• Nie Znaleziono Wyników

Een quasi stationair simulatiemodel van een dieselmotor in een onderzeeboot + Bijlagen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een quasi stationair simulatiemodel van een dieselmotor in een onderzeeboot + Bijlagen"

Copied!
206
0
0

Pełen tekst

(1)

EEN QUASI-STATIONAIR

SIMULATIEMODEL VAN EEN

DIESELMOTOR IN BEN

ONDERZEEBOOT

VIECHAMSCHE DRUKVULLING VERSUS AFVOERGASSEN DRUKVULLING

G:1 at. Rapport nr. Ovs 98/12 september 1998 DO. Cramer ..!ei

-cr_

Watt t aid =Kw. r ."stt

44:4; ftii

"ArhiptittaSEIL"

:taotii,

0, + I ir

(2)

EEN QUASI-STATIONAIR

SIMULATIEMODEL VAN EEN

DIESELMOTOR IN EEN

ONDERZEEBOOT

MECHANISCHE DRUKVULLING VERSUS AFVOERGASSEN DRUKVULLING

Technische Universiteit Delft

Subfaculteit Ontwerpen Constructie en Productie Vakgroep Maritieme Techniek

Sectie Ontwerpen van Schepen

D.O. Cramer

afstudeerbegeleiders: prof. Ii D. Stapersma Ii J. Wilgenhof september 1998

(3)

SAMENVATTING

Twee vormen van energieopwekking aan boord van een theselelektrische onderzeeboot wordt onderzocht met behulp van een quasi stationair simulatiemodel van een dieselmotor.

Op basis van grotendeels bestaande modellen worth een motor met mechanische

drukvulling en een motor met afvoergassen gedreven drukvulling onderzocht. Voor de omgeving is

een eenvoudig model gemaakt met

karakteristieke eigenschappen voor

onderzeeboot omstandigheden.

Het quasi stationaire model is uitgerust met een advanced Seiligermodel voor het

cilinderproces met gedeeltelijk op

fysische principes gebaseerde

formules voor de

verbrandingsparamners. Het gaswisselingsproces is gemodelleerd met vaten en

weerstanden, In de vaten worth de massabalans en indien nodig de energiebalans berekend,

Behalve het vullen en legen van de cilinder wordt ook de spoelslag met klepoverlap

gemodelleerd. Warmteoverdracht wordt gemodelleerd met buisvormige warmtewisselaar-elementen. Voor compressor en turbine wordt een algemeen model voor off-design gedrag van Stapersma gebruikt. De onderzeebootomgeving bestaat uit een afsluitbaar inlaattraject

en een uitlaattraject met verhoogde tegendruk door een waterkolom. De sluitingsduur en

de hoogte van de waterkolom worden bepaald door een iinstelbare golf.

Met het model zijn twee dieselmotoren gesimuleerd in een onderzeeboot. Ten eerste de

Pielstick 12PA4V200 VG met mechanische drukvulling, ten tweede de MTU 16V396 met afvoergassen gedreven drukvulling. Van de Pie!stick waren voldoende gegevens beschikbaar om motor en compressor te modelleren terwij1 van de MTU weinig bekend is. Zodoende is

met de beperkte gegevens een MTU-`achtige' motor ontworpen. Beide motoren werden gesimuleerd onder omstandigheden die lijken op de omstandigheden aan boord van de

Walrusklasse onderzeeboten. Als statische simulatie is het vermogensbereik doorlopen, de

inlaatdruk verlaagd, de uitlaatdruk verhoogd en voor de Pie'stick het toerental gevarieerd.

In een dynamische simulatie

is

gesimuleerd dat een overkomende golf tijdelijk de

luchttoevoer afsluit en de tegendruk varieert.

De conclusie is dat de motor met afvoergassen gedreven drukvulling kleiner is en

minder brandstof en [Licht verbruikt dan de motor met mechanische drukvulling. Net nadeel van afvoergassen gedreven drukvulling is dat de motor gevoelig is voor tegendruk

variaties, terwij1 de mechanische drukvulling daar geen last van heeft. Het matchen van de

drukvulgroep met motor en omgeving moet nauwkeurig gebeuren omdat de inlaatdruk en tegendruk invloed hebben op de werkpunten van compressor en turbine. Uit de resultaten komt verder naar voren dat het snuiversysteem van de Walrusklasse een lage weerstand

heeft. Met de simulatieresultaten kan worden aangegeven dat dit geen consequenties heeft

voor de mechanische drukvulling, maar wet voor de afvoergassen gedreven drukvulling. Het resultaat is dat de motor met afvoergassen drukvulling te veel lucht opneemt waardoor

de turbine te veel vermogen [evert en zodoende de drukvulgroep in het overtoeren gebied

(4)

SAMEN VATTING

VOORWOORD IV

VERKLARING TEKENS EN SYMBOLEN V

ROMEINSE LETTERS V

GR1EKSE LETTERS VI

SUBSCRIPTEN VI

SUPERSCRIPTEN VII

VERKLARENDE WOORDENLIJST VIII

I. ACHTERGROND 1 1.1 GESCHIEDENIS 1 1.2 SNUIVERSYSTEEM 1.3 SNUIVERPROBLEMATIEK 5 1.4 DIESELMOTOR 6 1.5 DIESELMOTOR IN ONDERZEEBOOT 7 2. MODELVORMING 9

2.1 BASIS VOOR MODEL 9

2.2 1NDELING 10 2.2.1 OJI4GEVING 11 2.2.2 LUCHT1NLAATTRAJECT 12 2.2,3 DRUKVULGROEP MODEL 16 2.2.4 D1ESELMOTOR 19 2.2.5 REGULATEUR 2.2.6 AFVOERGASSENTRAJECT 29 2.2.7 DYNAMIEKMODEL 30 2.2.8 GENERATOR 30 2.2.9 MEDIUME1GENSCHAPPEN 30 3. SIMULATIE 32 3.1 PARAMETERS MODEL 32 3.1.1 PARAMETERS ONDERZEEBOOT 32 3.1.2 PARAMETERS GASE1GENSCHAPPEV 32

3.1.3 PARAMETERS P1ELSTICK. 12PA4k200 VG 33

3.1.4 PARAMETERS MTU 16V396 34 3.2 VALIDATIE MODEL 35 3.2.1 WALRUSKLASSE ONDERZEEBOOTMODEL 35 3.2.2 P1ELSTICK 12PA4V200 VG 36 3.2.3 MTU 16V396 37 3 STATISCHE SIMULATIES 39 3.3.1 VERMOGENSBERE1K 40 3.3.2 ONDERDRUKPROEF -14 3, 3. 3 TEGENDRUKPROEF 46

3.3.4 1:4RI4TIE TOERENTAL 81,1 .VULLAST

3.4 DYNAMISCHE SIMULATIE 50

3 4 1 OVERKOMENDE GOLF 50

4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

4.1 CONCLUSIES 53

4.1.1 MECHAMSCHE DRUKVULLING VERSUSAFVOERGASSEN DRUKVULL1NG 53

4.1.2 MODEL 53

4.1.3 PIELST1CK RESULT4TE,V

4.1.4 MTURESUL T-1 TEN 54

53

(5)

4.1.5 WALRUS 1CLASSE ONDERZEEBOTEN 54

4.2 AANBEVELINGEN 55

4.3 TEKORTKOMINGEN EN AFWLIKENDE RESULTATEN 56

4.3.1 MODEL 56

4.3.2 P1ELSTICK RESULTA TEN 56

4.3.3 A1TU RESULTATEN 57

LITERATUURLIJST d 58

APPENDIX A: DELAY SEILIGERPROCES 60

ANALYTISCHE BESCHRLIVING DELAY-SEILIGERPROCES 60

DELAY SEILIGER PARAMETERS 66

VERANDERINGEN DELAY SEILIGERPROCES - 70

CONCLUSIE 74

APPENDIX B: DRUKVULGROEP MODEL 75

(6)

Dit verslag is geschreven

afstudeeropdracht voor de vakgroep maritieme

dieselmotoren. Na het afronden van de opleiding tot officier van de Technische dienst bij de Koninklijke Marine was het voor mij een logische stap om 'het werk' af te maken met

een afstudeeropdracht aan de TUDelft. Mijn KIM-scriptie ging over het verbeteren van de prestaties van de closed cycle dieselmotor, een project van RDM Submarines by., dit werk werd op de TUDelft beschouwd al's vierdejaarsopdracht...

Het doel van het simuleren van een dieselmotor in een onderzeebootomgeving is het

verkrijgen van kennis over het gedrag van de motor onder deze specifieke omstandigheden.

Voor de Koninklijke Marine is het prettig om deze kennis in huis te hebben zodat aan de motorfabrikant gerichte vragen gesteld kunnen worden. Tegelijkertijd is het een goede test voor het gebruikte model dat nog in ontwikkeling

De simulatieresultaten vormen een bijna onuitputteliike bron van gegevens en het is

jammergenoeg niet gelukt om alle optredende verbanden te beschrijven. Hopelijk biedt de

manier van presentatie van de simulatieresultaten en de modelbeschrijving voldoende houvast om ook zonder toelichting de niet beschreven verbanden te onderzoeken.

Op deze plaats wil ik professor Stapersma en de- heer Wilgenhof bedanken voor bun

advies en begeleiding. Patrick Baan, Dave Boetius en Paul Schulten hebben met bun werk er voor gezorgd dat ik op een hoog niveau kon instappen, waardoor het uiteindelijke model

veel diepgang heeft gekregen met waardevolle uitkomsten. Tenslotte

wt."

ik Arjan

Bouwman, Erik Enzerink en natuurlijk Daniele Gage

bedanken voor bun hulp en

motivatie.

IV

E als

(7)

VERKLAR1NG TEKENS EN SYMBOLEN

ROMEINSE LETTERS

A oppervlakte (doorstroming) 1[1112]

A ihulpparameter in vierkantsvergelijking HI

a parameter isochore verbranding Seiligerprocm iEll

a parameter in verliesvergelijking

H

hulppatT meter in vierkantsvergelijking

H

b parameter isobare verbranding Seiligerproces 1[-]

b parameter in verliesvergelijking lEl

C fractie (concentratie)

H

C constante warmteoverdrachtscoefficient :H

C soortelijke warmte 'a/kg K1

C hulpparameter in vierkantsvergelijking

H

c parameter isotherme verbranding Seiligerproces IET

c parameter in verliesvergelijking Hi

c constante '1[1

a parameter ontstekingsuitstel Seiligerproces li-ll

EL fuel consumption (brandstofverbruils) [kg/s1;

f

overbrengverhouding H

g gravitatie-constante [1/51

h specifieke enthalpie [J/kg]

I traagheicismoment [kg m1]

LCV lower calorific value (onderste verbrandingswaarde); [kJ/kg]

M koppel [N m] M molmassa 1-1 m massa [kg] Ma machgetal T-] aantal mol EJ polytrope exponent El N toerental [1/min] toerental [1/s]

p absolute druk [Pa]

Pr kental van Prandtl El

Q warmte Ul

q specifieke warmte U/kg1

q parameter in compressibiliteitsvergelilkircg [1

R stofaffiankelijke gasconstante [J/kg K]

R universele gasconstante [J/mol/K1

r straal (gemiddeld) [m]

r, effectieve compressie verhouding f-1

Re kental van Reynolds (.1

s slipfactor [--1 S Laplace integrator [-] temperatuur EKII inwendige energie fll omloopsnelheid rotor [m/s] dimensieloze rotorsnelheid H volume [ml] V B

(8)

W specifieke arbeid U/kg]

x relatieve compressieverhoudingsfactor [-]

x parameter in verliesvergelij king [-]

X explosie factor

parameter in verliesvergelij king [-]

GRIEKSE LE 1 1 ERS

a

warmte-overdrachtscoefficient [W/K/m2] compressieverhouding [-] drukcoefficient 1-] isentrope exponent it drukverhouding [-] it Pi [-] gassnelheid [m/s] Ti rendement [-] (1) stroomcoefficient [-] 9 verliesfactor (massastroom) [-] X warmtegeleidingscoefficient [-] X luchtovermaat [-]

a

stoichiometrische verhouding lucht-brandstof [-]

I ontstekingsuitstel [-]

41 dimensieloze drukfunctie [-.1

y

enthalpie coefficient E-1

P dichtheid [kg/m)]

CO radiale snelheid [rad/s]

1-1 contractiescoefficient (massascroom) [-] PI dimensiloze massastroom [-] en, massastroom [kg/s] (1),., volumestroom [mYs] (31)q warmtestroom [Vs) 4 weerstandscoefficient (volumestroom) [1/m] SIJBSCRLPTEN van ... naar 0 omgevingsconditie 0 nominaal

1 punt in Seiligerproces (ook 2, 3, 4, 5 en6)

1 onvolledigheid van explosie

17 traject in Seiligerproces (ook 23, 34, 45 en 56)

ontstekingsuitstel brandstof

bd blowdown

compressor

cb combustion (verbranding)

cg combustion gas (verbrandingsgas)

eff el feetiel

eng motor

fuel (brandstof)

VI

(9)

generator gas hexc logaritmisch in aan inlaat ir inlaatrece ver is isentroop Iucht massa mechanisch max maximaal mk machinekamer nsc negatieve spoeling or uitlaatreceiver constante druk pol polytroop psc positieve spoeling heatrelease (warmteoverdracht)+

scav scavenge (spoel)

sg stoichiometrisch gas

turbine

theoretisch

tot totaal

twit tandwielkast

uit aan uitlaat

volume

constant volume

verl verlies

vol volumetnisch

wand

zee zeewater boven uitlaat

Ocir gecorrigeerd flair nominale condities

SUPERSCRIPTEN relatief a constante constante rn constante VII th

(10)

BIBO huidafsluiter Binnenboord huidafsluiter, deze klep sluit (in combinatie met de

bubo huidafsluiter)een open verbinding af tussen de zee en het

drukvaste gedeelte van de romp.

Broekstuk verzamelvat

waarop de

uitlaten van de dieselmotoren zijn

aangesloten.

BUBO huidafsluiter Buitenboord huidafsluiter, deze klep sluit (in combinatie met de

bibo huidafsluiter) een open verbinding af tussen de zee en het

drukvaste gedeelte van de romp.

HEM hooldelectromotor, deze gelijkstroommotor drijft direct de schroef

aan.

Klepoverlap

Een periode tijdens de spoelslag waarin de inlaatklep en de

uitlaatklep beide geopend zijn. De zuiger bevindt zich op dit

moment in de buurt van het bovenste dode punt.

Als beide

kleppen open staan kan er lucht rechtstreeks van de inlaat naar

de uitlaat stromen of uitlaatgas kan terugstromen naar de inlaat.

De drukverhouding over de cilinder bepaalt de richting. De

massast room wordt bepaalt door de weerstand van het traject en door de drukverschil.

Sail

Opbouw onderzeeboot waariA de o.a. de periscoopmast en de

snuivermast worden opgeborgen.

(11)

L. ACHTERGROND Li GESCHIEDEN1S

De ontwikkeling van de onderzeeboott is begonnen aan het eind van de vorige eeuw. Simon Lake bouwde in 1896 de Argonaut, dit was een onderwatervaartuig met een lengte

van 36 ft. Deze onderzeeboot werd voortgestuwd door ,alleen een interne

verbrandingsmotor. De motor werd voorzien van lucht via een koker en tevens

werd

gecomprimeerde luck meegenomen. De uitlaatgassen werden via een uitlaatpijp naar de

oppervlakte gevoerd. an principe werd hiermee al de eerste aanzet gegeven tot

de

ontwikkeling van een systeem dat nu het snuiversysteem genOemd wordt. In de jaren 20

werd in Italie een snuiverinstallatie ontwikkeld naar het ontwerp van de marineofficier Pericle Ferretti. Deze installatie had veel weg van de huidige snuiverinstallatie en het was

mogelijk om met een dieselmotor te snuiveren, Het nadeet was de grote

warmteontwikkeling in de boot. Het zog van de masten en van de

uitlaatgassen was

duidelijk zichtbaar op de relatief rustige Middellandse Zee. Op grond van

het laatste

argument verloor de Italiaanse

marine interesse in de snuiverinstallatie en werden de

beproevingen gestaakt.

De ontwikkeling van het onderwater dieseten in Nederland is heel geleidelijk gegaah.

Vanaf 1914 is bekend dat er een techniek beoefend werd om

de zichtbaarheid van de

duikboot te verminderen tijdens het opladen van de batterijen. Deze techniek, het

zogenaamde getrimd dieselen, hield in dat de meeste ballasttanks gevuld waren met water

terwijI met de achterduikroeren een belling van een aantal graden achterover werd

vastgehouden. AIleen het brugcomplex stak op deze manier nog boven water. In de jaren twintig werd de verse luck aangezogen door ventilatiekokers die op de brug gemonteerd waren, later (ca 1930)

verdwenen deze kokers en werd de lucht aangezogen door het

boventorenluik. De uitlaatgassen werden via een uitlaat in het achterdek overboord gezet.

Vanuit taktisch oogpunt was het beter als ook de bovenbouw onderwater verdween,. zodat

de onderzeeboot zich linger kon verbergen zonder de 'batterij te ontladen

De eerste aanzet voor de ontwikkeling van een snuiverinstallatie bij de Nederlandse

onderzeedienst werd waarschijnlijk gegeven door J. J. Wichers2. Deze oud

onderzeebootcommandant beschrijft in 1933 een systeem waarmee het getrimd these/en

vervolmaakt kon worden. Het was de bedoeling dat de verse luck werd aangezogen door

een flexibele buis die met 'behulp van een drijver bovenwater zou blijven, tevens was er een aansluiting op het luchtnet gepland zodat voor korte tijd onderwater gedieseld kon worden.

De uitlaatgassen werden via een rechte koker vlak onder het wateroppervlak over boord

gezet. De flexibele luchtinlaat werd om technische redenen afgekeurd en vervangen door ACHTERGROND

De termen onderzeeboot en durkboor worden nogal erns door elkaar geha.ild. Een duikboot vaartvoomarnelijk bovenwater en pat alleen onderwater at er gevaar dreigt ofAs er een aanval worth ingezet. Het bereik onderwater worth

bepaald door de capaciteit van de batterilen. Een onderzeeboot daarentegenisinstaat cm veel Linger onderwater te blijven

door onderwater energie opte wekken met bdvoorbeeld een diesehnotor met snuiverinstallatieofmet een buitenlucht onafhankelijke energiesysteem.

2[pot,v.d.95]

(12)

een rechte koker in de bovenbouw. De koker

stond via een afwatertank In Jdirecte

verbinding met de machinekamer. De aansluiting op het luchtnet was ook niet mogelijk

omdat de dieselmotor binnen de kortste keren

alle !Licht

verbruikt zou hebben.

Uiteindelijk werden in 1939 de eerste proefvaarten gemaakt met een snuiversysteem

aangebracht op de 019. Het systeem voldeed aan de technische verwachtingen maar er waren nogal wat problemen. Ten eerste bleven uitlaatgassen in de boot hangen door de

grote tegendruk van het water

boven de uitlaat. Dit probleem werd verholpen door de

uitlaat te verlengen tot vlak onder het wateroppervlak. Ten tweede was de klep op de

inlaatmast die automatisch dicht ging als er water binnen dreigde te komen niet ideaal. De

topklep werd afgesloten door een houten bal, maar deze werd door de dieselmotor

vastgezogen in de zitting. Hierdoor ontstond er onderdruk in de machinekamer. Als de

onderdruk te groot werd sloeg de diesel automatisch af en dat gebeurde dus bij elke golf In de stille wateren van de Oost was dit geen probleem maar op ruwer water bij West Europa was snuiveren niet mogelijk. Voor hoge vaart onderwater was het snuiversysteem niet echt

geschikt vanwege het enorme zog dat de masten trokken. Het was daarentegen wel goed mogelijk cm met langzame vaart de batterij op te laden,, dit was op zich een belangrijke operationele verbeterine.

De Duitsers hebben in het begin van de Tweede Wereldoorlog kennis genomen van de

Nederlandse snuiverinstallatie en hebben deze op twee belangrijke punten verbeterd. Ten eerste werd de inlaatmast afgesloten door een ontlaste topklep,, deze kon weer geopend worden als een golf voorbij was. Ten tweede werd de hele boot als buffervolume gebruikt in plaats van alleen de machinekamer, de drukvariaties door het tijdelijk sluiten van de inlaattopklep werden zo verminderd. In 1943 werden de eerste proeven gedaan met het

verbeterde systeem dat nu geschikt was voor gebruik op de Atlantische Oceaan

r.r SNUIVERSYSTEEM

Voor het gebruik van de dieselmotor in een onderzeeboot moeten een aantal

fasciliteiten beschikbaar zijn. De opslag van de brandstof, de aanvoer van verse lucht en de

afvoer van afvoergassen vragen extra aandacht. De hieronder beschreven methodes zijn

geen wet van Meden en Perzen, maar zijn gebaseerd op het systeem gebruikt aan boord van

de Nederlandse Walrusklasse onderzeeboten. De tekening van het principe van het

snuiversysteem geeft een mogelijke configuratie weer. De Walrusklasse wijkt hiervan af

doordat er gebruik wordt gemaakt van twee inlaatpijpen met twee topkleppen die onder de

mast samenkomen in een inlaatleiding. Een ander voorbeeld van een afwijking van het systeem is de uitlaatmast die kan zoals op

de tekening open zijn aan de bovenkant, of

afgesloten worden door een drukvaste klep waardoor de uitlaatmast droog blijft, dit laatste is net geval op de Nederlandse Zwaardvisklasse onderzeeboten

De brandstof kan worden opgeslagen in tanks binnen of buiten de drukhuid. Aan

lboord van de Walrusklasse worth de brandstof in tanks buiten de drukhuid meegenomen. Doordat de tanken niet drukvast zijn kan de tank niet gewoon geleegd worden, de lege

ruimte moet opgevuld worden. Het opvullen van de lege ruimte gebeurd met zeewater. De

dichtheid van brandstof (F76, ±850 kg/m') is lager dan die van zeewater (±1026 kerni,

(13)

opvoerpompte dagtank 'Brandstoftank buftenboord overstort brandstofafname bran dstof scheidingsvlak zeewater zeewatertoevoer ACHTERGROND

beide. vloeistoffen zullen daarom separeren. De brandstof stijgt bovenin de tank en wordi daar afgenomen naar de dagtank. Het zeewater wordt aan de onderkant toegevoerd en

duwt de brandstof omhoog. In de brandstoftank wordt ten aide tijde een overdruk gecreeerd

door een waterkokm.,

Figuur 1-1 brandstofopslag binnenboord en buitenboord

Voor de aanvoer van verse iucht wordt een iluchtinlaatmast

gebruikt. Het sdaarrnee

mogelijk am onderwater lucht aan te zuigen. Tijdens her zogenaamde snuiveren vaart de

boot vlak onder de waterlijn met alleen een mast

bovenwater waardoor de verse lucht

worth aangezogen. De uitschuifbare snuivermast behoort tot het drukvaste gedeelte vande,

boot en wordt afgesloten met een snuivertopklep. Voordat de dieselmotor wordt gestart

worth cent de snuivermast opgezet en de snuivertopklep

wordt geopend.

De

snuivertopklep kan handmatig worden bediend, maar bij normaal bedrijf gebeurt

het

openen en sluiten op commando van twee waterdetectie-sensoren die gemonteerd zijn op de snuivermast. Op her moment dat de sensor nat worth door een overkomende golf stuurt

een luchtschuif de snuivertopklep dicht. De motor zuigt lucht tilt het bootvolume en de druk in de boot daalt. Als de golf voorbij is gaat de topklep weer open en wordt de druk weer gelijk gemaakt met de buitenlucht. De luchtinlaat komt uit in de snuivertank. Hierin worth het water opgevangen dat tijdens het snuiveren in de snuivermast komt. Tot voor kort was het oak een gebruikelijke procedure om boven water varend de verse lucht te betrekken door het boventorenluik. De verse lucht worth din door de leefcompartimenten

naar de machinekamer gezogen. De vaak vochtige en koude zeelucht worth op deze manier

niet behandeld, dit komt het leefkliimaat in de boot niet ten goede. Tegenwoordig wordt

(14)

deze procedure alleen nog gebruikt in de situatie waarin onverhoopt een rookafvoerplan

uitgevoerd moet warden, in normale omstandigeheden wordt oak boven water varend via

de snuivermast lucht naar de machinekamer gezogen.

ri

vi 01701 e* sm.

rola.%

4141

UBO uitlaat BI BO0 rtiaat uitlaat dieselmotor II I bovenwateruitlaatklep nuiveruitlaatklep itlaatmast BUBO luchtinlaat luchtinlaat r4topklep *nlaatmast

Figuur 1-2 bet principe van bet snuiversysteem

De uitlaatgassen kunnen op twee manieren afgevoerd worden. Ten eerste via de

bovenwateruitlaat, die bevind zich op het achterdek boven de machinekamer, deze wordt

gebruikt bij bovenwater vaart. De tweede mogelijkheid, de snuiveruitlaat in het sail, wordt gebruikt bij het snuiveren. De uitlaatleiding is daarvoor verlengt tot bovenin de achterkant

van het sail. De uitlaat in het sad is aan de bovenkant open en is gevuld met water als er niet gesnuiverd wordt. In de uitlaatleiding zitten twee drukvaste afsluiters op de drukhuid

en twee vlinderkleppen voor de keuze van de bovenwateruitlaat of de snuiveruitlaat. Voor

4

"nlaat !BO

(15)

[Pot, v.d. 97 I]

=PI

ACHTERGROND aanvang van het snuiveren worden de vfinderkleppen in de juiste stand gezet voor de keuze

van bovenwateruitlaat of snuiveruitlaat. Als de dieselmotor gestart worth blijven de

drukvaste afsluiters gesloten tot er genoeg afvoergassendruk is opgebouwd in de uitlaat om het zeewater uit de uitlaatleiding te bIazen. Wanneer de druk hoog genoeg is gaan de

BIBO-huidafsluiter en de BUBO-BIBO-huidafsluiter open en worth het resterende deel van de

uitlaatleiding leeg geblazen. Door injectie van zeewater in de afvoergassen huidafsluiter koelen de uitlaatgassen waardoor slijtage van de klep vermindert worth en de kans op

infrarooddetectie van de uitlaatgassen daalt.

1.3 SNU1VERPROBLEMATIEK

De voortstuwing van een dieselelektrische onderzeeboot wordt verzorgd door

de

combinatie van een dieselgeneratoil, een batterij en een elektromotor. De energieopslag in de batterij zorgt ervoor dat de voortstuwing voor een bepaalde tijd onafhankelijk is van de

buitenlucht. De batterij maakt het bovendien mogelijk om gedurende korte tijd meer vermogen beschikbaar te hebben voorde elektromotor dan de dieselgeneratoren maximaal

kunnen leveren. De energieopwekking is onafhankelijk van het energieverbruik voor de voortstuwing. Het is daardoor mogelijk om de dieselmotoren optimaal te belasten met een

constant koppel en toerental. De keuze van een

geschikte dieselmotor lijkt eenvoudig,

belaas is dit niet het geval. De omstandigheden aan de luchtinlaat van de motor zijn anders

dan bij een normale maritieme- of landopstelling. De afwijkende toevoer van brandstof en verse lucht zullen hieronder besproken worden evenals de afvoer van uitlaatgassen.

Het opladen van de batterijen met de dieselmotoren zorgt voor ,een verhoogde karts op

detectie. De belmgrijkste oorzaken hiervoor zijn de uitstraling van geluid en warmte van

het verbrandingsproces, de zichtbaarheid van de snuivermast en het bellenspoor van

uitlaatgassen. Om deze redenen worden de snuiverperiodes zo kort rnogelijk gehouden

door met drie dieselmotoren tegelijk de batterijen op te laden. Een bijkomend nadeel van het snuiveren is dat de boot door het lawaai dat ze zelf produceert niet meer in staatis om

,geluiden van andere eenheden op te vangen met de sonar.

De druk in een onderzeeboot kan tijdens het snuiveren varieren. In een stabiele situatier

met een geopende snuivertopklep en een constante afvoergassen-tegendruk, bestaat er een

evenwicht tussen het luchtverbruik van de motor en de luchttoevoer van de snuivermast. De druk in de boot is in deze situatie lager dan de omgevingsdruk. Als de snuivertopklep sAhiit dan daalt de druk volgens een e-macht met een negatieve exponent'. Het bootvolume en het luchtverbruik van de dieselmotoren bepalen de vorm van het drukverloop. Wanneer

de topklep meerdere malen achter elkaar gesloten wordt kan de druk dalen tot een

minimum van 800 mbar. Mocht de druk nog verder dalen dan worth het snuiverbedrijf door beveiligingen automatisch gestopt. De lage druk in de onderzeeboot kan veroorzaakt warden door golven, maar ook door een stuurfout waardoor de boot te diep vaart om

snuiverinlaat bovenwater te houden. Een extreem lage druk in de boot veroorzaakt afname

van de partiele zuurstofdruk en vermindert

onder meer de lichtgevoeligheid van het menselijk oog..

5

(16)

'[Poi, v.d. 97 I]

= Met de oren van de boot warden de sonarmstallaties bedoeld, deze gevoelige onderwatermicrofoons luisteren naar geluiden die andere eenheden produceren. De draaiende dieselmotoren oversternmen deze geluiden waardoor andere eenheden met meer gehoord worden.

Op het moment dat de druk in de boot laag is en de snuivertopklep wordt geopend

stijgt de druk weer naar het stabiele niveau. De druk mag niet te snel stijgen om te

voorkomen dat de bemanning last ondervindt van de drukverandering. Het is met name vervelend voor het personeel dat ligt te slapen en bij verkoudheid kan het extra vervelend

zijn. Tijdens het slapen of met verkoudheid is het moeilijk om de druk in het trommelvlies

gelijk te maken aan de druk in de

omgeving. De snelheid van de drukstijging wordt bepaald door de grootte en vorm van de inlaatmast. Er wordt aangenomen dat de snelheid

waarmee de druk stijgt Met groter mag zijn dan 1,7 mbar/sect.

Het snuiveren maakt de boot zichtbaar voor de omgeving en maakt de °Yen' van de

boot doof. De snuiverperiodes worden daarom zo kort mogelijk gehouden, dit betekent dat er geen tijd is om de motor warm te draaien voor dat de motor volbelast wordt en om

de motor koud te draaien na de belasting. Op het moment dat de snuivermast is opgezet en

het snuiverbedrijf gereed is wordt de motor gestart en bijna gelijk vol belast. Het stoppen van de motor gebeurt in een kort tijdsbestek. Om te voorkomen dat de motor oververhit raakt blijft het koelwater circuleren en wordt de motor nagekoeld. Op hetkoelwatercircuit

zit ook een voorverwarmingselement aangesloten. Hiermee wordt de smeerolie verwarmd en blijft de motor op bedrijfstemperatuur. De motor kan dankzij deze voorziening direct

vol belast worden indien nodig.

1.4 DIESELMOTOR

De ruimte in een onderzeeboot is beperkt, een kompakte krachtbron is daarom

gewenst. De keuze voor een tweetakt dieselmotor ligt voor de hand want deze heeft elke

omwenteling een arbeidsslag terwijl een viertakt motor elke twee

omwentelingen een

arbeid leverende slag heeft. In theorie kan een tweetakt motor het dubbele vermogen

leveren ten opzichte van een viertakt motor. De reden om toch voor een viertakt motor te

kiezen heeft met de luchthuishouding van de motor te maken. In

het tweetakt proces

warden de uitlaatgassen vervangen door verse Licht door de cilinder te spoelen. Het

spoelen gebeurt in de halve slag als de zuiger zich in de buurt van het onderste dode punt

bevindt. Voor de vervanging van lucht voor uitlaatgassen in een kort tijdsbestek is veel

spoellucht nodig met een hogere druk dan de druk in de uitlaatreceiver. De viertakt motor

heeft een complete spoelslag ter beschikking waarin de uitlaatgassen verwijderd worden en

de verse lucht in de cilinder wordt gebracht. De zuiger verzorgt het grootste gedeelte van

het spoelwerk door de uitlaatgassen naar buiten te persen met de omhooggaande slag en de verse lucht aan te zuigen met de neergaande slag.

Voor een tweetakt motor is de positieve spoeling noodzakelijk, de druk aan de Mint

zijde van de motor moet hoger zijn dan de druk in de uitlaatreceiver de motor.

Het

positieve drukverschil kan met een spoelpomp warden opgewekt. De aandrijving van de

spoelpomp kan op twee manieren. De eenvoudigste manier is een mechanische koppeling een compressor aan de krukas, dit gaat ten koste van het geleverde vermogen. Het

6

(17)

ACHTERGROND

gebruik van uitlaatgassen voor de aandrijving van de spoelpomp door middel van een

afvoergassenturbine

is ook mogeliik. Voor toepassing van een drukvulgroep in een

onderzeeboot moet wel rekening gehouden worden met de volgende beperkingen:

Hoge afvoergassen tegendruk, daardoor daalt de drukverhouding over de turbine en daarmee het toerental van de drukvulgroep en dus ook de vuldruk uit de compressor

Ontbreken van vuldruk tijdens het starten, bij het starten wordt de compressor niet aangedreven terwijl op dat moment ook verse lucht nodig is voor de vulling van de eilinder.

Lage druk aan de inlaat van de compressor, daardoor daalt de vuldruk in de cilinder.

Voor een viertakt motor

is het positieve drukverschil

over de

cilinder niet

noodzakelijk, het vullen en het leegmaken gebeurt door de op- en neergaande beweging van

de zuigers. Voor de verbetering van de vulling wordt het drukniveau aan de inlaat van de cilinder opgevoerd met een compressor, deze kan worden aangedreven door de krukas of

door een afvoergassenturbine.

Verse lucht is niet overmatig aanwezig in een onderzeeboot tiidens het snuiveren, voor drie dieselmotoren is een luchtinlaat beschikbaar die bovendien regelmatig wordt gesloten

vanwege overkomende golven. Aan de andere kant worth ook geeist dat de verbranding

van de brandstof in de dieselmotor volledig is om vervuiling van de uitlaat en met name de

huidafsluiters te voorkomen. Roetafzetting in de huidafsluiters kan tot gevolg hebben dat

deze niet meer goed afsluiten. Deze combinatie van eisen pleit voor de toepassing van een

viertakt motor. In een tweetakt motor spoelt een deel van de lucht door de motor zonder

deel te nemen aan het verbrandingsproces. Bij een viertakt motor kan deze spoelcomponent

klein gehouden worden door de klepoverlap klein te houden. Per saldo verbruikt een

viertakt motor daardoor minder lucht.

De uitlaatgassen-tegendruk in de uitlaat mag niet te hoog worden om twee redenen.

Ten eerste worth de motor thermisch zwaar belast door de hoge tegendruk, ten tweede

worth er vermogen gebruikt om de uitlaatgassen naar buiten te persen. Bij de aanvang van

het snuiveren is de uitlaatgassen-tegendruk extreem hoog. De voile uitlaatleiding en

uitlaatmast moeten leeg geperst warden door de startencte motor, hiervoor is een bar

overdruk nodig. Op het moment dat de gewenste druk in de uitlaatreceiver is bereikt

worden achtereenvolgens de snuiveruitlaatklep, de BIBO-huidafsluiter en de

BUBO-huidafsluiter geopend en worth de uitlaatleiding leeg geperst (zie figuur 1.2).

1.5 DIESELMOTOR IN ONDERZEEBOOT

Het vermogen dat een dieselmotor in een onderzeeboot kan leveren wordt op een

aantal belangrijke punten beperkt vergeleken met een

dieselmotor in een norrnale

maritieme toepassing.

De motor moet in zeer korte tijd vol vermogen kunnen leveren en direct gestopt kunnen

worden.

De verlaagdc druk aan de inlaatzijde zorgt ervoor dat de vulling van de cilinder minder is dan gewenst.

Net overwinnen van de afvoergassen tegendruk kost vermogen waardoor de toepassing van een

afvoergassenturbine minder lucratief worth.

(18)

De kleine massastroom lucht en daarmee 'age luchtovermaat zorgt ervoor dat de motor thermische zwaarder wordt belast. Ten eerste omdat de warmte wordt afgegeven aan een kleinere massa verbrandingsgas, waardoor de temperatuur van het gas hoger worth. Ten tweede is er minder spoellucht beschikbaar cm de kop te koelen, er van uitgaande dat er

een klep overlap is. Ten derde is de druk in de uitlaatreceiver hoog en daardoor lokaal de massa uitlaatgas groot. Net is altijd een compromis tussen wens en mogelijkheden. De wens

is een g-unstig belaste motor met een grote luchtovermaat en voldoende spoellucht, de

opgelegde beperking is een kleine massastroom verse lucht,..

De vergelijking van motorspecificaties voor landtoepassingen en

onderzeeboottoepassingen laat zien wat de gevolgen zijn van onderzeebooteisen. De

Pielstick is een 12 cifinder motor met mechanische idrukvulling voor de

onderzeeboottoepassing en afvoergassen gedreven drukvulling voor de landtoepassing De

MTU is in beide gevallen een 16 cilinder motor met afvoergassen gedreven drukvulling.

Het verschil van het geleverde vermogen is erg groot, de hoge tegendnik en de rage inlaatdruk kunnen dit niet verklaren. Het toerental van beide motoren is teruggebracht om

de massastroom door de motor te verkleinen. De belangrijkste reden voor de halvering van het geleverde vermogen is waarschijnlijk de extreme eis betreffende het starten en stoppen van de motor.

De toepassing van drukvulling op een onderzeebootdieselmotor is mogelijk maar de

omstandigheden zijn ook voor een drukvulgroep veel kritischer dan bij normale maritieme

toepassingen. Len methode is het gebruik van een mechanische compressor, deze wordt

aangedreven door bijvoorbeeld de krukas. Het vermogen dat benodigd is voor de

aandrijving van de compressor worth afgetrokken van het effectieve vermogen dat geleverd

worth door de dieselmotor. Een andere manier is de toepassing van een

afvoergassen

gedreven drukvulgroep. Een turbine in het uitlaatgassenkanaal worth aangedreven door de

massastroom uitlaatgas met een hogere druk dan de omgeving. Net zeewater boven de

intlaat en de lange uitlaatleiding veroorzaken een hoge afvoergassen-tegendruk.

Suiten de problemen onder constante omstandigheden, lage clruk aan inlaatzijde en

hoge druk aan

uitlaatzijde,

dient men ook rekening te houden met dynamische

verschijnselen. Wanneer de tegendruk stijgt doordat er bijvoorbeeld een golf overkomt,,

neemt het opgenomen vermogen door de turbine af. Net toerental van de turbine en van de compressor neemt af. Gelijktijdig zal waarschijnlijk ook de inlaattopkiep sluiten. De druk in de boot neemt af en de opbrengst van de compressor daalt. Zolang de luchtovermaat in

de cilinder voldoende is zal het geleverde vermogen van de motor niet veranderen. Op het

jaar 1988 1986 1996 1995

nom. verrnogen kW 1980 1000 2560 1060

BSFC kg/kWhr 223 300 210 234

tocrentall rpm a500 13001 2100 180D

Pielstick Pielstick MTU MTU

12PA4V200 12PA4V20a 16V396 1L6V396

VG VG

land onderzeeboot land ondetzeeboot

(19)

ACHTERGROND

moment dat de luchtovermaat te laag worth kan niet meeralle brandstof verbrand worden

en zal het geleverd vermogen van de motor afnemen. De regulateur zal meer brandstof in laten spuiten door de brandstofpomp, maar dat zal geen verbetering opleveren, de motor

kan niet het gewenste vermogen leveren. Aangezien het tijdens het snuiveren regelmatig voorkomt dat de tegendruk stijgt en dat de inlaatklep sluit, dient men er bij het ontwerpi rekening mee te houden dat de luchtovermaat zodanig is dat de dieselmotor niet biji een

overkomende golf door zijn knieen gaat.

(20)

[ Mourik, van 91 = [Riet, ter 90]P 3 [Schulten 97], [Schurten 98] 41[Baan 981 [Stapersma 96],;[Stapersma,97] 2. MODELVORMING

2A BASIS VOOR MODEL

Het model moet de prestaties van een bepaalde dieselmotor in een

onderzeeboot

kunnen simuleren. Het is de bedoeling om her model zo algemeen mogelijk te houden,

zodat ook andere motoren geimplementeerd kunnen. worden. Uiteindelijk moet

het mogelijk zijn om te kunnen voorspellen hoe twee verschillende typen dieselmotoren zich gedragen onder de omstandigheden in een onderzeeboot. Het simulatiemodel geeft de

mogelijkheid om te bepalen hoe een dieselmotor met drukvulgroep zich gedraagt onder

extreme omstandigheden. De motorfabrikant kan zulke gegevens vaak Met verstrekken. De lbelangrijkste gegevens die naar voren moeten komen zijn het motorvermogen, de massastroom lucht door de motor en het gedrag van compressor en turbine. Het geleverde vermogen is rechtstreeks afhankelijk van de toegevoerde hoeveelheid brandstof, tenminste

zolang er voldoende lucht in de cilinder komt. De luchthuishouding en afwijkend gedrag

van de drukvulgroep worden bepaald door het luchtinlaat- en uitlaattraject. De parameters die aan boord van een onderzeeboot beide trajecten beinvloeden moeten ingevoerd kunnen

warden, bovendien zijn er aparte modellen

benodigd voor het inlaattraject en her

afvoergassentraject.

Het model is gebaseerd op eenvoudige modelden waarvoor de basis is gelegd door van

Mourik' en ter Kier'. Op meerdere punten zijn deze modellen

verbeterd in andere

onderzoeken, onder andere de resultaten van Schulten', Baan en Boetius4 en Stapersma5

worden gebruikt. Bovenal wordt getracht om het model zo universeel mogelijk te houden.

Dit wordt gedaan door waar mogelijk first principles te gebruiken voor de opstelling van

vergelijkingen. Mocht dit niet lukken dan worth gezocht naar

algemene empirische formules. Als laatste mogetijkheid blijft over om per geval een polynoom op te stellen of een aanname te doen.

Het model dat gebruikt wordt is grotendeels gemaakt door Boetius en Baan. Op een

aantal punten worth het gemodificeerd voor de omstandigheden aan board van een

onderzeeboot en de opbouw van de motor. Een aantal onderdelen zullen niet uitgebreid

behandeld worden, voor aanvullende informatie wordt in die gevallen verwezen naar de

beschrijvingen gegeven door de makers..

(21)

MODEL VORMING

Er worden twee motorconfiguraties gesimuleerd, als eerste de motor met mechanische-drukvulfing zoals die worth toegepast op een Walrusklasse onderzeeboot en ten tweede een motor met een afvoergassen gedreven drukvulgroep die op dit moment als state of the art. geldt in gedachte ,opgesteld in dezelfde Walrusklasse onderzeeboot.

Op de Walrusklasse onderzeeboten zijn 3 dieselmotoren in gebruik om in een korte periode veel vermogen beschikbaar te hebben. Van de tweede configuratie worth verwacht dat in dezelfde opstelling het geleverd vermogen minstens hetzelfde is.

INDELING

Het model is opgebouvici %lit de volgende elementen: I), De omgevirrg

De omgeving worth gesimufeerd door de vaardiepte in te stellen. De omgevingsdruk

en het hoogteverschil tussen

de bovenkant van de uitlaat en het wateroppervlak

bepalen de afvoergassen tegendruk. Voor dynamische simulaties kan een golf met

instelbare hoogte en lengte gegenereerd warden. De tegendruk varieert met

de

golfhoogte en als de golf hoger komt dan de bovenkant van de inlaatmast wordt de

topklep gesloten.

Het. luchtinlaattraject

De toevoer van verse lucht gaat door de luchtinlaat. Onder het luchtinlaat traject wordt verstaan de weg die de lucht aflegt van buiten de boot tot aan het luchtfilter

voor de

compressor.

Hieronder vallen

onder andere: de topkleppen', de

luchtinlaatleiding, de snuivenank en de machinekamer. Als de topkleppen geopend

zijn werkt het iluchtinlaattraject als een restriktie met buffervat. Op het moment dat

de topklep

sluit gaat het Iuchtinlaattraject

werken ak buffervat waar de

dieselmotoren uit putten, De drukvulgroep

De drukvulgroep bestaat uit een compressor aangedreven door een turbine (MTU) of een compressor aangedreven door de krukas (Pielstick). In het Pielstickmodel is de turbine vervangen door de weerstand van de afvoergassenkoeler. De compressor van

de Pie!stick heeft een ontlastklep op de uittlaat in verband met het optreden van

,surgen bij lage toerentallen.

4, De dieselmotor

De dieselmotor bevar een aantal onderdelen, namelijk de in- en uitlaatreceiver, de cilinders en de brandstofpomp. De receivers fungeren als, massa buffervaten waarin

tegelijkertijd warmteoverdracht plaats vindt. In de cilinder vindt het

'De Walrus-Masse onderzeeboten zijn uitgerust met twee Frilaatmasten en zodbendett wee ,topideppen.,

111

(22)

verbrandingsproces en het gaswisselingsproces plaats. De brandstofpomp zorgt voor de toevoer van de juiste hoeveelheid brandstof per cilinder op het gewenste moment. De regulateur

De regulateur stuurt de brandstofpompJ op basis van het. verschil tussen het actuele

toerental en het gewenste toerental. Her afvoergassentraject

De uitlaatgassen die uit de

dieselmotor komen worden gekoeld !door een

afvoergassenkoeler en verzameld in het 'broekstukt voordat ze via de uitlaatmast de

'boot verlaten. Boven de uitlaatmast staat water, dit veroorzaakt een tegendruk. De

tegendruk is

afhankelijk van hoe diep er gevaren wordt en de momentane

golfhoogte. Bij gebruik van de dieselmotor bovenwater warden de uittaatgassen via

een kortere leiding buitenboord gebracht waarbij de gassen minder tegendruk

ondervinden.

7)1 De motor-generator dynamiek

De verandering van het toerentai van de installatie is afhankelijk van het verschil in

geleverd koppel door de dieselmotor en gevraagd koppel van de generator. De

snelheid waarmee het systeem reageert op koppelverandering is afhankelijk van het traagheidsmoment van het totale systeem en het type regulateur,

8) De generator

De generator levert 3-fasen wisselspanning, die door een gelijkrichterbrug worth

omgezet in een gelijkspanning. Het vermogen geleverd door de motor, in de vorm

van koppel maal toerental wordt door de generator omgezet in een spanning mail

stroom. De belasting van de generator

wordt eenvoudig gesimuleerd met een

constant vermogen.

9)1 De mediumeigenschappen

De gaseigenschappen worden 'berekend op basis van de

gassamensteifing en

temperatuur. De samenstelling van het verbrandingsgas worth bepaald am n de hand

van de reactievergelijking tussen lucht en brandstof. Voor de afzonderlijke fracties worden de gaseigenschappen berekend met behulp van empirische vergelijkingen op basis van de temperatuun.

2.2.1 OMGEVNG

Voor de modellering van de omgeving buiten de oncterzeeboot worth uitgegaan van de

situatie als in figuur 1.2. Door de hoogte van de uitlaat en de inlaatmast te definieren kan

de situatie vastgelegd worden met de opgegeven snuiverdiepte, deze worth berekend ten opzichte van de onderkant van de boot. Een golf kan gegenereerd worden met instelbare

(23)

d(t) = d smurer hgolf

de frequentie bepaalt hoe lang het duurt voordat een golf gepasseerd is. De maximale

waterdiepte wordt bepaald door hgc,11. Met behulp van de bekende hoogte van uitlaatmast worth de tegendruk boven de uitlaat berekend.

= Po + P:ee g (d hula Joao)

De hoogte van de inlaatmast worth vergeleken met de momentane diepte, indien deze groter is dan de hoogte wordt de massastroom door de inlaatmast gelijk gesteld aan nut.

Het feit dat de uitlaat zich op enige afstand achter de inlaatmast

bevindt is niet

meegenomen, modelmatig staan de uitlaat en de inlaatmast naast elkaar.

uitlaatdiepte

uitlaathooze

topklep

uitIc at iniaatmast

Figttur 2-1 model omgeving

2.2.2 LUCHTINLAAT TRAJECT

Het model van het luchtinlaat traject is een aanvullend onderdeel op het 'standaard' dieselmotormodel.

masthcog.te nuiverdiepte

MODEL VORMING

hoogte en tijdsduur, de som van de snuiverdiepte en de momentane golfhoogte resulteert in een momentane diepte.

momentane diepte

(24)

hek kamer '[Pot, v.d. 97 21

_f

midden; schip I I baileryrumucz boeg buis Lamer

Figuur 2-2 ruimte-indeling Walrusklasse

De verschi'llende compartimenten

stun

met elkaar in verbinding via het ventilatiesysteern. Een Walrus-klasse onderzeeboot is te verdeten in vijf compartimenten, .namelijk: de machinekamer, de hekkamer, de batterijruimte, de boegbuiskamer en het

middenschip. De snuivertank en dus de luchtinlaat komt uit in de machinekamer,

dit

volume zal de grootste invloed hebben op het drukverloop aan de inlaat van

de

dieselmotor. het middenschip en de boegbuiskamer staan in open verbinding met elkaar ,omdat de deur in het waterdichte schot die beide compartimenten verbindt tijdens het

snuiveren open staat. Het middenschip wordt voorzien van verse

lucht vanuit de

machinekamer door ventilatiekanalen al dan niet voorzien van ventilatoren.

Via het

batterijruim wordt de lucht uit het middenschip weer afgezogen naar de machinekarner.

Het afzuigen van Richt in het middenschip gebeurt "Doyen

het kombnis en de

toiletruimten. De hekkamer staat via twee ventilatiekanalen in verbinding met de

machinekamer, in

een van

beide kanalen is een toevoerventilator geplaatst. De

ventilatiecyclus heeft

invloed op het drukverloop in de machinekamer tijdens

het

snuiveren,, in dit model zal de ventiiatiecyclus buiten beschouwing gelaten worden.

Het luchtinlaat traject kan in het meest eenvoudige geval gemodelleerd worden door een buffervat met een afsluitbare verbinding met de omgeving en het aanzuigen door de dieselmotor'. Op het moment dat de topklep gesloten worth daalt de druk in het vat en

verandett de aanzogen massastroom lucht door de dieselmotor. In beginsel wordt alleen de

machinekamer beschouwt als buffervat. Het is mogelijk om het model uit te breiden met

verbindingen naar andere compartimenten. Het is dan ook noodzakelijk om gedeelten van

het van het ventilatiesysteem te modelleren. Er zal warden aangevangen met

het eenvoudige model met een buffervat. Voor de modellering wordt het aanzuigproces van

lucht gesplitst in twee aspecten ten eerste een vat en ten tweede een weerstandselement.

De temperatuur in de machinekamer wordt ,als invoergrootheid opgegeven. Deze

aanname wordt gedaan omdat een

machinekamer een grote ruimte met een grote

warmtecapaciteit is en dus weinig temperatuurvariaties. In werkelijkheid is de warmteoverdracht in de machinekamer vrij complex. Er staan werktuigen opgesteld die warrftte uitstralen, de inlaat van de motoren en uitlaat van de snuivertank bevinden zich

14

(25)

topk I ep

machine

Lamer V,

Trk

con pressore n

Figuur 2-3 bet luchtinlaattraject

2.2.2.1 rnassabalans

De machinekamer kan worden opgevat als een vat waar op het tijdstip nul een bekende

massa aanwezig is. De verandering van de aanwezige massa wordt veroorzaakt door de

netto massastroom in of uit de machinekamer.

MInk = r nInk(1' 0) + J(dI)m.1

Op tijdstip nul is de druk in de machinekamer gelijk aan de omgevingsdruk en kan met de gaswet de massa lucht berekend worden. Als daarna de massa lucht in de machinekamer bekend is en verandert kan met de gaswet de druk berekend worden.

m,k Ri.,k

Pink rink

2.2.2.2 massastroom door de inlaat

De massastroom door de inlaat wordt bepaald door het drukverschil over het

inlaatkanaal en de weerstand van het inlaatkanaal. Voor het model worth de totale

weerstand berekend over het inlaattraject. Met Bernoulli worden de drukverliezen voor de topklep en inlaatleidingen als volgt beschreven:

MODELVORMJNG

beide voorin de machinekamer met als gevolg dat de verblijftijd van de lucht en het

temperatuurverloop over de lengte van de machinekamer onbekend is.

cputi.m (1-1 A .\,/-2 P.(120 _p ,,J

Door de gaswet te implementeren kan de vergelijking warden omgeschreven:

13 /-1 contractiesco'efficient El 9 verliesf actor [-] A doorstromingsoppervlak [rn2] (D =

(26)

I'Dm.1 = (14 A

.5

v

R To

12

. K

-lc [Po!,v.d. 97 2] = [Scapersma 96] (71cu)0 17:1I1

De moeilijk te definieren verliesfactor, contractiecoefficient en het

doorstromingsoppervtak worden samengevoegd in een effectief doorstromingsoppervlak:

Andaue.eff (1-1'Om,'

NB. Normaliter wordt de drukval over een element ungerekend met de lokalegassnelheid.

De

, 1 ,

AP = -5P

waar&. die gebruikt wordt om de weerstand aan te geven is ars volgtgerelateerd aan 11-9

Ai =

De dimensieloze,drukfunctie wordt vervangen door dewaarde Psi:

= a

7r0A

De Psi-functie worth groter bij een groter wordend drukverschil. Aan de geldigheid van

deze functie zit echter een grens. Door compressibiliteit van het gas zal de toename van

massastroom afnemen bij een stijgende drukverhoudir,g. Uiteindelijk zal de massastroom stagneren als de kritische drukverhouding wordt bereikt.

Volgens v.d. Poll is het goed mogelijk dat compressibilkeitseffecten een rol spelen op het

moment dat het drukverschil groot is en de topklep worth geopend'. De

compressibiliteitseffecten kunnen berekend worden door de weerstand te beschrijven als een isentrope massastroom door een nozzle.

Psi wordt dat geval vervangen door:

Deze formule is geldig voor een niet stagnerende massastroom door een nozzle zonder

drukverliezen2. Stagnatie treed op bij de kritische drukverhouding, deze worth als volgt

berekend:

16

\

2 +

(27)

Trin < MODEL VORMING (1C-1-1),1 1,89 2 isentrope exponent (1,4) [-1

De geldigheid van de formule is beperkt, omdat de invloed van wrijving op het verloop

van de Psi-functie wordt verwaarloosd. Bij de inlaatmast is overduidelijk wel sprake van drukverliezen en dit heeft invloed op de hoogte van de massastroom. Voorlopig echter wordt de formule met een corrigerende factor waarin de doortocht en

weerstandscoefficierten verwerkt zijn Loch toegepast.

Over een stroming door een lange buis met inlaatnozzle is wel gepubliceerd, maar een

bruikbare eenvoudige formule is niet voor handen. In de

volgende figuur wordt kort

beschreven wat de optredende effecten kunnen zijn. Stroming door een lange buis met

weerstand met een in laatnozzle

(1), dimensic loos chok i ng PUI/P111 Psi zonder weerstand Psi met s.seerstand Werkel ijk verloop met weerstand Fout Figuur 2-4 Psi-functie

De bovenstaande grafiek is gebaseerd op Shapiro'. Beschouwd wordt een nozzle gevolgd door een pijp met wrijving. Aileen de nozzle 'Lander wrijvingsverliezen wordt beschreven door de bovenste lijn, alleen de compressibiliteitseffecten spelen bier een rot. De onderste Rijn beschrijft het werkelijke verloop van de massastroom door een nozzle gevolgd door een buis met wrijving. De Psi-functie vermenigvuldigd met een constante benaderd het verband

tussen drukverhouding en massastroom

door een nozzle gevolgd door een buis met

wrijving. De schuine lijn geeft aan hoe het choke-punt

verandert als de weerstand

toeneemt, hoe hoger de weerstand hoe lager de massastroom en hoe groter drukverhouding

wordt waarbij choking optreedt. De verticale lijn geeft aan hoe het choke-punt verandert

als de benadering met de Psi-functie gebruikt wordt.

[Shapiro 53]

17

(28)

' [Stapersma 97]

=I[Baan 98]

2.2.3 DRLTKVULGROEP MODEL

2.2.3.1 compressor en, turbine

De compressor en turbine wordt gemodelleerd volgens Stapersma'. Dit model wordt

gebruikt in plaats van de gebruikelijke tabel waarin voor elk werkpunt de gegevens worden afgelezen. Het algemene model voor het off-design gedrag van een enkele trap gaat uit van

een nominaal punt, op basis waarvan het momentane werkpunt berekend wordt. Het

.nominale punt wordt ook wel het ontwerppunt genoemd, in dit punt is per definitie het

rendement maximaall. In het model worth rekening gehouden met verliezen, het rendement

loopt af langs de constant toerenlijn en ook bij verhoging of verlaging van het toerentat. Het model kan gebruikt worden voor de compressor en voor de turbine. Zie appendix B

voor een samenvatting van de modelbeschrijving.

In de compressor van de Pielstickmotor is een surge-ontlastklep ingebouwd. De taak van deze klep is om een grotere massastroom door de compressor te realiseren bij een gelijkblijvende drukverhouding, dit om de surgen van de compressor te voorkomen. De

ontlastldep zit

voor de

uitlaat

van de compressor en

is gemodelleerd als een

weerstandselement gelijk aan het weerstandselement in het inlaattraject.

2.2.3.2 tussenkoeler

Op diverse punten in het model moet warmteoverdrachtsetement geimplementeerd

worden. De temperatuur verandert in dat geval als gevolg van warmteoverdracht. Het

model dat meerdere malen worth gebruikt is een warmtewisselaar in de vorm van eenbuis met een constante wandtemperatuur. de constante wandtemperatuur is geoorloofd als de

buitenkant van de buis gekoeld worth door water ofwel de warmtecapaciteit van de buis is oneindig. De tussenkoeler en de afvoergassenkoeler zijn uitgebreid met een model voor warmteopslag in de wand en een model voor warmteoverdracht naar het koelwater, Dit is

gedaan om een dynamikhe effecten van temperatuurvariaties mee te nemen.

In het werk van Baan en Boetius2 wordt een tweetraps tussenkoeler beschreven, deze bestaat uit een hoge temperatuur koeler (HT CAC) en een lage temperatuur koeler (LT

CAC) en een stromingsweerstand. In plaats van een tweetrapskoeler is er behoefte aan een

enkele tussenkoeler en een afvoergassenkoeler, om bier aan te voldoen is de HT CAC

gebruikt als afvoergassenkoeler en de LT CAC als tussenkoeler. De stromingsweerstand is

niet gebruikt en er wordt aangenomen dat er geen weerstandsverliezen zijn in de koelers. De afvoergassenkoeler van de Pielstick heeft web een weerstandselement ter vervanging van

de afvoergassentur bine.

(29)

(1)ro,g,,Tin

Tin

T

4

lkoeler

Figuur 2-5 model koeler

De volgende aannamen worden gedaan:

De verrichte arbeid is gelijk aan nul.

De opslag van energie in het fluldum is gelijk aan flu!.

De massa in de buis is constant, massastroom in is gelijk aan massastroom uit. De gaseigenschappen zijn constant.

De totale warmtestroom over de wand isgelijk aan de totale warmtestroom uit het gas. De aanname dat de koeler kan worden voorgesteld als een buis met warmteoverdracht leidt tot de volgende vergelijking voor de temperatuur aan de uitlaat, met als opmerking dat de

lengte van de buis verwerkt is in het wandoppervlak.

MODELVORMING

De warmteoverdracht wordt geschat door een temperatuurverschil over de lengte van de buis aan te nemen. Door de buis gaat een bekende massastroom en de temperatuur van

het fluIclum verloopt exponentieel.

De warmteoverdrachtscoefficient a is net als de C, waarde temperatuur afhankelijk. Bij

de berekeningen brengt dit echter een !us in het model. ter vereenvoudiging wordt de a

berekend bij ingangscondities. zolang de temperatuurvariaties niet te groot zijn zal de fout

gering zijn.

Voor de warmteoverdracht van wand naar lucht worth een formule gebruikt gebaseerd op de formule van Nusselt':

= A c Re"

Pr*

De temperatuur van de wand wordt bepaald door de warmtestroom vande lucht in de

wand en de warmtestroom uit de wand naar het koelwater. De

berekening van de

{Klan98]

19 =

(30)

P ,

Pow.ettc, ren wenving .eng

Deze aanname is Met helemaal correct, beter zou zijn om wel een toerenafhankelnkheid te verwerken.

koelwater temperatuur aan de uitgang van de koeler gebeurt met dezelfde methode als de

berekening van de luchttemperatuur aan de uitlaat. Door nu de warmte stromen te

berekenen en hiermee de warmtebalans over de wand op te lossen kan de momentane

gemiddelde effectieve wandtemperatuur berekend worden

= 1

-

) cit

m

De massa en de warmte constante van de wand bepalen de snelheid van het dynamisch

effect.

2.2.3.3 vloeistofleoppeling en mechanisch rendement

In het geval dat de compressor wordt aangedreven door de krukas via een tandwielkast en vloeistofkoppeling wordt ervan uitgegaan dat het toerental van de compressor evenredig is met het toerental van de motor. Demping en veerkracht van de vloeistofkoppeling wordt verwaarloosd.

n neng

De verhouding wordt bepaald door de slipfactor s en detandwielverhoudingf.

De compressor wordt aangedreven door de krukas; dat betekent dat het vermogen dat

de compressor vraagt wordt geleverd door de k-ukas.

Het vermogensverlies van de

compressor wordt verrekend door het vermogen van de compressor af te trekken van het door de motor geIndiceerde vermogen. De mechanische verliezen van de tandwielkast en de compressor zijn verwerkt in het mechanisch rendement van de motor.

Het mechanisch rendement van de motor is afhankelijk van het toerental, met andere woorden: het verlieskoppel is constant. Bij nominaal vermogen en nominaal toerental

wordt een mechanisch rendement opgegeven. Het verliesvermogen worth daarmee als volgt berekend:

Pwrqutiv.eng = .eng PO.eng

no .eng

Het generatorrendement is constant en de verliezen zijn

evenredig met het actuele

generatorvermogen'.

Het totale verschil tussen het geindiceerde vermogen en het generatorvermogen worth:

(31)

[Barn 98]

MODEL VORMING

N.B. voor de motor met afvoergassen gedreven .drukvulling vervalt de vertiespost van de

compressor.

2.2.4 DIESELMOTOR

In de dieselmotor warden twee hoofdmodellen onderscheiden, namelijk het gesloten

cilinderproces en het open gaswisselingsproces. In het gesloten cilinderproces worth het Seiligermodel gebruikt en wordt aangevangen met grootheden die berekend

zijn in het

gaswisselingsproces. Het gaswisselingsproces bestaat uit

4 trajecten. Ten eerste de

'blowdown, de overgang van gesloten proces naar open proces. Ten tweede de uitlaatslag

waarin de uitlaatgassen door de opgaande zuigerbeweging uit de cilinder geduwd warden. Ten derde het spoelen; tijdens de kl,poverlap stroomt er lucht van de inlaatreceiver naar de

uitlaatreceiver of viceversa, afhankelijk van de drukverhouding. Ten vierde de inlaatslag

waarin de cilinder wordt gevuld met lucht uit de inlaatreceiver

door de neergaande bewe,ging van de zuiger

I

Figuur 2-6 Overzicht eigenschappen dieselmotormodet

Het cilinderproces en het .gaswisselingsproces zijn complexe modellen. In dit hoofdstuk

warden de eigenschappen van de modellen kon beschreven. Voor een

uitgebreide

beschrijving van het cilindermodel worth verwezen naar appendix A en het werk van Baan

en Boetius'. Net complete model voor het gaswisselingsproces is te vinden in hetzelfde

werk van Baan en Boetius.

'

21

Inlaw 1 Inlaat Cilihder LI id aat Uitlaat

receiver kanaal kanaal receiver

massabalans warnue Seiliger warmte massabalans

energrebaluns mengen

ioverdracht ;maces overdrochr energlebahms

mengen Open systeem gesloten systeem Aanvang Seiliger 113Lowdown Prr=PI -*I I heal pick-up P6 -frPor T6 -fr Tor ZInner

n I aat iC linder Uitlaat

Vullenen leegmakers klep kep weerstand massabalans energiebalans weerstand rarmte ov. mengen Spoelen Klep overlap iireersland Tir

(32)

dU

c/W

+C

no p am

di Lit p Jar If):

.2.2.4.1 InIciatreceivei.

De inlaatreceiver vormt de fysieke verbinding tussen de tussenkoefer en het ,intaatkanag van de cilinder. In het model van de inlaatreceiverwordt de dichtheid en temperatuur van de lucht berekend met de massabalans en de energiebalans.

De massabalans wordt op dezelfde manier berekend als bij het inlaattraject. Er worth rekening gehouden met het feit dat in geval van negatieve spoeling afvoergassen terug

kunnen stromen en de itemperatuur en gaseigenschappen beinvloeden

Met de energiebalans wordt de momentane tinwendige energie berekend,

be verrichte arbeid is gelijk aan nut en aTs wordt aangenomen dat de menging perfect is

,dan is de temperatuur aan de uitlaat gelijk aan de temperatuur in de receiver. Met behulp

van de van de inwendige energie kan de temperatuur verandering worden berekend:

dT, +

C,..-T+(c Cp,,)-T,

di,

cr

" mil.

De warmtestroom naar de wand en de bijbehorendewarmteoverdrachtscoefficient zijn als volgt iberekend met een consume wandtemperatuur:

= ar.

A,(T,T),

a

=C Re""

De gaseigenschappen zijn afhankelijk van de temperatuur en

de gassamenstelling.

Omdat mogelijke terugspoeling in het model is opgenomen kan het

voorkomen dat

afvoergassen terug stromen in de inlaatreceiver, deze beinvloeden de gaseigenschappen van de totale massa in de inlaatreceiver. Van het terugstromende gas is de luchtovermaat bekend

uit het cilinderproces en zodoende ook de gassamenstelling. De gaseigenschappen van het mengsel zijn

gelijk aan het gewogen gemiddelde van de gaseigenschappen van de

verschillende fracties.

De negatieve spoelstroom (c1),.4,,,)

bestaat uit

stoichiometrisch verb randingsgas

10) ) en lucht "ch .nAc tll /L b

(I) m- CD

g inc. , /tch 22 ( =

(33)

MODEL VORMING Voor de bepaling van de verandering van de fractie stoichiometrisch gas

in het vat

worth de volgende berekening uitgevoercli

dm,

dt L wit ntgin n'ch

Door deze vergelijking te integreren kan de massa stoichiometrisch

gas

in de

inlaatreceiver berekend worden waarmee Sir bepaald worth:

Csor is de fractie stoichiometrische gas in de inlaatreceiver.

Het wandoppervlak van de inlaatreceiver is niet precies bekend en zal geschat moeten worden. Bovendien wijkt de vorm van de inlaatreceiver

af van een buis, waarvoor de

meeste formules in de literatuurl ontworpen zijn. Het oppervlak van de inlaatreceiver zal dus benaderd moeten worden met een schatting van het effectief oppervlak.

NB. De receiverwanden van de Pielstick en de MTU zijn onzgeven door lucht, terwijl het

model van Boetius en Baan2 is gebaseerd op een motor met een door koelwater omgeven

inlaatreceiver. De aanname van een constante wandtemperatuur is voor de ieerst genoemde motoren minder goed.

22.4.2 uitlaatreceiver

De uitlaatreceiver is een vat waar de uitlaatkanalen van een bank met cilinders op

uitkomen. De afvoergassen worden daar verzameld alvorens ze naar de uitlaatgassenkoeler of de turbine gaan.

Het principe van het model van de uidaatreceiver is getijk aan dat van de inilaatreceiver. Aileen is het warmteoverdrachtmodel uitgebreider omdat het model van Baan en Boetius uitgaat van een uitlaatreceiver die omhult wordt

door een kap waardoor de

warmteoverdracht in meerdere fasen gaat. Dit model is bier ook gebruikt hoewel het niet

op de werkelijkheid berust, maar net

als het model voor de inlaatreceiver [en het

cilindermodel is het uitlaatreceivermodel in zijn geheel overgenomen.

2.2.4.3 cdinderproceg

De modellering van het cilinderproces vomit het hart van het simulatiemodel, er zijn

meerdere methoden om dit te modelleren. Het eenvoudigste model is de

vergelijking

waarin worth gesteld dat het geleverde vermogen rechtevenredig is met het

'ILeijdens 85] 21[Baan 23 C = 98] ,cg

(34)

brandstofverbruik. Als de dieselmotor een londergeschikte roll speck in de rest van het, model is deze beschrijving afdoende. De meest nauwkeurige beschrijving kan gegeveh

worden door middel van een zogenaamd multizone model, hiermee wordt een gedeelte van het cilinderproces driedimensionaal per tijdstap beschreven, een geavanceerd model als dit vraagt een langdurige ontwikkeling en veel rekentijd. Een geavanceerd model worth vooral

gebruikt bij het ontwerpen van de vorm van de verbrandingskamer en van de verstuiver en voor het bepalen van de brandstofinspuitkarakteristiek. Met behulp van een multizone model kan de emissie van schadelijke stoffen bepaald worden en er kan door middel van

simulatie gezocht worden naar verlagende effecten op de uitstoot van schadelijke stoffen.

Voor het model van een dieselmotor in een onderzeeboot is een model gebruikt dat tussen de hiervoor genoemde extremen in ligt qua complexiteit en nauwkeurigheid. Net

cilinderproces wordt in stappen beschreven uitgaande van het Seiligermodel, Het voordeel

van deze vorm van modellering is het

gebruik van eenvoudige vergelijkingen, dit is .mogelijk door het doen van een aantal aannames en vereenvoudigingen. Door de grove

benadering gaan details verloren en beperkt de uitkomst van het model zich tot gemiddelde

druk-, soortelijk volume- en temperatuur gegevens op een aantal momenten tijdens de

verbranding waarmee vermogen en rendement van het proces.berekend worden.

2.2.4.4 advanced Seiligerrnodel

Het cilinderproces volgens

het advanced Seiligermodel wordt beschreven door

iStapersmal en bevat een aanvulling op basis van het originele model opgesteld door Seiliger.

In het advanced Seiligermodel worth een traject toegevoegd aan het verbrandingsproces

waar wordt verondersteld dat de verbranding isotherm verloopt. deze verandering maakt

het mogelijk om het verb randingsproces nauwkeuriger te beschruven. Behalve de isotherme

verbranding zijn nog vier eigenschappen toegevoegd aan het model; namelijk, polytrope compressie en expansie, spoelrendement, warmteoverdracht en mechanische verliezen tijdens het spoelproces Details van het verloop van het cilinderproces worden beschreven

in appendix A

2.2.4.5 voorstel delay Sedigermodel

In de zelfde lijn van gedachte kan ,een andere discrepantle in het

model originele

Seiligermodel verminderd worden, namelijk de beschrijving van het ontstekingsuitstel. In

het advanced Seiligermodel wordt het moment van ontsteken niet gemodelleerd, eenvoudig

gezegd: de ontbranding vindt plaats in het bovenste dode punt. In het delay Seiligermodel

wordt het ontstekingsuitstel gesimuleerd door een isotherm, en ligt het moment van

ontbranding niet meer vast in het bovenste dode punt. Een beschrijving van het delay

Seiligermodel en de gevolgen van de aanpassing met betrekking tot het invoeren van, ha

ontstekingsuitstel bevindt zich in appendix A.

[Supers:11a 96]

(35)

MODEL VORMING

Het delay Seiligermodel is een verdere uitbreiding van het advanced Seiligermodell.

ions onderzeebootmodel is

het nog niet mogelijk om het te gebruiken. Er zat eerst

onderzocht moeten worden of het

een

significante verbetering van het advanced

Seiligerproces oplevert. Het analyseren van pV-diagrammen en het invoeren van de

,parameter ci valt buiten het kader van deze opdracht.

2.2.4.6 advanced Sediger parameters

De vormparameters van de verbranding a, b en c worden berekend met formules die zijn opgesteld door Schultenl. De formules zijn bepaald door voor een MAN 4L20/27 dieselmotor het gehele belasting en toerenbereik te onderzoeken. Het doel daarbij was het vinden van wetmatigheden waarmee een algemeen verband kan warden gevonden tussen brandstofverbruik en toerental fan de parameters die gebruikt warden in het Advanced

Seiligermoda De formules zijn waar mogelijk gebaseerd op fysische mechanismen

waardoor de formules ook toegepast kunnen worden op ander motoren. Dit taatste is nog

niet onderzocht, maar tot het tegendeel is bewezen zullen de formules van Schulten

toegepast warden. In appendix A worden de parameters beschreven.

De verbranding volgens Stapersma worth verdeeld in drie trajecten namelijk een

isochore verbranding, een isobare verbranding en een isotherme verbranding. Gedurende elk traject worth door het medium warmte opgenomen uit de verbranding. In Appendix A

worth het Seiligerproces uitgebreid beschreven, hieronder volgen enkele resultaten.

De warmte overgedragen in het traject 23, de isochore verbranding, wordt !beschreven met de drukverhouding P3/P, verder genoemd de parameter a.

23 = 44,23T2 (a - 0'

Schulten2 heeft voor de parameter a de volgende formule opgesteld afhankekjk van

fysische eigenschappen en een motorcorrectie:

De parameter a

inclusief constanten gerelateerd aan de nominale condities worth

integraal in het model geimplementeerd, met n4 gelijk aan I omdat uit de definitie voor de

isochore verbranding volgt dat de tijd 0 is en er dus ook geen warmteoverdracht naar de

wand mogelijk is.

it [Sdhulten 97]; 2 [Schulten 98] a =11+ t-, C, 3 r IL/ rid' NO -

fa

max

crrirr'

q In

(36)

(-0,277.

liSchulten 981

5)

de factor qf is de totale warmteontwikkeling per kg medium:

LCV

qf

Ac

de stoichiometrische luchtovermaat a is een constanie parameter en het spoeirendemerit risca, wordt constant verondersteld en opgegeven us parameter

Tijdens het isobare gedeelte van de verbranding wordt oak een gedeette van de totale toegevoerde warmte door het medium opgenomen afhankelijk van de volumeverhouding

ofwel de parameter b

qs4, = Cp.g.34 T3

(b 1)

De parameter bi wordt beschreven met een door Schulte& afgeleide empirischeformute::

HC4

b = CI e .v.' +1

liaarin de constanten voorgesteld door Schulterrgeimplementeerd zijm

(-2,257 A+1966)1-2,48---+

b = 2,946.e No

De totale overgedragen warmte en de overgedragen warmte tijdens de isobare en

isotherme verbranding bepalen de rest warmte 'beschikbaar voor de isotherme verbranding. Deze sluitpost op de warmtebalans wordt .als volgt berekend:

14" gelf q

f

4123 934

Het verbrandingsrendement rid, en het heatrelease-rendementrig worden in de volgende

iparagraaf beschreven.

be parameter c kan berekend worden uit

c = eft,

Stel dat (<1,3 + cb.) groter is dan (nab -rig ch) dan `vervatti de parameter c (c=1) en wordt

de parameter lb nogmaals berekend maar dan met de eerder beschreven methode voor de

76 (If 26 N

f

1,117) N max V4/V3 +1 =

Cytaty

Powiązane dokumenty

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

Працэдура выдавецкага працэсу рэдакцыйнай калегіі «Religious and Sacred Poetry : An International Quarterly of Religion, Culture and

In the following we use experimental reference data to evaluate our numerical results obtained with the quasi-conservative frozen single-phase model (QC-F) and with the

Figuur 11.7 Snelheidsprofielen gemeten door Nikuradse; gladde wandstroming (figuur ontleend aan

In Paris, contemporary parks and gardens not only express new forms of nature, they also form part of a green infrastructure network in their own right.. As a series

Przedsięwzięcie to wydaje się bowiem nie- wykonalne z kilku powodów: liczby elementów, z których musiałaby się składać hipotetyczna całość, zróżnicowania kwalifi

With the advent of using flexible kites for extracting wind energy and propelling ships, kite design is moving out of the ”comfort zone” and certain design rules of thumb do not

This research will not focus on conducting an economic analysis (for example, Jensen’s (2007) seminal study on the role of mobile phones in improving access to information