• Nie Znaleziono Wyników

Verkenning behoefte Noordzeezand 1996-2030

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verkenning behoefte Noordzeezand 1996-2030"

Copied!
71
0
0

Pełen tekst

(1)

9 . 3

(P

ruuiicatiereeks Grondstoffen

N r 1 9 9 7 / 0 9

Verkenning behoefte Noordzeezand

1996-2030

(2)

4. Titel

Verkenning behoefte Noordzeezand 1996-2030

5. Datum rapport augustus 1997 4. Titel

Verkenning behoefte Noordzeezand 1996-2030

6. Code uitvoerende organisatie Dienst Weg- en Waterbouwkunde

7. Schrijvers

S.E. Verdonkschot, J.W. Broers, T.H.M. Bucx

8. Nr. rapport uitvoerende organisatie

9. Naam en adres opdrachtnemer Rijkswaterstaat

Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044

2600 GA Delft

10. Projectnaam Maasvlakte II 9. Naam en adres opdrachtnemer

Rijkswaterstaat

Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044

2600 GA Delft

11. Contractnummer

12. Naam en adres opdrachtgever Rijkswaterstaat Directie Noordzee Koopmansstraat 1 2280 HV Rijswijk 13. Type rapport onderzoek 12. Naam en adres opdrachtgever

Rijkswaterstaat Directie Noordzee Koopmansstraat 1 2280 HV Rijswijk

14. Code andere opdrachtgever

15. Opmerkingen

16. Referaat jl,. In voorliggend rapport wordt met behulp van een

scenario-analyse een verkenning gemaakt van de behoefte aan Noordzeezand tot het jaar 2030. Er zijn drie scenario's opgesteld: een minimum-, midden- en maximumscenario. Deze scenario's zijn in eerste instantie gebaseerd op econo-mische groei en technologische ontwikkeling. Vervolgens zijn voor diverse regio's in Nederland toekomstige ontwik-kelingen in de scenario's opgenomen. Hiertoe zijn verschil-lende aannames over het toekomstige beleid ten aanzien van winning op andere locaties dan de Noordzee gedaan.

18. Distribube systeem

verkrijgbaar bij D W W onder vermelding titel en nummer

19. Classificatie 20. Classificatie deze pagina 21. Aant. biz. 44+30 (bijlagen) 22. Prijs M l 23. Accoord projectleidei J \ H.P. Versteeg \ 24. Accoord onderzoekscacifflDator J.Th. van der Zwan W /

25. Accoord afdelingshoofd

P.M.C.B.M. Cools , >

o V \

Eveneens worden verwachte projecten die een grote invloed hebben op de zandvoorziening in een bepaalde regio in ogen-schouw genomen. Momenteel wordt circa 13 miljoen m3

Noord-zeezand in Nederland aangevoerd (excl. suppleties). Verwacht wordt dat in de periode tot 2030 de behoefte aan Noordzeezand voor reguliere ophoogdoeleinden tussen de 400 miljoen m3 en 1

miljard m3 zal bedragen. Daarnaast zal in deze periode tussen de

350 en 500 miljoen m3 suppletiezand nodig zijn. Voor

industrie-zanddoeleinden zal tot 2030 tussen de 150 en 400 miljoen ton Noordzeezand nodig zijn.

(3)

NR C.tyX^Z.MXA

VERKENNING BEHOEFTE NOORDZEEZAND 1996-2030

Uitgevoerd door:

Rijkswaterstaat

Dienst W e g - en Waterbouwkunde

Afdeling Grondstoffen

M e t medewerking van: Mevr. drs. S.E. Verdonkschot Dhr. drs. H.P. Versteeg Dhr. ir. J.W. Broers Dhr. drs. T . H . M . Bucx

In samenwerking met:

Rijkswaterstaat

Directie Noordzee

(4)

Het overheidsbeleid is gericht op stimulering van het gebruik van zand uit de Noordzee. Momenteel vindt een aanzienlijk deel van de reguliere zandwinning in de Noordzee plaats (m.n. ophoogzand). De zandwinning voor mogelijke grootschalige projecten, zoals Maasvlakte II, kustlocatie en vliegveld in zee, kan invloed hebben op de zandwinning in zee voor reguliere doeleinden. Het is derhalve gewenst om inzicht te hebben in de ontwikkeling van de behoefte aan Noordzeezand voor reguliere doelein-den.

De doelstelling van het onderzoek is als volgt:

Inventarisatie van de behoefte aan Noordzeezand in de periode 1996-2030.

Voorliggend rapport is het resultaat van dit onderzoek: een verkenning van de behoefte aan Noordzeezand in de periode 1996-2030. Gezien de onzekerheden in de toekomstige ontwikkelingen zijn er scenario's voor de toekomstige behoefte aan Noordzeezand opgesteld. V o o r ophoogzand en industriezand zijn afzonderlijk scenario's ontwikkeld. Drie basisscenario's zijn uitgewerkt, namelijk een minimum-, midden- en maximumscenario. Deze basisscenario's zijn gebaseerd op economische groei en technologische ontwikkeling.

Ophoogzand

Voor ophoogzand zijn de scenario's per regio uitgewerkt. Hiertoe zijn 6 regio's gedefinieerd: Gronin-gen, Friesland, Kop van Noord-Holiand, Centraal-Holland, Rijnmond en Zeeland. Per regio zijn de drie scenario's aan de hand van toekomstige ontwikkelingen uitgewerkt. In de scenario's zijn, indien noodzakelijk, aannames gedaan over toekomstige winningsmogelijkheden op andere locaties dan de Noordzee. Het beleid ten aanzien van winning in de Waddenzee is bijvoorbeeld gericht op beeindi-ging. Het is niet bekend hoe het toekomstige beleid ten aanzien van winning in het Usselmeergebied en de Westerschelde zich zal ontwikkelen. In de scenario's worden aannames gedaan over de eventuele afbouw van winning in deze gebieden. Ook worden in de studie aannames gedaan over de afzet van zand dat vrijkomt bij grote projecten op het land, zoals de aanleg van een baggerspecie-depot in het Hollandsch Diep.

Momenteel wordt jaarlijks circa 13 miljoen m3 ophoogzand uit de Noordzee in Nederland aangevoerd.

Hiernaast wordt circa 8 miljoen m3 Noordzeezand gebruikt voor kustsuppleties. Industriezand uit de

Noordzee wordt beperkt toegepast. Voornamelijk in de regio's Centraal-Holland en Rijnmond wordt veel Noordzeezand toegepast (ca. 90%).

Uit de resultaten van de scenario-analyse blijkt dat in alledrie de scenario's de behoefte aan Noordzee-zand op lange termijn toeneemt (zie tabellen A, B en C). O p kortere termijn is in het minimum- en het middenscenario sprake van afnemende respectievelijk gelijkblijvende behoefte aan Noordzeezand in relatie tot de totale behoefte aan ophoogzand.

Er wordt een toename verwacht van de hoeveelheid benodigd suppletiezand. Afhankelijk van de verwachtingen ten aanzien van zeespiegelstijging zijn een minimum-, midden- en maximumscenario uitgewerkt (zie tabel D). Deze scenario's zijn gebaseerd op verwachtingen ten aanzien van de relatieve zeespiegelstijging.

Tabel A: Totale reguliere behoefte aan ophoogzand in de 6 benoemde regio's (excl. grote projecten en

kustsuppleties) en aandeel Noordzeezand per scenario voor enkele jaren (in min ms)

Scenario's minimum midden maximum

Scenario's

Behoefte Noordzee Behoefte Noordzee Behoefte Noordzee

1996 29 13 29 13 29 13 2000 29 7 30 8 33 11 2 0 0 5 28 9 29 12 35 20 2 0 1 0 26 8 28 13 36 26 2 0 2 0 24 15 28 22 43 37 2 0 3 0 23 18 28 22 50 45

(5)

kustsuppleties) en aandeel Noordzeezand per scenario voor enkele perioden (cumulatief in min m3)

Scenario's minimum midden maximum

Scenario's

Behoefte Noordzee Behoefte Noordzee Behoefte Noordzee

1 9 9 6 - 2 0 0 0 150 50 152 55 160 62

2001 -2005 140 45 147 59 167 89

2 0 0 6 - 2 0 1 0 129 45 140 59 ' 174 117

2 0 1 1 - 2 0 3 0 482 301 559 4 1 6 863 7 4 7

Tabel C: Totale reguliere behoefte aan Noordzeezand (excl. grote projecten en kustsuppleties) voor de

perioden t/m 2010, t/m 2020, t/m 2030 per scenario (cumulatief in min m3)

Scenario's minimum midden maximum

1996-2010 140 173 268

1996-2020 263 365 604

1996-2030 441 589 1015

Tabel D: Totale behoefte aan suppletiezand per scenario per periode (cumulatief in min m3)

Scenario's minimum midden maximum

1 9 9 6 - 2 0 1 0 147 166 185

1996-2020 261 299 337

1 9 9 6 - 2 0 3 0 375 432 489

Industriezand

De behoefte aan industriezand vanuit de Noordzee wordt bepaald door enkele relevante ontwikkelin-gen in kaart te brenontwikkelin-gen. Het betreft factoren die invloed hebben op de totale vraag aan industriezand, zoals de economische groei, technologische ontwikkelingen en toepassing van secundaire materialen. Verder zijn factoren die invloed hebben op de behoefte aan specifieke korrelgroottes zand in ogenschouw genomen. De verschillende factoren zijn eveneens in een minimum-, midden- en maximumscenario opgenomen. Uit de scenario-analyse blijkt dat er grote verschillen tussen de scenario's bestaan. De berekende behoefte bedraagt tussen de 5 en 20 miljoen ton per jaar.

Tabel E: Benodigde hoeveelheid industriezand uit de Noordzee per scenario per periode (cumulatief in min ton)

Scenario's minimum midden maximum

1996-2010 40 49 70

1996-2020 93 131 189

1996-2030 165 250 377

Resultaat

Uit de tabellen blijkt dat de behoefte aan Noordzeezand op het land fors toeneemt in de toekomst. Bij de keuze van winlocaties op de Noordzee ten behoeve van grote projecten dient derhalve rekening te worden gehouden met de voorziening van het land met Noordzeezand.

Duidelijk wordt dat de berekeningen een bepaalde marge aangeven waarbinnen de behoefte aan Noordzeezand zich zal ontwikkelen. Deze marge varieert per regio en tijdsperiode.

In tabel F wordt de totale behoefte aan Noordzeezand tot 2030 volgens het middenscenario weergegeven. Hieruit blijkt dat de zandbehoefte voor de grote projecten in dezelfde ordergrootte liggen als de zandbehoefte voor projecten op het land (reguliere behoefte). De behoefte aan

(6)

echter veel schaarser dan het andere zand.

Tabel F: De totale behoefte aan Noordzeezand voor diverse bestemmingen tot 2030 volgens het middenscenario

Doeleinden Behoefte in min m3

ophoogzand op land 589 suppletiezand 432 industriezand 172 Maasvlakte II 4 0 0 - 8 5 0 vliegveld in zee 700-800 kustlocatie 4 0 0

(7)

H O O F D S T U K 1 INLEIDING 9

1.1 Aanieiding 9 1.2 Werkwijze 9 1.3 Opzet van dit rapport 10

H O O F D S T U K 2 A C H T E R G R O N D E N O P H O O G Z A N D 11 2.1 Beleid 11 2.2 Enkele cijfers 11 2.3 Ontzilting 12 2.4 Prijsopbouw ophoogzand 13 H O O F D S T U K 3 S C E N A R I O ' S O P H O O G Z A N D 15 3.1 De regio's 15 3.2 De scenario's 16 3.3 Ontwikkelingen 17 3.3.1 Beleid 17 3.3.2 Regionale projecten 19 H O O F D S T U K 4 K U S T S U P P L E T I E S 23 4.1 Inleiding 23 4.2 Regionale scenario's 23 H O O F D S T U K 5 G R O T E P R O J E C T E N 25 5.1 Maasvlakte II 25 5.2 Vliegveld in zee 25 5.3 Kustlocatie 25 H O O F D S T U K 6 R E S U L T A T E N O P H O O G Z A N D 27 H O O F D S T U K 7 S C E N A R I O ' S I N D U S T R I E Z A N D 31 7.1 Beton- en metselzand 31 7.2 Kalkzandsteenzand 35 7.3 Asfaltzand 35 H O O F D S T U K 8 C O N C L U S I E S E N A A N B E V E L I N G E N 37 8.1 Conclusies 37 8.2 Aanbevelingen 39 L I T E R A T U U R 41 LIJST V A N G E I ' N T E R V I E W D E P E R S O N E N 43 B I J L A G E 1 S C E N A R I O ' S O P H O O G Z A N D 45 1.1 Regio Groningen 45 1.2 Regio Friesland 46 1.3 Regio Kop van Noord-Holland 48

1.4 Regio Centraal-Holland 50 1.5 Regio Rijnmond 53 1.6 Regio Zeeland 55 B I J L A G E 2 S C E N A R I O - B E R E K E N I N G O P H O O G Z A N D 59 B I J L A G E 3 S C E N A R I O - B E R E K E N I N G I N D U S T R I E Z A N D 60 B I J L A G E 4 F I G U R E N B E H O E F T E N O O R D Z E E Z A N D IN R E L A T I E T O T T O T A L E B E H O E F T E 61

(8)

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Het beleid van rijk en provincies is erop gericht het gebruik van Noordzeezand te bevorderen. O p deze wijze kan het ruimtebeslag door ontgrondingen op het land verminderd worden. Er wordt momenteel al op vrij grote schaal gebruik gemaakt van ophoogzand uit de Noordzee; de verwachting is dat het gebruik verder zal toenemen.

Daarnaast wordt er op grote schaal zand gewonnen voor kustsuppleties. De verwachte zeespiegelstij-ging ten gevolge van het versterkte broeikaseffect zal er toe leiden dat de behoefte aan zand voor kustsuppleties zal stijgen.

Het huidige gebruik van industriezand uit de Noordzee is relatief laag. Verwacht wordt dat deze behoefte in de toekomst zal toenemen.

O m het zeezandgebruik te bevorderen is het van belang dat het zand continu en tegen een aantrekke-lijke prijs kan worden geleverd. Dit laatste kan mogelijk onder druk komen te staan als de zandwinning

ten behoeve van grootschalige projecten, zoals Maasvlakte II, vliegveld in zee en kustlocatie1, op

dezelfde locaties zou gaan plaatsvinden als de bestaande reguliere zandwinning. Door deze grote projecten is het noodzaak om de zandwinning op een integrate wijze te bestuderen en te coordineren. Daarom is het voor de Directie Noordzee van de Rijkswaterstaat van belang om vraag en aanbod aan zand uit de Noordzee te bepalen en met elkaar te confronteren. Voorliggend rapport omvat een inventarisatie van de vraag naar Noordzeezand.

De doelstelling van het onderzoek is als volgt:

Inventarisatie van de behoefte aan Noordzeezand in de periode 1996-2030.

Dit onderzoek is uitgevoerd door de afdeling Infrastructuur Grondstoffen van de Dienst W e g - en Waterbouwkunde in opdracht van de projectgroep zandwinning van de Directie Noordzee. Het maakt deel uit van het project 'Zandwinning ten behoeve van de aanleg van Maasvlakte II' dat door deze directie wordt uitgevoerd in opdracht van de Projectgroep Integraal Ontwerp van de Projectorganisatie Maasvlakte II.

1.2 Werkwijze

Het voorspellen van de ontwikkelingen voor de lange termijn brengt een hoge mate van onzekerheid met zich mee. Een instrument om de verschillende mogelijkheden voor de toekomst weer te geven is de scenario-analyse. In deze studie is gekozen voor het uitwerken van drie basisscenario's, namelijk een minimum-, een midden- en een maximumscenario. Het minimumscenario geeft de ontwikkelingen weer die een negatief effect hebben op de ontwikkeling van de zandbehoefte. De afname van de behoefte wordt allereerst veroorzaakt door technologische ontwikkelingen (ondanks de te verwachten groei van de bouwinvesteringen). In het middenscenario wordt uitgegaan van de huidige situatie en de ontwikkelingen die zeker zullen plaatsvinden. Het maximumscenario bevat alle ontwikkelingen die een positief effect hebben op de ontwikkeling van de behoefte aan zand. Een van deze ontwikkelingen is de verwachte groei van de bouwinvesteringen.

Voor ophoogzand en industriezand worden afzonderlijk scenario's opgesteld.

1 Andere mogelijke kustprojecten kunnen eveneens de reguliere zandwinning bei'nvloeden. Deze worden in deze studie

(9)

In deze studie wordt getracht om de hoeveelheden zand zoveel mogelijk weer te geven in een vaste maat. Hoeveelheden

ophoogzand worden echter doorgaans weergegeven in m3. V o o r industriezand is het gangbaar om te rekenen in tonnen. In

deze studie worden de volgende omrekeningsfactoren aangehouden:

1 vaste m3 = 1,7 ton;

1 losse m3 = 1,45 ton.

In deze studie kon niet altijd voorkomen worden dat vaste en losse m3 door elkaar werden gebruikt. Bij omrekening van 1

ton industriezand naar m3 werd gerekend in losse m3.

In dit rapport wordt een enigszins gesimplificeerde indeling gebruikt voor de korrelgroottes van de verschillende typen zand: ophoogzand <250 | i m ;

suppletiezand 2 5 0 - 5 0 0 urn; industriezand >500 p:m.

V o o r de grote waterbouwkundige projecten wordt verondersteld, dat ophoogzand en suppletiezand wordt toegepast

1.3 Opzet van dit rapport

-Hoofdstuk 2 bevat achtergrondinformatie met betrekking tot de winning van ophoogzand. De hoofdstukken 3, 4 en 5 zijn gewijd aan ophoogzand. Hoofdstuk 3 beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan de scenario-berekeningen voor ophoogzand. Hoofdstuk 4 heeft betrekking op zand benodigd voor kustsuppleties. In hoofdstuk 5 worden de eventueel voor de toekomst geplande projecten ten aanzien van infrastructuur en landaanwinning beschreven. In hoofdstuk 6 worden de resultaten van de scenario-analyse geaggregeerd en in kaarten weergegeven. Hoofdstuk 7 is gewijd aan de verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de behoefte aan industriezand. Hoofdstuk 8 behandelt de conclusies en aanbevelingen. In bijlage 1 worden de ontwikkelde regionale scenario's voor ophoogzand beschreven. Bijlage 2 en 3 geven de scenario-berekeningen voor ophoogzand en industriezand weer. In bijlage 4 worden figuren getoond, die de behoefte aan Noordzeezand in relatie tot de totale behoefte per regio weergegeven. Bijlage 4 bevat een overzichtskaart van Nederland.

(10)

HOOFDSTUK 2 ACHTERGRONDEN OPHOOGZAND

2.1 Beleid

In het Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen is het beleid ten aanzien van de grondstoffenvoorzie-ning in Nederland geformuleerd. Een belangrijk beleidsuitgangspunt is dat het gebruik van Noordzee-zand moet worden bevorderd. Momenteel worden er grote hoeveelheden ophoogNoordzee-zand in de Wadden-zee, het Usselmeergebied en de Westerschelde gewonnen.

De winning van zand in de Waddenzee zal afgebouwd worden, vanwege de negatieve invloed op de zandstromen in de kustzone. Vanaf 1999 zal in de Waddenzee uitsluitend zandwinning plaatsvinden ten behoeve van waterstaatkundig onderhoud [1].

De winningen in het Usselmeergebied zijn gericht op vaargeulonderhoud, aanleg van retourstroomgeu-len en recreatieprojecten. De mogelijkheden voor winning in het Usselmeergebied zijn voor de toekomst niet bekend. Het verlenen van ontgrondingsvergunningen wordt gekoppeld aan de marktvraag. Het huidige beleid zal volgens de verwachting tot circa 2010 gecontinueerd kunnen worden.

Het toekomstige beleid ten aanzien van winning in de Westerschelde is niet duidelijk. Verwacht wordt dat het huidige beleid tot 2002 gecontinueerd zal worden. Momenteel wordt onderzoek verricht naar de mogelijke negatieve effecten van de winning op de zandbalans in de Westerschelde.

O m te zorgen dat meer Noordzeezand wordt toegepast zijn reeds enkele beleidsinstrumenten ontwikkeld. De provincies Noord- en Zuid-Holland voeren bijvoorbeeld een beleid dat gericht is op het tegengaan van primaire ontgrondingen. Allereerst wordt getracht om de invulling van de behoefte aan ophoogzand in deze provincies zo min mogelijk door aangrenzende provincies te laten vervullen. De domeinvergoeding voor winning van ophoogzand in de Noordzee zal laag gehouden worden. En er zal bestuurlijke medewerking verleend worden voor het behouden en creeren van overslagplaatsen voor ophoogzand uit de Noordzee. Bovendien schrijven de Rijkswaterstaatdirecties Noord- en Zuid-Holland in eigen werken de toepassing van Noordzeezand zoveel mogelijk voor.

2.2 Enkele cijfers

In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 40 miljoen m3 ophoogzand toegepast (excl. suppleties). Een klein

deel van het in Nederland gewonnen zand wordt geexporteerd en een klein deel wordt vanuit het buitenland geTmporteerd. Een groot deel van het in Nederland toegepaste zand is afkomstig uit de rijkswateren. De laatste jaren is de winning van zeezand (Noordzee) meer in het vizier gekomen. In de figuren 2.1 en 2.2 is weergegeven welke hoeveelheden zeezand gedurende de periode 1974-1996 uit de Noordzee zijn gewonnen en in welke toepassingsgebieden het zeezand wordt toegepast. Er is in deze periode een sterke toename van de zandwinning in zee te bespeuren. Het beleid heeft duidelijk succes gehad.

(11)

Het merendeel van het zeezand wordt gewonnen door onderhoud van de IJgeul en Euro-Maasgeul. Dit zand wordt voornamelijk gebruikt voor de zandhandel, d.w.z. voor de zandvoorziening van het vasteland. Daarnaast wordt zand gewonnen op verspreide locaties op het Nederlandse deel van het Continentaal Plat (NCP). Dit zand wordt voornamelijk gebruikt voor kustsuppleties. Ter hoogte van Walcheren wordt ook zand op het N C P gewonnen voor de voorziening van het land. Dit wordt voor een groot deel naar Belgie geexporteerd.

In het Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee (RON) is al eerder een behoefteraming voor Noordzee-zand opgenomen [2]. De uitkomsten hiervan zijn overgenomen in de tabellen 2.1 en 2.2. De raming voor ophoogzand, gewonnen op land, moet - zeker voor de periode na 2000 - worden gezien als maximum-raming. Er is onder meer aangenomen dat de provincies Noord- en Zuid-Holland op termijn geheel vanuit de Noordzee zullen worden voorzien. In het R O N wordt bovendien een daling van de behoefte aan suppletiezand geraamd, terwijl op dit moment echter een stijging wordt voorzien. Het onderzoek dat wordt beschreven in het voorliggende rapport kan worden gezien als een nuancering en detaillering van deze behoefteraming.

Tabel 2.1: Potentiele dekking van de zandbehoefte uit de Noordzee volgens het RON (1991),

omgerekend naar miljoen m3/jaar

Zandbehoefte van het vasteland

Periode 1990-1993 1994-1999 2 0 0 0 - 2 0 0 9 Noord-Holiand 11,5 8,3 (6,5) Amsterdam-IJburg 5 - (1,5) Zuid-Holland 2,5 5,5 (8,5) Zeeland 0,5 - (0,5) Utrecht 1 1,3 (1,3) Totaal vasteland 20,5 15,2 18,3

T Uebaseerd op de gegevens met betrekking tot de midclellange termijn.

Tabel 2.2: Potentiele dekking van de suppletiezand- en industriezandbehoefte volgens het RON

(1991), omgerekend naar miljoen m3/jaar

Overige zandbehoefte Periode 1990-1993 1994-1999 2 0 0 0 - 2 0 0 9 suppletiezand 6,5-11,3 6,2-11,2 4,4-9,0 beton- en metselzand 1 1 asfaltzand - - -2.3 Ontzilting Beleid m.b.t. chloridegehalte

In delen van Nederland is lozing van chloride onwenselijk in verband met agrarische en ecologische belangen. Daarom worden eisen gesteld aan het chloridegehalte. Voor zeezand worden de volgende niveaus van ontzilting onderscheiden [3]:

1. niet-ontzilt zand (2100 m g / k g d.s. CI); 2. matig ontzilt zand (500 m g / k g d.s. CI); 3. goed ontzilt zand (200 m g / k g d.s. CI); 4. volledig ontzilt zand (35 m g / k g CI).

(12)

O p dit moment speelt de ontziltingsproblematiek vooral in de beheersgebieden van de Hoogheem-raadschappen Rijnland, Schieland en Delfland, omdat deze gebieden verziltingsgevoelig zijn. In 1993 zijn door deze hoogheemraadschappen en de minister van V & W afspraken gemaakt, die inhouden dat tot en met 1997 goed ontzilt zand (niveau 3) mag worden gebruikt en vanaf 1998 volledig ontzilt zand (niveau 4) moet worden gebruikt, mits dit haalbaar is. Er is inmiddels een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat ontzilting tot niveau 4 economisch niet haalbaar is [33.

De huidige verwachting is dat niveau 3 als algemene richtlijn zal blijven gelden, ook in de beheers-gebieden van bovengenoemde hoogheemraadschappen. Daarnaast zouden beheers-gebieden kunnen worden aangewezen waar ontzilt moet worden tot niveau 4 of een tussenniveau.

Een andere relevante ontwikkeling met betrekking tot het chloridegehalte is de totstandkomirrg van het Bouwstoffenbesluit [5]. Dit besluit betreft landelijke wetgeving met betrekking tot de milieukwali-teit van granulaire bouwstoffen, waaronder zand. In het besluit wordt onderscheid gemaakt tussen onder meer schone grond (vrij toepasbaar) en categorie-1-materiaal (vrij toepasbaar onder de voorwaarde dat het terugneembaar is). Het Bouwstoffenbesluit kent voor schone grond een eis van 200 m g / k g d.s. CI. Daarnaast is het denkbaar dat zeezand wordt toegepast als categorie-1-materiaal. Dan mag het in "droge" toepassingen 600 m g / k g en in "natte" toepassingen 1100 m g / k g d.s. CI bevatten.

Het is echter mogelijk dat regionaal strengere eisen gesteld worden door middel van bestuurs-overeenkomsten, provinciale regelgeving of eventueel benodigde WVO-vergunningen voor uittredend water.

Consequenties voor de vraag naar zeezand

De noodzakelijke ontzilting kan een beperking vormen voor het toepassen van zeezand. Ontzilting tot 200 m g / k g d.s. CI (niveau 3/schone grond) is mogelijk door tijdens het transport van het zand te spoelen met zoet water. De kosten van dit spoelen zijn vrij beperkt (/ 0,20-0,40 per m3). Het is op dit

moment nog niet zo dat zeezand voldoende wordt gespoeld, maar de techniek is goedkoop en bekend en de ontzilting zou dan ook geen invloed mogen hebben op de vraag op lange termijn.

Indien het noodzakelijk zou zijn om in grotere delen van West-Nederland niveau 4 te gaan gebruiken, leidt dit wel tot een beperking van de vraag naar zeezand. Gezien de hoge kosten van ontzilting tot niveau 4 ( / 3 , 0 0 - / 1 0 , 0 0 per m3) zou zeezand uit de markt worden geprijsd en worden verdrongen

door landzand. In dit rapport wordt aangenomen dat het gebied dat tot niveau 4 moet worden ontzilt beperkt van omvang is, zodat het effect op de vraag naar zeezand verwaarloosd kan worden.

2.4 Prijsopbouw ophoogzand

De prijs van ophoogzand op de plaats van bestemming bedraagt tussen de /5,= en /15,= per m3 [4].

In onderstaande tabel zijn enkele prijzen weergegeven die een indicatie geven van de prijsopbouw. Opgemerkt wordt dat de prijzen oorspronkelijk afkomstig zijn uit oudere literatuur en dat er niet voor inflatie is gecorrigeerd. Uit de relatieve hoogte van de prijzen kan wel worden afgeleid welke prijscomponenten van belang zijn. Duidelijk is dat de winkosten en de transportkosten de belangrijkste zijn.

Het betrekkelijk grote prijsverschil tussen de domeinvergoeding voor zeezand en voor zand uit overige rijkswateren vormt een stimulans voor toepassing van zeezand.

(13)

Tabel 2.3: Overzicht van enkele prijzen die van belang zijn voor ophoogzand [4] (prijzen in f per losse m\ excl. BTW)

Prijscomponenten landzand zeezand

domeinvergoeding2 2,55 2 0 % 0,68 5 %

winkosten op land (incl. leges, aankoop terreinen, etc.) 2,00-5,50 2 5 % ! - _

winkosten op zee (incl. zeeleges, transport naar depot3, lossen

-in depot, overslag -in b-innenschepen) - - 1,40-3,40 2 0 % '

ontzilting niveau 3* - - 0,20-0,40 5 %1

wachttijd bij ontzilting - 0,00-1,50 5 %1

transport per schip binnenwateren, 40 k m5 2,00-4,00 2 0 %

1 2,00-4,00 25 %1 .

eventuele overslag 0,50 5 % 0,50 5 %

transport per as, 10 km 2,50-5,00 25 %1 2,50-5,00 3 0 %1

wachttijd sluizen/bruggen 0,50 5 % 0,50 5 %

i Het percentage is bepaald door uit te gaan van net gemiddelde van de absolute waarden.

2 De domeinvergoeding voor ophoogzand uit Staatswateren en uit de Noordzee bedraagt per 1 januari 1997 respectievelijk

,50 en / 0 , 4 0 per scheepston. Deze bedragen zijn omgerekend naar / per losse m3 (1 scheepston = 0,5 m3 nat zand; 1 vaste

m3 = 1,7 ton; 1 losse m3 = 1,45 ton; 1 scheepston = 1/(0,5 * 1,7/1,45) losse m3).

3 De hoogte van de transportkosten van op voile zee gewonnen zand wordt m.n. bepaald door de vaarafstand

winlocatie-kustdepot. O o k de beuninhoud van de sleephopperzuiger en de totaal jaarlijks te winnen hoeveelheid zand spelen hierbij een rol.

4 Ontzilting tot niveau 4 brengt dusdanig hoge kosten met zich mee, dat het in de praktijk weinig zal voorkomen. In

bepaalde gebieden zal een ontziltingsniveau van 4 echter wel geeist worden. De kosten zullen globaal tussen de / 3 , = en / 1 0 , =

per m3 zand bedragen. Verwacht mag worden dat dan allereerst getracht wordt om landzand en zand uit secundaire winningen

in te zetten.

5 De hoogte van de transportkosten op binnenwateren hangt af van de vaarwegklasse. De kosten varieren tussen de 3,5 en

(14)

HOOFDSTUK 3 SCENARIO'S OPHOOGZAND

3.1 De regio's

Zand vanuit de Noordzee kan via diverse aanlandingspunten op het land aangevoerd worden. Afhankelijk van diverse factoren wordt het Noordzeezand verder landinwaarts vervoerd. Het aanlandingspunt bepaalt de regio waar het zand wordt afgezet (en andersom). Het is mogelijk om Nederland volgens de huidige situatie in te delen in een regio waar Noordzeezand wordt toegepast en in een regio waar nauwelijks tot geen Noordzeezand wordt toegepast. Globaal gezien loopt de schei-dingslijn van het noorden naar het zuiden en doorsnijdt de provincies Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Westelijk van deze lijn wordt deels Noordzeezand toegepast. Daarnaast worden de regio's Friesland en Groningen in ogenschouw genomen, daar het kustgebieden zijn. Nieuwe ontwikkelingen kunnen voor een verschuiving van deze lijn zorgen. Deze ontwikkelingen zijn vaak van regionale aard; bijvoorbeeld de aanleg van een recreatieplas of de bouw van woningen. De bekende aanlandingspunten in Nederland zijn: Delfzijl, Harlingen, Den Helder, IJmuiden, Rotter-dam/Haringvliet en diverse aanlandingspunten langs de Westerschelde. De regio's en aanlandingspun-ten worden getoond in figuur 3.1 (regio Groningen, Friesland, Kop van Noord-Holland, Centraal-Holland, Rijnmond, Zeeland).

Figuur 3.1: De regio's

Tabel 3.1: Ophoogzandbehoefte van de 6 benoemde regio's in min m3 voor de huidige situatie (1995)

Regio's Totale behoefte (excl.

suppleties

Aandeel Noordzeezand Suppleties1

Groningen 1.6

-Friesland 3,2 - 1,5

Kop van Noord-Holland 1,2 0,2 3,3

Centraal-Holland 9,5 4,5

-Rijnmond 8,6 4,9 2,4

Zeeland 3,9 1 1,0

Totaal2 28 10,6 8,2

11 Suppleties 1 9 % .

(15)

3.2 De scenario's

M e t behulp van een minimum-, midden- en maximumscenario worden relevante ontwikkelingen weergegeven en hun mogelijke invloed op de behoefte aan zand uit de Noordzee. Deze scenario's zijn in eerste instantie gebaseerd op de ontwikkeling van de vraag naar ophoogzand.

Voor de scenario-analyse worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: * er zullen geen nieuwe aanlandingspunten bijkomen;

* de prijsopbouw van zand blijft constant; * er wordt geen heffing ingevoerd;

* in de drie basisscenario's (minimum, midden en maximum) wordt kort stilgestaan bij een eventuele verandering van de te betalen domeinvergoedingen voor winning in de Noordzee en winning in andere rijkswateren;

* de ontziltingsproblematiek heeft geen invloed op de zandvoorziening (ten aanzien van de hoogte van ontziltingskosten worden geen aannames gedaan);

* de invloed van de aanleg van kunstmatige (schier)eilanden op de behoefte aan suppletiezand blijft buiten beschouwing;

* ten aanzien van economische en technische ontwikkelingen worden aannames gedaan in de drie scenario's;

* alleen de grote projecten (vanaf circa 5 miljoen m3 zand; waarvan de wijze van uitvoering een

relatief grote invloed kan hebben op de zandstromen) worden afzonderlijk in de scenario-analyse betrokken, de resterende vraag wordt opgenomen in de basisbehoefte;

* in de scenario-analyse voor ophoogzand vormen de gegevens uit de Nota Ophoogzand - indien niet anders vermeld - het uitgangspunt [4],

* de hoeveelheden worden weergegeven in miljoenen m3 en voor de jaren 1996 (huidige situatie)

2000, 2005, 2010, 2020 en 2030. Minimumscenario:

De totale vraag naar ophoogzand daalt over de hele periode circa 1 0 % (jaarlijkse daling van 0,3%). De belangrijkste oorzaak van deze vraagdaling is de technologische ontwikkeling. Voorbeelden zijn: toename van technisch hoogwaardige constructies, lager/ondergronds bouwen van infrastructuur, selectief ophogen en meer vervangende nieuwbouw.

Bovendien wordt in dit scenario verondersteld dat het verschil tussen de te betalen domeinvergoedin-gen voor winning in de Noordzee en winning in andere rijkswateren relatief kleiner wordt. De winning van ophoogzand in de Noordzee wordt relatief duurder. Gevolg is een negatief effect op de vraag naar Noordzeezand.

Middenscenario:

In dit scenario wordt de vraag naar ophoogzand constant verondersteld. Een hogere zandbehoefte als gevolg van de verwachte groei van de bouwinvesteringen zal de verwachte daling van de zandvraag als gevolg van technologische ontwikkelingen opheffen. Het verschil tussen de te betalen domeinver-goedingen wordt constant verondersteld.

Maximumscenario:

In het maximumscenario heeft de verwachte groei van de bouwinvesteringen een positief effect op de vraag naar zand. In de scenario's ontwikkeld door het Centraal Plan Bureau wordt uitgegaan van een groei van de bouwproductie van 2 , 4 % . In het rapport van Ike [11] wordt geschat dat de bouwinveste-ringen achterblijven bij de bouwproductie, en wel met - 0 , 7 % . In deze studie wordt derhalve uitgegaan van een jaarlijkse groei van de bouwinvesteringen van 1,7%. De betekent een jaarlijkse toename van de vraag naar ophoogzand van 1,7%.

Het verschil tussen de domeinvergoedingen voor winning in de Noordzee en winning in andere rijkswateren wordt groter. Winnen in de Noordzee wordt relatief goedkoper, wat een positief effect op de vraag naar Noordzeezand heeft.

Omdat de toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot de behoefte aan ophoogzand per regio verschillend kunnen zijn, zullen per regio aparte scenario's opgesteld worden. Voor iedere regio zal het

(16)

minimum-, midden- en maximumscenario verder uitgewerkt worden. Deze regionale scenario's zijn opgenomen in bijlage 1.

3.3 Ontwikkelingen

Per regio kunnen diverse ontwikkelingen van invloed zijn op de regionale zandvoorziening. In deze paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen nader toegelicht. Allereerst worden enkele beleidsontwikkelingen ten aanzien van toegestane winningen behandeld. Vervolgens komen enkele projecten, die een relatief grote invloed hebben op de ophoogzandbehoefte, aan bod. M e t de in deze paragraaf behandelde ontwikkelingen wordt in de regionale scenario's gevarieerd. Deze scenario's zijn in bijlage 1 opgenomen.

3.3.1 Beleid

In deze paragraaf wordt de winning en het verwachte beleid ten aanzien van winning in de W a d d e n -zee, het Usselmeergebied en de Westerschelde besproken.

Winning in de Waddenzee

In het Beheersplan Waddenzee 1996-2001 is aangegeven dat winning van zand in de Waddenzee in de periode tot het jaar 2000 afgebouwd zal worden [6]. Momenteel wordt zand gewonnen voor en afgezet in de regio's Friesland en Kop van Noord-Holland. In elk van de regio's werd in de eerste helft

van de jaren '90 circa 0,9 miljoen m3 ophoogzand per jaar uit de Waddenzee toegepast [4]. De

jaarlijkse winbare hoeveelheden zand uit de Waddenzee zullen vanaf heden echter lager zijn. Er worden geen nieuwe vergunningen meer afgegeven voor zandwinning anders dan ten behoeve van noodzakelijk waterstaatkundig onderhoud (vaargeulonderhoud). Voor het Friese deel lopen nog enkele

vergunningen voor particuliere winning door tot 1 januari 1999 (ca. 0,5 miljoen m3 per jaar). In het

Noord-Hollandse deel van de Waddenzee mag tot het jaar 2000 jaarlijks nog 0,1 miljoen m3 zand,

bestemd voor de bollenteelt in Noord-Holland, gewonnen worden.

Momenteel wordt onderzoek uitgevoerd naar de wijze en omvang van het noodzakelijke vaargeulon-derhoud en het zand dat hierbij vrijkomt voor de markt. Verwacht wordt dat vanaf 1999 0,15 miljoen

m3 zand als gevolg van vaargeulonderhoud op de markt in de regio Friesland komt. Uit het

Noord-Hollandse gedeelte van de Waddenzee zal geen zand uit vaargeulonderhoud meer beschikbaar komen ta].

Er wordt, overeenkomstig het landelijk beleid, gestreefd naar winning in de Noordzee. Daarom is de aanleg van een overslagdepot in Den Helder in voorbereiding. Verwacht wordt dat dit depot in het jaar 2000 in gebruik kan worden genomen. Door vertraging in de besluitvorming is het eveneens

mogelijk dat het depot pas een of twee jaar later gebruikt kan gaan worden.

Er zijn plannen gemaakt om in de tussentijd (tot de in werkingtreding van het overslagdepot in Den Helder) zand te winnen in het Amstelmeer. Het betreft een hoeveelheid zand van in totaal 5 miljoen

m3 in de periode 1995-2000. Echter, deze winning in het Amstelmeer kan naar verwachting geen

doorgang vinden, waardoor de zandvoorziening in deze tussenfase in het gedrang kan komen. Een eventueel tekort aan zand in de regio Kop van Noord-Holland zal in eerste instantie tot extra winning in het Usselmeergebied leiden. Hieraan liggen economische redenen ten grondslag: voor winning op de Noordzee zijn andere - grotere - zeeschepen nodig. Een relatief grotere stroom Noordzeezand zou aangevoerd kunnen worden indien de benodigde overslaginfrastructuur aanwezig is.

Winning in het Usselmeergebied

Ten aanzien van winning in het Usselmeer is de beleidsnota "Zand boven Water" (1991) van toepassing [7]. In deze nota is aangegeven dat de winning van ophoogzand plaats dient te vinden met optimale mogelijkheden voor een goede nabestemming. Ophoogzand wordt daarom gewonnen ten behoeve van de scheepvaart (vaargeulonderhoud), watersport (vergroting mogelijkheden recreatie-vaart) en waterhuishouding (verbetering retourstroomgeul).

(17)

Momenteel wordt er jaarlijks circa 7 miljoen m3 ophoogzand in het Usselmeergebied gewonnen. Een

groot deel van dit zand wordt toegepast in de provincie Noord-Holland. De werkelijk gewonnen hoeveelheden kunnen per jaar nogal verschillen. Afhankelijk van de marktvraag worden nieuwe vergunningen afgegeven. In de Nota Ophoogzand [4] is het door de provincies opgegeven gebruik van zand uit het Usselmeergebied vergeleken met het geraamde gebruik volgens de nota "Zand boven Water". Ten aanzien van enkele provincies werden verschillen geconstateerd, met name voor Noord-Holland en Utrecht. In deze studie worden aannames gedaan ten aanzien van het gebruik door de provincies en ten aanzien van de verdeling over de verschillende regio's (Friesland, Kop van Noord-Holland en Centraal-Noord-Holland). Deze hoeveelheden zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 3.2: Het geraamde huidige jaarlijkse gebruik van zand uit het Usselmeergebied per provincie en per regio

Provincies Geraamd gebruik Regio's

Friesland 0,5 Friesland 0,5

Noord-Holland 3,5 Kop van Noord-Holland 0,15

Centraal Holland 3,35

Utrecht 0,5 Centraal Holland 0,25

Overige ca. 3

Totaal ca. 7,5

. J - 1- ! - •)

Moot: De Derekenmg van verdeling over de regio's is in bijlage 1 opgenomen.

Het is niet duidelijk of in de toekomst een maximum aan de te winnen hoeveelheid zand in het Usselmeergebied wordt gesteld. W e l bestaat er een tendens tot minder winning in de randmeren. Het effect hiervan is dat de winning meer naar het noord-oostelijk deel van het Usselmeergebied zal verschuiven (w.o. weliswaar Markermeer) [b]. Het gevolg is dat het zand uit het Usselmeergebied bestemd voor de regio Centraal-Holland relatief duurder wordt (grotere vaarafstand). Hierdoor verbetert in principe de concurrentiepositie van het Noordzeezand.

In de regionale scenario's worden aannames gedaan ten aanzien van de toekomstige winningsmoge-lijkheden in het Usselmeergebied. In het minimumscenario wordt aangenomen dat de winning tot 2020 gecontinueerd kan worden (afhankelijk van de marktvraag). Het middenscenario gaat uit van winningsmogelijkheden tot 2010-2015. In het maximumscenario wordt de winning afgebouwd in de periode 2005-2010.

Winning in de Westerschelde

De hoeveelheid zand die volgens vergunning van Rijkswaterstaat in de Westerschelde gewonnen mag

worden is veel hoger dan de provincie Zeeland nodig heeft. Jaarlijks mag er maximaal 2,6 miljoen m3

ophoogzand gewonnen worden. Deze hoeveelheid wordt, afhankelijk van de vraag, wel of niet geheel gewonnen. Een groot deel van het gewonnen zand wordt geexporteerd naar Belgie' en Noord-Brabant. Afgesproken is dat in principe 0,3 miljoen m3 bestemd is voor de Belgische Staat en 0,3 miljoen m3

voor de Nederlandse Staat. Daarnaast is 2,0 miljoen m3 voor de markt beschikbaar. Deze laatste

hoeveelheid varieert afhankelijk van de vraag in de markt en kan dus ook in Belgie en Noord-Brabant afgezet worden.

De hoeveelheid gefmporteerd ophoogzand uit de regio Zeeland naar Belgie bedraagt circa 1 miljoen m3

per jaar [c]. In Noord-Brabant wordt 0,5 miljoen m3 Westerscheldezand toegepast. In totaal wordt er

circa 2 miljoen m3 zand uit de Westerschelde gewonnen. De zandwinners winnen dus minder zand uit

(18)

Tabel 3.3: Zandvoorziening uit Westerschelde (incl. NCP)6 W i n n i n g in Westerschelde 2,0 Zeeland Beigie/Noord-Brabant 0,5 1,5

De maximaal te winnen hoeveelheid van 2,6 miljoen m3 per jaar staat momenteel ter discussie. Er

wordt onderzoek verricht naar de zandbalans in de Westerschelde. Afhankelijk van de resultaten zal het beleid ten aanzien van winning in de Westerschelde aangepast. worden. Naar verwachting is tot

2002 de maximale hoeveelheid van 2,6 miljoen m3 toegestaan. Over aanpassing van het winb'eleid is

tot op heden nog niets bekend. In de scenario's worden hierover aannames gedaan. In het maximum-scenario zal de winning rond 2005 afgebouwd zijn, in het middenmaximum-scenario zal de winning rond 2015 afgebouwd zijn en in het minimumscenario zal de winning daarentegen gecontinueerd kunnen worden.

3.3.2 Regionale projecten

In voornamelijk de regio's Centraal-Holland en Rijnmond zijn enkele grote projecten voor de nabije toekomst gepland, die de behoefte aan zeezand zullen bei'nvloeden. Het betreft voor de regio Centraal-Holland de projecten IJburg, Afrikahaven en de aanleg van enkele recreatieplassen in de provincie Utrecht. V o o r de regio Rijnmond gaat het om de aanleg van een baggerspeciedepot in het Hollandsch Diep, het project Vierde Spaarbekken in de Biesbosch, natuurontwikkeling in de Biesbosch, uitdieping van de W a a l , het Zandmaasproject in Noord-Brabant/Limburg en projecten met betrekking tot ontpoldering en nautisch baggeren.

Deze projecten worden in deze paragraaf toegelicht. In de scenario's in de bijlage wordt gevarieerd met de vrijkomende c.q. benodigde hoeveelheden zand bij deze projecten.

Project Uburg

In Amsterdam bestaat het voornemen om woningen te bouwen in het IJmeer. Het betreft het woningbouw project IJburg. Volgens de huidige plannen zal de behoefte aan zand in de periode 1998-2006 hierdoor 24 miljoen m3 hoger zijn [d]7. Er is nog geen keuze gemaakt over het gebruik van zout

(Noordzee) of zoet zand (Usselmeergebied). Zoet zand zal, bij gebruik van Noordzeezand, vooral worden toegepast in de kades van het project. De keuze omtrent het gebruik van zout en/of zoet zand zal zoveel mogelijk aan de markt worden overgelaten. Zout zand kan pas na 2000 worden toegepast (is namelijk afhankelijk van projectfase).

In totaal zou maximaal 10 miljoen m3 Noordzeezand toegepast kunnen worden. Daarnaast zou dan 14

miljoen m3 zand uit het Usselmeer (vaargeul Amsterdam - Lemmer) gewonnen kunnen worden. Indien

niet wordt besloten voor het gebruik van Noordzeezand, zal de overige benodigde hoeveelheid zand

uit het Ketelmeer (3 miljoen m3) dan wel uit andere vaargeulen in het Usselmeer gewonnen moeten

worden. In principe zal de vergunning van 14 miljoen m3 verleend worden.

Afrikahaven

De komende jaren zal er ten gevolge van de aanleg van de Afrikahaven in de gemeente Amsterdam

ongeveer 7 miljoen m3 zand gewonnen worden [e]. Van de vrijkomende hoeveelheid zal 3,5 miljoen

m3 direct gebruikt worden voor de aanleg. Hierdoor zal een hoeveelheid zand van 3,5 miljoen m3, in

de periode 1997-2000, gelijkmatig op de markt komen. Het zand zal naar verwachting binnen de regio Centraal-Holland afgezet worden. Het zand zal niet gebruikt worden voor het project IJburg.

6 In de Westerschelde is de maximale toegestane hoeveelheid te winnen zand 2,6 miljoen m3 per jaar. V o o r de kust van

Walcheren wordt bovendien 1 miljoen m3 zand extra gewonnen (NCP).

7 Deze 24 miljoen m3 zand is als volgt over de periode verdeeld: 1998-2000: 9 miljoen m3, 2 0 0 1 - 2 0 0 5 : 14 miljoen m3 en

(19)

Recreatieplassen in provincie Utrecht

In de provincie Utrecht zullen vanaf ongeveer het jaar 2000 vier recreatieplassen aangelegd worden

(bij Woerden, Loenen, Vleuten/De Meern en Nieuwegein), waarbij in totaal circa 20 miljoen m3 zand

kan vrijkomen. Deze hoeveelheid zal een deel van het gebruikte zand uit de Noordzee en het Usselmeergebied vervangen. Voor de regio Centraal-Holland hebben voornamelijk de projecten bij Woerden en Loenen effect op de vraag naar Noordzeezand en zand uit het Usselmeergebied. Aangenomen wordt dat het zand dat vrijkomt bij het project Nieuwegein geen effect heeft op de behoefte aan Noordzeezand (afzet ten oosten van zandscheidingslijn) en wordt derhalve in de scenario's buiten beschouwing gelaten.

Bij Woerden komt in de periode 1999-2009 5 miljoen m3 zand vrij. Bij Loenen komt in de periode

2000-2010 circa 3 miljoen m3 zand vrij. Deze hoeveelheden zullen een deel van de behoefte aan

ophoogzand in het Utrechtse deel invullen. In de scenario's worden de effecten hiervan getoond. Baggerspeciedepot Hollandsch Diep

Voor de aanleg van een baggerspeciedepot in het Hollandsch Diep is door Rijkswaterstaat een plan ontwikkeld, dat in 1996 is afgewezen door de Raad van State. Vervolgens zijn drie alternatieven opgesteld, die momenteel nader onderzocht worden. Het betreft de alternatieven Westlocatie, Middenvoorland en Onderwater. Bij deze alternatieven zullen verschillende hoeveelheden zand vrijkomen. Een deel van de vrijkomende hoeveelheid zand zal in het project zelf toegepast worden (5

tot 6 miljoen m3). Het andere deel zal in een zanddepot opgeslagen worden en afhankelijk van de

marktvraag verhandeld worden. De aanleg van het baggerspeciedepot zal hoogstwaarschijnlijk in twee fasen gerealiseerd worden. In de periode 1999-2001 zal een derde deel van het baggerspeciedepot gereed zijn; in de periode 2009-2011 zal het andere deel van het baggerspeciedepot gerealiseerd worden.

Bij het alternatief Westlocatie zal 15 tot 20 miljoen m3 zand vrijkomen, bij het alternatief

Middenvoor-land zal 6 tot 10 miljoen m3 zand vrijkomen en bij het alternatief Onderwater zal 25 tot 27 miljoen m3

zand vrijkomen [f].

In de scenario's zal gevarieerd worden met de hoeveelheden zand die op de markt komen. Deze hoeveelheden zullen invloed hebben op de zandstromen in zowel de regio Rijnmond als de regio Zeeland (waaronder provincie Noord-Brabant).

Uitdieping Waal

Bij de uitdieping van de Waal zal er geen zand op de markt komen. De vrijkomende hoeveelheden worden direct teruggestort tijdens het project (gesloten zandbalans) [g].

Vierde Spaarbekken bij de Biesbosch

Bij het project Vierde Spaarbekken zal minimaal 35-40 miljoen m3 zand op de markt komen. Over de

periode van uitvoering is nog niet besloten. Dit hangt af van de afzetmogelijkheden. Momenteel worden onderhandelingen gevoerd (onder andere provincie Noord-Brabant, gemeente Werkendam) over de start van het project. De verwachting is dat het project in 1998 gestart zal worden. De tijdsperiode zal 4 tot 5 jaar of 10 tot 15 jaar beslaan. De verwachting is dat het laatste het meest realistisch is [h].

Ten aanzien van de uitvoeringsperiode worden in de scenario's diverse aannames gedaan.

In de scenario's wordt ervan uitgegaan dat het zand dat vrijkomt bij het Vierde Spaarbekkenproject van invloed is op de zandvoorziening in zowel de regio Rijnmond als de regio Zeeland.

Natuurontwikkelingsprojecten in het Waalgebied

Er zijn plannen voor natuurontwikkelingsprojecten langs de grote rivieren in Gelderland. Hierbij zouden

vele tientallen miljoenen m3 ophoogzand vrij kunnen komen. De plannen zijn nog weinig uitgewerkt.

Bovendien komt het meeste zand vrij ten oosten van de "zandscheidingslijn". Daarom wordt hier verder geen rekening gehouden met eventuele effecten van deze natuurontwikkelingsprojecten.

(20)

Toekomstige ontpoldering en nautische baggerwerken

In het kader van ontpoldering in de regio Biesbosch, Waal en Maas in de periode 1998-2003 kan er zand voor ophoogdoeleinden vrijkomen. Dit geldt eveneens voor nautisch baggerwerk [i]. Gegevens hierover zijn niet beschikbaar. Deze projecten worden hier buiten beschouwing gelaten.

Zandmaas

De hoeveelheid ophoogzand die bij het Zandmaasproject vrijkomt, zal geen invloed hebben op de

vraag naar Noordzeezand in de regio Zeeland (in totaal in de periode 1996-2005: 6 tot 12 miljoen m3

(21)

HOOFDSTUK 4 KUSTSUPPLETIES

4.1 Inleiding

Kustsuppleties zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de kustlijn gehandhaafd wordt. Het beleid ten aanzien van de kustlijn is gericht op handhaving van de kustlijn zoals die in 1990 was. De laatste jaren is er gemiddeld 6 miljoen m3 zand gebruikt voor kustsuppleties.

Er wordt een toename verwacht van de hoeveelheden benodigd zand voor kustsuppleties door zeespiegelstijging, winning van zand, bebouwing in kustzone en grootschalige kustplannen [1]. Dit zal gevolgen hebben voor de hoeveelheid benodigd zand voor kustsuppletie langs de gehele kustlijn en de Waddeneilanden. M e t name het Waddengebied zal de meeste suppleties vergen.

De gaswinning in de oostelijke Waddenzee en in de Eems-Dollard zal eveneens een negatieve invloed hebben op de zandstromen in het Waddengebied. Hierdoor zullen de zandverliezen op de kust van de

Waddeneilanden circa enkele miljoenen m3 per jaar bedragen [1]. Dit kan opgelost worden met extra

zandsuppleties.

De herkomst van het suppletiezand is afhankelijk van de suppietielocatie. Cetracht wordt om zo dicht mogelijk bij de locatie het zand te winnen. Hieraan liggen economische redenen ten grondslag. Het is echter niet toegestaan om binnen de -20 m-lijn te winnen. Ook is de vereiste kwaliteit van het zand afhankelijk van de locatie en de diepte (er mag maar 2 meter ontgrond worden).

In dit hoofdstuk zal per regio de benodigde hoeveelheid suppletiezand per jaar voor de drie scenario's weergegeven worden voor het 'dynamisch handhaven' van de Nederlandse kustlijn in de regio's. 4.2 Regionale scenario's

Er zijn drie verschillende scenario's opgesteld. Deze scenario's zijn gebaseerd op de verwachtingen ten aanzien van de relatieve zeespiegelstijging.

Minimumscenario

De relatieve zeespiegelstijging van 20 cm/eeuw blijft constant (huidige situatie). Middenscenario

De relatieve zeespiegelstijging in de komende eeuw bedraagt 60 cm/eeuw (verwachting). Maximumscenario

De relatieve zeespiegelstijging in de komende eeuw bedraagt 90 cm/eeuw (zeer onzeker). De weergegeven getallen zijn indicatief.

Het volgende dient in aanmerking te worden genomen:

* Vanaf het jaar 2000 wordt in dieper water gesuppleerd [j]. Dit betekent dat gemiddeld genomen de jaarlijkse hoeveelheid bijna verdubbelt ten opzichte van de jaren voor 2 0 0 08.

* O p dit moment is onbekend vanaf wanneer rekening moet worden gehouden met zeespiegelstij-

ging-* De invloed van zand- en gaswinning in de Waddenzee is- niet meegenomen, aangezien daarover nog zeer weinig bekend is.

* Suppleties als gevolg van kunstmatige eilanden (zoals Kustlocatie) zijn buiten beschouwing gebleven.

* Er is inmiddels geen 'achterstand' meer in het suppletiewerk.

(22)

De regio's zijn als volgt ingedeeld:

1 Groningen Rottumeroog en Rottumerplaat

II Friesland Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog

III Kop van Noord-Holland Texel, Noord-Holland (vanaf Egmond tot Den Helder)

IV Centraal Holland Rijnland (de kuststrook van Katwijk tot Wassenaar is niet meegenomen) + IJmuiden

tot Egmond

v Rijnmond Rijnland (van Katwijk tot Wassenaar), Delfland, Maasvlakte, Goeree

VI Zeeland Schouwen, Noord-Beveland, Walcheren, Zeeuwsch-Vlaanderen

Voor de periode 1990-1995 is de gemiddelde waarde weergegeven om een vergelijking met 1996 mogelijk te maken. Voor de periode 2000-2030 is een gemiddelde waarde weergegeven, aangezien geen nauwkeurige gegevens bekend zijn.

In regio I wordt niet gesuppleerd. In regio IV vindt aanzanding plaats tussen Katwijk en IJmuiden. De hoeveelheid benodigd suppletiezand tussen IJmuiden en Egmond is verwaarloosbaar ten opzichte van de rest van de kustlijn (< 0.5 miljoen m3).

De hoeveelheden suppletiezand voor de regio's II, III, V en VI zijn in de volgende tabellen weergege-ven [j].

Tabel 4.1: Benodigde hoeveelheid suppletiezand in min m3 per jaar in Regio II Friesland

Regio II minimum midden maximum

1990-1995 0,6

1996 1,5

2 0 0 0 - 2 0 3 0 1,1 1,3 1,5

Tabel 4.2: Benodigde hoeveelheid suppletiezand in min m3 per jaar in Regio III Kop van

Noord-Holland

Regio III minimum midden maximum

1990-1995 2,3

1996 3,3

2 0 0 0 - 2 0 3 0 4,4 5,0 5,7

Tabel 4.3: Benodigde hoeveelheid suppletiezand in min m3 per jaar in Regio V Rijnmond

Regio V minimum midden maximum

1990-1995 1,4

1996 2,4

2 0 0 0 - 2 0 3 0 2,5 3,0 3,4

Tabel 4.4: Benodigde hoeveelheid suppletiezand in min m3 per jaar in Regio VI Zeeland

Regio VI minimum midden maximum

1990-1995 1,9

1996 1,0

(23)

HOOFDSTUK 5 GROTE PROJECTEN

5.1 Maasvlakte II

V o o r de mogelijke aanleg van de tweede Maasvlakte is gedurende de periode 2000-2020 veel zand benodigd. Uitgaande van het Basisscenario Inrichting van 2000 ha, is voor de meest noordelijke variant

ca. 850 miljoen m3 zand nodig, voor de meest zuidelijke variant is ruim 550 miljoen m3 [14].

Uitgaande van 1000 ha aanleg is ca. 400-500 miljoen m3 zand nodig. Het is (waarschijnlijk slechts

beperkt) mogelijk om zand te besparen afhankelijk van type en dimensionering van de zeewering en de vooroever. Er is geen alternatief materiaal voor zeezand in zodanige hoeveelheden beschikbaar. Momenteel wordt de mogelijkheid onderzocht om binnen de contouren van de tweede Maasvlakte

een diepe winput aan te leggen. Uit deze put zou gefaseerd ca. 500 miljoen m3 zand gewonnen

kunnen worden.

Afhankelijk van de mogelijke variant is 100-200 miljoen m3 zand nodig voor de aanleg van een zachte

zeewering en 100-150 miljoen m3 zand voor de aanleg van het natuurgebied. V o o r de zachte

zeewering wordt bij voorkeur wat grover zand gebruikt dan benodigd is voor de andere onderdelen. Ervan uitgaand dat alleen de toplaag (b.v. enkele meters dik) van het hele talud van de zachte

zeewering uit grof zand hoeft te bestaan, wordt vooralsnog aangenomen dat ca. 30-60 miljoen m3

zand 250-500 u.m (kwaliteit suppletiezand) nodig is voor de aanleg van Maasvlakte II. 5.2 Vliegveld in zee

Voor de eventuele bouw van een vliegveld in zee zal naar verwachting ca. 700-800 miljoen m3 zand

nodig zijn. Wellicht zal een gedeelte van de zeewering zacht zijn, zodat een deel van het zand van suppletiezandkwaliteit moet zijn. Deze hoeveelheid grover zand voor de zachte zeewering is momen-teel niet in te schatten, een zelfde hoeveelheid als bij de Maasvlakte lijkt reeel, d.w.z. 30-60 miljoen m3.

De locatie van een eventueel vliegveld in zee is niet bekend. Indien uitgegaan wordt van een gefaseerde aanleg van eerst enkele banen en later uitbreiding tot volwaardig vliegveld, zal het vliegveld wellicht ca. 10 km uit de kust op ca. 30-50 km van Schiphol liggen.

5.3 Kustlocatie

Reeds vanaf 1980 zijn plannen gepubliceerd over kustuitbreiding tussen Hoek van Holland en Scheveningen (w.o. plan Waterman). In de loop der jaren zijn verscheidene onderzoeken uitgevoerd en is men tot de conclusie gekomen dat kustuitbreiding tussen Hoek van Holland en Scheveningen in technisch en morfologisch opzicht haalbaar is. In 1994 is een haalbaarheidsstudie gestart, gericht op het in kaart brengen van de planologische, technologische en financieel-economische mogelijkheden. Dit heeft geresulteerd in het planconcept "Ruimte voor de Kust" [8]. Dit planconcept is eind 1995 aan de ministers van V & W en V R O M aangeboden.

In deze studie wordt, ter bepaling van de ophoogzandbehoefte en mogelijke effecten, uitgegaan van het eerdergenoemde plan "Ruimte voor de Kust" [8]. In dit plan zal de aanleg van de kustlocatie in 2001 gestart worden. De totale zandbehoefte voor de kustlocatie bedraagt in totaal circa 400 miljoen m3 (inclusief 1 5 % verliezen) [8]. Hiervan is ongeveer de helft bestemd voor landaanwinning en diverse

verbindende dammen. De andere helft is benodigd voor de zogenaamde duindam. De jaarlijkse zandbehoefte voor de kustlocatie wordt voornamelijk bei'nvloed door de wijze van aanleg van deze duindam. Er zijn in het plan twee basisvarianten ontwikkeld, namelijk:

1) het in een keer zo snel mogelijk aanleggen van de duindam; 2) het in fasen aanleggen van de duindam.

(24)

1) Het in een keer zo snel mogelijk aanleggen van de duindam.

Deze variant heeft een minimalisering van het zandverlies tot gevolg. Nadeel van deze variant is het renteverlies als gevolg van een late start van de woningbouw.

De zandbehoefte voor de duindam is binnen deze variant voor de periode 2001-2004 circa 235

miljoen m3. De zandbehoefte voor de landaanwinning is voor de periode 2005-2014 circa 165 miljoen

m3.

2) Het in fasen aanleggen van de duindam.

Binnen deze basisvariant zijn weer verschillende varianten ontwikkeld. Een verdeling in drie fasen lijkt aantrekkelijk. De duindam zal dan in acht jaar aangelegd worden (2001-2008). Dit betekent een

zandbehoefte van circa 190 miljoen m3. De landaanwinning zal in 9 jaar gerealiseerd kunnen worden

(periode 2002-2010). Dit betekent een zandbehoefte van circa 165 miljoen m3 [8].

(25)

HOOFDSTUK 6 RESULTATEN OPHOOGZAND

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de scenario-analyse per regio weergegeven. Allereerst wordt de behoefte aan Noordzeezand voor de jaren 1996, 2000, 2005, 2010, 2020 en 2030 per regio voor de drie scenario's in tabelvorm weergegeven. Vervolgens wordt de totale behoefte aan Noordzeezand voor enkele jaren en perioden van alle regio's per scenario getoond. Ook wordt de geraamde behoefte aan suppletiezand en zand benodigd voor de grote projecten weergegeven. In bijlage 3 zijn enkele figuren opgenomen die de behoefte aan Noordzeezand in relatie tot de totale behoefte aan ophoog-zand per regio en scenario laten zien. Dit is voor de volgende perioden weergegeven: 1996-2000, 2001-2005, 2006-2010 en 2011-2030 aangegeven. Een totaalbeeld wordt geschetst op bijgevoegde kaart van Nederland in bijlage 4.

Regio Groningen

In de regio Groningen wordt momenteel geen Noordzeezand toegepast en de verwachting is dat ook in de toekomst geen Noordzeezand zal worden toegepast. Een eventuele stijging van de behoefte aan ophoogzand zal ingevuld worden met zand uit het Duitse deel van het Eems-Dollard-estuarium.

Regio Friesland

Momenteel wordt geen tot weinig Noordzeezand in Friesland aangevoerd. De winning in de Waddenzee zal rond het jaar 2000 worden beeindigd, waardoor - afhankelijk van de winningsmoge-lijkheden in het Usselmeergebied - Noordzeezand zal worden aangevoerd.

Tabel 6.1: Behoefte aan Noordzeezand regio Friesland in min m3

minimum midden maximum

1996 0,2 0,2 0,3 2000 0,5 0,6 0,8 2 0 0 5 0,5 0,8 1.3 2010 0,4 0,8 2,8 2020 0,7 2,2 3,8 2030 1,8 2,2 4,7

Regio Kop van Noord-Holland

Momenteel wordt een kleine hoeveelheid Noordzeezand in Den Helder aangevoerd. Door afbouw van de winning in de Waddenzee zal in eerste instantie meer gewonnen worden in het Usselmeergebied (afhankelijk van beleid). De aanleg van een overslagdepot voor Noordzeezand, mogelijkheden voor winning in het Amstelmeer bepalen de mate waarin Noordzeezand wordt toegepast.

In het minimumscenario komt in de periode 1997-2001 extra zand vrij uit het Amstelmeer, waardoor de behoefte aan Noordzeezand nihil wordt. N a 2010 neemt de behoefte aan Noordzeezand in dit scenario af, als gevolg van een daling van de totale behoefte aan ophoogzand. In het midden- en maximumscenario zal de behoefte aan Noordzeezand verder toenemen, afhankelijk van de behoefte-stijging en winningsmogelijkheden in het Usselmeergebied.

(26)

Tabel 6.2: Behoefte aan Noordzeezand regio Kop van Noord-Holland in min m3

minimum midden maximum

1996 0,9 0,9 1 2 0 0 0 0 1,1 1,2 2 0 0 5 0,7 1,1 1,3 2010 0,6 1,1 1,5 2 0 2 0 0,9 1,2 1,8 2030 1,1 1,2 2,2 Regio Centraal-Holland

In de regio Centraal-Holland wordt een grote stijging van de aanvoer van Noordzeezand verwacht. Het beleid ten aanzien van winning in het Usselmeergebied bepaalt de mate waarin. In de periode 2000-2010 is te zien dat de behoefte aan Noordzeezand tijdelijk afneemt. De oorzaak hiervan is de aanleg van enkele recreatieplassen, waar grote hoeveelheden zand bij vrijkomen.

-Tabel 6.3: Behoefte aan Noordzeezand regio Centraal-Holland in min m3

minimum midden maximum

1996 4,5 4,5 4,7 2000 2,2 2,3 3,9 2005 2,1 3,2 6,9 2010 3,4 3,8 7,3 2020 5,7 8,1 13,1 2 0 3 0 7,2 8,1 15,7 Regio Rijnmond

In de regio Rijnmond bepalen met name grote projecten als de aanleg van een baggerspeciedepot in het Hollandsch Diep de mate waarin Noordzeezand wordt aangevoerd. De aanleg van dit depot vindt gefaseerd plaats (rond 2000 en 2010).

Tabel 6.4: Behoefte aan Noordzeezand regio Rijnmond in min m3

minimum midden maximum

1996 6,3 6,4 6.5 2000 3,0 3,2 4,1 2005 5,0 6,0 7,7 2 0 1 0 2,6 6,1 10,2 2020 6,9 8,1 13,0 2 0 3 0 6,7 8,1 15,4 Regio Zeeland

Momenteel wordt er weinig tot geen Noordzeezand toegepast in de regio Zeeland. Het meeste zand is afkomstig uit de Westerschelde. Er wordt daarentegen wel zeezand gewonnen voor de kust van

(27)

Walcheren op het N C P (export Belgie). Hiernaast wordt geen Noordzeezand aangevoerd in deze regio. Het winningsbeleid voor de Westerschelde bepaalt de aanvoer van Noordzeezand in de toekomst.

Tabel 6.5: Behoefte aan Noordzeezand regio Zeeland in min m3

minimum midden maximum

1996 1,0 1,0 1,0 2 0 0 0 1,0 1,0 1,1 2 0 0 5 1,0 1,0 2,1 2 0 1 0 1,0 1,0 4,1 2020 0,9 2,9 5,3 2 0 3 0 0,9 2,9 6,4 Totaal Nederland

In tabel 6.6 wordt de totale behoefte aan Noordzeezand voor ophoog- en suppletiedoeleinden voor enkele jaren en perioden per scenario weergegeven.

Tabel 6.6: Totale behoefte aan Noordzeezand (excl. grote projecten en kustsuppleties) per

jaar/perio-de per scenario (in min m3)

Scenario's minimum midden maximum

Per jaar 1996 13 13 13 2 0 0 0 7 8 11 2 0 0 5 9 12 20 2 0 1 0 8 13 26 2 0 2 0 15 22 37 2 0 3 0 18 22 45 Per periode 1996-2000 50 55 62 2001 -2005 45 59 89 2 0 0 6 - 2 0 1 0 45 59 117 2 0 1 1 - 2 0 3 0 301 4 1 6 747

Kustsuppleties en grote projecten

In de tabellen 6.7 en 6.8 wordt de benodigde hoeveelheid zand voor kustsuppleties en grote projecten weergegeven.

Tabel 6.7: Benodigde hoeveelheid suppletiezand per jaar per scenario (in min m3)

jaar minimum midden maximum

1996 8,2 8,2 8,2

2 0 0 0 - 2 0 3 0 11,4 13,3 15,2

Tabel 6.8: Benodigde hoeveelheid ophoogzand voor de drie grote projecten (in min m3)

Project Benodigde hoeveelheid zand

Maasvlakte II Vliegveld in zee Kustlocatie 400 - 850 700 - 800 4 0 0

(28)

HOOFDSTUK 7 SCENARIO'S INDUSTRIEZAND

In dit hoofdstuk wordt de toekomstige behoefte aan industriezand uit de Noordzee geschat. Aandacht wordt besteed aan de grondstoffen beton- en metseizand, kalkzandsteenzand en asfaltzand. Er wordt uitgegaan van de totale behoefte van Nederland en niet in regio's gewerkt. Momenteel wordt industriezand aangevoerd in Vlissingen en Amsterdam. Aangenomen wordt dat eventuele benodigde aanlandingspunten tot stand zullen komen.

7.1 Beton- en metseizand

Momenteel wordt in Nederland jaarlijks ca. 22 min ton beton- en metseizand toegepast. Er is een vrij grote importstroom en exportstroom: ca. 8 min betonzand wordt ge'i'mporteerd, vooral uit Duitsland en ca. 8 min ton metseizand wordt geexporteerd, vooral naar Belgie [12]. Het gebruik van zeezand als industriezand is beperkt. Er wordt een beperkte hoeveelheid zeezand uit het Engelse deel van het continentaal plat ingevoerd. Voor de Zeeuwse kust wordt zand gewonnen voor de Belgische betonmarkt, dat echter niet voldoet aan de Nederlandse eisen.

O p dit moment voorziet Nederland dus netto ongeveer in zijn behoefte aan beton- en metseizand. De provincies Geiderland en Limburg produceren echter veel meer zand dan voor hun eigen behoefte noodzakelijk is. Groningen, Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant voorzien ongeveer in hun eigen behoefte. De andere provincies leveren momenteel, mede gezien de geologische mogelijkheden, geen relevante bijdrage aan de voorziening.

Hier wordt een indeling gebruikt in Oost-Nederland (bovengenoemde provincies) en West-Nederland (Friesland, Flevoland, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland, Zeeland).

O m te kunnen schatten hoe groot de toekomstige behoefte aan industriezand vanuit de Noordzee is, worden eerst enkele relevante ontwikkelingen in kaart gebracht. O p basis van mogelijke richtingen van deze ontwikkelingen en een aantal arbitraire uitgangspunten worden vervolgens schattingen gemaakt van de behoefte aan industriezand.

Uitgangspunt is steeds dat er voldoende geschikt zand beschikbaar is in de Noordzee. Bij de bespre-king van de resultaten wordt ingegaan op de mogelijkheid dat er geen industriezand gewonnen zou kunnen worden in de Noordzee.

Schatting van de vraag naar beton- en metseizand uit de Noordzee

De volgende factoren hebben invloed op de totale vraag naar beton- en metseizand: a. de economische groei [11];

b. technologische ontwikkelingen die invloed hebben op het gebruik van beton: besparingsmaatrege-len of juist toepassing van meer beton, bijvoorbeeld door toenemend ondergronds bouwen;

c. het toepassen van secundaire materialen in beton. De verwachting is dat dit ook op middellange termijn slechts een beperkte bijdrage kan leveren.

Verder zijn er factoren die invloed hebben op de behoefte aan specifieke korrelgroottes aan beton- en metseizand. Het betreft de volgende factoren:

i. het toepassen van fijnere zandsoorten in beton. Uit onderzoek is gebleken dat er geringe mogelijkheden zijn om fijner zand dan tot nu toe gebruikelijk in beton toe te passen wanneer het mengsel niet wordt aangepast. Vastgesteld is dat als meer fijner zand zou worden toegepast in beton, enige wijziging in de samenstelling van het mengsel moet plaatsvinden (bijv. hulpstoffen of meer cement; onderzoek wordt voorbereid). Uit dit onderzoek zou moeten blijken in hoeverre toepassing van fijner zand mogelijk is;

j. het toepassen van fijnere steenslag ("2-7") in beton, waardoor fijner zand kan worden gebruikt. Omdat de grindwinning in Nederland wordt afgebouwd en er dus naar verwachting meer steenslag zal worden toegepast, is het goed denkbaar dat in toenemende mate fijne steenslag zal worden toegepast in plaats van grof zand.

(29)

Het aanbod aan beton- en metseizand wordt bepaald door een aantal andere factoren:

p. er is een grote maatschappelijke weerstand tegen veel ontgrondingen voor beton- en metseizand. Veel provincies wensen dan ook eigenlijk niet meer te leveren dan voor hun eigen voorziening noodzakelijk is. Andere provincies wensen zelfs in het geheel geen beton- en metselzand-winningen;

q. tot en met 1998 gelden er landelijke taakstellingen voor beton- en metselzandwinning. Voor de periode 1999-2008 zijn er voorlopige taakstellingen opgenomen in het Structuurschema Opper-vlaktedelfstoffen (SOD) [9]. Door een werkgroep van de Landelijke Commissie voor de Coordinate van het Ontgrondingenbeleid (LCCO) worden momenteel definitieve taakstellingen voorbereid. Omdat de concepten van de definitieve taakstellingen niet openbaar zijn, wordt hier gewerkt met de waarden uit het S O D ;

r. het toepassen van fijner zand in beton zou ertoe kunnen leiden dat veel meer zandvoorraden potentieel geschikt worden voor toepassing in beton. Omdat er dan betere mogelijkheden zijn om de zandwinning te koppelen aan andere doelen (secundaire ontgronding) zou dit de weerstand tegen ontgrondingen kunnen verminderen;

s. de import van zand uit Duitsland zou op middellange termijn onder druk kunnen komen staan omdat in Duitsland de weerstand tegen ontgrondingen groeit;

t. er is sprake van een mogelijke vergroting van de import van betonzand uit Engeland. Dit zand wordt gewonnen in de Noordzee op het Britse gedeelte van het continentaal plat. Betwijfeld moet worden of dit op langere termijn soelaas biedt.

Bij de scenario-berekeningen worden nog een aantal variabelen niet gevarieerd. Dit betreft de volgende arbitraire uitgangspunten:

* voor de berekening wordt uitsluitend onderscheid gemaakt tussen grof zand (ca. zand 0-4) en fijner zand (ca. zand 0-1). Dit is vrij ongenuanceerd. Het is in theorie ook mogelijk in beperkte mate nog fijner zand aan beton toe te voegen en er wordt ook gebruik gemaakt van zand 0-2. Verder kan ook de korreltextuur en -vorm van belang zijn voor de toepasbaarheid;

* import- en exportstromen blijven in evenwicht (ontw. s/t);

5 % van de totale vraag naar beton- en metseizand betreft zand voor metsel- en afwerkmortels (de hoeveelheid zand voor metsel- en afwerkmortels bedraagt momenteel slechts 1 a 2 min ton). Aangenomen is dat dit altijd fijner zand betreft;

de relatieve verdeling van het beton- en metselzandgebruik over de provincies blijft gedurende de hele periode tot 2030 gelijk aan de verdeling die is bepaald in het onderzoek 'Stand van het Zand (l&ll)' [12];

in de provincies Friesland en Zeeland vindt geen beton- en metselzandwinning plaats;

* momenteel is 1 0 % van het beton steenslagbeton en is 1 0 % van het zand in beton al fijner zand; al het zand dat niet op het land gewonnen kan worden, wordt in de rijkswateren gewonnen. Aangenomen wordt dat winning van beton- en metseizand in het Usselmeergebied niet tot stand komt. Aangenomen wordt verder dat er geen beton- en metseizand vrijkomt bij de verruiming van het stroombed van de grote rivieren danwel dat eventueel vrijkomend zand valt onder de provinciale taakstellingen. O p dit punt zal worden teruggekomen bij de bespreking van de resultaten.

Voor de technische ontwikkelingen b,c,i en j is steeds een bepaald implementatietraject aangenomen. De exacte gegevens zijn opgenomen in bijlage 3.

Er zijn diverse soorten ontwikkelingen. Voor de winning in de Noordzee is het belangrijk onderscheid te maken tussen kwantitatieve ontwikkelingen (a, b,c,p,q,r,s,t) en ontwikkelingen op het gebied van benodigde korrelgroottes (i,j). In feite kunnen voor beide soorten ontwikkelingen apart scenario's worden ontwikkeld: drie scenario's voor de hoeveelheid zandwinning in de Noordzee en drie scenario's voor de benodigde hoeveelheden van diverse korrelgroottes in Nederland.

Er is hier voor gekozen om de scenario's aan elkaar te koppelen. Vooralsnog lijkt het erop dat in de Noordzee vooral het fijnere zand kan worden gewonnen. Een forse toename van de winning in de Noordzee zou dan alleen kunnen plaatsvinden als er gebruik wordt gemaakt van fijner zand. Daarom wordt de volgende koppeling gemaakt:

Cytaty

Powiązane dokumenty

Patrystycznego &#34;Chrześcijaństwo II-V wieku wobec antycznych tradycji. ezoterycznych&#34;, Warszawa

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

It should be mentioned as well that the studied burial ground was located in the place of the prehistoric place o f worship which most probably was intentionally not

Further processing such as doping and annealing at 850°C has little effect on the grain size but changes the strain levels due to dopant incorporation in the film and adjustments

Rozdziały poprzedzone są wstępem (s. 1-7), w którym autor wyjaśnia genezę tytułu pracy oraz wprowadza w trudności dotyczące terminologii związanej z zagadnieniem

Dnia 17 VI 210 r. odbyło się nadzwyczajne zebranie Komisji Badań nad Antykiem  Chrześcijańskim,  organizowane  wspólnie  z  Katedrą  Historii 

Szczególnie ważne z punkytu widzenia gzystencjalnego wydają się takie zagadnienia zawarte w tym rozdzia- le: Rozpoznawanie istoty życia cnotliwego i jego kształtowanie; Postępowanie

Muzeum Mickiewicza w Śmiełowie winno stać się przede wszystkim celem wycieczek młodzieży szkolnej i jej wychowawców, powinni trafić tu również członkowie