RCHEF
INTERNATIONAL AQUAVION
AQUASTROLL 21/10
RAPPORT 90904
STUDIE OVER DE ZEEWAARDIGHEIO
VANDE AQUABUSS-400P
Rappo rt3 90904
Studie over de zeewaardigheid
iige operkingen orntrent de zeewaardigbeid
van a uaifòns van verschLlEe.
grootten.
Teneinde gegevens te kunnen
verschaffen,die leiden tot
een inzicht in de vaareigensdiappefl van
aquaviOflS van
verschi1lend grootte, wordt in
eersteinstantie
veronder-steld dat:
De vaartuigen worden alleen door
vieugels
en/of glijvlakken gedragen;
De. vaartuigen zijn geheel gelijkvormig,
ook
wat gewichtsverdeling betreft;
Eventuele golven zijn eveneeris gelijkvormig en
wel zodanig, dat de golfiengte geval, voor
geval
gelijk is aan de scheepsiengte masi een
constante
factor.
O. Vergelljktwee aquav,
genaarnd I en II.
Karakteristieke gegevens:
t
lengte
breed.te
-hoogte
&¡L
sneiheld
V,massa
golfhoogte
Xgolfiengte
YêL
De evenwichtstoestaiid ontstaat in
de praktijk, indien
gevaren wordt op
spiegelgiad water, du8 bij stationnaire
vaart. De liftkracbt, zowel op vieugels alsook op
glij-viakken, kan voorgesteld worden door:
waarin:
Zç
-"/L f V
L
= liftkracht
J)
= diohtheid van
waterCA
= liftcoefficient, die eefl
f unctie is van de invaishoek
zodat
Cc.. :: oÇF
= vieugel opperviak
V= snelheid
I, Evenwicht wordt bereikt
indien
VL= «s
M: moment
= ver snelling van
de zwaartekracht
lilA
II. Verstoring ait de evenwichtstoestand.
Terwille van de eenvoud. worden hier siechta twee typen evenwichverstoriflg bebandeld, aismede de hierdoor ont-steande verticale veranellingen en hoekversnelliflgefl.
A. Uitgaande van stationnaire vaart worden n of meer van de vleu.gels en g1iviakken getroffen door een.
verticale
waterbeweging
meteen sneiheid
W
Hierdoor ontsaat eerplotselinge verandering van de irvals.hek o , zodanig dat
en dus 4CD.
Ceii.
De hierdoor ontstaande verandering van liftkracht kan dan voorgesteld worden door
¿iL
r
Deze extra liftkracht veroorzaakt vertióale versnellingefl en hoekversnellingen. Het is gemakkelijk in
te
zien, datdeze voor de aquavions I en Ii de volgende relaties vertonen: verticale versnellingen: A L, O, n
"a.
CL, 1L '¼ 2.Hieruit voigt, dat voor een zekere vleagel, of glijvlak, of combinatie hiervan, gesteld kan worden:
/vL i
.iy
hoekversnellingefl orn dwarsas: N1
P1
- ri (vU
'
hoekversnelliugell orn langeas:
ev en z o
&
.vI
&
B. Anders redenerend kan gesteid
worden,
dat de aqiavions door eeziof andereoorzaak een kleine
hoekverdraaiing bebben ondergaan en gevraagd wordt welkfactoren gaan
optredenorn de evenwichtsstal2d
wederorn te
herstellen.In dit geval is Ao( onafbankel1jk vari. V evenals ACc
AL
',1v2 4(4
1-verticale verenelling:
1/V,
\
(.v)
Ìoekversnel1iflg orn de dvjarsas:
3.
1-ç ML ¿Z
hoekversnellirig orn de langeas:
Oprnerkin:
Verondersteld vordt, dat vieugelen op regelmatige en
onregelinatige golfpatronen versnelliflgefl ten gevolge
heeft, waarvan de verhouding gelijk is aan de hierboven
berekende.
Deze verond.erstelling wordt gesteund door ervaringen
opgedaan met aq.u.avions van 17 rn; 5,8 rn; 14 m en 6 m lengte.
III. Criteria, die de statische stabiliteit.waarbOrg
Veronderstel dat aquavion II stabiel is, welke eisen moeten dan aen aquavion I gesteLl worden orn ervan verzekerd
te zijn dat deze eveneens stabiel is. Â. Langeetabiliteit.
Deze wordt bepaald door de verhouding
Eis i s dat
B. Dwarsstabiliteit.
&
Deze wordt bepaald door
Eis is dat
e verhoLdirig
t
k <-e.
T
-T
't2
C. Eichtitgssta'Oiliteit.
Deze kan hier buiten beschouwing blijven, daar hij
absolutit geen problemen' veroorzaakt
Dit zijn:
elgenfrequentie aanstootfrequentie
C.. denpingsfactor
D. combinatles van eigenfrequentles orn de drie versehillende assen en de wijze waarop deze elkaar benvloeden. Dît
wordt i.v.ci. de grote geoompliceerdheid bu.iten beschouwing gelaten.
In het algemeen kan gesteld worden, dat de aanstootfrequentie belangrijk kleiner is.dan de eigen frequentie. Dit is vooral. het geval bij relatief hoge (en du.s lange) golven.
Gesteld kan worden, dat de statische stabiliteit gewaarborgd
is indien aqu.avion II stabiel is, als:
f
(
'eaof
'iL
N, I
ii
r
L
;
= 3.!!1!.1
k4(6
5.
IV. Criteria die de d narnisohe stabiilteit waarbor:eu.
Pi. = aanstoot freq. rt = eigen frëq.
Verondersteldat: fl
-waarin M wederom het herstellend koppel en I het
desbe-treffende traagheidsrnornent voorstelt.
Eigenfrequ.entie orn dwarsas:
Aanstootfrequentìe.
Deze is afhankelijk van cte
vaarrichting snijden, Deze gelijk gesteld.
Indien nu A golfiengte,
6.
hoek waaronder de golven de hoek wordt voor beide aquavions
dan is:
Il. conet.
(const. Is afhankeli.jk van genoemde hoek)
en omdat ) = const.e is:
Dempinscoefficient.
Deze hangt af van de grootte van de stabilisa-tor en van de grootte der vieugeisteunen en kan dus zo nodig op eenvoud.ige wijze vergroot worden ten koste van wat extra weerstand. V. Resumerend kan nu het volgende worden vastgesteld:
Voojwjden:
l.Vergelijk twee aqu.avionsI en II, waàrvan gegeven is, dat II in elk opzicht stabiel is.
2. De vaartuigen zijn gelijkvorrnlg., ook wat gewichtsverdelin.g
betreft evenals de respectievelijke golven waarop ze vieugelen.
enschappen:
De versneilingen, die bij beide aquavions optreden kunnen dan als volgt worden vergeleken.
verticale ver-snelling: hoekversnelling orn dwarsas: hoekversnelling orn langsas: eïgenrequentie orn dwarsas: eigenfreqiientie. orn langsas: aanstootfrequentie:
St ab lilt eitsv oorwaarden :
Aquavion I is eveneens stabiel indien aan de volgende
voorwaarden. wordt voldaan:
.1. Statisch:
2. Dynamisch:
'I'
e2
'1e2
VI. Toepssing van het voorgaande.
Is de AQULBtJS&-400P zeewaardig?
0m een antwoord op bovenstaande vraag te kunnen geven wordt
nu onderzocht wat het resu].taat is. inàien vergeleken
worden enerzijds:
I. AQUABUSS-400P, Algemeen plan 5700-OlP en anderzljds:
II.. AQUAVIT-5/9, Algemeen plan 5377-O].P, waarvan bekend is,
dat deze aquavion zeer stable]. is en voor zijn grootte ultermate zeewaardig.
j1r
'V e, He,L/i
V n, %#, e2,vi
v2 L, Q"A,1
042.L
eL - 1A
L,
7.
Verstoring A VerstoringVoldoen deze aqu.avions dande
voorwaarden genoemd mV?
AlgeLneen gezien kan deze vraag bevéstigend beantwoord worden.
Immers:
Hoewel niet gezegd kan worden, dat de gewichtsverdelingen
precies gelijkvorrnig zijn, staat wel vast, dat de
vleu.gel-belastingen dit wel zijn met kleine
verschillen
inde
grootheden e is reeds
rekening gehouden in de berekeningen.
Bovendien blijkt, dat de massaverhouding buiten be-schouwing kan blijven.
Wel een essentiele af.wijking in geli jkvormigheid vertonen de voorvieugeis. De invloed vari deze aÍ'wijking wordt later
apart
bebandeld.In deze beschouwing wordt dus verondersteld, dat de
voor-vieugela gelijkvortnig zijn.
Het versehil in slankheid
van
de hoofdvleugel heeft welinvloed op de efficiency van deze vieugel, maar niét noemens-waard op liftkrachtsveranderingen en stabiliteitseigenschappen.
De voorgaande theorie kan dus toegepast worden, indien de karakteristieke maten in lengterichting, breedte en hoogte in de vergelijkingen worden ingevoerd.
De karakteristieke maat in lenterichting is de afstandtussen voorvieugels en hoofdvleugel. Voor de breedte Is dit de.
afstand tussen hart
voorvieugels
en voor de hoogte de af standtussen zwaartepunt en wateriijn tijdens vieugelen. In. onderstaand3tabel worden deze maten weergegeven.
Vaareigenschaen van de AQUABUSS.
uitgedrukt in die van, de AQUAVIT.
Verticale veranellingen:
respectievéli jk
8.
Kar.niaat. AQUABUSS-40OP. AUAVIT-5/9.
1 17,5 m 3,1
b 9 1,8
h 3,70 m 0,95
40 knoop 30
Hoèkversnellingen orn de dwarsas:
Hoekversnellingen orn de langsas:
o 16' Stabiliteitsoriteria: .'3, ;
.L
4
bic, -.;;
-: V
11e, 0,15 respectievelijk respectievelijki-
f O.2Q C s S1c11fS'-1i .L tb.
t
CZji,4t
o. i .9 bic1, V &,-
¿ 1e, vÇ e2 'IlL S1C e01sasbis, 2. dynamisch stabiel!
VII. Zoals reeds in het voorgaande Is gemeld, hebben de voor-. vieugels van de Âquabuss-400P een amlere vorm, dan die van
de Aquavit-5/9.
De bedoeling hiervan is orn deze vieugels "zachter' te .rnaken.
Dit wordt bereikt, doordat de grootste afmeting van de voor-vieugels niet In dwarsrichting, zoals bij de Aquavit, maar
In langsrichting gelegen i s.
In VI zljn de vaareigenschappen en stabiliteits criteria be-schreven, die gelden voor een Aqu.abuss met in dwarsrichting
u.Itgebouwd.e voorvieugels.
Thazis zal worden nagegaan hoe deze eigenschappen zullen veraxideren door de gewijzigde vorm van de vooryleugels.
21 j-aanzicht
Uit bovenstaande echets valt af te leiden,dat
Dit betekent, dat
&
(f4)
oude toestand ni.euwe toestand
Omdat ge.likvormighejd in de voorgaande theorie uitgangspunt was, voigt hieruit, dat de liftkrachten die ontstaan door de verstoring bedoeld in geval B, een factor 0,5 maal zo
groot zu..
Dus
00k
de grootte van de verticale veranellingen wordthier-(thor gehalveerd.
Evenzo kan gesteld worden, dat het redresaeiinde moment
gehalveer.dwordt,
wat tot gevoig heeft,. dat de eigenfrequ.enties.met een factor
moeten worden. vermenigvuldigd.
Dit
laatste
veroorzaaktweliswaar een toenaderin
tussen
aanstoot en eigen.
frequentle, maarsan de dynamisch
stabili-teits voorwaarden wordt
nog goed voidsan.lo.
Ou.de vorm
Nietiwe vorm
rite Ve - nleaw orn de langsas = orn de dwarsas =
Il.
C2-terwiji = welke waarde door een ridere
vieugel-vorm niet '!erandert.
Uithet bovenstaande blijkt, dat het mogelijk is grotere aquavions met "zachtere»voorvleu.gels uit te'rusten,zonder dat moeilijkhedenontstaan l.v.m. de dynamische stabiliteit. Dit zelfde effect kan eveneená bereikt worden, door de
voorvleu.gels via slappereveren met de romp te verbinden,
of een cornbinatle van beide toe te passen.
Dit laatste biedt boven4en het enòrmevoordeel, dat indien
er een ongelukkige combinatie tussen de verschillende eigen frequenties zoa ontstaan, welk probleem in de voor-gaande beschouwingen over d. dynamische stabi3.iteit (Iv
punt C) genegeerd is, dan toepassing vanverenmet een lets
andere veerconstarite ze.kerheid bìe.dt orn u.it
de.moeilijk-heden te geraken. VIII. ,Conclasies. Hoewel de hier benaderd zijn, zijn gebleven, te trekken. 1. Er is niets "C
"
oudo.3o
11.behandelde problemen op alterst simpele wljze terwiji allerlei uinessesbulten besehouwing
is het zeker mogelijk orn enige conclusies
dat eroe wi st dat de A.u.abtxss-400P relatléf
minder zeewaardi zou. z n 'an de A
Alle hier verkregen gegevens wijzen op betere held, rustiger gedrag en groter comfort.
Dit is volledig in overeenstemming met wat de
aangetoond heeft blj andere vervoersrnidclelen,.
zeewaardig-prakti jk zoals
s chepe.n
vilegtuigen
hei leo pters autoaiobi elen
enz.
en ook bij diverse aquavlons,wáarvan de grootste 17 in
lang is.
Niemand zal beweren, dat een geli jksoortig, nagenoeg gelijk-vormig, edoch groter schip minder zeewaardig of comfortabel
zou zijn.
Dit zelfde geldt voor vliegtuigen, helicopters, enz.
Wel bekend is, dat het in het algeineen zeer moeili.jk is orn
b.v. een kleine (lichte) auto comfortabel en "wegwaardig"
te rnaken.
Door toepassing van een zachter type voorvieugels, wat bij de Aquabu.ss-400P, gezien de dynamische stabilitelt, goed mogelijk is, zullen de verticale versnellingen verklelnd worden tot hun halve waarde.
De te verwachten hoekversnellingen bij de Aqaabuss-400P zullen ongeveer 10 maal zo klein zijn als die, die thans bij de Aquavit-5/9 optreden op 5 maal kleinere golven. De statische stâbiliteit en
00k
de dynamische stabiliteitzijn verzekerd. Er is zeifs gebleken, dat de stabiliteits
elgensehappen van de Acjuabuss-400P aanzlenlijk beter zu.11en
zijn dan die van de Aquavit-5/9.
's-Gravenhage, 11 september 1959.
ARCHIEF
INTERNATI ONAL
Lab
RRPPOR T N 91100.
TJDIE OYE X ZEEWPRRD/GHEID
VPN DE RQUÑBU5
-p
INTERNAT IOÌ AL AQUAVION
Opgesteld:
's Gravenhage, 17 november 1959.ir. A. Hadjidakis.
Rapport no. 91100.
STUDIE OVER DE ZEYVAARDIHEID VAN DE AQUABUSS-400P. INHOUD
pag.
Inleiding 1. Algemeen 2Statische stabiliteit
6 Dynamische stabiliteit 8 Resultaten 15 Nabeschou.wing 18Conclu.sies en
accoord bevinding 19 Diagrammen nos. 91101 t/m 91109 21A
INTERNATIONAL AQTJAV ION
i
Inleiing.
Deze stu.die stelt zieh ten coel orn aan te tonen,
dat
een gro.tere aquavion "zeewaarQiger" is
dan èen kleine.
Constriictie eisen en. sterkte problemen worden buiten
besehouwing gelaten. Bijzonaere aanclacht is gewijd aan
stabiliteit en comfort op golven.
Daar gebleken is, dat een algemene beschouwing
slechts
kwalitatieve gegevens verachaft, is het probleem ook
benaaerd met béhuip van de vergelijking tussen twee
bepaalde aquavions, n.l. de AQUAVIT-5/9 (
6 m lang - 2,5 ton)
en de AQUABUSS-400P
(36 m lang - 160 ton).
Uitgangspuiit is de kleine AQUAVIT-5/9
Waterman",
waar-van bekend is, dat hij uitermate stabiel is en een
guns-tig gedrag op golven vertoont, terwiji ait de berekeningen
blijkt, dat 'de AQUABUSS nog stabieler zal zijn, terwiji
het comfort, dat cieze grote aquavion biedt, veel beter
±s dan dat geboden door de Waterman. Dit is het gevoig
van het lege Protide getal van.
de AQUABUSS in. vergelijking
met dat van de AQUAVIT.
INTERNAT IONAL AQUAV ION
Algeme en.
Deze studie heeft betrekcing op twee aquavions,
die voldoen
aan de volgende vorwaarden:
'I. De aquavions worden alleen door hun
vieugels
en gli jvlakken gedragen, de romp is dus
ge-heel uit het water.
De aquevions zijn geheel gelijkvormig, ook
wet gewichteverdeling betreft.
Golven zijn eveneens gell jkvorznig en wel
zo-danig, dat de golfiengte geval
voor geval
gelijk is aan de scheepsiengte maal
een
con-stante factor.
Bij de vergelijking zullen de volgende symbolen gebru.ikt
worden:
karakteristleke maat
Aquabuss
lengte
i
breedte
bhoogte
h
snelheid.
ymassa
mgetal van Frode Fr
= = C =
cø-=
cL =t7,5 m
9m'
.3,70m
40knoop
160
ton
1,58
Aquavi t
3,1 in
1,8 in
0,95m
30knoop
2,5 ton
2,80
De karakterietieke legtemaat is de
afstan.d tussen
hoofd-vleu.gel en voorvÏeugels. Voor de breedte
is dit de afstand
tussen hart voorvicugels en voor de hoogte de afstand tussen
zwaarte.punt en waterlijn tijciens vieugelen.
Voor-te worden de volgencte symbolen
gebruikt:
efÍ'ectieve invalahoek
verticale versnelling
vOortplantingssnelheid van de golven
ljftcoffjcjt
hoek tussen.go1ven en vaartrichting4j«
relatieve demping
roihoek
vieLigelopperviak
dernpend oppervlak
versneliing van de zwaartekracht
golfhoogte
traagheidsmoment
konstante
liftkracht
INTERNATIONAL AQIJAVION 3
= dernpingskracht
X = golfiengte
)
_-bM =
drcoer.end Most---
'\2= massa van de aq.uavion
tl-linsgctal
eigen frequentie dempingsfactor
cirkel frequ.entie
=
stamphoek
f =
dlchtheid van
het waterR =
veerkonstarite.Indien deze symbolen voorzien zijn van de Indice 1, dazi hebben ze betrekking op de grote aquavion, dus de AQUABUSS, terwiji de indice 2 betrekking heeft op de AQUAVIT.
Evenzo geeft de indice t aan, dat de betreffende grootheid
bedoeld Is orn de dwarsas (transversaal) en. de indice ¿ orn
de langsas (longitudinaal).
Een aquavion is in de praktijk in
evenwicht,
indien ge-vleageld wordt met konstante snelheia. op spiegeiglad water, dus bij stationnaire vaart.De liftkracht, zowel op vleu.gels alsook op glijvlakken, kan voorgesteld worden door:
L =
fv2CaP.
De 1iftcofficient is in de eerste plaats een functie van zodanig dat Ca::Q( en is voorts een functie van de diepte, waarop zieh een vleugelsegment bevindt en van de vleu.el-élank.heid. Deze twee laatsté Invloeden worden konstant verondersteld.
Deze vergelijking geldt voor waarden - 0,5 < C < 1,2
(Bij Acru.issnelheid is Ca 0,5) en kan dus worden toegepast
; .. -
-Evenwicht word.t b.ereikt, indi.en
= .0 = ing
g
Dus L1 rn1g1 L2 m2g2 L1ç2C4, ,::'
orndat =.f
enC1 =
Pt = =W =
Li) ='12
i
2
d
toch de o.waartse krachten
VOjtf
aanPl V
m2 'y1
Als eerste benadering van het gesteld.e probleem kaiì'(ais
voigt worden geredeneerd:
Bekerd is:
1 = 17,5 m V1 = 40 knoop
12 = 3,1 zu aquavion 2 is onder alle
denkbare omstandigheden stabie1&k bij een
enéiheid van1
y = y1
V- -
= 4018
= 17 kilOOP. C 4.'u.44.. ¿G&
ebieken is, dàtde aquavionverge1eken.kunnen worden met
behuip van de modeiregels van rotide, zodat gsteld kan
worden dai:. V1 VI) indien = ____
00k
= t;/o
= i en = iI7
'2. ndienINTERNAT IONAL AQUAV ION 4
L1 v P1 rn1
L2 V2
P2
Hieru.it voigt dat: -. =
j.-2
4V1
De modeiregeis van Proude zijnd.us voor aquavions van toepassing, immers
INERNATI0NAL AQUAVION 5
La.w. inUien de sneiheden van de aqu.avions zodanig zijn, dat de daarbij behorende Proude getallen gelijk zijn, dan
geldt algeineen, dat de hoekvei-draaiingen, zowel
langa-scheeps als dwerslanga-scheepsgelijk zijn,.evenals de onder-vonden lineaire versnellingen, terwiji. de lineaire
ver-plaatsingen (zoals d.ompbewegingen) zieh verhoucten ale. twee overeenkomstige lineaire afmetizigen.
Dus de zeewaardigheid. van de
Aquabuss bij 40
knoopsnel-held is gelijk aan die van de
Aquavit bij
een sneiheid van 17 knoop, indien2 2 =
!
('
( = ii, rn2 P 2 In werkelijkheid echterJ.
160 = 36 ,De Aqu.abuss heeft dus in verhouding een veel groter
vieugel-opperviak.
Bovenstaande redenering Is dus niet exact, maar geeft op
algemene wijze aan, dat logischerwijs verwecht kan worden,
dat
00k de Aqu.abuss zeer
stabiel is. en groterINTERNATIONAL AQUAVION
Statische stabiliteit.
Veronclerstel ciat aqu.avion 2 statisch stabïel.is, welke
eisen xnoeten dan aan aquavion i
gesteld. worden orn ervan
verzekerd te zïjn, dat deze eveneens stabiel is.
Langastabiliteit.
De verhouding tassen de.liftkrachten, die worden
veroor-zaakt door de voor en hoofdvleugels,.is tijd.ens
station-naire vaart btj aqu.avions van versehillende grootten per
definitie dezólfcie, terwiji hun totale liftkracht dan gelijk
js aan het gewicht van de aquavion. Het is gemakkelijk in
t
zien,. dat de statische langastabiliteit afhangt van de
verhoucling tassen de afatand tassen voor en hoofdvleugels
(die de arm van het herstellene koppel bij een zekere
boek-u.itwijking bepaalt) en de hoogte van het zwaartepunt boyen
het.wateroppervlak. De langsstabiliteit wordt das bepaald
door de verhouding
i
hEis is dat
_!
¿'
J
h2
'
L
4W
Dwarsstabiliteit.
e ! -j---De awarsstabiliteit worcit verkregen uit:
z.i
.het reserve draagvermo gen van de voorvieugel en
2. de vorm van de boofdvleu.gei.
s met een gedeelte van hun
Bij zwaardere belasting
en daarmede bet
draag-elke voorvicugel een
liftkraeht j- P indien
hun. gezamenlijke belasting
P is; bij een zijdelingse
u.itwijking krijgt én
voor-vieugel een kleiner d.ragend
opperviak, de andere een
groter, zodat de resultante van hun liftkracht zieh
zijdelingsverplaatst, totdat de ene voorvieugel geheel
ait bet water is gelicht en de andere de gehele
lift-kracht P levert. Door bet reserve draagvermogen van de
voorvieugels blijft de zwaar belaste voorvleu.gel toch
aaxi de wateropperviakte; bet herstellende koppel is
dan gelijk aan P maal de halve afstand tussen de
voor-vieugels.
1. De voorvleugelswerken siecht
bociemoperviak as gli jvlak.
neemt het dragendé opperviak
vermogen, toe. Normaal gecft
r
I
4
INTNATIONAL AQUAVION
2. De ind.ompellng van de hoofdvleugel
is in evenwichtstoestand symmetrisch.
Fia4gLcii
een -ver-' 'plaatst d.ewaterlijn ich ten opzichte
.van de
hoofavleugelfzG4e-t
de 11ft-kracht aan de'-'1lage kantt' toenemt4
aan ae arÁere kànt afnemt. Bet
0iAJ4g4
-'
s&lleepel 4ae+
/-
de spanwijdte van het onclergeciompeldan de hoofdvl eugel.
dd4LMÁQ.d 4?-#flt4v-1
- - - 4g 4A&.. & ,
zodat de dwarsstabiliteit wordt bepaald door de verhouding b..
E:L s i s da t -i
4K c& -3, Cf .1m
ò. Richtingsstabiliteit.
Z
4AAADeze kan hier.b,uiten besöhoawi.ng-blijven, daar 4-j
:::::..::
at
a-4 k
£-/ c1
ó- de7
,.._
INTERNATIONAL AQUAV ION 8
Dynamische Stabiliteit.
Len aquavion is evenals elk ander, san instationnair.e bewegingen onderhevig lichaam, dynamisch stabiel, indien de maxiinaal bereikbare aitwijkingen uit.de evenwichts-stand beneden een reaelijke waarde blijven.
De grootheden, die de dynamische stabiliteit beinvloeden
zijn:
eigenfrequentie
-aanstootfrequentie aanstoot moment
relatieve demping
koppe1ingeffecten tussen de bewegingen
orn de drie hoofdassen. A. Ligenfrequentie.'-.
Indien verondersteld wordt, dat'het herstellend kopDe1..4. evenrectig is met de u.itwijkin.gshoek uit de evenwic.hts-. stand dan geld.t:
n e
Nuis M
:: L x 1 en j in x 12IAL
n eV'mxl
-e-fsLa-t A. L in4ndien voldaan wordt aan:
E'2 m2 tv1
kan gesteidworden dat:
1e ::V'
D.w.z.. de eigenfrequentieom de langeas van de beide
aquavions verhou.den zieh als
r-
e2=v-,
(langeas) en orn de dwarsas __î = = 0,42 V n'I
e2 (dwarsas)INTERNATIONAL ATJAVI0N
B. anstootfrequentie
De aanstootfrequentie kan alle denkbare waarden aannemen 1.v.m. het optreden van diverse golfpatronen met ver-sehillende golfiengten (0 . <. 109 in) en doordat
de vaarrichting diverse hoeken met de golkan hebben.
n = J
'St'i.'+C.
I.. A
de golfsnelheid is in diep water
C = 1,25 V'A
ni/
De aanstootfreqaentie is berekend ls f
unctie
an devoor (= 90
, = 180 enr = ?70
bij snelhedeni.Q,3Q n.4O
knoop,°4'4'-/ztiagrammen nos
91i01; 91102 en 91e1tod&4h
4LU*d441-t/
C. Aanstoot moment.
Het aanstoot aioment is vooral van belsng, omdat hierdoor de hoekverdraaiing uit de evenwichtsstand bij n = O
bepaald wordt. Deze hoekverdraaiing
wordt
indien het eenstafiphoek is ( en
o geval van een slingerhoek 9', genoernà.
Hoe groot is 4i
o.
Bij relatief kleine golven drasit een aq.uavion orn een punt
viak bij
de hoofdvleugel. Dx
I. =
H,21
A1'
BIj
rrtIgolven
ontstaat
devolgende.situatie:
I.
z = H
sin2TF
_Ii. lj =
L
Lt21
0 21
25H
Terwiji bij zeer grote golven
I1TERNATI0NAL AQUAVION ..
lo
?
&/Qb
een continu
verloop van (-
als
functie vanL
'e2l
en
¿&p süò
a-e2 1jrooTT
5' cIn dit geval is de situatie als voigt:
dus = H b H b
sin 2lTç
7Tb
25H
0m dezelfde redenen als hierboven wordt verondersteld. dat$ H
< 0,08
In.d4en = 0,08 bI44n
> 0,08
PO (p0 Hb.
H = 0,08 sin 11 b25H
(zie diagram no: 91103)
(f,
zijn
dus aliceneen functie van respectievelijk
H H . .
en
d.w.z. indien twe
aquavions
vergeleken worden
op een gelijkvormige zee, dan is 4t1*
=#
en01 2
Het is gemakkelijk
in te
zien,dat het sanstoot moment
orn de
dwarsas
m . 1 ' en orn de langsas M0m b .
e
0,08008
0,08 = = 0,08 25.eAijL
JJn
(
Indion
=d
,. >
I
IndYn
)
INTERNATIONAL AQUAVION 11
D. Relatieve demping.
De relatieve demping (dimensieloos) wordt voorge8teld
door:
d=
NIndien deze break de waarde i heeft, d.w.z. als N
=./Th
(kritische demping), dan treedt geen op.slingering meerop.
Hoe groot is de relatiev.e demping (d) van aquaviön i
t..o.v. 2 ? =
!
___
NV
J191 Hierin is N Lãl
(9)_1
=*fv2Ca
'dM#to
Ca::dus aL::fVeT
4Vi
R =L.l
dus rn1 i R2m2l2
i N2 =T2lPd2
ëons an e kan voorgesteld worden door:
waarin aL :: rn
ji
m11
en
= m212.
Zodat de relatieve deznpingen orn de dwareas zieh verhouden als:
Y(1i)2Pdi
d2 V2 12 d2 dwarsas d1Ti
a2 'd2 T2 dwarsasw=1(
cL.'INTERMTIONAL AQUAVION 12
Uit bovenstaánde berekeriing
voigt cias, dat de
relatievedernping recht
evenredig is met het dempend opperviak, de
sneiheid en
Vi;
maar omgekeerd evenredigmet
de massavan een
aqaavion.Indien d1
P2
dempingsviakken
in dezelfde verhou.ding varieren als de anderevleugeioppervlakken
dan is:P1 m1
/V2\2
'd2m2v1I
en dwarsas al, 2,80 1,77 j-1A, p.,datw11 &ra
jr,-X
Jet
dempingsef feet d-e'èkeerdeven-reciig-met het
getal
van Proude.E. oppeiingseffecten.
Deet-a'
buiten beschou.winggelaten.
fle2 = 2,4 dus
t
e2e, =
0,6
dan zijn dus ook
t =
0,6
dus 11e1 = 2,4 .0,42
= 1,0t
=0,6
. 0,45
0,27
en bekend. % t =0,6
. 1,77 1,06Met behuip
van
deze gegevens kan ait diagram no. 911044en
9i,o
bepaalcl worden
H
CP is een functie
van
zie diagram no. 91103
dan zi,jn dus ook
Cfl Ç bekend.INTER1'ATI0NAL AQUAVION 13
Met beht2lp
van
tovenstaande beschouwingen is hêt mogelijkorn
de
bewegingen, die ontstaan tijdens het vieugelen opgoiven, te beschrijven, indien men bovendien nog over enkele gegeveis kan beschikken.
De z o- i- 1
'n4ó/
4Q.d' LC 442,4
lle
0,6
2
d2
0,6
d.t
2Met behuip van de trillingsleer is bet immers mogelijk'
orn de bewegingen van een trillend gedempt systeem te
beschrijven volgens de differentiaal vergelijkingen:
3+
CeS ,..iEntt
+ J%4
i?tJo CeSZiiht
functie van Il/ne en d.
gegeven zodanig, dat f4of 'P/'p, zljn berekend als
In diagram no. 91104 is de oplossing van deze vergelijking
H
Het is nu mogelijk orn uitgaancle van een zekere waarde van
b.v.. met behuip van diagram no. 91101 n1 en n2 te
INTERNATIONAL AQIJAVION 14
Tenalott
kunnen nu. tevens de verticale versnellirigen op
elke willekearige plaats berekend. worden van beide aqaavions.
Immers:
2a
=(2lTn)
.
r
.Indien voor r
gekozen wordt is
a/g
=41.L.n2.(.
Het résultaat van deze berekening geef t dan de verticale
versnellingen ondervonden ter plaatse van de voorvieugels.
INTERNATIONAL AQUAVION 15
Resultaten.
Met behu.lp van de hierboven beschreven
theorie zijn
volgende resultaten verkregen.Diagram nos: 91105 en 91106
Vergelijking van Stamp- en Slingerhoeken.
Berekend. is
als functie
van H/2.. 1-fA.
(H/2e is ongeveer gelijk aan golfhoogte :ged.eeld door
L.0.A.,
want 2f. =
resp. 6,2 ui)
voor r= 900
en (= 270
d.w.z. tegen de golven in en met de golven mee vieugelenci, in deze gevallen is ÇO= O bovendien Is Y?/çD berekend. voor 1800 d.w.z.vieugelend evenwijdig aan de golven.n--±t
evl
is+O
V
Uit dediagrammen blijkt, dat de slingerhöeken van de
AquabU.sS p ails s1-r kleiner zijn dan die van de
AquavIt.Dii is
eveneens het geval met de stamphoeken, indi en H> o o%
Indien < 0. d.w.z. in ht gebied waar iIkleiner is
l,?&%
.an circ.a 15zijn de stamphoeken vande Aqu.abu.ss grötI, dan die van de Aquavit. Dit
laatste
echter vermindért de dynamische stabiliteit van deAquabuss t.o.v. die van de Aquavit niet, aangezien het
orn kleine uitwi3kingen gaat.
Wat de grote slingerhoeken betreft, deze
zljn
in het gevalvan de Aquabuss
steeds kleiner d.w.z. gunstiger. Diagram no. 91107Vergelijking van verticale versnellingen.
ru 01p.X
Bereken4 is al/a2 als f unctie van. '2e.. ,
9QO = 180°
en (=
270°.Hieruit blijkt, dat de
verticale
versnellingen in het gehele gebied voor de Aquabuesbeduidendlager zijn.
Dit.zelfdegeldt nog in sterkere
mate
voor.de'hoekver-snelling
9'
Irnme rs a dus L13/q= al/a2 12/1INTERNATIONAL AUAVI01c 16 o H b.v. indien
1=
90 en 0,05 dan is: 1/&2 =0,33 en 12/11
=3,1/175
=0,177
dus =0,33 x 0,177 = 0,058.
Dit betekent, dat de stampboekversflelliflgefl van' de Aquabuss
op golven van 1,75 ni 17 x zo klein zijn als die van de
Aquavit op golven van
0,31 ni.
Diagram no.91108.
Aquavit bij verschillende snelhedev....
Berekend zijn en a2/g b1J versch.11lende sneiheden
(20, 30 en 40 knoop) als f unctie van H/2 . ...
0m niet in conflict te komen met de vergelijking L = m.g is verondersteld, dat de vleugelopperv.Lakken in alle
gevallen gelijk zijn, maar dat de invaishoeken ve'rschillen, zo&anig dat:
('co
«.ao
(3Q)2
eis. oÇO o(
()
In de praktijk treedt een invaishoek verandering zoals hier bedoeld automatisch op, hoewel 00k de effectieve
vleuge1-opperviakken bij snelheidsveranderirlgefl varieeren, echter
niet zo sterk als volgens de ver,gelijking
!!=!
(fl2
P2 ni2
v1J
daar dan de invalshoeker gelijk zouden zijn.
blijkt, dat de verticale versnellingen ongeveer evenreciig met de snelheia toenemex, terwiji de maximale stamphoek t afneemt bij toename van de sneiheid.
Deze invloeden zijn in overeenstemming met wat hieromtrent uit de praktijk is gebleken, hoewel de uit ervaring
be-kende varia tie Van Çi. minder sterk is dan uit het diagram
zou volgen. Dit laatate is te verklaren,door dat in de praktijk niet voldaan word.t aan de in de berekenin ver-onderstélde variatie van invaishoeken?
41
4W&4
fOpmerkïng:
Dezeberekeningen zijn uitgevoerd, omdat het gedr'ag van de Aquavit bij snelheidsvsriatie bekend is. Op deze wijze
is het dus mogelijk orn de ju.istheid. van de theorie te toetsen.
INTERATI0NAL AUAVIÖN 17
Diagramno. 91109.
Aquabuss en Aquavit op icientieke golven.
Berekend zijn
4-, , ,als functie van
de
golfhoogte.Hieruit blijkt welt
een enorm verschil er is tu.sseñbeide aquavions,.inciien ze op hetzelfcle
golfpatroonINT1RNATI0NAL AQUAVION 18
Nabeschou.win.
De in dit rapport geformu.leerde theorie is sterk
ge-schematiseerd. Ze gaat uit van lineaire veerconstanten,
tevens zi3n allerlei 1yirociyE-mschigenchappefl,
opperviakte invloeden
en snelheidsvariatie in golven, buiten besehouwing
ge-laten.
De in de theorie gebruikte gegevens van de Aquavit zijn
deels gemeten deels geschat. De relatieve
dempingsfac-toren van de Aquavit b.v. zijfl zodanig geschat, aat het
gedrag van de Aquavit op golven, dat uit de theorie voigt,
zoveel mogelijk in overeenstenhifliflg is met het gedrag in
de praktijk.
Genoernde vereenvou.digingen waren noodzakelijk orn tot een
overzichtelijke rekenmethode te geraken. Het gevoig hiervan
is, dat de gevonden numerieke waarden een zekere
afwijking
t.o.v. de werkelijkheid kunnen hebben, maar de
kwalitatieve
gegevens van de beiae aquavions ten opzichte van
elkaar
zullen naar aanleiding'van de hierboven omsehreven
ver-waarlozingen slechts zeer weinig afwijken van de werkelijke
waarde.
Dat wil zeggen, dat er een zekere afwijking kan bestaan
tussen berekende en gèmeten waarcien van de groothecien
en
maar dat de verhoudingsgètallen
't/L, '/tp,en
'/Lechter door de in de theorie
door-gevoerde schematisatle slechts kleine verechillen tussen
berekende en gemeten grootheden zullen vertonen, omd.at
de fout systematisch is.
B.v.. zowel
,als
4zijn, indien berekénd, 10% groter
dan gemeten;
L#,/18 dan echter in overeenstemming met de
gemeten waarde.
'$
Samengevat komt dit hierop neer, dat de verkregen gegevens
afebeeld in de diagrammen no. 91105 en 91107 betrouwbaar
zijn, terwiji de andere .iiagrarnmen voornamelijk beschouwd.
moéten worden alsaanwijzigingen omtrent de grootte van
INTERIATI0NAL AQUAVION 19
Conelusies.
1, Stabiliteit.
De Aqu.abuss is statisch stabiel en vertoont in dit op-zieht zell's nog eenveiligheidsmarge t.o.v. de Aquavit. Wt de dynamische stabiliteit betreft blijkt, dat de. maximaal optredende slingerhoek bij de Aquabuss ruitn
20 kleiner ié dan de rnaxiniaal optredendeslingerhoek van de Aquavit.
1at de maximale. stamphoeken betreft, is dit percentage 5, indien tegen de golven in gevicugeld wordt en
ru.im 15 bij vieugelen met de golven mee. De Aquabuss is dus zeker dynamisch stabiel.
Comfort.
Het comfort wordt'bepaald door verticale veranellingen en door de frequentie waarmede deze optreden.
De bewegingen van de Aqu.abuss zijn veel trager dan die van de Aquavit, indien op gelijkvormige zee gevleag4d. wordt. De amplituden van deze bewegingen zijn relatie kleiner. Vooral van belang is echter, dat de maximaal optredenae verticale versnelling tijdens vleu.gelen tegen de golven in (in welke situatie de grootste veranellingen optreden) in het geval van de Aqu.abuss
(ah/äi.
2,! )drie maal zo klein zijn, als ie maximaal optredende ver-ticale versnelling bij de Aquavit = 6,3
zie diagram no. 91109).
Daarom kan geconcludeerd worden, dat de Aquabuss veel comfortabeler is dan de Aquavit.
Zeewaardigheid.
De zeewaarJ.igheid van een vaartuig wort inde eerste plaats bepaald door zijn stabiliteit, maar voorts ook door het geboden comfort i.v.m. het u.ithoudingsvermogen van bemanning en passagiers.
De Aqu.abuss vertoont op een gelijkvormige zee in beide opzichten betere eigenschappen dan de Aquavit en is der-halve Nzeewaariigeru dan .eze kleine Aquavit.
INTERNATIONAL AQUAVION 20
4. Slot conclusie.
Uitgaande van het felt, dat de Aquavit voldoende stabiel
en zeewaardig is, kan gesteld worden dat de Aqiiabuss op
een gelijkvormlge zee in beide opzichten betere
eigen-schappen v.ertoont.
AC000RD BEVONDEN
DELFT NOV]BER 1959.
's
o
o
'33-4.
E/GIrI
PRI Q ¿JIPI 7/I
R0URB(J 10
VvO M00P
hû166S o'
f1qpNrooT
PREQLIEP,fT/En
TE GEN GOI.VEN IN.
P1
i/em PREQUEN 7/I
gornvir I7gZ4
Vt = 307I00P .H1
OJlm.'
20-10-40 IN0OP
25,'1i28V
3 ¼
g Cv+-c
I,4M/S
tç
\.íó,3Ibt/5
L A SouiC.
I9,ISs,/s EXCW3IVE C0P'RIG/4TINTIRNiTI0NRL AQUR V/ON PRRIJ
9110?
i.
/
PANS TOO T
PRE OUtfIT/I
14E? GO1.VEN -MEE.
, 270'
EIGEN
PRI QUEPI TIE
rn&'i
I7g
V,= 40 'N00P
Hi 0.6Cm./7 f/Ic
V2O-3O-c
P10OP.z5H
C=
125V
E/GENPRI QUEN TIE
RQ1RV/T flg
2.4
Ve g 30 NOoP
N15 020m.
EXCWIV
COPYRIGHT
INTERNATIONAL AQUA V/ON PAR/S
-sao:
¿24v
I6If.k
$
EVENW1DIG PAN GOl. VEN.
¿so'
TP Ti CHE
l. ìNER - EN
TPMPHOE/4
o daAPNTOÒT PRQ. n
LtGVV PRLQLP4 lit RQUAD1: = H 0.S6i,,.1/GEN PRI GEt1I AOL/flY!?
11= 06, J
0./Sn,.
o
o,f.
Oz
o,) IXCWDIV5 COPYRIGHT
INTUNPTICNAI. AQUA VION PARIS
9/103
R#1B
l6ff9
f J
OP5L/NGER IROMMN
__Ir.
IL
Hp"
A
1 Q(.-__
____
V(.4)'# 4d"/1
EXCWIVE COPYRIT
!NTERNTIONA1.ouAVIoN PM/S
UffO4 ¿/6 /f bt
aß.
£5¿
-1.2 10 -GOLFNOOGTI rn- qouHaLlja H, iQOURVIT H7 O' 1.5 2.0 25- 0---I I 0.4 06 0.6VIRG(WflÌNG
VAN 5 TAMP EN
iL/NGIRHOEiEN.
'rEGtl DE GOL.VIM IN T I'
I-0.OZ 0.04 0.06 ooS 0.10 £ACLUJIYÊ COP3'RIGNT IN TER NT!0N. UR VI 0M PPRIJg 05
I6If69
t
t
/
t,
5 TAMP - EN 5L IN GERHOE/EN.
ei,
0,02 O0 0.06 AOUPBU3-- - RQURVIT
EXCLU5/VE' C0PRIGHT INTERNATIONALQU4 V/ON .PAR/
9ff06
,qw/a
Q4
1,0-
O4 0.4 0.2 o GQLPHOOGTE? AQLrnIU55 H, au,qvIT H1 VERGEL '1K/NG VAN VER TICRLE VERNELL INGEN 1.5 2,0 I .1 I I II.'
0.2 03 0k oz -j g gVEMWUD! RAN DE G0VEM.Z.. tlfTDI
G0Y(ty MII.ao
35 I I I I 05 06 j. 91107 A/I/B aA116ff9
PAR/S 1) O.O 0,06 . 008 . LXCWXVI Ir1TERprnTIOt1q1. 0.10¿oz
AQUAVIT
BLIVER5H/j,LNj 5NELHEDEN.
TGE!
GOIVEN IM. 9O/
.77
/..7.
/7 7
/
z
t-
to-i.
.4.0
-cop.7
7,
7
O4 aOG 008dv
IXCLU5IVE CQPRIGH? INTLQNP T/0NA, A Q ¿JA V/ON PPR/ f f08 ¿244I6/f..9
CEs
1
2 7 6.1
/
/
/
/
/ /
/
o. GOLPHOOGTE H uy ni,RQURBU5
EN .RQUA VIT
.
OP IDEN 7'/EIE GOL VEN.
TEGUl GOL VEN IN.