percent. Percent.

van het GIIB 34 22.2 32.7 32.7 van Patrimoniun 20 13.1 19.2 51.9 van Samenwerk i ng 77 13 8.5 12.5 64.4 andere verhuurder 37 24.2 35.6 100.0 n.v.t. (koopwoning> 45 29.4 MISSING onbekend 4 2.6 MISSING Totaal 153 100.0 100.0

Tabel 3.2.5 Tevredenheid over de service van de huidige verhuurder

Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

ja 77 50.3 76.2 nee 24 15.7 23.8 n.v.t. (koopwoning> 45 29.4 MISSING onbekend/geen mening 7 4.6 MISSING Totaal 153 100.0 100.0

(36)

Tabel 3.2.6 Tevredenheid over de service van de verhuurder

Verhuurder GIIR

Tevreden over service Aantal I Rij PCT

I

ja Kol.PCT I Tot.PCT I. nee Ri j Totaal I I ... -+_ ........... -+- ... _+

i

25

i

9

i

34 I 73.5 I 26.5 I 34.0 I 32.9 I 37.5 I I 25.0 I 9.0 I +_ ........ -+_ ... _+ patrimoniun I

i

73.7 14

i

I 26.3 5

i

I 19.0 19 I 18.4 I 20.8 I Samenwerking 77 Andere verhuurder I 14.0 I 5.0 I +_ .... --_ .. -+_ ..... _+

i

13

i

i

·

13 I 100.0 I I 13.0 I 17.1 I I I 13.0 I I +_ ......... -+_ ... _+ I 24 I 10 I

I

70.6

I

29.4

I

I 31.6 I 41.7 I I 24.0 I 10.0 I +_ ... -+_ ... _+ 34 34.0 Kolom' 76 24 100 Totaal 76.0 ·24.0 100.0 Aantalontbrekenden gegevens = 53

De klachten van huurders van het Gemeentelijk Woningbedrijf hebben betrek-king op slecht/achterstallig onderhoud (3x), vocht/tochtproblemen, ontbreken van een CV, en het onderhoud van het groen en gemeenschappelijke ruimten

(2x). De klachten van huurders van Patrimonium betreffen achterstallig onder-houd, de lange duur voordat schade hersteld wordt, achterstallig onderhoud aan de winkels, en het niet toegewezen krijgen van een andere woning. Huurders van 'andere' verhuurders hebben klachten m.b.t. het onvoldoende schoonmaken, achterstallig onderhoud (5x), nalatigheid, en het niet aanpassen van woningen voor een rolstoel.

Van de respondenten die in een koopwoning in Vlaardingen zijn komen wonen, heeft driekwart minder dan 1,5 ton betaald (zie tabel 3.2.7); bij de respondenten (met een woning) met een inkomen tot modaal heeft 83,3% minder dan 1,5 ton betaald, bij de respondenten met tenminste 2x modaal 63,6%.

Tabel 3.2.7 Prijs van de huidige koopwoning

Geldig Kategorieën Aantal Percent. Percent.

f.150.000,- en minder 34 22.2 75.6 meer dan f .150.000,' 11 7.2 24.4 n.v.t. (huurwoning) 108 70.6 MISSING

(37)

In de vorige woonplaats woonde 43,8% van de respondenten in een eengezins-huis. Bijna 40% woonde in een etagewoning. De 20 huishoudens die een 'ander' type woning hadden, woonde in een benedenwoning (5x), een maisonnette (4x), een bovenwoning (4x), een duplexwoning, boerderij, studentenwoning, verpleeg-tehuis, renovatiewoning, internaat of woongroep (elk 1x). Wanneer deze 'andere' typen ingedeeld worden in een gewijzigde kategorisering van de woningtypen, blijkt dat 44,4% in een eengezinshuis woonde, 49,0% in etagebouw, en 6,5% in 'overige' typen. Van de respondenten die in Vlaardingen in een eengezinshuis wonen, had 56,1% ook in de vorige woonsituatie al een eengezinshuis (zie tabel 3.2.9). Van de respondenten die in de vorige woonsituatie woonden in een eengezinshuis of in etagebouw is resp. 61,8% en 70,7% in etagebouw in Vlaar-dingen gekomen. Slechts 15% van alle respondenten is verhuisd van een eenge-zinshuis naar een eengeeenge-zinshuis.

Tabel 3.2.8 Type vorige woning

Kategorieën Aantal Percent.

eengezinshuis 67 43.8 flat/etagewoning S 4 lagen 52 34.0 flat/etagewoning> 4 lagen 9 5.9 kamer 5 3.3 ander type 20 13.1 Totaal 153 100.0

In de vorige woonplaats woonde 73% in een huurwoning en 27% in een koop-woning. Deze percentages m.b.t. de vorige woning verschillen weinig van de per-centages m.b.t. de huidige woning in Vlaardingen. Opmerkelijk is wel dat van de mensen die in een koopwoning woonden, bijna tweederde nu in een huurwoning in Vlaardingen woont (zie tabel 3.2.11).

Tabel 3.2.9 Type woning in Vlaardingen en in vorige woonsituatie

Type

Aantal Ri j PCT Kol.PCT Tot. PCT

Type woning vorige woonsituatie

1

I

e~nge· etage· Zlns· bouw

!

huis I overig Ri j-totaal woning in

---+---+----

--

--+----

-

---+

Vlaardingen eengezinshuis etagebouw overig 1 23 1 16 1 I I I I 56.1 I 39.0 I I 33.8 I 21.3 I 1 15.0 1 10.5 1 2 1 I 4.9 I 20.0 I 1.3 1 +_ ... -+_ .... -_ ... -+_ ... +

I

42

I

53

I

8

I

I 40.8 I 51.5 I 7.8 I I 61.8 I 70.7 I 80.0 I 1 27.5 1 34.6 1 5.2 1 +_ ... -+" ... -+_ ... + 1 3 1 ' " 6 1 1 I I I I I 33.3 I 66.7 I I I 4.4 I 8.0 I I 1 2.0 1 3.9 1 1 +_ ... "'+_ ... -+_ ... -+ 41 26.8 103 67.3 9 5.9 Kolom- 68 75 49.0 10 153 totaal 44.4 6.5 100.0

Cytaty

Powiązane dokumenty

Obej- mują one — obok przedmiotów podstawowych: etnologia Polski, Europy, etno- logia społeczności pozaeuropejskich, etnologia religii i antropologia zjawisk reli- gijnych,

Polskiej prasy dla dzieci i młodzieży do 1918 roku ustalił, że w badanym okresie ukazywało się 631 tytułów periodyków, w tym: w zaborze austriackim 171; w Królestwie

Tak więc ustalenie szkody (jej rozmiarów) według reguły określonej w art. powinno stanowić punkt wyjścia do nakładania przez sąd karny obowiązku naprawienia szkody

Отже, з огляду на аналіз статей, надрукованих на сторінках педагогічного видання «Народній учитель» (1925) щодо ідей про

Podział literatury hermetycznej przedstawiony został również (mniej więcej w tym samym czasie co podział hermetyzmu Zielińskiego) przez filologa klasycznego Waltera Scotta,

Ź ródła św .B azylego a komentarz św.Augustyna do

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż

Refreny w każdej strofie oraz litanijne wezwanie odnotowujemy w wierszu Panie, zmiłuj się i wybacz (Господи, помилуй и прости, 2010) Katali