• Nie Znaleziono Wyników

Zink- en kraagstukken in ontwikkelingslanden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zink- en kraagstukken in ontwikkelingslanden"

Copied!
56
0
0

Pełen tekst

(1)

Technische Hogeschool

Delft

Afdeling der Civiele Techniek

Civiele techniek

in de ontwikkelingslanden

Zink- en

kraagstukken

in

ontwikkelingslanden

ing. A. Figee

(2)

Afdeling Civiele Techniek

CIVIELE TECHNIEK IN ONTWIKKELINGSLANDEN

ing.A.Figee

1

uitgave

I

I

div.

6 8

11

(3)

ZINK- EN KRAAGSTUKKEN IN ONTWIKKELINGSLANDEN. I N HOU D. 1. 2. 3.

4.

Inleiding. 1.1. Oude technieken.

1.2. Uitgangspunten voor het samenstellen van zink- en kraagstukken.

bId.

1.3. Het onderhoud van zink- en kraagstukken. 3 3

De grondstoffen en de verwerking.

2.1. De traditionele grondstoffen.

2.1.1. De gronddeeItjes kerende en waterdoorlatende laag. 2.1.2. De wiepen en de vullagen.

2.1.3. De betuiningen en de proppen.

2.2. Wijzigingen in de samenstelling van zink- en kraagstukken. 2.2.1. De gronddeeItjes kerende en waterdoorlatende laag. 2.2.2. De wiepen en de vullagen. 2.2.3. De betuiningen en de proppen. Diverse constructies. 3.1. Tijdelijke kraagstukconstructie.

3.2. Definitieve kraagstukêonstructie. 3.3. De toepassing van bamboe.

3.4.

De toepassing van kunststofweefsels.

4

4 4 5 5 5 6 7 8 8 8 9 Aanwi,jzigingen voor de uitvoering.

4.1. De zathe.

4.2. De knoopverbindingen t.b.v. onder- en

bovenroosterwerk c.a.. 11

4.3.

De aansluiting van het kraagstuk op

10

een teenconstructie. 11

4.4.

Overlapping van de onderlinge zink- en kraagstukken bij de toepassing van

kunststofweefsels. 11

(4)

van zink- en kraagstukken. 4.5.1. Zinkstuk. 4.5.2. Kraagstuk. 4.5.3. Stortsteen. 12 12 13 14 Literatuurlijst 15 Bijlagen no.l t/m 56 (foto's en tekeningen) 16

(5)

1. INLEIDING.

1.1. Oude technieken.

In 1976 werd ten behoeve van de aansluiting van de Markerwaarddijk bij

Enkhuizen aan de kust van Noord Holland een gedeelte van de oude zeedijk

ter plaatse over het volle profiel doorsneden en gedeeltelijk opgeruimd.

Tijdens deze werkzaamheden is uit een compositie van veschillende foto's

de foto op bijlage 1 samengesteld.

Op deze compositiefoto is duidelijk de oude zool van deze zeedijk op de

grondslag van klei te zien. Ook de opbouw van deze dijk in de loop der

eeuwen en de gebruikte materialen.

Aan de zeezijde van deze dijk, de vroegere Zuiderzee, is een mat van

rijshout te herkennen, kennelijk een soort van kraagstuk van circa twee

meter breedte.

Bovendien blijkt uit deze dwarsdoorsnede het gebruik van zeewier als een

beloopbescherming in dikke pakken op het kleilichaam van de dijk verwerkt.

Herkenbaar is bovendien de dubbele palissade van zware grenehouten, vier

-kant bekapte, palen met een stenenbestorting tussen de palen en op het

zeewier. Verder is aan de zeezijde in de loop der eeuwen een vele meters

dikke bestorting van stenen en puin aangebracht.

In de kruin van de dijk komt uit dit dwarsprofiel duidelijk afgetekend een

oude puinverharding ten behoeve van het plaatselijke verkeer te voorschijn

die tijdens eerder uitgevoerde dijksverhogingen werd "vergeten".

Kortom een beeld van de eeuwenoude strijd van onze voorouders met de erf

-vijand, het water, en de wijze waarop zij met de materialen die zij ter

beschikking hadden deze vijand het hoofd boden.

De samenstelling en de constructie van zink- en kraagstukken ten behoeve

van het vastleggen en het beschermen van onderwaterbelopen is in de loop

der tijden verbeterd.

Tot ongeveer 1960 werd voor de samenstelling van zink- en kraagstukken uit

-sluitend het Hollands en Gelderse rijshout gebruikt.

Het Gelderse rijshout werd uit de bossen gewonnen waarbij het overtollige

zogenaamde "onderhout", voornamelijk bestaande uit eikenhout, ten behoeve

van de rijshoutconstructies werd opgebost en in de handel gebracht.

Het Hollandse rijshout was totongevee~ 1935 een opgebost afvalp~óduct afkomstig

uit de grienderijen. In deze grienderijen werd namelijk het wilgenhout

gekweekt ten behoeve van de mandenvlechterijen en de hoepelfabricage. De

grienderijen leverden de een a twee jaar oude wilgetenen voor de manden

-vlechterijen en de drie 'a Vler jaar oude wilgen slieten ten behoeve van

de hoepelfabricage.

Op de bijlage 2 is getekend uit welke delen van het wilgenhout men de tenen

en de wilgenslieten oogstte.

Uit de wilgeslieten werden de hoepels vervaardigd die voor het samenknellen

van de duigen van de botertonnetjes en de haringvaten nodig waren.

Op de bijlage 3 is volledigheidshalve de hoepelfabricage die in eenvoudige

handenarbeid geschiedde geschetst.

Alle wilgehout wat niet geschikt was voor de vlechterijen en de hoepelfab

(6)

Het zwaardere takhout werd verwerkt tot paaltjes voor de betuiningen, schopstelen, e.d..

De teelt van het nodige wilgehout vond plaats op laaggelegen terreinen.

De wilgestobben werden daartoe laaggekapt.

De hooggekapte stobben, in feite de knotwilgen langs de slootranden, .leve r-den aan de landbouwer het nodige geriefhout voor schopstelen, hooiharken,

schoffelstelen, e.d.. Voor de rijshoutproduktie t.b.v. zink- en kraag-stukken speelden de knotwilgen geen rol van betekenis.

Naarmate de behoefte aan rijshout voor de constructie van zink- en kraag

-stukken e.d. toenam steeg tevens de afzetmogelijkheid van het afvalhout

uit de grienderijen. De normalisatie van onze grote rivieren vergde o.m.

grote hoeveelheden rijshout voor de aanleg en het onderhoud van stroo m-leidende kribben, leidammen, e.d.. Ook de realisatie van de afsluiting van de Zuiderzee was een belangrijk afzetgebied voor rijshout.

Het vervangen van de wilgen hoepels rondom de botertonnetjes en de haring

-tonnen door ijzeren banden betekende de nekslag voor de hoepelmakerijen.

De behoefte tot het telen van zo recht mogelijke wilgen slieten ten behoeve

van deze hoepelmakerijen verviel geheel. Echter bleef de vraag naar rijshout

na ongeveer 1935 voor de constructie van zink- en kraagstukken e.d. bestaan. Deze vraag was dermate groot dat speciaal ten behoeve van de voorziening met

rijshout griendculturen werden aangelegd en nog heden ten dage produktief

zijn.

Zoals reeds eerder werd opgemerkt werd voor de samenstelling van zink- en kraagstukken in hoofdzaak het Hollandse en Gelderse rijshout gebruikt. Ook

de wiepen voor de samenstelling van de zink- en kraagstukken werden nog grotendeels vervaardigd onder gebruikmaking van de zogenaamde wiep-, knijp

-of kruisbanden. Dit zijn wilgetenen.

Op de bijlage

4

is geschetst op welke wijze de wiep-, knijp- of kruisbanden

werden aangelegd. Deze banden moesten uiteraard zo lenig mogelijk zijn.

Daartoe werden de één à twee jaren oude wilgetenen zo vers mogelijk verwerkt.

De opslag van de wilgetenen op de plaats van verwerken geschiedde zodanig in het water dat zij niet konden uitdrogen.

De samenstelling van een zink- of kraagstuk op deze wijze geheel uit wilge -rijzen vervaardigd, met uitzondering van de sjorringtouwen voor de verbinding

van het onderroosterwerk en het bovenroosterwerk, is op de bijlage 5 in hoofdzaken geschetst.

Teneinde er zo zeker mogelijk van te zijn dat de steenbestorting tijdens het zinkproces niet kon verschuiven werd rondom het te zinken stuk een zogenaamd gangboord van betuiningen aangebracht alsmede een verdeling van het gehele stukoppervlak in vakken van twee bij twee meter, eveneens door middel van betuiningen. Door deze betuiningen werd het zink- en kraagstuk enigermate

sterker en stugger, d.w.z. minder soepel.

Tevens is op de bijlage

5

de wijze van vlechten van een betuining aangegeven.

Deze betuiningen konden worden samengesteld van Hollands of Gelders rijshout.

Het Gelderse rijshout is, door de houtkwaliteit l.C. eikenhout, minder buig -zaam doch betèr bestand tegen beschadigingen.

Het Hollandse rijshout is beter buigzaam doch minder sterk dan het Gelderse

rijshout.

(7)

3

maakte men uit deze beide houtsoorten een keuze.

Buiten de toepassing op de zink- en kraagstukken werd de betuining in deze vorm tevens toegepast in een eenvoudige wijze van bevestigen van een oever. Als voorbeeld is op de bijlage 6 deze toepassingsmogelijkheid geschetst.

Door de hoge kosten aan arbeidslonen van deze betuining, waarvan de aanleg geheel in handkracht moet geschieden, zijn in Nederland bereids andere mogelijkheden tot het vastleggen van oevers ontwikkeld..

1.2. Uitgangspunten voor het samenstellen van een zink- en kraagstuk.

Het samenstellen van een zink- en kraagstuk e.d. voor het vastleggen van

een bodem en/of onderwaterbelopen berust op de volgende uitgangspunten.

1. Op de bodem en het vlak van het onderwaterbeloop moet een gronddeeltjes kerende en waterdoorlatende

laag rusten.

2. Deze gronddeeltjes kerende en waterdoorlatende laag

moet worden beschermd tegen eventuele beschadigingen

door de stortsteen door middel van vullagen.

Bovendien moeten deze vullagen voldoend drijvend

vermogen leveren ten behoeve van een drijvend transport.

3. Door middel van een sandwichconstructie moeten de

gronddeeltjes kerende en waterdoorlatende laag met de

vullagen onderling stevig worden yerbonden.

4

.

Het geheel moet sterk genoeg zijn om door middel van

sleepboten in het werk te worden gesleept en tijdens

het zinkproces met materiaal met een hoog soortelijk

gewicht en hoog stukgewicht te kunnen worden

geballast en afgezonken.

5.

De zink- of kraagstukconstructie e.d. moet weerstand

kunnen bieden aan de heersende stroomsnelheden en de

gevolgen van golfslag en moet soepel genoeg zijn opdat

eventuele ondermijningen van het gezonken stuk door

uitschuringen e.d. zonder betekenende schaden aan het

stuk kunnen worden gevolgd en zonder dat de beschermende

werking van het stuk verloren gaat.

1.3. Het onderhoud van zink- en kraagstukken.

Door middel van peilen moet gedurende de eerste twee jaren na de plaatsing

van de zink- en kraagstukken de situatie van de aangebrachte bestorting

tenminste een maal per jaar worden gecontroleerd.

Bij zwaar aangevallen plaatsen moet deze controlepeiling twee à vier maal per jaar worden uitgevoerd.

Door middel van bijstorten van stortsteen moet de steenbestorting worden

aangevuld. Het stukgewicht van de stortsteen is afhankelijk van het soorte -lijke gewicht van de toegepaste soort stortsteen, de optredende stroomsne l-heden, golfslag en andere beschadigingskansen.

(8)

Dit controlepeilen en bijstorten van stortsteen van geplaatste

zink-en kraagstukken moet worden herhaald tot in het proces van aanpassing,

van een zich wijzigende bodem en/of onderwaterbelopen,een redelijke

evenwichtstoestand is bereikt. In het algemeen is na circa twee jaren

de zwaarste nazakking van de zink- en kraagstukken achter de rug en kan

de freQuentie van het controle peilen tot b.v. één maal per jaar worden

teruggebracht.

Na zwaar weer en op zwaar aangevallen plaatsen blijft echter waakze.amhei.d

geboden. Ook bij goed aan de plaatselijke situatie aangepaste, bodem en

onderwaterbelopen beschermende, zink- en kraagstukken.

In d~ze handleiding zullen niet worden behandeld de bodembeschermende

werken onder toepassing o.a. van kunststofweefsels en waarbij voor de

plaatsing van deze bijzondere bodemvoorzieningen gebruik moet worden

gemaakt van speciaal voor dit doel ontwikkeld, zwaar, drijvend materieel.

De inzet van dit soort van materieel en bodemvoorzieningen zal slechts

economisch verantwoord kunnen zijn bij omvangrijke en langdurige werken

in ontwikkelingslanden door de hoge kosten van aan- en afvoer van het

materieel, de kosten aan speciaal opgeleid deskundig personeel, enz..

2. DE GRONDSTOFFEN EN DE VERWERKING.

2.1. De traditionele grondstoffen.

Lit. 1,2. De traditionele grondstoffen in Nederland voor de vervaardiging van zink

-en kraagstukken e.d. waren in hoofdzaken de volgende;

2.1.1. De gronddeeItjes kerende en waterdoorlatende laag.

riet;

Het riet zoals dit in Nederland voorkomt werd hetzij in vers

gesneden toestand hetzij in de gedroogde toestand toegepast.

De voorkeur ging daarbij uit naar het vers gesneden riet omdat,

door de aanwezigheid van het blad, de zandkerende werking het

grootst was.

Bovendien heeft het vers gesneden riet een geringer drijvend ver

-mogen dan het riet in de gedroogde toestand. Een door het droge

riet sterk opdrijvend vermogen kost nu eenmaal meer stortsteen

voor het zinkproces.

2.1.2. De wiepen en de vullagen.

~~~~~~~-~~~~~~~!;

Dit takhout is afkomstig uit laaggebleven eikenhakhout, het jonge

onderhout uit de bossen, e.d. en bestaat hoofdzakelijk uit eiken

-hout met een lengte van circa 4,75 meter.

Dit takmateriaal wordt gebruikt voor constructies waar een groter

sterkte en houdbaarheid wordt verlangd dan met het Hollandse rijs

-hout (wilgehout) bereikbaar lSo

Door de groter lengte en de groter takdikte levert een toepassing

van Gelders rijshout in het algemeen een constructie op die minder

(9)

5

~~~~~~~~_~~J~~

~

~

!

;

Dit materiaal is afkomstig uit de grienderijen en bestaat vrijwel

geheel uit wilgehout met een lengte van circa 2,75 meter.

Het wordt toegepast voor constructies waar een goede soepelheid lS gewenst tot het volgen van eventuele wijzigingen in de bodem en onderwaterbelopen, uitschuringen, e.d..

Tot het vergroten van de zandkerende werking wordt de onderste vullaag zodanig verwerkt dat de fijne twijgen op het zandkerend

element van de zink- en kraagstukconstructie rusten en de dikke takeinden zo min mogelijk in aanraking komen met dit zandkerend element, een zogenaamde "uitschotlaag".

Op bijlage 7 is de situatie van een "uitschotlaag" in een zink

-of kraagstuk geschetst.

Voor de samenbundeling van de wiepen werd gebruik gemaakt van de

lange wilgetenen, het een- en tweejarige wilgerijshout, resp. de

zogenaamde wiepbanden en knijp- of kruisbanden.

2.1.3. De betuiningen en de proppen.

Het dikke gedeelte van het Gelderse en Hollandse takhout wordt tot paaltjes verwerkt ten behoeve van de betuiningen en de proppen e.d .. Het Gelderse paaltjeshout wordt verwerkt op plaatsen waar een groter sterkte en ho~dbaarheid wordt verlangd dan met het Hollandse paal-tjeshout kan worden bereikt.

Bovendien heeft het verse Hollandse hout (wilgehout), gebruikt als tuinpaaltjes de eigenschap in een vochtige omgeving snel uit te

lopen en op de duur,op de water en windlijn.tot wilgestruikgewas uit te groeien. De vorming van dit struikgewas aan de teen van een waterkeren~e dijk, een sloot of een kanaalrand is niet altijd ge -wenst. Bij harde wind kan door het rukken aan de takken, de stam en

de wortels een ontgronding worden ingeleid die tot ernstiger schade

aanleiding kap geven.

Door ~e stijging van de arbeidslonen in Nederland werd het vervaardigen van zink- en kraagstukken e.d. op de traditionele wijze, geheel in handkracht, een te kostbare aangelegenheid,

Door het op de markt verschijnen van technische kunststofweefsels en de ontwikkeling van de wiepenwikkelmachine werd de traditionele wijze van het construeren van zink- en kraagstukken e.d. aan deze nieuwe mogelijkheden aangepast.

2.2. Wijzigingen ln de tradi:tionele sa

In

enstelling van zink- en kraagstukken. Het toepassen van de nieuwe mogelijkheden voortvloeiend uit het op de markt verschijnen van de kunststofweefsels tesamen met de traditionele grondstof-fen voorzover deze nog zinvol bruikba~r bleken geschiedde als volgt.

2.2.1. De gronddeeltjes k,ere,ndeen waterdoorlatende laag.

Voor dit onderdeel van de constructie van een zink- en kraagstuk wordt thans een technisch kunststofweefsel toegepast. Dit

(10)

kunststof-Lit. 3.

weefsel is geweven met een ronde kunststofdraad of met samengedrukte,

smalle kunstrepen. Op de bijlagen Ba tlm 8f,

ga tlm ge en 10a tlm 10d zijn een aantal kunststofweefsels weerge

-geven. Tevens zijn enkele nadere toepassingen van technische kunst

-stofweefsels vermeld waaronder het zogenaamde buideldoek en het

speciale cellenweefsel ten behoeve van de zogenaamde "spantuin".

Voor de gegevens inzake de treksterkten, het zandkerend vermogen,

het waterdoorlatend vermogen, soort van kunststof, e.d.·wordt ver

-wezen naar de betreffende rapporten met betrekking tot enkele

kunststofweefsels voor technisch gebruik.

In de technische kunststofweefsels ten behoeve van zink- en kraag

-stukconstructies is per vierkante meter een lus ingeweven van kunst

-stofdraad met een afwijkende kleur voor het bevestigen van de sjor

-ringtouwen. Met behulp van deze sjorringtouwen worden het onder- en

bovenroosterwerk en het zandkerend/waterdoorlatend kunststofweefsel

stevig met elkander verbonden. Op de bijlagen 11 en 12 geven foto's

hiervan een beeld.

Voor een toepassing in ontwikkelingslanden van kunststofweefsels moet extra

aandacht worden geschonken aan de bescherming tegen de ultra-violette bestra

-ling. Onder invloed van de ultra-violette bestraling gaat namelijk het kunst

-stofweefsel snel in kwaliteiten achteruit.

Opslag van het kunststofweefsel moet altijd in de schaduw geschieden.

In het werk gebracht moet een blijvende afdekking met tenminste 0,40 meter

grond zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd. Een andere oplossing is het

bespuiten van het kunststofweefsel met een asfaltprodukt en het instrooien

met b.v. schelpengruis, fijne split, zand, e.d..

Vooral het ronddraadweefsel in zwarte kleur is bij sommige Afrikaanse stammen

zeer in de belangstelling bij de vrouwen! Het is namelijk uitstekend geschikt

om ln uitgeplozen staat steun te verlenen aan de soms erg ingewikkelde kap

-sels, dikwijls het heersende stamsymbool bij uitstek, van de vrouwen!

Het grote voordeel van het zandkerend/waterdoorlatend kunststof

-weefsel ten opzichte van de toepassing van het riet als zandkerend

element is het vervallen van het drijfvermogen van het riet. Drijf

-vermogen kost meer stortsteen voor het aan de grond zetten en aan

de grond houden van een zink- en kraagstukconstructie.

2.2.2. De wiepen en de vullagen.

De grondstof voor de wiepen en de vullagen is in Nederland nog

steeds onveranderd het Hollandse en Gelderse rijshout.

Het samenbundelen van de wiepen geschiedt echter niet meer ln hand

-kracht doch door middel van een wiepenwikkelmachine. Op de bijlage

13 is het principe van de wiepenwikkelmachine geschetst.

Op de fotobijlagen 12 en 14 is een beeld gegeven van de werkopstel

-ling en het resultaat van de wiepenwikkelmachine.

In ontwikkelingslanden zijn nog niet de goede, het Hollandse en Gelderse

(11)

7

Bepaalde namDOésoorten kunnen een bruikbaar vervangingsmateriaal lèveren

zo

-wel voor de samenstelling van de wiepen als voor de vullagen. Het grotere drijfvermogen van de bamboestengels door de in dit materiaal aanwezige lu

cht-kamers moet worden verstoord d.m.v. pletten of splijten van de bamboestengels,

of het doorstoten van de tussenschotten in de zwaardere bamboestukken, waarbij

de weerstand tegen buigen/breken het grootst blijft. 2.2.3. De betuiningen en de proppen.

De betuiningen op zink- en kraagstukken, zoals deze op de bijlage

5

zijn getekend en waarmede de zink- en kraagstukken werden v

er-deeld in een gangboord en vakken voor de stortsteen, worden in Nederland vrijwel niet meer toegepast door de hoge kosten aan arbeidslonen.

Op bijlage 15 is geschetst op welke wlJze een goedkope en toch deugdelijke vervanging van de vereiste vakindeling voor het vast

-houden van de stortsteen tijdens het zinkproces kan worden bereikt.

De wiepen van het bovenroosterwerk vormen thans tesamen de

steun-hoogte voor de bestortingen.

De proppen voor het aanslaan van de trossen ten behoeve van het sleepwerk worden niet meer gemaakt.

Op bijlage 16 is geschetst op welke wijze thans wordt voorzien in

het aanbrengen van een sleeppunt in het zink- of kraagstuk en de verdeling van de troskrachten tijdens het verslepen van het stuk naar de plaats van het zinken.

De "verloren tros" wordt door middel van een boeitje gemerkt. Het lossen van de "verloren tros" geschiedt nadat het zinkproces is geeindigd.

Voor het vastleggen van een oever, slootkant e.d. is op de bijlagen 17 en

18 geschetst onder toepassing van het op de bijlage ga t/m gc aangegeven

zogenaamde kunststofcellenweefsel.

De voorwaarden waaraan een betuining voor het vastleggen van een oever of

slootkant e.d. moet voldoen zijn;

de betuiningsconstructie moet goed waterdoorlatend zlJn;

moet bovendien zo goed mogelijk grond/zandkerend zijn;

en tegelijkertijd goed doorgroeibaar zijn voor grasgewassen.

De open constructies met behulp van een vlechting van Gelders of Hollands

rijshout of met een vlechting van houtrepen voldoen niet optimaal aan het

beoogde grond/zandkerend effekt. Bij een vlechting van houtrepen of b.v.

de toepassing van geperforeerde non-ferro platen, kan nauwelijks

sprake zijn van enige doorgroei van gras.

Gras heeft namelijk de prettige eigenschap boven de wateroppervlakte,

gedurende een bepaalde beperkte tijd, goed weerstand te kunnen bieden tegen uitspoeling van grondoppervlakken tot een maximale helling van 1:1~.

Op een stèiler taludhelling is geen goede gesloten grasmatvorming mogelijk.

Het kunststofcellenweefsel is uitstekend waterdoorlatend, het is goed grond- en

zandkerend en is bovendien doorgroeibaar voor grasgewassen. Bovendien blijkt

verrnoéde.Lfjk:als-gev0lg van W<iI"illteahsGrptietengevolge van de zwarte kleur van

(12)

verkort en groeit het de eerste weken snel.

De betuiningsconstructie is voorts licht in gewicht, vergt minder tuinpalen en kan worden geplaat~door slechts licht geschoolde werkers.

Een nadeel voor een toepassing in ontwikkelingslanden is de gevoeligheid

van dit kunststofweefsel voor de ultra-violette bestraling. 3. DIVERSE CONSTRUCTIES.

3.1. Tijdelijke kraagstukconstructie.

Ten behoeve van een tijdelijke vastlegging van een onderwaterbeloop, b.v.

gedurende een periode van één a twee jaar of ten behoeve van b.v. de over

-wintering of een tijdelijke onderbreking van de uitvoeringswerkzaamheden kan, afhankelijk van de zwaarte van de te verwachten aanval, de aard van het werk, de grondsoort, e.d. een tijdelijke kraagstukconstructie worden

toegepast zoals deze op bijlage 19 is geschetst.

Deze tijdelijke constructie is té licht om te kunnen worden versleept. Het nodige drijfvermogen ontbreekt ten enenmale. Als tijdelijk zinkstuk is een

toepassing van deze tijdelijke constructie daarom uitgesloten. Slechts als een tijdelijke kraagstukconstructie kan dit worden toegepast.

Deze lichte constructie wordt daarom vervaardigd op het aangrenzende ter -rein en vanaf dit terrein, na de samenstelling, door middel van sleepboten,

de assistentie van een dragline of in handkracht in de zinkplaats gebracht.

De bijlagen 20 t/m 27 geven een fotografisch verslag van het op de zink

-plaats slepen van een tijdelijke kraagstukconstructie. 3.2. Definitieve kraagstukconstructie.

Voor de definitieve vastlegging van een onderwaterbeloop wordt de constru c-tie toegepast zoals deze op de bijlage 28 is geschetst.

De vullagen van losgesneden bossen rijshout worden in tenminste twee lagen,

kruislings ten opzichte van elkander, uitgespreid. De bedoeling van deze kruislingse verwerking van de losgesneden bossen rijshout is een zo goed mogelijke bescherming te verkrijgen van het zandkerend/waterdoorlatende kunststofweefsel tegen de onder invloed van golfeffekten kantelende stor t-stenen.

Bij een te verwachten zware aanval en zware, scherpe stortstenen is het gewenst drie vullagen kruislings ten opzichte van elkander aan te brengen. Evenzo kan men wanneer wordt verwacht dat door een zware aanvalsmogelij k-heid een hoger steun voor de stortstenen wenselijk is een derde wiep op het bovenroosterwerk aanbrengen zoals en detail op bijlage 15 is geschetst.

3.3. De toepassing van bamboe.

Voor ontwikkelingslanden met een bevolking met enige bedrevenheid en bekwaa

m-heid in de ve~werking van bamboemateriaal kan onder een goede, instructieve

begeleiding, in de plaats van het in Nederland gebruikelijke Hollandse enlof

Gelderse rijshout, bamboe worden toegepast voor de verwerking tot wiepen en in de vullagen. Het grotere drijfvermogen van de bamboestengels door de aanwezi

g-heid van de luchtkamers in dit materiaal moet echter door pletten of splijten of doorstoten van de tussenschotten in zware bamboedelen, zoveel mogelijk te

niet worden gedaan.

(13)

9

rijshout dezelfde en is weergegeven op bijlage 29.

Ten aanzien van de bestendigheid van bamboe tegen eventueel plaatselijk

voorkomend vraatzuchtig onderwatergedierte e.d. zullen uitsluitend onder

-zoekingen ter plaatse informatie kunnen verstrekken. Een blijvende afdek

-king met grond kan uitkomst bieden. Echter men moet dit zelf ter plaatse

vaststellen.

De buigzaamheid van bamboe is een duidelijke karakteristiek.

De breeksterkte van bamboe bij belastingen is afhankelijk van de soort

bamboe, de wanddikte, enz. Onderzoekingen dienaangaande zijn in uitvoering

en kunnen mogelijk tezijnertijd aanvullende informatie verschaffen. Voor een

toepassing van bamboe in zink- en kraagstukken is in mindere mate de

breek-sterkte en in meerdere mate de houdbaarheid en de bestendigheid onder water

bepalend.

Voor de samenstelling van de wiepen van bamboe is op bijlage 30 geschetst

op welke wijze dit zonder een wiepenwikkelmachine ·en in handkracht zou

kunnen plaatsvinden. Het bamboemateriaal voor de wiepen dient echter beslist

niet te worden gespleten doch moet slechts worden geplet ten behoeve van de

luchtontwijking uit de luchtkamers.

Door het pletten van de bamboestengels blijven de vezels in de lengterichting

enigermate aan elkaar hangen.

Geheel gespleten bamboestengels kunnen op het splijtvlak messcherp zijn en

kunnen de wiepbindingen doorsnijden. Bij geplette bamboestengels is dit ver

-schijnsel minder groot.

Voor grove bamboestengels of -stammen kan het doorstoten van de tussenschot

-ten van de luchtkamers in de lengterichting van de bamboestengel tot de

zelfde beoogde luchtontwijking leiden.

3.4.

De toepassing van kunststofweefsels ln ontwikkelingslanden.

Voor de ontwikkelingslanden waar enige bedrevenheid en bekwaamheid in de

verwerking van bamboe ontbreekt of bamboe in de goede soort en kwaliteit

in het geheel niet voorkomt is de toepassing van een geheel in

kunststof-weefsel vervaardigde'bodem- en beloopbescherming mogelijk.

Op de bijlage 31 is de constructie onder gebruikmaking van een speciaal

daartoe vervaardigd buideldoek weergegeven. Het is geheel uit zandkerend

kunststofweefsel vervaardigd. Het gebruikte kunststofweefsel is licht in

gewicht en kan hetzij per luchtvracht, scheepsvracht of per as ter plaatse

worden aangevoerd.

Het opnaaien van de buidels kan in het land van de herkomst van het

kunst-stofweefsel of in het land van de verwerking met speciale naaimachines

gebeuren.

Het aanbrengen van dit type bodem- en beloopbescherming kan slechts in den

droge plaatsvinden of in ondiep, vrijwel stilstaand water.

Het kunststofweefsel wordt normaal geleverd in de geweven breedte van 6

meter. Op de plaats van verwerking worden de stroken met de opgenaaide

buidels van 6 meter breedte met speciale, via een kleine generator aange

-dreven, electrische handnaaimachines aan elkaar genaaid.

De buidels worden in handkracht gevuld met grind of steenslag tot een vast

-getselde gewichtshoeveelheid per buidel. Deze gewichtshoeveelheid variëert

met de zwaarte van de verwachte aanval.

(14)

verse beton goed afgesloten.

Een dergelijke bodem- en beloopbescherming is geheel door ongeschoolde

krachten onder een goede instructieve begeleiding in de delta van de

rivier de Mangoky aan de westkust van Madagascar over grote oppervlakten

aangebracht. Gedurende enkele maanden per jaar kunnen in deze delta water

-vloeden optreden als gevolg van sterke regenval in de bovenstroomse

gebieden met stijghoogten van ongeveer 4 à 5 meter ten opzichte van de

normale waterstanden gedurende de droge perioden en stroomsnelheden ~an

1 meter per sec. tot circa

4

meter per sec..

Van de werkomstandigheden en het constructietype van het kunststofweefsel

met buidels wordt een fotografisch beeld gegeven op de bijlagen 32 tlm

37.

4.

AANWIJZINGEN VOOR DE UITVOERING.

4.1. De zathe.

Wanneer de kraagstukvoorziening tot het vastleggen van een oever e.d.

een zeer tijdelijke voorziening inhoudt en het drijfvermogen door de

zeer lichte constructie onvoldoende is kan de aanleg van een zathe

achterwege blijven. De tijdelijke kraagstukken kunnen dan vanaf de oever,

i.c. de plaats van de samenstelling, rechtstreeks in de zinkplaats worden

getrokken. Op de bijlagen 20 tlm 27 is een fotografisch verslag hiervan

gegeven.

Voor de vervaardiging van definitieve zink- en kraagstukken is het echter

noodzakelijk een helling te maken waarop de zink- en kraagstukken kunnen

worden samengesteld en waar vanaf deze stukken met behulp van een sleepboot

te water kunnen worden getrokken.

De bijlagen 38 en 40 geven een beeld van een dergelijke zathe.

Een andere oplossing voor de zathe is de aanleg van een dokje, uitgevoerd

in grondwerk, dat ten behoeve van de vervaardiging van een zink- of kraag

-stuk tijdens de werkzaamheden door middel van een bemaling moet worden

drooggehouden. Op de bijlage 39 is deze oplossing nader geschetst.

Voor de materialen voor het bovenvlak van een helling wordt de keuze bepaald

door de omstandigheid dat tijdens het met behulp van een sleepboot van de

helling te water trekken van.het zink- of kraagstuk geen enkele weerstand

van betekenis mag optreden of het kunststofweefsel van het stuk ergens achter

kan blijven haken.

Heel goede ervaring is opgedaan met de toepassing van een zware kwaliteit

watervast verlijmd bekistingsmultiplex. Ter plaatse van de naden moet dit

materiaal met zorg worden aangesloten en ondersteund.

Kan men in ontwikkelingslanden niet beschikken over deze kwaliteit bekis

-tingsmultiplex doch slechts over een enigszins redelijk vlak plankmateriaal

met weinig splinterneigingen dan dient dit plankmateriaal met de lengte van

de planken in de rlchting van het afglijden van de stukken te worden ver

-werkt.

Teneinde het glij effekt te verhogen is het mogelijk dit plankenbovenvlak af

te dekken met strakgespannen kunststofweefsel. Bepaalde soorten kunststof

-weefsel glijden zeer sterk op elkaar. Dit kan zo sterk zijn dat lopen

op het voor het zink- of kraagstuk nodige kunststofweefsel, in contakt dus

met het strakgespannen kunststofweefsel op de helling, nauwelijks mogelijk

(15)

11

Wat dit betekent voor de werkzaamheden tot het aandragen van de wiepen en het materiaal voor de vullagen voor de samenstelling van de stukken laat zich raden!

4.2. De knoopverbindingen t.b.v. het onder- en bovenroosterwerk c.a ..

Het onderroosterwerk wordt met behulp van sjorringtouw met het kunststof

-weefsel bij elk kruispunt van de wiepen stevig verbonden.

De wijze van knopen is op bijlage 41 verduidelijkt.

Het losse eind van dit sjorringtouw moet tijdens de werkzaamheden voor het

aanbrengen van de vullagen en het bovenroosterwerk aan houten of ijzeren

staken worden vastgezet.

Bij het uitleggen van de eerste wiep van het onderroosterwerk moet al

rekening worden gehouden met het feit dat de bovenste wiep van het

boven-roosterwerk haaks op de stroomrichting in de plaats van zinken moet staan.

Dit om de stortsteen zo veel mogelijk steun te verlenen.

Bij een kraagstuk moet de bovenste wiep van het bovenroosterwerk evenwijdig

lopen aan de lengteas van het beloop of dijkas.

Op de bijlage 42 is dit principe weergegeven.

Door middel van het sjorringtouw worden het onderroosterwerk en het boven

-roosterwerk op alle kruispunten van de wiepen stevig met elkander verbonden.

Op de bijlage

43

is de wijze van het aanleggen van deze knoopverbinding

geschetst.

4.3

.

De aansluiting van het kraagstuk op een teenconstructie.

De aansluiting van het kraagstuk op een teenconstructie voor de bescherming

van een beloop is een zaak die met veel zorg moet worden ontworpen en

uitge-voerd. Het is uiterst belangrijk dat tussen de meer stabiele constructie van

een teenbescherming en de door onvermijdelijke zettingsverschijnselen meer

beweeglijke kraagstukconstructie, o.a. door de belasting met zware stort

-steen en de gevolgen van golfslag, een zodanige speelruimte wordt ingebracht

dat zettingen zonder schaden aan de grond/zandkerende funktie van het kunst

-stofweefsel kunnen worden gevolgd.

Op de bijlage 44 is een voorbeeld geschetst van een dergelijke overgang.

De uitvoering van een dergelijke constructie met de overgang naar de talud

-bescherming van in dit geval betonblokken op zandkerend kunststöfweefsel en

een stellaag van grind, boven de lijn van hoogwater overgaand in een

bescherming met asfaltbeton,is weergegeven op de foto's van de bijlagen

45,

46

en

47

.

4.4. Overlapping van de onderlinge zink- en kraagstukken bij de toepassing

van kunststofweefsels.

Aan de zink- en kraagstukkken moet ten behoeve van een ononderbroken

bescherming tegen ontgrondingen tussen de onderlinge stukken voldoende

ruime overlappingen van het zandkerend/waterdoorlatende kunststofweefsel

worden aangebracht.

(16)

Waar het rlS1CO van het niet geheel volgens de plannen gelukken van de overlappingen, d.w.z. het door moeilijke werk- en terreinomstandigheden niet geheel juist ter plaatse geraken van de overlappingen, aanwezig is dient deze breedte te worden verhoogd tot ongeveer 2,50 meter á 3,00 meter.

Op de bijlage

48

is geschetst waar en op welke wijze de overlappingen

zowel bij zinkstukken als bij kraagstukken moeten worden aangebracht.

Tij dens het zinkproces moeten deze overlappingen zo goed mogelijk ."uit"

blijven staan.

Op de bijlage

49

is een beeld gegeven van het gebruikmaken van de onderste

wiepen van het onderroosterwerk die ten behoeve van het "uit"-houden van

de overlappingen zijn verlengd. Het kunststofweefsel is op de gebruikelijke

wijze aan deze verlengde wiepen vastgeknoopt.

Voor een zo groot mogelijke stijfheid is het gewenst ter plaatse van de

overlappingen wiepen te gebruiken waar lang en zwaar takhout in is verwerkt.

Tot welke omvangrijke schaden een onvoldoende speelruimte tussen de

over-gang van het kraagstuk en de teenbescherming van het beloop kan leiden,

indien een storm met een windkracht van circa 7 tot 9 gedurende een aantal

uren heerst,blijkt uit de fotografische verslaggeving op de bijlagen 50,

51 en. 52.

De schaden werden in dit geval ingeleid door het losscheuren van het

kunststofweefsel van het teenschot van de teenbescherming door te weinig

speelruimte in het kunststofweefsel. Door de scheuren kreeg het ruwe water vat op de onbeschermde grond en ondermijnde het teenschot. Het teenschot

verloor zijn funktie van steun aan de asfaltbetonbescherming op het opga

an-de beloop. Het ruwe water ondermijnde verder het asfaltbetondek. De schade

beliep in dit geval enkele millioenen guldens.

4.5. Het ballasten en tot zinken brengen van zink- en kraagstukken.

4.5.1. Het zinkstuk.

Voor het aan de grond zetten van een zinkstuk wordt in het algemeen

geballast met stortsteen met een stukgewicht van circa 10 kgf tot

60 kgf.

Tijdens het ba~lasten van een zinkstuk ligt het zinkstuk vast aan de

tuien van de steenschepen. Zodra het drijfvermogen van het zinkstuk door het ballasten nagenoeg is opgeheven en het zinkstuk in de

tuien gaat hangen nadert het tijdstip van het tot zinken brengen.

Bij stilstaand water worden deze tuien van het geballaste zinkstuk

gelost.

Het aan de grond zetten van het zinkstuk wordt zo veel mogelijk ver -sneld door het in hoog tempo bijstorten van stortsteen van 10 kgf tot 60 kgf stukgewicht.

Het ballasten, lossen van de tuien en het bijstorten tijdens het

zinkproces geschieden in een zodanige volgorde en gewichtsverdeling

dat het zinkstuk stroomopwaarts dieper ligt dan stroomafwaarts

omdat volledig stilstaand water over het volle profiel vrijwel

niet voorkomt.

Op de bijlagen 53 en 54 is de gang van zaken bij het ballasten, het

lossen en het nastorten van een zinkstuk tijdens het zinkproces

(17)

13

Het stukgewicht van de stortsteen ten behoeve van het ballasten is begrensd door het per man in handkracht en eventueel met behulp van een stootijzer of koevoet maximaal verplaatsbare gewicht.

Zodra het zinkstuk aan de grond is gezet wordt het zo spoedig moge

-lijk verder afgestort met zware stortstenen. Het stukgewicht van

de zware stortstenen is afhankelijk van de te verwachten aanval.

Het afstorten met zware stortstenen geschiedt geheel met mechanische

hulpmiddelen wanneer dit in hoog tempo moet plaatsvinden en/of het

noodzakelijke stukgewicht per stortsteen te hoog is voor een

ver-werking in handkracht met stootijzers en koevoeten.

Hoewel een vereiste voor goed plaatsbaar zinkwerk is het toch niet altijd

mogelijk een zinkstuk in 3Tijwel stilstaand water aan de grond te zetten.

Boven een stroomsnelheid/~ordt het zinken op de beschreven wijze zeer

bezwaarlijk. Vooral wanneer men bovendien te maken heeft met een stroom

-beeld ter plaatse van de zinking waarbij de stroomrichting in de bovenste

meters van het profiel een andere richting heeft ten opzichte van de

stroomrichting in de onderste meters van het profiel

Het zinken in een dergelijke situatie kan slechts geschieden door zeer

ervaren personeel en onder het gebruikmaken van een verankeringsmethode van

het zinkstuk. Ook hier geldt dat het ballasten, het lossen en het nastorten

van het zinkstuk tijdens het zinkproces geschiedt in een zodanige volgorde

dat het zinkstuk stroomopwaarts van de sterkste stroom een weinig dieper ligt

dan het stroomafwaartse gedeelte.

/= van 1,00 à 1,50 meter/seconde

4.5.2. Het kraagstuk.

Het aan de grond zetten van een-kraagstuk geschiedt op een

afwijkende wijze.

Nadat het kraagstuk naar de plaats van zinken in het werk is

versleept geschiedt het aanbrengen van de stortsteen vanaf de

aansluiting van het kraagstuk aan het te beschermen werk en in

de richting van de helling van het kraagstuk.

De volgorde echter van het aanbrengen van de lichte stort stenen

van circa 10 kgf tot 60 kgfstukgewicht en het nastorten met de

zware stort stenen van b.v. 120 kgf tot 200 kgf stukgewicht.

geschiedt in een andere volgorde dan voor het zinkstuk gebruikelijk.

Door het ontbreken van de traditionele betuiningsvakken op het

kraagstuk is de steunende bergingsruimte voor de stortstenen in

deze vakindeling belangrijk minder geworden. De wiepen vormen nu

deze bestortingsvakken.

Zou men, als traditioneel gebruikelijk eerst dB hallaststortstenen op het

kraagstuk aanbrengen dan zouden de wiepenvakken door deze ballasting

vrijwel geheel gevuld raken.

Op de onderwater gelegen helling en op de vulling met de lichte

stortsteen zou de zware stortsteen weinig weerstand ondervinden bij

sterke waterbewegingen ten gevolge van storm of golfslag en kunnen

afglijden tot buiten het kraagstuk. Afgegleden stort stenen zijn

voor de bescherming verloren.

Het is beter het aan de grond zetten van een kraagstuk tot stand

(18)

stortstenen, te beginnen bij de aansluiting aan het te

beschermen werk, zo goed mogelijk over het kraagstuk te verdelen. Pas nadat de zware stortsteen over het kraagstuk is verdeeld dient de lichte stortsteen over het kraagstuk te worden aangebracht. Deze lichte stortsteen zal zich namelijk tussen de zware stort

-stenen nestelen. Door het effekt van de golfbewegingen zullen de kleine stortstenen zich vast kunnen wrikken tussen de zware stort

-stenen. De zware stortsteen zal hierdoor vaster komen te liggen op het kraagstuk. De bewegingen van de zware stortstenen die schadelijk kunnen zijn voor de vullagen en het daaronder liggende zandkerendej waterdoorlatende kunststofweefsel worden door dit vastwrikken afge

-remd.

Eventueel noodzakelijke nastortingen met zware stortstenen kunnen hierna plaatsvinden met een geringere kans op verlies van het kost

-bare beSDrtingsmateriaal op het kraagstuk.

Op de bijlage 55 is de gang van zaken tijdens het aan de grond zetten en afstorten van een kraagstuk geschetst.

4.5.3. De stortsteen.

Voor de bestortingen van zink- en kraagstukken is steen benodigd met een zo hoog mogelijk soortelijk gewicht en een redelijke weerstand tegen erOSle.

Voor het ballasten wordt stortsteen gekozen met een maximaal stukgewicht dat nog redelijk in handkracht kan worden gehanteerd of met een stootijzer of koevoet over boord kan worden gezet.

Voor het nastorten gebruikt men stortsteen met het voor de te trotseren aanval noodzakelijke minimale stukgewicht. De verwerking hiervan kan in handkracht met stootijzers e.d. geschieden voor het over boord zetten en voor zeer zware stortstenen met mechanische hulpmiddelen.

Op de bijlage

56

is een diagram weergegeven waarin de relatie tussen de stukgewichten, de stroomsnelheden en de diameter van de steenstukken bij een soortelijk gewicht van

2

,

65

en het begin van het meeslepen door de waterstroming.

De gemiddelde stukgewichten van stortsteen zijn o.a.

voor ballast stortsteen voor nastorten en afstorten

10 - 60 kgf 80 - 150 kgf

lichte stortsteen middel zware stort

-steen

idem 120 - 200 kgf zware stortsteen

idem 150 - 300 kgf idem

idem 250 - 400 kgf idem

De aangegeven stukgewichten per soort stortsteen zijn de mlnlma en de maxima van de stukgewichten die in een te leveren partij stortsteen in redelijke onderlinge verhoudingen mogen voorkomen.

juli 1978.

(19)

LITERATUURLIJST

15

Lit.no. aanwezig of

verkrijgbaar

titel schrijver

2 3 Constructies van rijshout. Zee- en rlVler -werken.

rapporten met betrekking tot; Treksterkte en rek, N.E.N.948 Zeefanalyse Waterdoorlatend -heid gewicht en barst -druk L.G.de Bree 1920 Biblo Civ.Techn. T.R.Delft. uitgever; Oosterbaan en le Cointre Goes P.J.Colijn 1921 Bibl.Civ.Techn. T.R.Delft. uitgever; van Mantgem en de Does Amsterdam Vezelinstituut T.N.O. Delft Waterl. Lab. Delft, T.R.. Waterl. Lab. Goor. T.N.O. Delft. Waterl. Lab. Delft, T.R.. Waterl. Lab. Goor Kon. Ned. Textiel

Lab. Goor.

Kon. Ned. Tex

-tiel Lab. Goor.

Voor het Waterl. Lab. te Goor en het

Kon. Ned. Textiel Lab. te Goor inlichtingen via Nicolon n.v. te Enschede.)

(20)

Dwarsdoorsnede van de oude zeedijk bij Enkhuizen voor de

aansluiting van de Markerwaarddijk.

:.;.

I I

lage wilgestobbe met eenjarig hout.

lage viLges tobbe met meerjarig hout. knotwilg voorboerengeriefbout .

(21)

Ontschillen van devilgesliet . 2,20m Î ~ " trekrjebt j ng

-b

De ontschilde vilgesliet wordt in tweeëngespleten.

Op de goede lengtemaat voordehoepel wordt de gespleten sliet voorzien vantwee "hakenft•

harington eex, 0,50 m botertonnetj e max. 0,50 m ~--- ---?-J

\\

\

/1

/

UI

De hoepels worden aangedreven rondom de losse duigdelen gemonteerd aan een ingeklemde bodem.

circa 0,20 m

Het aanleggen van de lus in de ~ie~- enknijpband.

__

--

~

k:~~~~

)~

!

~~~~~~@ De kn .pband wordt om de iep geslagen en do de lus gesto n, De knijpband wordt aanget.rokken. Alsdeknijpband zo strak

mogelijk is aangetrokken

wordt de knijpband ter plaatse

van het buigpunt getordeerd,

zie detail onder.

Na het torderen wordt de knijpband

onder zichzelf doorgehaald en

strak aangetrokken. I I I ~ ~

~~----~---L---~0~D-g~e7t70r-a~e~e~r~d~---~---g-e~t~o-r~d~e~er~d:-d~e-e~l---~----~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

c: 0 ~~ 0

1,20 m 1,20m

(22)

TRA:JITIONELE CONSTRcCT~Et-lETHODE.

Het principe van de samenstelling van een zink- enkraagstuk metresp. onderroosterwerkt vullagen en onder-z-oos-ter-vej-j;,

Het vlechting van een betuining

--.1L-van bovengezien.

b o

00JI:

=

vlechtla geheel onder t gemaaktewe

5.

(23)

19

DETAIL VAN DE OPBOUW VAN DE VULLAGEN.

'1.

bovenroosterwerk

--

-

---~---ruimte voor debovenst.e helft vaneen dubbele vullaag, een af'trek/ optrelr..laag.

De losgesneden bossen rijshout kunnen met de twi.agen in één richting of kruislings t.o.V. elkander

in de vullagen vorden verwerkt. In het geschetst~e voorbeeld is het riet tussen de bovenwiepen van bet onderroosterwerk gelegd en het rijshout in één richting.

~ bcvenrccet.er-ser-s

Cl

=0

_

~

I

ruimte voor de onderste helft. van een dubbele vullaag

~--~

, een uitschotlaag.

rietYllllillg

;-a

:~

:

~

if!

:::~::~~

~

;

:

-

~

::

:(J

B~:2TI

a;:::

-

:

~H~

a

::

~

- _.- -!!I"

Kunststofweefsel van tesamengedrukte smalle repen kunstst.of met grote zanddichtheid.

(24)

Multifilament kunststofweefsel met grote sterkte (foto Nicolon, Enschede)

(25)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

11

I

21 ,\ ": I '

"

I

I 1I1

I

I

I

(

,

\!

I I

1

1 1

.

.

1

I

1

,

\

1

1

1

1

.

\

1

"11

1

'

1

1

1

.

~ J I ., :

t

,

t

I

I

\

" 11

1

1

1

1

11I

J

1

1

1

1

.

1

:

1

1

1

1

1

\

'

.

1

1

'

ld

.

'

1

1

I

I

I ~

l

i

l

!

I

1'1111

l

i

,

I

I

~

1

1

1

, 1\

11

11\,1

1

1

,

11

1

'

1

1

'

1

1

.

I

1

,

1

'

I

l

i

••

,

!

',1

1

1

1

1

,; '1&1 .

'Monofilament kunststofweefsel met ronde draad en vaste maaswijdte. Goed waterdoorlatend.

(26)

Multifilament kunststofweefsel met grote sterkte en zanddichtheid.

Mono/multifilament kunststofweefsel met vaste maaswijdte.

(27)

23

Doek van kunststofweefsel met ingeweven, te vullen, worsten.

(28)

gQ

Kunststofcellenweefsel lS dubbel geweven voor het doorvoeren van de

betuiningspalen.

Het kunststofcellenweefsel wordt met behulp van

een derdehand-takel in het werk gespannen. (foto's Nicolon, Enschede)

(29)

25

Na het spannen en vastzetten van het kunststof

-cellenweefsel wordt met behulp van de speciale

handbeugel het kunststofcellenweefsel over de

betuiningspaal geschoven.

(30)

Kunststofweefsel als buideldoek ter bescherming van een duinreep. De buidels worden gevuld met zand.

(foto Nicolon, Enschede)

(31)

27

pe buidel zakken te vullen met zand. De buidels zijn op het kunststofweefsel

genaaid.

(32)

.Kunststofweefsel met een zeer open geweven structuur ten behoeve van aanleggen van een rietkraag. De buidelzakken worden gevuld met rietkluiten.

(33)

29

10.d.

~unststofweefsel buideldoek voor het vastleggen van belopen.

De buidels te vullen met b.v. betontegels.

11.

Het verdelen van de sjorringtouwen over het kunststofweefsel t.b.v.

kraagstukken en het vastknopen van de sjorringtouwen aan de ingeweven lussen.

(34)

"

.'

l.

lMe~t~P.À~;If.I(,:i~.Q~",~1Ci"l.(tWcW;a:q:;~4kill,~t~n l-hetkk.luliS't:s.,tó~eefsel.

V~q~~~l1i VV.iiP~p t1;î:iä.idE2_l_ijW. ~tuk :Z'<llrltler V'llJJlliffien.

De;beide spoelen met

et bindtou,,~draaien t .. v. eLkandez- in

'te:g~gestelde ~ichting.

drukken van het riJshout.

Doordewalsen samen -gedrukt rijshout.

Spoel met

tándtouw.

ZIJAANZICHT

VOORAANZICHT OPSTELLING V~ DEIHEPE!1WIKKELMACHINE.

Goot.methelling voor afvoer van de gewikkelde wi.ep,

en despreiding

Hetbegin enhet einde var. deviep word..vast.gelegd door het samenknopenvan debeide bindtouveinden.

(35)

31

14.

pe wiepenwikkelmachine ln werkopstelling. " '" N 'O" '" '" " bO " I " >t~ 100 t:•.-'j.,-t " N.c

'"

"'" ~ "

"'"

~ c " .0,,-4 C ~ ~ ~ I 'ON 1

~~!

\

'-

__

--

~~:

j .~~~ 1\I stortste~

-.~ :, e

"

1\1

'

t

:

p..;; ~ Vi;r-(.... +)Po.;:::I ç.l; ••• ~g.~ ,. -. Jo.~:f

I·~

g;!; ~ "iep > 0-" wiep ~~ I 1 1nn ~

...

.

..

.

~ ~ I I r I ~ I)

zandkerenden waterdoorlatend Wlsts'tofwedsel

I

1 1

i'.L~..

....

I

r

w

iR

T I

I

1

I

I

s.

= .te~loogte voordestortsteen

~

1111111111

Doormiddel van het bovenroosterverk is deze ruimte en steun voor de stortsteen geschapen.

Tussen en op dewiepen van het onder

-roosterwerk is deze ruimte aanwezig

voordevullagen . ·;:;---..; ..._~oi.I;~~;I.I,;:..:...:~p.j;;IIIi\;~IoIol~

15.

(36)

Voor de sleeppunten inhet ziok- of kraagstuk worden "ver-Loren" trossen

vankorte lengte om het onderroo ster-werken deversterking ter plaatse gelegd.

BOVENAANZICHT•

Zowelhet onderroosterwerk als het bovenroosterwerk vorden vervaardigd in

in een vierkantspatroon van , ~OOmeter.

10

"ver-Ler-en" tros.

r

'."

îl

o • . ...

,

Gang van zaken bij het metbehulp vaneen sleepboot je van de zathe slepen van eenzink- of kraagstuk.

VERVAARDIGEN VAJl EEN BETUINING MET BEHULPVAJl KUNSTSTOFIIEEFSEL, DE z.g. "SPAJlTUIN "

(Zie bijlage no,q<G.voor het speciale kunst st.of'veef'se.Lt.b.v. de "spantuin". )

J

onderli~e afstand tussen de:tuinpalenl van 0 5,0mtot bVI 1 00mI

reeds "reae- I' I .4A .o..Jl. betuin 1 enz, ~7 ,0 derde handtakel

-'I

--EenIe ~e van b 50m kuststofVe sel, br-e d b.v. 0,40 Intwor4 metbeh~P van e derdehndtJlel gespannennadat het begin ln het ku stofveef el om pa nosI is gelegd. Het onge~~nnenveesel blij tot na et spannenvrij van de palen 2-5

Na het spannenhet kunststofveefsel over paal no.50schul.ven.

stalen handbeugel voor het openen

van een paallus. Dehandbeugel is in de paallus gezet.

o

Met behulp van de handbeugel kan het gespannen

over depalen 2t/m 49vorden geschoven. Door de handbeugel 900te draaien wordtde

paallus geopenden kan deze lus overde eerder ingeslagen paal worden

van het kunststof\.reefsel over de palen 2t/m 49 kan

Dvarsioorsnede van een sloot voorzien van spanbetuining.

50meter kunststofwee:fsel wordt door het spannencirca 3meter

langer.

Hiermedeis de optimale spanning bereikt.

-t-0,20

===t

0•10 'A .'~

16

.

n O. enz..

(37)

33

VOORBEELD VAlI HET AAnBRENGEN VAN EEN "SPANEETUINING" MET .BELOOPBESCHERMINGVAN KUlISTSTOFWEEFSEL.

( Ziebijlage no.6c voorhet speciale kunststofveefsel t.b.v. de "spanbet.ui.ni.ng",)

Voor de hieronder geschetste verwerking vankunststofweefsel wordt de voor de betuining benodigde breedte vermeerdert met de strookbreedte nodig geacht voor de bescherming ven het opgaande beloop via een inzaai met graszaad onder dit weefsel.

i

Nà het inzaaien metgraszaad, van het.

~

,

{!

goedvlak afgewerkte ,beloop \IOrdt, \ \ \ x deextra-breedte aan/des~pan-i \\\\1.'.:"

betuining met stalem I. .

beugeltjes op het " :'.

beloop vastgezet·Vlr Ir' '. .

,

r

~{

,

Het kunststcfweefsel wordt ter-jr-- f-r

plaatse van dedoorvoering van ~.

depaal slechts voordehelft

vanhet.çi.nfeite dubbele, i,20

weefsel doorg.::;e~Sn:l:e:::d~e<!n;:...,...,,..-"7""-..~.__"''''''''.. ~-'-,...f ++--''--_-,/<_

',...

18.

Hetgras groeit dóór het kunststofveef

-heen, Het kunststof'W'eefsel moet derhalve goed aansluiten op het grondvlak, Besteedt men hier te weinig aandacht aan danis·de kans groot dat het grasgewas

onder het kWlststofveefsel blijft en het weefsel uiteindelijk van het beloop wordt gedrukt. TIJDELIJK KRAAGSTUK 0,10

I

Vers

19.

Deconstructie kan bestaan uit een enkel roosterwerk met zandkerend/ waterdoorlatend xunat.at.orveet'sej • '"

.

:>

~

wiep I IHe Ivi I roosterw rk besta kantsnet van één uit een eter. Op lk

erking m "extra w epen er laatse v ~ de sle ppunten.

t

~--

--

*-

--

~

~

--

~

~~

-*

--

--

~

---\

1

/

wiep wiep

I

kr he kw

spunt.is het roos erwerk.me zandkere ci/waterd brlatend tstof'wee sel verb nderr,

viep

Bovenaanzicht

-

--

--

---2,00 overlapping t,b,v,

deonderlinge aan

-sluiting.

Zie voor het inslepen van de tijdelijke kraagstukken de foto's ncs, 6t/m 12.

:... ;..-r.

; ""

(38)

De sleepboten hebben "strak" gezet. De dragline staat stand-by.

De dichtstbij trekkende sleepboot loopt iets achter.

20.

(39)

35

.Het achterlopen van de dichtstbijzijnde sleepboot 1S

gecorrigeerd.

~e dragline corrigeert door geleidelijk trekken de situatie. van het tijdelijke kraagstuk.

(40)

De dragline vermindert de trekkracht. De sleepboten doen de rest.

!lolt

.

,Het tijdelijke kraagstuk is netjes in de raai gelegd.

Het kraagstukgedeelte voor de onderwaterhelling drijft nauwelijks.

(41)

37

-Het tijdelijke kraagstuk is aan de grond gezet met stortsteen

met een stukgewicht van 60 kgftot 150 kgf.

Deze stortsteen wordt later weer opgenomen en verwerkt in

definitieve bestortingen. Verlies in dit geval circa 10%.

27.

Na een lichte storm met

windkracht 7 à 8 blijkt

de zandkerende werking

van het kunststofweefsel

(zie bijlage 8a~;

De stortsteen van 60 - 150 kg

is redelijk op de plaats

gebleven.

Plaats van uitvoering in

het IJsselmeer bij Andijk

(42)

DEFINITIEF' KRAAGSTUK/ZINKSTUK,

Eendefini tief zink- en kraagstuk bestaat uit een onder- en bovenroosterwerk waartussen een aantal vullagen van kruislings ten opzichte van elkander verwerkte losgesneden rijshoutbossen.

v -c v -e

..

o" 0'" >N

zandker.end/waterdoorlatend kunststof'w'eefsel

ZINK- OF KIlAAGSTUK VNi BAMBOE.

zandkerend/waterdoor 1 at end kunst.et.orveeraej

(43)

39

h"Fl' AANLEGGEN VAN DE KNOPENVOOR DESAMENSTELLING VAN WIEPEN VAN b.v. BAMBOE,'

KRAAGSTUK.

Geheel vervaardigd van zandkerend/vaterdoorlatend kWlststof'weefsel met opgenaaide zakken. De inhoud van de zakken is afhankelijk van het gewenste gewicht per vierkante meter. Het kunststofveefsel van deta.ludbeschermingbovenwater en het ltunststofweefsel van bet kraagstuk moeten onder de steunbalk. van ongewapend beton worden aangebracht.

Bij een dergelijke constructie worden de onderlinge delen vande kraagstukken in het werk aan elkander genaaid.

I I I I I

roOooood1

Ig~~g~~~1

mmE

::.run:2

wordt bepaalddoorhet

gewenste gewicht/m2. DENK AAN DE BESCHERMING TEGEN

U, V ,BESTRALING!

1,00

1

~

De zakken~~!=!?het waterpeil vullen met b.v. steenslag enafdekken met een metdehand aante brengen betondeksel. De zakken onder bet waterpeil vullen metb.v. eengeprefabriceerde betont egel vanvoldoende gewicht.

(44)

'32.

.

MADAGASCAR, delta rivier MANGOKY.

Aanzicht van het dijkbeloop afgedekt met kunststofweefsel type 8c.

Op dit kunststofweefsel komt een bescherming te rusten van "beton

-pénetré", t.w. vuistgrote steenbrokken in een laagdikte van 0,20 m in het werk gepenetreerd met beton. Totaal dikte van de "beton

-pénetré~bescherming afhankelijk van de aanval 0,20, 0,40 of O,60m.

Het voorland is geëgaliseerd t.b.v. de aan te brengen kunststof

-weefselbescherming met opgenaaide buidels c.a..

Het kunstgofweefsel met de opgenaaide buidels is op het voorland uitgespreid en aaneengenaaid.

Van links naar rechts achtereenvolgens het vullen van de buidels met steenslag, het afdichten van de gevulde buidels met een prop verse beton en het vochtig houden van reeds afgedichte buidels.

Aan de voet van de dijk de steunbalk van ongewapend beton t.b.v.

de steun voor de beloopbescherming van de "beton-pénetré" en het

vasthechten van het kunststofweefsel voor de voorlandbescherming.

(45)

41

Het spreiden van de vuistgrote steenbrokken voor de beloopbe-·

scherming. Op de voorgrond reeds gepenetreerde steenbrokkenlaag.

De breedte van het beschermde voorland bedraagt hier circa 40 m.

35.

Het beschermen van de kop van de dijk eveneens door middel v~n

kunststofweefsel met opgenaaide buidels. .

De buitenste rand buidels is van een tweemaal groter formaat dan

de normale buidels en bovendien enigszins ingegraven als een

(46)

Detail van de ingegraven buidels aan de rand van de voorland

-bescherming.

De afdichting van de vulling met steenslag met een prop verse beton moet nog plaatsvinden.

Detail van de met steenslag gevulde en met een prop verse beton afgedichte buidels van normaal formaat.

"56.

(47)

4

3

ZATHE VOOR HET VERVAARDIGEN VAl!ZINK- EN-KRAAGSTUKKEN.

1

1

11

11\r

"/Ill/l 'I

I~

1

!

I

I

tJ

Ve1aardigen

I

I

I

I

I

I

I

I

~---~I

r~---~

De afmetingen worden bepaald door de grootste

-

zink- en kraagstukken~

DOKJE TEN BEROEVE VANDE VERVAARDIGING VANZINK- ENKRAAGSTUKKEN.

Wanneer geen gebruik kan worden gemaaktvan een plaatselijke getijdenverschil moet door middel van bemalen het wa.terpeil

binnen het dokj e vorden beheerst.

Hetgearceerde gedeelte

van het dijkje moet

ten behoeve van het

uitslepen van de stukke

vorden verlaagd en na

dit uitslepen weerop

hoogte worden gebr-acht,

tingen van het geheel in grondwerk, voldoende ",. rkerend,

te maken .e worden bepaald door de grootste te vaardigen

zink- en kraag

(48)

.40

.

Zathe t.b.v. de vervaardiging van definitieve zink- en kraag

-stukken. Het glijvlak bestaat uit een zware kwaliteit bekistings

-multiplex.

Onderroosterwerk in uitvoering.

Op de voorgrond gerede wiepen en opslag van rijshout voor vullagen.

I. . I

IHet bi.ndt.ouv door de ~ng~weven lus halen en vastknopen.

~----

.

---,

I

I

:

I

I 1 I 1

I

I

I

I

I 1

1

_______

_

1

~----

-

--. ---

1

/

I

I

I

L _j

rNahet aant kke de sjorring tegen I

Ischulven ve zeke en mettwee "halve I Isteken" op et 0derliggende touw. I

I

I

I I

I

I

·

j ~

I

:

(~"U:I---

___'

L

__

J_L

1

Tijdens het aanbrengen van de vu.llagen

het bdndt.ouvbij elk kr-ui spurrt vande

wiepentijdelijk vastz.etten aan een

(49)

KllAAGSTUK•

De bovenste vi epen van het bovenroosterwerk moetenloodrecht staan op deafschuifrichting vande

stortsteen

ZINKSTUK.

De bovenste wiepen van het bovenroosterverk moetenloodrecht staan opde

heersende stroomrichting.

DWARSDOORSNEDEVANEEN KllAAGSTUK.

----------

---., :::-."">:.,":.~-:,"::.:-,,.-','.'~';'.

\

s.

steunhoogte van de stortsteen in

het bovenraosterwerk.

1.2.

KNOOPVERBINDING VAN HET ONDERROOSTERWERK(MET ZANDKEREliD/WATERDOORLATEND KUliSTSTOFWEEFSEL) MET HET BOVEliROOSTERWERK.

Na bet aa.."ltrekkenvan de sjorring

de touwverbinding tegen schuiven verzekeren met twee "halve steken" op het onderliggende touw.

Zie tekening no.' 9.

De in dit geval twee vull~err worden tuseen de viepën vanhet onderroost'erwerk en kr-ui aLi.ngs t.o ..v ; elkander.aangèbracht.

.43.

Na het aanbrengen

van devuJ.l.agen

.worden de wiepen

van het bovenroos

-terwerk ui tgel.egd.

Voor de touvverbinding van het onderroosterwerk met het boven

-roosterwerk wordt dekno

opver-binding gebruikt zoaJ.s deze op

tekening no.19endetail is aangegeven.

Tijdens het leggen van de touw

-verbinding de beide roosterwerken

(50)

DETAIL VAN DE AANSLUITIl,G VAN EEN KRAAGSTUK OP DE TAIUDBESCP.L1!!-lING.

DWARSDOORSIIEDE.

I;le overlap van het _kraagstuk, . met een minste breedte van

1,00meter kWlststof'veefsel,

wordt opgevouwen tussen het .

teenschot en het kraagstuk.

Met een korte vouw wordt het kunststof'weefsel door middel van een doorspijkerde lat gehecht aan het teenschot . Bij hardhout, b.v. Azobé,

stalen nagels gebruiken.

\

en

~5.

Het kunststofweefsel van het kraagstuk is met voldoende speel -ruimte aan het teenschot van Azobéhout vastgehecht. Op de foto

is dit niet zichtbaar.

Het kunststofweefsel t.b.v. het opgaande beschermingswerk voor

het beloop is door middel van een Azobé-lat gehecht aan dit

(51)

Lt6.

Op het zandkerend kunststofweefsel is de spreidlaag van grind

t.b.v. de te stellen betonblokken aangebracht. Op de onderste

rij is inmiddels een regel van betonblokken gesteld.

Vóór het aanbrengen van de asfaltbetonbekleding wordt het kunst

-stofweefsel aan de betonblokken met warm asfalt vastgekleefd. Aan

·de linkerzijde (IJsselmeerzijde) van de dijk is hiermede een goede

overgang verkregen van de betonblokkenbescherming naar de asfalt

-betonbekleding.

Aan de rechterzijde sluit de asfaltbetonbekleding aan op het

teenschot. Minder aangevallen zijde.

De dijk is geheel in zand uitgevoerd. De asfaltbetonwerkzaamheden

(52)

DE RANGSCHIKKING VAl, DE OVEPLAPPEN AAN ZIIlK- EN KP.AAGSTlJKKEN.

KRAAGSTUKKEN.

f

I

De overlappen ven lr.raagstukken tussen de

l L

lover~ap

I

onderling aanslui tende

+o~

stukken teru:ri.nste twee meter breed houden .

- 1'---1--overtap

r

-48.

1

I

i

I I '!overlap leverlap r

De overlap voor de aansluiting aan de t.e.Ludbeschermîng tenminste 00 meter breed. ZINY..5TUKKEN•

---- II

==:

1e

.

I

I

De overlappen van zinkstukken tussen de onderling aanslui tende s-tukken

tenminste twee meter breed houden. 15

--

-

-

-

---

....

-over-Lau 9. over-Lap I I I I ~... --;':-- e-I 5. b, 11. 12..

-

..

-.+<werlappen -t-I I I IL-I _

:..-

1-

--- 1---I I I I ~+overlatJ 10.

!

1':5,

-;-

i

20.

-1

I

l~

,.

o~

l

o__

o

_

~

~-

-

----

-

--~

I-~

4.

1, 7.

-FfF

I I I I I 1._1 _ I I I I I I 1.4.

---

tr-

1

!

19 I : . I 1-.... --I I I I I I I Q. 3. B.

overlap ...ov.rerlap o#-:-verlap ----.1-;.-.o'verlap---J...J.-overlap

De overlapping van het kunststofweefsel is in dit geval twee meter breed en wordt "uit"-gehouden tijdens het zinkproces door de verlengde wiepen van het onderroosterwerk.

(53)

49

Plaatselijk schadeverschijnsel over enkele kilometers lengte.

Op het tijdstip van de foto is de windkracht circa 7 en met

afnemende kracht.

Situatie IJsselmeer.

Op.het nog jonge dijkbeloop is nog geen grasgroei aanwezig.

Voortgezette schade door de aantasting van het grondlichaam

zonder grasmat.

50.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Autor wychodzi od przypomnienia najda- wniejszych dziejów katechezy, od okresu pa- trystycznego (do V w.) odznaczającego się troską o gruntowne przygotowywanie katechumenów do

O becnie jeist on po

Et même si ces actes sont commis par les ribauds, composante spéci- fique de l’armée des croisés, auxquels les règles de comportement courtois ne

Z wielu posług transportowych i komunikacyjnych, które przez kilka wieków spoczywały na ludności ziem polskich, najbardziej trwały oka- zał się obowiązek

Dominującą rolę anioła oraz symetryczną kompozycję posiadają także bi­ zantyjskie przykłady, które pochodzą z manuskryptu z klasztoru na Górze Athos (il. Zarówno w

Jedną z wiodących postaci tego ostatniego nurtu jest Leo Treitłer, który jest również twórcą tzw. Według niej, kantor nie odtwarza oryginału, łecz ostatnią, zapamiętaną

Łukasiewicz Elżbieta, Hałasa Marian, Sprawozdanie z działalności Ośrodka Ar- chiwów Bibliotek i Muzeów Kościelnych przy KUL za rok 1964, 11 (1965)

In general, a mathematical relationship is found between the Green’s function associated with the locations of two receivers (i.e., the response, observed at one of the receivers, to