LITERATUURSTUDIE SPANT-WEB
VERBINDING EN. VOORSTEL
VOOR NADER
ONDERZOEK
SSL-Report 371
STOS Document 99.065/A
Datum: december 1998
B. Boon
LITERATUURSTIJ1IE SPANTWEB
YERBINDING EN
VOORSTEL VOOR NADER
ONDERZOEK
1.
inleiding
In het STOS project wordtondermeer onderzocht welke mogelijkheden bestaan orn gebruik
te
maken van staal meteen hoge rekgrens (HRS) bij de fabricage
van koopvaardijschepen in Nederland. In een eerder rapport [1 J wordt een overzicht gegeven van de criteria die
gehanteerd kunnen worden bij hetnemen van de beslissing al dan niet HRS te gebruiken en worden suggesties gedaan waar in verschillende scheepstypen HRS
gebruikt zou kunnen worden. Bovendien wordtaangegeven welke typerende constructie
details dan nader
onderzocht zouden moeten worden, met het oog op onvoldoende kennisvooral over het vermoeiingsgedrag van deze details.
Een van de belangrijkste details die
problemen zouden kunnen opleveren bij het op ruime
schaal gebruikenvan HRS in schepen als gebouwd in Nederland, betreft de verbinding tussen langsspanten en webs vergelijkbaarmet zulke als aangegeven in fig. 5. Dit detail komt zowel voor in de dubbele bodem (kruisinglangsspantenvrangen) in de zij huid (kruising
langsspantenraamspanten) en onder dekken (langsspantenwebs). Het detail komt, zij het met
duidelijk andere afirietingen, ook zeer veci voor in grote schepen zoals tankers en bulkcarriers.
Toen de afmetingenvan deze scheepstypes in dé jaren '70
en '80 snel toenamen werd op grote schaal HRS toegepast, zeker ook bij dit detail. Juist voor deze schepen werd in de tachtigerjaren het TMCP-staal (thermomechanically controlled processed,
thermomechanisch gewaiststaal) ontwikkelddat dank zij zijn kleine CE-waarde eenvoudig gelast kon worden. Meer hierover in[1].
Nadat deze grote tankersen bulkcarriers enige j aren in de vaart waren, traden op grote schaal vermoeiingsscheuren op, vooral ook in ditdetail, de spant-web verbinding. De oorzaak werd gezocht in de sterke teruggang
van het vermoeiingsleven voor details ontworpen op de
traditionele wijze, maar met duidelijkehogere spanningen als inherent aan het gebruik van
FIRS.
Nu in het STOS-project
overwogen wordt ook in typische Nederlandse schepen FIRS (en
vooral TMCP) toe te passen is het beiangrijk te weten of ook in dit geval het 'bewuste detail
grote kans op vermoeiingsschade heeft. Iminers, oók schepen zoals veci in Nederland worden gebouwd, kennen hetzei:fde constructie detàil. Maar natuurlijk wel met heel andere
afmetingen, vormdetails
en belastingen. Uit de tankers en bulkcarriers is bekend dat het risico van verrnoeiing sterk verminderd kan wordendooreen zorgvuldig ontwerp
van de details.
Een voorbeeld hiervan is het gebruik van z.g "soft toes" (zachte tenen)aan knieën, verstijvers en bij uitsparingen. Bij de fabricagevan grote tankers en bulkcarriers in
nodig zouden zijn. Overwogen wordtdaarom juist dit detail nader te onderzoeken binnen het dee! van werkgroep Avan STOS.
Veel onderzoek is gedaan naar de sterkte en vermoeiingsaspecten voor dit detail in tankers en bulkcarriers. De vraag is dan ookgerechtvaardigd of datgene wat in de open literatuur is gepubliceerd niet dusdanig is dat hetonderzoeken van het detail binnen het STOS-project overbodig is. In het voorliggenderapport wordt gekeken wat gepubliceerd is en wordt aan de hand van enkele voorbeeldennagegaan of het gepubliceerde nader onderzoek van het detail binnen het STOS-project rechtvaardigt ofjuist niet. Nadat, zoals zalblijken, geconstateerd wordt dat verder onderzoek gerechtvaardigd is, wordt een voorstel gedaan op welke wijze binnen STOS het detail naderonderzocht kan worden.
2.
Literatuur
Veel literatuur over spant-web verbindingen is beschrijvend van aard. "Scheuren zijn
geconstateerd na zoveel jaar op dieen die plekken". De oorzaak wordt gezocht in de invloed
van het vaargebied. Daarnaast zijn diverse publicaties gewijd aan het mathematisch
beschrijven van de niet-lineaire goithelasting op dehuid nabij dewaterlijn (een golfverheffing
leidt tot een toenemende waterdruk, terwiji een goIfdal een constante druk nul uitoefent).
Beide types publicaties hebben geen betekenis ten aanzien van de vraag oftoepassing van
HRS ook in Nederlandse scheepstypes tot problemen bij het vergelijkbare detail met zijn eigen afmetingen en belastingen zouden kunnen leiden.
Verschillende publicaties als [2] en [3], gaan in op constructiedetails en de rol van eindige
elementenberekeningen bij het bepalenvan het vermoeiingsleven.en eventuele optimalisatie van het detail (zie fig. i uit [2] en fig. 2 uit [3]). De spant-web verbinding wordt in [4] op deze
wijze bestudeerd voor containerschepen, waarbij kritische punten worden aangegeven (fig. 3),
maaralleen gerapporteerd in termenvan jaren vçrmoeiingsleven. Deze resultaten verdiepen het inzicht, maar geven geen antwoordop de vraag over toepassing op Nederlandse schepen. Voor productietankers (FPSO's) wordt devermoeiing van de scheepshuid bepaaid door middel van een heel eenvoudige modelleringvan de langsspanten als balk (fig. 4) en een
bepaling van het vermoeiingsleven middels nominale spanningen.
In [6] wordt een filosofie beschrevenmet betrekking tot het ontwerpen van dit soort details en worden voorbeelden getoondvan opgetreden scheuren (fig. 5). Er worden geen getalsmatige
resultaten gegeven. In [7] wordt vooral ingegaan op de situatie dat in een bestaand schip al scheuren zijn opgetreden en wordt met behulp van eindige elementen (fig. 6) een optimale
reparatie/modificatje aanpak vastgesteld. Somszoals in [8], wordt een "optimaal" ontwerp
gekozen, maar vaak uit een klein aantal meer of minder verschillende concepten (fig. 7). Eindige elementen berekeningen (fig. 8) maken een keus uit deze concepten mogelijk. Dergelijke publicaties geven meestal weinig informatie voor gevallen die anders zijn dan de
beschreven concepten. De filosofievan een scheepswerf wordt beschreven in [9] waarbij ook
weer schadegevallen worden getoond (fig. 9). Oplossingen en nieuwe concepten worden daarna met eindige elementen geanalyseerd (fig. l'o). In dit artikel wordt ook het gebruik van TMCP-staal beschreven. Bovendien worden weer enkele typische schades en voorgestelde
reparaties getoond (fig. 11). Een artikel als [10] heeft weer een benadering gebruik makend van een eenvoudige balkenmodellering eneen vermoeiingsanalyse met nominaal spanningen
(fig. 12).
De tot nog toe genoemde publicaties baseren zich alle op meer of minder ingewikkelde analyses. Merkwaardig weinig concrete testresultaten zijn gepubliceerd. Een uitzondering
wordt gevormd door [Il] waar door de Japansewerf Kawasaki gezocht is naar een optimale
Naast een analyse met eindige elementenzijn ook daadwerkelijk verrnoeiingsproeven gedaan (fig. 14). lets dergelijks iseen paar jaar later gedaan door de Koreaanse
werfllyundai [12] waarbij wederom gekozen istussen verschillende concepten (fig. 15). Ook nu zijn de eindige elementenberekeningen vergelekenmet de resultaten van actuele testen (fig. 1.6). Opvallend is dat deze twee publicaties een andere conclusie trekken ten aanzien van de beste oplossing. Ook in Denemarken is dit detail onderzocht [13]. De vorm is geoptimaliseerd middels eindige
elementen berekeningen (fig. 17). Daarna is met een lange termijn belastingsverdeling horend
bij reizen tassen het Midden-Oostenen Rotterdam (het detail werd verondersteld op een tanker gebruikt te zijn) gekekenwat het verrnoeiingsleven van het oude en het nieuwe detail
zou zijn. Het nieuwe detail is dan veel beter,voornamelijk omdat niet langer
een stuk plat is
gelast op het langsspant orn belastingen van dat Spant naar de webbeplating over te brengen. Door Lloyds's Register zijn bij hetKrylov Instituut in St. Petersburg testen uitgevoerd met spant-doorvoeringen [14] Hierbij is o.a. gekeken naar de invloed van zachte tenen (fig. 18). De resultaten leiden tot een S-N-kromme voor dergelijke constructies die echter nogal wat
spreiding kent (fig. 19).
Een belangrijke studie is gerapporteerd door Iwahashi et al [16]. In het kader van het ISSC is de doorvoering van het langsspantvan een tanker door een waterdicht schot bestudeerd (zie fig. 20, is fig. uit [16]). Het betrefthier een waterdichte doorvoering, uitgevoerd in staal met een vloeigrens van MPa, dus wat lager dan in het STOS-project beschouwd. Experimenteel onderzoek is gebruikt ter validatievan een 10-tal verschillende eindige elementen
berekeningen.
Hoewel het onderzoek gedaan ismet het oog op vermoeiing van deze constructie, heefi het zich hier beperkt tot een statische belasting. Een belangrijke conclusie is dat wil men de gemeten spanning berekenen ter plaatsewaar de vermoeiing verwacht wordt te initiëren,
gebruik van volume elementen in plaats van plaatelementen noodzakelijk is.
Samenvattend kan gesteld worden datuiteindelijk veel inzicht verworven kan worden over
wat bij Nederlandse scheepstypes mogelijk zou zijn. Maar het is op grond van het
gepubliceerde rnateriaal absoluutonmogelijk een uitspraak te doen over het
vermoeiingsgedrag van een spant-web doorvoeringuitgevoerd in HRS met afmetingen
en
belastingen als typerendvoor in Nederland gebouwde schepen. Deze conclusie wordt in de
volgende paragraaf nader onderbouwd.
3.
Overwegingen en conclusies
De in de vorige paragraaf genoernde literatuur is bestudeerd orn te zien of de inhoud daarvan het niet overbodig rnaakt onderzoek te doen aan vergelijkbare details voor Nederlandse schepen. Daartoe moeten de bewuste artikelen op een paar punten beoordeeld worden:
verschaffen van inzicht "Nederlandse" details zijn
"Nederlandse" afinetingen hebben ofdaarnaar omgeschakeld kunnen worden de juiste materialen betreffen (inhet kader van de STOS-studie dus TMCP-staal)
passen bij de Nederlandse fabricage methodes
belastingen ondergaan diequa verdeling passen bij de in Nederland gebouwde
schepen.
Daarnaast moet in overweging wordengenomen of de aanbevelingen als in die literatuur genoemd ook voor Nederlandse schepengeldig zijn in het lichtvan:
- ervaring met Nederlandse schepen
econornische aspecten van fabricage in Nederland.
Voor deze punten zijn de volgendeopmerkingen belangrijk:
Verschaffen van inzicht. Alle genoernde tijdschriftartikelen dragen bij tot vergroting van het inzicht.
Nederlandse details. In de in Nederlandgebouwde schepen worden algemeen bulbprofielen
toegepast voor de langsspanten. Bij gebruik van HRS (zeker TMCP) wordt dit problematisch in verband met de verkrijgbaarhejd. De in de vorige paragraafgenoemde
literatuur beschrijft
de situatie in grote tankers en bulkcarriers. Veda! worden daar opgebouwde profielen gebruikt, die in afmetingenzeer veci groter zijn dan op Nederlandse werven gebruikelijk (zelfs als daar opgebouwde profielen
worden gebruikt). In enkele beschreven gevallen worden
verfijningen gebruikt als "soft toes", die in grote schepen effectiefzijn. Hetis de vraag of zij in Nederlandse schepen ook belangrijkzijn.
Nederlandse afmetingen. Als hiervoorgenoemd zijn in alle beschrevengevallen profielafmetingen gebruikt die aanmerkelijkgroter zijn dan in Nederland gebruikelijk. Materialen. De meeste gebruikte materialen betreffen FIRS, hoewel in een enkel geval met ongeveer 320 MPa vloeigrens in plaatsvan de in STOS gewenste 360 M'Pa. Hoewel gebruik
van TMCP niet expliciet vermeld wordt, zullen de resultaten uit het oogpunt van materiaalkeuze goed !bruikbaar zijn voor de Nederlandse situatie.
Nederlandsefabricagernethodjen De
gerapporteerde opgebouwde profielen zijn in de Nederlandse situatie nietgebruikelijk,maar misschien bij HRS (in het bijzonder TMCP)wel
waarschijnlijk veel meer door de lokale waterdruk dan door overall buiging van de romp bepaald zullen worden. Het gevolg hiervan is dat de Nederlandse details zich anders kunnen gedragen dan de in de literatuur gepubliceerde.
Nederlandse ervaringen. Bij grote tankersen bulkcarriers zijn veel problemen gerapporteerd tenaanzien van vermoeiing van despant-webdoorvoering. Vandaar het vele gepubliceerde
rnateriaal. Bij in Nederland gebouwde schepen is dat veel minder het geval. Dit kan komen door het anders zijnde belastingspatroon, maar ook doordat veel minder HRS gebruikt wordt. Economische overwe gingen. Omdat de Nederlandse ervaringen weinig problemen met het detail tonen is het onverstandig bij overgang naar HRS (TMCP) als vanzelfsprekend de detailuitvoering over te nernen die voor grote tankers en bulkcarriers worden gebruikt, zoals
"soft toes". Beter is eerstna te gaan of de meer traditionelé en goedkopere uitvoering gebruikt
kan worden, ook in geval van HRS.
Gebaseerd op deze overwegingen wordt in de volgendeparagraaf een voorstel gedaanorn het spant-web detail uitgevoerd in HRS voor de Nederlandse situatie nader te bestuderen.
4.
Beproevingsvoorstel
Voorgesteld wordt in het STOS-A project in totaal 6 identieke spantdoorvoerthgen te testen met afinetingen en belastingen als typerend voor in Nederland gebouwde schepen. Drie proefstukken zullen getest worden op een wisselende longitudinale belasting als bijv. de Spant-vrang doorvoering op een scheepsbodem.Deze testen worden aangeduid als de serie BI.
De andere drie worden getest op buiging ten gevolge van waterdruk zoals bijvoorbeeld een spant-web doorvoering in de huid van een schip. Deze serie wordt aangeduid als Bu. Ben en ander zoals hieronder schematisch weergegeven.
II
I
/
Zowel in testserje BI als in testserie Bu worden drie proefstukken getest. In principe wordt uitgegaan van een vergelijkbaar spanningsniveau op de kritieke plaatsen in beide testseries. Dit orn inzicht te krijgen in de spreiding van de resultaten. Het is echter mogelijk tijdens het uitvoeren van de proeven anders te beslissen. De beproevingen kunnen worden uitgevoerd volgens de hierna gesuggereerde planning.
s
Concept
PlanningsopzetSTOSA2een3eserie
::
: : »
Maand Januan Februari Maart ApnI ' ' Mei I 'Juni
i Juli
Week i 2
3 4 5
6 7 8 9 10 11 12 131415 16 17 18 1920 21 2223242526272829Onderdelen: .
:
:
o Beslissing over testen
!'
Ii 'Beschikbaarheid materiaal I I I ' I I
2Ontwerp testopstellingen en proefstukken I
I I I J 3iOpstellen fabncage-toleranties j I J I j ! I . 4Fabricageproefstukken ' : i : . 6Voorbereiding proefopstelling I . J : J 7Voorbereiding proefopstelling II . J J . 8TestBJll . : : 9TestB12 . . . . . ' : 1OTestBl3 . i i Test Bill J I 121estBll2 .
j:;;
II
13r'estBll3 J __, 14DeeIrapportage J I ; i J : 15Opleveringeindrapport . . J J ; ;Opmerkingen bij actiepunten concept planning
BI en Bu
*
De kroosverbindingen eerder getest zijn aangeduidmet de serie A.
*
De planning gaat uit van implementatie van de door de TUD voorgestelde
beproevingen van een spant-web verbinding. D.w.z. dat zes identieke proefstukken op twee manieren worden getest. De op trek belaste proefstukken worden aangeduid met serie BI, waarbij de afzonderlijke stukkenresp. BI. 1, BI.2 en BI.3 zijn. De op buiging belaste serie is Bli met de drie proefstukken BII.l, BII.2 en BII.3.
*
De formele beslissing over de uit te voeren beproevingen moet nog door de werkgroep worden genomen op basis van bet TUD voorstel. Aangenomen wordt dat deze
beslissing halfjanuari genomen is, hoewel eventueel uitloop tot eind januari mogelijk is. De activiteiten 1, 2 en 3 kunnen starten voordat de beslissinggenomen is.
2) B het ontwerp van de beproevingen moet worden uitgegaan van materiaal dat bij de
partners in de handel in voorraad is. Dit i.v.m. de anders waarschijnlijke onacceptabele
levertijd.
Gezien de ervaringen met proefserie A zal de TUD expliciete kwaliteitseisen formuleren voor de fabricage van de proefstukken.
Er is aangenomen dat fabricage van de proefstukken zal geschieden door.
één van de partners in het STO S-A project.
7-12) De testseries BI en Bu vinden in verschillende opstellingen plaatsen kunnen daarom
grotendeels parallel geschieden.
De spanningsniveaus zullen zo gekozen worden dat bezwijkèn van bet proefstuk na 2 weken verwacht wordt. De andere 2 weken zijn reserve
Referenties
Haifschepel, R.A.:
"Haalbaarheidscriterja gewichtsbesparingen onderzoeksplan voor toepassing van HRS in de scheepsbouw" STOS-document98/052/A, SSL-363 Technische Universiteit
Delfi, Lab. voor Scheepsconstructjes, ma.art 1998]
[2] Elkerlid, J. & Ulfvarsen, A
"Redistribution of Initial Reidual Stresses in Ship Structural Details and its Effect on
Fatigue", In: Marine Structures 8 (1995) 3:85406. Elsevier Science Ltd. Fricke, W & Paetzold, H.:
"Fatigue Strength Assessment of Scallops - and Example for the Application of
Nominal and Local Stress Approaches. In: Marine Structures 8 (1995) 423-447. Elsevier Science Ltd.
[4] Fricke, W. & Scharrer. M. & Selle, H. von:
"Integrated Fatigue Analysis of Ship Structures". 5th IMDC 1994, Delfi
Kaminski, M.L. & Krekel, M:
"Reliability Analysis of Fatigue Sensitive Joints in FPSO". In: 1995 OM'AE-Volume II, Safety and Reliability ASME 1995
[6] Ishiguro, T. & Okada, T.& Kawainura, M.
"Improved VLCC/VLB.0 Design" Cheung, M.C.
"Cost-Effective Analysis for Tanker Structural Repairs". In: Proceedings: Prevention of fracture in ship structure, March l'995
['8] Debbink, M.
"Hull Structural Design fora 40,000 DWT Double-Hull Products Carrier". In:
Proceedings: Prevention of fracture in ship structure, March 1995.
[9] Sueoka, H.
"Ship Fabrication - From Shipbuilder's Viewpoint"
[1:0] Liu, D. & Thayamballi, A
"Local Cracking in Ships - Causes, Consequences and Control.
[11] Kamoi, N. & Taniguchi, T. & Kiso, T. & Kada, K. & Kohsaka, A.
"A new structural concept of a double hull VLCC" RINA Conference, December
1992, London, UK. [1] [3] [5] [7] lo
Kim, S.N. & Lee, D. & Kim, W.S., & Kim, D.H.& Kim, OH.
&Hyun, M.H. & Kim,.N.
"Enhanced Structural Connectionbetween Longitudinal Stiffener and Transverse Web Frame", PRADS '98
Andersen, M.R. & Birk-Sørensen& Frils, Hansen, P.
"Probabilistic Fatigue DamageAnalysis of a Shape-Optimized Slot Design", Marine
Technology, October 1998 Paliy, O.M.
"Experimental Results on the Fatigue Life of Sstructural Details".
In: Lloyd's: Detail
Design Ishida, K.
"Substantial Repairs and Maintenance of Hull Structures". In: Proceedings: Prevention of fracture in ship structure, March 1995.
Iwahashj, W., Sumi, Y., Hu, T., Paetzold, H., Wu, C.C., Jang, C.D., Rigo, P., Nie, P.,
Kawano, H.: "Finite elementcomparative study of ship structural detail", Marine
Fig. 1. Parts of the FR-models. The studies notch geometries.
(Source: Elkerlid, J. & Ulfvarsen, A
"Redistribution of Initial Reidual Stresses in Ship Structural Details and its Effect on Fatigue", In: Marine Structures 8(1995) 385-406. Elsevier Science Ltd.)
(a) Plate elements (b) 3D-clementi
Fig. 2. Finite element models for the stress
(Source: Fricke, W & Paetzold, H: "Fatigue Strength Assessment of Scallops Nominal and Local Stress Approaches. In: Elsevjer Science Ltd.)
analysis of scallops.
- and Example for the Application of Marine Structures 8(1995) 423-447.
Collar Plate
Fig. 3. Usage of web frame/longitudinal intersection
(Source: Fricke, W. & SchalTer. M. & Selle, H. von:
ioco
loo
IO
Fig. 5. Fatigue cmck patterns observedon side Jongitiiiism1s.
(Source: Ishiguro, T. & Okada, T.& Kawamura, M. "Improved VLCC/VLBC Design")
DOE.G UHfl1.U11Í1t
iuii i
uuiiiii DI'4V-IIUIIIII
UiiIIilli i
'!!IIH 11111111111
NENK30uuuniuq
. ssc.iouuiiiuuiiii
IIllIllIllIflhIllhl
I i00000000000 rn
Number oC cyclesFig. 4. Mean SN-cwve for considered detail
(Source: (Soulue: Fricke, W. & Scharrer. M. & Selle, H. von: "Integrated Fatigue Analysis of Ship Structures". 5th IMDC 1994, l)ellt)
Fig. 8. Finite element model
(Source: (Source: Debbink, M.
"Hull Structural Design for a 40,000 DWT Double-Hull Products Carrier". ¡n: Proceedings: Prevention of fracture in ship structure, March 1995.)
DESIGN #1 DESIGN #2 DESIdN#3
Fig. 7. Web cut analysis.
(Source: Debbink, M.
"Hull Structural Design for a 40,000 DWT Double-Hull Products Carrier". In: Proceedings: Prevention of fracture in ship structure, March 1995.)
ìUIib
Tank Center Tank
Fig. 9. Example of fatigue crack of side longituclinals.Viewpoint")
(Source: Sueoka, H."Ship Fabrication - From Shipbuilder's Vieuwpoint"
lb
pM..
__.I fl
-BOuM. SOMU
TYPICAL DAMAGE
Fig. 11. Tanker damage and repair example (Tanker Structure Cooperative Forum)
(Source: Sueoka, H.
"Ship Fabrication - From Shipbuilder's Viewpoint")
PROPOSED REPAIR
000M Il ,MOSM. IO
-_
S'. OSSO .00SM I091IMdby Idlng
Fig. 12. Class C bottom longitudinai frame intersectionwith transverse oihight bulkhead
(Source: Liii, D. & Thayamballi,A
A : CONVENTIONAL STRUCTURE B: NEW TYPE STRUCTURE
f-
SKIN PLATE%AILS
OF CONVENTIONAL SLOT /ETAILS OF NEW PE. SLOT(APPLE SLOT) -j (D z o -j
Fig. 13. Comparison of conventional and new structures.
(Source: Kamoi, N. & Taniguchi, T. & Kiso, T. & Kada, K & Kohsaka, A "Anew structural concept of a double hull VLCC" RINA Conference, December
1992, London, UK.)
STIFF.
100.0
50.0
[
ctD - 2 New Type Slot (Crack initiated at slot adge)
D - I Conventional Slot1
(Crack inililed al slit!, toe)
'
t I t I I
I,
los IO' 10' 10' 10' losNc (cycles)
Fig. 14. Fatigue strength of conventional and new type slots for out-of-plane deformation.
(Source: (Source: Kamoi, N. & Taniguchi, T. & Kiso, T. & Kada, K. & Kohsaka, A. "Anew structurai concept of a double hull VLCC" RINA Conference, December 1992, London, UK.)
Conventional Slruclttrc
Ncw S(ructiirc
Critical Arca
Fig. 15. Critical areas for fatiguestress check points.
(Source: Kim, SN. & Lee, D. & Kim, W.S., & Kirn, D.H.&Kirn, O.H. &Hm, MR & Kim,.N. "Enhanced Structural Connection between Longitudinal Stiffener and Transverse Web
Frame", PRM)S '98) CRACK E E 10.0 Lo 5.0 1.0 0.5
Model size (LxBxD) Bottom plaie thickness
BoUoun longitudinal
Bottom longitudinal space
Floor plate thickness
Floor stiffener Radius of scallop
Wclding leg length
n_ .
V.111..I pieu. 5Ciisuui i.ngfl.dIfl u r,.., V.,'Ilr. ,L$If.u,. utInu I,nqüu,din& ... . . __- .L. Conventional Structure O.',,,. p1.1. AL Ncw Structure O.pp.urt I.'..,. 200x2000x920 mm IO mm 300x104-75x15 mm 400 mm 10 mm 150x12 mm 50 mm 6 mms
Web frame
Side shell
Longitudinal
Fig. 17. Potential crack locations for new slot.
(Source: Andersen, MR. & Birk-Serensen & Friis Hansen, P.
'Probabilistic Fatigue Damage Analysis of a Shape-Optimized Slot Design", Marine Technology, October 1998) S-CN 13 ® 1.3 0 1.4 2.2 2.3Ø. 2.40- 3.20-3.40 3.1
0-2.10 2.10- 2.1 2.2 5 2.3 0 2.4 3.2 3.4 N- LITWJ7fl89Od det ® - Csesl laligue aflck 0 - IriSai fatigue aad - Datai laSse
Fig. 19. Model test results.
(Source: Paliy, O.M.
"Experimental Results on the Fatigue Life of Sstructural Details". In: Uoyd's: Detail Design)
Vertical
tifeier to
prevent buckling
330- Ø3.3
t1200mm
t
800 1 Ir 1300mm Model Type A Model Type C 300 rTTfl Model Type B Model Type DFig. 20 Experimental model
(Source: Iwabaslil, W., Suini, Y., Hu, T., Paetzold, H., Wu, C.C., Jang C.D., Rigo, P., Nie, P.,
STATUSRAPPORT STOS-PROJECT
I januari 1999
liileiding
Onderstaand wordt de stand van onderzoek weergegeven van dat dee! van het STOS-project
dat in het Laboratorium voor Scheepsconstructies van de Technische Universiteit Dclii wordt uitgevoerd. Beschreven wordt de situatie op i januari 1999. De opdracht is door TNO aan de TU gegeven op 23.03.'98.
Oanvang van het werk
De omvang van het werk is niet veranderd te opzichte van de bestelling. Samengevat betekent
dit dat bij de TU 3 series van elk identieke proefstukken gefabriceerd in hoge rekgrens stani (HRS) worden getest qua vermoeiingsgedrag. Bovendien wordt van de eerste serie het gedrag
doorgerekend middels de eindige elementen methode (EEM). Het doorrekenen van de twee
andere series hoort niét tot de TUD-!evering, maar zal gedaan worden door andere partners in
het STOS-A-project.
Levertijd
De oörspronkelijke leverdatum van 31 december 1998 kan door de TUD niet worden gehaald.
De oorzaak ugt in de diverse tegenvallers bij het uitvoeren van het testen van de eerste serie (zie hiernabij de technische rapportage). In de volgende series wordt gewenst zoveel mogelijk van de ervaringen met de eerste serie te verwerken. Door TNO is op 26 oktober1998 de uiterste leverdatum voor het door de TUD te verrichten werk gesteld op 30juni 1999.
De eerste serie
Door de TUD is middels het afstudeerwerk van Mw. R. Haifschepel eerst een inventarisatie gemáakt van de huidige en de verwachte/mogelijke toepassing van HRS in de Nederiandse
scheepsbouw. Dit is neergelegd in rapport SSL-363, STOS-document 98/052/A getiteld
"Haalbaarheidscriteria en onderzoeksplan voortoepassing van HRS in de scheepsbouw", gedateerd muait 1998.
In dit rapport is ook het voorstel gedaan als eerste serie te onderzoeken een z.g. "kroos-verbinding" zoals die veci in de dubbele bodéms van in Nederiand gebouwde schepen wordt
toegepast. Na acceptatie van dit voorstel door de STOS=A partners zijn de betreffende drie
proefstukken gefabriceerd door de Verolme Heusden werf
Dé berekeningen middéls de EEM zijn eveneens uitgevoerd door Mw. Haifschepel en
gerapporteerd in haar afstudeerwerk getiteid "Vermoeiingssterkte van een kroos-verbinding",
gedateerd juli 1998, STOS-document 98/059/A, SSL-365; Gebaseerd op deze berekeningen is
vastgesteld wat de spanningsniveaus zouden zijn bij het testen van deze verbindingen. De start van de daadwerkeiijke vermoeiingstesten van deze eerste serie is later geweest dan voorzien De hoofdreden luervoor was dat door de werfbij de fabricage toleranties zijn aangehouden als normaal in de scheepbouw. Als de zo geleverde proefstukken in die vorm zouden zijn getest, zoudenhoge secundaire buigwisselspanningen zijn opgewekt.
Waarschijnlijk zou het proefstuk daardoor bezwijken op een andereplaats dan bedoeld lang voordat scheurvorming op de beoogde plants zou beginnen De TUD heeft de proefstukken
daarom machinaal bewerkt voordat met het testen werd begonnen. Hierdoor zijn enkele
weken vertraging zijn hierdoor ontstaan. Het was niet meer mogehjk het daadwerkelijke testen nogtijdens de afstudeerfase van mw. Haifschepel te laten plaatsvinden. De TUD heeft op grond van deze ervaring besloten bij volgende proefstukken maatvoeringseisen en andere
kwaliteitscriteria op te stellen specifiek bedoeld voor de fabricage van proefstukken.
Bij het testen van het eerste proefstuk bleek de vermoeiingssterkte ruim hoger dan eerder was verwacht. Uiteindelijk begon scheurvorming opeen geheel andereplaatsdan was bedoeld, nl. bij de aanhechtingslas van de inklemplatenaan het eigenlijkeproefstuk. Besloten is deze overgangslas van alle proefstukken te modificeren teneinde de levensduur hier fors te
verhogen. Bovendien is besioten zowel het vervoig van het testen van de andere proefstukken te doen met een hogere spanningenwisseling. Heteen en ander leidde opnieuw tot vertraging. Ook bij het testen van de andere proefstukken zijn herhaaldeiijk scheuren ontstaan op andere plaatsen dan bedoeld Diverse malen zijn reparatles uitgevoerd totdat uiteindelijk alle dne de
proefstukken zijn bezweken op de kroos-verbinding.
Het testen is gestopt alvorens het proefstuk volledig bezweken is. Daarna zijn de proefstukken opengezaagd teneinde visuele inspectie van de breukvlakken mogelijk temaken. Dé
definitieve breuk inhet laatste proefstuk ontstond op 19 december 1998.
Eenvoiledig versiag van debeproevingen van deze eerste serie zal binnenkort verschijnen. Maar hier kan reeds geconstateerd worden dat de vermoeiingssterkte van de onderzochte kroosverbinding beter was dan verwacht Er is dan ook geen reden uit vermoeiingsoogpunt af te zien van kroosverbindingen in een uit HRS gefabriceerde dubbele bodem.
overbrengen van een lateraal belasting op het spant naar het web. Door deze twee belastingsvormen zal het gedrag van de proefstukken volledig anders zijn, zodat terecht
gçsproken kan worden van twee verschillende test series.
De achtergrond van dit voorstel wordt beschreven in rapport SSL-371,
STOS-document/9899.065/A, gedateerd december 1998. De planning voor deze serie testen voigt hierna. De start van dit werk is voorzien in januari 1999, terwiji het werk gereed za! zijn eind januari 1999.
Concept Planningsopzet STOSA 2e en 3e serie : .
Maand: Januari Februari Maart I ApriI i Mel Juni
222324252627
Tjuii2829
Week 1 2 3 4 5 6 7 8 910111213.14,15 16 17,18 192021
Onderdelen: 0Besiissing over testen
J
V
-i Besch-ikbaarhe-id matenaal I I 2Ontwerptestopsteliingenenproefstukken ' : 3Opstelienfabricage-toieranties .II
i 4Fabricageproefstukkeni'
:,i!
, 5 Fabricage hulpstukken .LI
: . , . , ,__________ 6'Voorbereiding proefopsteiiing I .:_
_
I 7Voorbereiding proefopstelling II , 8 Test Bu9TestBl2
10TestBi3-, __________
Opmerkingen bij actiepunten concept planning Bi
en Bill
*
De kroosverbiüdingen eerder getest zijn aangeduid met de serie A.
*
De planning gaat uit van implementatie van de door de TUD voorgestelde
beproevingen van een spant-web verbinding. D.w.z. datzes identieke proefstukken op
twee manieren worden getest. Deop trek belaste proefstukken worden aangeduid met serie BI, waarbij de afzonderlijke stukken resp BI. 1, BI.2 en BL3 zijn. De op buiging
belaste serie is BU met de drie proefstukkenBII.1,.BIL2en B1L3. *
De formele beslissing over de uit te voêren beproevingen moet nog door de werkgroep
worden genomen op basis van het TUD voorstel. Aangenomen wordt dat deze beslissinghalfjanuari. genomen is, hoewel eventueel uitloop tot eind januari mógelijk
is. De activiteiten 1, 2.en 3 kunnen starten voordat de beslissing genomen is.
Bij het ontwerp van de beproevingen moet worden uitgegaan van materiaal dat bij de partners in de handel in voon-aad is. Dit i.v.m. de anders waarschijnlijke onacceptabele levertijd.
3) Gezien de ervaringen met proefserie A zal de TtJD expliciete kwaliteitseisen
formulereri voor de fabricage van de proefstukken.
Er ¡s aangenomen dat fabricage van de proefstukken zal geschieden door.
één van de partners in hetSTOS-A project.
7-12) De testseries BI en Bu vinden in verschillende opstellingen plaats en kunnen daarom grotendeels parallel geschieden.
De spanningsniveaus zullen zo gekozen worden dat bezwijkèn van bet proefstukna 2