• Nie Znaleziono Wyników

Aardgasproductie op de Noordzee: Het ontwerp van de eilanden A en B

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aardgasproductie op de Noordzee: Het ontwerp van de eilanden A en B"

Copied!
123
0
0

Pełen tekst

(1)

R.G. Braat \,./

I

E. Kingma Î A.R. Punt .. t

TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT

AFDELING DER WERKTUIGBOUWKUNDE

(2)

Begeleiders:

Ir.P.A.M.Grootscholten

Dr.S.J.Jancic

Drs.F.A.Meljer

R.G.Braat

Jacoba van Beierenlaan 9

2613 HT

Delft

Tel: 015-135953

E.1Cingma

Roland Holstlaan 417

2624 HL Delft

Tel: 015-568835

A.R.Punt

Roland Holstlaan 578

2624 GW

Delft

Tel: 015-561477

{

(3)

Samenvatting en conclusies.

In dit verslag wordt ingegaan op

gas/condensaat-winning op de Noordzee.Op 2 gasvelden in het Deense

deel van de Noordzee (A en B) wordt gas en condensaat

geproduceerd. Beide gaan per pijpleiding voor verdere

behandeling naar een centraal verwerkingsplatform (C).

Voor gas- en condensaattransport per pijpleiding

mogelijk is,moeten ze een aantal bewerkingen ondergaan.

Zo moet water verwijderd en het dauwpunt van het gas

omlaag gebracht worden.Het eerste om hydraat (bij

gastransport) en corrosie (bij condensaattransport)

te voorkomen; het tweede om geen condensatie van het

gas te krijgen in de gaspijpleiding.

Uit de door ons verrichte studie isgebleken,dat

het ruwe aardgas het best behandeld kan worden door

een flow temperature separation'.Van deze procesroute

is een flowschema te vinden in bijlage V.

De berekeningen stoelen voornamelijk op de berekening

van evenwichtswaarden en molaire enthalpieën,waarvoor

resp. de methoden van Peng-Robinson en Lee-Kesler

gebruikt zijn. Een complicatie bij de methode van

Lee-Kesler is,dat de berekeningen voor het

coëxistentie-gebied onzeker zijn.Dit bram tot uiting bij de

bereke-ning van de vloeistofsmoring,waar de temperatuur over

de smoorklep steeg.Alternatieve methoden waren niet

voorhanden of ongeschikt.

Gezien de aard van de methoden en het hoge aantal

,

componenten (19) was veelvuldig gebruik van de

computer bij de berekeningen noodzakelijk.Het vrijwel

ontbreken van computerprogramma's,die derhalve zelf

geschreven moesten worden, gecombineerd met de

gebrek-kige kennis van computergebruik resulteerde in het

feit, dat een groot deel van de beschikbare tijd

gestoken moest worden in het berekenen van de

massa-en massa-enthalpiestrommassa-en,met als gevolg dat er weinig tijd

(4)

overbleef voor de overige berekeningen.

Bij een gasproductie van 250 Mscfjd (eiland A 50 Mscfjd,

eiland B 200 Mscfjd) bedraagt de condensaatproductie

(5)

Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies Inhoudsopgave 1. I n 1 e i ding 2. Ontwerp proces 2.1 Randvoorwaarden 2.2 Gegeven situatie 2.3 Alternatieve routes 2.4 Keuze ontwerp

2.5

Ontwerp procescondities

3.

Ontwerp apparaten 3.1 Berekening apparaten 3.1.1 Hogedruk warmtewisselaar 3.1.2 Hogedruk liquid knockout

3.1.3

Gas- en vloeistofsmoorklep 3.1.4 Low Temperature Separator 3. 1 .5 Scrubber

3.1.6

Water/condensaatsettler 3.1.7 Water-cleanup

3.1.8

Gaspijpleiding AB en BC 3.2 Algemene berekeningsmethoden / 3.2.1 Evenwichtswaarden koolwaterstoffen, N 2, CO2 /

3

5 7

.

7 S 8 12 1 5 17 17 17

18

19 20 . 24

25

25

26 27 en H 2S 27 3.2.2 Enthalpie koolwaterstoffen, N 2, CO2 en H2S 27 3.2.3 Oplosbaarheid H 20 in de gasfase 29 3.2.4 Dimensionering settler

3.3

Werktuigbouwkundige richtl ijnen

4.

Lijst van gebruikte symbolen

5. Literatuur 29

30

32 34 /

(6)

Figuren 35

Tabellen 38

Bijlagen:

Alternatieve procesroutes

I I Stroomschema smoorberekening en vergel ijk berekenings-methoden Low Temperature Separator

I I I Listings van de gebruikte computerprogrammals

IV Ontwerp gasverwerkingsstraat

(7)

Hoofdstuk

1

Inleiding.

In het kader van de G-opdrach t ,waarin een groep

studenten Werktuigbouwkunde en Chemische Technologie

samen aan een project werken,dit jaar een opdracht

van Shell.In het Deense deel van de Noordzee houdt

Shell zich bezig met een olie- en gaswinningsproject.

Er

zijn 2 gasvelden (A en B) en een olieveld (D).Op

gasveld A staat een gasproductieplatform (A) ,op gasveld

B staan

4

platforms (B) en op olieveld d staat een

olieproductieplatform (D).Er is een centraal

ver-werkingsplatform C met een gaspijpleiding naar het

vasteland. Voor een meer uitgebreide uiteenzetting

wordt verwezen naar de voorstudie /1/.

De G

-

groep is gesplitst in 3 groepjes,die ieder een

deelopdracht kregen. Onze groep de gasproductie op

gasvelden A en B.Hler moet gas geproduceerd worden,

dat droog is (geen hydraatvorming) en een voldoende

laag koolwaterstofdauwpunt heeft (geen condensatie).

Het is dan geschikt voor transport per pijpleiding.

De gaspijpleiding loopt van platform A via B naar

platform C.Het aardgas,dat uit de reservoirs komt,moet

hiertoe een behandeling ondergaan.Hierbij komt water

en condensaat (zwaardere koolwaterstoffen) vrij.Dit

condensaat is een waardevol product.Het wordt met een

aparte pijpleiding naar C gevoerd.

Het doel van de A/B-groep is het ontwerpen van een

gastreating-installatie,die ruw aardgas verwerkt tot

een gas,dat aan de hieboven gestelde eisen voldoet.

Deze installatie moet weer voldoen aan een aantal

specifieke eisen,die offshore-werk op het gebied van

gewicht,compactheid en veiligheid met zich meebrengen.

De gasproducti

.

8.

:

gaat plaatsvinden in

5

vri jwel

(8)

installatie op A kan iets verschillen van die op B,

vanwege de andere aardgassamenstelling.'

Er

zijn een aantal routes bekend, die toepasbaar

zijn op dit gebied. Enkele maken gebruik van glycol.

Bij de éne als absorptiemiddel voor water, bij een

andere als middel om hydraatvorming en bevriezing

tegen te gaan.De gekozen op.lossing,de Low Temperature

Separation,maakt daarvan geen gebruik.Kortweg komt de

route hierop neer, dat het ruwe aardgas op lage

temperatuur wordt gebracht,zodat veel water en

.

condensaat wordt afgescheiden.Het gas voldoet dan aan

de gestelde eisen.

(9)

Hoofdstuk 2

Ontwerp proces.

2.1

Randvoorwaarden.

Op de gasvelden A en B wordt gas geproduceerd.Dit

gas moet aan een aantal eisen voldoen, te

-

,

weten:

a) het waterdauwpunt moet

30o~ zijn.

b) het koolwaterstofdauwpunt mag maximaal 50

0

F

(zeewatertemperatuur) zijn.

Ad a:Als water condenseert,dan kunnen in combinatie

met gasvormige koolwaterstoffen hydraten gevormd

worden.Dit levert vaste stof afzetting, die

bijvoorbee]d in pijpleidingen verstopping kan

veroorzaken.Hydraten zijn daar moeilijk te

verwijderen.Meer over hydraten is te vinden

in /l/.Hydraatvorming kan voorspeld worden met

figuur 1.

Ad b:Het geproduceerde gas, dat per pijpleiding naar

het treating/compressieplatform C wordt gevoerd,

mag geen condensatie geven bij zeewatertemperatuur.

Als dat wel gebeurd,krijgen we in de pijpleiding

een gas/vloeistof-stroming

'

. Zo In 2-fasenstroming

gaat gepaard met een grote drukval en/of

schokgolven.Het eerste is nadelig voor een goede

procesvoering,het tweede mogelijk funest voor de

pijpleiding.

De gasdruk wordt op een niveau van rond de 1000 psia

gehouden.Bij deze druk zitten we zeker onder het

gebied van retrograde con<iensatie (zie /1/ ).Een

lagere gasdruk levert problemen op:

1) De pijpleiding voor transport naar C wordt te dik.

2) De compressiekosten op C worden te hoog.

~

De gasproductie is contractueel vastge1egd

.

op

(10)

Wat betreft de apparatuur op de gas platforms A en B

~

kunnen de volgende richtlijnen opgesteld worden:

.

A.vIn~)f

.

a) weinig apparatuur,

0rtJV

b)

~~tuur,

~ J

c) ontwerp zodanig dat geen hydraatafzetting optreedt.

Ad a:Een omvangrijke gastreating-opstelling is niet

haalbaar op een platform.Er is weinig vloeroppervlak

beschikbaar.

Ad à:Hogedruk apparatuur en open vuur (branders) leveren

~

extra risico op.Dit vergt dure veiligheidsmaat-

,

regelen,vooral omdat alles dicht op elkaar

gebouwd moet worden.

~

(/J1e

p;/ /

Ad c:Bij verstopping door hydraten moet de productie

Wl

.

gestopt en de apparatuur gereinigd worden.

~

2.2

Gegeven situatie.

De overall gas samenstellingen in de reservoirs A

en Bworden gegeven in tabel. I.Het gas in de

reservoirs is verzadigd met water.Het watergehalte

wordt dus gegeven door de reservoirdruk en -temperatuur.

De

druk

in de reservoirs is

4400

psia

(303

bar) en de

temperatuur is

220

0

F

(104

oC).De druk en temperatuur

an he

.

t

gas,da~boorput-komt,zijn

3400

psia

(234

bar) en

.

160oF

(11

oC).Deze temperatuur is moeilijk

te berekenen,maar

160

0

F ls volgens dhr.Ros een goede

richtwaarde (zie

/1/).

~

Al te

.

rnatieve routes.

In

de literatuur worden verschillende routes genoemd

om het geste

.

lde doel (min of meer ) te bereiken.

(11)

Campbell /2/ noemt

4

methodes om gas te drogen:

1) drogen met een vast droogmiddal,

2) drogen door glycol-absorptie,

3) vriesdrogen (low temperature separation),

4) vriesdrogen met glycol-injectie.

De laatste drie worden uitgebreid beschreven in het

gas/oil production handbook /3/.Een vergelijking van

de processen wordt echter niet gegeven. In Gas Purifi-

.

cation /4/ worden de absorptie en

glycol-injectie ook behandeld.De verschillende schrijvers

geven allen iets verschillende flowschemats.

Hst drogen met een vast droogmiddel zoals beschreven

doör Campbell wijzen we af vanwege de omvangrijke

installatie,de daarmee gepaard gaande hoge investeringen

en het

cyclis~akter

van de procesvoering.

We

~ts

dieper ingaan op de overgebleven

3

al tema ti even:

1) glycol-absorptie (zoals voorgesteld in de

voor-studie /1/),

2) low temperature s eparati on,

3)

glycol-injectie.

De

vereenvoudigd~

fiowschemats -enigzins toegespitst

op onze

situatie~

van deze drie processen worden

gegeven in bijlage I.We zullen ze hier nader toelichten.

Glycol-absorptie.

Het gas komt boven met een

druk

van 3400 psia en een

temperatuur van 160oF.We smoren het gas tot 1000 psia.

In

~

lezen we af dat de temperatuur daalt tot

ongeveer

".~.Gas,

condensaat en gecondenseerd water

worden van elkaar gescheiden in de

.

3-fasenscheider A.

Het gas: (nog steeds met water verzadigd, zie fig.l)

gaat via scrubber B,waar meegevoerde druppels worden

afgevangèn,naar de gasdroger C.Dit is een

schotel-~in

men het gas in contact brengt met een

vloeibaar droogmiddel.Meestal wordt tri-ethyleenglycol

(12)

(TEG) toegepast.Het waterdauwpunt moet hierin

terug-lopen naar 30oF.Het koolwaterstofdauwpunt blijft

onveranderd BOoF.Het gedroogde gas gaat de pijpleiding

naar platform C in. Het beladen glycol wordt in

warmtewisseling gebracht het geregenereerde glycol en

de glycolregenerator ingevoerd.Dit is een reboiler

met daarop en

a~om.Di

t is meestal ee;

ge~te

/

IJ

r .

kolom.

L#/hiU~~

.

!~

'

c4~{;f!i"'~

Het condensaat in de 3-fasenscheider kan nooit water-

k.

'Z-/~

Ij

vrij worden:waterdruppels vallen/door de

condensaat-laag heen in de watercondensaat-laag.Zo zullen er zich altijd

waterdruppels in het condensaat bevinden. Condensaat

en water worden gescheiden in de

condensaat-water-s

'

cheider E.Het condensaat wordt in de pijpleiding

naar platform C gepompt.

Het water uit de 3-fasenscheider en de

condensaat-waterscheider gaat via de water clean-up de zee in.

De clean-up is een verticale pijp,die in zee hangt.

Deze heeft dusdanige afmetingen dat meegevoerd

condensaat boven blijft drijven en niet in het

zeewater terecht komt.

,da~

.

Opgemerkt dient te worden}men met dit proces

z

.

orgvuldig bui ten het hydraatgebied moet blijven

(zie figuur 1).

Low Temperature Sep.a:ration.

Het binnenkomende gas wordt gekoeld in een

p1Jpen-bundel en in warmtewisselaar A.In de liquid knock-out B

scheiden we gas

en

vloeistof,dieapart gesmoord

worden~

tot een druk van 1000 psia

.

• De

.

g

.

astemperatuur moet daarbij

30°F worden vanwege de eis aan het dauwpunt.Een drukval

van 3400 psia naar 1000 psia door smoring gaat gepaard

met een temperatuurdaling van circa Bo.°F (zie fig.2).

De temperatuur in de

liqu1~

knock-out moet daarom

1100F zijn.De gesmoorde gas- en vloeistofstroom komen

in de low temperature separator (LTS) C.In de gasfase

I

(13)

zullen nu hydraten ontstaan (fig.I).Dezen vallen in

de vloeistof en moeten daar gesmolten worden.Daartoe

wordt de vloeistof middels een pijpenbundel door het

binnenkomende gas van 160

0

F verwarmd tot boven de

smelttemperatuur van de hydraten.De pijpenbundel kan

(gedeeltelijk) worden kortgesloten.l\Tet €le hoeveelheid

gas die door de pijpenbundel gaat,kunnen we de

vloeistof temperatuur regelen. Een neveneffect van het

verwarmen van de vloeistof is,dat een deel van de

lichte componenten uit het condensaat in het gas

wordt gedreven.Het behandelde gas gaat via scrubber D

de gaspijpleiding in.

Het condensaat wordt in de condensaat-waterscheider E

ontdaan van water en de condensaatpijp1eiding

inge

.

pompt.

Het water uit de

LTS

en de condensaat-waterscheider

gaat. naar een water clean-up.

Als koelmedium in koeler A kunnen we zeewater

gebrui~en. In

de koeler mag de temperatuur niet onder de 65

0

F

komen,anders kunnen daarhydraten gevormd worden (fig.I).

Vandaar de mogelijkheid tot backmixing met verwarmd

koelmedium.

GlycoJL-injectie.

Ook in dit proces wordt het gas eerst gekoeld.De

tempe

:

ratuur wordt in koe

:

ler A verlaagd tot

l050F.Da~

volgt smoren naar 1900 psia en (volgens fig •.

2) 70

o

F.

Dit is zo gekozen, dat we nog geen hydraatvorming kunnen

krijgen.Gas en vloeistof scheiden in de 3-fasensche

.

ider

B,water wordt afgevoerd naar de clean-up,gas en

condensaat worden apart gesmoord. Voor de gassmoorklep

injecteren we echter glycol. Dit voorkomt hydraatvormtIlg

e

.

n bevriezing. Veelal past men ethyleenglycol of

di-ethyleenglycol toe.

In

de 2-fasenscheider C hebb

·

en

we een

druk

en temperatuur van IOOOpsia en 30

o

F.

In

de

s.

eperator scheiden zich gas en

(14)

Het gas verlaat de se

,

parator en gaat

.

via scrubber D

de gaspijpleiding in. Het heeft een

koolwaterstofdauw-punt van 30

0

F en een waterdauwpunt dat nog lager is.

Dit laatste

vanwe~e

de hygroscopische eigenschap van

glycol.

De vloeistof loopt naar heater E,waarin die wordt

opgewarmd. Gebruikelijk is ongeveer 70

o

F. In settler

\,

F

wordt de vloeistofstroom gescheiden in een

condensaat-stroom,die naar platform C wordt gepompt,en een

glycol-waterstroom. Deze wordt opgewarmd door de geregenereerde

glycol en vervolgens de glycolregenerator G.De

glycol-regenerator is van hetzelfde type als die,besproken

bij het glycol-absorptieproces.

2.4

Keuze ontwerp.

We zullen de alternatieve routes nu met elkaar

vergelijken.De hier relevante voor- en nadelen van

de

3

processen,zoals Campbell /2/ die noemt,zijn:

Glycol-absorptie

voor:lage investeringen en bedrijfskosten.

lage drukval.

compact en redelijk

eenvoudig te regelen.

weinig glycolverlies.

tegen:glycol geeft schuimvorming met enkele hogere

koolwaterstoffen; anti-schuim-middelen,in

lage

CQnc~ntraties,verhelpen

dit.

meestal een inlaatscrubber nodig.

Low Temperature Separation

voor:meestal het goedkoopste systeem als de grote

drukval (in dit geval

3400

psia naar

1000

psia)

I

(15)

hogere opbrengs.t vanwege vergrootte

condensaatwinning.

lage dauwpunten bereikbaar als voldoende

drukval beschikbaar is.

eenvoudig te automatiseren procesvoering,die

minimale aandacht vereist.

tegen:alleen bruikbaar als. de grote drukval

beschik-baar is.

als de druk in het reservoir afneemt,moet

aanvullende apparatuur gelnstalleerd worden.

goede

-

procesbeheersing nodig om hydraatvorming

voor de LTS te voorkomen.

Glycol-injectie

voor:laag waterdauwpunt bereikbaar bij kleinere

drukval,vanwege de hygroscopische werking

van glycol.

veel condensaatwinning mogelijk.

lagere investeringen dan voor low temperature

separation (bij een productie van 50.10

6

scf/d).

tegen:hogere bedrijfskosten en onderhoudskosten dan

low temperature separation.

de terugvoer van glycol naar het injectiepunt;

de hoeveelheid is overigens klein.

Vanuit onze

r~dvoorwaarden

kunnen we daar nog iets

aan toevoegen:

Glycol-absorptie

tegen:het koolwaterstofdauwpunt van het behandelde

gas bedraagt 80oF,zodat in de gaspijpleiding

alsnog condensatie optreedt.

de gasgestookte reboiler van de glycolregenerator.

Low Temperature Separation

tegen:de pijpenbunde

.

l,koeler A en liquid knock-o-

ut

·

B

staan onder hoge druk.

Glycol-injectie

tegen:de glycolreboiler.

meer vloeroppervlak nodig dan low temperature

separation.

(16)

Door de optre

.

dende condensatie in de gaspijpleiding

verwerpen we de glycol-absorptie route.Het is veel

gunstiger om tegelijkertijd het water- en het

koolwaterstofdauwpunt omlaag te brengen.

De grote drukval voor de low temperature separation

is aanwezig en noodzakelijk.De drukopbouw in de

gas-reservoirs is hydrostatisch /l/,zodat men niet mag

verwachten, dat de druk af zal nemen.Deze overwegingen

nemen de nadelen, die Campbell /2/ noemt,in belangrijke

mate weg.Het genoemde voordeel dat dit proces meestal

het goedkoopste is als de druk toch naar+beneden

gebracht moet worden,bepaald de keuze.De

hoge-druk-apparatuur van de low temperature separation moe

.

ten

we op de koop toe nemen.

Nu er gekozen is,moeten we een aantal zaken nader

bekijken.Als het gas de smoorklep gepasseerd is,

zullen hydraten ontstaan.Dezen ontstaan uit

water-druppels en gasvormige koolwaterstoffen.De

hydraat-deeltjes zullen dan ook ongeveer de afmetingen hebben

van deze waterdruppeltjes.Dan is nu de vraag:Hoe ziet

de drupp

,

elgrootteverdeling van het condensat"leproduct

bij de smoring eruit? In de smoorklep hebben we hoge

snelheden. Omdat

d~

druk

voor d, smoring meer dan 2

maal zo hoog is als die erna, valt aan te nemen dat de

geluidssnelheid bereikt wordt.De druppels die in een

zo snelle stroom onstaan,zijn vanvege de hoge

schuif-spanningen waarschijnlijk klein. Een vloeistofverstuiver

levert druppelgrootten van 5jJ.-tot 100)J- (Soo /5/).

Treedt mistconden.atie op,dan

18

het

condensatie-pToduct nog v ••

l

fijner

{O,If--30

'

f-

).Hoe groot de

druppels zijn die we kunnen verwachten, weten we niet.

Wat we wel weten is,dat druppels (en dus ook

(17)

in een zwaartekrachtscheider (perry /6/).Er is dus

een scrubber nodig, die zowel vloeistofdruppeltjes als

vaste hydraten uit de gasstroom kan halen.We kiezen

voor een gepakte kolom, waarin het gas in contact komt

met een inerte vloeistofstroom.Daarvoor nemen we

condensaat, dat even warm is als het gas en dus daarmee

in evenwicht is.De hydraten worden in de vloeistof

gevangen en uiteindelijk de LTS ingevoerd om daar te

smelten.De kolompakking moet,om de kans op

verstoppi~g

zo klein mogelijk te maken,een hoge bevochtiging

'

sgraad

hebben.We nemen daarom een Sulzer Mellapak

kolomvul-ling,die bovendien een lage drukval geeft.De

!

circulerende condensaatstroom wordt continu

ververs~,

waardoor het hydraatgehalte op peil

,

gehouden wordt.

··

Een klein gedeelte, bijvoorbeeld I %,van de

circulerende stroom tappen we af.Dit wordt vervangen

door entrainment uit de LTS en zuiver condensaat.De

opwarming die door dat laatste plaatsvindt,is klein.

Eén en ander is aangegeven in het flowsheet (bijlage V).

Een andere zaak is het verwarmen van de vloe1s

·

tof

in de LTS.Het is de bedoeling,dat dit geschiedt

door het inlaatgas.Berekeningen moeten uitwijzen of

dit mogelijk is.Zo niet,dan is e

-

en variant mogelijk.

Het inlaatgas wordt allen gekoeld in koeler A,de

pijpenbundel verwarmen we dan met LD-stoom.

.... :0.

2.5

Ontwerp proc

'

escondi ties.

!

Voor we drukken en temperaturen kunrien va

.

stle

.

ggen,

moeten we ons weer even bedenken hoe het complex van

booreilanden in elkaar zit. Wat betreft de gas/conden-

,

saat productieplatforms zit eiland A aan het begin

/

van de keten.Die loopt via eiland B naar het treatirri/

compressie

,

platform C.Als we op A de gasdruk 1000 psia

I

(18)

nemen,dan moeten we op B een lagere druk kiezen.De

drukval in de gaspijpleiding A-B bedraagt

35

psi.De

berekening staat in bijlage 11.

In de LTS

Op'

A stellen we de druk in op lOOOpsia.

Op' eiland B wordt dat 965 psia.De temperatuur moet

in beide gevallen 30

0

F worden, vanwege de eis aan het

waterdauwpunt.Alle andere drukken en temperaturen

liggen hiermee vast of volgen uit de berekeningen

in het volgende hoordstuk.

(19)

Hoofdstuk 3 Ontwerp Apparaten

~ Berekening Apparaten

In dit hoofdstuk komen de berekeningsmethode en berekeningen van apparaten van de gasverwerkingsstraat ter sprake. Behandeld worden : de hogedruk warmtewisselaar

de hogedruk I iquid knockout de gas- en vloeistofsmoorklep de Low Tempera tu re Separator de scrubber

.

de water-condensaatsettler de watercleanup

de gaspijpleidingen AB en BC

Aangezien bij de berekening van de apparaten een drietal onder-delen regelmatig gebruikt worden, zijn zij ondergebracht in hoofd-stuk 3.2 . Het betreft:

de berekening van de evenwfchtswaarden de berekening van de enthalpie

de oplosbaarheid van water in de gasfase de dimensionering van een settler

Het gas, zoals het uit de bron komt, bevat 19 componenten. Der-halve is veelvuldig gebruik gemaakt van de computer (IBM 370/158) van het rekencentrum van de TH Delft. Als programmeertaal diende Fortran IV /8/.

1.:.!.:.!

De berekeningen beperken zich tot de massastroom, samenstel I ing, volumestroom, dichtheid, molgewicht, enthalpie en watergehalte van het gas en de vloeistof voor de warmtewisselaar als na de warmte-wisselaar. De temperatuur voor de warmtewisselaar is 160 oF; de

(20)

over de gassmoorklep en de gastemperatuur in de Low Temperature Separator (30 oF). de resultaten zijn opgenomen in bijlage IV.

Samenstel I ingen, dichtheden, volumestromen en molgewichten zijn berekend met behulp van het Peng-Robinsonprogramma (zie hoofdstuk 3.2.1). De enthalpie volgde uit het enthalpieprogramma (zie hoofdstuk 3.2.2). De bruto waterstroom wordt bepaald door de oplosbaarheid van water (zie hoofdstuk 3.2.3) in het gas bij brondruk en -temparatuur, respectievel ijk 4400 psia en 220 oF. Gecombineerd met de oplosbaarheid van water in het gas bij actuele gasdruk en -temperatuur levert het het watergehalte van de vloeistofstroom.

In deze I iquid knockout wordt het gas van de vloeistof geschei-den, zoals het uit de hogedruk warmtewisselaar komt. De maximaal toelaatbare gassnelheid bepaalt de minimale diameter van het ap-paraat /9, p 127-131.; 1, p 30-31/. De maximaal toelaatbare gas-snelheid volgt uit

v = K

max s

P - p O . 5 -2

1 g) JO.

Pg

voor een horizontale scheider: 12.2 < K < 15.2 .

s

(3-1)

Vanwege de hoge druk wordt de hoo§ste K -waarde aangehouden,

s

opdat de diameter van het apparaat zo klein mogel ijk bI ijft. Door tevens de afgescheiden vloeistof direct af te voeren is alleen het gasdebiet bepalend voor de minimale diameter:

D . mln 4 ~v,g =

I(

-TI V max (3-2)

De auteurs van deze methode houden een gasverblijftijd aan van 1 minuut. In deze situatie zou het leiden tot een apparaat-lengte van ongeveer 10 m, hetgeen vanwege de hoge apparaatkosten niet acceptabel is. Door het aanbrengen van bijvoorbeeld pakkingen kan men bij kortere gasverbl ijftijden toch een goede gas/vloei-stofscheiding bereiken. Voor dit geval is een gasverbl ijftijd

(21)

van 30 seconden aangehouden. L

=

4

~ T V g 2 TI D . mln

De resultaten staan in bijlage IV.

De expansie over een smoorklep wordt beschouwd als een

adiabatisch smoorproces; de enthalpie van het systeem verandert niet:

(3-4)

In de onderhavige situatie zijn de druk en de temperatuur voor de klep en de druk na de klep bekend. Middels een iteratieve

be-rekening bepaalt men de temperatuur na de klep, opdat aan

(3-4)

voldaan wordt. Aangezien na de klep een gas/vloeistofmengsel ontstaat is bij deze berekening naast de enthalpieberekening

(zie hoofdstuk 3.2.2) de evenwichtswaardeberekening (zie hoofd-stuk 3.2.1) nodig. In bijlage I I is een stroomschema van een smoorberekening opgenomen.

Bijlage I I I bevat een I isting van het computerprogramma dat gebruikt is om de vloeistof/gasscheiding in de hogedruk I iquid knockout, de gassmoring en de vloeistofsmoring te berekenen. De resultaten zijn opgenomen in bijlage IV.

Bij de resultaten valt de stijging van de temperatuur over de vloeistofsmoorklep op. De verwachting is dat de temperatuur bij smoren daalt. De oorzaak I igt bij de enthalpieberekening, die niet betrouwbaar is voor het coëxcistentiegebied is (zie

hoofd-ook

stuk 3.2.2). Daardoor zijn{de resultaten van de gassmoring on-zeker. Alternatieve enthalpieberekeningen waren echter niet be-schikbaar.

(22)

Bij de gekozen separator is de vloeistoffase warmer dan de fase. Dit heeft tot gevolg dat er een massatransport naar de gas-fase zal ontstaan. Gas/vloeistofsamenstel I ingen en -debieten kun-nen hierdoor veranderen.

In de gassmoorklep treedt een partiële condensatie op, terwijl er tevens hydraten worden gevormd. Aangezien hydraten zich gemak-keI ijk op vaste oppervlakken afzetten, dienen zij zo volledig mogel ijk afgescheiden te worden. Deze eis legt de maximale

gas-snelheid en de verbl ijftijd van het gas vast. Vloeistofdeeltjes hebben een dichtheid en een diameter die in dezelfde orde van grootte I iggen als van de hydraatdeeltjes. Eventuele vloeistof-en hydraatdeeltjes die niet wordvloeistof-en afgescheidvloeistof-en, wordvloeistof-en in de scrubber afgevangen.

In verband met de aanwezigheid van een warmtewisselaar in de vloeistoffase is de separator voor 1/3-gedeelte gevuld met vloeistof. Gecombineerd met de verbl ijftijd van het gas levert dit de grootte van de separator. Voorwaarden zijn wel dat de smelttijd van de hydraten en de scheidingstijd water/condensaat voldoende kleiner zijn dan de verbl ijftijd van de vloeistof.

Achtereenvolgens komen ter sprake:

1. Stofoverdracht van vloeistof- naar gasfase 2. Maximale gassnelheid, verbl ijftijd gas en

grootte separator 3. Smelttijd hydraten

4.

Scheiding water/condensaat

Gezien de hoge vapourratio betrokken op de ingaande stromen en het temperatuurverschil van 50 oF tussen de fasen wordt er aangenomen, dat de temperatuur van de gasfase niet verandert. De temperatuur van de vloeistofase I igt middels de

warmtewisse-laar vast op 80 oF. Voor de stofoverdracht zijn drie berekenings-varianten ontwikkeld.

(23)

Variant 1 (stroomschema: zie bijlage I I). Het gas van de I iquid knockout (na de gassmoorklep te zijn gepasserd) plus de opstijgende damp van de vloeistoffase condenseert gedeeltel ijk bij LTS-druk en LTS-gastemperatuur. Het bijbehorende gas is het gas zoals het qua samenstel I ing en debiet de lTS verlaat. De vloeistof valt in de vloeistoffase van de LTS. Tesamen met de vloeistof van de I iquid knockout (na de vloeistofsmoorklep te zijn gepasserd) verdampt het gedeeltel ijk bij druk en LTS-vloeistof temperatuur. De bijbehorende LTS-vloeistof is de LTS-vloeistof zoals zij qua samenstel I ing en debiet de LTS verlaat.

Variant 2 (stroomschema: zie bijlage I I). Het gas na de gas-smoorklep plus de opstijgende damp van de vloeistof-fase condenseert gedeeltel ijk bij LTS-druk en LTS-gastemperatuur. Het bijbehorende gas is het gas zoals het qua samenstel I ing en debiet de LTS verlaat. De vloeistof plus de vloeistof na de gas-smoorklep plus de vloeistof van de I iquid knockout (na de

vloeistofsmoorklep te zijn gepasseerd) verdampt partiëel bij LTS-druk en LïS-vloeistoftemperatuur. De bijbehorende vloeistof

is_de vloeistof zoals zij qua samenstel I ing en debiet de LTS verlaat.

Variant 3 (stroomschema zie bijlage I I). Het gas na de vloei-stofsmoorklep condenseert partiëel bij LTS-druk en LTS-gastemperatuur. Het gas wordt toegevoegd aan het gas na de gassmoorklep. De vloeistof plus de vloeistof na de twee smoor-kleppen plus de vloeistof van een gedeèltel ijke gascondensatie verdampt partiëel bij LTS-druk en LTS-vloeistof temperatuur. De bijbehorende vloeistof is de vloeistof zoals zij qua samenstel-I ing en debiet de LTS verlaat. Het gas condenseert partiëel bij LTS-druk en LTS-gastemperatuur. Het bijbehorende gas wordt toe-gevoegd aan de gasfase. Deze nieuwe gasfase is karakteristiek voor het gas zoals het de LTS verlaat.

Bijlage I I geeft tevens de resultaten van deze drie varianten toegepast op de Low Temperature Separator van de eilanden A/B. Daaruit bI ijkt dat de verschillen in uitkomsten minimaal zijn. Bijlagé 11I bevat de 1 istings van de computerprogramma's.

(24)

~g_f~_~ê~1~êl~_9ê22Q~lb~lg~_~~r~!11f!11g_9ê2_~Q_gr22!!~_2~Qêrê!2r_~ Coulson en Richardson /10, p 481-492/ geven een methode om de valsnelheid van een deeltje in een stilstaande gaskolom te bere-kenen. Zij stellen

Re 2

=

2 d! Pg g (ps-Pg ) 2 3 J.l g (3-5) aanvullende stofgegevens P 890 kg/m3, J.l 1.25 10-5 Ns/m2 ,'18/ s g .

-Berekening van het rechterl id van (3-5) en gebruik van gra-fieken bij het artikel van Coulson en Richardson levert de waarde van Re op, waaruit de valsnelheid volgt:

(3-6)

Voor een 25 J.lm hydraatdeeltje is de Re-waarde 2.69, waaruit een valsnelheid van 18.7 mm/s volgt.

Tabel 2 (3) geeft voor de LTS van eiland A (B) de afmetingen van de LTS en de verbl ijftijd van het gas als functie van de LTS-diameter. Hierbij is al aangenomen dat de LTS voor 1/3-gedeelte is gevuld met vloeistof. Op grond van acceptabele afme-tingen is gekozen voor een LTS-diameter van 1.5 m en een lengte van 7.6 m (7.9) voor eiland A (B). De bijbehorende maximale gassnelheid is 0.15 mis voor beide separatoren (zie 3.2.4).

Bij de schatting van de smelttijd van een hydraatdeeltje is gekozen voor de meest ongunstige situatie. Warmtetoevoer naar het deeltje gebeurt alleen via geleiding. Het deeltje wordt ge-durende het smelten volledig omringd door condensaat. (tI.H2O> "CH).

Op een afstand R (R >r ) van de kern van het deeltje gaat door '

o

een bol met straal R de warmtestroom ~ : w

(3-])

In het condensaat om het hydraatdeeltje treedt geen warmteaccu-mulatie op. De temperatuur in het oneindige is 80 OF en op R=r 65 OF (smelttemperatuur hydraatdeeltje) :

(25)

R- 2 dR

~w J -À 47T J dT (3-8)

R=r T=65

1

~ w r - = -À 47T (80-65) (3-9)

De toegevoerde warmte is gel ijk aan de voelbare warmte (van 65 naar 80 oF) plus de smeltwarmte van de bolschil van het hydraatdeeltje, wat per tijdseenheid smelt

Combinatie van (3-9) en (3-10) levert op

-À 47Tr (80-65) = 47Tr 2 P

s

I nteg rat i e met randvoorwaarden t t (Q + c (65-30)) Ps s ~ t = s 2À (80-65) 0 r = = t r = s 2 r 0 (3-10) (3-11) r 0 0 (3-12)

Voor Q en c zijn de waarden van ijs genomen (resp. 333 kj/kg

s

8

en 1.17 kj/kg F) en voor À de waarde van vloeibaar hexaan

(0.0764 J/oF m s). Voor een hydraatdeeltje met een straal van 1 mm is de smelttijd 2! minuut. Daar de hydraatdeeltjes kleiner zijn en de verbl ijftijd van de vloeistof in de separator onge-veer 10 minuten bedraagt, is het niet nodig de afmetingen van de separator te wijzigen.

Aangezien er continu vloeistof uit de gasfase in de vloeistof-fase valt, zal het niet mogel ijk zijn het condensaat volledig watervrij te maken. Het is niet bekend hoeveel water het

uittre-dende condensaat zal bevatten. Teneinde een indruk te krijgen van het scheidend vermogen van de separator volgen hier een aantal berekeningen.

(26)

Voor de berekening van de Ya~snelheid van een waterdeeItje in het condensaat gaan we uit van het Stokes regime:

2

dp (PI-PH20) g

18

~l

v

=

(3-13)

Voor een waterdeeItje met een diameter van

50

~m I igt de zak-snelheid in de orde van 2 mm/s. De verbl ijftijd van de vloei-stof in de separator is ongeveer 10 minuten. Dit betekent dat een

50

~m deeltje een afstand van 1,2 m kan afleggen. De vloei-stofhoogte in de separator bedraagt

55

cm. Derhalve kan de vloeistof die uit de vloeistofsmoorklep komt nog rede I ijk ge-scheiden worden. Er is geen reden de dimensionering van de separator te wijzigen.

Scrubber

Gekozen is voor de gepakte kolom, waarbij gebruik wordt ge-maakt van de'Sulzer Mellapak

250.Y'.

De fabrikant geeft een berekeningsmethode /11/, die hier wordt weergegeven. De stof-gegevens zijn betrokken op de uitgaande stromen van de Low Temperature Separator.

De. F-factor is gedefini~erd als

F

=

v

lp

(3~li+)

g g

Aan de hand van figuur 3 is de drukval per meter kolom te bepalen. De verbl ijftijd van het gas is gesteld op 30 s (de vrije ruimte van de kolom is 97

%).

De fabrikant adviseert een vloeistofbelasting van

3-5 %

betrokken op de gasbelasting.

In dit ontwerp is het gesteld op

4

%.

In tabel

4 (5)

zijn voor verschillende gassnelheden de afmetingen van het scrubberge-deelte en de drukval over de pakking bepaald.

De drukval is in al Ie gevallen klein, zodat alleen de kolom-afmetingen bepalend voor de keuze zijn. Op grond van een accep-tabele hoogte is de kolom met een hoogte van 6 m gekozen.

(27)

Onder het scrubbergedeelte bevindt zich de voorraad vloeistof voor de scrubber. De hoogte van de vloeistof is gesteld op 0.5 m.

Vanuit dit gedeelte wordt 1

%

van de scrubbervloeistof

terugge-voerd naar de Low Temperature Separator, teneinde opgevangen hy-draatdeeltjes weer op te lossen.

Door het intensieve gas/vloeistofcontact heeft de vtoeistof de gastemperatuur. De

klein (0.04

%

)

ten

tuur 30 OF bI ijft.

hoeveelheid toegevoerde, warme vloeistof is zeer opzichte van de gasstroom,Z8at de gastempera-Het gebruik van separatorvloeistof betekent dat er geen stof transport buiten de afgevangen vloeistof- en hydraat-deeltjes plaatsvindt.

Uitgegaan wordt van het Stokes regime voor de uitzakkende waterdeeItjes. Bij de berekeningen gelden als uitgangspunten,

dat waterdeeItjes van 25 ~m nog volledig worden afgescheiden

en dat de horizontale settler voor 1/10-gedeelte gevuld is met water.

Uit (3-13) volgt dat de valsnelheid van een waterdeeItje met

een diameter van 25 ~m 0.44 mm/s bedraagt. In tabel 6 (eiland

A) en 7 (eiland B) zijn voor verschillende settlerdiameters de lengte van de settler en de verbl ijftijd van het condensaat be-paald. Gekozen is voor een settler met een diameter van 1.75 m

en een lengte van

7.9

m voor eiland A. Voor de settler op

ei-land B zijn de afmetingen achtereenvolgens 2.25 en

8.6

m{zie 3.2.4).

Net als voor de waterlcondensaatsettler zijn de uitgangs-punten voor deze settler: Stokes regime voor de stijgende

condensaat-deeltjes, deeltjes van 25 ~m worden nog volledig

afgescheiden en de horizontale scheider is voor l/10-gedeelte gevuld met condensaat. (In verband met vrijkomend gas bij een pijp in zee is de voorkeur gegeven aan een settler.)

(28)

Uit (3-13) volgt dat de stijgsnelheid van een condensaatdeeltje

in water (diameter 25 ~m)

0.1

mm/s bedraagt. In tabel

8

(eiland

A) en tabel 9 (eiland B) zijn voor verschillende settlerdiameters de lengte van de settler en de verbl ijftijd van het water be-paald. Gekozen is voor een settler met een diameter van 0.5 m en een lengte van 2.2 m op eiland A. Voor de settler op eiland B

zijn de afmetingen achtereenvolgens 0.5 en 2.3 m.(zie 3.2.4).

De berekening van de pijpdiameter is overgenomen van Szilas

/12/. Bij gegeven drukval en kleine hoogteverschillen volgt de

pijpdiameter uit:

d. =

I

(3-15)

Bij de berekening van de pijpdLameter is er uitgegaan van een

drukval van

35

psia tussen A/B en van

65

psia tussen B/C. De

o

gemiddelde zeewatertemperatuur is gesteld op

7

C. Alle

gege-vens voor

(3-15)

zijn opgenomen in tabel

10.

Daaruit volgt dat

de diameter van de pijpleiding AB 0.325 m bedraagt en van de

(29)

Algemene Berekeningsmethoden

Evenwichtswaarden koolwaterstoffen, N ,CO en H S

---2----2---2-Bij de berekening van de evenwichtswaarden van de koolwater-stoffen,

N2,

CO

2

en H

2S

is ~ebruik gemaakt van de Peng-Robinson methode /13/. De evenwichtsgroep bij deze G-opdracht behandelt

deze methode in haar verslag /14/. Aan de hand van enkele test-mengsels bleek, dat de fout in de evenwichtswaarden variëert van

5

%

voor de

I ichtste component tot

30

%

voor de zwaarste. De fout in de vapourratio is

5

%.

De Peng-Robinson methode is in de vorm van een computerprogramma beschikbaar (zie bijlage I I I voo r een I i st i ng) .

De berekeningsmethode van de enthalpie is overgenomen uit

/15/. Deze methode is geschikt om zowel de enthalpie van het gas als van de vloeistof te berekenen in een gebied van

0.30

T r tot 4 T en van 0.01 p tot 10 p . De berekening valt uiteen

r r r

in twee delen: 1. ideale gasenthalpie 2. afwijkingsenthalpie

Voor een puur, ideaal gas volgt de enthalpie uit

(3-16)

waarin HO : ideale gasenthalpie in BTU/lb, waarbij de enthalpie van de verzadigde vloeistof bij -200 oF gel ijk aan

o

BTU/Lb is gesteld

T temperatuur In . OR an Ine k'

A,B,C,D,E : stofconstanten,die zijn opgenomen in tabel 11. Boven de 0 OF I igt de fout in de berekende waarde binnen de 1

%.

Voor een mengsel geldt de volgende mengregel :

Ho

=

E x. HO

m I i (3-17)

(30)

De afwijkingsenthalpie wordt berekend volgens Lee-Kessler /16/. Deze afwijkingsenthalpie is een functie van de gereduceerde druk, gereduceerde temperatuur en de acentriteitsfactor. Met behulp van deze drie gegevens kan men in de desbetreffende tabellen de groot-heden opzoeken waaruit de afwijkingsenthalpie volgt:

t.H - - = + W R T c waar in t.H T c w afwijkingsenthalpie in J/mol critische temperatuur in K acentriciteitsfactor (3-18) HO-H (0) HO-H (1) .

{R'"T"} '{R'"T"} . tabelwwarden (resp. tabel 12 en 13)

c c

Voor een mengsel gelden de volgende mengregels :

z

= 0.2905 - 0.085 w. (3-19) c, i I V = Z R T (3-20) c, i c, i c, i /pc, i w = L: x. w. (3-21) m i I I V = -1 L:L: x.x. (Vl/~ + vl/~)3 (3-22) c,m 8 .. I j c, I C,j I j T c,m = 1 L:L: x.x. (V 1

/~

+ v1/~)3

I(T

.T .) (3-23) 8 V c,m ij I j C, I c,j C, I C , j Pc,m = (0.2905 - 0.085 w ) m R T c,m/V (3-24) c,m

Voor de totale enthalpie van het gas of de vloeistof geldt:

H

=

2.324 M HO + R T

m m m c,m

( t.H

RT .

c~m

(3-25)

I

Deze methode is minder geschikt voor het coëxcistentiegebied /16/. De methode van Campel I /17/ is echter vanwege het beperkte druk-gebied niet bruikbaar. Een I isting van het gebruikte computerpro-gramma voor de berekening van de enthalpie is opgenomen in

(31)

~!~!2 Qp!Q2~~~rb~lg_~2Q_l~_9~_g~2f~2~

/4/-levert in grafische vorm de oplosbaarheid van water in natur~l gas. De grafiek is overgenomen in figuur 1. De oplos-baarheid is een functie van druk en temperatuur.

Y

H20 = 2.111 -5

10 zH20 (3-26)

waar in YH20 op I osbaa rhei d H

20 in gasfase in mol/mol gas zH20 op I osbaa rhe i d H20 in gasfase in Lb/MM CF

Bij deze berekening dient als uitgangspunt, dat de scheiding in één van de twee fasen tot stand wordt gebracht. De ontwerper kiest de diameter van de settler en de volumefractie van de af-gescheiden fase in de settler. De maximale val- c.q. stijghoogte H van een af te scheiden deeltje volgt dan uit:

max

0.5TI - arcsin

y -

Y cos(arcsin y) =

TI H = 0.5 D(1 + y)

max

De verbl ijftijd van de hoofdstroom volgt uit

H max L

=--v l vol

Voor het volume en de diamter van de settler gelden

L ~ V

= __

v.:.-_ 1 - lvo I D V O.25'IT D2 (3-27) (3-28) (3-30) (3-31)

(32)

3.3 Werktuigbouwkundige Richtl ijnen

De ontworpen gasverwerkingsinstallatie stelt een aantal eisen aan de constructie van de apparatuur. Zo zal men voortdurend be-dacht moeten zijn op de vorming en de afzetting van hydraten, die kunnen leiden tot verstoppingen. In dit hoofdstuk komen een aantal apparaten aan de orde waarbij eisen aan de constructie worden gesteld:

Hogedruk warmtewisselaar: In verband met de mogel ijke vorming van hydraten mag het gas (of delen daarvan) niet kouder dan 65 oF worden. Het gas uit de sc rubber kan zo mogel ijk als koel-medium gebruikt worden.

Hogedruk 1 iquid knockout : Teneinde de diameter van deze scheider zo klein mogel ijk te houden moet de afgescheiden vloeistof di-rect worden afgevoerd door middel van bijvoorbeeld enkele val-pijpen aan de onderzijde. Tevens kan men de gas/vloeistof-schei-ding bevorderen door het aanbrengen van bijvoorbeeld roosters.

Gassmoorklep : De pijpverbinding klep-Low Temperature Separator moet zo klein mogel ijk zijn rn ieder geval recht teneinde hy-draatafzettingen te voorkomen.

Low Temperature Separator: Een radiale invoering van de gas-stroom bevordert de gas/vloeistof-scheiding. Het aanbrengen van bijvoorbeeld roosters voor een betere scheiding is in verband met de aanwezighe1d van hydraten niet toegestaan. Daar de terug-gevoerde scrubbervloeistof hydraatdeeltjes bevat, die in de LTS moeten smelten, mag de terugvoer niet dicht bij een aftappunt geplaatst worden. Het gas uit de bron kan misschien als verwar-mingsmedium van de LTS-vloeistof dienen.

Scrubber : Evenals voor de gassmoorklep geldt dat de pijpverbin-ding scrubber-Low Temperature Separator zo klein mogel ijk moet zijn en""'in ieder geval recht. De teruQvoer van de scrubbervloei-stof naar de Low Temperature Separator moet onderaan de voor-raadtank aangebracht worden opdat uitzakkende hydraatdeeltjes worden afgevoerd.

(33)

Bij de verwerking van het condensaat (vanaf de Low Temperature Separator) moet men bedacht zijn op het verzadigde karakter van de vloeistof. Een kleine drukverlaging (zoals bij het aanzuigen door pompen) of een kleine temperatuursverhoging kan aanleiding tot gasvorming geven.

Bij de drukaflaat van het water uit de water-cleanup zal opge-lost condensaat als gas ontwijken.

(34)

Hoofdstuk 4 Lijst van gebruikte Symbolen c P d. I d p D

soortel ijke warmte (J/kg oe) inwendige pijpdiameter (m) diameter deeltje (m) diameter (m) 9 zwaartekrachtsversnel I ing 2 (mis ) H enthalpie (J)

H molaire enthalpie (J/mol) HO ideale gasenthalpie (J/mol) óH afwijkingsenthalpie (J/mol) H maximale stijg{val)hoogte (m)

max

K constante in vergel ijking

3-1

(mis) s I L M P

p,

P2 Qs r R RI Re t t s T v

v

I eng te pij p (m) lengte (m) molgewicht (g/mo I) druk (N/m2) ingangsdruk (psia) uitgangsdruk (psia) smeltwarmte (J/kg) straal deeltje (m) straal (m)

gasconstante (J/mo lOC) constante in vergel ijking getal van Reynolds

tij d (s) sme I tt ij d (s) temperatuur ( K) snelheid (mis) volume (m

3)

x molfractie

3-5

Z compressibil iteitscoëfficiënt

Z volumefractie afgescheiden fase in een settler vol

(35)

"

warmtegeleidingscoëfficiënt (J/m oe 5)

viscositeit (N 2

~ slm

p dichtheid (kg/m3)

'( verbl ijftijd (5) ~v vo I umes t room (3 ' rn Is) ~w warmte stroom (J/ s) w acentriciteitsfactor Subscripts c critisch

,

condensaa t 9 gas component j component j vloeistof m mengsel max maximaal min minimaal

n normaal ems tand i gheden s vast

(36)

Hoofdstuk 5 Literatuur

/1/ Van den Knaap J.M.,Schiks J.M.D., Aardol ie en aardgasverwerking

off-shore : voorstudie G-opdracht, Lab. voor Chemische Techno-logie TH delft (1980)

/2/ CampelI J.M., Chem. Eng. Progr. ~(9), (1952) 440-448

/31 Gas/oil Production Handbook, Gulf Publishing COinpany, Houston (1971)

/4/ Kohl A.L., Riesenfeld F.C., Gas Purification, McGraw-Hill Bock

Company, New Vork (1960)

/5/ $00 S.L., Fluid Dynamics af Multiphase Systems, Blaisdell

Publ ishing Company, Waltham Massachusetts (1967) 131

/6/ Perry R.H., Chi lton C.H., Chemica] Engineers ' Handbook, 5th ed.,

McGraw-Hill Book Company, New Vork (1973)

/7/ NGPSA Engineering Data Book, 9th ed., (1972)

/8/ Fortran IV Taalbeschrijving, Rekencentrum TH Delft (1976)

/9/ CampelI J.H., Gasconditioning and Processing! (1976)

/10/ Coulson .J.M., Richardson .J.F., Chernical Engineering Volume 11,

Pergamon Press, Oxford (1962)

/11/ Sulzer Technical Review, Sulzer Brothers Limited, Winterthur

Switzerland (1979)

/121 Szilas A.P., Developnents in Petroleum Science Volume 111:

production and transportatien of oil and gas, Amsterdam (197S}

/13/ Bergman D.F., Tek M.R., Katz D.l.,Retrogade Condensation in

natura1 gas pipel ines, American Gas Association, Arl ington Virginia (1975)

/14/ Den Hoed G.J., Huberts D.P.H., Van der Wal H., Het voorspellen

van de evenwichtsgegevens van koolwaterstofmengsels voor het

ontwerp van gas- en 01 ieverwerkingsinstallaties zoals behorend

bij gas- en 01 iewinningsplatforms op zee, Lab. Apparatenbouw

Procesindustrie TH Delft (1980)

/15/ Technical Data Book - Petroleum Refining, 2nd ed.,American

Petroleum Institute (1970) 7.7-7.9

/16/ Lee B.T., Kesler M.G., A.I.Ch.E.J.

l!.

(1975) 510

/17/ Campel 1 J.H., Gasconditioning and Processing Volume I I, CPS

Oklahoma (1972) 107

/18/ Katz D.L., et. alo, Handbook of Natural Gas Engineering,

(37)

./147 PSIA in 5000 a.. r-~ .... 2000 <I 0 1000 .., '" ::> <f) 500 <I uJ 'u ::E .... 200 "-::> 100 u ::E ::E '" 50 .., a.. <Xl 20 -1 .... " z 10 .., I -Z 0 5 u '" .., ~ 2 TEMPERATURE. OF

FIG. 11-1. "'ater-vapor eontent of saturated natural gas. (Correlatiol! of JlcCarthy, Boyd, and Reid.1 IJ ydrate line based 011 data of 1\ atz.')

Figuur 1. Watergehalte van verzadigd aardgas

als functie van de temperatuur met

de druk als lopende parameter.

Overgenomen uit Gas Purification

/4/.

(38)

Cl. 0

..

"'Cl Cl

..

:» \11 äl

..

Q. C Cl > '61 D CO) Cl N I c &ft ':;'

-

C ci .Q. Cl il: E 0

...

...

D Q. 0

..

"'Cl Cl

..

-

D

..

COl Q. E Cl

...

o co o N 15 - 17

Figuur 2. Joule-Thompson effect.

o co o <>

~

I

I

r o ."

OVergenomen uit NGPSA Engineering Data Book

/7/.

o N o

°

0 IJ") rrl

°

0 Q

,,,

8 IJ") .. i

°

0 0 "'t' g "'. M 0

°

0 M'

°

°

.

.., c" 0 0 o . '" c

°

"l

°

0 o. Ol ";;; Q. .i ~ Ol 0. ] :Ë

(39)

11 ;; 0.

-

.~::;-11

--

e u~ .. u o .. u _ ~Ë o .. .. u .8'" e :> Z 5 4 3 2 0 SULZER MELLAPAK 250. Y SULZER I 015792017 1 0,1 .2 4 )6 i i F-faClor (mIs V ks/nll) 15 10 8 6

~

4 .c 5 ~ 2 a

..

8- 1,0 ~ 0,7

...

e 0,5

a

~ 0,3 F-faClor (mIs V kg/m3)

10 Number of theoretical plates and pressure drop vs. gas load (column dia. 1 m, packing height 4.5 m); test mixtures: cis-decalin and trans-decalin, chlorobenzene and ethylbenzene_

Figuur

3.

Drukval over de gepakte kolom. Overgenomen uit Sulzer Technical Review /11/.

(40)

Tabel 1. Samenstel I ing gas uit de bron Comp. A B x. 102 x. 102 I I --C-1 87.55 86.78 I

~~:

4.32 4.86 1. 74 2.09

I

iC-4 0.45 0.45 c-4 \ 0.73 0.95

I

i C-5

I

0.25 0.40 C-5 I 0.21 0.45 C-6

I

0.42 0.85 ï C-7 0.64 0.97

I

C-8 0.32 0.49 I C-9 0.16 0.25

I

I

C-10 0.10 0.19

!

C-ll 0.06

o

.13 ! C-12

I

0.04 0.08

I

C-15 0.72 0.40 N 2 1.47 0.20

I

CO2 0.80 0.37 , H 2S 0.02 0.09

I

(41)

Tabel 2. Low Temperature Separator eiland A 0 H L

I

V

I

L max 9 (m 3) (m) (m) (s) I (m) , I 1. 00 0.63

I

33.9 ! i 8.96 ! ! 11.4 1.25 0.79 I 42.4

!

11.2 9. 1

I

I

,

i 1. 50 0.95

I

50.9

I

13.

4 , 7.6 ! 59.4 ; 6.5 1. 75 1. 11 15.7 ; I

I

I 2.00 1.27

I

67.9 : 17.9 I

I

5.7 Tabel 3. Low Temperature Separator eiland B

0 H L

I

V

I

L max 9 (m 3) (m) (m) (s) f (m) I 1. 00 0.63 33.9 9.27 ! 11.8 ! 1.25 0.79 42.4 11.6 ! f 9.4 I 1. 50 0.95 50.9 13.9 i 1 7.9 I 1. 75 1. 11 59.4 16.2 I 6.7 J I 2.00 1.27 67.9 18.5 i ~ 5.9 i

_

.

_

-Tabel 4. Scrubber eiland A

v F 0 H lip 9 (mis) (m) (m) (psia) 0.15 1.26 1. 22 4.5 0.04 0.20 1.68 1. 06 6.0

o.

17 0.25 2. 11 0.94 7.5 0.44 0.30 2.53 0.86 9.0 0.78

Tabel 5. Scrubber eiland B

v F 0 H lip 9 (mis) (m) (m) (psia) •

o.

15 1.23 1.24 4.5 I 0.04 1 0.20 1.65 1.08 6.0 I

o.

17 0.25 2.06 0.96 7.5 0.44 0.30 2.47 0.88 9.0 0.78

(42)

Tabel

6.

Water/conden5aat5ettler eiland A D

H

,

'e V

I

L max c -(m

3)

(m) (m) (5) (m)

0.50

0.42

959

4.9

27.6

1.

00

0.84

1917

9.8

13.8

1.

50

1.27

2876

14.7

9.2

1. 75

1.48

3355

17. 1

7.9

\

2.00

1.69

3834

19.6

6.9

I

Tabel

7.

Water/conden5aat5ettler eiland B

D

H

i

,

V L max c

(m

3)

(m)

(m) (5)

(m)

--1.00

0.84

1917

13.6

19.3

1. 50

1.27

2876

20.4

12.8

2.00

1.69

3834

27.2

9.6

2.25

1.90

4313

30.6

8.6

2.50

2.

11

4793

34.0

7.7

Tabel

8.

Water-cleanup eiland A

D

H

",

'H20

V L max

(m

3)

(m)

(m)' , (5)

(m)

1-

-0.25

0.21

2109

o.

19

4.4

0.50

0.42

-

4218

0.39

2.2

0.75

0.63

6326

0.58

1.5

Tabel

9.

Water-cleanup eiland B

0

H

'H20

V L max

(m

3)

(m)

(m)

(5)

(m)

0.25

0.21

2109

0.20

4.6

0.50

0.42

4218

0.40

2.3

0.75

0.63

6326

0.60

1.5

(43)

Tabel 10. Gegevens pijpleidingen AB en BC

AB

BC

I (m)

32.2 103

16. 1 103

M

(g/mo I)

18.01

17.83

T

(K)

280

280

z

0.81

0.81

Pl(psia)

1000

965

P2(psia)

965

900

p (ba r)

1. 01 10 5

1.

01 10 5

n

j

T

~

v,n

(K)

(m 3/s)

15.7

273

78.5

273

n

,

Tabel 11. Stofconstanten ideale gasenthalpie

Comp.

Constanten

A

B

C 10

2

0 E

C-l

36.81703

2.00616

-0.38246

46.13815

74.900

C-2

14.00854

3.13570

-3.05121

43.45345

160.800

C-3

8.03820

3.49075

-3.96060

27.52980

166.170

iC-4

6.52586

3.59274

-4.30144

2.02569

155.695

C-4

8.29348

3.46000

-4.02109

30.35096

153.044

iC-5

6.37520

3.56081

-4.23158

8.98274

145.710

C-5

8.02314

3.44880

-4.05672

21 .82802

149.209

C-6

7.81747

3.44440

-4.08828

18.71184

143.979

C-7

7.50209

3.34199

-3.99022

14. 12428

141.338

C-8

7.63944

3.43264

-4.11634

11.39885

136.741

C-9

7.58989

3.42748

-4.12256

9.04509

137.512

C-l0

7.55166

3.42371

-4.12999

6.87257

I

130.374

C-ll

7.50366

3.42143

-4.13612

5.69734

126.868

C-12

7.44395

I

3.42211

-4.14779

4.60363

124.342

C-15

7.41333

3.41270

-4.14844

1 . 19522

117.397

N

2

23.69959

0.09764

0.05949

15.60296

I

0.0

CO

2

14.00137

0.67027

-0.87505

-8.57364

.

0.0

H

2

S

20.84396

0.33672

-0.09410

19.44200

0.0

(44)

0.45 5.615 5.612 5.609 5.603 5.590 5.577 5.564 5.551 5.538 5.5.19 5.486 5.421 5.288 5.154 4.950 0.50 5.465 5.463 5.459 5.453 5.440 5.427 5.414 5.401 5.388 5.36'1 5.336 5.270 5.135 4.999 4.791 0.55 0.032 5.312 5.309 5.303 5.290 5.278 5.265 5.252 5.239 5.220 5.187 5.121 4.986 4.849 4.63A 0.60 0.027 5.11'2 5.159 5.153 5.141 5.129 5.116 5.104 5.091 5.073 5.041 4.'176 4.842 ' 4.704 4.492 0.65 0.023 0.118 5.008 5.002 4.991 4.980 4.968 4.956 4.94:> 4.921 4.896 4.833 4.702 4.565 4.353 0.70 0.020 0.101 0.213 4.848 4.838 4.828 4.818 4.808 4.797 4.781 4.752 4.693 4.566 4.432 4.221 0.75 0.017 0.088 0.183 4.687 4.679 4.672 4.664 4.655 4.646 4.63l 4.607 4.554 4.434 4.303 4.095 0.80 0.015 0.078 0.160 0.345 4.507 4.504 4.499 4.494 4.488 4.478 4.459 4.413 4.303 4.178 3.974 0.85 0.014 0.069 0.141 0.300 4.309 4.313 4.316 4.316 4.316 4.31l 4.302 4.269 4.173 4.056 3.857 0.90 0.012 0.062 0.126 0.264 0.596 4.074 4.094 4.108 4.118 4.127 4.132 4.119 4.043 3.935 3.744 ~ 0.93 0.011 0.058 0.118 0.246 0.545 0.960 3.920 3.953 3.976 4.000 4.020 4.U24 3.963 3.863 3.678 ~ 0.95 0.011 0.056 0.113 0.235 0.516 0.885 3.763 3.825 3.865 3.904 3.940 3.958 3.910 3.815 3.634 ~ ,~ 0.97 0.011 0.05 4 0.109 0.225 0.490 0.824 1.356 3.658 3.732 3.796 3.853 3.890 3.856 3.767 3.591 0.98 0.010 0.053 0.107 0.221 0.478 0.797 1.273 3.544 3.652 3.736 3.806 3.85'. 3.829 3.743 3.569 N 0.99 0.010 0.052 0.105 0.216 0.466 0.773 1.206 3.376 3.558 3.670 3.758 3.818 3.801 3.719 3~548 1.00 0.010 0.051 0.103 0.212 0.455 0.750 1.151 2.584 3.441 3.598 3.70~ 3.782 3.774 3.695 3.526 1.01 0.010 0.050 0.101 0.208 0.445 0.728 1.102 1.796 3.283 3.516 3.652 3.744 3.746 3.671 3.505

~Ic>

1.02 0.010 0.049 0.0~9 0.203 0.434 0.708 1.060 1.627 3.039 3.422 3.595 3.705 3.718 3.647 3.484 I -l:::J: 0 1.05 0.009 0.046 0.094 0.192 0.407 0.654 0.955 1.359 2.034 3.030 3.398 3.583 3.632 3.575 3.420

-

... 1.10 0.008 0.042 0.086 0.175 0.367 0.581 0.827 1.120 1.487 2.203 2.965 3.353 3.484 3.453 3.315 Cl 1.15 0.008 0.039 0.079 0.160 0.334 0.523 0.732 0.968 1.239 1.719 2.479 3.091 3.329 3.329 3.211 I ... 1.20 0.007 0.036 0.073 0.148 0.305 0.474 0.657 0.857 1.076 1.443 2.079 2.807 3.166 3.202 3.107 ~ 111 111 1.30 0.006 0.031 0.063 O. t'27 0.259 0.399 0.545 0.698 0.860 1.116 1.560 2.274 2.825 2.942 2.899

..,

Q.' 1.40 0.005 0.027 0.055 0.110 0.224 0.341 0.463 0.588 0.716 0.915 1.253 1.857 2.486 2.679 2.692 (1) :J ' 1.50 0.005 0.02 4 0.048 0.097 0.196 0.297 0.400 0.505 0.611 0.774 1.046 1.549 2.175 2.421 2.486 1.60 0.004 0.021 0.043 0.086 0.173 0.261 0.350 0. 4 40 0.531 0.667 0.894 1.318 1.904 2.117 2.285 1.70 0.004 0.019 0.038 0.li76 0.153 0.231 0.309 0.387 0.466 0.583 0.777 1.139 1.672 1.953 2.091 1.80 0.003 0.017 0.034 0.068 0.137, 0.206 0.275 0.344 0.413 0.515 0.683 0.996 1.476 1.751 1.908 1.90 0.u03 0.015 0.031 0.062 0.123 0.185 0.l46 0.307 0.368 0.458 0.606 0.880 1.309 1.571 1.736 I 2.00 0.003 0.01 4 0.028 0.056 0.111 0.1l:7 0.222 0.276 0.330 0.411 0.541 0.782 1.167 1. 4 11 1.577 ~ ,2.20 0.002 0.012 0.023 0.046 0.092 0.131 0.182 0.226 0.269 0.334 0.437 0.629 0.937 1.1.3 1.295 N I 2.40 0.002 0.010 0.019 0.038 0.076 0.11" 0.150 0.187 0.222 0.275 0.359 0.513 0.761 0.929 1.058 2.60 0.002 0.008 0.016 0.032 0.064 0.0C;5 0.125 0.155 0.185 0.228 0.297 0.422 0.621 0.756 0.858 2.80 0.001' 0.Ó07 0.Ö1~ 0.027 0.054 o.oeo 0.105 0.130 0.154 0.190 0.246 0.348 0.508 0.61. 0.6t:19 3.00 0.001. 0.006 0.011 0.023 0.045 0.067 0.088 0.109 0.129 0.159 0.205 0.288 0.415 0.495 /).545 3.50 o • 0 Oh ' ,,0. 0 0 .. 0.007 0.015 0.029 0.043 0.056 0.069 0.0!:!1 0.099 0.127 0.174 0.239 0.270 0.26" •• 00 o.OOU 'Q,!002 0.005 0.009 0.017 0.026 0.033 0.041 0.048 0.058 0.072 0.095 0.116 0.110 0.061 . ".-:';

Cytaty

Powiązane dokumenty

This paper set out to disentangle the effects of the family you grew up in and the effects of the neighbourhoods you lived in on individual income later in life. The problem

In order to investigate the benefits of aeroelastic tailoring and morphing, this dissertation presents a dynamic aeroelastic analysis and optimisation framework suitable for the

A nawet gdy telefon wydaje się „głuchy”, jak w Śpieszmy się Twardowskiego, Pustych miej‑. scach Kamieńskiej, Telefonie Jastruna, to zawczasu uczy dbania

Gdy jednak mówi się o różnych kategoriach szlachty, czy mieszczan (posesjonatów, nieposesjonatów, owej dość mitycznej inte­ ligencji mieszczańskiej), chciało by

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

Z glosowanego wyroku NSA wynika, że ocena wpływu konkretnej in- westycji na sąsiedni obszar obejmuje szereg zagadnień związanych z od- działywaniem projektowanego obiektu na

essentiel qui permet la mise en emprise de la violence, car « l’enjeu de la violence,.. Arrivée en France et installée dans l’appartement qu’Y. a préparé pour elle, Marie se

Because of this it has become possible to formulate static and station- ary electric and magnetic field problems directly in terms of the electric (or magnetic)