• Nie Znaleziono Wyników

De ontwikkeling van een milieu informatiesysteem: Het project REMIS. Concept

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van een milieu informatiesysteem: Het project REMIS. Concept"

Copied!
144
0
0

Pełen tekst

(1)

DE ONTWIKKELING VAN EEN MILIEU INFORMATIESYSTEEM

HET PROJECT REMIS

M.J.M. van S/agmaat

~ -­

TUDelft

TechnIscheUniversiteitDelft OnderzoeksinstituutOTa Bibliotheek

Jaffalaan 9, 2528i X Delft

CONCEPT

Delftse Universitaire Pers,

augustus 1990

1002

170

4

Bibliotheek TU Delf t

(2)

-~~'P.l-0iek"sitiiSt:it:m~"FB-Uitgever:

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1

2628 CN Delft

Telefoon:(015) 78 32 54

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Slagmaat, M.J.M.van

De ontwikkeling van een Milieu InformatieSysteem/Het Project REMIS/M.J.M.van Slagmaat. Delft: Delftse Universitaire Pers.

Met literatuuropgave. ISBN

SISO

Trefwoorden: milieu, wetgeving, gemeenten, informatiesysteem.

Copyright 1990 by M.J.M.van Slagmaat

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without permission from the publisher, Centre for Computer Graphics and Mapping, Delft, The Netherlands.

(3)

VOORWOORD

Het voor u liggende boek vormt de afronding van het project REMIS (Regionaal Milieu InformatieSys-teem). Het is een, voor de geïnteresseerde leek, aangepaste samenvatting van de drie deelrapporten die tot dusver van het project REMIS verschenen zijn en geeft een beeld van de drie fasen die het onderzoek doorlopen heeft. Terwijl dit boek zijn vorm kreeg werd duidelijk dat het project REMIS nog niet ten einde is. Het resultaat van de derde fase, een prototype van een milieu-informatiesysteem, wordt momenteel bij de Milieudienst Midden-Holland getest. Dit is een stap verder in de ontwikkeling

naar een volwaardig instrument dat beslissingen op het raakvlak van milieubeleid en ruimtelijke \_~

r.Pb/

"[fI> ordening kan ondersteunen. Het boek vormt tevens de afronding van de Nadoktorale Opleiding'!-die .'i

-ik bij het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde gevolgd heb.

In hoofdstuk 1 wordt het project ingeleid, waarbij de probleemstelling, het doel en de werkwijze besproken worden. In de hoofdstukken 2, 3 en 4 komen de drie fasen van het project aan bod, respectievelijk de wetsanalyse, het empirisch onderzoek en de bouw van het REMIS-prototype. In hoofdstuk 5 volgen conclusies en toekomstige ontwi_kk~lingen. Zoals reeds opgemerkt is dit boekje

een samenvatting, voor gedetailleerdere" en meer specifieke informatie (ook ten aanzien van

conclusies, knelpunten en aanbevelingen) verWijs is-li-aarde drie deelrapporten.

Veel mensen zijn betrokken geweest bij de verschillende fasen van het project REMIS. Een aantal wil ik hier met name noemen. Op de eerste plaats' mijn collega A.A. van der Veen, die tijdens het

empirisch onderzoek bij het project betrokken raakte. De resultaten van het project weerspiegelen de geïnspireerde samenwerking. Het vele typewerk is verzorgd door mevrouw R.R.R. Heemskerk en de definitieve versie is door mevrouw E.M. Seinstra-Fendel nauwgezet gecorrigeerd. Verder dienen alle collega's van het Centre for Computer Graphics and Mapping van de Faculteit der Geodesie van de Technische Universiteit Delft en de medewerkers van de Computer Management Group Utrecht B.V., die bij project betrokken waren, zeker niet onvermeld te blijven.

(4)
(5)

INHOUD

Lijst van afkortingen 7

Lijst van figuren 9

Lijst van tabellen 10

Lijst van bijlagen 10 1 1.1 1.2 1.3 1.4 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2 .2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.4.1 2.4.2 3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.5 3.5.1 3.5.2 3.6

Het project REMIS 11

Inleiding 11 Probleemstelling . . . ... . . ... . . .. ... . . .. 12 Doel 16 Werkwijze 16 Wetsanalyse ~_•.. . . ... . . . .. . . 21 Werkwijze 21 Gehanteerde concepten 21

Keuze van de te analyseren wetten 23

-De analysemethode .... . . .. . . .... . . 23

De Hinderwet als voorbeeld 25

Inleiding 25

De gemeentetaken voorde HW uitgewerkt in gegevensstroomdiagrammen " 27 Korte omschrijving van de overige geanalyseerde wetten 38

Wet Geluidhinder 38

Wet Bodembescherming/lnterimwet Bodemsanering 42

Wet Chemische Afvalstoffen/Afvalstoffenwet 46

Milieu effect rapportage 48

Wet Verontreinig ing Oppervlaktewateren 50 Een aantal conclusies gemaakt op basis van de wetsanalyse 53

Activiteiten - 53

Gegevensbestanden 55

Empirisch onderzoek 57

Inleiding 57

Werkwijze 57

De keuze voor interviews in plaats van een enquête 57 De keuzevan de te interviewen gemeenten 57

De interviews en de uitwerking daarvan 59

De Hinderwet als voorbeeld 61

Korte omschrijving van de overige wetten waaraan tijdens de interviews

aandacht is besteed. . . .. ... . ... . . ... .... . . .. .. . 72

Wet Geluidhinder 72

Wet Bodembescherming/lnterimwetBodemsanering 80 Wet ChemischeAfvalstoffen/Afvalstoffenwet 90 Een aantal conclusies, gebaseerd op het empirisch onderzoek 99 Algemeneconclusies . . . ! , • • • '.'.• • • • • • • • • • • •• • • • •.• •• • • • • • 99 Opmerkingen per wet : ". . . ... . . ... . . . .... . 100 Knelpunten/Wensen . . . ... . ... . . ... . . .. . . ... . . .. 101

(6)

4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.2.1 4.4.2.2 5 5.1 5.2

De bouw van het REMIS-prototype 103

Inleiding . . . .. . . ... . . . .. 103 Werkwijze.. . . ... . . ... . . .. 104

Keuzen ten aanzien van het prototype 104

Werkwijze gevolgd bij de bouw van het prototype . . . 106 Functionele omschrijving van het prototype 106 Technische omschrijving van het prototype 113

De bestanden 113

Het programma; de user interface 119

ORACLE 119

ARC/INFO 123

Conclusies en Toekomstige ontwikkelingen. :.:' 127 Conclusies - -.-~-. . . ... . .. . . 127

Toekomstigeontwikkelingen -: 127

(7)

UJST VAN AFKORTINGEN Amvb ARC/INFO APV AW AZ B. enW. BWT CA CCGM CIMI CIMIBRON CIMIUT CIMILOC CIMION CIMITERM CIMIMARKT CLaVIS Cmer CMG Utrecht B.V. CRM CTD dB DFD DGMH DROM GFO-Milieu GIS GS GW GWW HB HUP HW IBS IMP IMZ IZ KB KCA KEW Kv.K

: Algemene maatregel van bestuur

: Algemene Plaatselijke (of Politie) Verordening ; Afvalstoffenwet

: Algemene Zaken

; Burgemeester en Wethouders : Bouw- en Woningtoezicht : Chemisch Afval

: Centre for Computer Graphics and Mapping : Centrale Ingang Milieu Informatie

: Centrale Ingang Milieu Informatie, verwijssysteem naar bronhouders, expertise, specialisme

: Centrale Ingang Milieu lnïormate, verwijssysteem naar milieuilleratuur

: Centrale Ingang Milieu Informatie, verwijssysteem naar locatiegebonden

gegevens _

; Centrale Ingang Milieu Informatie, verwijssysteem naar lopend milieu-onderzoek : Centrale Ingang Milieu informatie, milieu-thesaurus

: Centrale Ingang Milieu Informatie, marketing (activiteiten ter verkenning van de vraagzijde)

: Computerondersteund LOkaal VastgoedinformatieSysteem : Commissievoor de milieu effect rapportage

: Computer Management Group Utrecht B.V. : Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

Ministerie van

: decibel

: Data Flow Diagram

: Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiêne

: Deregulering Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Actieprogramma : Gemeentelijk Functioneel Ontwerp-Milieu

: Geografisch Informatie Systeem : Gedeputeerde Staten

: Grondwater : Grondwaterwet : Hinderbesluit

: Hinderwet Uitvoerings Programma : Hinderwet

: Interimwet Bodemsanering

: Indicatief Meerjaren Programma Milieu : Integrale Milieuzonering

: Interne Zaken : Koninklijk Besluit : Klein Chemisch Afval : Kernenergiewet

(8)

L&V LPG MER m.e.r. MUG MUP M.v.T. NMP PAP. PC PIM PS PWN PWS REMIS RIVM RO RUWO RWS TU Delft Sbi SDM-2 SOVIK VAM VCP VNG VoMiI VROM WABM WBB WCA WGh WLV WOZ WRO WVO WVZ .WVVH, Ontwerp 8

: Landbouw en Visserij, Ministerie van : Liquified Petrol Gas

: Milieu Effect Rapport : milieu effect rapportage

: Meerjaren Uitvoeringsprogramma Geluidhinder : Milieu Uitvoerings Programma

: Memorie van Toelichting

: Nationaal Milieubeleidsplan

: Provinciaal Afvalstoffen Plan : Personal Computer

: Plan Integratie Milieubeleid : Provinciale Staten

: Provinciale Waterstaat

: Regionaal Milieu InformatieSysteem

: Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiêne : Ruimtelijke Ordening

: Rustige Woonwijk : Rijkswaterstaat

: Technische Universiteit Delft

: Standaard bedrijfsindeling : System Development Method-2

: Stichting SamenwerkingsOrgaan Vastgoedinformatie en Kartografie

: Verkeers Circulatieplan

: Vereniging van Nederlandse Gemeenten

: Volksgezondheid en Milieuhygiêne, Ministerie van

: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van

: Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiêne : Wet Bodembescherming

: Wet Chemische Afvaistofffen : Wet Geluidhinder

: Wet inzake Luchtverontreiniging : Wet Olieverontreiniging Zeewater : Wet op de Ruimtelijke Ordening

: Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren : Wet Verontreiniging Zeewater

(9)

LIJST VAN FIGUREN

1. Uitholling van de Hinderwet bij het tot stand komen van de (sectorale) milieuhygiêne-wetgeving, en integratie door middel van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiêne.

2. Stappen bij de uitvoering van het milieubeleid (volgens de reguleringsketen) met daarbij aangegeven het betrokken bevoegd gezag en de mate van effect-/brongerichtheid.

3. Een voorbeeld van bij elkaar behorende OFO's van verschillend niveau. 4. De beleidslevencyclys.

5. De reguleringsketen.

6. Omgevingsmodel Hinderwet.

7. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Hinderwet. 8. Vergunningverlening Hinderwet.

9. De Wet Geluidhinder geplaatst tussen andere wetten die met 'geluid' te maken hebben. 10. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Wet Geluidhinder.

11. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Interimwet Bodemsanering. 12. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Afvalstoffenwet.

13. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de milieu effect rapportage.

14. Hoofdactiviteiten van waterschappen voor de Wet Verontreiniging Oppervlaktewa teren. _.

15. Matrix van per gemeente onderscheiden taken voor de activiteit controle en sanctionering Hinderwet.

16. Omgevingsmodel Hinderwet, afgeleid uit het empirisch onderzoek.

17. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Hinderwet,afgeleid uit het empirisch onderzoek. 18. Vergunningverlening Hinderwet, afgeleid uit het empirisch onderzoek.

19. Omgevingsmodel Wet Geluidhinder, afgeleid uit het empirisch onderzoek.

20. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Wet Geluidhinder, afgeleid uit het empirisch onderzoek. 21. Omgevingsmodel WBB/IBS, afgeleid uit het empirisch onderzoek.

22. Hoofdactiviteiten van de gemeenten voor de WBB/IBS, afgeleid uit het empirisch onderzoek. 23. Omgevingsmodel AWN/CA, afgeleid uit het empirisch onderzoek.

24. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de AWN/CA, afgeleid uit het empirisch onderzoek. 25. Globale indeling in twee typen gemeentelijke milieutaken en hieraan te verbinden

informatiesyste-men.

26. Omgevingsmodel milieuzonering.

27. Hoofdactiviteiten van het REMIS-prototype. 28. Werkwijze gevolgd tijdens de ruimtelijke analyse.

29. Overlay van het gezoneerde ontvangende gebied (onder) met de geselecteerde bouwvakken (boven).

30. Resuftaatkaart, weergave van het resultaat van de ruimtelijke analyse. 31. Hoofdbestanden van het prototype.

32. Bouwwerkenformulier, corresponderend met zowel de Bouwwerkentabel als de Relatietabel Bouwwerken.

33. Sbi-code formulier, corresponderend met de Sbi-code tabel. 34. Formulier corresponderend met de Hulptabel Soort Bouwwerken.

35. Formulier corresponderend met de Hulptabel Omrekening Sbi-afstanden.

36. Formulier corresponderend met de Gevoelighedentabel voor 'grijze' bestemmingen. 37. Formulier corresponderend met de omschrijving van 'grijze' gevoeligheden.

38. De structuur van deSOL*Menu-sch~rmen van het prototype.

(10)

LIJST VAN TABELLEN

1. Verschillende milieuhygiêne-wetten en de taakverdeling over de drie niveaus van bevoegd gezag, gerelateerd aan de reguleringsketen.

2. Korte weergave van de geschiedenis van de Hinderwet.

3. Aanbevolen grenswaarden voor de woonomgeving, in het kader van de Wet Geluidhinder. 4. Hoofdtaken voor lokale overheden, zoals uit de verschillende geanalyseerde wetten is afgeleid. 5. Bestanden/registraties die in de verschillende wetten (impliciet) genoemd zijn, per wet aangegeven.

LIJST VAN BIJLAGEN 1. Milieuwetten.

2. Gebruikte symbolen bij de Data Flow Diagrams. 3. Lijst van bij Amvb aangewezen chemische afvalstoffen.

4. Gegevensstromen en gegevensbestanden behorende bij H'vY-vergunningverfening.

(11)

1 HET PROJECT REMIS 1.1 Inleiding

Het project REMIS (Regionaal Milieu InformatieSysteem) is één van de drie projecten in het Onderzoekprogramma 1986-1989van het Centre for Computer Graphics and Mapping (CCGM) van de Faculteit der Geodesie van de TU Delft. Aanvankelijk werd een projectvoorstel REMIS geschreven voor een regionale markt.

Het doel van dit voorstel was de bruikbaarheid van de milieu-informatie te verbeteren door systematisering bij of voor de provinciale overheid (Poelstra,

1986 - projectvoorstel REMIS). Het idee hierachter was dat het mogelijk zou zijn, zonder veel moeite en extra kosten. door afstemming van de verschillende inspanningen op milieugebied c.q.' milieubeleidsgebied te komen tot een effectiever informatiesysteem-betreffende het milieu. Een effectiever infor-matiesysteem kan leiden tot een efficiënter geïntegreerd milieubeleid.

Er werd een oriënterend REMIS-onderzoek in de provincie Utrecht verricht (Kathmann e.a.1987). Het bleek dat de milieuproblematiek zeer complex is en dat het moeilijk was om deelproblemen te kiezen die als aandachtspunten konden dienen voor bedrijven die aan het project mee gingen doen. Verder bleek datderegionalemarkt door deze bedrijven als te klein ervaren werd voor het te ontwikkelen systeem.

Gezien deze kanttekeningen bij de oorspronkelijke projectopzet is een ander doel geformuleerd, met behoud van de bovenstaande projectomschrijving. Het project gaat zich richten op lokale overheden (gemeenten) en hun taken op het gebied van het milieu. Deze taken liggen voornamelijk in de uitvoerende sfeer van het milieubeleid en worden voornamelijk verricht vanuit het idee van "brongericht beleid" (zie ook paragraaf 2.1 .1).

Het project REMIS wordt deels gefinancierd door het ministerie van Economi-sche Zaken. De stichting SamenwerkingsOrgaan Vastgoed Informatie en Kartografie (SOVIK) beheert de financiën en selecteert de participant die vanuit het bedrijfsleven aan het project gaat mee doen. Voor REMIS is dit CMG Utrecht B.V. (Computer Management Group) geworden. Zij participeert ook in het project CLOVIS (Ontwikkeling van een Computerondersteund LOkaal VastgoedinformatieSysteem), een van de andere projecten uit het CCGM Onderzoekprogramma 1986-1989.

Het onderzoek is uit drie fasen opgebouwd:

1. Analyse van, voor de uitvoering van het gemeentelijk milieubeleid,relevante milieuwetten.

Met als resultaat een beeld van de formele situatie. De milieuwetten zijn de grondslag voor de uitvoeringvan het milieubeleid door de overheid, en dus ook voor gemeenten. Bovendien is de wet voor iedere gemeente gelijk. Derhalve is het project gestart met een analyse van een aantal milieuwetten.

(12)

2. Empirisch onderzoek, bestaande uit interviews aangaande de uitvoering van het milieubeleid, bij een zestal geselecteerde gemeenten. Het resultaat is een beeld van de wijze waarop het milieubeleid in de werkelijkheid wordt uitgevoerd, tot op een vrij gedetailleerd niveau.

3. De bouw van een prototype van het milieu informatiesysteem. Op basis van de resultaten uit de eerste twee fasen is een onderwerp gekozen voor het prototype, dat een model is van een systeem dat beslissingen op het raakvlak van milieubeleid en ruimtelijke ordening kan ondersteunen.

1.2 Probleemstelling

Milieubeleid en milieuwetgeving

Milieubeleid kan omschreven worden als "het welöVerwogen streven om bepaalde doeleinden betreffende het fysieke milieu met bepaalde middelen in een bepaalde tijdsvolgorde te bereiken" (Boersema e.a. 1986). In deze omschrijving worden naast doeleinden en prioriteit, middelen genoemd.

Aangezien het beleid voornamelijk door de overheid wordt vastgesteld (en uitgevoerd) zijn de middelen (of instrumenten) vooral juridisch van aard: milieuwetgeving.

De milieuwetgeving (zie ook bijlage 1), kan als volgt ingedeeld worden: - milieuhygiëne-wetgeving: gericht op het a-biotisch natuurlijk milieu..het

beoogt de grote milieucomponenten (bodem, water, lucht) te beschermen tegen vervuiling en aantasting. Uitgangspunt is de gezondheid van de mens. Een nadere fndeling valt te maken in wetten aangaande sectoren (compo-nenten) en verontreinigende factoren;

- milieubeschermingswetgeving: gericht op het biotisch natuurlijk milieu, het beoogt dit te beschermen tegen aantasting (waaronder vervuiling);

- ruimtelijke ordening en inrichtingswetgeving: gericht op het afwegen van ruimtelijke claims die verbonden zijn aan verschillende maatschappelijke activiteiten. Deze wetgeving is dus niet alleen gericht op het natuurlijk milieu, maar ook op het artificiële milieu.

Integratie in het milieubeleid

In de loop van de jaren 60 dienen milieuproblemen zich aan en worden dermate dringend dat snelle actie geboden is. De Hinderwet blijkt hiervoor ongeschikt en tijd om een milieu-kader-wet te ontwikkelen is er niet. Er wordt gekozen voor een (snelle) opbouw van een stelsel sectorale milieuhygiënische wetten. De Hinderwet wordt uitgehold (zie fig. 1).

AI in de Urgentie Nota (1972) wordt gesteld'dat': "Een optimale aanpak van milieuhygiënische problemen steeds meer vraagt om een integrale benadering

die verder gaat dan de bestrijding van symptomen en die zich vooral richt op een zorgvuldige analyse van de oorzaken en factoren die aan de ongewenste effecten ten grondslag liggen".

De huidige milieuproblemen, die zich zo duidelijk in meerder sectoren tegelijk afspelen (b.v. zure neerslag en de bodemverontreinigingsproblematiek). onderstrepen dit.

(13)

Andere overheidsgeschriften die vorm geven aan de erkende noodzaak tot integratie zijn:

- het Plan Integratie Milieubeleid (PIM);

- het Actieprogramma Deregulering Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (DROM);

- de notitie "Meer dan de som der delen";

- de Indicatieve Meerjaren Programma's Milieu (IMP's-M).

I

I

Wet Bodembescherming WABM

I Wet

I

Interimwet Bodemsanering Algemene

I Bepalingen

H

I

Wet Verontreinging Oppervlaktewateren Milieuhygiêne

i

I

Wet Verontreiniging Zeewater -

-

coördinatie

n

d I

-

vergunning-I

Wet inzake Luchtverontreiniging verlening

e

r I

-

beroep

w

I

Afvalstoffenwet

-

planning

e I

-

normstelling

t IWet Chemische Afvalstoffen

-

financiên

I

-

handhaving

I

Kernenergiewet

-

MER I

-

etc.

I

Wet Geluidhinder

I

I

I

Figuur 1. Uitholling van de Hinderwet bij het tot stand komen van de (sectorale) milieuhygiêne-wetgeving, en integratie door middel van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiêne.

Ook in de ontwikkeling van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne (WABM) is gestalte gegeven aan de integratie (zie ook fig. 1). De WABM regelt voor een groot aantal milieuhygiënische wetten de procedurele gang van zaken bij vergunningverlening (inclusief wijziging en intrekking van de vergunning en de beroepsprocedures; H3 t/m 5 WABM). Verder regelt deze wet de coördina-tie bij gevallen waarvoor meerdere vergunningen (van verschillende niveaus van bevoegd gezag) vereist zijn (H2: WABM). De bedoeling is dat er een integrale milieu-vergunningverlening tot stand komt en dat voor bepaalde activiteiten die nu nog vergunningplichtig zijn algemene voorwaarden worden opgesteld. Onderwerpen die nog in de WABM opgenomen zullen worden zijn: planning, normstelling, financiering en handhaving.

Onderdeel van de WABM is de wet op de milieu effect rapportage. Voor activiteiten waarvan verwacht wordt dat ze grote gevolgen voor het milieu zullen hebben is de initiatiefnemer verplicht om een rapport op te stellen. Hierin worden de effecten op het milieu van de voorgenomen activiteit en de mogelijke alternatieven (integraal) beschreven. Het rapport dient ter ondersteu-ning van de besluitvorming door het bevoegd gezag inzake de voorgenomen activiteit (b.v. vergunningverlening). De benodigde milieugegevens dienen verstrekt te worden door het bevoegd gezag. Dit zal uiteindelijk meestal neer komen op de betrokken gemeente(n).

(14)

Om het bovenstaande in de praktijk tot uitvoering te kunnen brengen, is het van primair belang dat de (bestaande) milieugegevens toegankelijk zijn of worden gemaakt. Niet alleen dat de milieu informatie ''vindbaar" is, maar ook dat ze bruikbaar is. De Centrale Ingang Milieu Informatie (CIMI) is een systeem dat verwijst naar bronhouders van milieugegevens (CIMIBRON), literatuur over milieuzaken (CIMILlT), lopend milieu onderzoek (CIMION) en naar lokaties van (Iocatiegèbonden) milieugegevens (CIMILOC). Verder is een milieu thesaurus (CIMITERM) ontwikkeld en CIMIMARKT voor uitwisseling met de gebruikers bij de ontwikkeling van het project. CIMI is opgezet om de toegankelijkheid van bestaande milieu informatie te verbeteren en om het gebruik van milieu informatie te stimuleren. Het is uitgevoerd in opdracht van VROM/DGMH onder verantwoordelijkheid van het RIVM.

Om de bruikbaarheid van milieugegevens te verbeteren zal gestandaardiseerd moeten worden, zowel wat betreft verzamelmethoden, opslagmethoden als wijzen van weergave. REMIS moet dê r:nogeliJkheid bieden aan te sluiten bij de CIMI, als bron en als gebruiker.

14

IMZ

In maart 1988 is binnen het Ministerie van VROM het project "Emulatie van Bronnen en Integrale Milieuzonering" van start gegaan. Doel van het project is om (in 1991) te komen tot een regeling emulaties van bronnen en integrale milieuzonering ofwel een integrale milieuzoneringssystematiek. Hiernaast zijn een 15-ta/ proefprojecten gestart om de integrale milieuzoneringssystematiek

in de praktijk te evalueren en (mede) vanuit de praktijk te laten evalueren. Het gaat hierbij om bedrijfsterreinen waarop grote, vaste installaties gevestigd zijn of bij bestemmingsplan gevestigd kunnen worden en om de omliggende gevoelige gebieden. Voor dit project wordt integrale milieuzonering omschreven als: "... het zodanig op elkaar afstemmen van beslissingen met betrekking tot de situering, uitbreiding en terugdringing van milieubelastende en milieugevoeli-ge activiteiten (met name door het aanhouden van een voldoende ruimtelijke scheiding of meer specifieke bronmaatregelen) ..., dat een duurzaam evenwicht ontstaat tussen milieubelasting in gebieden met milieugevoelige functies (met name woningbouw) en de ontplooiingsmogelijkheden van de milieubelastenden activiteiten (met name industrie)" (VROM, 1990).

Uitvoering van het milieubeleid

In het algemeen verlopen de stappen naar de uitvoering van het milieubeleid als volgt (zie ook paragraaf 2.1.1, de reguleringsketen).

Het beleid wordt op Rijks- en provinciaal niveau opgesteld. Dit gebeurt in de vorm van wet- en regelgeving en plannen. In deze plannen worden milieukwali-teitsdoelstellingen geformuleerd. Deze worden (eventueel in provinciale verordeningen) uitgewerkt in milieukwaliteitseisen, de normstelling. Tot hiertoe is er (in algemene zin) sprake van effectgericht beleid. De milieukwaliteitseisen vormen de doelstelling van het brongericht beleid. De uitvoering van het bron gericht beleid berust grotendeels bij de lokale overheden (zie ook fig. 2).

(15)

Deze uitvoering vindt plaats door middel van vergunningverlening, uitvoering van milieuhygiënische maatregelen en controle en handhaving.

Figuur 2. Stappen bij de uitvoering van het milieubeleid (volgens de reguleringsketen) met daarbij aangegeven het betrokken bevoegd gezag en de mate van effect-/brongerichtheid (alles is globaal indicatief weergegeven).

Zowel door de problemen die de laatste jaren zijn ontstaan op het gebied van controle en handhaving (b.v. de bodemvervuilingsproblematiek) als door de studies naar de uitvoering van de Hinderwet is.gebleken dat gemeenten onvoldoende zijn toegerust voor de uitvoering van deze taken, taken die in de loop van de tijd steeds complexer geworden zijn. Goed georganiseerde registraties van milieugegevens. gegevens over vergunningen. algemene gegevens over bedrijven, inspectie-gegevens en eventueel nog andere maken een betere uitvoering van die taken mogelijk. Evenals een wet- en regelgeving die overzichtelijk en uniform is.

(16)

1.3 Doel

Bij het formuleren van de eerste twee fasen van het REMIS-project was het doel: inzicht te krijgen in de gegevensstromen en gegevensverzamelingen die een rol spelen bij de uitvoering van het gemeentelijke milieubeleid. En tevens knelpunten te inventariseren en te analyseren die zich in deze gegevensstro-men en -verzamelingen voordoen. Op basis hiervan is het dan mogelijk een functioneel ontwerp te maken van een systeem, waarbij de stromen en verzamelingen dusdanig georganiseerd en geformaliseerd zijn dat de knelpunten opgelost zijn, en dat een daadwerkelijke ondersteuning kan zijn voor het milieubeleid door de nu makkelijk bereikbare gegevens van de gewenste kwaliteit.

1.4 Werkwijze

Aangezien iedere fase wel een eigen werkwijze had, wordt de werkwijzeper

-fase, bij de betreffende fase beschreven.

Globaal is gedurende het project volgens de planning van SDM-2 gewerkt,met name in de laatste fase. Hieronder volgt een korte omschrijving.

: een methode die, indien gevolgd, leidt tot een gestruc-tureerde aanpak voor het ontwerpen van een informatie-systeem (de methode is oorspronkelijk ontwikkeld door

J.

Martin en door velen, eventueel aangepast, overgeno-men).

: globaal inzicht krijgen in de motivering, de organisatori-sche consequënties, de kostenconsequenties van de systeemontwikkeling. Voorts een globale indruk van het te ontwikkelen systeem zelf: analyse van de huidige situatie en de gewenste toekomstige situatie wat betreft de informatievoorziening in de betreffende organisatie. Op basis hiervan wordt een advies gegeven over het te ontwikkelen informatiesysteem en hoe dit binnen de organisatie geplaatst kan worden.

Eindprodukt: een rapport waarin de situatie-analyse en het daaruit voortvloeiende advies zijn opgenomen. Het omvat impliciet een scherpere doelstelling voor het gehele traject.

: de activiteiten van een definitiestudie zijn gericht op het bepalen van de systeemgrenzen, het definiëren van de relaties met .andere _systemen, het bepalen van de hoofdfuncties en het vaststellen van de belangrijkste entiteiten (= gegevensgroepen). Verschillende verande-ringsalternatieven kunnen worden opgesteld en hierin dient een keuze gemaakt te worden.

Eindprodukt: een rapport dat een weerslag is van de bovengenoemde activiteiten en dat de planning voor het verdere verloop van het project aangeeft.

2. Definitiestudie 1. Vooronderzoek SDM-2

16

7

(17)

3. Basisontwerp : het basisontwerp omvat de globale functionele specifica-ties van het toekomstige systeem, evenals een globale technische beschrijving van het systeem.

4. Detailontwerp : per (sub)systeem wordt het basisontwerp verfijnd, een

gedetailleerde functionele en logische gegevensstructuur wordt aangegeven.

De lay-out van schermen en lijsten (en kaarten) wordt ontworpen, en de handmatige procedures en taken worden uitgewerkt. De structuur van de gegevensopslag wordt vastgesteld. Het gedetailleerde software-ontwerp wordt gemaakt, een testplan wordt opgesteld evenals het plan voor de realisatie en invoering.

Eindprodukt: een rapport dat een weerslag is van de bovengenoemde activiteiten en eventueel een prototype van het toekomstige systeem.

5. Realisatie : de realisatie omvat het eigenlijke bouwen van het systeem

waarbij tevens aandacht wordt besteed aan het invoeren van het systeem in de organisatie en het verzorgen van documentatie.

Eindprodukt: een werkend, ingevoerd systeem met rapportage aangaande het traject, een gebruikershandlei-ding en eventueel cursusmateriaal om het systeem te leren kennen.

Als het systeem eenmaal-in de organisatie is ingevoerd dient het nog

onderhouden te worden. Het is raadzaam hiervoor van te voren een plan op te stellen.

Tijdens het REMIS-project is de bovenstaande projectplanning globaal gevolgd, waarbij een aantal fasen in elkaar geschoven zijn. Vooronderzoek is bij de provincie Utrecht gedaan en tijdens het opzetten van het REMIS-project. De wetsanalyse en het empirisch onderzoek vormen de Definitiestudie en het Basisontwerp en op plaatsen waar de activiteiten gegevensstromen en

gegevensopslag zeer gedetailleerd omschreven zijn, zelfs gedeeltelijk

Detailontwerp. Het prototype heeft in kort tijdsbestek in wezen alle fasen doorlopen en past in haar geheel in de fase Detailontwerp.

Het proefdraaien van het prototype bij de Milieudienst Midden-Holland kan gezien worden als een stukje realisatie.

Na het proefdraaien van het prototype zal een "echt" systeem gebouwd kunnen worden en kunnen stappen voor de implementatie bij gemeenten genomen worden.

Om de beschrijving van de activiteiten, die van belang zijn voor gemeenten, overzichtelijk te houden en inzichtelijk te maken is de schematechniek gebruikt

waarbij gegevensstroomdiagrammen (= Data Flow Diagram = DFD) gemaakt

worden. Deze techniek is een onderdeel van Structured Systems Analyses

(18)

18

Er is gekozen voor deze techniek omdat:

- het een betrekkelijk eenvoudige methode is die voor de gebruiker (gemeen-ten/waterschappen in dit geval) toegankelijk is. Dit is van belang bij de verificatie van het gemaakte model; .

- de techniek bruikbaar is bij analyse van wetten, (hoewel ze daar niet voor ontworpen is);

- de techniek bij CMG gebruikt wordt. Het gebruik van een zelfde techniek voorkomt communicatieproblemen.

Vanuit de afbakening van het te bestuderen systeem wordt via globale beschrijvingen naar meer detail gewerkt (top-down). Na de uitwerking van de lagere niveaus worden de hogere niveaus bijgewerkt (bottom-up). Dit gebeurt deels iteratief.

De gebruikte symbolen worden in bijlage 2 omschreven.

_ . • _~. 0.:,

In het eerste diagram wordt de grens van'het systeem aangegeven. Dit is het context-diagram of omgevingsmodel. Deelementen van de omgeving (dus gelegen buiten het systeem) zijn aangegeven evenals hun relatie met het systeem.

De volgende stap is het onderscheiden van de hoofdactiviteiten. Een goede aanzet hiervoor wordt bij de wetten gegeven door de hoofdstukindeling. De onderscheiden hoofdactiviteiten worden (willekeurig) genummerd. Iedere hoofdactiviteit kan nader onderverdeeld worden en in meer detail beschouwd. De DFD's van een lager niveau krijgen na het nummer van het diagram waar ze in staan een eigen nummer (zie ook fig. 3). Zo kan iedere (hoofd)activiteit tot het gewenste/mogelijke detailniveau uitgewerkt worden. Door de wijze van nummering zijn de activiteiten van verschillende niveaus die bij elkaar horen makkelijk te vinden.

Vanuit de laagste niveaus wordt nu omhoog gewerkt waarbij de consistentie gecontroleerd worden. De in- en uitgaande stromen van de lagere DFD's moeten overeenkomen met die van de activiteit op hoger niveau waar ze bij horen. Dit is de bottum-up controle.

Het omgevingsmodel en de activiteiten, zoals onderscheiden op het laagste niveau, worden kort beschreven. Deze omschrijvingen worden ook wel processpecificaties genoemd (De Marco 1979). Korte omschrijvingen van de

gegevenstromen en gegevensopslag worden opgenomen in de Data

(19)

omgev ing s model

activiteit 3.1

hoo Id ac tiv i tei Ie n

activiteit 3

Figuur 3. Een voorbeeld van bij elkaar behorende OFO's van verschillend niveau. Op deze wijze ontstaat een werkmodel van de huidige formele situatie. Aangevuld met informatie uit de praktijk ontstaat een huidig "werkelijk" model. Aan de hand daarvan kan een gefundeerd model van de gewenste toekomsti-ge situatie ontworpen worden.

Voordelen van het gebruik van deze methode:

Aan de hand van de figuren kan (relatief) gemakkelijk aan een derde inzicht gegeven worden in, c.q. een beeld gegeven worden van de werking van het geanalyseerde deel van de werkelijkheid (het model). De figuren kunnen gebruikt worden bij afstemming met de toekomstige gebruiker.

Bij het maken van diagrammen wordt de materie steeds in stukken opgedeeld die te bevatten zijn. Er wordt gewerkt met onderdelen die in principe op een A4-tje passen.

De methode dwingt nauwkeurigheid af. De naam van een activiteit (proces) bestaat in principe uit een werkwoord en een zelfstandig naamwoord. Als een activiteit niet concreet te omschrijven is, is de indeling niet goed. De activiteit bestaat dan niet, of bestaat uit meerder activiteiten. Een gegevensstroom krijgt een unieke naam, kort en duidelijk.

(20)

20

Verschillende niveaus van detaillering kunnen naast elkaar bestaan. Activiteiten

waarvan detaillering gewenst/mogelijk is kunnen los van activiteiten waarvan dat niet zo is. nader beschouwd worden.

Een gegevensstroom heeft een begin en een einde. Gegevensstromen waarvan één van beide ontbreekt bestaan in principe niet. In een dergelijk geval klopt

het diagram niet of is het systeem (de wet in dit geval) niet consistent. Dit levert een vraag op die bij verificatie in de praktijk gesteld zal worden.

Bij de analyse van de wetten in DFD's werd duidelijk dat gegevensbestanden (= gegevensopslag) aanwezig moeten zijn en tevens wat globaal de inhoud van deze bestanden zou kunnen zijn. De bestanden worden in de wet niet expliciet genoemd, wel zijn ze noodzakelijk bij hét uitvoeren van een aantal taken. Het is bijvoorbeeld voor controle en handhaving noodzakelijk dat de verleende vergunningen toegankelijk zijn opgeslagen.

(21)

2 WETSANALYSE

2.1 Werkwijze

2.1.1 Gehanteerde concepten

Als ondersteuning bij de analyse van de wetten is een aantal bestaande concepten gebruikt. Deze concepten zijn ontleend aan ervaringen opgedaan bij (het zoeken naar) oplossingen bij zich aandienende milieuproblemen. De beleidslevensevslus

De beleidslevenscyslus (fig. 4, volgens Winsemius 1986) geeft de levensloop van een probleem in het politiekbestuurlijk proces weer. Het Rijk heeft met name taken in de eerste twee fasen, de lokale overheid met name in de laatste twee fasen. Deze taakverdeling is niet strikt, het Rijk heeft ook beheerstak_en, _

evenals de gemeente beleidsformulerende taken heeft. Dit is afhankelijk van het onderwerp en de schaal waarop het zich afspeelt.

politieI< ErI<enrung IBeleids· IOplossIng Beheer I

gewICht IfOrmulering I "' I I I I I I - I I I I I I I I I I I I I I , I I I I I I I I I I I I I I "I _ fase Figuur 4. De beleidslevenscyclus.

(22)

De reguleringsketen

De reguleringsketen (fig. 5, volgens Winsemius 1986) geeft de verschillende fasen weer die onderscheiden kunnen worden bij de uitvoering van het beleid. Wetgeving en normstelling vindt voornamelijk op Rijksniveau plaats met een (eventuele) nadere invulling op provinciaal/lokaal niveau. Vergunningverlening en uitvoering spelen zich op lokaal/provinciaal niveau af. Ook hier is de taakverdeling niet strikt.

Figuur 5. De reguleringsketen.

22

Effectgericht/brongericht beleid

Het effectgericht beleid richt zich op het oplossen van problemen die ontstaan door emissie van verontreinigde of verstorende factoren (bijv. schadelijke stoffen, geluid). Deze oplossingen richten zich op de'ontvanqer. Het bronge-richt beleid bronge-richt zich op de emissie van verontreinigenden op verstorende factoren. Deze maatregelen richten zich op de veroorzaker/bron.

Zoals al in fig. 2 is aangegeven wordt het effectgericht beleid vooral op Rijks-en provinciaal niveau vorm gegevRijks-en. En wordt het brongericht beleid, ter verwezenlijking van de in het effectgericht beleid geformuleerde doelstellingen en eisen, vorm gegeven bij de uitvoering op lokaal niveau. In absolute zin is er een verschuiving binnen het beleid van effectgericht naar brongericht, van symptoombestrijding naar oorzaakbestrijding. De keuze van het type te volgen beleid bij het oplossen van een bepaald probleem is in belangrijke mate een belangenafweging.

(23)

2.1.2 Keuze van de te analyseren wetten

Aangezien. zoals eerder gesteld. de milieuwetgeving de grondslag vormt voor de uitvoering van het milieubeleid is het project gestart met de analyse van een aantal milieuwetten.

Zoals eerder genoemd staat bij de lokale overheden het brongericht beleid centraal. Daarmee vallen de milieubeschermingswetgeving en de ruimtelijke ordenings- en inrichtingswetgeving op zich af. De keuze wordt beperkt tot de milieuhygiëne-wetgeving. waarin wel verwezen wordt naar de ruimtelijke ordenings- en inrichtingswetgeving.

In tabel 1 zijn de verschillende milieuhygiëne-wetten opgenomen waarbij een taakverdeling over de niveaus van bevoegd gezag is aangegeven. De taken zijn gerelateerd aan de reguleringsketen.

Uit de tabel kan afgeleid worden dat de lokale overheden vooral taken hebben op basis van de volgende wetten:

--- Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne;

- Hinderwet;

-- Wet Geluidhinder; .

- Afvalstoffenwet[Wet Chemische Afvalstoffen;

- Wet Bodembescherming/lnterimwet Bodemsanering; - Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren;

- Ontwerp Wet op de Waterhuishouding.

Deze wetten zijn geanalyseerd. De ontwerpwet op de Waterhuishouding is buiten beschouwing gelaten omdat het ontwerp van deze wet zich hoofdzakelijk richt op waterkwantiteitsbeheer en niet op waterkwaliteit.

De tweede en derde fase van het REMIS-project zijn toegespitst op de gemeenten als lokale overheid. Gemeenten en waterschappen zijn niet als één soort overheid te beschouwen, hun organisatie en werkwijze verschilt te veel. Derhalve is een keuze gemaakt, en aangezien het veld van taken in de gemeenten breder is, is voor de gemeenten gekozen.

2.1.3 De analysemethode

De beschrijving van de analyse van de wetten bestaat uit de volgende onderdelen:

- een globale schets van het ontstaan en de werking van de wet (om een kader te scheppen);

- een korte samenvatting van de wet;

- gegevensstroomdiagram met beschrijvingen van de activiteiten (uit de wet) die van belang zijn voor een gemeente/waterschap (voor een beschrijving van gegevensstroomdiagrammen zie hoofdstuk 1.4 werkwijze);

- conclusies over consistentie van de wet;

(24)

Wet

Bevoegd gezag:

Rijk Provincie Gemeente! Waterschap WABM HW WGh AW WCA 1Vm5 1,2,3 1,2 1,2,3 1Vm5 1Vm5 3,5? 1Vm5 2,3,5 5 1Vm 5 2,3,4,5 1Vm5 1,3,4,5 5

depot klein chemisch afval WBB IBS wvo ontwerp WWH GWW WOZ WYZ Waterstaats-wetgeving 1,2 1,2,4,5 1,2 4,5 1Vm 5 1Vm 5 1Vm 5 1t/rn5 1+2 1Vm 5 1Vm 5 advies 4,5 2Vm 5 kwantitatief 2Vm 5 kwalitatief WLV (ontwerp) Meststof· fenwet Destructie wet 1Vm 5 1,2Vm5? 1 +2, 3 3,5 goedkeuring inspraak,5 1.4 Milieuge-vaarlijke stoffen 1+2 Bestrijdings-middelenwet ontwerp Ver-voer Gevaar-Iijke Stoffen Kernenergie-wet 1 +2,5? 1Vm 5 1Vm 5 1(5?) 1 (routes) bezwaar +beroep 1= wet en regelgeving (+ verordening)

2= normstelling (+ planning) 3= vergunningverlening 4= uitvoering

_ 5= controle+handhaving

24

Tabel 1. Verschillende milieuhygiëne-wetten

en

de taakverdeling over de drie niveaus van bevoegd gezag, gerelateerd aan de reguleringsketen.

(25)

2.2 De Hinderwet als voorbeeld 2.2.1 Inleiding

De Hinderwet stamt uit 1875, onder de naam Fabriekswet, en is in wezen de eerste milieuwet in Nederland (voor een kort overzicht van de ontwikkeling van de Hinderwet zie tabel 2).

Het doel van de Hinderwet is het voorkomen of beperken van gevaar, schade en hinder die inrichtingen voor hun omgeving kunnen veroorzaken. Sinds 1981 wordt het begrip omgeving ruim opgevat en omvat naast de mens ook dier en plant en het ecologische evenwicht in de biosfeer.

Instrumenten voor de uitvoering van de Hinderwet zijn: - een verbod op het:

- oprichten van een inrichting;

- in werking hebben van een inrichting; - uitbreiden of wijzigen van de inrichting;

- veranderen van de gebezigde werkzaamheid in de inrichting;

- zonder vergunning de vergunningverlening voor hinderwetplichtige inrichtin-gen, met daaraan verbonden voorschriften;

- de algemene regels, gesteld in de Amvb's en/of verordeningen; het Hinderwet Uitvoerings Programma (HUP);

- de sanering.

Het verbod zonder vergunning geldt niet voor bij Amvb aangewezen categorie-en van gevallcategorie-en. Wel is hiervoor ecategorie-en meldingsplicht. Bij de Amvb's wordcategorie-en wel algemene regels gesteld waaraan de inrichtingen moeten voldoen (normen). Een vergunning is niet nodig voor bij Amvb aangewezen categorieën van wijziging en uitbreiding van inrichtingen of voor verandering van de gebezigde werkzaamheden in de inrichting.

Wel moet van de wijziging, uitbreiding of verandering van werkwijze melding gedaan worden. Deze regeling kan eventueel in een (oprichtings)vergunning opgenomen worden.

De Hinderwet is niet van toepassing op: - mijnen, deze vallen onder de Mijnwet 1903;

- Kernenergiecentrales/reactoren, deze vallen onder de Kernenergiewet; - inrichtingen waarvoor een vergunning is vereist op grond van art. 33 van de

Afvalstoffenwet;

- inrichtingen voorzover de WVO, VNL, WGh en de Grondwaterwet van toepassing zijn.

De procedure van de vergunningverlening en wat daar mee samenhangt wordt geregeld in de WABM.

(26)

a. Keizerlijk decreet van 15 oktober 1810 'relatif aux Manufactures et Ateliers qui répandent une odeur insalubre ou incommode'. Het decreet kende drie klassen van inrichtingen. b. Koninklijk Besluit van 31 januari 1824 'rakende de vergunningen ter oprichting van sommige

fabrieken en trafijken'. Dit KB. kende eveneens drie klassen van inrichtingen, waarvoor de vergunningen werden verleend door respectievelijk het plaatselijk bestuur, het provinciaal bestuur en de Kroon.

c. De Fabriekswet van 1875 is in feite de eerste versie van de Hinderwet. Deze wet was van toepassing op inrichtingen die door brand, ontploffingsgevaar, ontwikkeling van stank, roet en stof, waterverontreiniging, geluidhinder en dergelijke overlast voor de omgeving konden opleveren; de wet was ook van toepassing op niet-industriêle inrichtingen. De wet kende een preventief vergunningenstelsel. Bij verordening kon de gemeenteraad buurten of straten aanwijzen waar bepaalde inrichtingen zonder vergunning mochten worden opgericht. In 1896 werd de Fabriekswet in overeenstemming gebracht met de Veiligheids-wet van 1895. Voorts werd de titel van de Veiligheids-wet gewijzigd in HinderVeiligheids-wet.

d. De Hinderwet van 1952, houdende nieuwe regelingen ter voorkoming van het veroorzaken van gevaar, schade of hinder door inrichtingen. Deze wet vormt de basis voor de huidige Hinderwet. De werkingssfeer van de Hinderwet is door de totstandkoming van de verschillende sectorale milieuhygiënische wetten in de laatste jaren beperkt.

-- - - - ".

Belangrijke wijzigingen zijn in dit kader:

1960 : De mogelijkheid van intrekking van de.vergunning vervalt en daarvoor in de plaats komt het imperatieve voorschrift van sluiting der inrichting. Er werd een einde gemaakt aan de mogelijkheid om te bepalen dat binnen 2 jaar na afgifte van de vergunning aan de gestelde eisen moest zijn voldaan.

De verplichting om de beschikking op de vergunningaanvraag openbaar te maken, verviel;

er werd opgenomen de verplichting om goedkeuring te vragen aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid ten aanzien van wijziging of intrekking van voorwaarden die in beroep waren gewijzigd of opgelegd.

1963 : Wijziging in verband met inwerkingtreding van de Kernenergiewet (KEVV) - art. 38 lid 4',

1964 : Wijziging in verband met Overgangswet Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting; 1967 : Wijziging in verband met de Wet houdende vaststelling van algemene bepalingen

omtrent de bestraffing van schending van geheimen;

1969 : Wijziging in verband met de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO) - art. 38a, lid 1;

1970 : Wijziging in verband met de Wet inzake de Luchtverontreiniging (WLV) -art. 38a, lid

2; .

1976 : Verruiming van de termijn voor het indienen van bezwaren; speciale wet inzake de strafvervolging tegen rechtspersonen;

1977 Wijziging in verband met de Afvalstoffenwet - art. 28, lid 4; 1979 : Wijziging in verband met de Wet Geluidhinder - art. 28a, lid 3;

1980 : Door het inwerking treden van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne werd de procedure voor de behandeling van een aanvraag om vergunning op een groot aantal punten ingrijpend gewijzigd. Ook op een aantal ander punten, zoals de sluitingsrege-ling en de koppesluitingsrege-ling met de Veiligheidswet, werd de Hindèrwet gewijzigd;

1981 : Op 1 november 1981 is een belangrijke en ingrijpende wijziging van de Hinderwet in werking getreden. De tekst van deze wijziging is gepubliceerd in Staatsblad 1981, nr. 409. De tekst van de Hinderwet, zoals die na deze wijziging luidt is te vinden in het Staatsblad 1981, nr.41O.

Tabel 2. Korte weergave van de geschiedenis van de Hinderwet. Bron: Neuerburg en Verfaille (1985).

(27)

De bevoegdheden voor de uitvoering van de Hinderwet zijn als volgt verdeeld (art. 4, Hinderwet):

B. en W. in het algemeen bevoegd;

GS indien de inrichting in meer dan één gemeente ligt;

indien de gemeente een vergunning aanvraagt;

indien de inrichting valt onder de werking van de WVL of WGh.

Kroon indien de inrichting in meer dan één provincie ligt;

indien de provincie een vergunning aanvraagt voor een inrichting die in meer dan één gemeente, doch in één provincie is gelegen of zal worden opgericht;

indien het verzoek om vergunning een inrichting betreft waarvan de oprichting, het in werking hebben, de uitbreiding of de wijziging in het algemeen belang is geboden.

Bij de vergunningverlening wordt advies ingewonnen van: de inspecteur van de Volksgezondheid belast metde hygiëne van het milieu, het districthoofd van de Arbeidsinspectie en van bi( de Amvb aangewezen ambtenaren/officieren . voorzover er bij het verlenen van de vergunning belangen bij betrokken zijn die

tot het terrein van hun werkzaamheden horen (art. 8). Twee belangrijke begrippen uit de Hinderwet zijn:

inrichting : hieronder wordt mede begrepen een plaats welke zonder dat

daar enig bouwwerk of getimmerde aanwezig is, wordt gebe-zigd als werk-, bewaar-, stort-, opslagplaats of iets dergëlijks. In het Hinderbesluit (Amvb) wordt aangegeven welke inrichtin-gen vergunningplichtig zijn. Zowel een snackbar als een olieraffinaderij zijn hinderwetplichtig.

Een werkelijke definitie van het begrip inrichting wordt niet gegeven, deze wordt afgeleid uit de jurisprudentie;

oprichten : oprichting is niet gelijk aan bouwen; maar bouwen is tevens

oprichten zodra vaststaat dat het object van de bouwwerkzaam-heden een inrichting zal vormen als bedoeld in art. 2 Hinderwet en, voor wat betreft de WLVals bedoeld in art. 19 van deze wet. 2.2.2 De gemeentetaken voor de Hinderwet uitgewerkt in

gegevensstroom-diagrammen

Het omgevingsmodel

De relatie die de gemeente met haar omgeving heeft bij de-uitvoering van de Hinderwet zijn in het omgevingsmodel weergegeven. De relaties worden hieronder kort besproken.

Relatie Rijk - gemeente

De gemeente ontvangt van het Rijk regels en normen in de vorm van de wet met bijbehorende Amvb's, circulaires evenals financiële bijdragen voor de uitvoering van de Hinderwet. De door de gemeente opgestelde vrijstel-lingsverordening wordt aan het Rijk ter goedkeuring voorgelegd en het HUPzal aan het Rijk ter kennisgeving worden aangeboden.

(28)

;

..

rrllstetttncs ve~~ ~d./oè::<e ur lnc verorde n i nc: ~ /G o e d ~euÎ i nG ~

~

financ ie le bi jdrage:: bl l

c

r

a

os

recettno

~

1;Jï OY l nC

ie

Rijk

reae ls+no r n:e n sailerinGs Dï GOrè::i.:a

"I

GS

HUP

sane rincs Iiist

J

onderste un ing o~ga n lsa t le

,j, ,j, r ir enadvies

V~ ~ir

H

UP

buro' s

verz.sIuItIng/é", ail~ s o ~

\

ad'!iseurs "... verzoel( om advies

uitvoering

advies

"'\ Hinde

:wet

-

--oub :icati es

ka;n ers \..

cl

",

, , / hand eISîEOi5ter van

s

i

r

..

-

-"

I

Il" :oophandel c' - !

~

i

publ ica t ies

E' -~

1

I

sanerina

H

UP

:... . . h

I

sanct ies -p belang klachte n InrIC -

I

inSDî aak heb ben-aanvraaa + Geoeve ns ti ngen den +

beschikki naiverG unn inal verzoek00 5iuit:no/d~a ~oso ~ Ijnsprekers

~

Figuur 6. Omgevingsmodel Hinqerwet,

Relatie provincie - gemeente

Er vindt informatie-uitwisseling plaats tussen de provincie en de gemeente wat betreft de planning en financiële uitvoering van de sanering van milieuhinderlijke bedrijven.

Als de gemeente een zonerings- en/of verbodsverordening opstelt wordVwor-den deze voorgelegd aan de provincie ter goedkeuring.

Relatie adviseurs - gemeente

Adviseurs voorzien de gemeente van advies op eigen initiatief dan wel op

verzoek van de gemeente.

Relatie belanghebbenden/insprekers - gemeente

- Belanghebbenden/insprekers kunnen klachten en een verzoek tot sluiting of

dwangsom met betrekking tot inrichtingen indienen bij de" gemeente. Zij

ontvangen van de gemeente de publikaties (waaronder beschikkingen) en kunnen hierover inspraak indienen.

Waarschijnlijk kunnen zij desgewenst een HUP ontvangen. Relatie inrichtingen - gemeente

Een omschrijving van het begrip inrichting is gegeven in paragraaf 2.1. In de DFD's wordt dit begrip gebruikt om de eigenaar/beheerder van een inrichting aan te duiden.

(29)

Inrichtingen dienen een aanvraag om vergunning, met de benodigde gegevens, in bij de gemeente. Als in plaats van een vergunning melding vereist is, meldt de inrichting de voorgenomen activiteit.

De inrichting ontvangt beschikkingen en sancties en waarschijnlijk op verzoek een HUP.

Tussen de inrichting en de gemeente vindt overleg plaats bij het opstellen van een lijst van milieuhinderlijke bedrijven en bij de uitvoering van de sanering. Relatie Kamers van Koophandel - gemeente

Bij de inventarisatie voor een HUP maken gemeenten gebruik van het handelsregister van de Kamers van Koophandel.

Relatie organisatie- en adviesbureaus---gemeente

Voor het opstellen van een HUP worden de gemeenten via stimuleringsbijdra-gen van het Rijk in staat gesteld gebruik te maken van ondersteuning door

organisatie- en adviesbureaus. - ---

-De hoofdactiviteiten van de gemeente voor de Hinderwet

Bij de uitvoering van de Hinderwet kan een aantal hoofdtaken onderscheiden worden. Deze zijn weergegeven in figuur 7 en worden hieronder kort omschre-ven. Vlak boven de omschrijving van een hoofdactiviteit is het gedeelte uit figuur 7 weergegeven dat de hoofdactiviteit betreft. Als voorbeeld wordt de hoofdactiviteit vergunningverlening (als laatste activiteit) in meer detail besproken, hierdoor loopt de nummering van de activiteiten als volgt: 1, 3 t/m 7,2.

(30)

(.,) o ." cO' c c -, :"l M~gQ~ Q~~~.~.ln RIJk

I

reg~ ~ L..Y!:.!Jstelllngs verord. ~!~!~ ~n,!-!~~!!:. __ ~~!'~~dS_~I GS .veror . M handboek HW HInderbesluit klachten I

I

reQlstratle I I I I / ' 6.

I

~Q.~LtJlJ~f~-9LJ Iaccoun -regeling Itant - - bestemm I ngspI an M H Inrlch tingen M

Lrrunl"!I.

• • dy!e, buro', artv11'<;

verZ.ol1l adv I es ladvlseurs

~

l.u.u.beta I1ng •

LOD~.Cha.llL.­

besI uI t scha9.everg.~

ven. schadev~J:.!I_._ _ I I

i''l

1 1 -

,..---., HUP maak " --.

...

I1 .~ ~ 1II I ~ - - I I I ...

~

beI angh. Inspr. M vergunningen registratie HUP '1 RIJk sanerlngs • ~eglstratle

~

ÁW -\ - I · ~ Intr. beschikking

-r

~ GS M ~beschikking

adv Iseursl~erz.s I u lt./dwangs.

r

I o o

a:

Ol U <' ;:<: co ;:<: co :::l < Ol :::l co co 3 co co :::l

co

:::l < o o -, a. co I S· a. co ~ ~

(31)

tnr tch

-tingen

GS

14- - - - - btstellingsplan

1. Stel verordening Op' "

De gemeente kan volgens-.§jrt.1 van de Hinderwet 3 verschillende vero

rdenin-gen opstellen; de vrijstellingsverordening, de zoneringsverordening en de verbodsverordening. Deze verordeningen mogen niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. HUP ~Ia ch;e" re9Is tr_31_'e_ vergu ~ nInqen registrat ie beschIkk In9 ver or denIngen

r

regis tr atie Cl slu it la ~~ n.g~. " d l -- - _ InrIe h-tinçen

3. Controle en sanctionering

Zowel het Rijk als de provincie en de gemeente kunnen ambtenaren aanwijzen die belastzijn met het toezicht op de afbakening van de wet. De ambtenaren zijnbevoegd onderzoek in te stellenvoor de uitvoering vé!n hun taak (art. 30a).

De Wet economische delicten is van toepassing. In de wet is deze activiteit

nauwelijks omschreven.

Op basis van eigen controlewerkzaamheden, of signalen van buiten kan de gemeenten een bevel tot sluitingc.q.dwangsom naar deinrichting zenden.De beschikking wordt tevens gezonden aan degenen die het verzoek indienden

(belanghebbenden/insprekers of adviseurs).

Wanneer de inrichtinggewijzigd is zodat zij voldoet aan de gestelde eisen,kan

de inrichting een verzoek indienen tot intrekken van het bevel tot

slui-ting/dwangsom. De beschikking waarbij het bevel tot sluiting/dwangsomwordt

ingetrokken wordt aan de inrichting en aan degene die het verzoek tot

(32)

De dwangsom komt toe aan het bevoegd gezag dat haar vaststellenen kan bij dwangbevel worden ingevorderd.

o avebed~r""" : ~ : • I1 st ? -!U~.9 I r c coun-reçe Iing tant RIJk 'erg unn ingen -.!:.!9...'stratie <lachten registratie

saner Ings

registr ati e

4. Sanering

De bijdrageregeling sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woono

mge-ving (1 november 1981) is in het leven geroepen voor situaties, waarin bedrijven een onaanvaardbare milieubelasting veroorzaken voor de woonomge-ving en waarvoor op grond van het milieuhygiënische instrumentarium geen oplossing geboden kan worden. De provinciale besturen spelen een centrale rol bij de uitvoering.

De regeling is gericht op kleine bedrijven met max. 35 werknemers. Er worden drie vormen van sanering onderscheiden:

sanering ter plaatse: voorzieningen in/bij het bedrijf die nodig zijn om gevaar, schade of hinder voor een woongebied tot een aanvaardbaar peil terug te brengen.

sanering door verplaatsing: beëindigen van de activiteiten van een bedrijf op de huidige plaats, niet gevolgd door hervatting elders.

Het criterium voor de keuzen van saneringsvorm is doelmatigheid, zowel voor de omgeving (bereiken van het milieuhygiënisch gewenste doel) als voor het bedrijf (bedrijfseconomisch). Dit wordt per geval bepaald.

De bijdrage aan de gemeente wordt door GS verleend, ten laste van 's-Rijks kas (indien aan gestelde voorwaarden voldaan is).

Tegenwoordig is deze activiteit opgenomen in de stads- en dorpsvernieuwing

en is de bijdrageregeling als zodanig komen te vervallen.

sc h a d e te rgoed l n ~s • _ _- - - - ,

registrati e

ve r g ~ n n l n ge n

(33)

5. Verleen schadevergoeding

Aan de houder van een inrichting kan een schadevergoeding worden

uitgekeerd (op verzoek of ambtshalve). De vergoeding heeft betrekking op

kosten/schade die voortvloeien uit de besluiten, zoals het besluit tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning (art. 26a HW), met betrekking tot een inrichting die een art. 2 Hinderwetvergunning heeft. De schadevergoeding wordt toegekend door het bevoegd gezag dat het besluit over de vergunning heeft genomen.

De schadevergoeding is niet van toepassing op besluiten genomen op grond van de Hinderwet voor 1 november 1981.

Het vaststellen of een inrichting in aanmerking komt voor een schadever-goeding en voor welk bedrag verloopt volgens een vastgestelde procedure. De vastgestelde schadevergoeding heeft de juridische status van een beschikking.

,er gunnIngen regi s tr ati e

I

I

HUP schade'ergoectn9s -,-+-t----~ "---''''-''-'''-~'''-=----, registr atie rtacnten registr ati e saner l ngs rectstratie

6. Hinderwet Uitvoerings Programma (HUP)

Om verandering te brengen in de ad-hoc manier van werken eigen aan de uitvoering van de Hinderwet is een plan-figuur in het leven geroepen: het Hinderwet Uitvoerings Programma. In een HUP zouden aangegeven kunnen worden:

de hinderwetplichtiqe innchtinqen die zich in het gebied bevinden;

de (eventueel) noodzakelijke aanpassing/uitbreiding van het vergunningen-bestand (betrekking hebbend op de inrichtingen);

de termijn waarop de aanpassing/uitbreiding gerealiseerd zal worden; de toepassing van de schadevergoedingsregeling Hinderwet en van de "Bijdrageregeling sanering milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving"; het beleid aangaande de organisatie en uitvoering van de Hinderwet; het beleid met betrekking tot de hinderwetleges:

(34)

de wijze waarop de handhaving zal worden bevorderd (m.b.v. het beschikbare instrumentarium) (bron: circulaire van de Staatssecretaris van VoMiI van 29 oktober 1981 inzake de inwerkingtreding wijziging Hinderwet). Het opstellen van een HUP verloopt globaal als volgt: er wordt een lijst opgesteld van HW-plichtige inrichtingen. De gegevens hiervoor worden uit verschillende bronnen verzameld, waaronder het bestaande vergunningenbe-stand . .

De inrichtingen worden bezocht waarbij nadere informatie, via een van te voren ontworpen formulier, wordt verzameld. Op basis van de bedrijfsgegevens wordt een hinderscore of vergunningsscore toegekend en op basis van de omgeving een milieuscore. Op basis van deze scores (die resp. een maat zijn voor de hinder en de actualiteit van de vergunninggegevens en voor de gevoeligheid van de omgeving) wordt een prioriteitenlijst gemaakt voor het inhaalprogram-ma. Vervolgens wordt een werkplan opgesteld (op basis van de prioriteitenlijst).

-Het werkplan kan bestaan uit: _.

een inhaalprogramma om de.achterstand in de vergunningverlening op te lossen;

een controleprogramma om inrichtingen te controleren op basis van een per categorie vastgestelde frequentie (meestal rond 1 x per 2

à

3 jaar) en/of op basis van binnen gekomen klachten;

een continueringsprogramma voor het bijhouden van de bestanden bijvoorbeeld vernieuwen van verlopen vergunningen.

klachten registratie

.

elangh lnspf. 7. Klachtenbehandeling

Klachtenbehandeling wordt in de wet niet als taak genoemd. Wel blijken ingekomen klachten en regelmatig terugkerende klachten een (belangrijke) rol te spelen bij de hoofdactiviteiten "Controle en Sanctionering", "Sanering" en "Maak HUP".

(35)

(I(Iuur,

I

n-\-'-'-"--.:..::..:.'-=--~'prekers

aange pas tebeschikk ing

~"-"-"-'-'-'-""-!..!.!.!i--.-Inrlch ­ ~Inçen ~_r-=-2.:..==~1nrIe h-bezwaar tingen :;; ... :J: .... '" .Cl ppmer klngen ontwe rp vergunnln,e, handboekHW

HInde r bes luit

bes:euIng s ~Ian anoere plannen

__

~Ic-_ bedr ij fsgegevens

r- HUP

2. Vergunningverlening

De procedure van de vergunningverlening verloopt zoals geregeld in hoofdstuk

3 van de WABM. De verschillende activiteiten zijn in figuur 8 weergegeven en

worden hieronder kort beschreven.

tieseh. nrIeh-~=~~~'----t. tingen bezwaar In preke rs Inspraak InrIch -tIngenf--=-=:.:....:.::.2.- ...l.-ehIseurs In- * f---'-=-....:..::..:~ spreker s

Figuur 8. Vergunningverlening Hinderwet.

2.1 Onderzoek ontvankelijkheid

Op de aanvraag, afkomstig van de inrichting, wordt na ontvangst de datum

aangetekend. Een bewijs van ontvangst wordt naar de inrichting gestuurd.

De aanvraag wordt niet-ontvankelijk verklaard als deze in een vreemde taal is

opgesteld en/of onvolledig is (na eventueel bijvoegen van aanvu'lIeride

-gegevens). Deze verklaring van niet-ontvankelijkheid (een beschikking) is gemotiveerd, en wordt aan de inrichting gezonden. Beroep tegen deze

beschikking is mogelijk.

2.2 Bekendmaking aanvraag

De aanvraag wordt gelijktijdig bekendgemaakt door:

kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen;

ter inzage legging volgens art. 14 WABM;

(36)

aanplakken van een kennisgeving aan het gemeentehuis en op/nabij het terrein van de inrichting;

kennisgeving aan de gebruikers van gebouwde eigendommen in de directe

omgeving van de inrichting (indien nodig).

Bij de aanvraag liggen overige relevante stukken ter inzage zoals een overzicht

van soortgelijke beschikkingen. Toegevoegd worden later de door de inrichting

ingediende stukken, de adviezen en de bezwaarschriften.

Bij bekendmaking hoort een openbare zitting, waarvan een verslag wordt gemaakt. Een exemplaar hiervan wordt toegezonden aan de aanvrager, de adviseurs en de op de zitting aanwezigen. Tevens wordt een exemplaar ter inzage gelegd.

2.3 Maak ontwerp beschikking

Het bevoegd gezag stelt een ontwerp op van de beschikking op de aanvraag. De bij de bekendmaking verzamelde opmerkingen op de aanvraag worden in beschouwing genomen. Bij het ontwerp wordt rekening gehouden

met

de toekomstige ontwikkelingen in de inrichting, de verwachting van de toekomstige ontwikkelingen rond de inrichting (afgeleid uit verschillende ruimtelijkeplannen) en met het cumulatieve effect van inrichtingen (afgeleid uit reeds verstrekte vergunningen in het gebied). Met behulp van het Handboek Hinderwet en het Hinderwetbesluit worden voorschriften opgesteld bij het ontwerp.

Een exemplaar van het ontwerp wordt toegezonden aan de inrichting onder

vermelding dat het ontwerp ter inzage wordt gelegd. 2.4 Bekend maken ontwerpbeschikking

De bekendmaking geschiedt (ongeveer) zoals 2.2.;

- degene die bezwaren hebben ingediend bij de bekendmaking van de aanvraag krijgen een exemplaar van het ontwerp toegezonden;

- gemotiveerde bezwaren kunnen worden ingebracht door: - de inrichting;

- degenen die bezwaren hebben gemaakt tegen de aanvraag (of daar redelijkerwijs niet toe in staat waren).

Als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er geen behoefte bestaat over de aanvraag adviezen uit te brengen of daartegen bezwaren in te brengen, kan het bevoegd gezag het ontwerp van de beschikking op de aanvraag tegelijkertijd met de aanvraag ter inzage leggen.

Indien nodig wordt een ontwerp herzien en doorloopt dan weer een " bekend-makingsronde".

2.5 Maak beschikking

De beschikking wordt zo snel mogelijk na de inspraakterm ijn opgesteld. De beschikking vermeldt hetgeen is overwogen over de ingebracht bezwaren en adviezen en de grond waarop de beschikking wordt gegeven.

Een exemplaar van de beschikking wordt aan de inrichting toegezonden. 2.6 Bekend maken beschikkingen

De bekendmaking geschiedt (ongeveer) als 2.2/2.4. Verder wordt bij toezen-ding/kennisgeving vermeld wie beroep kunnen instellen, bij welk orgaan, binnen

(37)

welke termijn. Een verzoek tot schorsing van de beschikking c.q. het treffen van voorlopige voorzieningen kan worden aangevraagd.

2.7 Beroepsprocedure

Een eventuele beroepsprocedure geschiedt volgens hoofdstuk 5 van de WABM.

(38)

2.3 Korte omschrijving van de overige geanalyseerde wetten

2.3.1 Wet Geluidhinder

Inleiding

Met de voortgang van met name technische ontwikkelingen is de geluidhinder

de laatste tientallen jaren toegenomen.

Voorbeelden van deze technische, lawaaiproducerende ontwikkelingen zijn:

luchtvaart, wegverkeer, industrie. disco's, radio, tv, elektrische huisho udelijke en hobby apparatuur.

Het hoofddoel van de WGh is de bescherming van de mens tegen ge

luidhin-der. Bestrijding van geluidhinder gebeurt door regelgeving die, gebaseerd op

emissienormen, hinder door geluidemissie wil voorkomen dan wel beperken.

HINDE RiiET

~

L

J

ARBE105 -D~SUNOIHEDEN WEl EG RICHTLIJNEN DRANKEN HORECA WEl WONINGiiEl WEl GEVHRLIJKE

WERKTU IGEN

LUCHTVAARTWET

iiEl OPDE RUI~T E LIJKE ORDENING WETBOEK VAN STRAFRECHT BU ~ :;ERlIJY. ~~TB OE K \

\

\ iiEGEN'iERKEERS WET iilJNiiEl ( 1903)

Figuur 9. De Wet Geluidhinder geplaatst tussen andere wetten die met 'geluid' te

maken hebben.

Oe bevoegdhedenverdeling hangt samen met het bereik van de emissiebron :

Lokale (kleine) geluidbronnen : gemeente (HW

+

WGh)

regionale (grote) en gemeentegrens

(39)

Naast WGh zijn er nog andere wetten waarin aandacht aan geluidhinder wordt besteed (zie figuur 9).

De relatie van de WGh met de WRO en Woningwet is sterk; geluidzones dienen opgenomen te worden in het bestemmingsplan en ook het al-dan-niet verlenen van een bouwvergunning is gekoppeld aan de aanwezige geluidhinder. Een belangrijke plaats in de WGh wordt ingenomen door de immissienormen

(zie tabel 3). Deze "normen zijn grenswaarden, dat wil zeggen maximaal

toelaatbare waarden. Ontheffing hiervan is (in bestaande situaties) mogelijk, er worden dan hogere waarden toegestaan.

provinciegrens-overschrijdende geluidbronnen

Aard,van de woonomgeving

: rijk (WGh)

aanbevolen grenswaarden dB(A)

dag avond nacht

Landelijke omgeving (ook voor herstellings-oorden en stille recreatie);

Rustige woonwijk, weinig verkeer Woonwijk in stad

Woonwijk vlakbij hoofdweg, drukke spoorlijn, woonwijk in de stad met enkel werkplaatsen en bedrijven

Stadscentrum, bedrijven, handel kantoren, vermaakcentra Gebieden met voornamelijk

zware industrie 40 45 50 55 60 65 35 40 45 50 55 60 25 30 35 40 45 50

Tabel 3: Aanbevolen grenswaarden voor de woonomgeving, in het kader van de Wet Geluidhinder.

In de wet wordt een indeling gemaakt in:

bestrijding van geluid aan de bron;

beperking van de overdracht van het geluid;

maatregelen ter afscherming van de ontvanger van het geluid. . ' "

Het is de bedoeling dat de aandacht allereerst gaat naar de bronbestrijding, maatregelen ter beperking van de overdracht zijn aanvullend en beschermende maatregelen in de onmiddellijke omgeving van de ontvanger vormen het

sluitstuk van de reeks mogelijke maatregelen ter beperking van geluidshinder

(M.v.T.).

In de praktijk heeft de beperking van de overdracht en de afscherming van de ontvanger veel aandacht gehad.

(40)

vergunningen registratie normen sanerings programma jaarlijkse opgave afgeronde saneringen geluid zones 2. bestrijding aan de Rijk

Figuur 10. Hoofdactiviteiten van gemeenten voor de Wet Geluidhinder.

- Gemeentetaken voor de Wet Geluidhinder

1. Het verrichten van akoestisch onderzoek

Het akoestisch onderzoek wordt verricht volgens de meet- en rekenvoorschrif-ten die in de WGh zijn vastgelegd. Ook het akoestisch rapport wordt volgens WGh-normen opgesteld. Het akoestisch onderzoek dient ter ondersteuning van de overige gemeentelijke geluidtaken en van de provincie bij haar geluidtaken.

2. Bestrijding aan de bron

Maatregelen ter bestrijding van geluidhinder aan de bron worden als het meest effectief gezien. Voorbeelden van dit soort maatregelen zijn:

- constructieve voorzieningen; - toepassen geluiddempers;

- isolerende en absoberenden voorzieningen; - inbouwen van de bron in een gebouw/omkasting;

- e.a..

en verder:

- voorschriften voor het gebruik van de bron; - nieuwe bronnen zo stil mogelijk maken.

(M.v.T)

Tot het bestrijden van de bron behoort het opstellen van een geluidverordening

(deze kan deel uitmaken van een APV), waarin regels gesteld worden zoals verboden t.a.v. het gebruik van toestellen en het verplicht stellen van een vergunning met voorschriften. Op basis van deze verordening kunnen

(41)

vergunningen worden verleend, de procedure die gevolgd wordt is gelijk aan die voor de HW-vergunning (t.w. Hoofdstuk 3 WABM). Verder is het mogelijk ontheffing te verlenen, hoe dat in zijn werk gaat is vanuit de wet niet duidelijk. 3. Beperken van geluidhinder bij de overdracht en bij de ontvanger

Er zijn geluidbronnen die zoveel geluid produceren dat bestrijding aan de bron alleen onvoldoende is. Het feit dat geluidhinder afneemt met een toenemende afstand tot de bron, is de idee achter het instellen van geluidzones.

Door deze zonering ontstaat een relatie tussen de WHg en de WRO; ingestelde geluidzones worden opgenomen in de bestemmingsplannen, ingestelde stilte gebieden worden opgenomen in de streekplannen.

Voorbeelden van maatregelen bij de overdracht zijn: - afstand tussen bron/ontvanger vergroten;

- geluidwerende voorzieningen (wallen, schermen, muren) tussen bron en ontvanger plaatsen;

- geluidsongevoelige bebouwing oprichten tussen bron en ontvanger; . - maatregelen ter verhoging van geluidabsorptie aan de grond door middel van

aangepaste beplanting.

De laatste mogelijkheid bij de bestrijding van geluidhinder zijn maatregelen ter afscherming van de ontvanger.

Voorbeelden hiervan:

- schermen voor de woning;

- extra geluidsisolatie van de woning tegen lawaai van buiten.

De twee hierboven onderscheide vormen van maatregelen zijn in de regelge· ving van de WGh zo verweven dat ze in één activiteit opgenomen zijn.

Deze activiteit bestaat uit de volgende sub-activiteiten:

Zoneren, het Rijk stelt regels en normen met betrekking tot de, op basis van geluidbelasting te bepalen, zonegrenzen. Met behulp van de resultaten uit akoestisch onderzoek worden de zones vastgesteld. Dit gebeurt bij de vaststelling/herziening van het bestemmingsplan, of door middel van een apart zonebesluit.

De zonering rond binnen-gemeentelijke industrieterreinen was tot 1-9-'86 een gemeentetaak, na deze datum verviel deze taak aan de provincie. De provincie kan alleen zones vaststellen in een afzonderlijk zonebesluit. Het voorwerk wat al door de gemeenten gedaan is blijft van kracht en de gemeente blijft (indien dat zo geregeld is) verantwoordelijk voor de uitvoering van het akoestisch .onderzoek.

Voor woningen die binnen een geluidzone vallen kan onder bepaalde omstandigheden een verzoek worden ingediend bij GS voor hogere waarden van geluidbelasting. Dit kan zowel voor bestaande als nieuwe situaties. Als het verzoek wordt ingewilligd en de ten hoogste toelaatbare hogere waarden zijn bekend, worden deze opgenomen bij de andere normen.

Sanering kan een gevolg zijn van deze nieuwe normen. Voor saneringen aangaande industrielawaai stelt GS (nadat de gemeente het geval heeft aangemeld) in overleg met de gemeente een saneringsprogramma op.

Cytaty

Powiązane dokumenty

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Grâce à Zacharie, la mort de Jésus apparaît comme le salut de tous : soldats romains, Juifs, mais aussi témoin oculaire et futurs croyants (cf. Jn 19,35), à condition

Но это только в том случае, если бы н а п лан ете Зем ля не сущ ествовало полтора м иллиарда человек, то есть прим ерно двадцать два

Rozdziały poprzedzone są wstępem (s. 1-7), w którym autor wyjaśnia genezę tytułu pracy oraz wprowadza w trudności dotyczące terminologii związanej z zagadnieniem

Our present-day socio-technical energy regime is a global integrated technical arrangement based on cheap high-yield energy sources (fossil fuels) with built-in ‘progressive’

Figuur 11.7 Snelheidsprofielen gemeten door Nikuradse; gladde wandstroming (figuur ontleend aan

Dowodów jego bezpośredniego udziału w w alkach partyzanckich nie

Nie da się zapewne też ukryć tego faktu, że ze względu na warunki środowiska przyrodniczego, lepsze warunki mieszkanio- we, lepszą dostępność do służby zdrowia,