• Nie Znaleziono Wyników

Ruimtelijk structurerende effecten Westerscheldetunnel: Deelrapport 3: effecten op bewoners

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ruimtelijk structurerende effecten Westerscheldetunnel: Deelrapport 3: effecten op bewoners"

Copied!
114
0
0

Pełen tekst

(1)

Deelrapport 3

Ruimtelijk structurerende

effecten Westerscheldetunnel

Deelrapport 3: Effecten op bewoners

Marjolein Spaans

Evert Meijers

(2)
(3)

Ruimtelijk structurerende effecten Westerscheldetunnel

Deelrapport 3: effecten op bewoners

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Provincie Zeeland

Auteurs: Dr. ir. Marjolein Spaans Dr. Evert Meijers Dr. Sylvia Jansen

De begeleidingscommissie vanuit de Provincie Zeeland bestond uit: Drs. A. Drijgers, Directie Ruimte, Milieu en Water, Afdeling Ruimte Drs. L.G. Kaagman, Directie Ruimte, Milieu en Water, Afdeling Ruimte Ing. H.J.G. Uitterhoeve, Projectleider Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone Drs. P. Woets, Directie Economie en Mobiliteit, Afdeling Economie

April 2011

Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Tel. (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22

E-mail m.spaans@tudelft.nl http://www.otb.tudelft.nl

 Copyright 2011 by Onderzoeksinstituut OTB, Technische Universiteit Delft

No part of this report may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means, without written permission from the copyright holder.

(4)
(5)

Inhoudsopgave

1 Onderzoeksvragen en -aanpak ... 1

1.1 Inleiding ... 1

1.2 Onderzoeksvragen ... 2

1.3 Onderzoeksaanpak ... 2

1.4 Representativiteit van de respons ... 3

1.5 Leeswijzer ... 3

2 Veranderingen door de komst van de Westerscheldetunnel ... 5

2.1 Inleiding ... 5 2.2 Resultaten enquête ... 5 3 Woningmarkt en woonlocatie ... 8 3.1 Woningmarkt... 8 3.2 Resultaten enquête ... 8 4 Werklocatie ... 11 4.1 Inleiding ... 11 4.2 Resultaten enquête ... 11

5 Bezoek aan familie en vrienden ...14

5.1 Resultaten enquête ... 14

6 Winkelen ...16

6.1 Gebruik van voorzieningen ... 16

6.2 Ontwikkeling in het aanbod niet-dagelijkse winkelvoorzieningen ... 17

6.3 Resultaten enquête ... 17

7 Zorgvoorzieningen ... 23

7.1 Ontwikkeling in het aanbod zorgvoorzieningen ... 23

7.2 Resultaten enquête ... 23

8 Culturele voorzieningen ... 29

8.1 Ontwikkeling in het aanbod culturele voorzieningen ... 29

8.2 Resultaten enquête ... 29

9 Horecavoorzieningen ... 34

9.1 Ontwikkeling in het aanbod horecavoorzieningen ... 34

9.2 Resultaten enquête ... 35

10 Sportfaciliteiten ... 40

10.1 Ontwikkeling in het aanbod sportfaciliteiten ... 40

10.2 Resultaten enquête ... 40

11 Oordeel over de stellingen ... 45

12 Conclusies ... 53

Bijlage 1: Representativiteit van de respons... 56

Bijlage 2: Tolkosten Westerscheldetunnel en autoveren ... 59

Bijlage 3: Tabellen bij hoofdstukken 2 - 11 ... 60

Gebruik van oeververbindingen ... 60

Woonplaats van respondenten ... 61

(6)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 6 Bijlage 4: Terneuzen ... 73 Bijlage 5: Middelburg ... 75 Bijlage 6: Vlissingen ... 77 Bijlage 7: Goes ... 79 Bijlage 8: Hulst ... 81 Bijlage 9: Sluis ... 83 Bijlage 10: Borsele ... 85 Bijlage 11: Veere ... 87 Bijlage 12: Reimerswaal ... 89 Bijlage 13: Kapelle ... 91 Bijlage 14: Noord-Beveland ... 93

Bijlage 15: Overig Zeeland ... 95

Bijlage 16: Overig Nederland ... 97

Bijlage 17: Antwerpen ... 99

Bijlage 18: Gent ... 101

Bijlage 19: Brugge ... 103

(7)

1

Onderzoeksvragen en -aanpak

1.1 Inleiding

Tussen Terneuzen en Ellewoutsdijk kunnen automobilisten sinds maart 2003 van de Wes-terscheldetunnel gebruik maken. De WesWes-terscheldetunnel is een toltunnel (zie ook bijlage 2). Vóór 2003 waren Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren resp. de Bevelanden verbonden met twee autoveren, een tussen Breskens en Vlissingen en een tussen Kruiningen en Perkpolder. Het veer Kruiningen-Perkpolder werd na de opening van de Westerschelde-tunnel opgeheven en het veer Breskens-Vlissingen werd beperkt tot fietsers, brommers en voetgangers.

Dit rapport maakt deel uit van een serie onderzoeksmodules die de Technische Universi-teit Delft uitvoert naar de ruimtelijk structurerende werking van infrastructuur en waarin de Westerscheldetunnel als casus fungeert. Dit onderzoek is in opdracht van de Provincie Zeeland uitgevoerd. Dir rapport presenteert de resultaten van een enquête onder bewo-ners van Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en de Bevelanden. Het gaat nader in op de bete-kenis van de komst van de Westerscheldetunnel en het verdwijnen van de autoveren voor de bewoners van Walcheren, de Bevelanden en Zeeuws-Vlaanderen en probeert hun erva-ring met deze ontwikkelingen te doorgronden (zie afbeelding 1.1).

(8)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 2

De resultaten van de andere onderzoeksmodules zijn gepresenteerd in een aantal andere deelrapporten. In deelrapport 1 zijn bereikbaarheidsanalyses gedaan en is gekeken naar de effecten van een bereikbaarheidsverandering op de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de bevolking en het voorzieningenpeil. In deelrapport 2 wordt gekeken naar de effecten van de tunnel op het bedrijfsleven. In deelrapport 4 is gekeken naar de effecten van de tunnel op voorzieningen. Naast deze deelrapporten verscheen er een overkoepelende in-tegrale samenvatting van de resultaten.

1.2 Onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen in dit rapport zijn:

 In hoeverre heeft de komst van de Westerscheldetunnel en het verdwijnen van de au-toveren geleid tot een ander activiteitenpatroon (de activiteiten die men onderneemt) en verplaatsingsgedrag (waar men die activiteiten onderneemt)?

 In hoeverre heeft men gebruik gemaakt van de autoveren en met welk motief, en in hoeverre maakt men nu gebruik van de Westerscheldetunnel en met welk motief (so-ciaal, winkelen, werk, recreatief etc.)? Wat zijn de veranderingen?

 Wat is de inschatting van het effect van de komst van de Westerscheldetunnel op de ontwikkeling van het deel van Zeeland waar men woont.

De analyse is er vooral ook op gericht om verschillen in activiteitenpatronen, verplaat-singsgedrag en perceptie van ontwikkelingen tussen Zeeuwen woonachtig in de verschil-lende Zeeuwse regio’s op te sporen.

1.3 Onderzoeksaanpak

In Zeeland woonden volgens het CBS in 2009 in totaal 141.853 huishoudens (380.984 in-woners). De provincie heeft 15.226 aselect per gemeente geselecteerde bewoners per brief uitgenodigd om deel te nemen aan een internetenquête. Deze bevatte meerkeuzevragen en stellingen. In elke gemeente van Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en de Bevelanden is 10% van het aantal huishoudens geselecteerd en aangeschreven. Op de provinciale informatie-pagina in de huis-aan-huisbladen is aandacht besteed aan het onderzoek. Daarbij werd het adres van de internetenquête vermeld, zodat geïnteresseerden die geen brief hadden ont-vangen, toch konden deelnemen aan het onderzoek. In bijlage 1 is de verdeling van het aantal huishoudens, de huishoudensamenstelling en de leeftijd per gemeente weergegeven. Dit is ook voor de respons aangegeven. In totaal heeft de enquête 1.744 valide respon-denten opgeleverd. 89% heeft gereageerd op de brief en 11% heeft op een andere wijze van de enquête vernomen. De enquête kon in de periode medio juni – medio juli ingevuld worden.

Omdat veel vragen betrekking hebben op de situatie van voor de opening van de Wester-scheldetunnel, is er in de enquête voor gekozen om alleen personen van tenminste 25 jaar te mogelijkheid te bieden de enquête in te vullen. Zij waren ten tijde van de opening van de Westerscheldetunnel tenminste 18 jaar oud en konden ook zelf naar de overkant rijden met een auto.

Het invullen van de enquête duurde gemiddeld 10 minuten. Iedere respondent doorliep via een andere routing de enquête, zodat de doorlooptijd per respondent kon verschillen. De enquête bestond uit de volgende blokken met vragen en werd afgesloten met een aan-tal stellingen:

 Persoonlijke vragen (leeftijd, huishoudensamenstelling)

 Gebruik van de veerdiensten en tunnel

(9)

 De locatie van uw werk en uw woon-werkverkeer

 Activiteiten en reizen

 Stellingen.

Tot slot werd de mogelijkheid geboden om vragen of opmerkingen die voor het onder-zoek relevant zijn aan te geven.

1.4 Representativiteit van de respons

De representativiteit van de respons kon op basis van 1.691 enquêtes worden geanaly-seerd. In bijlage 1 worden de verschillen in persoonskenmerken weergegeven tussen de populatie, de steekproef en de enquête. Terneuzen, Hulst en Sluis – de drie gemeenten op Zeeuws-Vlaanderen – zijn relatief oververtegenwoordigd en Vlissingen en Goes onder-vertegenwoordigd qua aantal respondenten.

Qua leeftijdsopbouw zijn respondenten tussen 51 en 65 jaar relatief oververtegenwoor-digd en respondenten tussen de 25 en 35 jaar en boven de 65 jaar relatief ondervertegen-woordigd. Qua type huishouden zijn tweepersoonshuishoudens relatief oververtegen-woordigd en alleenstaande respondenten en eenoudergezinnen met kinderen relatief on-dervertegenwoordigd in de enquête.

In de tabellen 1.1 en 1.2 wordt de leeftijd resp. huishoudensamenstelling van de respon-denten weergegeven.

Tabel 1.1 Leeftijd respondenten (in aantal respondenten)

25-35 jr. 36-50 jr. 51-65 jr. > 65 jr. totaal Zeeuws-Vlaanderen 85 249 361 140 835 Walcheren 62 123 191 117 493 De Bevelanden 45 127 119 72 363 Totaal 192 499 671 329 1.691 Percentage 11% 30% 40% 19% 100%

Tabel 1.2 Huishoudensamenstelling respondenten (in aantal respondenten)

alleen-staand twee- pers.huis-houdens eenou-dergezin met kind. getr./ samenw. met kind. overig totaal Zeeuws-Vlaanderen 102 428 23 271 11 835 Walcheren 76 248 14 142 13 493 De Bevelanden 60 155 10 135 3 363 Totaal 238 831 47 548 27 1.691 Percentage 14% 49% 3% 32% 2% 100% 1.5 Leeswijzer

Dit rapport bevat een analyse van de enquête. In hoofdstuk 2 komt de verandering door de komst van de tunnel in het algemeen aan de orde. Hoofdstuk 3 en 4 gaan in op de woon- en werklocaties van de respondenten en eventuele veranderingen daarin mede als gevolg van de tunnel. In de daarop volgende hoofdstukken (5 – 10) komt in elk hoofdstuk een aparte activiteit aan de orde, van bezoek aan familie en vrienden tot gebruik van sportfaciliteiten. Elk hoofdstuk over een bepaalde voorziening start met de feitelijke ont-wikkeling van de voorziening (aansluitend op het deelrapport over voorzieningen) en gaat kort in op eventuele verandering in het aanbod sinds de komst van de tunnel. Vervolgens

(10)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 4

bellen en afbeeldingen. Hoofdstuk 11 gaat in op de stellingen. Bij de analyses wordt voor-al ingegaan op de invloed van de herkomst van de respondenten op de resultaten. Hoofd-stuk 12 geeft de conclusies weer.

De bijlagen bevatten nadere informatie over de representativiteit van de respons, gedetail-leerde frequentietabellen van de vragen en stellingen en achtergrondinformatie over de toltarieven.

(11)

2

Veranderingen door de komst van de

Westerscheldetunnel

2.1 Inleiding

Zoals in deelrapport 1 uitgebreid gedocumenteerd is, veranderde de bereikbaarheid in een deel van Zeeland aanzienlijk door de komst van de Westerscheldetunnel en het verdwij-nen van de twee autoveren in 2003. In dit hoofdstuk kijken we naar de uitwerking ervan op de ervaren reistijden, de frequentie waarmee men naar de overkant gaat en de oever-verbindingen die men nu en vroeger gebruikte.

2.2 Resultaten enquête

In de enquête betrof een aantal vragen het gebruik van de veerdiensten en de Wester-scheldetunnel voor en na 2003. Gevraagd is of respondenten voor en na 2003 van een oeververbinding gebruik maakten, of de opening van de tunnel invloed heeft gehad op het aantal ritten en de totale reistijd naar de overkant van de Westerschelde, van welke oever-verbindingen gebruik is gemaakt en hoe vaak die gemiddeld werden gebruikt.

95% van de respondenten maakte voor de opening van de Westerscheldetunnel gebruik van een oeververbinding ten opzichte van 85% daarna. De overgrote meerderheid van de respondenten (82%) maakte voorheen gebruik van een oeververbinding en doet dat nu nog (bijlage 3, tabel 3.1). In Hulst (21%) en Reimerswaal (19%) bevinden zich de grootste percentages respondenten die voor de tunnel wel van een oeververbinding gebruik maak-ten, maar nu niet meer. Hier is het autoveer verdwenen en deze gemeenten liggen relatief dicht bij de rest van Nederland (de oostkant van Zeeland). Respondenten in Kapelle (7%) en Middelburg (5%) zijn relatief vaak gebruik gaan maken van een oeververbinding terwijl ze dat voorheen niet deden.

Als gevraagd wordt of – alles bij elkaar genomen – de opening invloed heeft gehad op de reistijden, geeft 22% van de respondenten aan dat de reistijden niet zijn veranderd, terwijl voor 39% de reistijden zijn afgenomen en voor 26% toegenomen (tabel 2.1). Terneuzen heeft het hoogste percentage respondenten voor wie de reistijden zijn afgenomen, ge-volgd door de Bevelanden. Het percentage respondenten voor wie de reistijden zijn toe-genomen is in Sluis het hoogst, gevolgd door Hulst en Vlissingen1.

1 Omdat de respons in een aantal gemeenten laag was, is een aantal gemeenten samengevoegd: Middelburg en Veere leken qua beantwoording van de stellingen meer op elkaar dan Vlissingen en Veere. Op de Beve-landen zijn alle gemeenten samengevoegd, hoewel Reimerswaal qua beantwoording van de stellingen licht

(12)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 6

Tabel 2.1 Denkt u dat – alles bij elkaar genomen – de opening van de tunnel in-vloed heeft gehad op uw reistijden? (N = 1.648)

Geen verande-ring

Afgenomen Toegenomen Weet niet/ n.v.t De Bevelanden 25,9% 38,1% 14,2% 21,9% Middelburg/Veere 25,3% 30,0% 27,3% 17,3% Vlissingen 18,3% 31,7% 33,9% 16,1% Terneuzen 15,1% 67,7% 9,9% 7,2% Sluis 23,3% 18,7% 51,8% 6,2% Hulst 23,9% 20,2% 39,9% 16,0% Totaal 21,7% 38,6% 25,5% 14,2%

Als we kijken naar de verandering in het aantal ritten, is 38% van mening dat het aantal ritten niet noemenswaardig is veranderd, een kwart geeft aan dat het aantal ritten is afge-nomen en 29% dat het aantal ritten is toegeafge-nomen (tabel 2.2). Het aantal ritten is het sterkst toegenomen in Terneuzen. Sluis, Hulst en Vlissingen hebben de hoogste percenta-ges als het om daling van het aantal ritten.

In Terneuzen zijn de reistijden – alles bij elkaar genomen – afgenomen, terwijl het aantal ritten is toegenomen. In Vlissingen, Hulst en Sluis is juist sprake van een omgekeerde trend: de reistijden zijn toegenomen, terwijl het aantal ritten is afgenomen.

Tabel 2.2 Denkt u dat de opening van de tunnel invloed heeft gehad op het aantal ritten dat u maakt naar de overkant van de Westerschelde? (N = 1.648)

Geen verande-ring

Afgenomen Toegenomen Weet niet/ n.v.t De Bevelanden 43,5% 17,6% 28,4% 2,8% Middelburg/Veere 44,7% 26,0% 20,0% 2,3% Vlissingen 32,8% 37,1% 24,2% 0,5% Terneuzen 32,8% 12,4% 49,6% 1,2% Sluis 34,2% 41,5% 19,2% 2,6% Hulst 38,0% 37,6% 17,4% 3,3% Totaal 38,1% 25,4% 29,1% 2,1%

In tabellen 2.3 en 2.4 wordt het gebruik van oeververbindingen voor de opening van de tunnel aangegeven en de frequentie van dit gebruik. In de tabellen 2.5 en 2.6 wordt dit-zelfde voor de situatie na de opening van de tunnel weergegeven. Uit vergelijking van de mate van gebruik van de oeververbindingen tussen voor en na de opening van de tunnel blijkt dat er geen grote verschuivingen zijn. Zo maakt de grootste groep respondenten (48% voor de opening resp. 46% na de opening) ongeveer eenmaal per maand gebruik van een oeververbinding. Zowel voor als na de opening van de tunnel maken de Zeeuws-Vlaamse gemeenten veel frequenter gebruik van een oeververbinding dan de andere drie gebieden. Het omslagpunt zit zowel voor als na de opening bij ‘ongeveer eenmaal per maand’.

64% van de respondenten die gebruik maakt van de Westerscheldetunnel, maakt gebruik van de t-tag. Van de respondenten die gebruik maken van de tunnel is het percentage dat daarbij ook gebruik maakt van de t-tag het hoogst in de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten. Het gebruik van de Liefkenshoektunnel is sinds de opening van Westerscheldetunnel ge-daald van 48% naar 38%.

(13)

Tabel 2.3 Van welke oeververbindingen maakte u voor de opening van de Wester-scheldetunnel gebruik? (N = 1.608) Veerdienst Kruiningen - Perkpolder Veerdienst Vlissingen - Breskens Liefkenshoektunnel/ Ring bij Antwerpen

De Bevelanden 88,8% 67,5% 33,4% Middelburg/Veere 48,4% 96,7% 21,5% Vlissingen 34,8% 98,9% 17,7% Terneuzen 84,6% 68,7% 73,7% Sluis 34,0% 97,0% 55,8% Hulst 97,2% 23,4% 73,8% Totaal 69,2% 74,1% 47,8%

Tabel 2.4 Hoe vaak maakte u gemiddeld genomen gebruik van een oeververbin-ding voor de opening van de tunnel? (N = 1.608)

± 1x per dag ± 1x per week ± 1x per maand ± 1x per jaar (Bijna) nooit Weet niet De Bevelanden 3,8% 13,9% 42,0% 31,1% 5,3% 3,8% Middelburg/Veere 4,7% 12,4% 48,7% 29,1% 3,3% 1,8% Vlissingen 4,4% 12,7% 56,9% 19,9% 2,8% 3,3% Terneuzen 11,9% 29,3% 49,9% 5,5% 1,5% 2,0% Sluis 13,7% 30,5% 47,2% 4,6% 1,0% 3,0% Hulst 14,5% 33,6% 45,3% 4,2% 1,4% 0,9% Totaal 8,7% 22,0% 47,9% 16,2% 2,7% 2,5%

Tabel 2.5 Van welke oeververbindingen maakt u nu gebruik? (N = 1.439)

Westerschelde- tunnel 1)

Fast Ferry Vlissingen - Breskens

Liefkenshoektunnel/ Ring bij Antwerpen

De Bevelanden 99,7% 10,5% 26,2% Middelburg/Veere 96,0% 35,7% 11,5% Vlissingen 95,1% 47,9% 11,7% Terneuzen 97,9% 7,7% 53,6% Sluis 99,4% 45,0% 43,9% Hulst 88,3% 3,5% 86,0% Totaal 96,7% 21,7% 38,4%

1) 63,9% van hen die van de Westerscheldetunnel gebruik maakt, maakt ook gebruik van de t-tag.

Tabel 2.6 Hoe vaak maakt u nu gemiddeld genomen gebruik van een oeverver-binding? (N = 1.439) ± 1x per dag ± 1x per week ± 1x per maand ± 1x per jaar (Bijna) nooit Weet niet De Bevelanden 3,9% 13,8% 45,9% 25,6% 6,9% 3,9% Middelburg/Veere 5,2% 11,9% 40,9% 32,1% 5,6% 4,4% Vlissingen 4,9% 13,5% 49,7% 23,3% 6,7% 1,8% Terneuzen 15,4% 34,7% 42,7% 3,2% 1,6% 2,4% Sluis 12,3% 22,8% 54,4% 4,1% 3,5% 2,9% Hulst 17,0% 24,6% 46,2% 7,6% 1,8% 2,9%

(14)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 8

3

Woningmarkt en woonlocatie

3.1 Woningmarkt

De Zeeuwse woningmarkt wijkt enigszins af van het gemiddelde Nederlandse woning-marktbeeld. Zeeland kent als provincie het hoogste percentage eigenwoningbezit (68%) en het laagste percentage sociale-huurwoningen (25%) (CBS, 2008). De Zeeuwse wo-ningmarkt wordt gemerkt door een hoog aandeel tweede woningen (Kenniscentrum Re-creatie, 2010). Precieze aantallen tweede woningen zijn echter niet bekend. In tabel 3.1 wordt de ontwikkeling van de totale woningvoorraad weergegeven.

Het percentage woningtransacties ten opzichte van de totale koopwoningenvoorraad was in de periode 2000-2007 gemiddeld 4,7%, terwijl dat voor Nederland in die periode ge-middeld 5,5% was (zie tabel 3.2).

Tabel 3.1 Ontwikkeling van de totale woningvoorraad

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Zeeuws-Vl. 50.122 50.079 50.363 50.412 50.546 50.887 51.300 51.609 Walcheren 49.525 49.935 50.210 50.603 50.789 51.219 51.931 52.140 De Bevelanden 39.983 40.421 40.607 40.941 41.072 41.285 41.638 42.157 Overig Zeel. 23.885 24.024 24.205 24.248 24.426 24.611 24.762 24.957 Totaal 163.515 164.459 165.385 166.204 166.833 168.002 169.631 170.863 Bron: CBS

Tabel 3.2 Percentage woningtransacties van totaal aantal koopwoningen

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Zeeuws-Vl. 5,1 4,5 4,6 4,5 4,4 4,4 4,2 4,2 Walcheren 5,7 6,3 5,2 5,3 5,4 5,5 4,9 4,8 De Bevelanden 4,7 4,7 4,3 4,4 4,5 4,6 4,7 4,3 Overig Zeel. 4,2 4,2 4,2 4,4 4,6 4,7 4,8 4,5 Totaal 5,0 5,0 4,6 4,7 4,7 4,8 4,6 4,4 Bron: ABF Research (Syswov), DIMO

3.2 Resultaten enquête

In de enquête werd een blok vragen gewijd aan de locatie van de woning. Gevraagd werd waar de respondent momenteel woont en of hij/zij hier ook woonde voor de opening van de Westerscheldetunnel. Zo ja, dan werd gevraagd waar hij/zij woonde en of de opening van de tunnel van invloed is geweest op de verhuizing.

49% van de respondenten is afkomstig uit Zeeuws-Vlaanderen (gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen), 29% uit Walcheren (gemeenten Middelburg, Vlissingen en Veere) en 21% van de Bevelanden. 1% woont in een andere plaats in Zeeland of niet (permanent) in Zeeland (tabel 3.3).

(15)

Tabel 3.3 In welke plaats woont u nu?

Aantal Percentage Plaats in Zeeuws-Vlaanderen 836 48,8%

Plaats op Walcheren 493 28,8%

Plaats op de Bevelanden 364 21,3%

Plaats in de rest van Zeeland 4 0,2% Plaats in de rest van Nederland 15 0,9%

Totaal 1.712 100,0%

278 respondenten (16% van alle respondenten) wonen nu in een andere woonplaats dan in 2003. Tabel 3.4 geeft aan waar de respondenten nu wonen en waar ze vandaan zijn ge-komen. Zoals te verwachten verhuizen de meeste respondenten binnen eigen regio. Bui-ten de eigen regio is het percentage respondenBui-ten dat vanuit de rest van Zeeland en van buiten Zeeland naar Zeeuws-Vlaanderen is verhuisd, hoog (47%).

Tabel 3.4 Huidige (kolom) en vorige (rij) woonlocatie van verhuisde respondenten

Zeeuws-Vlaanderen

Walcheren De Bevelanden Totaal

Zeeuws-Vlaanderen 60 7 9 76 78,9% 9,2% 11,8% 100,0% Walcheren 9 24 8 41 22,0% 58,5% 19,5% 100,0% De Bevelanden 6 2 32 40 15,0% 5,0% 80,0% 100,0% Overig (binnen en 57 33 31 121 buiten Zeeland) 47,1% 27,3% 25,6% 100,0% Totaal 132 66 80 278 47,5% 23,7% 28,8% 100,0%

Van de 278 verhuisde respondenten geven er 32 (12%) aan dat de opening van de tunnel van invloed is geweest op hun verhuizing. 69% van de 32 respondenten komt uit Zeeuws-Vlaanderen en 16% uit resp. Walcheren en de Bevelanden (tabel 3.5).

Tabel 3.5 Huidige (kolom) en vorige (rij) woonlocatie van verhuisde respondenten die aangeven dat de tunnel van invloed is geweest op hun verhuizing

Zeeuws-Vlaanderen

Walcheren De Bevelanden Totaal

Zeeuws-Vlaanderen 0 4 3 7 0,0% 57,1% 42,9% 100,0% Walcheren 7 0 0 7 100,0% 0,0% 0,0% 100,0% De Bevelanden 3 0 1 4 75,0% 0,0% 25,0% 100,0% Overig (binnen en 12 1 1 14 buiten Zeeland) 54,5% 20,0% 20,0% 100,0% Totaal 22 5 5 32 68,8% 15,6% 15,6% 100,0% Voor 19 van hen (59%) was de bereikbaarheid van het werk een belangrijke factor; 13 van

(16)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 10

pondenten (22%) waren dat de vrijetijdsactiviteiten buitenshuis. Voor 21 respondenten (66%) speelden ook nog andere motieven. Deze andere factoren blijken vaak familieom-standigheden te zijn en de link met de tunnel is soms niet helemaal duidelijk (tabel 3.6).

Tabel 3.6 Mogelijke gevolgen van de opening van de tunnel en het verdwijnen van de veren op de verandering van woonlocatie (N = 32)

Aantal Percentage Mijn werk (of van een ander in het huishouden) werd beter

bereikbaar vanuit mijn nieuwe woonlocatie

19 59,4 Vanuit mijn nieuwe woning hoef ik minder ver te reizen voor

de vrijetijdsactiviteiten die ik buitenhuis onderneem

7 21,9 Door de opening van de tunnel kon ik in een groter gebied

uit woningen kiezen

21 65,6 Andere motieven (open beantwoording) 21 65,6

(17)

4

Werklocatie

4.1 Inleiding

In een apart deelrapport wordt ingegaan op de bedrijvenenquête (deelrapport 2), en in deelrapport 1 wordt een relatie gelegd tussen werkgelegenheidsontwikkeling en de bereik-baarheidsverandering. In de enquête onder bewoners is ook aandacht besteed aan de ar-beidsmarkt. Er werden een aantal vragen gesteld over eventueel betaald werk en de werk-locatie voor en na opening van de Westerscheldetunnel. In dit hoofdstuk richten we ons vooral op de respondenten die van werklocatie zijn veranderd, van wie een deel de komst van de Westerscheldetunnel (en het uit de vaart halen van de autoveren) van invloed is geweest op de verandering van werklocatie.

4.2 Resultaten enquête

Aan alle respondenten werd gevraagd of zij betaald werk doen. 67% van de respondenten antwoordt hier positief op; 59% van hen werkt meer dan 20 uur. 33% doet geen betaald werk. Verder is gevraagd naar de werklocatie (tabel 4.1) en of de respondenten voor de komst van de tunnel op een andere locatie werkten (tabel 4.2). Als daarvan sprake was is gevraagd naar de motieven daarvoor.

Tabel 4.1 In welke plaats werkt u nu?

Aantal Percentage Plaats in Zeeuws-Vlaanderen 455 40,3%

Plaats op Walcheren 284 25,2%

Plaats op de Bevelanden 199 17,6%

Plaats in de rest van Zeeland 58 5,1% Plaats in de rest van Nederland 98 8,7%

Plaats buiten Nederland 28 2,5%

Dat weet ik niet 6 0,5%

Totaal 1.128 100,0%

40% van de werkende respondenten werkt in Zeeuws-Vlaanderen (terwijl 49% van alle respondenten daar woont), 25% op Walcheren en 18% op de Bevelanden. In bijlage 3 wordt aangegeven in welke plaats de respondenten werken.

30% van de respondenten met betaald werk geeft aan dat de reistijd voor woon-werkverkeer niet noemenswaardig is veranderd sinds de opening van de Westerschelde-tunnel, 16% geeft aan dat de reistijd is afgenomen en voor 14% is de reistijd toegenomen. Als gevraagd wordt of het aantal ritten bij het woon-werkverkeer veranderd is, geeft 43% aan dat dit niet noemenswaardig veranderd is. Voor 6% is het aantal ritten afgenomen en voor 11% is dit juist toegenomen.

Ongeveer tweederde van de respondentgroep werkte voor de opening van de tunnel in de huidige plaats; een derde werkte daarvoor in een andere plaats via dezelfde of een andere werkgever of werkte toen nog niet (tabel 4.2). Van deze 336 respondenten is de huidige en vorige werklocatie in tabel 4.3 aangegeven.

(18)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 12

Tabel 4.2 Werkte u voor de opening van de Westerscheldetunnel in maart 2003 ook al in deze plaats?

Aantal Percentage

Ja 744 66,1

Nee, ik werkte in een andere plaats (wel dezelfde werkgever) 112 9,9 Nee, ik had destijds een andere baan in een andere plaats 224 19,9

Nee, ik werkte toen nog niet 46 4,1

Totaal 1.126 100,0

Tabel 4.3 Huidige (kolom) en vorige (rij) werklocatie van respondenten die van werklocatie zijn veranderd

Zeeuws-Vlaand. Walche-ren Beve-landen Overig Zeeland Overig Nederl. Buiten-land Totaal Zeeuws- 57 18 17 6 12 3 113 Vlaanderen 62,0% 19,6% 18,5% 5,3% 10,5% 2,6% 100,0% Walcheren 14 24 14 4 6 0 62 26,9% 46,2% 26,9% 6,5% 9,7% 0,0% 100,0% De Beve- 11 13 15 5 4 1 49 landen 28,2% 33,3% 38,5% 10,2% 8,2% 2,0% 100,0% Overig 3 5 1 2 1 0 12 Zeeland 33,3% 55,6% 11,1% 16,7% 8,3% 0,0% 100,0% Overig 32 21 14 3 15 1 86 Nederland 47,8% 31,3% 20,9% 3,5% 17,4% 1,2% 100,0% Buitenland 4 3 2 0 2 1 12 44,4% 33,3% 22,2% 0,0% 16,7% 8,3% 100,0% Totaal 121 84 63 20 40 6 334* 45,1% 31,3% 23,5% 6,0% 11,9% 1,8% 100,0% * excl. categorie ‘weet niet’ (N=1) en missing (N=1)

Tabel 4.4 Is de opening van de tunnel of het uit de vaart halen van de autoveren van invloed geweest op het feit dat u nu in een andere plaats werkt?

Aantal Percentage

Ja 53 15,8

Nee 278 83,0

Dat weet ik niet 4 1,2

Totaal 335 100,0

53 van hen gaven aan dat de opening van de tunnel of het uit de vaart halen van de auto-veren van invloed was op het feit dat ze nu in een andere plaats werken (tabel 4.4). Voor 23% gold dat hun oude werklocatie slechter bereikbaar werd en 64% gaf aan dat de nieu-we nieu-werklocatie beter bereikbaar nieu-werd. Voor 26% nieu-werd het duurder om naar de oude loca-tie te reizen en voor 15% goedkoper om naar de nieuwe localoca-tie te reizen. 51% van de res-pondenten gaf aan dat zij nu in een groter gebied naar werk konden zoeken, maar voor 21% is het gebied juist kleiner geworden. Tot slot geeft 32% aan dat het voor hen gemak-kelijker is geworden om een nieuwe baan te vinden (tabel 4.5). De meerderheid van deze mensen werkt nu in Zeeuws-Vlaanderen, voornamelijk in Terneuzen. De meerderheid werkte toen ook in Zeeuws-Vlaanderen, in Terneuzen. Veel verplaatsingen gelden maar voor een of enkele respondenten. Relatief vaak (11%) had men werk in Goes en werkt men nu in Terneuzen. Daarnaast zijn er vijf respondenten (9%) die in Terneuzen werkten en die nu in Vlissingen werken.

(19)

Tabel 4.5 Mogelijke gevolgen van de opening van de tunnel en het verdwijnen van de autoveren op de verandering van werklocatie (N = 53)

Aantal Percentage De oude werklocatie werd slechter bereikbaar 12 22,6 De nieuwe werklocatie werd beter bereikbaar 34 64,2 Het werd duurder om naar de oude locatie te reizen 14 26,4 Het werd goedkoper om naar de nieuwe locatie te reizen 8 15,1 Door de opening van de tunnel is het gebied waarbinnen ik

een baan zoek groter geworden

27 50,9 Door het wegvallen van de autoveren is het gebied

waar-binnen ik een baan zoek kleiner geworden

11 20,8 Door de opening van de tunnel is het gemakkelijker

ge-worden om een nieuwe baan te vinden

(20)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 14

5

Bezoek aan familie en vrienden

5.1 Resultaten enquête

Een van de activiteiten waar een aantal vragen over gesteld wordt, is het bezoek aan fami-lie en vrienden. Bij alle activiteiten gaat het vooral om het verschil in het reizen naar de overkant van de Westerschelde voor en na de opening van de tunnel en redenen daarvoor die eventueel gerelateerd zijn aan de tunnel.

60% van de respondenten reist nu naar de overkant van de Westerschelde voor bezoek aan familie en vrienden; voor de opening van de tunnel was dit 64%. Voor de meerder-heid van de respondenten (57%) maakt de opening van de Westerscheldetunnel geen ver-schil in de frequentie van het bezoek van familie en vrienden aan de overkant van de Wes-terschelde (tabel 5.1). Ongeveer 20% is juist vaker resp. minder vaak familie of vrienden gaan bezoeken. In Terneuzen is men vaker familie/vrienden gaan bezoeken. In Vlissin-gen, Middelburg/Veere en Sluis is men minder vaak familie/vrienden gaan bezoeken.

Tabel 5.1 Bent u vaker of minder vaak familie/vrienden gaan bezoeken aan de overkant van de Westerschelde (procentueel, N = 911)

Maakt geen verschil

Vaker Minder vaak Weet niet/ n.v.t. De Bevelanden 58,8% 19,0% 19,6% 2,6% Middelburg/Veere 54,5% 14,0% 28,1% 3,3% Vlissingen 45,3% 15,1% 32,6% 7,0% Terneuzen 55,1% 34,1% 9,8% 1,0% Sluis 62,5% 8,1% 26,5% 2,9% Hulst 64,7% 6,7% 24,4% 4,2% Totaal 57,1% 19,6% 20,4% 2,9%

Tabel 5.2 Redenen waarom respondenten vaker naar de overkant van de Wester-schelde reizen om familie/vrienden te bezoeken (N = 179)

Reden Aantal Percentage

De afstand is kleiner 33 12,8

De reistijd is korter 156 60,5

De kosten zijn lager 8 3,1

Ik heb nu meer familie en vrienden aan de overkant wonen 69 26,7

Anders (open beantwoording) 72 27,9

Vervolgens wordt bekeken wat de redenen zijn om vaker of juist minder vaak naar de overkant van de Westerschelde te reizen. 20% geeft aan dat ze vaker familie en vrienden zijn gaan bezoeken aan de overkant van de Westerscheldetunnel. In tabel 5.2 wordt aan-gegeven wat de redenen hiervoor zijn. De kortere reistijd wordt daarbij het meest ge-noemd (61%). Dit wordt vooral in Terneuzen gege-noemd.

20% geeft aan dat ze minder vaak familie en vrienden zijn gaan bezoeken aan de overkant van de Westerscheldetunnel. In tabel 5.3 wordt aangegeven wat de redenen hiervoor zijn, waarbij de hogere kosten door 62% wordt genoemd, vooral door respondenten in de

(21)

ge-meenten in Zeeuws-Vlaanderen. In de categorie ‘anders’ valt het antwoord tunnelvrees op.

Tabel 5.3 Redenen waarom respondenten minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen om familie/ vrienden te bezoeken (N = 186)

Reden Aantal Percentage

De afstand is groter 133 42,0

De reistijd is langer 129 40,7

De kosten zijn hoger 196 61,8

Ik heb nu minder familie/vrienden aan de overkant wonen 58 18,3

(22)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 16

6

Winkelen

6.1 Gebruik van voorzieningen

In een apart deelrapport (deelrapport 4) wordt uitgebreid ingegaan op het Zeeuwse voor-zieningenpeil. In de enquête onder bewoners is nagegaan of zij van bepaalde voorzienin-gen gebruik maken. Als dat het geval was, is voor elk van deze voorzieninvoorzienin-gen nagegaan in welke gemeenten zij voor en na de opening van de tunnel wel eens gebruik maken van deze voorziening, wat het verschil in frequentie sinds de opening van de Westerschelde-tunnel en wat daarvoor de motieven zijn. In tabel 6.1 wordt het huidige gebruik van de voorziening aangegeven. Onder winkels worden winkels voor niet-dagelijkse benodigdhe-den in de categorieën mode, luxe, vrije tijd en in en om het huis verstaan. Onder zorg-voorzieningen wordt vooral de gespecialiseerde zorg verstaan, dus exclusief huisarts en apotheek. Culturele voorzieningen worden in onze enquête beperkt tot bioscopen, (film)theaters en musea.

Het valt op dat in de gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen meer gebruik gemaakt wordt van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen dan in de andere gebieden. In Hulst wordt relatief veel gebruik gemaakt voor zorgvoorzieningen.

Tabel 6.1 Huidig gebruik van voorzieningen (procentueel, N = 1.629)

Winkels Zorg Cultuur Horeca Sport Geen De Bevelanden 54,3% 32,1% 27,2% 34,1% 22,8% 29,2% Middelburg/Veere 59,9% 33,2% 37,7% 44,3% 26,6% 24,9% Vlissingen 65,2% 34,8% 40,9% 45,9% 22,1% 18,8% Terneuzen 76,0% 27,5% 34,7% 33,2% 22,3% 15,1% Sluis 71,9% 34,2% 33,7% 36,2% 19,4% 22,4% Hulst 71,4% 41,3% 34,3% 42,3% 28,6% 17,8% Totaal 66,2% 32,9% 34,1% 38,3% 23,6% 21,5%

Tabel 6.2 Aantal respondenten per gemeente dat gebruik maakt van bepaalde voorzieningen (absoluut)

Winkels Zorg Cultuur Horeca Sport

Borsele 51 24 20 31 20 Goes 64 42 37 42 29 Hulst 149 86 70 88 59 Kapelle 24 16 10 14 10 Middelburg 121 68 87 92 53 Noord-Beveland 11 5 5 6 5 Reimerswaal 38 22 18 21 14 Sluis 140 66 64 69 37 Terneuzen 307 111 140 132 89 Veere 52 27 22 35 24 Vlissingen 117 62 73 81 40 Totaal 1.074 529 546 611 380

In tabel 6.2 wordt het aantal respondenten per gemeente (waarin de respondenten mo-menteel wonen) aangegeven dat van een bepaalde voorziening gebruik maakt. Hieruit kan

(23)

worden geconcludeerd dat het aantal respondenten in Noord-Beveland zeer laag is en dat er geen valide conclusies kunnen worden getrokken over deze gemeente.

6.2 Ontwikkeling in het aanbod niet-dagelijkse winkelvoorzieningen

Onder niet-dagelijkse winkelvoorzieningen vatten we de branches ‘mode & luxe’, ‘in en om het huis’ en ‘vrije tijd’. Voor dagelijkse winkelvoorzieningen zijn consumenten over het algemeen meer georiënteerd op de eigen gemeente waardoor we deze niet in dit on-derzoek hebben meegenomen. In tabel 6.3 is de ontwikkeling van het aantal verkooppun-ten van deze voorzieningen opgenomen. De sprong tussen 2002 en 2003 in het aantal verkooppunten in Zeeuws-Vlaanderen is aan een toename in de gemeente Hulst te wijten. Het deelrapport nummer 4 over het voorzieningenpeil in Zeeland trekt een aantal conclu-sies over de ontwikkelingen. We beperken ons in de onderstaande concluconclu-sies tot Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en de Bevelanden.

De belangrijkste kernen voor winkels met een mode & luxe aanbod zijn (in aflopende volgorde) Goes, Middelburg, Sluis, Vlissingen, Terneuzen, Hulst en Oostburg (gemeente Sluis). In Hulst en in mindere mate in Oostburg neemt het aantal verkooppunten af in de-ze branche en stijgt dit in Middelburg en Sluis het meest.

Als naar de branche vrije tijd wordt gekeken, heeft Middelburg het grootste aanbod. In Zeeuws-Vlaanderen heeft Terneuzen de meeste winkels in deze branche, maar qua ver-koopoppervlakte hebben Hulst en Breskens en Sluis meer te bieden. Van de grotere woonkernen in Zeeland zagen alleen Middelburg en Terneuzen een substantiële groei van het aantal winkels in de vrije tijd.

In de branche in & om het huis groeit in de grotere plaatsen alleen in Middelburg het aan-tal winkels. Kleinere plaatsen met een groei zijn Sluis, Arnemuiden (gemeente Middel-burg), Wemeldinge (gemeente Kapelle) en Kruiningen (gemeente Reimerswaal). Het aan-tal winkels in Terneuzen en in mindere mate in Vlissingen daalt.

Tabel 6.3 Ontwikkeling aantal verkooppunten niet-dagelijkse winkelvoorzienin-gen (Mode & luxe, Vrije tijd en In en om het huis) (periode 2002-2007)

2002 2003 2004 2005 2006 2007 Zeeuws-Vlaanderen 529 698 671 666 652 662 Walcheren 580 589 631 615 629 626 De Bevelanden 437 455 514 518 525 513 Overig Zeeland 297 349 339 336 341 341 Totaal 1.843 2.091 2.155 2.135 2.147 2.142 Bron: Locatus 6.3 Resultaten enquête

Aan de respondenten is een aantal vragen gesteld over hun gebruik van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen voor en na de opening van de Westerscheldetunnel. 66% van de respondenten geeft aan wel eens gebruik te maken van niet-dagelijkse winkelvoorzienin-gen. Aan de gebruikers van deze winkelvoorzieningen werd gevraagd of ze na de opening van de tunnel evenveel, vaker of minder vaak naar de overkant gingen (tabel 6.4). 49% geeft aan dat dit geen verschil uitmaakt. Verder gaat 27% minder vaak naar de overkant; dit is iets hoger dan de groep die juist vaker naar de overkant gaat voor niet-dagelijkse winkelvoorzieningen (23%). Vooral respondenten in Terneuzen reizen vaker naar de overkant. Respondenten in Sluis, Hulst en Vlissingen reizen juist minder vaak naar de

(24)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 18

Tabel 6.4 Gaat u sinds de opening van de tunnel vaker of juist minder vaak voor uw niet-dagelijkse benodigdheden aan de overkant van de Wester-schelde? uitgesplitst naar gebied (procentueel, N = 1.060)

Maakt geen verschil

Vaker Minder vaak Weet ik niet De Bevelanden 65,1% 16,7% 17,2% 1,1% Middelburg/Veere 60,4% 11,2% 26,6% 1,8% Vlissingen 48,3% 11,2% 38,8% 1,7% Terneuzen 38,8% 47,7% 12,5% 1,0% Sluis 41,2% 14,7% 43,4% 0,7% Hulst 44,3% 12,1% 41,6% 2,0% Totaal 49,0% 23,2% 26,5% 1,3%

In tabel 6.5 vindt deze uitsplitsing naar leeftijd plaats. Jongeren zijn relatief vaker naar de overkant gereisd en ouderen juist minder vaak voor niet-dagelijkse winkelvoorzieningen.

Tabel 6.5 Gaat u sinds de opening van de tunnel vaker of juist minder vaak voor uw niet-dagelijkse benodigdheden aan de overkant van de Wester-schelde? uitgesplitst naar leeftijd (procentueel, N = 1.060)

Maakt geen verschil

Vaker Minder vaak Weet ik niet 25 – 35 jaar 47,2% 30,7% 21,3% 0,8% 36 – 50 jaar 50,1% 24,8% 23,4% 1,7% 51 – 65 jaar 47,3% 22,2% 30,1% 0,5% > 65 jaar 52,2% 16,4% 28,3% 3,1%

Totaal 49,0% 23,2% 26,5% 1,3%

Van de zes grootste gemeenten die ook voldoende respons hadden, is de herkomst van alle gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in 2010 weergegeven evenals de verandering hierin ten opzichte van 2003. Dit zijn de drie gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen – Terneuzen, Hulst en Sluis –, Middelburg, Vlissingen en Goes. In Terneuzen is behalve vanuit de gemeente zelf, een groot aandeel van de bezoekers vanuit de andere twee Zeeuws-Vlaamse gemeenten afkomstig. Maar ook vanuit Borsele komt men naar Terneuzen. Sluis en Hulst zijn vooral op zichzelf georiënteerd en trekken weinig winke-laars van buiten de gemeente aan. Middelburg trekt veel winkewinke-laars uit Walcheren zelf, maar ook uit Borsele, Goes en Terneuzen. Vlissingen heeft wat winkelen betreft een min-der regionale functie en trekt vooral winkelaars uit Walcheren. Goes heeft een sterk regi-onale functie voor de Bevelanden, maar trekt ook winkelaars vanuit de andere regio’s.

Legenda voor afb. 6.1 – 6.6

Het linkerplaatje toont de situatie voor 2010 en geeft aan hoeveel procent vanuit een be-paalde gemeente voor een bebe-paalde activiteit in de desbetreffende gemeente komt.

(25)

Afb. 6.1 Herkomst van de gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in Terneuzen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 1.074)

Afb. 6.2 Herkomst van de gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in Hulst in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 1.074)

Afb. 6.3 Herkomst van de gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in Sluis in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 1.074)

(26)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 20

Afb. 6.4 Herkomst van de gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in Middelburg in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 1.074)

Afb. 6.5 Herkomst van de gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in Vlissingen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 1.074)

Afb. 6.6 Herkomst van de gebruikers van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen in Goes in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 1.074)

(27)

In afb. 6.7 wordt voor de groep respondenten die niet verhuisd zijn of van werklocatie veranderd zijn, het verschil in oriëntatie aangegeven voor en na 2003. In twee vragen werd gevraagd waar men voor resp. na de opening van de Westerscheldetunnel gebruik maakte van deze voorzieningen. In de afbeelding is het procentuele verschil tussen voor en na de opening weergegeven. Er is voor gekozen om de groep respondenten te beper-ken tot hen die niet verhuisd zijn of van werklocatie zijn veranderd omdat dit invloed heeft op de locatie van de gebruikte voorzieningen. Om de betrouwbaarheid van de resul-taten te vergroten, zijn de data voor sommige gemeenten samengevoegd, omdat hier sprake was van te kleine aantallen (< 25). Een kleine verandering in absolute aantallen zou een grote procentuele verandering laten zien en geeft daarmee een vertekend beeld. In de-ze kaartjes zijn de gemeenten Veere en Middelburg samengevoegd en zijn alle gemeenten op de Bevelanden samengevoegd. In Zeeuws-Vlaanderen was de respons hoog genoeg om de gemeenten apart te houden. Het totaal aantal respondenten dat van niet-dagelijkse winkelvoorzieningen gebruik maakt is 1.074, het aantal dat niet verhuisd en van werkloca-tie veranderd is 438. Geconcludeerd kan worden dat de relawerkloca-tie tussen Walcheren en het westen van Zeeuws-Vlaanderen in belang is afgenomen, terwijl de oriëntatie van Terneu-zen op de Bevelanden en Walcheren is toegenomen.

Afb. 6.7 Procentuele verandering in de plaats waar respondenten gebruik maakt van winkels van niet-dagelijkse benodigdheden ten opzichte van de situa-tie van voor de opening van de tunnel (N = 438)

In tabel 6.4 werd aangegeven dat 23% van de respondenten vaker voor niet-dagelijkse winkelvoorzieningen naar de overkant van de Westerschelde reist dan voor de komst van de tunnel. In tabel 6.6 wordt aangegeven wat de redenen hiervoor zijn. De categorie ‘kor-tere reistijd’ scoort het hoogst. Dit speelt vooral in de gemeenten Terneuzen en Vlissingen en op de Bevelanden2. In de categorie ‘anders’ wordt evenals bij andere voorzieningen

vaak melding gemaakt dat er nu flexibele reistijden mogelijk zijn omdat men nu niet meer met vaste vaartijden te maken heeft.

(28)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 22

Tabel 6.6 Redenen waarom respondenten vaker naar de overkant van de Wester-schelde reizen (N = 246)

Reden Aantal Percentage

De afstand is kleiner 56 22,8

De reistijd is korter 174 70,7

De kosten zijn lager 8 3,3

Het aanbod is groter 78 31,7

De kwaliteit van het aanbod is beter 17 6,9

Anders (open beantwoording) 50 20,3

27% van de respondenten geeft aan minder vaak voor niet-dagelijkse winkelvoorzieningen naar de overkant van de Westerschelde te reizen. In tabel 6.7 staan hiervoor de redenen. De categorie ‘hogere kosten’ scoort het hoogst. Dit speelt vooral in de gemeenten Ter-neuzen, Sluis en in mindere mate in Hulst. Verder valt ook hier in de categorie ‘anders’ het oncomfortabele gevoel in de tunnel (tunnelvrees, veiligheid, verlichting etc.) dat veel mensen hebben op.

Tabel 6.7 Redenen waarom respondenten minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen (N = 280)

Reden Aantal Percentage

De afstand is groter 129 46,1

De reistijd is langer 133 47,5

De kosten zijn hoger 201 71,8

Het aanbod is kleiner 9 3,2

De kwaliteit van het aanbod is minder 4 1,4

(29)

7

Zorgvoorzieningen

7.1 Ontwikkeling in het aanbod zorgvoorzieningen

Het deelrapport 4 over voorzieningen geeft ook een overzicht van ontwikkelingen in de zorgsector. Bij huisartsen die tot de basiszorg worden gerekend lijkt zich een trend voor te doen naar schaalvergroting van praktijken. Bij fysiotherapeuten en tandartsen die hiertoe behoren, neemt het aantal licht af. Omdat de meeste mensen zich voor basiszorg vooral op de eigen gemeente richten, is er voor het gebruik van zorgvoorzieningen in de enquête voor gekozen deze te beperken tot ziekenhuizen en gespecialiseerde zorg.

Als we naar de ontwikkeling van het aantal bedden in de periode van 2002-2009 kijken zien we dat er nauwelijks sprake is van verschillen. In Zeeuws-Vlaanderen beschikt Ter-neuzen over een algemeen ziekenhuis, op Walcheren is dat Vlissingen en op de Bevelan-den zijn er in de gemeente Goes naast een algemeen ziekenhuis een categoraal ziekenhuis (revalidatie) en drie psychiatrische ziekenhuizen. Er zijn lichte verschuivingen binnen de Zeeuwse regio’s, maar tussen regio’s is er nauwelijks verandering evenals in het totaal aan-tal bedden.

Tabel 7.1 Ontwikkeling van het aantal bedden in ziekenhuizen, verzorgingstehui-zen, verpleegtehuizen en serviceflats in de periode 2002-2009

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Zeeuws-Vlaand. 2.234 2.203 2.205 2.176 2.209 2.227 2.259 2.259 Walcheren 2.711 2.361 2.269 2.164 1.936 1.830 1.977 1.932 De Bevelanden 2.578 2.530 2.605 2.665 2.665 2.648 2.672 2.657 Overig Zeeland 734 715 715 810 816 830 820 820 Totaal 8.257 7.809 7.794 7.815 7.626 7.535 7.728 7.668 Bron: Vastgoedmonitor 7.2 Resultaten enquête

33% van alle respondenten maakt wel eens gebruik van gespecialiseerde zorgvoorzienin-gen. Verreweg het grootste aandeel van de respondenten (72%) reist nu even vaak naar de overkant hiervoor als voor 2003, terwijl 11% aangeeft dat ze vaker en 15% dat ze minder gebruik maken van zorgvoorzieningen aan de overkant van de Westerschelde (tabel 7.2). Het effect van de komst van de tunnel voor zorgvoorzieningen is minder sterk dan bij de niet-dagelijkse winkelvoorzieningen. Bij zorgvoorzieningen is er natuurlijk ook minder keuzevrijheid dan bij sommige andere voorzieningen. De Zeeuws-Vlaamse gemeenten vallen op omdat zij een hoog percentage respondenten hebben die voor en na de opening van de tunnel even vaak naar de overkant reizen voor zorgvoorzieningen en een zeer laag percentage respondenten dat vaker naar de overkant is gaan reizen: respondenten in deze gemeenten lijken nu – buiten de voorzieningen in de eigen gemeente – vooral naar Ter-neuzen en België te reizen. Respondenten vanuit de Bevelanden reizen juist vaker naar de overkant; uit de afbeeldingen per gemeente blijkt dat dit vooral naar Terneuzen is.

In de afbeeldingen per gemeente bekijken we de herkomst van gebruikers van zorgvoor-zieningen in zes gemeenten. Vooral Terneuzen, Vlissingen en Goes zijn daarbij interes-sant, omdat dit de gemeenten zijn met volwaardige ziekenhuizen. In Oostburg is slechts

(30)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 24

Tabel 7.2 Gaat u sinds de opening van de tunnel vaker of juist minder vaak voor zorgvoorzieningen (ziekenhuizen en gespecialiseerde zorg) naar de overkant van de Westerschelde? uitgesplitst naar gebied (procentueel, N = 512)

Maakt geen verschil

Vaker Minder vaak Weet ik niet De Bevelanden 66,0% 21,4% 11,7% 1,0% Middelburg/Veere 74,7% 14,3% 8,8% 2,2% Vlissingen 64,4% 18,6% 13,6% 3,4% Terneuzen 71,6% 6,4% 17,4% 4,6% Sluis 73,8% 0,0% 26,2% 0,0% Hulst 78,8% 5,9% 14,1% 1,2% Totaal 71,7% 11,3% 14,8% 2,1%

een beperkt aantal ziekenhuisfuncties aanwezig. Van de drie gemeenten heeft Terneuzen de meest regionale functie en Vlissingen de minst regionale. Goes speelt vooral een rol voor Walcheren en de Bevelanden. Bij analyse van de data komt ook naar voren dat Zeeuws-Vlaanderen zich meer op België oriënteert dan voor 2003.

Als we naar afb. 7.7 kijken is – evenals bij de winkelvoorzieningen – ook bij zorgvoorzie-ningen de oriëntatie van Sluis op Vlissingen afgenomen. De oriëntatie vanuit de Bevelan-den en Walcheren op Terneuzen is toegenomen. Zoals gezegd kijken we hier alleen naar de respondenten die niet van woon- of werklocatie zijn veranderd en gaat het dan bij de zorgvoorzieningen in totaal om 203 respondenten, terwijl het bij afb. 7.1-7.6 529 respon-denten betrof.

Legenda voor afb. 7.1 – 7.6

Het linkerplaatje toont de situatie voor 2010 en geeft aan hoeveel procent vanuit een be-paalde gemeente voor een bebe-paalde activiteit in de desbetreffende gemeente komt.

Het rechterplaatje toont de procentuele verandering in 2010 ten opzichte van 2003.

Afb. 7.1 Herkomst van de gebruikers van zorgvoorzieningen in Terneuzen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N= 529)

(31)

Afb. 7.2 Herkomst van de gebruikers van zorgvoorzieningen in Hulst in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 529)

Afb. 7.3 Herkomst van de gebruikers van zorgvoorzieningen in Sluis in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 529)

Afb. 7.4 Herkomst van de gebruikers van zorgvoorzieningen in Middelburg in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 529)

(32)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 26

Afb. 7.5 Herkomst van de gebruikers van zorgvoorzieningen in Vlissingen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 529)

Afb. 7.6 Herkomst van de gebruikers van zorgvoorzieningen in Goes in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 529)

(33)

Afb. 7.7 Procentuele verandering in de plaats waar respondenten gebruik maakt van zorgvoorzieningen ten opzichte van de situatie van voor de opening van de tunnel (N = 203)

In tabel 7.3 wordt aangegeven wat de redenen zijn voor het vaker gebruik maken van de zorgvoorzieningen aan de overkant. De categorie ‘betere kwaliteit van het aanbod’ scoort het hoogst. In tabel 7.4 zijn deze redenen uitgesplitst naar bestemming van de respondent. Hieruit komt duidelijk naar voren dat een belangrijke reden om van Midden-Zeeland naar Zeeuws-Vlaanderen en de Vlaamse zorgverleners te gaan te maken heeft met het kwaliteit van het zorgaanbod daar.

Tabel 7.3 Redenen waarom respondenten vaker naar de overkant van de Wester-schelde reizen voor zorgvoorzieningen (N = 58)

Reden Aantal Percentage

De afstand is kleiner 1 1,7

De reistijd is korter 21 36,2

De kosten zijn lager 2 3,4

Het aanbod is groter 5 8,6

De kwaliteit van het aanbod is beter 29 50,0

Anders (open beantwoording) 17 29,3

Tabel 7.4 Redenen om naar de overkant te reizen voor zorgvoorzieningen naar be-stemming (N = 58)

Reden Van Midden-Zeeland naar Zeeuws-Vlaanderen (N=46) Van Zeeuws-Vlaanderen naar Midden-Zeeland (N=12) De afstand is kleiner 1 0 De reistijd is korter 16 5

De kosten zijn lager 2 0

Het aanbod is groter 5 0

De kwaliteit van het aanbod is beter 39 0

(34)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 28

15% van de respondenten die gebruik maakt van zorgvoorzieningen geeft aan dat ze min-der vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen voor die zorgvoorzieningen. In tabel 7.5 wordt aangegeven wat de redenen hiervoor zijn. De hogere kosten scoren als re-den het hoogst en de gemeenten Sluis en Terneuzen hebben daarbij het hoogste aandeel.

Tabel 7.5 Redenen waarom respondenten minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen voor zorgvoorzieningen (N = 76)

Reden Aantal Percentage

De afstand is groter 30 39,5

De reistijd is langer 32 42,1

De kosten zijn hoger 54 71,1

Het aanbod is kleiner 4 5,3

De kwaliteit van het aanbod is minder 9 11,8

(35)

8

Culturele voorzieningen

8.1 Ontwikkeling in het aanbod culturele voorzieningen

Binnen culturele voorzieningen kan onderscheid gemaakt worden tussen bioscopen en filmtheaters, concertgebouwen en poppodia, musea en theaters. Zeeland heeft geen con-certgebouw en in 2005 hadden alleen Goes en Zierikzee een poppodium. Kleinere pop-podia zijn er in Middelburg, Vlissingen en Terneuzen. Voor de overige culturele voorzie-ningen is data beschikbaar voor een langere periode (zie verder deelrapport 4). Het aantal musea is nauwelijks gewijzigd in de afgelopen jaren. In de periode 2003-2009 zijn er in het onderzoeksgebied vier gesloten en drie geopend. Ook het aantal theaters is redelijk con-stant gebleven. In Middelburg is een theater geopend (543 stoelen) en in Sluis ook (70 stoelen). Het aantal stoelen in bioscopen en filmtheaters is in de periode 2001-2008 rela-tief constant gebleven. In 2009 is dit aantal ten opzichte van het jaar ervoor met een kwart gestegen (tabel 8.1). In Zeeuws-Vlaanderen heeft een aantal veranderingen plaatsgevon-den: in Hulst zijn 608 stoelen verdwenen, terwijl er in Terneuzen 672 stoelen werden toe-gevoegd. In Sluis werden 50 stoelen toetoe-gevoegd. Op de Bevelanden werden in Goes 672 stoelen toegevoegd.

Tabel 8.1 Ontwikkeling aantal stoelen in bioscopen en filmtheaters (excl. kleine theaters) (periode 2001-2009) 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Zeeuws-Vlaanderen 608 908 908 1008 950 950 858 250 922 Walcheren 1.551 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297 De Bevelanden 0 0 0 0 0 0 0 640 672 Overig Zeeland 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 2.159 2.205 2.205 2.305 2.247 2.247 2.155 2.187 2.891 Bron: Nederlandse Federatie Cinematografie

8.2 Resultaten enquête

Onder respondenten is nauwelijks een effect op het gebruik van oeververbindingen te zien bij het gebruik van culturele voorzieningen. Voor 61% maakt de komst van de tunnel geen verschil in het gebruik van culturele voorzieningen aan de overkant van de Wester-

Tabel 8.2 Gaat u sinds de opening van de tunnel vaker of juist minder vaak naar de overkant van de Westerschelde voor culturele voorzieningen? uitge-splitst naar gebied (procentueel, N = 533)

Maakt geen verschil

Vaker Minder vaak Weet ik niet De Bevelanden 76,7% 9,3% 10,5% 3,5% Middelburg/Veere 66,0% 14,2% 18,9% 0,9% Vlissingen 62,0% 8,5% 26,8% 2,8% Terneuzen 50,4% 32,1% 16,1% 1,5% Sluis 44,4% 14,3% 39,7% 1,6% Hulst 67,1% 11,4% 20,0% 1,4%

(36)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 30

schelde. Vooral voor de Bevelanden is dit percentage erg hoog (77%) (tabel 8.2). 17% van de respondenten die van culturele voorzieningen gebruik maakt, geeft aan dat ze vaker gebruik maken van culturele voorzieningen aan de overkant van de Westerscheldetunnel; Terneuzen springt er hier uit met 32%. 21% geeft aan dat ze minder vaak naar de over-kant zijn gaan reizen; vooral in Sluis en Vlissingen zijn deze percentages hoog.

Bij de kaartjes van de zes gemeenten kan geconcludeerd worden dat de groei van bezoe-kers van Terneuzen vooral aan de twee andere Zeeuws-Vlaamse gemeenten en Walcheren toegeschreven kan worden. In tegenstelling tot een aantal andere voorzieningen hebben bij culturele voorzieningen Middelburg en Vlissingen een redelijk vergelijkbare regionale functie.

Toelichting voor afb. 8.1 – 8.6

Het linkerplaatje toont de situatie voor 2010 en geeft aan hoeveel procent vanuit een be-paalde gemeente voor een bebe-paalde activiteit in de desbetreffende gemeente komt.

Het rechterplaatje toont de procentuele verandering in 2010 ten opzichte van 2003.

Afb. 8.1 Herkomst van de gebruikers van culturele voorzieningen in Terneuzen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 546)

Afb. 8.2 Herkomst van de gebruikers van culturele voorzieningen in Hulst in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 546)

(37)

Afb. 8.3 Herkomst van de gebruikers van culturele voorzieningen in Sluis in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 546)

Afb. 8.4 Herkomst van de gebruikers van culturele voorzieningen in Middelburg in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 546)

Afb. 8.5 Herkomst van de gebruikers van culturele voorzieningen in Vlissingen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 546)

(38)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 32

Afb. 8.6 Herkomst van de gebruikers van culturele voorzieningen in Goes in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 546)

Op afb. 8.7 is voor de groep respondenten die niet verhuisd zijn en niet van werklocatie zijn veranderd, aangegeven wat de procentuele verandering in hun oriëntatie is voor en na 2003. Het totaal aantal respondenten dat van culturele voorzieningen gebruik maakt is 546, het aantal dat niet van woon- en werklocatie is veranderd 222. Er zijn vele kleine anderingen te zien zijn die kriskras door het gebied lopen. Daartoe behoort ook een ver-schuiving van de gemeenten grenzend aan de voormalige autoveren naar de gemeenten rond de Westerscheldetunnel, evenals een stijging van de relaties tussen de gemeenten Terneuzen, Goes, Vlissingen en Middelburg. In Zeeuws-Vlaanderen heeft de daling van de oriëntatie tussen Terneuzen en Hulst wellicht te maken met de sluiting van de bios-coop in Hulst en de opening van die in Terneuzen.

Afb. 8.7 Procentuele verandering in de plaats waar respondenten gebruik maakt van culturele voorzieningen ten opzichte van de situatie van voor de ope-ning van de tunnel (N = 222)

17% van de respondenten geeft aan dat ze sinds de opening van de Westerscheldetunnel vaker naar de overkant reist om van culturele voorzieningen gebruik te maken. In tabel 8.3 wordt aangegeven wat de redenen hiervoor zijn. Voor 70% is de kortere reistijd reden om vaker naar de overkant te reizen, waarbij de gemeente Terneuzen het hoogst scoort op deze reden.

(39)

Tabel 8.3 Redenen waarom respondenten vaker naar de overkant van de Wester-schelde reizen voor culturele voorzieningen (N = 90)

Reden Aantal Percentage

De afstand is kleiner 19 21,1

De reistijd is korter 63 70,0

De kosten zijn lager 1 1,1

Het aanbod is groter 27 30,0

De kwaliteit van het aanbod is beter 11 12,2

Anders (open beantwoording) 28 31,1

21% geeft aan dat ze minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen voor cul-turele voorzieningen. In tabel 8.4 wordt aangegeven wat de redenen hiervoor zijn. De ho-gere kosten zijn voor 80% van de respondenten reden om minder vaak naar de overkant te reizen. De Zeeuws-Vlaamse gemeenten scoren hierbij het hoogst.

Tabel 8.4 Redenen waarom respondenten minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen voor culturele voorzieningen (N = 109)

Reden Aantal Percentage

De afstand is groter 52 47,7

De reistijd is langer 62 56,9

De kosten zijn hoger 87 79,8

Het aanbod is kleiner 4 3,7

De kwaliteit van het aanbod is slechter 4 3,7

(40)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 34

9

Horecavoorzieningen

9.1 Ontwikkeling in het aanbod horecavoorzieningen

Onder horecavoorzieningen vallen cafés, restaurants en hotels. In tabel 9.1 wordt de ont-wikkeling van de totale verkoopoppervlakte weergegeven.

Tabel 9.1 Ontwikkeling verkoopoppervlakte horecagelegenheden (vierkante me-ters in de periode 2000-2009) 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Zeeuws-Vl. 74.105 72.300 72.837 73.666 75.337 72.026 67.409 69.808 71.830 72.420 Walcheren 62.245 61.755 61.109 62.564 61.053 62.575 63.262 64.606 64.714 65.647 Bevelanden 40.477 42.389 42.399 42.248 42.333 41.778 41.444 43.218 44.977 44.945 Overig Zl. 43.567 41.235 42.134 41.431 41.555 41.386 41.478 42.934 41.885 41.816 Totaal 220.394 217.679 218.479 219.909 220.278 217.765 213.593 220.566 223.406 224.828

Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering

Tabel 9.2 Ontwikkeling aantal horeca- en cateringbedrijven (periode 2000-2009)

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Zeeuws-Vl. 522 514 510 504 498 492 471 470 481 485 Walcheren 509 501 507 505 496 499 494 502 499 495 Bevelanden 288 295 285 286 284 283 285 290 294 290 Overig Zl. 316 306 303 301 304 299 295 301 299 299 Totaal 1.635 1.616 1.605 1.596 1.582 1.573 1.545 1.563 1.573 1.569

Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering

Binnen de horecasector kan een onderscheid gemaakt worden tussen de dranken-, fast-food-, restaurant- en hotelsector. Het rapport naar het Zeeuwse voorzieningenniveau kijkt naar de ontwikkeling in de periode 2003-2009 op gemeenteniveau. Geconcludeerd wordt dat het aantal zaken in de drankensector het grootst is in de gemeenten Schouwen-Duiveland en Veere. In de gemeenten Hulst, Terneuzen, Vlissingen en in mindere mate in Schouwen-Duiveland is het aantal zaken sinds 2003 afgenomen. Alleen in Middelburg nam het aantal zaken substantieel toe. Wat het verkoopoppervlak betreft was er in de ge-meenten Veere en Goes een toename en in Hulst een afname.

In de fastfoodsector daalde het aantal bedrijven in Veere fors en steeg dit in Schouwen-Duiveland en Borsele. In Schouwen-Schouwen-Duiveland daalde echter het verkoopoppervlakte evenals in Goes en Hulst. In Middelburg was sprake van een omgekeerde trend: hier daal-de het aantal bedrijven, maar steeg het verkoopoppervlak.

Het verkoopoppervlak in de restaurantsector is bijna in heel Zeeland toegenomen. Mid-delburg en in mindere mate Reimerswaal en Tholen vormen hierop een uitzondering. Wat het totaal aantal bedrijven betreft blijft de gemeente Sluis koploper, gevolgd door Schou-wen-Duiveland en Terneuzen.

De ontwikkeling in de hotelsector wordt aan de hand van het aantal bedden bekeken. Aan het strand grenzende gemeenten als Veere, Schouwen-Duiveland en Sluis hebben aan-zienlijk meer hotelcapaciteit dan gemeenten als Borsele, Tholen, Noord-Beveland, Kapel-le, Reimerswaal en Hulst. Van de meer stedelijke gemeenten heeft Terneuzen de meeste hotelbedden, gevolgd door Vlissingen, Goes en Middelburg. Sinds 2003 kan er op

(41)

Wal-cheren een substantiële afname van het aantal hotelbedden worden geconstateerd. Sluis, Schouwen-Duiveland en Reimerswaal laten juist een sterke toename zien.

9.2 Resultaten enquête

Er is geen groot effect op het gebruik van oeververbindingen te zien bij het gebruik van horecavoorzieningen. Voor 61% van de respondenten maakt de tunnel geen verschil. 24% is minder vaak tegen 13% vaker naar de overkant gaan reizen voor deze voorziening (ta-bel 9.3): een behoorlijke achteruitgang. De hogere kosten (ta(ta-bel 9.5) voor respondenten in Zeeuws-Vlaanderen lijken hier een belangrijke reden voor te zijn. In Terneuzen is juist het percentage respondenten dat vaker naar de overkant is gaan reizen veel hoger dan dat voor minder vaak. In Sluis, Vlissingen en Hulst is men juist relatief veel minder naar de overkant gaan reizen.

Tabel 9.3 Gaat u sinds de opening van de tunnel vaker of juist minder vaak naar de overkant van de Westerschelde voor horecavoorzieningen? Uitgesplitst naar gebied (procentueel, N = 603)

Maakt geen verschil

Vaker Minder vaak Weet ik niet De Bevelanden 70,8% 15,0% 13,3% 0,9% Middelburg/Veere 67,2% 9,6% 23,2% 0,0% Vlissingen 55,0% 10,0% 32,5% 2,5% Terneuzen 55,0% 24,8% 18,6% 1,6% Sluis 51,5% 8,8% 39,7% 0,0% Hulst 64,8% 5,7% 27,3% 2,3% Totaal 61,5% 13,3% 24,0% 1,2%

Als we de situatie voor de zes gemeenten bekijken, valt op dat ook bij de horecavoorzie-ningen respondenten weinig geneigd zijn buiten hun eigen regio (Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren resp. de Bevelanden) te reizen voor horecavoorzieningen. Terneuzen, maar ook Middelburg en Goes hebben sinds de opening van de tunnel meer bezoekers in de horecasector gekregen.

Legenda voor afb. 9.1 – 9.6

Het linkerplaatje toont de situatie voor 2010 en geeft aan hoeveel procent vanuit een be-paalde gemeente voor een bebe-paalde activiteit in de desbetreffende gemeente komt.

(42)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 36

Afb. 9.1 Herkomst van de gebruikers van horecavoorzieningen in Terneuzen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 611)

Afb. 9.2 Herkomst van de gebruikers van horecavoorzieningen in Hulst in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 611)

Afb. 9.3 Herkomst van de gebruikers van horecavoorzieningen in Sluis in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 611)

(43)

Afb. 9.4 Herkomst van de gebruikers van horecavoorzieningen in Middelburg in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 611)

Afb. 9.5 Herkomst van de gebruikers van horecavoorzieningen in Vlissingen in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 611)

Afb. 9.6 Herkomst van de gebruikers van horecavoorzieningen in Goes in 2010 en trend t.o.v. 2003 (procentueel, N = 611)

(44)

TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB 38

Uit afb. 9.7 blijkt dat de relatie tussen Sluis met Walcheren en die tussen Hulst en de overkant te zijn afgenomen; die van Terneuzen met de overkant is juist versterkt. Deze analyse is van toepassing op de respondenten die sinds 2003 niet van woon- of werkloca-tie veranderden.

Afb. 9.7 Verandering in de herkomst van gebruikers die niet verhuisden en van werklocatie veranderden van horecavoorzieningen ten opzichte van de si-tuatie van voor de opening van de tunnel (N = 248)

In tabel 9.4 wordt aangegeven wat de redenen zijn voor het feit dat respondenten vaker naar de overkant reizen voor horecavoorzieningen (13% van de respondenten die van de-ze voorziening gebruik maken). De kortere reistijd scoort daarbij het hoogst. Dit wordt vooral in Terneuzen en op de Bevelanden genoemd.

Tabel 9.4 Redenen waarom respondenten vaker naar de overkant van de Wester-schelde reizen (N = 81)

Reden Aantal Percentage

De afstand is kleiner 19 23,5

De reistijd is korter 53 65,4

De kosten zijn lager 3 3,7

Het aanbod is groter 12 14,8

De kwaliteit van het aanbod is beter 10 12,3

Anders (open beantwoording) 26 32,1

24% van de respondenten die van horecavoorzieningen gebruik maakt, geeft aan dat ze minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen. In tabel 9.5 wordt aangegeven wat de redenen hiervoor zijn. De hogere kosten scoren hier het hoogst, met de grotere af-stand en langere reistijd als goede tweede en derde redenen. De hogere kosten scoren vooral in de Zeeuws-Vlaamse gemeenten hoog, terwijl de grotere afstand vooral in Vlis-singen en Sluis speelt en de langere reistijd in Sluis en in mindere mate in Middel-burg/Veere.

(45)

Tabel 9.5 Redenen waarom respondenten minder vaak naar de overkant van de Westerschelde reizen (N = 145)

Reden Aantal Percentage

De afstand is groter 79 54,5

De reistijd is langer 77 53,1

De kosten zijn hoger 99 68,3

Het aanbod is kleiner 4 2,8

De kwaliteit van het aanbod is slechter 3 2,1

Cytaty

Powiązane dokumenty

Swoje opracow anie rozpoczął od przedstaw ienia spraw gospodarczych, bytowych, bow iem bez o dpow ied­ niego uposażenia nie m oże funkcjonow ać żad n a szkoła.. Z

Not unrelated to teacher competency is the question of assessment. Skills and systems approaches lend themselves more easily to objective assessment through gap-fills and

Decision making in the tender phase of large infrastructural projects is a complex task for contractors as they have to make design decisions with long term effects

A w angarda z początków stulecia miała am bicję reorganizacji życia społecznego we wszystkich aspektach: artystycznym , ekonomicznym, między jednostkowym. Autoteliczne

Zapewne nigdy Słowacki nie był lepiej i pow szech­ niej czytany: dlatego Tatara mógł udowodnić, że obecny był w twórczości w ielu poetów niby to obcych

Wiedza filozoficzna stanowi podstawę operacji in telek tu al­ nych zm ierzających do skonstruow ania program u ideologicznego, który stara się urzeczyw istnić k ry ­

Odtąd, od 1958 roku, trw a K atedra Teorii L iteratu ry UŁ nieprzer­ wanie, obroniwszy się dzielnie przed naukowo nie uzasadnionym jej wchłonięciem przez zbyt