• Nie Znaleziono Wyników

De leerstoel scheepsbouw in perspectief: Jaarverslag 1996

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De leerstoel scheepsbouw in perspectief: Jaarverslag 1996"

Copied!
54
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)
(3)

Bibliotheek

TU

Delft

1111111111111111111111111111111111

0691

589

(4)

.,

.

; "\ ' ....

SERIE DELFT MARITIEM

1. Total Quality Management. Theorie of praktijk ? 2. De toekomst van het vervoer over water.

3. Binnenvaart in beeld.

4. Scheepsbouw en technologie in Nederland.

S. 'Tekenen met bits en bytes'. Waar gaat het in de scheepsbouw naar toe? 6. De leerstoel scheepsbouw in perspectief. Jaarverslag 1996.

(5)

DE LEERSTOEL SCHEEPSBOUW IN

PERSPECTIEF.

JAARVERSLAG 1996

Auteur: Prof.ir. S. Hengst

Delftse Universitaire Pers, Delft 1997

EIGENDOM MARITIEM INFORMATIf

(6)

Mekelweg4 2628 CD Delft Tel. 015 - 2783254 In opdracht van:

Vakgroep Maritieme Techniek Sectie Scheepsbouw

Technische Universiteit Delft

Mekelweg2. 2628 CD Delft Tel. 015 - 2783882 Fax. 015 2784264 E-mail: S.Hengst@WbMT.TUDelft.nl Copyright 1997 by S. Hengst

No part ofthis book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher: Delft University Press.

(7)

1. Voorwoord .. ... ... ... .

2. De sectie scheepsbouw 3

3. Produktie van de sectie scheepsbouw ... ... ... ... ... . 5

4. De geschiedenis van de leerstoel. ... ... . .. ... 7

5. Afgestudeerde ingenieurs scheepsbouw. 8 6. Korte beschrijving van het vakgebied. 8 7. Het onderwijs . . .... ... ... .... . 9 8. Cursuswerk en afstudeeropdracht. 10 9. Onderzoek ... ... ... ... ... ... ... . 10 10 11 9.1 Financiering. 9.2 Overwegingen. 9.3 Achtergrond en uitgangspunten. . . 13 9.4 Samenwerking in PROGRESS. . . . .. 13

9.5 Het identificeren van projecten. . . . 15

9.6 Beoordeling van de resultaten. . . . .. 16

9.7 Thema's. . . . .. 17

9.8 Opdrachten voor derden. . . .. 17

10. Overige activiteiten. 10.1 Maatschappelijke dienstverlening . ... ... . 18 18 10.2 Symposia. . ... . 10.3 Contacten met het buitenland .. ... ... . 10.4 Publikaties, presentaties en lezingen. 10.5 Functies voor de studierichting. 11. De toekomst. . ... ... .. ... . 11.1 Scheepsbouw. . ... ... . 11.2 Binnenvaart. ... . .... ... . 11.3 Het Maritiem Kennis Centrum Nederland . . 11.4 Het beleid t.a.v. internationale publikaties. 19 . . . .. 19 19 19

20

20

. ... 25 25

26

(8)

12.2 Colleges en onderwerpen afstudeerfase. . . .. 28

12.3 Afstudeerders sinds 1983. . . .. 32

12.4 Overzicht van afstuderenden (per 1 jan. 97). ... 39

12.5 Opdrachten voor derden. .. . . .. 40

12.6 Symposia . . . .. 43

12.7 Publikaties, rapporten, lezingen, boeken .... ... ... 44

12.7.1 Rapporten, boeken, Nederland ... ... ... ... 44

12.7.2 Publikaties Nederland ... ... ... ... .. 45

12.7.3 Rapporten, internationaal. ... .. ... 47

12.7.4 Voordrachten ... ... ... ... 47

(9)

1. Voorwoord

Dit boekje heeft tot doel inzicht te geven in de achtergronden, doelstellingen, werkwijze en behaalde resultaten van de sectie Scheepsbouw (voorheen Werfinrichting en Werfbedrijf) van de opleiding Maritieme Techniek.

Het is meer dan een jaarverslag dat uitsluitend een terugblik biedt, of een cijferlijst je van incidentele scores. Het is een overzicht over meerdere jaren en tracht een perspectief te schet-sen op grond van bepaalde trends. Het is de verantwoording van een beleid.

De maritieme sector wordt, in het bijzonder het transport over water, gekenmerkt door sterke fluctuaties in de markt. De weerslag daarvan is niet in de instroom van studenten bij Maritieme Techniek noch in de werkgelegenheid voor afgestudeerde maritieme ingenieurs terug te vinden.

De markt kent de waarde van de opleiding.

De maritieme opleidingen aan de Technische Universiteit Delft en de Technische Hogescholen lijken weinig gevoelig te zijn voor de externe omstandigheden. De profilering van de opleiding is derhalve van groot belang voor de instroom zoals in Haarlem en Rotterdam blijkt. De cycli in de branches hebben wel invloed op het volume van onderzoek dat door de industrie wordt geïnitieerd. De stimulerende regelingen in het kader van de SMO regeling hebben enige stabiliserende werking.

In het kader van bezuinigingen is het aantal leerstoelen bij Maritieme Techniek dat uit de eerste geldstroom wordt gefinancierd de laatste 7 jaar drastisch gereduceerd (van zeven naar drie). Inmiddels worden, met de steun van het bedrijfsleven en het MARIN, enkele (deeltijd)stoelen extern gefinancierd.

De voortgaande reductie van de financiering uit de eerste geldstroom verhoogt de druk om alternatieve financieringsbronnen te vinden. Er is geen zekerheid dat de financiering van het onderwijs uit de eerste geldstroom voor met name kleinere studierichtingen als Maritieme Techniek op het huidige peil blijft. Een doelstelling om bij de opleiding Maritieme Techniek per jaar een instroom van 50 tot 60 studenten en een uitstroom van ca. 30 ingenieurs studenten te realiseren, is geheel afhankelijk van het perspectief dat geboden wordt om het specifiek mari-tieme onderwijsprogramma op universitair niveau blijvend te verzorgen.

Een profilering als zelfstandige opleiding biedt de kans met de positieve ontwikkelingen op maritiem gebied in Nederland 'mee te liften', waarbij een internationale opstelling voor het aantrekken van (Europese) studenten gewenst is.

Additionele financiering is mogelijk door het verwerven van betaalde opdrachten voor het onderzoek, het onderwijs en de maatschappelijke dienstverlening.

Naast een verantwoording van het onderwijs wordt daarom aandacht gegeven aan onderzoek dat door de sectie, binnen de doelstellingen van de leerstoel Scheepsbouw, in samenwerking met het maritieme bedrijfsleven wordt uitgevoerd. De omvang van de opdrachten groeit gestaag waarvoor verschillende (externe) redenen zijn.

(10)

Er is een ontwikkeling gaande naar 'laboratoria in de produktie' bij de bedrijven. De redenen zijn begrijpelijk: het onderzoek dient aan de omstandigheden en condities van een bedrijf te voldoen om betrouwbare resultaten op te leveren. Verstoringen in de produktie zijn evenwel niet acceptabel. Ten tweede ontstaat er meer interesse bij de bedrijven voor onderzoek dat over een langere termijn loopt. De omvang en doorlooptijd van de projecten nemen toe. De belangstelling om afstudeerders met een scheepsbouwkundige achtergrond bij de bedrijven in projecten in te zetten groeit. Veranderingen in technieken stimuleren een nieuwe kijk op de produktie.

Voorbeelden van de genoemde ontwikkelingen zijn:

- Onderzoek in opdracht van acht samenwerkende werven in de zeescheepsreparatie. Er zijn negen deelprojecten geformuleerd, met een looptijd van totaal ca. twee jaar. Van drie deelpro-jecten is vastgesteld dat verder onderzoek in een tweede fase wenselijk is.

- Onderzoek dat wordt uitgevoerd voor twee werven en twee toeleveranciers op het gebied van de maatvoering in de scheepsbouw (PRIMAAT). De doorlooptijd is eveneens twee jaar, gezien de tot nu toe behaalde resultaten in de eindassemblage mag worden verwacht dat dit project een vervolg gaat krijgen voor de overige stadia van het produktieproces.

- Onderzoek op het gebied van de robotisering, uitgevoerd in opdracht van zes werven die samen werken met toeleveranciers (ROBUUST 1 en 2). Het eerste project behelst de vaste opstellingen voor het assembleren en lassen van (half)produkten in de voor-assemblage. Het

tweede project neemt de flexibele, verplaatsbare lichtgewicht-robot onder de loep. Beide

projecten hebben een looptijd van ongeveer 15 maanden. Vervolgonderzoek is in voorberei-ding.

Het onderzoek houdt een uitdaging in, de betrouwbaarheid is atbankelijk van de continuïteit in kennis en capaciteit. De uitvoering eist een betrouwbare partner die over kennis van zaken van de scheepsbouw en voldoende capaciteit beschikt.

Voor een deel wordt dit opgevangen door met derden samen te werken. Met het TNO en professionele bureaus die over complementaire kennis beschikken zijn onder de naam PRO-GRESS (PROject Gerichte Research in Scheepsbouw en Scheepvaart) daartoe enkele afspra-ken gemaakt.

De eerste helft van dit boekje geeft een kort overzicht van de activiteiten. In de bijlagen wordt meer gedetailleerde informatie verstrekt.

Een aantal uitspraken in dit boekje heeft eveneens tot doel de lezer uit te dagen tot commen-taar en suggesties voor verbeteringen of aanvullingen.

Wij zien die met belangstelling tegemoet. Prof. ir. S. Hengst

(11)

2. De sectie scheepsbouw Medewerkers.

Vaste staf.

Prof.ir. S. Hengst, tel. TUD: 015 - 2785306 (privé: 0181 - 315308) Ir. JH. Vink, tel. TUD: 015 - 2785923 (privé: 0165 - 317535) Je. Drooger, tel. TUD: 015 - 2782700 (privé: 0187 - 641053)

A Nieuwland-Jobse (0,6) : tel TUD: 015 - 2783882 (privé: 015 - 3695663)

e. de Krey (met pensioen per 31.12.96) : tel TUD: 015 - 2786652 (privé: 078 - 6129765) Tijdelijk dienstverband.

Ir. e. Dirkse (0,6), tel. TUD: 015 - 2784057 (privé: 078 - 6154566) A Nieuwland-Jobse (0,2): tel. TUD: 015 - 2783882 (privé: 015 - 3695663) Dr. ir. A Gourianova, fellow tot 01-09-1997

M. Daghigh, M.Sc. AIO tot 31-01-97, promoveert 28-1-1997, tel. TUD: 015 - 2786866. Student-assistenten

In 1996:

T.B. Klimp (0,5) t/m mei 1996, werkzaam bij Niestern Sander en Pattje Shipyard WA Molenaar (0,5) t/m augustus 1996, werkzaam bij Verolme Botlek

M. Van Marle (0,5), werkzaam bij Verolme Botlek, tel. 0181 - 214644 S. Otten (0,5), werkzaam bij De Schelde, tel. 0118 - 483911

PJ.F. Klooster (0,5), werkzaam bij De Merwede, tel. 0184 - 614000 JA Westerbeek (0,5), werkzaam bij De Schelde, tel. 0118 - 483911 JP. de Wilde (0,5), werkzaam bij Scheldepoort, tel. 0118 - 483000 EW.P. v.d. Heijden (0,4), werkzaam bij TUD, tel. 015 - 2786652 A Cotteleer (0,2), werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. 010 - 4595100 F. Rijnten (0,2), werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. 010 - 4595100 T.J Tooi (0,2), werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. 010 - 4595100 L. Wondergem, werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. 010 - 4595100 Met ingang van januari 1997:

M. Verschoor (0,4), werkzaam bij TUD, tel. 015 - 2786652

M.DJ. de Roos (0,5), werkzaam bij De Merwede, tel. 0184 - 614000 E. Van Leeuwen (0,1), werkzaam bij Oranjewerf, tel. 020 - 6347511 M. Spilker (0,1), werkzaam bij Oranjewerf, tel. 020 - 6347511 P. Evers (0,2), werkzaam bij Vlaardingen Oost, 010 - 4342744 J Van de Velde (0,2), werkzaam bij Vlaardingen Oost, 010 - 4342744 A Brüning (0,2), werkzaam bij Verolme Botlek, tel. 0181 - 214644 A Cotteleer (0,2), werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. 010 - 4595100 F. Rijnten (0,2), werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. 010 - 4595100

(12)

TJ. Taal (0,2), werkzaam bij YVC IJsselwerf, tel. OIO - 4595100 R.JJ. Takken (0,4), werkzaam bij De Merwede, tel. 0184 - 614000 A.E. Boheemen (0,4), werkzaam bij De Merwede, tel. 0184 - 614000 O. Van de Sande (0,4), werkzaam bij De Schelde, tel. 0118 - 483911

(13)

3. Produktie van de sectie scheepsbouw.

Onderwijs Onderzoek

WP+OBP 1,4 Produktie eerste geldstroom*

Overig onderzoek.

Gefinancierd uit eerste geldstroom (+) Gefinancierd uit de derde geldstroom Totale produktie

Totaal ingezette capaciteit

(waarvan betaald uit de eerste geldstroom Rendement (produktie/capaciteit) 2,1 3,5 1,0 1,2 5,7 3,9 1,7 146%

* De produktie is berekend in fte, conform de thans gehanteerde methodes voor het bepalen van de onderwijslast en de output van onderzoek (CvB) In principe dient deze capaciteit uit de eerste geldstroom te worden gefinancierd.

Uit dit overzicht blijkt dat de produktie en het rendement weliswaar hoog zijn, maar dat de onbalans tussen input en output te groot is. De beschikbare vaste capaciteit is te klein. Vacatures in 1997 op basis van de beschikbare financiering

AIO, 1 fte

Wetenschappelijk personeel Ondersteunend personeel

1,8 fte 0,9 fte

De conclusie moet zijn dat de te lage waardering van de TU Delft voor externe opdrachten te weinig incentives biedt voor het aantrekken van derde geldstroom werk.

Het gegeven dat 30% tot 35% van de (eerst te verdienen) derde geldstroom uren nodig zijn om aanbiedingen en voorstellen voor onderzoek te schrijven versterkt dit effect. De meeste aandacht zal onder deze omstandigheden uitgaan naar het verkrijgen van eerste geldstroom middelen waardoor de onontbeerlijke extra financiering zal achterblijven.

De benodigde capaciteit (1,4 fte) voor het onderwijs beperkt bij de sectie de ruimte voor onderzoek (0,3fte) uit de eerste geldstroom. Omdat een naar verhouding onevenredig groot deel van de capaciteit voor het onderzoek (92%) uit externe opdrachten wordt betaald onstaat een onbalans. Het derde geldstroom onderzoek van de sectie financiert in zekere zin een deel van het onderwijs. Dit kan niet de bedoeling zijn, indien de TU Delft belang hecht aan een continuering van een goede relatie met de industrie,

Het doel is voor 1998 een ondernemingsplan met een financiële planning, een overzicht van baten en lasten, een winst-en verliesrekening en een balans voor de seqie op te stellen, omdat op deze wijze het resultaat kan worden gepresenteerd,

(14)
(15)

4. De geschiedenis van de leerstoel.

Bij de studierichting Maritieme Techniek vormt de combinatie van techniek (construeren en bewerken) en kennis van het bedrijf (organisatie en inrichting van een werf) sinds 1887 een elementair aspect van de opleiding, onmisbaar bij de bouw van schepen.

Van de drie afstudeerrichtingen, respectievelijk ontwerpen (a), bedrijfskunde (b) en theore-tisch/fundamenteel (c), wotdt de (b )-richting van 1945 tot 1965 door Bonebakker, als opvol-ger van Kal, verzorgd. Krietemeyer is hoogleraar van 1965 tot 1975. In 1981 wordt Hengst benoemd die, na 2 jaar half-time werkzaam te zijn geweest, vanaf 1983 de voltijdse leerstoel bezet.

Gedurende het bestaan van de leerstoel zijn de technieken en de organisatie van de bouw van schepen een aantal malen fundamenteel veranderd. De inrichting van de werf wijzigt als gevolg daarvan eveneens.

Tot' 1945 worden schepen geklonken en vindt de assemblage van alle onderdelen op de helling plaats. Schepen worden 'plate by plate' gebouwd.

Met de overgang naar het lassen, na 1945, blijft de organisatie van de bouw dezelfde als bij het klinken. Dit verandert echter met de invoering van sectie-bouw, evenals de lay-out en de inrichting en uitrusting van de werven.

De ontwikkeling van strookprogramma's wijzigt de methode van afschrijven van platen en profielen ingrijpend. De uitslagzolder met spantenvloer verdwijnt. Aan het eind van de zestiger jaren wordt de numerieke besturing (vroeger NuBe maar thans CAM genoemd) mogelijk voor het branden en snijden van platen.

De tachtiger jaren worden gekenmerkt door de modularisering in de scheepsbouw, met een vergaande uitrusting en inrichting van blokken.

De techniek, opzet en organisatie van het produktie-tekenwerk, de werkvoorbereiding, de pre-fabricage en assemblage van een werf worden bij deze veranderingen bij voortduring aangepast.

In de negentiger jaren nemen de mechanisering (bijvoorbeeld numeriek gestuurd spanten buigen), automatisering (lassen) en robotisering (platen en profielen branden, snijden en bewerken, lassen) verder toe. De verwachting is dat, in combinatie met de toepassing van lichtere materialen, vergelijkbare veranderingen als bij de overgang van klinken naar lassen zullen optreden. De kenmerken van de organisatie per project' worden meer en meer zichtbaar bij het terugdringen van de levertijden.

De leerstoel Scheepsbouw heeft bij de veranderingen een onmiskenbare rol gespeeld. Krietemeyer was bijvoorbeeld nauw betrokken bij de numerieke ontwikkelingen en de opzet van bijvoorbeeld Centraalstaal en het Numeriek Centrum in Groningen.

Thans zijn, met 14 werven, meerdere onderzoeksprojecten gaande op het gebied van maatvoe-ring en robotisemaatvoe-ring in de scheepsnieuwbouw, verbetemaatvoe-ringen in de bedrijfsvoemaatvoe-ring van de scheepsreparatie en vernieuwingen in de binnenvaart. Studies naar de effecten van de toepas-sing van lichtgewicht constructies zijn in voorbereiding.

(16)

Door de participatie van afstudeerders in deelprojecten bij de bedrijven worden onderwijs en

onderzoek gekoppeld. Daarmee wordt een werkwijze, die sinds lang met de werven

gebruike-lijk is, gecontinueerd.

5. Afgestudeerde ingenieurs scheepsbouw.

Gegevens over de periode voor 1965 zijn moeilijk terug te vinden en niet volledig. Sinds 1965 zijn ca. 125 ingenieurs in de richting Scheepsbouw afgestudeerd waarbij moet worden opgemerkt dat van 1975 t/m 1981 de stoel niet bezet was. Het gemiddelde is circa vijf ingenieurs per jaar.

Het grootste deel (ca. 60%) van de afgestudeerden komt bij de werven terecht.

De afstudeerrichting levert tussen de 20% en 25% van het totaal aantal afstudeerders

Maritie-me Techniek. Van alle afstudeerders Maritieme Techniek (20 tot 25 per jaar) komt tussen de

15% en 20 % in de eerste functie bij een werf .

Het lijkt verantwoord, op grond van de ontwikkelingen bij de bedrijven, de doelstelling voor de komende jaren hoger te stellen. Het belang om beter inzicht in de mogelijkheden om de be-drijfsvoering in de scheepsbouw en de scheepsreparatie te verkrijgen neemt toe, gedreven door

de noodzaak om de produktie processen aan te passen op nieuwe wettelijke eisen b.v. op het

gebied van arbeidsomstandigheden en milieuwetgeving.

Bijlage 3 geeft een overzicht van de afgestudeerde ingenieurs sinds 1983. Bijlage 4 geeft een overzicht van de afstudeerders per 1 januari 1997. 6. Korte beschrijving van het vakgebied.

De naam scheepsbouw geeft de inhoud van het vakgebied weer.

Het 'bouwen van schepen' omvat de activiteiten die betrekking hebben op de 'omgeving' van het bedrijf d. w.z. de markt (marketing, verkoop, begroting) en de realisatie van het schip, d.w.z. het maken van werktekeningen (constructie, werkvoorbereiding), het intern transport, de produktie technieken (fabricage) met inbegrip van de daarbij te installeren 'systemen', de organisatie van de produktie en de daarvoor benodigde inrichting.

Het is een combinatie van technische, bedrijfskundige en economische aspecten, toegespitst op r

het fenomeen enkel-produktie waarbij de kennis van de 'scheepsbouwkunde', zoals het ont-werpen en construeren van een schip, zowel voor de nieuwbouw als de reparatie, onmisbaar is. De scheepsbouwer werkt in een team met vakgenoten en specialisten van leveranciers. Hij/zij heeft te maken met een veelheid aan toeleverende industrieën. Het projectmatig kunnen werken is daarbij essentieel. Het doel is de ingenieur in een relatief klein bedrijf breed inzetbaar te maken. Naast een grondige theoretische basis beschikt hij daartoe over de noodzakelijke praktische vaardigheden.

(17)

leerstoel verzorgd in de vorm van een facultatief college in het vierde jaar.

Het onderzoek op dit gebied is veelal kleinschalig en multidisciplinair. Meerdere aspecten en vakgebieden worden gelijktijdig in een project aan de orde gesteld.

De collegedictaten worden door de TH's in Haarlem en Rotterdam afgenomen.

7. Het onderwijs.

Het onderwijs dat onder de verantwoordelijkheid van de hoogleraar scheepsbouw valt, maakt deel uit van de basisopleiding (het eerste, tweede en derde jaar).

In het eerste jaar ligt het accent op de vervaardigingskunde en de bewerkingen in de produktie. Het doel is naast de kennis over bewerkingen de student ook een voorbereiding op het prak-tisch werk te geven.

In het tweede jaar worden onderwerpen behandeld die de bewerkingen in een breder kader plaatsen zoals de voorbereiding van de bewerkingen CAD/CAM, de globale lay-out van werven, transportmiddelen, te water laten, etc.

In het derde jaar komt het proces van marketing, verkoop, begroting tot en met beproeving en oplevering aan de orde. Planning, ontwerpen, tekenen, fabriceren en assembleren worden in relatie gebracht tot de beschikbare middelen vaneen scheepswerf. De rol van het toezicht van reders, klasse, en scheepvaartinspectie in het bouw-proces wordt toegelicht. Een korte be-schrijving van de colleges is te vinden in bijlage 1. De colleges in het eerste jaar en derde jaar zijn in de periode 1995 tot 1997 vernieuwd.

In het vierde en vijfde jaar dient de student zich te verbreden (diversificatie in vakken op het gebied van financiën, recht, arbeid en organisatie) en te verdiepen in de theorie van één of meer (technische) onderwerpen, bijv. operationele research en zich te bekwamen in de praktische toepassing daarvan tijdens het afstuderen.

Het onderwijs in het vierde en vijfde jaar wordt verzorgd in de vorm van werkcolleges. De studenten bestuderen zelfstandig de opgegeven literatuur, maar dienen eveneens literatuur zelfstandig op te sporen. Naast de bestudering van de literatuur worden 'case studies' opgedra-gen. Opdrachten waarvoor de studenten onder meer informatie bij en in overleg met bedrijven moeten inwinnen en de gang van zaken in de praktijk vast moeten leggen.

Daarbij hoort het project-management met voortgangs-besprekingen, de verslaggeving, het vastleggen van de gemaakte afspraken, de planning en de voortgangscontrole.

De studenten krijgen meerdere onderwerpen aangereikt die als 'colleges' staan aangegeven. Door in teamverband te werken, kunnen meerdere aspecten in een opdracht worden meegeno-men en ontstaan combinaties' van vakken in een bepaalde groep.

Een schriftelijke verslaggeving en mondelinge presentaties aan de gehele groep ronden het werk af De beoordeling van de scripties geschiedt aan de hand van de parameters die de doelstellingen van de opdracht weerspiegelen.

(18)

8. Cursuswerk en afstudeeropdracht.

Het cursuswerk en de ingenieursopdracht worden bij een bedrijf uitgevoerd.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de onderwerpen en de bedrijven waar het werk is uitgevoerd. De student dient de opdracht als een project te realiseren. Naast de inhoudelijke aspecten van het onderwerp komen de aspecten die voor projectmatig werken vereist zijn, aan de orde. Het maken van een probleemanalyse, doorlooptijd, budgetten, de verspreiding en beheersing van de informatie etc. vormen een onderdeel van het afstuderen.

Een wekelijkse rapportage over de voortgang betekent bijvoorbeeld dat naast een korte inhoudelijke verslaggeving, inzicht wordt gegeven in voortgang, de behaalde resultaten, de kosten en de verwerkte uren.

9. Onderzoek. Promovendi.

Er waren eind 1996 vier promovendi actief Daarvan wordt één onderzoeker voor een periode van één jaar gefinancierd uit de eerste geldstroom (+). De promotie vindt in 1997 plaats. De drie overigen voeren het onderzoek uit buiten lasten van de TU Delft en zijn elders werkzaam. Tot nu toe is er bij de Nederlandse werven weinig belangstelling voor promotie onderzoek met een looptijd van vier jaar.

9.1 Financiering.

Het onderzoek wordt gefinancierd uit de eerste geldstroom (+) en de derde geldstroom. De financiering uit de eerste geldstroom betreft onderzoek dat

- in 1996 en 1997 wordt uitgevoerd in samenwerking met de St. Petersburg University for Water Communications (SPUWC) door een Russische fellow in Delft en

- promotie onderzoek dat gefinancierd wordt uit zgn. Beek gelden.

De derde geldstroom is overheersend, hetgeen samenhangt met het bedrijfskundige karakter van de leerstoel.

De inspanningen die gevraagd worden voor het realiseren van de derde geldstroom opdrachten maken dat, gezien de huidige bezetting, een inzet voor het tenderen voor tweede geldstroom opdrachten niet haalbaar is. Bovendien leert de ervaring dat dit onderzoek, gekenmerkt door een combinatie van technische en bedrijfseconomische aspecten, laag scoort bij de beoordeling voor financiering uit bijvoorbeeld STW fondsen.

De derde geldstroom opdrachten worden uit verschillende bronnen gefinancierd te weten: 1. Ongesubsidieerde rechtstreekse, opdrachten van bedrijven uit binnen- en buitenland. 2. Opdrachten die gefinancierd worden in het kader van onderzoeksprogramma's van de EU, als BRITE-EURAM, CRAFT en EUREKA.

(19)

3. Opdrachten voor onderzoek die gesubsidieerd worden in het kader van het NIM programma van SENTER.

4. Promotie onderzoek waarvan de kosten door derden worden gedragen. Het derde geldstroom-onderzoek heeft als kenmerk 'industrieel basis onderzoek'. De uitvoering geschiedt door wetenschappelijke medewerkers en student assistenten in de afstudeerfase. Voor sommige deelprojecten is de inzet van student assistenten met een tijdelijk werkverband mogelijk.

De omzet van de derde geldstroom kan, indien de markt met zorg en kennis van zaken wordt benaderd, groeien tot een omzet van ca. f. l,S miljoen per jaar.

Een deel van de omzet is nodig voor het inhuren van expertise en specialistische kennis, d.w.z.

uitbestedingen aan derden. Daartoe is samenwerking gezocht met die afdelingen van het TNO

en professionele bureaus die over complementaire kennis beschikken. Onder de naam PRO-GRESS (PROject Gerichte Research in Scheepsbouw en Scheepvaart) vindt tweemaandelijks overleg plaats waarin afspraken worden gemaakt over nieuwe voorstellen en de voortgang van lopend onderzoek.

Het doel is dat onderzoek in het kader van PROGRESS een bijdrage levert aan de versterking van de concurrentie positie van de Nederlandse bedrijven in de scheepsbouw- en scheepvaart sector.

Het uitgangspunt is de uitvoering van onderzoek bij bedrijven, naast en tijdens de lopende produktie. Daartoe worden in de begrotingen van het onderzoek aanzienlijke bedragen voor de aanschaf van apparatuur en middelen gereserveerd.

Het streven is dat ca. 30 % van de omzet beschikbaar blijft voor de inzet van medewerkers en student assistenten van de sectie Scheepsbouw op basis van kostendekkende tarieven. Voor-waarden zijn het, op korte termijn, aantrekken van de daarbij behorende bezetting op het juiste niveau en de continuiteit van de leerstoel.

9.2 Overwegingen.

De Nederlandse overheid stelt, op beperkte schaal, middelen ter beschikking om onderzoek van het produkt en de produktiemethoden te stimuleren.

De werven stellen zich ook nauwgezet op de hoogte van veranderingen in technieken en nieuwe ontwikkelingen. In de praktijk is bij de werven het vertrouwen in de mogelijkheden van 'technologie' om de concurrentie positie te verbeteren beperkt, zolang andere landen forse steun verlenen en veranderingen in wisselkoersen een majeure invloed hebben op de prijsvor-ming.

Japan doet bijvoorbeeld (nog steeds) omvangrijke investeringen in R&D voor de verbetering van produktie en produkt. De resultaten van dat onderzoek komen niet, of slechts beperkt, in de literatuur.

(20)

In Europa hebben enkele werven zich om politieke redenen verenigd in Euroyards, waarmee grote sommen Europees geld ter beschikking zijn gekomen voor deze groep op R&D gebied. In Italië en Denemarken voeren enkele individuele werven onderzoek uit in samenwerking met gespecialiseerde leveranciers, met het doel de kostprijs te verlagen door produkt en produktie op de tekenkamer te koppelen. Door de werkvoorbereiding te verplaatsen en als tussenstation in de organisatie te laten verdwijnen zou de doorlooptijd korter kunnen worden.

Het internationale onderzoek (zie o.m. het Ship Production Symposium 1996 in San Diego) wordt gekenmerkt door meerdere invalshoeken die in onderlinge samenhang worden aange-pakt:

- Het constructief optimaliseren van het produkt met het doel de produktie te kunnen automa-tiseren en roboautoma-tiseren. De eerste resultaten zijn zichtbaar in de fabricage van kleine onderdelen (trappen, ladders, bordessen, fundaties, verstijvingen, doorvoeringen), de voor-assemblage (lassen) en het samenstellen van secties in verschillende stadia van de bouw (lassen) en het schilderen. Bij de rapportage blijft precieze informatie echter achterwege.

- Het vergaand, zeer pragmatisch, koppelen van tekenwerk, planning en uitvoering van de werkzaamheden o.m. uitmondend in het evalueren van bouwmethoden voor bepaalde uitvoe-ringen, het aanbrengen van veranderingen in de constructie om de kosten te drukken (binnen de grenzen van de klassebureaus), het onderzoeken van de uitvoering om de inzet van robots t.a.v. bijvoorbeeld de bereikbaarheid tijdens het lassen, na te gaan.

- Het reduceren van verliezen in afstemming en organisatie van werkzaamheden.

- Versnellen van het tekenwerk door standaardisatie, met hetzelfde effect in de produktie etc. Het onderzoek vindt plaats bij werven, in situ, de produktie wordt gevolgd en het resultaat wordt door werven beoordeeld.

De overheid (MARAD) stelt in de Verenigde Staten ruime middelen ter beschikking voor dit onderzoek, dat de terugkomst van de werven in de VS. op de wereldmarkt moet ondersteunen, met name omdat de opdrachten van de navy' in de komende jaren met 60% tot 70% zullen dalen.

Nederland.

Nederlandse werven namen tot 1994 vooral in het kader van het zogenaamde Individuele Research Programma' aan onderzoek deel. Individuele werven zijn vrijwel niet in staat in grootschalig onderzoek te participeren, laat staan dit te organiseren of financieren. De kenni-sinstituten beschIkken afzonderlijk evenmin over de alle benodigde expertise.

Het resultaat was dat in Nederland, in vergelijking met het buitenland, omvangrijk, op de produktie gericht onderzoek bescheiden was. Het onderzoek was kleinschalig, doelgericht en

(21)

beperkt, maar paste uitstekend in de Nederlandse werf cultuur. Met dit beleid zijn aansprekende resultaten geboekt. Op bepaalde terreinen is thans een achterstand ontstaan. De samenwerking neemt echter toe.

9.3 Achtergrond en uitgangspunten. Verscheidenheid aan werven.

De diversiteit in bedrijven is groot. Er is o.m. onderscheid in grootte, de omvang van het personeelsbestand, de afmetingen van schepen, de locatie, werkwijze, (bouw)techniek en visie op de markt.

Het belang van het vergroten van het concurrerend vermogen van de werven blijft toenemen, met name door een voortdurend subsidiebeleid in het buitenland. Dit noodzaakt zowel tot verhoging van de produktiviteit, bijv. door een verbetering van de efficiency en de effectieve inzet van mensen en middelen, als tot het verbeteren van de kwaliteit en de 'earning capacity' van het ontwerpen.

Een meer efficiënt gebruik van het schip, de wijzigingen in regelgeving, vormen o.m. redenen om te onderzoeken welke vernieuwingen, leidend tot een ontwerp dat concurrerend is in zowel prijs als prestatie, mogelijk zijn.

Ontwikkelingen op korte afstand volgen.

De Nederlandse scheepsbouw kan geen leidende positie op het gebied van vernieuwing in de produktie bekleden. Kosten en risico's daarvan zijn hoog, de structuur van de industrie laat dit niet toe.

Het handhaven of vergroten van het concurrerend vermogen betekent kennis hebben van ontwikkelingen die elders plaatsvinden en de betekenis daarvan kunnen interpreteren. Dat vereist naast volgen 'op korte afstand', het voortdurend inventariseren, analyseren, evalueren en in de praktijk valideren van de ontwikkelingen elders.

De resultaten van dit onderzoek dienen snel, overzichtelijk en begrijpelijk beschikbaar te zijn voor de bedrijven.

Een passieve houding t.a.v. het onderzoek op het gebied van produktie-technologie is niet wenselijk omdat daarmee de aansluiting op de ontwikkelingen elders verloren gaat en op de langere termijn de concurrentie positie in het geding is. Een selectief beleid is echter geboden. 9.4 Samenwerking in PROGRESS.

Met participatie en medewerking van (een aantal) werven hebben de TU Delft, TNO Apel-doorn, TNO b"ouw en andere geïnteresseerde partijen een samenwerking op basis van een projectgerichte aanpak opgezet. De combinatie werkt voorstellen uit voor, en voert onderzoek uit op de bovengenoemde gebieden.

(22)

van de werven als onderzoek wordt gekenmerkt. De resultaten zijn in principe voor de deelne-mende werven uitwisselbaar, hetgeen een zorgvuldige invulling, benadering en voorbereiding van de projecten eist, gezien de grote verschillen die tussen de werven bestaan op het gebied van produktie middelen, werkwijze en de belangen die gepaard gaan met het behoud van de concurrentie positie.

De keuzes en prioriteiten dienen derhalve door de werven te worden bepaald. Argumentatie keuze deelnemers.

- TU Delft, Maritieme Techniek, scheepsbouw, beschikbaarheid studenten en eventueel onderzoekers (AIO). Levert de proefopstellingen en het meetinstrumentarium. Specialisatie op het gebied van het onderwerp.

- MIC, Maritiem Informatie Centrum, kan via het TU Delft (bibliotheek) netwerk en de eigen

bronnen deskundige screening van literatuur uitvoeren en gegevens verzamelen.

- TNO Apeldoorn, produktie technieken, ervaring met onderzoek op dit gebied, las-specialisatie, robotisering.

- TNO Bouw, constructief ontwerp, informatica toepassingen, nieuwe materialen, ervaring uit andere branches.

- Werven, leveren de meet omgeving en 'opstellingen' die, gecombineerd met de kennis van de

praktijk, onmisbaar zijn voor het welslagen van een project.

- Leveranciers zijn onmisbaar voor de interactie met computerfaciliteiten, robotisering en automatisering in de verschillende toepassingen.

- Overige partners zijn professionele consultants en in de branche erkende en ervaren ing-enieursbureaus.

Opzet.

De opzet is samenwerking op projectbasis. Er is geen centrale organisatie die coördinerend en organiserend optreedt namens de partijen voor het formuleren van de projecten, het aanvragen van subsidies, het maken van aanbiedingen of de uitvoering van een project. Partijen verplich-ten zich aan elkaar om gezamenlijk de gedefinieerde projecverplich-ten aan te bieden en uit te voeren. Tijdens het overleg wordt voor ieder project voor de aanbieding overeengekomen wie de projectleiding en administratie op zich neemt. In de definitie en begroting van het project wordt daartoe bij de verdeling van de werkzaamheden met interne' aanbiedingen een post opgeno-men.

(23)

deelnemen-de partijen.

Het voorzitterschap van de samenwerking berust bij de TU Delft, de hoogleraar Scheepsbouw

van Maritieme Techniek. De kennisinstituten wijzen een secretaris en een financieel

coördina-tor aan die ten minste tweemaandelijks overleg voeren. Werkwijze.

De opzet van de aanbiedingen geschiedt in onderling overleg. Iedere partij wijst een vertegen-woordiger aan voor de opzet van een project. Eén der partijen treedt op als contractpartner.

Alle projecten worden ondersteund door aanbiedingen van de betrokken partijen, waarbij de

verantwoordelijkheid bij elke aanbieder blijft. Er vindt geen onderlinge verrekening plaats

anders dan na een overeengekomen wijziging. Men is wel bereid voor elkaars tarieven en uren

te werken.

De kosten van de aanbiedingen zijn voor eigen rekening. In principe is de TU Delft als

initia-tiefnemer de postbus en het aanspreekpunt, maar dit kan per project wijzigen. De eventuele

voor-financiering van een project is voor iedere partij voor eigen rekening.

Afhankelijk van de aard van het project wordt bij de definitie van het project een

projectmana-ger aangewezen die namens de partijen optreedt bij de uitvoering. De projectmanager is

verantwoordelijk voor de coördinatie van planning en financiën, voortgangsrapportage en tijdige uitvoering. Hij rapporteert aan het bestuur van de samenwerking.

9.5 Het identificeren van projecten.

Door het NIM wordt, in samenwerking met de Nederlandse maritieme branches, een aantal prioriteiten aangegeven en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van produkten en produktie technieken voor de scheepvaart, scheepsbouw, bagger-industrie, binnenvaart, drijvende offsho-re e.d. in beeld gebracht en onderzocht op de mate van relevantie voor de Nederlandse maritie-me industrie.

Aan de hand van de beschikbare bronnen wordt door de kennisinstituten nagegaan in hoeverre er aanleiding is nieuwe initiatieven te nemen, het lopende onderzoek aan te passen, ontwikke-lingen te stimuleren en samenwerkingsverbanden te definiëren en te formeren.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

- Onderzoek dat een verkennend, analyserend of evaluerend karakter heeft (voorkomen dat het wiel nogmaals wordt uitgevonden), dit zijn bijvoorbeeld literatuurstudies (waar mogelijk in combinatie met goed voorbereide buitenlandse stages van studenten) op het gebied van metho-den en technieken voor kostenbesparingen in produktieprocessen.

De voorbereiding van dergelijke stages dient onder de begeleiding van de sectie Scheepsbouw van Maritieme Techniek, en waar nodig in overleg met een bedrijf te worden uitgevoerd. Het

(24)

praktisch werken in het vierde jaar biedt uitstekende mogelijkheden voor studenten.

- Onderzoek dat gericht is op de beperkingen en mogelijkheden van de Nederlandse werven en uitgevoerd moet worden in situ op de werven in Nederland.

9.6 Beoordeling van de resultaten.

De beoordeling en evaluatie van onderzoek eisen criteria waarover tussen de betrokken partijen overeenstemming bestaat en die betrekking hebben op:

- de toetsbaarheid, - de consistentie, -de controleerbaarheid,

- de mate van betrouwbaarheid en .

-de gevolgde methode en systematiek van het onderzoek.

Toetsbaarheid, consistentie, controleerbaarheid en de mate van betrouwbaarheid hebben in het lopende onderzoek vooral betrekking op de resultaten en deze worden door de bedrijven in de produktie beoordeeld.

De gevolgde methode en systematiek zijn eveneens afhankelijk ven de omstandigheden en randvoorwaarden die de bedrijven opleggen, maar hangen eveneens samen met het karakter van het onderzoek. De methode en systematiek zullen echter in hoge mate bepalend zijn voor het resultaat. Een zorgvuldig uitgevoerde probleem analyse is derhalve een voorwaarde. Toetsing door de branches.

De praktijk zal criteria op het gebied van betaaIbaarheid, relevantie, bruikbaarheid en begrijpe-lijkheid moeten kunnen hanteren om tot een beoordeling (bijv. van innovaties) en een priori-teitsstelling te komen.

Bruikbaarheid, relevantie en deugdelijkheid van de mogelijke innovaties worden door de branche bepaald, als onderdeel van de rapportage.

Op te leveren resultaat.

Hetop te leveren resultaat dient de betrokkenen in de branche inzicht te geven in de mogelijk-heden om vernieuwing en innovatie in produkt en produkt.ie te realiseren.

(25)

9.7 Thema's.

Het onderzoek van de sectie scheepsbouw kent twee thema's: Scheepsbouw en Binnenvaart.

Scheepsbouw.

Het onderzoek op het vakgebied scheepsbouw richt zich op het verbeteren van de produktivi-teit van de scheepswerven, zowel nieuwbouw als reparatie.

Het onderzoek van de promovendi heeft betrekking op Life Cycle Management (LCM), organisatie en planning voor de scheepsbouw, het onderhoud en afvoeren van schepen. De derde geldstroom projecten in samenwerking met de bedrijven werven hebben een looptijd van gemiddeld ca. twee jaar.

Kenmerkend voor het onderzoek is het bedrijfsgebonden aspect, waarbij mechanisering, automatisering en robotisering in een integrale benadering met de benodigde veranderingen in de produktiemethoden worden onderzocht en vertaald in aanpassingen in fabricage en assem-blage technieken en de gevolgen voor de constructie van het schip. Aspecten als toegankelijk-heid en arbeidsomstandigheden worden bij de aan het produktie-tekenwerk te stellen eisen betrokken, evenals de vormgeving van de constructie voor zover deze door de

produktie-technische overwegingen wordt bepaald. De onderwerpen liggen op het gebied van:

*

De uitwisseling van technische en produktie ondersteunende informatie tussen afdelingen van bedrijven en bedrijven onderling,

*

produktie en organisatie, met projecten op het gebied van o.m. - kwaliteitszorg

- planning

- constructieve vormgeving, modulaire elementen - bewerkingstechnieken, robotisering

- assemblagemethoden

- toepassing van nieuwe materialen e.d.

- de aansluiting van tekensystemen op de produktie. Binnenvaart.

Het onderzoek op het gebied van de binnenvaart richt zich voornamelijk op het mogelijkheden tot het beïnvloeden van het verbeteren van de prestaties van het schip in relatie tot lading en vaargebied. Voor sommige scheep stypen betreft dit het streven naar het verlagen van het scheepsgewicht, voor andere scheepstypen heeft dit betrekking op aanpassingen in het laden of lossen, op de effecten van veranderingen in de regelgeving of milieu-eisen.

9.8 Opdrachten voor derden.

Het onderzoek wordt uitgevoerd bij werven, toeleveranciers en reders. Het 'veldwerk' ge-schiedt door studenten in het kader van afstudeeropdrachten. De bedrijven bepalen het

(26)

onder-werp en bewaken de planning, voortgang en kwaliteit in overleg met medewerkers van de TU

Delft. De opzet en aanpak worden door de TU Delft bepaald. De uitvoering vindt plaats in

samenwerking met andere kennisinstituten en professionele bureaus.

Het doel is nieuwe ontwikkelingen in praktijksituaties te stimuleren, waarbij gegevens over de

werkmethoden, technische en organisatorische ontwikkelingen etc. bij de bedrijven worden

verzameld en geanalyseerd met het doel (anoniem) onderzoek naar de verbetering van de

produktiviteit van scheepswerven uitvoerbaar te maken, zodat effecten van bepaalde

maatrege-len kunnen worden geëvalueerd.

Voor het onderwijs heeft deze werkwijze voordelen:

*

de studenten worden in de afstudeerfase geconfronteerd met realistische bedrijfsituaties

zonder dat echter de druk van de tijd al te nadrukkelijk aanwezig is. De begeleiding van de TU

Delft draagt zorg voor een wetenschappelijk verantwoorde aanpak.

*

de resultaten van het onderzoek worden waar mogelijk en nuttig onmiddellijk in de leerstof

verwerkt,

*

de contacten met het bedrijfsleven zorgen voor realistische en levendige onderwerpen, die

met behulp van een wetenschappelijk verantwoorde methode worden behandeld, uitgewerkt en gerapporteerd,

*

de afgestudeerde jonge ingenieurs beschikken over stukje bedrijfservaring.

Bovendien komen de resultaten van het onderzoek direct bij de bedrijven ter beschikking.

Bijlage 5 geeft een overzicht van de opdrachten over de laatste jaren.

10. Overige activiteiten.

10.1 Maatschappelijke dienstverlening.

Namens de VNSI neemt de hoogleraar Scheepsbouw deel aan activiteiten van het Nll., (lid

stuurgroep speurwerk) en de normalisatie (NNI, ISO, CEN).

Als voorzitter van de normalisatie-commissie scheepsbouw wordt deelgenomen aan nationaal en internationaal overleg (ISO TC-8 en CEN TC-300) over normalisatie in de scheepsbouw. De ontwikkelingen op het gebied van de Europese richtlijnen en de plannen van IMO om aan ISO normen een groter gewicht toe te kennen in de regelgeving van IMO zijn van belang voor de maritieme sector in Nederland.

Andere functies zijn o.m.:

- lid van het Netherlands 'Committee van Lloyds Register of Shipping',

- Lid van de Board of Experts van 'Green Award' in Rotterdam,

- Lid van het bestuur van de vereniging scheepvaart en havenmuseum 'Prins Hendrik' te Rotterdam, 2

- Voorzitter stichting Schip & Werf/de Zee.

(27)

10.2 Symposia.

Voor de branche (overheid, instituten, onderwijsinstellingen, bedrijfsleven) worden symposia

georganiseerd over onderwerpen waarvan verwacht mag worden dat ze in het belang zijn van

de maritieme sector.

Zie voor een overzicht bijlage 6. 10.3 Contacten met het buitenland.

Het aantal leerstoelen specifiek gericht op het gebied van de scheepsbouw (Shipyard Producti-on and Operations Management) is wereldwijd beperkt.

Het betreft in totaal 5 leerstoelen, te weten in de Verenigde Staten (Thomas Lamb, University ofMichigan en Richard Lee Storch, University of Washington in Seattle), twee in

West-Europa (Ola Westby in Trondheim, gespecialiseerd in offshore, Hengst TU Delft) en in Rusland Vladimir Nikiforov (University of Water Communications in St. Petersburg). Met St. Petersburg en Trondheim worden contacten onderhouden.

De scheepsbouw in de Verenigde Staten worstelt met een grote achterstand. De contacten zijn spaarzaam.

10.4 Publikaties, presentaties en lezingen.

Inbijlage 7 wordt een overzicht gegeven van de publikaties, rapporten, presentaties en lezing-en in binnen-en buitenland.

10.5 Functies voor de studierichting.

Voorzitter opleidingscommissie Maritieme Techniek Voorzitter examencommissie Maritieme Techniek

(28)

11. De toekomst. 11.1 Scheepsbouw.

In Nederland biedt de scheepsbouw nog steeds een grote verscheidenheid aan kleine en mid-delgrote scheepswerven.

De werven richten zich zowel op niche-markten in de internationale markt als op de regionale scheepvaart.

De relatief sterke concurrentiepositie wordt beïnvloed door de nationale en Europese regelge-ving.

De externe condities waaronder de werven moeten werken veranderen, bijvoorbeeld door regelgeving die nieuwe technieken vraagt, bijvoorbeeld voor milieu-wetgeving.

ARBO-wetten stellen toenemend strenge eisen aan het veilig werken, het werken onder moeilijke omstandigheden of lastig te bereiken plaatsen, zwaar werk, enz.

De arbeidstijden wetten beperken het aantal uren dat per week of periode mag worden overge-werkt. Dit heeft invloed op de organisatie, de kosten en de doorlooptijd.

Het produktieproces in de scheepsnieuwbouw en de scheepsreparatie kent korte periodes, soms van enkele weken of dagen, waarin niet alleen een hoge druk op de tijd staat, maar waarbij bovendien de omvang van de werkzaamheden niet geheel valt te overzien of door een onverwachte gebeurtenis meer tijd nodig is dan was voorzien. Verschijnselen die inherent zijn aan de enkelproduktie.

Het onderzoek zal zich daardoor toespitsen op:

- Oplossingen die op het gebied liggen van de automatisering en robotisering van de werk-zaamheden. De Nederlandse werven hebben te maken met specifieke omstandigheden en scheepstypen.

- De constructie van het schip die in toenemende mate wordt beïnvloed door de mogelijkheden en beperkingen van het produktieproces en regelgeving, wat gevolgen heeft voor het ontwerp. Bij het ontwerpen en tekenen zal meer dan ooit rekening moeten worden gehouden met de randvoorwaarden die nieuwé produktiemethoden en -technieken met zich meebrengen. - De overgang van de 'traditionele' bouwwijze (panelen, modulair, blokken) naar methoden op basis van de robot-technologie. Een stap die vergelijkbaar is met de overgang van klinken naar lassen. De volgorde in de voorassemblage van de secties verandert, met geavanceerde technie-ken voor de maatvoering, het bouwproces. Vervormingen worden beperkt door minder invoer van warmte als gevolg van nieuwe verbindingstechnieken.

- De maatvastheid van de onderdelen aan het eind van de prefabricage en iedere volgende stap in het assemblage proces.

- De logistieke en operationele aspecten in de produktie met de bijbehorende technieken voor de planning, organisatie en informatie, met het doel afstemmingsverliezen te beperken (logis-tiek), de tijdsbesteding te optimaliseren en voorbereidings- en doorlooptijden terug te dringen. - Nieuwe produktie-technieken en -methoden.

(29)

fig.1 Scheepswerf Van der Giessen-de Noord.

(30)
(31)

fig. 4 Frisian Shipyard.

(32)
(33)

11.2 Binnenvaart.

De binnenvaart biedt een aantrekkelijk alternatief voor zowel het binnenlands vervoer als een groot deel van het grensoverschrijdend vervoer. Gezien de variatie in de afmetingen van de infrastructuur en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor de schepen in hoofdafmetingen,

snelheid, en kruiphoogte zal het aanbod van schepen eveneens variabel blijven. De maximale

afmetingen worden bepaald door beschikbare infrastructuur (vaarwegen, bruggen, sluizen) naar de bestemming.

De containervaart.

Door het variabele aanbod in de afmetingen van schepen kan de bereikbaarheid (penetratie-graad) van de schepen groot zijn en wordt het point-to-point varen gestimuleerd. Koppelver-banden blijven een aantrekkelijke oplossing voor schaalvergroting omdat deze schepen flexibi-liteit combineren met een verhoging van de capaciteit binnen de beperkingen van de infrastruc-tuur. Horizontaal laden en lossen kan bovendien de kosten van de overslag beperken en de laad-en lostijden verkorten. Deze opties dienen nader te worden onderzocht.

Overige aandachtsgebieden zijn:

- De vernieuwing van technische onderdelen van het schip die bepalend zijn voor de operatio-nele inzet.

- Het energieverbruik.

- Het milieu.

11.3 Het Maritiem Kennis Centrum Nederland.

Met de komst van het Maritiem Informatie Centrum (MIC) naar de TU Delft heeft de combi-natie met de Maritieme Techniek en de BTUD in Delft versterkt. Informatie op een gespeciali-seerd maritiem gebied is beschikbaar in samenhang met informatie die wereldwijd bereikbaar is op een scala van gebieden. Bedrijfsleven en overheid verwachten dat deze samenwerking vrucht zal afwerpen. Door de BTUD is, in samenwerking met MT, een onderzoek uitgevoerd naar de wensen van de markt en de verwachting is dat in het kader van het maritieme

beleids-plan van V & W de aanzet tot de financiering voor de uitwerking van de plannen zal kunnen

worden gevonden.

Een fysieke eenheid MICIMT levert op deze wijze een bijdrage aan de nationale en internatio-nale profilering van Maritieme Techniek, de BTUD en de TU Delft en is een voorwaarde om

(34)

Te water laten van schepen.

Inleiding tot de technologie van de scheepsbouwkunde.

mt711 Werven nader bekeken.

Een nieuw collegedictaat voor mt 700, mt 710 en mt 711 is in voorbereiding.

Tevens wordt gebruik gemaakt van het boek 'Ship Production' van Bunch en Storch. mt 800

mt800-2: Inleiding Constructieleer MT, profir. S. Hengst

wb5102/MT: Constructieleer-Wb voor MT; ir. JH. Vink, Ir. C.J. Houtman

12.2 Colleges en onderwerpen afstudeerfase. Docent.

Prof ir. S. Hengst, toestel 5306, gebouw Mekelweg 2, blok 11, kamer 211. Aanmelden bij secretaresse.

mevrouw A. Nieuwland-Jobse, toestel 3882, gebouw Mekelweg 2, blok 11, kamer 210.

Onderwijsvorm.

Werkcollege in combinatie met case-studies. Toetsvorm.

Scriptie en voordracht. Dictaat.

Zie literatuuropgave (kan op college worden aangepast). Voorkennis.

Voor de vakken mt712, mt713, mt714, mt715, mt716, mt717 en mt718 wordt de volgende voorkennis gevraagd:

- alle basis vakken MT van het eerste en tweede jaar, bb 1. - voor mt713, mt714, mt7l5 en mt7l7: mt7l2.

Combinaties van vakken.

Studenten kunnen vakken combineren.

Zo kan mt712 worden gecombineerd met mt713 enJofmt7l4.

De vakken mt714, mt715, mt716, mt717 en mt7l8 kunnen eveneens worden gekoppeld, - mt7l4 kan bijvoorbeeld samengaan met mt7l5, mt7l6 enJofmt7l7 of

- mt7l8 kan worden gecombineerd met mt7l5, mt7l6 enJofmt7l7.

De toetsvorm van één vak of een combinatie van vakken bestaat uit een scriptie en een voord-racht.

(35)

Alle colleges hebben de vorm van werkcolleges, de studenten bestuderen zelfstandig de opgegeven literatuur.

Vervolgens wordt een case-study door een groepje studenten uitgevoerd. Het onderwerp van de case-study wordt in overleg met de studenten vastgesteld.

De case-study kan voor ofbij een bedrijf worden uitgevoerd.

Een MATSO-projekt kan, indien het onderwerp binnen het college past, als case-study worden gebruikt.

Literatuur, collegestof en case-study vormen gezamenlijk de basis voor de scriptie en de presentatie.

Een case-study heeft de omvang heeft van 300-350 uur voor een groepje van 3 of 4 studenten. Per student is het tijdsbeslag voor een combinatie van de vakken ca. 120 uur.

Dictaten en literatuur.

De onderstaande lijst geeft enkele voorbeelden van de literatuur die bestudeerd en gebruikt moet worden.

1. Een boekje over 'bedrijfskundige methodologie'

Management van onderzoek Prof. dr. ir. A.CJ. de Leeuw. 2. Shipproduction. Richrd Lee Storch, Howard Mc. Raven Bunch 3. KAIZEN. Masaaki lmai.

4. Projecten leiden. Methoden en technieken voor projectmatig werken. G.P. Groote en anderen.

5. Voor mt715 (Reparatie) wordt Lloyds List aanbevolen.

6. Voor mt716 dienen de ISO-normen 9000 tlm 9004 te worden aangeschaft. 7. Voor mt717 wordt de literatuur vastgesteld, afhankelijk van het onderwerp.

8. Voor mt718 is het boek Binnenvaart in beeld' (prof. ir. S. Hengst, Delftse Universitaire Pers) beschikbaar.

9. Op alle colleges wordt een literatuurlijst uitgereikt.

IO.Case-materiaal en aantekeningen, gemaakt tijdens het college. mt712 Werfinrichting en wertbedrijf.

Onderwerpen.

De interne bedrijfsfactoren. Kenmerken van enkelproduktie en de scheepsbouw. Sleutelfunc-ties. Voorwaarden voor de beheersing van de produktie.

Technische en organisatorische aspecten van bouwsystemen. De rol van planning. Karakteristieken en kosten van afdelingen en diensten.

De risico's van bouwers en gebruikers. Management en omgeving - ontwerp produkt - produk-tietechnieken - produktiemethodieken -produktiebesturing.

Kostprijsberekeningen en begrotingssystemen. mt713 Scheepsbouw. Markt strategie en financiering. Onderwerpen.

(36)

De externe bedrijfsfactoren. Markt, invloed sf actoren, marketing, de ontwikkeling van een produkt.

Strategische planning in de maritieme sector. Financiering. Het beoordelen van investeringen.

De relatie marketing, verkoop en innovatie. Produkt-markt combinaties.

mt714 Bijzondere onderwerpen in scheepsbouw en offshore. Onderwerpen.

Bijzondere onderwerpen, zoals: toepassing operationele research, technieken voor het optima-liseren van de produktie, systematische analyse van produktieproblemen. Voorkennis bb4. mt7IS Reparatie, onderhoud en berging.

Onderwerpen.

Karakteristieken van reparatie en onderhoud van schepen. Financiële aspecten. Organisatie. Verzekering, assuradeuren, expertise. Bergingsmethodieken. Relaties eigenaar, berger, verze-keraar, overheid, werf Slopen.

mt716 Kwaliteitsbeheersing en fabricagetechnologie. Ond~rwerpen.

Kwaliteitsborging, kwaliteitscontrole. Eisen en specificaties van afnemers. Eisen en

specifica-ties van klassebureau's. Inspecties. Voorbereiding en werkprocedures. Materiaal-controle

systemen. Kwalificaties procedures. Planning en werkvoorbereiding. Opleveringsdocumenten.

mt717 Bedrijfsvoering in scheepsbouw en offshore. Onderwerpen.

Capita selecta op het gebied van strategie, lange-termijnplanning, marketing, innovatie, pro-duktiviteitsverbetering en -beheersing.

mt718 Binnenvaart. Onderwerpen.

De positie van de binnenvaart, scheep stypen en hun achtergrond. Keuze van scheepstype en

uitrusting. Voorschriften. Relatie schip waterweg. Nieuwe scheep stypen. Constructie en bouw.

Ontwikkelingsgebieden en binnenvaart.

Voorbeelden van onderwerpen voor case-studies.

- De constructie van een schip dient afgestemd te zijn op de faciliteiten het bedrijf, onderzoek

aan de hand van een aantal voorbeelden waaruit dit blijkt.

- De bouwwijze beïnvloedt de verdeling van plaatvelden en volumesecties. Onderzoek waar

rekening mee moet worden gehouden. Welke maatregelen kunnen worden genomen. Wat is de

invloed op het maken van tekeningen en de bestellingen.

- Onderzoek waarom, hoe en waar welke maatregelen moeten worden genomen om de

toegankelijkheid van ruimtes tijdens de bouw te garanderen.

- Onderzoek de haalbaarheid van bepaalde produktie technieken, b.v. de keuze van het

lasproces. ( driepoot jes' met elektroden ofC02).

(37)

Wat zijn de effecten voor de constructieve vormgeving?

- Het transport en de doorlooptijd. Door het spreiden van werk over meerdere locaties zullen b.v. maatregelen getroffen moeten worden om secties geschikt te maken voor het transport. - De ontwikkeling van modulaire bouwelementen.

- De invloed van andere processen in de produktie, bijv. het schilderen.

Deze lijst van onderwerpen is uit te breiden met eisen i.v.m. maatvoering, vervormingen, kwaliteitszorg etc.

(38)

12.3 Afstudeerders sinds 1983. 1. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 2. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 3. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 4. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 5. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 6. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 7. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum : P.J. v.d. Kroft

:Material management. A study concerning a central warehouse. : Verolme Estaleros Reunidos do Brasil

: geen

: 1983, maart. : P.H.M. Akerboom

: Investeringsmodel van een buitendijks assemblage bedrijf. : Tille Scheepsbouw b.v., Kootstertille

: 84-1-01 : 1984, januari. : R.W.F.Kortenhorst

: Een strategie naar procesbeheersing. : Tille Scheepsbouw b.v., Kootstertille : 84-1-07·

: 1984, november : N. Pinotsis

: Development of integrated coding systems : Verolme Estaleiros Reunidos do Brasil : 85-1-03

: 1985, maart : M.e. de Graaf

: Een model voor de bedrijfs-economische performance van de visserij.

: Ysselwerf : 85-1-05 : mei 1985 : P.M. Broersen

:De integrale benadering bij beheersing van materiaal- en dienstenstromen

:IHC : 89-1-06 : juni, 1985 : J.D. Doorduin

: Optimalisatie van de projectbeheersing in de scheepsreparatie

: Vlaardingen Oost bedrijven BV. : 85-1-09

(39)

8. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 9. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 10. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 11. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 12. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 13. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 14. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum • l.F. Vijn

• Bedrijfseconomisch model voor de exploitatie van scheepsreparatie

: Welgelegen, Harlingen

: 85-1-10.

: 1985, augustus

• M. van Lohuizen

• Industrierobots in station 1. Een modelsimulatie.

• Giessen - de Noord Marinebouw b.v.

: 85-1-09

: 1985, november

: M.M.R. Kuijer

• Integrated Logistic Support Een informatiesysteem voor beleid.

• Giessen - de Noord Marinebouw b.v.

: 86-1-20

: 1986, januari

: Al Baerveldt

• Een kosten-model voor de bouw van het middenschip.

• Centraalstaal, Groningen. • 87-1-02 • 1987, juli • lW. Koelé : Flexibel dokken : Verolme Botlek : 87-1-03 • 1987, augustus : C.l. Groen

• De kwaliteit van gegevens in bestanden.

• Damen Shipyard, Gorinchem.

• Rapport nr.87-1-07

• 1987, augustus

• RA Reijes

• Proposal for a new procedures-integrated material handling. • Verolme Estaleiros Reunidos do Brasil.

• Rapport nr.88-2-02

(40)

29. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 30. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 31. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 32. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 33. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 34. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 35. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum : F.J.H.L. Tummers

: Een betere beheersing van het engineerings-proces. : Kon. Schelde Groep, Vlissingen.

: 92-1-08 : 1992, augustus : W.H. Tutuarima

: Een haalbaarheidsonderzoek naar een Varende Container Terminal. : Rotterdams Interne Logistiek te Rotterdam.

:93-1-05 : 1993, april : EJ.E.A. Fraai

: Case onderzoek Document Management document management. RDM

: 93-1-06 : 1993, juli

: W.

S. Ganzinga

: Simulatie van het scheepsbouw produktie-proces in zes stappen' : Scheepswerf De Kaap'

: 93-3-07 : 1993, augustus : H.R. Maliepaard

: Simulatiemodel van het scheepsnieuwbouw-staalproces. : B. V. Scheepswerf en Machinefabriek De Biesbosch' Dordrecht : 93-3-08

: 1993, augustus : J. Wartena

: Vezel Versterkte Kunststoffen en Kapitaal-goederen.

: Kon. Schelde Groep, Vlissingen : Rapport nr. 93-3-11

: 1993, december : A.J. van Luik

: Functie-kostenanalyse als instrument voor Kostenbesparingen. : Koninklijke Schelde Groep, Vlissingen.

: Rapport nr. 94-3-14 : 1994, november

(41)

36. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 37. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 38. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 39. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 40. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 41. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 42. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum : V. v.d. Horst

: Het conserveren van schepen n.a.v. eisen van reders.

:

mc

te Sliedrecht

: 95-3-01 : 1995, maart : M.W.Nieuwenhuijs

: Klantspecifiek uitleveren. Mogelijkheden voor verbetering. : Centraalstaal te Groningen

: 95-3-02 : 1995, mei : M.M. Holterman

: De 20' en 40' configuratie voor open top containerschepen. : NedIIoyd Lijnen BV te Rotterdam

: 95-3-03

: 1995, september : PG. Smits

: Produktontwikkeling en Robotisering in de Pre-Fabricage.

:

mc

Nube + Staal te Kinderdijk.

: 95-3-04

: 1995, september.

: P. Leenhouts

: Projectmanagement in de scheepsbouw : Central Industry Group (CIG) te Groningen : 96-1-01

: 1996, maart : T.B. Klimp

: Effectief investeren in een scheepswerf : Niestern Sander BV en Pattje Shipyards BV : 96-3-02

: 1996, mei : W.A. Molenaar

: Productiebeheersing op een middelgrote scheepswerf : Verolme Scheepswerf Heusden

: 96-3-03

(42)

43. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum 44. Naam Onderwerp In opdracht van Rapport nr. Datum : D. Septya

:DesignIProduction Integration of 60 GT Longliner as in relation to Series Production

: Shipyard Visser BV ten Den Helder

: 96-3-04

: 1996, september

: H.T. de Vreeze

: Bedrijfstakanalyse van de Varende Container Terminal

: Stichting Rotterdams Interne Logistiek

: 96-3-05

(43)

12.4 Overzicht van afstuderenden (per 1 jan. 97).

NAAM

I M. Van Marle

*

S. Ou en

*

PJ.F. Klooster JA. Westerbeek * JP. de Wilde

*

E.w.P. v.d. Heijden

*

M.DJ. de Roos

*

R.lJ. Takken

*

A.E. Boheemen

*

O. Van de Sande

*

F. C. Groeneveld

*

BEDRIJF Verolme Botlek De Schelde/ R&H YVC/IHC/Tille/ KSG KSG/IHCINCG KSG/Vlaardingen Oost/Shipdock Provincie LimburgiTillelHuysman De MerwedelIHClKranendonk/NCG De MerwedelIHClKranendonk/NCG De Merwede/IHClKranendonk/NCG KSG/ShipdockiVerolme Botlek KSG

(*) Studeren af in het studiejaar 1996-1997

Het aantal studenten dat zich heeft aangemeld maar waarvan de afstudeerfase nog niet is ingegaan bedraagt vier.

(44)

12.5 Opdrachten voor derden. Overzicht over 1996.

Bedrijf OndelWerp

Greenpeace Brent Spar

TRAJL

Zeevaartlbinnenvaart

Loodswezen Voyager

Greenpeace Nieuw schip

TRAIL Binnenvaart

Div. eenmalige opdrachten Diversen

MICIBTUD Hager/Wester Rhine Container Fac.bedrijfTNO YVClBolnes Niestem Sander

Plan van aanpak

Zonne-energie rivierboot De Con Tanker Prototype beunschip Verbetering zeescheeps-reparatie Combi-werf project Bedrag 43.900 18.515) 30.765 ( 15.805) 225.180 ( 4.725) 86.000 54.787) 95.010 15.170) *( 73.135) 9.700 ( 2.236) 161.000 12.000 38.000 275.000 92.910

< Project uit voorgaande jaren, einde: 1996 () Netto resultaat na afsluiting project

(45)

Opdrachten voor derden, Overzicht over 1996 (vervolg).

Bedrijf Onderwerp Bedrag

Fac. bedrijf TNO Brandstofcelschip 17.900

De Schelde PRIMAAT > 690.000

De Merwede ROBUUST > 659.400

Centra! Industry Group Ostseestaal 11.300

DGSM Vervoer gevaarlijke stoffen

'Open Top containerschepen 7.500

De Schelde workshop CAT 70 2.800

Port Management Expertise Onderzoek

Consultants Verkeerscentrale Waal 2.000

< Project uit voorgaande jaren, einde: 1996 () Netto resultaat na afsluiting project

>

Project in volgende jaren, start: 1996

*

Incl. Symposium rekeningen

Overzicht van 1991 tot 1995.

Bedrijf Onderwerp

DGSM,1995 IMO. Eisen gevaarlijke stoffen.

Incomaas, 1995 Onderzoek binnenvaart.

(46)

Pattje, 1995

Greenpeace International, 1994/1995

Onderzoek scheepsbouw, Proposal CRAFT

pro-gramma CE (concurrent engineering).

Assistance Lerwick and Aberdeen (Brent Spar). Preparation of tender documents and tender eva-luation criteria Brent Spar'

Post Tertiair Onderwijs Utrecht, 1994/1995 Schrijven cases voor cursus 'Lastechnisch

Constru-eren' voor het deel scheepsbouw.

Association ofDanish Shipbuilders, 1994/1995

Husson Huijsman Consultancy b. v. 1995

Loodswezen, 1994 Tandem, 1994 Conoship International b.v., 1994 Heeremac, 1992/1993 Neddrill Nederland BV, 1993 CMO, 1993 Gem.HavenbedrijfIRIL, 1993

Dordtse Kil Holding BV, 1993

Scheepswerf De Kaap' b.v., 1993 Scheepswerf Visser, 1993 China International Centre

Economical

&

Technical Exchange, 1993/1994

Capacity assessment MTW yard and analysis of documentation concerning application ofDSA et al versus commission European Communities Berekeningen rollerbarge

Onderzoeksproject' Voyager'

Document 'Management in de Scheepsbouw' Innoswath project

Begeleiding project 'Lifetime Extension Study of Semisubmersibles' ,

Haalbaarheidsstudie ontwikkeling diep-water ex-ploratie en exploitatie ontwerpmethode'

Ondersteuning gastcolleges profdr.ir. V.

Nikiforov

Varende Container Terminal

Project 'Werfmodel'

Project 'Markt-Produkt-Produktie'

Project 'Informatiesystemen in de praktijk'

UNDP training ship vibration control and measu-rement

(47)

Schelde Gears Vlissingen, 1993 Central Industry Group, 1993 Shipowners Mutual Protection and Indemnity Association, 1992 Marine Survey Bureau

HA van Ameyde b.v., 1992

De Schelde, 1991 TJ.D., 1992

Advies berekening tandwielkast Opstellen visie Western-VikingfPaula

Effecten storten van kolen in sis. Sabina,

'Reparatie luikdeksels'

'Knelpunten analyse produktieproces' NSDRC cursus 'Shipyard operations'

Marine Structure Consultants b.v., 1992 cursus NSDRC-India project 'Maritime Research'

TNO, 1992 Ontwikkeling een-mans planerende waterfiets met

voortstuwing.

CIG b.v., 1992 Ontwikkeling computerprogramma voor primers

Scheepswerf Grave, 1991 'River Hopper'. De Ontwikkeling van een

waterbus voor het transport van 36 passagiers.

12.6 Symposia Overzicht over 1996.

22-11-1996: MATSO symposium: "Maritiem in 20 JO" Grensverleggend bouwen, communi-ceren ... zaken doen.

Wegens gebrek aan mankracht zijn de doelstellingen voor 1996 niet gehaald. Overzicht van 1991 tot 1995

29-4-1993: Gastcolleges en colloquium prof.dr.ir. V. Nikiforov.

Ontwikkelingen in scheepvaart en scheepsbouw in Rusland.

30-11-1994: 'Total Quality Management' in de maritieme sector.

17-1-1995: Tweede Verolme lezing 'De toekomst van het vervoer over water'.

(48)

4-10-1995: Europese richtlijnen - De concurrentiepositie van de maritieme sector. 15-12-1995: 'Tekenen met bits en bytes' Waar gaat het in de scheepsbouw naar toe?

12.7 Publikaties, rapporten, lezingen, boeken. 12.7.1 Rapporten, boeken, Nederland. Overzicht over 1996.

Ol. Project ConTanker. Rhinecontainer BV, Rotterdam.

02. Plan van aanpak Maritiem Informatie Centrum. Bibliotheek TU Delft.

03. Beoordeling investeringsplan Oostseestaal, Central Industry Group, Groningen. 04. Onderzoek voorontwerp elektrische rondvaartboot. Hager BVlWester BV, Grouw. 05. Haalbaar programma van eisen prototype nieuw beunschip. TNO, Apeldoorn; VBKO,

Leidschendam.

06. Projectmanagement in de scheepsbouw. Central Industry Group, Groningen. 07. Produktiebeheersing op een middelgrote scheepswerf. Verolme Scheepswerf,

Heus-den.

08 DesignlProduction Integration of 60 GT Longliner as it relates to Series Production. Scheepswerf Visser, Den Helder.

09. Bedrijfsanalyse van een Varende Container Terminal. Stichting Rotterdam Interne Logistiek, Rotterdam.

10. Conceptbepaling van de Varende Container Terminal. Stichting Rotterdam Interne Logistiek, Rotterdam.

1l. Invloedsfactoren op de produceerbaarheid van constructieonderdelen. Van der Gies-sen - de Noord, Krimpen a/d Ijssel.

12. Organisatie van de grootschalige enkelproduktie. 13. Scheepsreparatie in Nederland.

14. Vergelijking van enkel-en serieproduktie binnen de Nederlandse scheepsbouw. 15. Produktiviteit: meting en verbetering.

16. Kwaliteitszorg in de bedrijfsvoering en de scheepsbouwindustrie. 17. Bedrijfsanalyse.

18. Rijn Containerbinnenvaart.

19. Is Shipbuilding a declining Industry ?

Cytaty

Powiązane dokumenty

Wydało jej się, że czerwonawe kliny św iatła utworzyły na środku pokoju krzyż i stanęła pod

From the graphs for Fe(II) and Fe(III) it is seen that iron on the second oxidation stage prefers statistically higher coordination, and its average coordination number is

Other models like provenience, patria, or tribe are not capable of erasing the social and ethnic split which is explicitly rejected in the protopauline letters (cf. The conclu-

It refers to a psalter published in Vilnius in November 1593 and given by Hipacy Pociej to the bishop of Évreux and future Cardinal Jacques Davy Du Perron in January 1596 14..

Józef M ikołajtis —„Złoty okres k rasom ów stw a częstoch ow sk iego i rozw ój tw órczości litera ck iej”.. KATOW ICE,

It is proposed to change the boundary condition along the coast in Dupuit models by lumping the vertical resistance of the aquifer in an effective resistance layer along the bottom

However, we notice that all essential features for these samples, such as small magnitude of the effect, sinusoidal phase depen- dence, positive sign, and the long high

We współczesnej, ponowoczesnej rzeczywisto ś ci zdeterminowanej przez mass media, tworzy si ę nowy rodzaj społecze ń stwa: społecze ń stwo postmoderni-