6 BK IN DEPTH
B NIEUWS 06 6 FEBRUARI 2012REAL EST/ E & HOUSING (RE IS EEN LEERSTOEL RIJKER " DE BENOEM NG VAN VINCENT VAN GRUIS ALS HOOGLEF
NIEUWS SPRAK MET HEM OVER ZIJN NIEUWE TAAK, DE FUNCTIE VAN WONINGCORPORATIES, DUURZAAMHEID EN ZIJN TOEKOMST-| VISIE VOOR HOUSING MANAGEMENT
DOOR IVAN THUNG
Prof.dr.ir. Vincent Gruis studeerde in 1996 af in
Bouwl<unde Delft in de masters Real Estate &
Project Management en Volkshuisvesting.
In 2001 promoveerde hij met zijn dissertatie
"
Financieel-econo-mische grondslagen voor woningcorpora-tiesundamentals for
housing associations". Tevens zit hij in de
raad van toezicht twee woningcorporaties en
is hij bestuurslid van de Vereniging Onroer-end Goed
Onderzoek-ers N e d e r l a n d .
Vincent Gruis hield op 3 februari zijn
int-reerede 'De Werkbare Woonmaatschappij.
B Nieuws: Vanwaar ben je
geïnte-resseerd geraakt in Real Estate & Housing?
Vincent Gruis: Dat is bij mij een redelijk vloeiende ontwikkeling
geweest, op de middelbare school was ik al bezig met een
combi-natie van exacte en creatieve
vakken, wiskunde, natuurkunde vond ik leuk, en tekenen vond ik
ook leuk. Dan kom je als snel uit op Bouwkunde met het idee dat je architect wordt: dat leek mij
een mooi beroep. Ik raakte echter snel teleurgesteld in de studie
en met name in het niveau van de opleiding. Je kon met twee vingers in je neus die opleiding halen, als je maar je boekje las en je opdrachtjes deed. Toen ging ik
om mij heen kijken en zag dat er op Bouwkunde ook masters aan-bood die ik wel interessant vond.
Bouwmanagement & Vastgoedbe-heer was toen net opgericht, dus ik zat ook bij een van de eerste
lichtingen die Bouwmanagement ging studeren. Daar zat een goede energie omheen: ik heb gekozen door te gaan met Bouwkunde,
maar meer de beleidsmatige kant. Ook Volkshuisvesting, toen een
aparte master, vond ik aantrek-kelijk want daar was een helder maatschappelijk doel. Heel
con-creet, gewoon voor mensen.
BN: Sinds de herijking bestaat RE7H uit vier leerstoelen, met
Housing Management als nieuwe leerstoel. Wat zie je als jullie taak?
VG: Housing op zich is niet
nieuw: het heeft een traditie van meer dan dertig jaar op bouwkun-de. Een aantal jaar geleden had je twee hoogleraren, een was Hugo
Priemus, die dacht voornamelijk na over hoe de overheid kan stu-ren op goede huisvesting voor
mensen, vooral op nationaal ni we zo'n instituut laten bestaan. veau, en Andre Thomsen, die zich dan kom je een op glad ijs. Voor vooral bezig hield met wat je met je het weet, ben je je
handelings-de bestaanhandelings-de woongebouwen kan legimiteit kwijt. Dat zie je bij doen om ze geschikt te houden
voor veranderende huisvestings-behoeften. Thomsen was dus op
woningcorporaties die op steeds meer aan commerciële
project-ontwikkeling gaan doen.
Som-een lager schaalniveau bezig. Het mige activiteiten waren voor de tussenniveau, van
woningcorpo-raties, ontwikkelaars en
beleg-gers, vulden beiden professoren vanuit hun eigen invalshoek in. Voor dat middenniveau hebben we besloten: daar moet eigenlijk
een aparte leerstoel voor komen. De overheid trekt zich terug en
organisaties moeten zelf meer beslissingen maken. Dan moet je dus ook vanuit die instituten
gaan denken. Uiteindelijk zijn dat ook organisaties die veel midde-len hebben en middemidde-len moeten
aandragen om goede gebouwen
te gaan neerzetten en te beheren. De nieuwe leerstoel behandelt dit middenniveau.
maatschappij nog acceptabel toen ze kantorencampussen gingen
ontwikkelen, vroeg de maatschap-pij terecht: "Waar zijn jullie mee bezig, want hiervoor zijn jullie
niet in het leven geroepen."
BN: Woningcorporaties zijn over-heidsinstituties. Mogen ze niet hun eigen lijn trekken?
BN: Over je intreerede, die heet: de werkbare woningmaatschap-pij. Is de woningcorporatie on-werkbaar geworden?
VG: Nee, maar het is wel zo dat woningcorporaties sinds hun
verzelfstandiging in de jaren ne-gentig, continu bediscussieerd worden. Ik heb mijn intreerede
daarom ook geschreven vanuit het werk van Peter Drucker, die veel geschreven heeft over hoe
maatschappijen in zijn algemeen-heid werken, en hij komt tot de
VG: Het is legitiem dat ze hun eigen lijn trekken. Sommige
mensen zeggen: ze moeten weer terug naar de staat, dan zijn we
al die verwarring kwijt. Maar dat is heel erg naief, want dat zou
betekenen dat Den Haag weet wat goed is voor Roermond, wat
goed is voor Groningen, wat goed is voor Amsterdam. Wonen is een lokale en regionale opgave, dat
kun je niet allemaal vanuit Den Haag gaan bepalen. Dan krijg je
een onwerkbare bureaucratie. De instituties moeten zichzelf
dus continu afvragen: Wat moet ik in mijn eigen omgeving doen, om mijn toegevoegde waarde zo groot mogelijk maken? Dat is ook
een van de boodschappen van mijn intreerede: daar zal nooit
een eeuwig geldig antwoord op komen. Het is overigens wel zo conclusie dat wij een samenleving dat de overheid de algemene
zijn geworden van instituties. In-stituties zoals woningcorporaties, die eigenlijk gewoon de diensten die jij en ik willen, leveren. Druc-ker zegt: die instituties laten wij
ook bestaan omdat wij ze om die functie waarderen. Als je te veel
loskomt van die functie, waarvoor
doelen van woningcorporaties
bepaalt en ook wettelijk vastlegt, maar binnen die algemene
doe-len is er veel ruimte voor eigen keuzes.
BN: Is die maatschappelijke
opgave voor woningcorporaties veranderd?
' 3 Ja, een heel belangrijk dilemma voor corporaties is
nu: ga ik me echt focussen op lagere inkomens, want daar is staatssteun voor te krijgen, of trek ik me toch ook aan dat huishoudens met lagere
mid-deninkomens moeilijk betaalba-re woonruimte op de markt
kunnen vinden. Dat heeft veel te maken met het feit dat in Nederland de
huur-sector lang gereguleerd is. De huurprijzen zijn lang met
zaamheid.
VG: Duurzaamheid is voor mij
een belangrijk aspect. Dat kun je vanuit sociaal opzicht
beredene-ren: als we niet verduurzamen dan doen we het milieu en ook
onze kinderen geen goede dienst Maar er is ook een bedrijfsmatig belang bij. Als je kijkt naar de
ontwikkeling van de woonlasten, zie je dat een steeds groter deel
met grote huurderving, wat veel kostbaarder is dan als je ervoor
zorgt dat de energielasten be-perkt blijven.
zr~: Wat zijn, naast duurzaam-heid, de belangrijkste
uitdagin-gen voor housing management?
VG: De belangrijkste uitdaging is om studenten richting
afstu-deeronderwerpen te trekken die gaan over het verbeteren
WONEN IS EEN LOKALE
van de woningvoorraad.OPGAVE, DAT KUN JE
NIET ALLEMAAL UIT
niet meer gestegen dan de
HAAG BEPALEN
inflatie, terwijl de koopprijs in jaren met economische
opgang juist sterk zijn geste-gen. Er ontbreekt nu eigenlijk een middensegment op de
woningmarkt. Woningcorpora-ties zouden zo'n gat voor een
gedeelte kunnen vullen.
: . Een ander thema dat op deze faculteit heel erg leeft is duurzaamheid. Wat doet Hou-sing Management met
duur-bestaat uit energielasten. Zeker in de goedkopere voorraad zal je na een aantal jaar zien dat
een inwoner meer betaalt aan energie, dan aan huur. Als in
een sociale huurwoning iemand inwoont met een lager inkomen, bestaat er het risico dat ze of hun
energie, of hun huur niet kunnen betalen. Als je wacht tot je dat
punt bereikt krijg je te maken
Wij hebben wel constant een aantal afstudeerders, maar als ik kijk naar de
verhouding tussen het
aantal afstudeerders dat kiest voor de
woningvoor-raad en dat kiest voor
andersoortige opgaven, en ik dat vergelijk met echte opgaven in
het veld, is het bijna de omge-keerde wereld.
BN: Zou het dan beter zijn om in de masterfase al te specialiseren in bijvoorbeeld Housing Manage-ment?
"73: Ik denk dat je in deze ar-beidsmarkt gewoon een goed verhaal moet hebben over je
toegevoegde waarde na je afstu-deren. Specialisatie is dan beste manier. Dan kun je zeggen: ik
heb tijdens mijn studie al bewust gekozen om me met deze opgave bezig te houden. Ik zag dat die
opgave groot en belangrijk was, en dat ik daarmee toegevoegde waarde kan hebben. Wat je ziet in de woningsector, is dat er min-der nieuwbouw is, maar meer
renovatie en onderhoud. Want als je minder nieuwbouw hebt,
be-tekent dit dat het bestaande lan-ger mee moet. Werk is er dus er altijd, het is alleen net een beetje ander werk. En dat is het mooie: in deze sector is nog voldoende
te doen. Daarom zoeken we nu de samenwerking met onder meer
RMIT. Zij waren eigenlijk alleen maar bezig met monumentale
panden, maar hebben nu gelukkig ook ontdekt dat er een hele voor-raad 'gewone' woningen is waar wat mee moet.
BN: Wat zou je in van het onder-wijs nog willen bereiken?
Ik zou graag weer een ontmoe-tingsmoment creëren voor
stu-denten van de vier verschillende richtingen. Wat ik zelf hoor van studenten die twee jaar in de master hebben gezeten, is dat
er toch een beetje een vooroor-deel bestaat over studenten van een andere richting. Als ik het
chargeer: onze RE&H studenten vinden architecten eigenwijze
drollen, en de architecten denken: dat zijn die managers, die denken aUeen aan geld, en lopen in een
blauw pakkie. Dat is erg jammer, want in het werk komen ze erach-ter dat ze het gewoon met elkaar moeten doen.
BN: Want hoe ziet de ideale stu-dent er voor jou uit?
VG: De ideale student is voor mij een student die heel goed begrijpt wat hij zelf kan, en vandaar uit
openstaat voor samenwerking
met anderen en ook respect heeft voor wat anderen kunnen en
inbrengen. Je moet beseffen dat je vanuit een bepaalde discipline
en paradigma kijkt, zodat je ook waardering kan opbrengen voor