• Nie Znaleziono Wyników

Kustverdediging na 1990 (Kustnota 1990): Technisch rapport 17: Systeemanalytisch model

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kustverdediging na 1990 (Kustnota 1990): Technisch rapport 17: Systeemanalytisch model"

Copied!
146
0
0

Pełen tekst

(1)

technisch rappen t lï

systeeriiijriaif liscsli model

~'"~A

kiptwarefedigifig

i a 1990

(2)

Dienst Getijdewateren

Technisch rapport 17

Errata

bladzijde 10, tekstregel 18:

oude tekst: "kustlijnachteruitgang de zeewaartse begrenzing" nieuwe tekst: "kustlijnachteruitgang de landwaartse begrenzing" bladzijde 11, tekstregel 29:

oude tekst: "de ontwikkeling van de duinbreedte tussen de zeewaartse" nieuwe tekst: "de ontwikkeling van de duinbreedte tussen de landwaartse" bladzijde 19, tekstregel 8:

oude tekst: "tijdstippen: 1990, 1995, 2000, 2010, 2020, 2050 en 2050" nieuwe tekst: "tijdstippen: 1990, 1995, 2000, 2010, 2020, 2050 en 2090" bladzijde 24, tekstregel 17:

oude tekst: "in paragraaf 2.5.1" nieuwe tekst: "in Technisch Rapport 2" bladzijde 28, tekstregel 3:

oude tekst: "de ontwikkeling van de duinbreedte tussen de zeewaartse" nieuwe tekst: "de ontwikkeling van de duinbreedte tussen de landwaartse" bladzijde 33, tektsregel 17:

oude tekst: "zeewaartse begrenzing van de AT-zóne" nieuwe tekst: "landwaartse begrenzing van de AT-zöne" bladzijde 33, tekstregel 23:

oude tekst: "knelpunt na versmallen van de AT-zöne, gevolgd door" nieuwe tekst: "knelpunt na versmallen van de AT-zöne, niet gevolg door" bladzijde 47, tekstregel 2:

oude tekst: "In de invoer wordt aan het model per cel de breedte" nieuwe tekst: "In de invoer wordt aan het model per cel de positie"

bladzijde 85, tekstregel 20 en 21 (de regio-sector namenfile. enz) verval len

(3)

TECHNISCH RAPPORT 17 SYSTEEMANALYTISCH MODEL Beschrijving computermodel

auteurs: D. Knoester (DGW), G. Baarse (RA), A.J. Kuik (DGW), C.J. Louisse (DGW)

(4)

KADER VAN DIT RAPPORT SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1 INLEIDING

1.1 Achtergrond

1.2 Doel en noodzaak van het systeemanalytlsche model 1.3 Inhoud van het rapport

2 ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HET MODEL 2.1 Inleiding

2.2 Hoofdlijnen van het modelconcept 2.3 Het kustsysteem 2.3.1 Inleiding 2.3.2 Kenmerken kust 2.3.3 Kustontwikkeling 2.4 Maatschappelijke eisen 2.4.1 Inleiding 2.4.2 Veiligheid 2.4.3 Belangen en waarden 2.5 Analysestappen 2.5.1 Inleiding 2.5.2 De confrontatie 2.5.3 Technische maatregelen 2.5.4 Kosten en baten

3 UITWERKING VAN GEHANTEERDE METHODIEKEN IN HET MODEL 3.1 Inleiding

3.2 Veiligheid, interen en retireren

3.2.1 Het bereiken van een veiligheidsknelpunt 3.2.2 Interen op, en gecontroleerd retireren van

de zeereep

3.3 Het volgen van de kustontwikkeling 3.3.1 Kustlijnachteruitgang 3.3.2 Kustlijnvooruitgang

3.3.3 Kustlijnachteruitgang na een periode van kustlijnvooruitgang

3.4 Verschillende soorten areaalverliezen 3.4.1 Landverlies

3.4.2 Overschuivingsverlies 3.4.3 FAT-verlies

3.4.4 Grondwaterstandsdalingsverlies 3.4.5 Sommatie van areaalverliezen 3.4.6 Bijzondere gebieden

3.4.7 Waterstaatsbeheersgebied

3.5 De kostenbepaling van de technische maatregelen 3.5.1 Inleiding

3.5.2 Onderhoudskosten

3.5.3 Kosten van erosiebestrijding 4 PROCESMATIGE BESCHRIJVING VAN HET MODEL

4.1 Inleiding

4.1.1 Opzet van de procesmatige beschrijving 4.1.2 Globale bespreking gebruikte bestanden

(5)

4.2.2 Stuurparameters 58 4.2.3 Algemene gegevens 59

4.2.4 Celgegevens 60 4.2.5 Overige gegevens 61 4.3 Uitvoering van de rekenstappen 63

4.3.1 Inleiding 63 4.3.2 Het bepalen van de diverse lijnposities 64

4.3.3 Correctie op initieel FAT-verlies 66 4.3.4 Kustlijnachteruitgang voorbij de MLTDV 66

4.3.5 Kosten van de kustverdediging 73 4.3.6 Afsluiten van de rekenstappen 76 4.4 Beschrijving van de subroutines 77

4.4.1 Inleiding 77 4.4.2 Subroutines VOORIN en FILTER 77

4.4.3 Subroutine LYN 79 4.4.4 Subroutine FUNLEN 81 4.4.5 Subroutine KNELFU 82 4.4.6 Subroutine GRONDW 82 5 STRUCTUUR VAN DE INVOER EN UITVOER 85

5.1 De invoerstructuur • 85

5.1.1 Inleiding 85 5.1.2 Algemene invoergegevens 86

5.1.3 Celgegevens in de uitgangssituatie 88 5.1.4 Gegevens betreffende de kustlijnvoorspelling 89

5.1.5 Interactief op te geven informatie 90

5.2 De uitvoerstructuur 101 5.2.1 Inleiding 101 5.2.2 Uitvoer betreffende knelpunten en validiteit

berekening 101 5.2.3 Overzicht van de einduitvoer 103

5.2.4 Modelmeldingen 107 6 HET GEBRUIK VAN HET MODEL 125

6.1 Inleiding 125 6.2 Toetsing en calibratie van het model 125

6.2.1 Inleiding 125 6.2.2 Consistentie en juistheid van de uitvoer 126

6.2.3 Inhoudelijke juistheid van Tekenprocedures

in het model 127 6.2.4 Calibratie en verificatie van modeluitkomsten 129

6.3 Het runnen van het model 129

6.3.1 Inleiding 129 6.3.2 Het definiëren van de invoer 129

6.3.3 Het starten van de run 131 6.3.4 Het inlezen van de invoer 133 6.3.5 Het uitvoeren van de berekeningen 133

6.3.6 Het genereren van de uitvoer 137 6.3.7 Het beëindigen van de run 137

(6)

6.4 Huidige gebruiksmogelijkheden en toekomstige

ontwikkelingen 138 6.4.1 Inleiding 138 6.4.2 De gebruiksmogelijkheden van het model 138

6.4.3 Toekomstige ontwikkelingen 139 LIJST VAN FIGUREN

2.1 Hoofdlijnen van het modelconcept 16 2.2 Voorbeeld van een celsituatie met gebruiksfunctiecode

per grid en positie duinvoet in het uitgangstijdstip 1990 20 2.3 Overzicht analysestappen en hun onderlinge samenhang 22 3.1 Voorbeeld van een uitgangssituatie voor een kustprofiel 30 3.2 Voorbeeld van het bereiken van een veiligheidsknelpunt

na versmalling van de AT-zêne in een cel 32 3.3 Voorbeeld van interen en overschuiven van de zeereep

in een cel met kustlijnachteruitgang 34 3.4 Voorbeeld van een erosie-stop als gevolg van een

veiligheidsknelpunt in een cel 36 3.5 Voorbeeld van een situatie met toegestane

kustlijnachteruitgang in een cel 38 3.6 Voorbeeld van de uitwerking van afwisselende

kustlijnachteruitgang en kustlijnvooruitgang in een cel 40 3.7 Voorbeeld FAT-zóne gedrag in een cel met

kustlijnachteruitgang en kustlijnvooruitgang 42 3.8 Voorbeeld erosie/sedimentatie in een cel zonder

dubbeltelling van areaalverliezen voor gebruiksfuncties 44 3.9 Voorbeeld tempocorrectie op onderhoudskosten van een cel 48 3.10 Voorbeeld correctie op onderhoudskosten bij

kustlijnachteruitgang na kustlijnvooruitgang in een cel 50 3.11 1 Voorbeeld suppleties bij een situatie met

volledige opvang van de kustlijnachteruitgang 52 2 Voorbeeld opvang van bovenmatige erosie wanneer

kustlijnachteruitgang is toegestaan, door middel

van achterwaartse verzwaring 52 4.1 Schematische weergave van de rekenstappen 62

4.2 Overzicht van de stappen in de bepaling van

areaalverliezen 68 4.3 Overzicht van de wijze van bepaling van de

onderhoudskosten voor een cel 72 4.4 Overzicht van de wijze van bepaling van de

erosiebestrijdingskosten voor een cel 74 4.5 Overzicht van de subroutinestructuur van KUSTBEL 78

5.1 Overzicht van de bestandenstructuur van KUSTBEL 84

6.1 Overzicht schermcodering model KUSTBEL 130 6.2 Voorbeeld hoofdmenu en basismenu's voor het

genereren van de uitvoertabellen 132 6.3 Voorbeeld van de invoermenu's 134 6.4 Voorbeeld van de uitvoermenu's 136

(7)

5.1 Voorbeeld celnuramer definitiefile 93 5.2 Voorbeeld functie definitiefile 94 5.3 Voorbeeld kusttype definitiefile 95

5.4 Voorbeeld celfunctie file 96 5.5 Voorbeeld cellijn file 97 5.6 Voorbeeld celvoorspellingsfile 98

5.7 Voorbeeld zeespiegelstijgingskoeten file 99

5.8 Voorbeeld stuurparametersfile 100 5.9 Voorbeeld erosie-stop codes per cel en per sector 110

5.10 Voorbeeld verliestijdstippen van gebruiksfuncties

per cel en per sector 111 5.11 Voorbeeld kosten per duintype, gemiddeld

per jaar per tijdstap 112 5.12 Voorbeeld kosten per kusttype, gemiddeld

per jaar per tijdstap 113 5.13 Voorbeeld kosten per kusttype, cumulatief

over de tijdstappen 114 5.14 Voorbeeld kosten per kusttype, met discontering 115

5.15 Voorbeeld areaalverliezen per gebruiksfunctie,

zonder startarealen en cumulatief over de tijdstappen 116 5.16 Voorbeeld areaalverliezen per gebruiksfunctie, met

startarealen en cumulatief over de tijdstappen 117 5.17 Overzicht areaalverliezen per hoofdgebruiksfunctie,

met startarealen en cumulatief over de tijdstappen 118 5.18 Overzicht knelpuntkilometers naar hoofdreden van

vasthouden en naar beheersprobleem 119 5.19 Overzicht knelpuntkilometers naar

hoofdgebruiksfunctie met vasthoudcode 120 5.20 Overzicht knelpuntkilometers naar

hoofdgebruiksfunctie met signaleercode 121 5.21 Overzicht veiligheidsbuffers in het duingebied 122

5.22 Overzicht landwinst en -verlies ten opzichte van 1990 123 5.23 Overzicht benodigde zandhoeveelheden in het duingebied 124

BIJLAGEN

(8)

KADER VAN DIT RAPPORT

Dit rapport Is een onderdeel van de studie die rond de discussienota "Kustverdediging na 1990" is uitgevoerd. Deze studie heeft in 1988 en 1989 plaatsgevonden. Hierin wordt een aantal alternatieve mogelijkhe-den ten aanzien van kustverdedlglngsbeleld onderzocht en wormogelijkhe-den deze mogelijkheden naast elkaar gepresenteerd.

De beleidsanalytlsche studie vereist kennis over een groot aantal, soms nogal uiteenlopende aspekten van kustverdediging(sbeleid): kustgedrag, veiligheid van de duinenkust, voorspelling van kustgedrag, gebuiksfuncties in het duingebied en hoe deze te beoordelen, welke maatregelen zijn zinvol, etc. Al deze onderwerpen zijn in onderbouwen-de studies aan onderbouwen-de oronderbouwen-de gekomen en gerapporteerd in Technische Rappor-ten.

Het onderhavige rapport bevat de technische onderbouwing van een van de aspekten van de beleidsanalytlsche studie.

In onderstaand overzicht is een opsomming gegeven van alle Technische Rapporten die in dit kader zijn verschenen.

TR-0 Overzicht technische onderbouwing discussienota Kustverdediging samenvatting en conclusies van de uitgevoerde projecten.

TR-1 Zandsysteem kust

een morfologische karakterisering. TR-2 Toestand kust 1990

kusttypering en kustligging. TR-3 Kustonderhoud

kosten van basisonderhoud. TR-4 Inventarisatie duinfuncties. TR-5 Kustvoorspelling

voorspelling ontwikkeling kustlijn 1990-2090. TR-6 Zeespiegelrijzing

hydro-meteo scenario's. TR-7 Duinen als waterkering

invloed van kustgedrag op veiligheid. TR-8 Duinfuncties

invloed van kustgedrag.

TR-9 Inventarisatie functies onderwateroever interactie met kustverdediging.

TR-10 Zeezandwinning

invloed op kustgedrag; een verkenning. TR-11 Strand- en duinsuppleties

effectiviteit en kosten. TR-12 Strandhoofden en paalrijen

evaluatie werking. TR-13 Grote civiele werken

invloed op kustgedrag. TR-1A Onderwateroeversuppleties

een alternatieve kustverdedigingsmethode. TR-15 Monitoring kustgedrag

huidige situatie en toekomstbeeld. TR-16 Harde kustverdediging

(9)

TR-18 Berekeningsresultaten beleidsalternatieven detailresultaten van computermodel.

TR-19 Innovatie van kustverdediging inspelen op het kustsysteem. TR-20 Zeewaartse kustverdediging

een globale uitwerking van enkele mogelijkheden.

De onderbouwende studies bestrijken het brede scala van onderwerpen dat met de beleidsanalytische studie van de kustverdediging samen-hangt. De relatie met deze studie komt tot uitdrukking door bij de verschillende stappen aan te geven waar deze door een technisch rapport ondersteund worden. Dit is in onderstaand schema aangegeven.

scenario's

Doelstelling studie

I

Analyse van het probleem

J

4

Beschrijving uitgangssituatie TR-1, TR-2, TR-3, TR-4, TR-15, TR-16

V

Beschrijving ontwikke1ingen TR-5, TR-6 TR-7, TR-8 Ontwikkeling beleidsalternatieven

J

TR-4, TR-7, TR-8, TR-9, TR-10, TR-11, TR-12, TR-13, TR-14, TR-16, TR-19, TR-20 Vergelijking van beleidsalternatieven

I

TR-17, TR-18, TR-20 Conclusies

(10)

SAMENVATTING EN CONCLUSIES

1 Inleiding

Het doel van de discussienota 'Kustverdediging na 1990' is het voorbe-reiden van beleidskeuzen met betrekking tot de landelijke aanpak van de kustverdediging. Een groot aantal afwegingen en keuzen speelt hierbij een rol. Het is noodzakelijk het gehele scala aan mogelijkhe-den te vertalen in een aantal goed gedefinieerde beleidsalternatieven. Deze moeten systematisch worden onderzocht om tot een vergelijkende beoordeling te kunnen komen. Gekozen is voor de ontwikkeling van een systeemanalytisch model waarmee beleidsalternatieven doorgerekend kunnen worden. Dit model heet KUSTBEL.

2 Algemeen

Het systeemanalytische model maakt het mogelijk een analyse van het kustsysteem uit te voeren. Hierbij wordt een voorspelde kustontwlkke-ling getoetst aan maatschappelijke eisen die zijn gespecificeerd in de te onderzoeken beleidsalternatieven. Het model voert de berekeningen uit en bepaalt de gevolgen van een beleidsalternatief in termen van kosten en baten.

3 Kustsysteem

KENMERKEN KUST

Van de kuststrook van Nederland is een schematisatie gemaakt voor wat betreft de waterkerende eigenschappen. Hierbij zijn de afgesloten zeegaten buiten beschouwing gelaten. Dit heeft geleid tot:

o een indeling In de kusttypen duin, zeedijk, overige verharde zeeweringen en strandvlakten;

o een indeling van het kusttype duin in onverdedigd duin en verdedigd duin met strandhoofd of palenrij;

o de vaststelling van een aantal relevante eigenschappen voor het kusttype duin, te weten: de breedte van de zeereep, de breedte van de afslagzone bij een superstorm, de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn en de positie van de polderlijn.

De genoemde eigenschappen zijn bepaald per cel van 1 km kustlengte en worden voor iedere cel aan het model opgegeven. Cellen zijn voor het model administratief ingedeeld in sectoren die op hun beurt zijn

samengevoegd tot een drietal regio's: Delta, Holland en Wadden. De drie regio's tezamen beslaan de gehele Nederlandse zandige kust.

KÜSTONTWIKKELING

Bij het vergelijken van beleidsalternatieven is de aandacht vooral gericht op de ontwikkeling van de duinenkust en met name de gebieden waar een voortdurende kustlijnachteruitgang plaats vindt. Aan het model worden voorspellingen geleverd van de duinvoetpositie zoals die

(11)

4 Maatschappelijke eisen

Het model moet kunnen omgaan met de eisen die de maatschappij stelt wanneer de duinenkust onderhevig is aan een voortdurende kusterosie. Deze maatschappelijke eisen worden tot uitdrukking gebracht in een beleidsalternatief. Het model betrekt de volgende hoofdeisen in de analyses

o het in stand houden van de veiligheid van het polderland tegen overstromingj

o het beschermen van de belangen en waarden die zijn verbonden aan de verschillende gebruiksfuncties in het duingebied.

VEILIGHEID

De schematisatie van de kuststrook levert de gegevens voor de beschou-wing van het veiligheidsaspect. Bij kustlijnachteruitgang kan de veiligheid van het achter het grensprofiel gelegen polderland in gevaar komen. Een veillgheidsknelpunt doet zich voor wanneer door kustlijnachteruitgang de zeewaartse begrenzing van de afslagzöne de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn passeert. Deze situatie dient te alle tijde voorkomen te worden.

BELANGEN EN WAARDEN

Voor het model is een inventarisatie uitgevoerd van de gebruiksfunc-ties en de daaraan verbonden belangen en waarden zoals deze op het uitgangstijdstip 1990 in het duingebied aanwezig zullen zijn. Op basis van de economische belangen en natuurwaarden zijn in totaal 19 ver-schillende gebruiksfuncties onderscheiden. Het duingebied is per cel vanaf het strand zover landwaarts geïnventariseerd als gezien de verwachte kustontwikkeling noodzakelijk is. Met een ruimtelijke resolutie van 50 meter worden de gebruiksfuncties in het model inge-voerd. Aan het model kan worden opgegeven welke gebruiksfuncties in een beleidsalternatief beschermd moeten worden.

5 Analysestappen

CONFRONTATIE

Het model toetst per cel en per tijdstap of door de voorspelde kust-* lijnachteruitgang en de daarmee samenhangende processen knelpunten zullen optreden ten aanzien van de veiligheid of de aan gebruiksfunc-ties verbonden belangen en waarden. Het optreden van deze knelpunten hangt af van de eisen die in het beleidsalternatief zijn gespecifi-ceerd.

Wanneer kustlijnachteruitgang niet is toegestaan is het uitvoeren van een technische maatregel noodzakelijk om de kustlijn op zijn plaats te houden. Hiermee wordt het optreden van knelpunten voorkomen. Wanneer kustiljnachteruitgang wel is toegestaan treedt een verlies op van belangen en waarden verbonden aan die gebruiksfuncties die niet beschermd behoeven te worden. Het model sommeert de areaalverliezen van de gebruiksfuncties die verloren gaan door de met de

(12)

kustlijnach-teruitgang samenhangende processen. De hierbij beschouwde processen zijn: landverlies, overschuiving, grondwaterstandsdaling (alleen bij natuurfuncties) en het zich bevinden van de gebruiksfuncties in een gebied met een verhoogd afslagrisico.

TECHNISCHE MAATREGELEN

De technische maatregel die in het model wordt gesimuleerd bij erosie-bestri jding is een zandsuppletie aan de zeezijde van de zeereep van voldoende omvang om de kustlijnachteruitgang in de betreffende tijd-stap te stoppen.

Bij kustlijnachteruitgang die is toegestaan vindt gecontroleerd retireren van de zeereep plaats. Hierbij kan het noodzakelijk zijn het retireren te begeleiden met een achterwaartse verzwaring aan de landzijde van de zeereep.

Dit gebeurt bij een te hoog optredend erosietempo waarvan de grens-waarde aan het model kan worden opgegeven. De grootte van de suppletie voor achterwaartse verzwaring wordt door het model berekend.

De jaarlijkse onderhoudskosten zijn voor alle kusttypen per cel in het model bekend. Voor de kusttypen "zeedijk" en "overige verharde zeeweringen" is het mogelijk apart opgegeven bedragen in de kosten op te nemen voor het in de toekomst verwachte extra onderhoud als gevolg van zeespiegelstijging. Deze extra kosten zijn voor een aantal ver-schillende zeespiegelstijgingsscenario's bepaald.

BATEN EN KOSTEN

De baten van een beleidsalternatief bestaan uit het behoud van vol-doende veiligheid van het polderland en het beschermen van de belangen en waarden verbonden aan de in het beleidsalternatief gespecificeerde gebruiksfuncties. Het model geeft inzicht in de gevolgen van de opgelegde eisen in het beleidsalternatief door de presentatie van: o de ontwikkeling van de duinbreedte tussen de zeewaartse begrenzing

van de afslagzone en de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn: op te vatten als reserve duinbreedte uit oogpunt van veilig-heid;

o het verloren gegane areaal aan onbeschermde gebruiksfuncties;

o het aantal kilometers waar is ingegrepen ter voorkoming van het optreden van veiligheids- en/of functieknelpunten;

o het aantal kilometers waar onbeschermde gebruiksfuncties verloren zijn gegaan;

o het totale werkelijke areaal in hectaren dat tijdelijk of blijvend door kustlijnachteruitgang verloren is gegaan, en door kustlijn-vooruitgang beschikbaar is gekomen;

o de kosten van onderhoud voor alle kusttypen en de erosiebestrij-dingskosten voor het kusttype duin;

o de zandhoeveelheden benodigd voor strandsuppleties en het achter-waarts verzwaren.

6 Het gebruik van het model

Tijdens de ontwikkeling van het model, het doorrekenen van de onder-zochte beleidsalternatieven en het uitvoeren van gevoeligheidsanalyses is het model steeds onderworpen geweest aan een nauwkeurig onderzoek naar zijn werking. Hierdoor ontstond voldoende vertrouwen in een

(13)

Het model is ontwikkeld op een Tulip PC-AT386 en kan op iedere IBM-compatible PC gebruikt worden. Bij de functionele specificaties is met name gelet op:

o flexibiliteit in invoer en uitvoer;

o gebruikersvriendelijkheid in bediening en verwerkingstijd;

o het inhoudelijk ondersteunen van de wensen voor wat betreft de specificatie van beleidsalternatieven en de bepaling van hun effecten;

o de afstemming op de relevante uitkomsten van de onderbouwende technische rapporten.

Door de flexibele opzet van invoer en uitvoer, de gebruikersvriende-lijkheid, de korte rekentijd van ongeveer 5 minuten voor het doorreke-nen van 1 beleidsalternatief en de mogelijkheid vervolgprogramma's met de modeluitkomsten te voeden is het model een krachtig hulpmiddel bij het identificeren en analyseren van beleidsalternatieven. Door het instellen van de stuurparameters van het model kunnen diverse gevoe-ligheidsanalyses op eenvoudige wijze worden uitgevoerd.

CONCLUSIES

Hoewel gedurende de periode van het produceren van de gegevens voor de beleidsanalyse sommige principes programmatisch aangescherpt moesten worden is het model in staat gebleken alle relevante beleidsalterna-tieven door te rekenen en alle gewenste gevoeligheidsanalyses uit te voeren. Hierbij bleek de model-syteemopzet flexibel instelbaar. Het doorrekenen van een beleidsalternatief en het maken van een bestand met de gewenste einduitvoer bleek binnen 10 minuten mogelijk te zijn op een Tulip PC-AT 386.

Door gebruik te maken van de bestanden die door het model zelf worden aangemaakt is het mogelijk gebleken vervolgprogrammatuur te ontwikke-ling voor o.a. tekenapplicaties en verdere verwerking en presentatie van modeluitkomsten.

(14)

1 INLEIDING

1.1 Achtergrond

In de tweede helft van 1988 Is een model ontwikkeld voor de ondersteu-ning van de uitvoering van de beleidsanalyse ten behoeve van de

discussienota "Kustverdediging na 1990". Dit model wordt aangeduid met de naam KUSTBEL» Het model KUSTBEL beschrijft de gedragingen van de kustlijn en het achterliggende duingebied onder invloed van een bepaalde voorspelling van de kustontwikkeling. Deze gedragingen worden gekarakteriseerd door de posities van een aantal lijnen die gerela-teerd zijn aan bepaalde processen die zich voordoen bij kustlijnach-teruitgang. Deze processen kunnen op twee verschillende wijzen leiden tot het optreden van knelpunten. In de eerste plaats kan een knelpunt ontstaan indien de veiligheid van het polderland tegen overstroming in het geding komt. Een tweede type knelpunt treedt op indien een ontoe-laatbaar verlies ontstaat van arealen in het kust- en duingebied en de daaraan verbonden belangen en waarden uit hoofde van het gebruik van deze arealen. Het model maakt deze knelpunten zichtbaar en beschrijft de kosten en effecten van kustverdedigingsmaatregelen gericht op het opheffen van deze knelpunten.

Het model KUSTBEL vormt de basis voor de analyse van beleidsalterna-tieven voor de verdediging van de zandige kust van Nederland. Een beleidsalternatief kan worden gedefinieerd als: "een specificatie van de na te streven kustlijnligging op basis van de maatschappelijke eisen die ten aanzien van de veiligheid en de gebruiksfuncties in het duingebied worden gesteld, en de technische maatregelen om dit te realiseren". De minimale eis met betrekking tot de veiligheid is het handhaven van de veiligheid van het polderland tegen overstroming. De maatschappelijke eisen ten aanzien van het beschermen van de belangen en waarden verbonden aan de gebruiksfuncties in het duingebied zijn niet eenduidig bepaald. Bij de opzet van het model is voorzien in de mogelijkheid om op flexibele wijze met de specificatie van deze eisen om te gaan. In de feitelijke beleidsanalyse zijn verschillende be-leidsalternatieven in bovenstaande zin gedefinieerd en met het model doorgerekend.

Voor een correct gebruik en de juiste interpretatie van de resultaten van de beleidsanalyse is het van belang een goed inzicht te hebben in de werking en de structuur van het model. Het voorliggende rapport beoogt hiertoe de benodigde informatie te verschaffen. Programmatech-nische details zullen hierbij alleen aan de orde komen voor zover dit voor een goed begrip van het model noodzakelijk is.

1.2 Doel en noodzaak van het svsteemanalvtische model

Reeds in de eerste fase van de beleidsanalyse is geconcludeerd dat een computermodel moest worden ontwikkeld. Hiermee moest het mogelijk worden gemaakt op relatief eenvoudige wijze verschillende beleidsal-ternatieven ter verdediging van de zandige Nederlandse kust te

(15)

analy-o het simuleren van het kustgedrag vanaly-oanaly-or verschillende vanaly-oanaly-orspellingen van de morfologische, hydrologische en meteorologische ontwikkelin-gen en voor een aantal realistische beleidsalternatieven met betrekking tot de verdediging van de Nederlandse kust;

o het vaststellen van de resulterende verdedigingssituatie van de Nederlandse kust (naar plaats, tijd en verdedigingswijze) en de hiermee samenhangende kosten en effecten;

o het op overzichtelijke wijze presenteren van de relevante informa-tie.

De noodzaak om over te gaan tot het gebruik van een computermodel voor de beleidsanalyse is in de eerste plaats ingegeven door de veelheid van informatie in ruimte en tijd die is gemoeid met het beschrijven van het kustgedrag en het bepalen van de hiermee gepaard gaande kosten en effecten.

Tevens stond vast dat een relatief groot aantal combinaties van voorspellingen ten aanzien van het kustgedrag en alternatieven voor kustverdediging onderzocht moest worden. De onzekerheden die samenhan-gen met de basisgegevens en de parameters in de procesbeschrijving maken een gevoeligheidsonderzoek noodzakelijk. Hierdoor wordt het

aantal rekengevallen nog aanzienlijk verhoogd.

Een belangrijk voordeel van de modelbenadering is ten slotte dat alle kwantitatieve relaties expliciet worden vastgelegd. Ook zijn de resultaten van de analyse reproduceerbaar en onderling vergelijkbaar.

1.3 Inhoud van het rapport

In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het modelconcept. Hierbij komen de belangrijkste kenmerken en de inhoudelijke karakteristieken van het model aan de orde en wordt tevens ingegaan op de relatie van het model met de overige onderbou-wende technische rapporten.

Hoofdstuk 3 geeft een meer gedetailleerde, inhoudelijke beschrijving van de methodieken en rekenprincipes die in het model zijn gehanteerd. Op deze wijze wordt een inzicht verschaft in de feitelijke werking van het model en de belangrijkste aannamen die hieraan ten grondslag liggen.

Een meer technische beschrijving van het computerprogramma wordt gegeven in hoofdstuk 4. Hierbij worden de stappen in de werking van het programma en de inhoudelijke structuur van de belangrijkste programma-onderdelen besproken.

Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de invoer- en uitvoerstructuur van het programma. Hierbij komen de vorm, de inhoud en het gebruik van alle invoer- en uitvoerbestanden van het programma aan de orde.

Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op het gebruik en de ge-bruiksmogelijkheden van het model ten behoeve van de feitelijke analyse. Daarbij komen ook de toetsing en calibratie van het model aan de orde. Naast de beschrijving van de huidige gebruiksmogelijkheden wordt in beperkte mate aandacht geschonken aan de ontwikkelingsmoge-lijkheden in de nabije toekomst.

(16)

2 ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HET MODEL

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de hoofdlijnen van het modelconcept. Daarbij wordt ingegaan op het principe van de aanpak en de belangrijkste stappen in de analyse van beleidsalternatieven, waarbij de gevolgen van een voorspelde kustontwikkeling voor het kustsysteem worden geconfronteerd met de eisen die vanuit de maat-schappij worden gesteld.

Paragraaf 2.2 van dit hoofdstuk beschrijft de hoofdlijnen van het modelconcept aan de hand van figuur 2.1.

Een korte uitwerking van deze hoofdlijnen, gerelateerd aan het kust-systeem, de maatschappelijke eisen en de analysestappen, wordt gegeven in de paragrafen 2.3, 2.4 en 2.5. Daarbij wordt tevens ingegaan op de belangrijkste relaties met de overige onderbouwende technische rappor-ten die in het kader van deze studie zijn geproduceerd.

2.2 Hoofdlijnen van het modelconcept

Het model heeft tot doel een overzicht te verschaffen van de kosten en baten die samenhangen met de uitvoering van een beleidsalternatief. Een beleidsalternatief bevat een specificatie van de verdediging van de Nederlandse zandige kust. Hierin worden de maatschappelijke eisen tot uitdrukking gebracht die ten aanzien van het waarborgen van de veiligheid tegen overstroming en de bescherming van de aan het duinge-bied verbonden belangen en waarden worden gesteld.

Het waarborgen van de veiligheid heeft betrekking op het voorkomen van overstroming van het achter de duinenkust gelegen polderland. Indien bij een bepaalde kustontwikkeling niet aan de gestelde veiligheidsei-sen wordt voldaan is er sprake van een veiligheidsknelpunt.

De bescherming van belangen en waarden heeft betrekking op de economi-sche belangen van de in het duingebied aanwezige gebruiksfuncties en de natuurwaarden verbonden aan de verschillende soorten natuurgebie-den. Deze belangen en waarden kunnen worden bedreigd indien de kust-ontwikkeling leidt tot een landwaartse verplaatsing van de waterke-ring, en daarmee van het gehele kustsysteem. Indien een ontoelaatbare aantasting optreedt van één of meer van de aan de verschillende gebruiksfuncties gerelateerde belangen en waarden, is er sprake van een gebruiksfunctieknelpunt, of kortweg: een functieknelpunt.

Indien een veiligheids- of functieknelpunt optreedt zullen maatre-gelen ter verdediging van de kust worden getroffen. In het model worden de kosten en effecten van deze maatregelen gesimuleerd. Het

optreden van veiligheids- en functieknelpunten is afhankelijk van de maatschappelijke eisen zoals die ten aanzien van de veiligheid en de bescherming van de aan gebruiksfuncties verbonden belangen en waarden zijn geformuleerd. De beleidsalternatieven komen tot stand door uit te gaan van verschillende formuleringen van deze maatschappelijke eisen.

(17)

p-kustsysteem 1 | maatschappelijke eisen 1 kenmerken kust ku8tontwikkeling

1! _ÜJJ L

r

veiligheid belangen en waarden confrontatie: kustontwikkeling met veiligheid belangen en waarden technische maatregelen kosten en baten

(18)

Het gebruik van het model is gebaseerd op de vergelijking van ver-schillende rekengevallen. Daarbij is een rekengeval gedefinieerd als een combinatie van een voorspellingsscenario voor de kustontwikkeling en een beleidsalternatief ten aanzien van de kustverdediging.

Met het model worden in opeenvolgende runs verschillende rekengevallen gesimuleerd. Door vergelijking van de modeluitkomsten voor de ver-schillende rekengevallen ontstaat een kwantitatief inzicht in de effecten van de voorspellingsscenario's en de beleidsalternatieven. In overeenstemming met de gekozen tijdshorizon voor de studie beslaat de totale simulatieperiode een tijdspanne van 100 jaar (1990-2090). Daarbinnen wordt gewerkt met een aantal vaste projectietijdstippen (1995, 2000 en verder elke 10 jaar tot 2090). De intervallen tussen de projectietijdstippen fungeren in het model als discrete tijdstappen waarover de kustlijnveranderingen worden berekend en de kosten en effecten worden bepaald.

2.3 Het kustsysteem

2.3.1 Inleiding

Voor het model is het noodzakelijk om de relevante kenmerken van het kustsysteem en de kustverdeding van Nederland te beschrijven. Deze beschrijving wordt geformaliseerd in de schematisatie van het kustsys-teem. In paragraaf 2.3.2 wordt nader op deze schematisatie ingegaan. Onder invloed van verschillende morfologische ontwikkelingen en verwachte hydrologische en meteorologische scenario's ten aanzien van

zeespiegelstijging kunnen diverse voorspellingen van de toekomstige kustlijnligging worden gemaakt. Deze voorspellingen komen aan de orde in paragraaf 2.3.3.

2.3.2 Kenmerken kust

De informatie die voor het model van belang is voor wat betreft de kenmerken van de kust en de kustverdediging van Nederland vormt een onderdeel van Technisch Rapport 2. Voor het model is van belang:

o de technisch-administratieve onderverdeling van de Nederlandse kust;

o de schematisatie van waterkerende eigenschappen van de Nederlandse kust.

DE TECHNISCH-ADMINISTRATIEVE ONDERVERDELING

Ten aanzien van de afbakening in de lengterichting van de Nederlandse kust wordt uitgegaan van een indeling in regio's, sectoren en cellen. Regio's en sectoren dienen voor het model als basis voor de presenta-tie van modeluitkomsten en -resultaten. Binnen de Nederlandse kust als geheel worden drie regio's onderscheiden, te weten:

o Deltagebied; o Hollandse kust; o Waddengebied.

(19)

sectoren is gebaseerd op een logische onderverdeling, o.a. op basis van kustmorfologische en kustverdedigingstechnische kenmerken.

De cellen vormen de basis voor de simulatie-berekeningen in het model. De cellen hebben een standaardbreedte van 1 km (in de lengterichting van de kust). In totaal zijn 353 cellen onderscheiden.

Voor de positiebepaling binnen een cel in de richting loodrecht op de kust wordt gebruik gemaakt van het langs de kust gelegen RijksStrand-Palen (RSP)-stelsel. Iedere cel heeft een eigen nulpunt ten opzichte van dit stelsel. Vanaf dit nulpunt worden de binnen de cel van belang zijnde posities landwaarts negatief, en zeewaarts positief, in meters aangegeven.

Ten aanzien van de bovenstaande indelingselementen geldt: o een geheel aantal sectoren in elke regio;

o een geheel aantal cellen in elke sector. DE WATERKERENDE EIGENSCHAPPEN

Ten behoeve van het onderscheid naar de aard van de kustverdediging is een onderverdeling gemaakt in een viertal (hoofd)kusttypen.

o Duin, met een onderverdeling naar acht duintypen: - een laag, middel en hoog onverdedigd duin;

- een laag, middel en hoog verdedigd duin met strandhoofden; - een middel en hoog verdedigd duin met palenrijen. o Zeedijk.

o Overige verharde zeeweringen, o Strandvlakten.

Tot het kusttype "zeedijk" behoren alle verharde zeedijken. Tot het kusttype "overige verharde zeeweringen" behoren o.a. de strandmuren, boulevards en havenkades. Tot het kusttype "strandvlakte" behoren de kustdelen waarvoor het niet nodig is een Deltaveilige waterkering in stand te houden (voornamelijk de koppen van de waddeneilanden). De afgesloten zeegaten zijn niet in de schematisatie opgenomen.

In Technisch Rapport 2 is aan iedere cel in de schematisatie een kust- of duintype toegekend.

Bij de beleidsanalyse is de aandacht vooral gericht op de duinenkust. Voor de simulatie van de kustontwikkeling en de gevolgen hiervan voor het duingebied en het polderland is een aantal specifieke kenmerken geïnventariseerd. Dit zijn:

o de breedte van de zeereep;

o de breedte van de afslagzöne bij een superstorm; o de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn; o de positie van de polderlijn.

In Technisch Rapport 2 zijn deze kenmerken voor iedere cel van het kusttype "duin" vastgelegd. In paragraaf 2.5 wordt de betekenis van deze gegevens voor de simulatie in het model verder toegelicht.

(20)

2.3.3 Rustontwikkeling

In Technisch Rapport 5 vordt beschreven op welke wijze de verschillen-de voorspellingen voor verschillen-de toekomstige ligging van verschillen-de kustlijn (in het model gelijk gesteld aan de positie van de duinvoet) zijn verkregen. Een voorspelling bestaat uit de bepaling van de positie van de duin-voet voor alle cellen van het kusttype "duin" op de gehanteerde projectietijdstippen. Voorspellingsgegevens worden bepaald voor de tijdstippen: 1990, 1995, 2000, 2010, 2020, 2050 en 2050. Het model interpoleert de voorspelde waarden voor de tijdstippen 2030, 2040, 2060, 2070 en 2080. Hierdoor kan het model de kustontwikkeling simule-ren voor in totaal 11 tijdstappen.

In de beleidsanalyse wordt uitgegaan van een ongunstige en een gemid-delde verwachting voor de morfologische ontwikkeling van de kust. Deze ontwikkelingen worden gecombineerd met een drietal zeespiegel-stijgingsscenario's zoals onderzocht in Technisch Rapport 6. In totaal ontstaan hierdoor zes verschillende voorspellingen. Elk van deze voor-spellingen kan aan het model worden aangeboden.

2.4 Maatschappelijke eisen

2.4.1 Inleiding

Het model moet kunnen omgaan met de eisen die de maatschappij stelt wanneer de duinenkust onderhevig is aan kusterosie. Verschillende visies die ten aanzien van deze maatschappelijke eisen bestaan kunnen tot uitdrukking worden gebracht in de beleidsalternatieven. De maat-schappelijke eisen hebben betrekking op een tweetal hoofdzaken. Van primair belang is het waarborgen van de veiligheid tegen overstroming. Dit wordt besproken in paragraaf 2.4.2.

In de tweede plaats gaat het om de bescherming van de belangen en waarden verbonden aan de verschillende gebruiksfuncties in het duinge-bied. Hierop wordt in paragraaf 2.4.3 nader ingegaan.

2.4.2 Veiligheid

In Technisch Rapport 7 komt de invloed van het kustgedrag op de veiligheid uitgebreid aan de orde. Het gaat hierbij om de veiligheid die de duinenkust als waterkering biedt tegen overstroming van het achterliggende polderland. Voor het model moet een criterium worden vastgesteld op grond waarvan bepaald kan worden wanneer bij voorspelde kustlijnachteruitgang de veiligheid in gevaar komt. De gegevens voor dit criterium worden ontleend aan de schematisatie van de kuststrook zoals die in het model is opgenomen. Hierbij geldt dat er sprake is van een veiligheidsknelpunt wanneer in een tijdstap de landwaartse begrenzing van de afslagzone bij een superstorm de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn passeert.

(21)

z e e -1000 m. 50 m.

• m.Rsp

- 1 0 0

- 2 0 0

grid

caiy

g e b . f . code. 1000-tal grondw. 100-tal natuur func.klasse 0 < y < 20 func.corabina. 20 < z < 73 z =• comb. v. func.klasse y a b c d e f 8 1300 1312 3223 1107 245 500 500 3 3 2 1 2 5 5 12 7 23 45 9,10,14 en 18 11 en 18

figuur 2.2 Voorbeeld van een celsituatie met gebruiksfunctiecode per grid en positie duinvoet in het uitgangstijdstip 1990

(22)

2.4.3 Belangen en waarden

In de beleidsanalyse wordt veel aandacht geschonken aan de bescherming van de belangen en waarden die zijn verbonden aan de gebruiksfuncties In het duingebied. Door de Universiteit van Amsterdam Is een Inventa-risatie uitgevoerd van de belangrijkste gebruiksfuncties in het duingebied. In Technisch Rapport 4 is beschreven hoe deze inventarisa-tie is uitgevoerd. De gebruiksfuncinventarisa-ties kunnen worden beschouwd als de "dragers" van (natuur)waarden en economische belangen In eerste instantie zijn de volgende hoofdgebruiksfuncties onderscheiden:

o natuur; o drinkwaterwinning; o recreatie; o wonen; o industriële bebouwing; o overige.

Binnen de hoofdgebruiksfuncties is een nader onderscheid gemaakt om significante verschillen in belangen en waarden binnen dezelfde hoofdgebruiksfunctie beter tot uitdrukking te kunnen brengen. Zo wordt binnen de hoofdgebruiksfunctie "natuur" een aantal soorten natuurgebieden onderscheiden waaraan verschillende waarderingen kunnen worden gekoppeld. Evenzo wordt bijvoorbeeld bij de

hoofdgebruiksfunc-tie "wonen" onderscheid gemaakt naar gebieden die meer en minder intensief zijn bebouwd. Binnen de 6 hoqfdgebruiksfuncties zijn op deze wijze in totaal 19 deelfuncties onderscheiden. Deze indeling in 19 functies is als basis gehanteerd voor de schematisatie van het duinge-bied en vormt eveneens de basis voor de effectbepaling in het model. Wanneer in het vervolg van dit rapport wordt gesproken van "gebruiks-functies" wordt daarmee gedoeld op de 19 gebruiksfuncties als onder-verdeling van de 6 hoofdgebruiksfuncties. De laatste zullen consequent als "hoofdgebruiksfuncties" worden aangeduid.

Per cel is vanaf het strand zover landwaarts geïnventariseerd als gezien de verwachte kustontwikkeling noodzakelijk was. Hierbij zijn steeds de gebruiksfuncties geregistreerd die voorkomen in eenheidsge-bieden (grid-eenheden) binnen de cel met een afmeting van 1 km in lengterichting van de kust en 50 m in de richting loodrecht op de kust. In het invoerbestand van de gebruiksfunctie-informatie zoals dat in KUSTBEL wordt gehanteerd is de positie van de gebruiksfuncties binnen de cel vastgelegd door het opgeven van de afstand vanaf de zeewaartse begrenzing van de gebruiksfuncties tot de RSP-lijn.

Voor een voorbeeld van een celsituatie met de bijbehorende informatie over de gebruiksfuncties wordt verwezen naar figuur 2.2.

De aard van de gebruiksfunctie is ten behoeve van het model vastgelegd in een code. Hierbij doet zich de complicatie voor dat in de regel meerdere gebruiksfuncties op hetzelfde areaal aanwezig zijn. Zo heeft elke hectare duingebied een bepaalde natuurwaarde en is er dus altijd sprake van een combinatie met één van de gebruiksfuncties "natuur" (tenzij de gebruiksfunctie natuur als enige voorkomt).

Zoals in het vervolg van dit rapport wordt beschreven, wordt bij de gebruiksfuncties "natuur" ook rekening gehouden met een mogelijk effect door grondwaterstandsdaling. Dit leidt tot de onderkenning van een aantal klassen voor wat betreft de gevoeligheid voor

(23)

uitgangssituatie belangen St waarden 1990

belangen & waarden

erosie-^ nee ^ondersteuning

(24)

grondwater standsdaling. Waar relevant Is ook deze klasse aan de code voor de gebruiksfunctie toegevoegd.

Om dit alles In de gebruiksfunctiecode tot uitdrukking te brengen zijn de volgende conventies gehanteerd:

o de code voor een gebruiksfunctie (combinatie) bestaat uit maximaal vier getallen;

o de tientallen tussen 0 èn 20 worden gebruikt voor de aanduiding van de enkelvoudige gebruiksfuncties (maximaal 19);

o de tientallen tussen 20 en 99 worden gebruikt voor de aanduiding van de combinaties van gebruiksfuncties (op dit moment 47); in deze combinatie-codes komen de gebruiksfuncties natuur niet voor daar altijd één van de gebruiksfuncties natuur aanwezig is;

o de honderdtallen geven aan de code voor de gebruiksfunctie "natuur" die met de combinatie van andere gebruiksfuncties aanwezig is;

o de duizendtallen geven de gevoellgheidsklasse van de aanwezige gebruiksfunctie natuur voor grondwaterstandsdaling; voor bepaalde gebruiksfuncties natuur is de grondwaterstandsdaling niet van belang en ontbreekt dit deel van de code.

Binnen een beleidsalternatief kan worden gespecificeerd welke ge-bruiksfuncties beschermd moeten worden tegen verlies door kustlijnach-teruitgang of door de andere hiermee gepaard gaande processen.

2.5 Analvsestappen

2.5.1 Inleiding

In de analysestappen die worden doorlopen bij het bepalen van de gevolgen van een beleidsalternatief in samenhang met een voorspelde kustontwikkeling voert het model per cel en per tijdstap diverse toetsen uit. Het model gaat in eerste instantie na of in de actuele situatie sprake is van een veiligheidsknelpunt en/of een functieknel-punt. Deze stap in de analyse wordt aangeduid als de confrontatie van de kustontwikkeling met de maatschappelijke eisen ten aanzien van de veiligheid en de bescherming van aan gebruiksfuncties gerelateerde belangen en waarden. De processen en handelingen die bij deze confron-tatie een rol spelen worden besproken in paragraaf 2.5.2.

Indien op grond van het optreden van een knelpunt de kusterosie moet worden gestopt worden in het model de betreffende technische

maatrege-len getroffen en worden de kosten van deze maatregemaatrege-len bepaald.

Daarnaast worden in het model de kosten bijgehouden van het begelei-den van toegestane kustlijnachteruitgang (het gecontroleerd retireren) en het uitvoeren van onderhoud. Op deze zaken wordt in paragraaf 2.5.3 verder ingegaan.

De resultaten van de analysestappen worden in tabellen weergegeven zodat een overzicht wordt verkregen van de kosten en effecten van een beleidsalternatief. Een overzicht van de informatie die kan worden gepresenteerd wordt gegeven in paragraaf 2.5.4.

In figuur 2.3 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste analy-se-stappen en hun onderlinge samenhang.

(25)

DEFINITIES VAN PROCESSEN

Het model toetst per cel en per tijdstap of door de voorspelde kust-lijnachteruitgang en de daarmee samenhangende processen veiligheids-en/of functieknelpunten optreden.

De beschrijving van de in dit verband van belang zijnde processen wordt in het model geschematiseerd aan de hand van de posities van een

aantal specifieke lijnen. Dit zijn: o de kustlijn;

o de overschuivingslijn; o de afslaglijn;

o de risicolijn voor gebruiksfuncties; o grondwaterstandsdalingslijnen.

De betekenis van deze lijnen is essentieel voor het begrip van de werking en resultaten van het model. Daarom wordt in het navolgende een nadere toelichting gegeven. Meer specifieke informatie hierover kan worden verkregen uit de in paragraaf 2.5.1 aangehaalde technische rapporten.

De kustlijn is in het model gelijkgesteld aan de positie van de duinvoet.

De overschuivingslijn valt samen met de achterkant van de zeereep. De overschuivingslijn bevindt zich landwaarts van de kustlijn op een afstand die gelijk is aan de breedte van de zeereep. Deze breedte is via invoer voor elke cel gegeven.

De afslaglijn ligt op een bepaalde afstand landwaarts van de kustlijn en vormt de landwaartse grens van het gebied dat bij de maatgevende storm voor de veiligheidsbeschouwing (de zogenaamde superstorm) verloren zou gaan, met inbegrip van een bepaalde toeslag die in de bepaling van de afslaglijn is begrepen. Deze lijn wordt aangeduid als de lijn (afslag + toeslag). Het gebied tussen de kustlijn en de AT-lijn heet de AT-zöne. De breedte van deze zone is voor elke cel bepaald en via invoer gegeven.

De risicolijn voor gebruiksfuncties vormt de landwaartse begrenzing van een zone vanaf de kustlijn waarin een voor de gebruiksfuncties niet-acceptabel afslag- of inundatierisico bestaat. Deze risicolijn ligt zeewaarts van, of valt in het extreme geval samen met, de AT-lijn. In principe zou voor elke gebruiksfunctie een andere risicolijn kunnen gelden. In het model wordt op dit moment echter slechts een enkele risicolijn onderscheiden. De positie van deze lijn kan in het model worden opgegeven als een percentage van de breedte van de

AT-zóne. Globaal is er naar gestreefd de risicolijn zo te kiezen dat zee-waarts van deze lijn een afslag/inundatiekans bestaat die groter is dan 1 maal per 500 tot 1000 jaar. Dit leidt tot een positie vanaf de kustlijn die 65% tot 85% van de afstand tussen kustlijn en AT-lijn bedraagt.

De risicolijn is in feite een 'Functiegebonden' AT-lijn. Derhalve wordt deze lijn in het model aangeduid met FAT-lijn en de bijbehorende risicozöne met FAT-zöne.

(26)

Ten behoeve van de natuurfuncties binnen de hoofdgebruiksfunctie natuur worden in het model gevoeligheidsklassen voor grondwaterstands-daling onderscheiden. Deze klassen duiden de gevoeligheid aan voor een verandering (verlaging) van de grondwaterstand.

Een gevoellgheldsklasse wordt gekenmerkt door een bepaalde (maximale) verlaging van de grondwaterstand. Bij het optreden van een zekere kustlijnachteruitgang kan in principe voor elke gevoellgheldsklasse de lijn worden bepaald waar de bij de betreffende klasse behorende maximale daling juist optreedt. Overigens hoeft deze grondwaterstands-dalingslijn niet te bestaan. Bij smalle duingebieden en beperkte kustafslag zal de dalingslijn in veel gevallen buiten het duingebied liggen, hetgeen betekent dat de maximale daling binnen het duingebied nergens optreedt.

Voor het gebied tussen de dalingslijn en de kustlijn geldt dan dat een grondwaterstandsdaling is opgetreden die groter is dan de maximale daling behorend bij de gevoellgheldsklasse. Op deze wijze kunnen voor elke gevoellgheldsklasse grondwaterstandsdalingslijnen worden bepaald. Ligt een natuurfunctie met gevoellgheldsklasse x zeewaarts van de grondwaterstandsdalingslijn behorend bij klasse x dan is er sprake van een verlies.

UITVOEREN VAN DE CONFRONTATIE

Gezien de relaties tussen bovenstaande lijnen is het bepalen van de lijnposities bij een dynamische kust een betrekkelijk eenvoudige zaak. Per tijdstap wordt op basis van de kustlijnvoorspelling en de resulta-ten van de voorgaande tijdstappen voor elke cel met kusttype duin de kustlijnligging bepaald. Het gaat hierbij om de ligging aan het begin en aan het eind van de tijdstap.

In geval van kusterosie wordt er in eerste instantie van uitgegaan dat de kustlijn met het erosietempo zal terugschrijden. Deze handelwijze wordt aangeduid met 'gecontroleerd retireren'. Bij het gecontroleerd retireren blijft de omvang van de zeereep intact, terwijl de zeereep als geheel landwaarts verschuift met het tempo van de kusterosie. In dat geval zullen ook de overschuivingslijn, de AT-lijn en de FAT-lijn met hetzelfde tempo landwaarts worden verplaatst. Voor het bepalen van de positie van de grondwaterstandsdalingslijnen geldt een apart algoritme.

Voor een cel met kusterosie vindt in het model een toetsing plaats op het optreden van veiligheids- en/of functieknelpunten.

Een veiligheidsknelpunt ontstaat indien de AT-lijn de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn overschrijdt zodat geen Deltaveilig profiel meer kan worden gehandhaafd. Een functieknelpunt ontstaat indien areaalverlies, of een andere vorm van beïnvloeding van areaal, optreedt bij een gebruiksfunctie waarvoor dat volgens de specificatie van het beleidsalternatief niet is toegestaan.

In beide gevallen simuleert het model de uitvoering van erosiebestrij-dingsmaatregelen aan het begin van de tijdstap waarbinnen het knelpunt zou optreden. Hierdoor wordt voorkomen dat de kustlijnachteruitgang en de effecten van de bijbehorende processen in de betreffende tijdstap zullen optreden.

Voor een cel met kusterosie welke geen knelpunt oplevert zal er in de regel wel sprake zijn van het verlies van gebruiksfunctie-areaal en van de hieraan verbonden belangen en waarden. Het gaat in die gevallen

(27)

van een afname van de reserve duinbreedte die kan worden opgevat als buffer voor de veiligheid.

Indien voor een eroderende cel gecontroleerd retireren is toegestaan zullen de posities van de genoemde lijnen veranderen. Hierdoor ont-staan areaalverliezen voor de gebruiksfuncties. In principe worden de volgende typen areaalverlies onderscheiden:

o areaalverlies door landverlies; o areaalverlies door overschuiving5

o areaalverlies door het zich bevinden in de FAT-zöne;

o areaalverlies door ontoelaatbare grondwaterstandsdaling (alleen van toepassing bij de gebruiksfunctie natuur).

Het areaalverlies door landverlies wordt in het model altijd bepaald. Door de gebruiker kan via de modelinvoer worden opgegeven of, en voor welke gebruiksfuncties, met de andere typen verliezen rekening moet worden gehouden. Bij het registreren van de areaalverliezen worden alle typen verliezen die als relevant zijn aangemerkt per gebruiks-functie bij elkaar opgeteld voor alle cellen in dezelfde sector. Daarbij worden dubbeltellingen door verschillende effecten op hetzelf-de functie-areaal in een cel voorkomen (met uitzonhetzelf-dering van hetzelf-de verliezen door grondwaterstandsdaling).

Areaalverliezen worden bepaald door confrontatie van de positie van de bovengenoemde effectlijnen met de positie van de gebruiksfunctie-grenzen.

Wat betreft de registratie van areaalverliezen wordt nog onderscheid worden gemaakt naar twee hoofdtypen van gebruiksfuncties, te weten (1) de terreinfuncties en (2) de puntfuncties. De areaalverliezen van de terreinfuncties worden continu bijgehouden. Voor de puntfuncties geldt dat de gebruiksfunctie in zijn geheel verloren gaat zodra een effectlijn het midden van het functiedomein passeert. Om dit discrete effect enigszins te beperken is een puntfunctie gebonden aan een maximale afmeting van 50 m (loodrecht op de kust) bij 1000 m kustleng-te. Van een puntfunctie kan dus steeds maar 5 ha tegelijk verloren gaan. Puntfuncties die groter zijn dan 5 ha worden opgedeeld in eenheden van 5 ha.

2.5.3 Technische maatregelen

Technische maatregelen worden onderscheiden in onderhoudsmaatregelen en maatregelen ter voorkoming van kustlijnachteruitgang. In het model worden van deze maatregelen de onderhoudskosten en de kosten van de erosiebestrijding bepaald.

Onderhoudskosten worden voor alle kusttypen berekend. Ze worden vastgesteld door vermenigvuldiging van het aantal jaren waaruit een tijdstap bestaat met de jaarlijkse onderhoudskosten. De laatste worden, zoals eerder vermeld, per cel opgegeven. Voor het kusttype duin is het mogelijk de onderhoudskosten afhankelijk te maken van het tempo van de kustlijnontwikkeling. Indien het actuele tempo van

(28)

kustlijnachteruitgang of kustlijnvooruitgang In een cel afwijkt van het tempo dat bij de aanvang van de simulatie als representatief voor die cel was opgegeven kan op de hoogte van de onderhoudskosten een correctie plaatsvinden. De te hanteren correctie, als functie van het verschil van het actuele erosie- of sedimentatietempo en het initiële, Is ook al8 Invoer gegeven.

Kosten voor de eroslebestrljdlng worden gemaakt In twee gevallen: o Indien de kustlijn op zijn plaats moet worden gehouden;

o Indien bij gecontroleerd retireren de zeereep op sterkte moet worden gehouden.

De technische maatregel die In belde gevallen wordt gehanteerd is het uitvoeren van een zandsuppletle.

In het eerste geval vindt de eroslebestrljdlng plaats door een zand-suppletle op het strand. De omvang van de suppletie moet zodanig zijn dat de in de tijdstap voorspelde kusterosie niet kan optreden.

Het tweede geval doet zich voor wanneer het optredende erosietempo hoger is dan een gegeven niveau waarbij de zeereep nog juist met behoud van volume achterwaarts kan worden verplaatst zonder dat extra zand behoeft te worden aangevoerd. De hoeveelheid zand die samenhangt met de kustlijnachteruitgang boven het gegeven niveau wordt aangevuld door middel van het achterwaarts verzwaren van de zeereep.

De methodiek voor het berekenen van de omvang van zandsuppleties is ontleend aan Technisch Rapport 11. De kosten van de suppleties worden door het model bepaald op basis van de benodigde hoeveelheid zand en de zandprijs. De zandprijs is een invoergegeven. De benodigde hoeveel-heid zand volgt uit de mate van kustlijnachteruitgang die door de

suppletie moet worden voorkomen of gecompenseerd, en een factor die meters kustlijnachteruitgang vertaalt naar nr zand. Bij strandsupple-ties en achterwaarts verzwaren worden hiervoor verschillende factoren gehanteerd. De betreffende factoren worden via modelinvoer gegeven.

2.5.4 Kosten en baten

Het model heeft tot doel om een inzicht te geven in de kosten en baten van de verschillende beleidsalternatieven.

De kosten van het kustonderhoud en de maatregelen die voor de erosle-bestrljdlng worden getroffen worden door het model op vrij gedetail-leerde wijze bijgehouden.

De baten van de beleidsalternatieven bestaan uit het behoud van vol-doende veiligheid van het polderland en het beschermen van bepaalde, aan gebruiksfuncties verbonden belangen en waarden. Deze baten worden door het model niet in geld uitgedrukt. Wel wordt door het model een aantal grootheden berekend en gepresenteerd die een indruk geven van de met het beleidsalternatief bereikte resultaten. Desgewenst zouden aan een aantal van deze effecten (met name de areaalverliezen van de verschillende gebruiksfuncties) globale schattingen van de in het geding zijnde economische belangen kunnen worden verbonden.

(29)

o de ontwikkeling van de duinbreedte tussen de zeewaartse begrenzing van de afslagzone en de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn: op te vatten als reserve duinbreedte uit oogpunt van veilig-heid;

o het verloren gegane areaal aan onbeschermde gebruiksfuncties;

o het aantal kilometers waar is ingegrepen ter voorkoming van het optreden van veiligheids- en/of functieknelpunten;

o het aantal kilometers waar onbeschermde gebruiksfuncties verloren zijn gegaan;

o het totale werkelijke areaal in hectaren dat tijdelijk of blijvend door kustlijnachteruitgang verloren is gegaan, en door kustlijn-vooruitgang beschikbaar is gekomen;

o de kosten van onderhoud voor alle kusttypen en de erosiebestrij-dingskosten voor het kusttype duin;

o de zandhoeveelheden benodigd voor strandsuppleties en het achter-waarts verzwaren.

Bij de beschrijving van de uitvoerstructuur in hoofdstuk 5 wordt de presentatie van modelresultaten en -uitkomsten meer uitvoerig bespro-ken.

(30)

3 UITWERKING VAN GEHANTEERDE METHODIEKEN IN HET MODEL

l d Inleiding

Tijdens de simulatie van de analysestappen in het model worden de gevolgen van de confrontatie van de voorspelde kustontwikkeling met de maatschappelijk eisen voor het behoud van veiligheid en de bescher-ming van de aan de gebruiksfuncties verbonden belangen en waarden onderzocht. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste methodieken die bij deze confrontatie een rol spelen verder uitgewerkt.

Aan de hand van geschematiseerde voorbeelden wordt de manier besproken waarop het model deze methodieken toepast. Om besturing van buitenaf van de methodieken of onderdelen daarvan mogelijk te maken kunnen aan het model diverse zogenaamde stuurparameters worden opgegeven. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de invloed is van deze stuurparameters. Tot slot wordt vermeld welke gegevens het model gedurende de simulatie van de analysestappen berekent en onthoudt zodat zij in de uitvoer van het model gepresenteerd kunnen worden. Waar sprake is van door het model te onthouden gegevens is de betreffende beschrijving van deze gegevens in de tekst voorzien van een * teken.

In paragraaf 3.2 komen de methodieken aan de orde die van belang zijn voor het vaststellen van een veiligheidsknelpunt, het interen op de

zeereep, en het gecontroleerd retireren van de zeereep.

In paragraaf 3.3 worden de methodieken besproken waarmee in het model de kustontwikkeling wordt gevolgd.

Paragraaf 3.4 licht de verschillende soorten areaalverliezen toe en de manier waarop dubbeltelling van de gebruiksfunctieverliezen wordt voorkomen.

Ten slotte wordt in paragraaf 3.5 de kostenberekening van de gedefi-nieerde technische maatregelen toegelicht.

(31)

ruimt* voor Inltren

landwaarts» polder grenaprotiellijn

(32)

3.2 Veiligheid. Interen en retireren

3.2.1 Het bereiken van een velllgheldsknelpunt

Bij het vaststellen van velllgheldsknelpunten beperkt het model zich tot de cellen die het kusttype "duin" hebben.

De manier waarop een veiligheidsknelpunt wordt bereikt hangt af van de celgegevens en de voorspelde kustontwikkeling voor de cel.

De relevante celgegevens bestaan uit: de breedte van de AT-zóne, de positie van de Landwaartse Grensprofiel Lijn (aangeduid als LGL), en de positie van de polderlijn.

Het model voorziet in de mogelijkheid een aantal vervolgacties in de kuststrook te simuleren wanneer een velllgheldsknelpunt optreedt. Dit zijn het versmallen van brede AT-zönes tot een opgegeven minimum breedte en het retireren van de LGL-positie in de richting van de polderlijn wanneer daarvoor ruimte beschikbaar is.

Voor een voorbeeld van een uitgangssituatie voor een kustprofiel wordt verwezen naar figuur 3.1

VERSMALLEN VAN BREDE AT-ZONES

Brede AT-zone komen voor indien de zeereep niet Deltaveilig is als gevolg van een te mager duinprofiel. Dit is bijvoorbeeld het geval op Texel. Bij het verplaatsen van de zeereep kan het bereiken van de LGL-positie dan snel optreden. In deze gevallen is het vaak reëel om bij het retireren uit te gaan van een versmalling van de AT-zöne. Dit sluit aan bij het gedrag van een kustbeheerder om de zeereep tijdens het gecontroleerd retireren tevens Deltaveilig te maken. Het gevolg is dat door het model veel later een veiligheidsknelpunt wordt gesig-naleerd. Dit wordt in het model gesimuleerd door een brede AT-zöne, gerekend vanaf het tijdstip dat de landwaartse begrenzing van de AT-zöne de LGL-positie heeft bereikt, te laten interen met dezelfde snelheid als de kusterosie tot een minimale breedte van de AT-zêne, op te geven via een stuurparameter, is bereikt. Pas wanneer dat minimum is bereikt treedt het veiligheidsknelpunt op.

(33)

toelichting bij de figuur : R T is de breedte van de AT-zöne

mflTls de breedte van de minimale AT-zóne 3 is de breedte van het grensprofiel

A/ is de positie van het landwaartsgelegen grensprofiel p is de positie van de polderlijn

jaar 1990 2010 2030 2050 2070 nieuwe duinvoet 90 80 50 20 20

opmerkingen bij dit voorbeeld

AT-zöne is 70m, minimale AT-zöne is 40m

achterkant AT-zóne bereikt LGL, maar versmallen tot minimale AT-zöne is toegestaan, dus geen veiligheidsknelpunt

voorspelde duinvoet is 5m. RSP maar de positie van LGL mag niet verplaatst worden, dus wordt erosie-stop ingevoerd om reden van een

veiligheidsknelpunt

figuur 3.2 Voorbeeld van het bereiken van een veiligheidsknelpunt na versmalling van de AT-zöne in een cel

(34)

RETIREREN VAN HET LANDWAARTS GELEGEN GRENSPROFIEL

Tussen de positie van de Landwaartse Grensproflel Lijn en de positie van de polderlijn ligt het meest landwaarts gelegen grensproflel. De breedte van het grensproflel wordt via een stuurparameter opgegeven. De resterende ruimte tussen de LGL-posltle en de polderlijn kan worden benut om het landwaarts gelegen grensproflel met behoud van volume met de snelheid van de kusterosle naar achteren te schuiven. Deze speciale technische maatregel kan volgehouden worden totdat de achterkant van het grensproflel, gerekend vanaf de verschuivende LGL-posltle, de polderlijn heeft bereikt. De hoeveelheid zand die hiervoor nodig is wordt volgens het principe van achterwaartse verzwaring gesuppleerd. De kosten van deze technische maatregel worden dan ook als kosten van achterwaarts verzwaren geregistreerd.

* Het model onthoudt op celniveau in welke tijdstap het veiligheids-knelpunt optreedt.

* Het model bepaalt op celniveau per tijdstap de afstand tussen de zeewaartse begrenzing van de AT-zöne en de positie van de LGL (de reserve veiligheidsbreedte) en deelt de gevonden afstand in opgege-ven klassen.

* Het model onthoudt op sectorniveau de hoeveelheid zand voor het achterwaarts suppleren bij het retireren van de LGL-positie.

Figuur 3.2 geeft een voorbeeld van het bereiken van een veiligheids-knelpunt na versmallen van de AT-zöne, gevolgd door het retireren van de LGL-positie.

(35)

m.Rsp

- 4 0

- 8 0

toelichting bij de figuur : Z is de breedte van de zeereep fit is de breedte van de AT-zöne

O is de breedte van het grensprofiel

jaar 1990 2000 2010 nieuwe duinvoet - 10 - 20 - 40

opmerkingen bij dit voorbeeld

de zeereep is lOm breder dan de AT-z6ne plus het grensprofiel

omdat interen op de zeereep mag, treedt landverlies op van lOm

de zeereep kan niet verder interen, dus treedt landverlies op van 20m en overschuivingsverlies van 2Om

figuur 3.3 Voorbeeld van interen en overschulven van de zeereep in een cel met kustlijnachteruitgang

(36)

3.2.2 Interen op, en gecontroleerd retireren van, de zeereep

INTEREN

Onder interen wordt verstaan dat daar waar de zeereep breder is dan zijn AT-zóne en de opgegeven breedte van het grensprofiel samen, de resterende breedte bij kusterosie aan landverlies kan worden prijsge-geven. Per definitie kan dit alleen plaatsvinden bij Deltaveilige zeerepen. Pas wanneer de zeereep zo tot het minimum is ingeteerd zal in volgende tijdstappen eventueel geretireerd worden. Wanneer zich in de zeereep echter ook de LGL-positie bevindt mag na het interen geen retireren meer plaats vinden. Verschillende stuurparameters begeleiden deze acties.

RETIREREN

Onder retireren wordt verstaan het landwaarts verplaatsen van de zeereep met behoud van zijn volume wanneer kusterosie is toegestaan. Aan de voorkant treedt landverlies op, aan de achterkant wordt het land overschoven met het zand dat nodig is om het volume van de zeereep in stand te houden. Door een stuurparameter die gerelateerd is aan het erosietempo kan worden opgegeven of, en zo ja voor welk deel, het zand nodig voor het retireren door het kustsysteem zelf kan worden geleverd of door middel van achterwaartse verzwaring van buiten het systeem moet worden aangevoerd.

* Het model bepaalt op celniveau per tijdstap de positie en breedte van de zeereep.

Figuur 3.3 geeft een voorbeeld van het interen op de zeereep gevolgd door gecontroleerd retireren in een cel met kustlijnachteruitgang.

3.3 Het volgen van de kustontwikkeling

3.3.1 Kustlijnachteruitgang

Het model beoordeelt de gevolgen van een voorspelde kustlijnachteruit-gang en stelt vast of er sprake is van een veiligheids- en/of func-tieknelpunt .

Hierbij test het model op alle mogelijkheden omdat een veiligheids-knelpunt en een functieveiligheids-knelpunt ook tegelijk kunnen optreden.

KUSTLIJN VASTHOUDEN

Als er sprake is van een knelpunt wordt de volledige voorspelde kustlijnachteruitgang opgevangen door een uit te voeren zandsuppletie op het strand. Hierdoor blijft de duinvoet gehandhaafd op de positie die geldt aan het begin van de tijdstap waarin het knelpunt wordt gesignaleerd.

Zodra een situatie optreedt waarbij de kustlijn wordt vastgehouden is voor deze cel de meest landwaarts gelegen, toegestane duinvoet bepaald (aangeduid als de MLTDV). Immers, dit is per definitie de positie waarop de kustlijn wordt vastgehouden, anders zou de kustlijn verder landwaarts mogen worden verplaatst. Deze positie van de duinvoet zal ook in de volgende tijdstappen niet meer gepasseerd mogen worden.

(37)

m.Rsp

1 2 0 •

--. at

— i —

1990

jaar

— i —

2 0 0 0

i

2010

— I

2020

toelichting bij de figuur :

> . is de positie van de voorspelde duinvoet; «f» is de positie van de nieuwe duinvoet;

^« is de positie van de meest landwaartsgelegen, toegestane duin-voet;

d t is de breedte van de AT-zöne;

*>* is de positie van het landwaartsgelegen grensprofiel.

jaar 1990 2000 2010 2020 voorspelde duinvoet - 80 -100 -120 -140 nieuwe duinvoet -100 -100 -100 toeges. dv ( MLTDV ) -100 -100 -100 opm. I I

opmerkingen bij dit voorbeeld:

I voorspelde duinvoet plus AT-zöne landwaarts van LGL, dus erosie-stop vanwege veiligheidsknelpunt.

figuur 3.4 Voorbeeld van een erosie-stop als gevolg van een veiligheidsknelpunt in een cel

(38)

Als een strandsuppletie wordt uitgevoerd zullen geen areaalverllezen van gebruiksfuncties optreden, evenmin als een aantasting van de veiligheidseisen.

Wanneer in de volgende tljdstap weer kustlijnachteruitgang optreedt moet de kustlijn opnieuw door middel van een strandsuppletie op zijn plaats worden gehouden. De voorspelde kustlijnachteruitgang vormt daarbij steeds de basis voor de bepaling van de omvang van de strand-suppletie .

* Het model onthoudt op celniveau en per tijdstip de meest landwaarts gelegen, toegestane positie van de duinvoet.

* Het model onthoudt op celniveau de reden waarom en het tijdstip waarop is vastgehouden. De reden wordt ingedeeld in één van de volgende drie categorieën: veiligheidsknelpunt; functieknelpunt; of veiligheids- en functieknelpunt.

* Het model onthoudt op celniveau de codes van alle gebruiksfuncties die in gevaar komen en het tijdstip waarop.

* Het model sommeert op sectorniveau en per tljdstap de benodigde hoeveelheid zand voor strandsuppleties.

Figuur 3.4 geeft een voorbeeld van het instellen van een erosie-stop als gevolg van het optreden van een veiligheidsknelpunt.

TOEGESTANE KUSTLIJNACHTERUITGANG

Wanneer een voorspelde kusterosie geen veiligheidsknelpunt en/of functieknelpunt oplevert wordt de voorspelde kustlijnachteruitgang toegestaan.

Het toestaan van een voorspelde kustlijnachteruitgang gaat gepaard met het interen op een brede zeereep of het gecontroleerd retireren van de zeereep.

Bij interen vinden areaalverllezen plaats van de gebruiksfuncties die zich bevinden in de zone die door kustafslag (landverlies) verloren gaat.

Wanneer interen niet (meer) is toegestaan dient de breedte van de zeereep (eventueel tot een toegestaan minimum ingeteerd) behouden te blijven door middel van gecontroleerd retireren. Dit veroorzaakt gebruiksfunctieverliezen door zowel landverlies als door overschulving van het achter de zeereep gelegen gebied, beide met een breedte gelijk aan de voor de betreffende tljdstap voorspelde kustlijnachteruitgang. Het gecontroleerd retireren kan eventueel gepaard gaan roet het retire-ren van de LGL-positie en het landwaartse gretire-rensprofiel.

In situaties waarbij de kustlijnachteruitgang is toegestaan verplaatst de meest landwaarts gelegen, toegestane duinvoet zich in landwaartse richting.

* Het model sommeert op sectorniveau en per tljdstap de areaalverlle-zen voor de verschillende gebruiksfuncties.

* Het model onthoudt op celniveau de codes van alle gebruiksfuncties die areaalverlies ondervinden en het eerste tijdstip waarop dit plaatsvindt.

* Het model sommeert op sectorniveau en per tljdstap de hoeveelheid zand benodigd voor achterwaartse verzwaring wanneer de LGL-positie landwaarts wordt verschoven.

Een voorbeeld van een situatie met toegestane kustlijnachteruitgang is gegeven in figuur 3.5.

(39)

m.Rsp

8 0 .

-4 0 -

--H

1990

jaar

+

2 0 0 0 2010 2 0 2 0

toelichting bij de figuur :

* "' is de positie van de voorspelde duinvoet; + is de positie van de nieuwe duinvoet;

>j< is de positie van de meest landwaartsgelegen, toegestane duin-voet;

Z is de breedte van de zeereep;

«v is de positie van het landwaartsgelegen grensprofiel.

jaar 1990 2000 2010 2020 voorspelde duinvoet 80 70 60 50 nieuwe duinvoet _ 70 60 50 toeges. dv ( MLTDV ) _ 70 60 50 opm. I II III

opmerkingen bij dit voorbeeld:

I kustlijnachteruitgang wordt opgevangen door interen op de zeereep

II kustlijnachteruitgang met behulp van het retireren van de zeereep

III kustlijnachteruitgang met behulp van het retireren van de zeereep en het verplaatsen van de LGL-positie

figuur 3.5 Voorbeeld van een situatie met toegestane kustlijnachteruitgang in een cel

Cytaty

Powiązane dokumenty

Badania doświadczalne zużycia główki endoprotezy stawu biodrowego ze stopu kobalt-chrom oraz z tlenku l;lluminium

After analysis of the flow solution, the shape optimization is performed based on 7 time instances, and the corresponding averaged total pressure loss coefficient is chosen as

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

Od 1990 roku do 2011 roku pracował jako adiunkt Kolegium Nauk Ekonomicznych i Społecznych Poli- techniki Warszawskiej Filii w Płocku.. Andrzej Jerzy Papierowski kontynuował obok

Przychody te są następnie inwestowane w celu późniejszego wykorzystania przy płatnościach dla posiadaczy obligacji, takich jak wypłaty związane z kuponami i wartością

length of the excursion) and the most interesting cases are those where the set [a,b[ x U has infinite mass. Thus it is not clear how to choose a metric d on X for which the set

Do 2022 roku plan wanych jest również wiele inwestycji poprawiających komunikację na obszarze Częstochowy oraz łączących ją z drogami wylotowymi z miasta (rys.

Immanuel Kant (1724-1804), jeden z najwybitniejszych filozofów w dziejach, twórca systemu określanego mianem transcendentalnego idealizmu, tworzył głównie w XVIII w.,