• Nie Znaleziono Wyników

Nieuw Zuiderdam Hoek van Holland: Golfoploop en golfoverslag: Rapport modelonderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuw Zuiderdam Hoek van Holland: Golfoploop en golfoverslag: Rapport modelonderzoek"

Copied!
56
0
0

Pełen tekst

(1)

NIEUWE ZUIDERDAM HOEK VAN HOLLAND

GOLFOPLOOP EN GOLFOVERSLAG

RAPPORT MODELONDERZOEK

'• B I.BLi O T H i E K . Slonst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044, 2600 GA DELFT

W A T E R L O O P K U N D I G L A B O R A T O R I U M D E L F T M 815

(2)

¥ATEKLOOPKü¥DIG LABORATORIUM.

G o l f o p l o o p e n g o l f o v e r s l a g Nieuwe Z u i d e r d a m Hoek v a n H o l l a n d .

R a p p o r t m o d e l o n d e r z o e k .

B I B L I O T H E E K

©lenst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044, 2 6 0 0 GA DELFT

- 4

SEP. 1391

M 8 1 5 . f e b r u a r i 1966.

(3)

blz 1. Algemeen.

1.2. Constructie en inrichting van het model.. 2

2. Inleidend onderzoek* C. 9 i o A X ^ G I Ï i e e n » 0 « * # 0 » » « 0 0 « i > * 0 » * * * 0 * « o » « 0 0 0 0 « » o * 9 « « * 0 « » o 0 ' » a 0 e « 0 O » « H 2 . 2 . E a n d v o o r w a a r d e n0 « » • » • < > • » • . > » • »» • * • 9 * * * 4 ^«*) • i x © " c i ï i g © n « • ^ • • • • • • « « • • • • • « • • • • « • • • • • • • • • « • « © • • • • • • • • « • « • • • • » ^/ ^- # >* o I # n e e x s e 3?x e t a « « o B O 0 0 0 « » » e 0 f l o * 0 » e 0 « * « » * o 0 ö » o o o » * « » # o o « » » ^ C j ) | C « r X © S u S 6 I * X e £ _ » 0 0 0 0 0 0 « 0 # 0 0 0 0 - > e . 0 o o # 0 0 < * « « o 0 0 « « 0 « * » » * > # * » f f » » » ^ 5. Definitief onderzoek. ^ 0 I « A X S e i U Ö e n o # 0 » © 0 ö 0 0 0 0 9 t > » 0 « o e ö « » » 0 0 » o 0 a 0 0 * » 0 0 < » 0 © O 0 O 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 » ö 5 * £- m X L 3 * n Q V O O I C V 3 . 3 . T U e n oa >>ao e0 0 « 0 » f t 0 e B r > 0 0 0 0 » o » 0 « « « 0 f l 0 0 « « 0 0 e * * * « 0 * 0 « J7 J • 0 * i l © " C X n ^ e n « d# a # 0 0 0 0 e 09 0 » a o e e a » 0 0 0 * c > » e e o ' 0 0 a * 0 < > e » o a * o e B » * * ° * * ° * i ^

-3.5.1. Golfoploop en golfoverslag voor de dwarsprofielen C7 en G8 bij de waterstand NAP +4,70 m en een

signifi-cante golfhoogte Hs = 6,90 m. 12 5.5.2. Verband tussen de golfoploop en de golfoverslag

ener-zijds en de significante golfhoogte anderener-zijds bij de

waterstand NAP + 4»70 m. ... 13 3.3.5. Golfoploop en golfoverslag bij waterstanden met een

X r e C [ U e n t i e ï \ C j ^ . 1 U a » o a o . e . o 0 o o . o . a . . . * . . o . o . « A o . . 'J?

3.3.4» Invloed van de aanleghoogte van de voordam voor de

dwarsprofielen 07 en C8 14 3.3.5. Invloed van de afstand tussen de voordam en de

haven-dam voor dwarsprofiel C8. 15

(4)

1. Situatie nieuwe havenmond Hoek van Holland. 2. Situatie model.

3. Dwarsprofielen C1, C2 en C3. 4. Dwarsprofielen C4, C5 en C6.

5. Golfhoogteverdelingen [waterstand NAP +4*30 mj. 6. Golf oploop. Meetserie 1. |_waterstand NAP +4s30 mj. 7. Golfoverslag. Meetserie 1. [waterstand NAP +4,30 mj . 8. Golfhoogteverdelingen jwaterstand NAP +2,25 mj.

9. Golfoploop. Vergelijking meetseries 1 en 2 [waterstand NAP +4,30 mj.

10. Golfoverslag. Vergelijking meetseries 1 en 2 [waterstand NAP +4,30 m ] .

11. Golfoploop. Meetserie 2 [waterstand NAP +4,30 mj. 12. Golfoverslag. Meetserie 2 [waterstand NAP +4,30 mj. 13. Golfoploop. Meetserie 2i waterstand NAP +2,25 mj. 14. Dwarsprofielen C7 en C8.

15. Hulpgrafiek ter bepaling van een criterium voor de toelaat-bare golfoverslag.

16. Verband tussen golfoploop en golfoverslag.

17. Golfhoogteverdeling [waterstand NAP +4,70 m, Hs = 6,90 mj. 18. Golfoploop definitief onderzoek.

19. Golfoverslag definitief onderzoek.

20. Golfhoogteverdelingen bij variabele significante golfhoogte. 21. Golfoploop bij variabele golfhoogte.

Dwarsprofiel C7.

22. Golfoploop bij variabele golfhoogte. Dwarsprofiel C8.

23. Golfoploop bij variabele golfhoogte. Overzicht.

24. Bepaling randvoorwaarden bij verschillende overschrijdings-frequenties.

(5)

29. Invloed aanleghoogte voordam op golfoploop. Dwarsprofiel C7.

30. Invloed aanleghoogte voordam op golfoploop. Dwarsprofiel C8.

31. Benodigde kruinhoogte havendam bij variabele aanleghoogte voordam. Dwarsprofielen C7 en C8.

32. Variatie afstand voordam -havendam. Dwarsprofiel C8.

33- Invloed afstand voordam-havendam op golfoploop. Dwarsprofiel C8.

(6)

1. Rapport Deltacommissie deel I. Eindverslag en interimadviezen.

(7)

1• Algemeen.

1.1. Inleiding.

In opdracht van de Rijkswaterstaat, Arrondissement Rotterdamse Water-weg,, is door het Waterloopkundig Laboratorium in de windgoot van het laboratorium "de Voorst" een modelonderzoek uitgevoerd naar de golf-oploop en de golfoverslag voor een aantal ontwerpen van de Nieuwe Zuiderdam te Hoek van Holland. Deze havendam zal ter bescherming dienen van het geprojecteerde haventerrein aan de mond van de Nieuwe Waterweg (zie figuur 1) en dient te voldoen aan de volgende eisens

1. Het verkeer langs de Zuiderdam mag niet meer dan gemiddeld een maal per jaar (F = 1 )gestremd zijn als gevolg van golfoverslag en/of spray.

2. De kruinconstructie mag niet worden vernield onder omstandig-heden, die qua frequentie ongeveer overeenkomen met de eisen, die in de Deltawet worden gesteld voor dijken en havendammen. Bij het behandelen van de metingen zal dieper op de keuze van

deze omstandigheden worden ingegaan. Aangezien het niet mogelijk is in het model na te gaan of de havendam onder de gekozen om-standigheden zal bezwijken, is het onderzoek beperkt tot het meten van de golfoploop en de golfoverslag.

Langs het tracé van de dam zullen de omstandigheden van plaats tot plaats sterk verschillen. Onderzocht is dat gedeelte van de haven-dam, waarop de grootste golfaanval wordt verwacht (zie figuur 1 ) . Eventueel zal later ook het overige gedeelte van het tracé worden beproefd. De metingen zijn uitgevoerd in twee gedeelten. Eerst is in een tweetal meetseries een inleidend vergelijkend onderzoek in-gesteld naar de golfoploop en golfoverslag voor een aantal mogelijke dwarsprofielen. Daarna is voor twee gekozen dwarsprofielen in een definitief onderzoek een meer uitgebreid meetprogramma doorgemeten.

(8)

Het modelonderzoek stond onder leiding van ir G. van Staal, die tevens dit rapport samenstelde. De twee gedeelten van het onder-zoek worden hierin afzonderlijk behandeld.

1.2. Constructie en inrichting van het model.

Zowel voor het inleidend onderzoek als voor de definitieve metingen is de windgoot op de meetplaats door schotten in drie afzonderlijke goten verdeeld. De twee buitenste, waarin de te onderzoeken dwars-profielen zijn ingebouwd, hebben een breedte van 1,20 m, terwijl de middelste, waarin de ongestoorde golven zijn gemeten,een breedte heeft van 1,00 m. Op deze manier wordt het mogelijk twee dwarspro-fielen tegelijk te onderzoeken. In verband met wandeffecten bij de golfopwekking zijn de goten los gehouden van de zijwanden van de windgoot (zie figuur 2). Tijdens meetserie 1 van het inleidend onderzoek is de golfoploop bepaald met behulp van een in de kruin van de te onderzoeken dwarsprofielen ingebouwde teller. Bij het begin van meetserie 2 is overgegaan op een nieuwe meetapparatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van een aantal tellers, die op

ver-schillende hoogten in het talud zijn aangebracht. Via deze tellers is bepaald hoe vaak de betreffende plaatshoogten door golven worden bereikt of overschreden. Aangezien ook het totale aantal golven dat tijdens de meting het model bereikt bekend is, kan voor iedere tel-ler worden bepaald door welk percentage van het aantal aankomende golven hij wordt bereikt of gepasseerd. Het voordeel van de nieuwe meetapparatuur iss dat aan de hand van één meting reeds direct de verdeling van de golfoploop voor de onderzochte omstandigheden kan worden bepaald. Uit metingen is voorts gebleken, dat het percentage van de golven, dat een willekeurige hoogte in een doorgaand talud bereikt,voor de bij dit onderzoek beschouwde waarden ook mag worden aangehouden voor het geval deze hoogte juist de kruinhoogte zou zijn geweest.

(9)

De bepaling van de hoeveelheid golfoverslag is uitgevoerd door het water, dat gedurende de meting over het model slaat, in een hak op te vangen. In tegenstelling tot de metingen ter "bepaling van de golf-oploop is het dus noodzakelijk gebleven voor iedere kruinhoogte, waarbij de golfoverslag moet worden bepaald, een aparte meting uit te voeren. Aangezien er echter een redelijk verband is geconstateerd tussen de golfoploop en de golfoverslag is vanaf het begin van meet-serie 2 alleen nog de golfoploop volledig bepaald, terwijl de golf-overslag meer incidenteel is gemeten.

1.5» Schalen.

De modelschaal wordt bepaald als compromis tussen de kosten van het onderzoek, de vereiste meetnauwkeurigheid en de mogelijkheden van de windgoot. Op grond hiervan is voor de lengteschaal n-,, die is gedefinieerd als de verhouding tussen de lengteafmetingen in het prototype en de overeenkomstige afmetingen in het model, 50 gekozen» De overige schalen voldoen aan de modelwet van Froude, zodat geldt

dat de snelheidsschaal n = \I 50, de tijdschaal n, = y 50 en de

schaal voor de hoeveelheid overslaand water per seconde per lengte eenheid n = 50\/50 = 354. Bij de gekozen modelschaal is de strijk-lengte in de windgoot zodanig, dat de golven met de vereiste hoogten en perioden in het model slechts kunnen worden verkregen door ge-bruik te maken van een combinatie van wind en golfmachine. De golfhoogteverdelingen, die voor de verschillende combinaties zijn ontstaan, zullen tijdens de behandeling van de verschillende meettoestanden worden aangegeven. Tenzij anders vermeld zijn alle

(10)

2. Inleidend onderzoek.

2.1. Algemeen.

Het inleidend vergelijkend onderzoek is uitgevoerd in twee gedeelten. Aanvankelijk zijn alleen de dwarsprofielen C1, C2, en C3 (zie figuur 3) aan een onderzoek onderworpen. Op grond van de verkregen resultaten zijn daarna de profielen C4S C5 en C6 (zie figuur 4) "beproefd. De proeven zijn derhalve in twee meetseries uitgevoerd. De golfhoogte-verdelingen waren hierin niet geheel gelijk. Om toch een goede ver-gelijking van de verschillende dwarsprofielen mogelijk te maken is het profiel C2 in heide meetseries onderzocht.

2 _._2. Randvo orwaard en.

De randvoorwaarden, waarvan voor het vergelijkend onderzoek is uit-gegaan zijn opgegeven door de Rijkswaterstaat, Arrondissement

Rotterdamse Waterweg. Zoals reeds in de inleiding is vermeld, dient te worden voldaan aan twee criteria.

1. Het overlastcriterium.

Het verkeer langs de Zuiderdam mag niet meer dan gemiddeld een maal per jaar (P = 1) gestremd zijn als gevolg van wateroverslag en/of spray. Voor de bijbehorende randvoorwaarden zijn gekozen? waterstand % NAP +2,25 m

significante golfhoogtes H = 4s5 m s

golfperiode % T = 7 sec.

2. Bezwijkcriterium.

De kruinconstructie mag niet worden vernield onder omstandig-_3

heden met een overschrijdingsfrequentie F = 10 per jaar. Deze waarde is gekozen op grond van het feit, dat voor

(11)

havendammen en dijken over het algemeen wordt uitgegaan van frequenties, die van dezelfde orde van grootte zijn.

Gezien het uitgangspunt van een verband tussen golfoverslag en bezwijken, dient het bezwijken te worden geïnterpreteerd als het overschrijden van een kritieke overslag met een frequentie van F = 10 per jaar. Dit zou onderzoek vragen bij reële combinaties van waterstand en golfhoogte. De onnauwkeurigheden in de

schat-ting van de kritieke overslag en de voorkomende golfhoogten zijn echter zodanig,dat een zo uitgebreid onderzoek niet gerechtvaar-digd leek» Uitgaande van beschikbare gegevens over waterstanden en golven is daarom een combinatie gekozen, te wetem

waterstand s NAP +4>30 m significante golfhoogtes EL = 7 m

s

golfperiode : T = 10 sec

Aangezien de inleidende metingen neg sleohts een vergelijkend karak-ter hebben, is in dit stadium niet verder ingegaan op de hoeveelheid golfoverslag, die voor beide criteria als de grens van toelaatbaar moet worden beschouwd. Bij het definitieve onderzoek zal op deze keuze, mede met behulp van de resultaten van de vergelijkende me-tingen nader worden ingegaan.

2.3. Metingen.

2.3.1. Meetserie 1.

In eerste instantie is voor de dwarsprofielen C1, C2 en C3 de golf-oploop en de golfoverslag gemeten onder de omstandigheden met F=10~: De significante golfhoogte en de golfperiode hebben respectievelijk 7,30 m en 10,2 sec bedragen bij een golfhoogteverdeling, zoals is aangegeven in figuur 5» Uit de resultaten van de proeven, die zijn weergegeven in de figuren 6 en 7 kunnen de volgende conclusies worden getrokkens

(12)

1. Voor de drie profielen worden ongeveer gelijke resultaten ge-vonden,

2. Wanneer de voor dijken en dammen gebruikelijke eis wordt gesteld,

dat slechts 2f0 van het aantal aankomende golven de kruin mag

be-reiken of overschrijden, zijn kruinhoogten nodig;, die voor de verschillende dwarsprofielen variëren van NAP +18,50 m tot NAP +19,50 m.

Voor de omstandigheden met F = 1 zijn slechts enkele metingen ver-richt. Bij een significante golfhoogte en golfperiode van respec-tievelijk 4>60 i en 7,1 sec en een golfhoogteverdeling als aange-geven in figuur 8 bleek de kruinhoogte NAP +12 i voor de onderzochte dwarsprofielen al voldoende om de golfoverslag slechts tot enige spray te beperken.

Op grond van dit resultaat is aangenomen, dat de omstandigheden met F = 10 maatgevend zijn. De proeven voor het verdere vergelijkende onderzoek zijn, behoudens enkele controlemetingen, bij deze omstan-digheden uitgevoerd.

2.3,2. Meetserie 2.

Voor de dwarsprofielen C1, C2 en C3 zijn zeer hoge dammen vereist, zelfs wanneer de toelaatbare hoeveelheid golfoverslag groter wordt

genomen dan die, welke overeenkomt met een golf oploop van 2fo. In

verband hiermee is besloten in een tweede meetserie voor een der onderzochte constructies (dwarsprofiel C2) nog te proberen door enkele wijzigingen in het dwarsprofiel de golfoverslag enigermate te reduceren. Achtereenvolgens zijn hiertoe de dwarsprofielen C4, C5 en C6 (zie figuur 4) onderzocht onder omstandigheden met F = 10~3. Hoewel de significante golfhoogte en de golfperiode evenals bij meetserie 1 respectievelijk 7s30 m en 10,2 sec hebben bedragen, komen de golfhoogteverdelingen niet geheel overeen (zie figuur 5)»

(13)

Om nu toch de beide meetseries met elkaar te kunnen vergelijken is in meetserie 2 tevens het dwarsprofiel 02 doorgemeten. De resultaten van de metingen uit beide meetseries zijn voor dit dwarsprofiel aan-gegeven in de figuren 9 en 10» Bij de beoordeling dient te worden opgemerkt, dat er rekening moet worden gehouden met een zekere

spreiding in de meetresultaten. Dit in aanmerking nemende kan worden geconcludeerd, dat voor de kleine waarden van de golfoploop en de golfoverslag geen duidelijk verschil aan het licht treedt, terwijl in het gebied van de grotere waarden meetserie 2 iets hogere cijfers te zien geeft.

De resultaten van de metingen voor de dwarsprofielen C4s 05 en 06 zijn aangegeven in de figuren 11 en 12.

Eerst is getracht de golfoploop en golfoverslag te verminderen door het boventalud van 1s4 te wijzigen in 1s6 (dwarsprofiel 04). Hiermee is een aanzienlijke reductie in de kruinhoogte te bewerkstelligen.

Daarna is nog de invloed van een berm op NAP +4?30 m met een breedte van 20 m en een helling van 1s15 onderzocht (dwarsprofiel 05). De Vermindering in golfoploop,, die hiermee wordt verkregen, blijkt

aan-zienlijk minder groot.

Tenslotte is nog de golfoploop en golfoverslag gemeten voor een dwarsprofiel> dat alleen van 05 verschilt;, doordat de helling van het boventalud 1?3 is in plaats van 1§4 (dwarsprofiel C6). Bij eerder genomen proeven was de indruk gewekt, dat met een helling 1s3 gunstige resultaten zijn te verkrijgen voor sommige liggingen van de vooroever. In dit geval blijkt echter dat de golfoploop en golfoverslag toenemen.

Tijdens de tx/eede meetserie zijn voor de dwarsprofielen 02 en 04 nog controlemetingen verricht voor omstandigheden met F = 1. Bij een kruinhoogte van NAP +12^00 m bleken zowel de golfoploop als de golf-overslag nog geen waarde van betekenis te hebben. De overschrijdings-krommen van de golfoploop zijn weergegeven in figuur 13.

(14)

3. Definitief onderzoek.

5.1. Algemeen.

Op grond van de resultaten van de oriënterende metingen, meetseries 1 en 2, is voor twee in aanmerking komende dwarsprofielen C7 en C8, zie figuur 14? nog een nader onderzoek naar de golfoploop en golf-overslag ingesteld. Beide dwarsprofielen hebben een buitentalud-helling 1i6. Bij het dwarsprofiel C8 is de voordam los gehouden van de havendam. Dit heeft het voordeel dat de stabiliteit van de voor-dam niet, of slechts in geringe mate, ongunstig wordt beïnvloed door de havendam. Tijdens het inleidende onderzoek is reeds gecon-stateerd, dat zelfs voor een buitentaludhelling 1?6 de havendam nog een aanzienlijke hoogte moet hebben om te voldoen aan de eiss dat

slechts 2fo van het aantal aankomende golven de kruin mag bereiken

of overschrijden. In verband met het feit dat het bovenste gedeelte van de dam in asfalt wordt uitgevoerd lijkt het evenwel geoorloofd

van de 2$ eis af te wijken en een grotere golfoverslag toe te laten.

Het is echter niet eenvoudig vast te stellen hoeveel golfoverslag nu nog als toelaatbaar moet worden beschouwd. Dit zal onder meer

sterk afhangen van de uitvoering van de asfaltbekleding, van de afvoermogelijkheden van het overslagwater en van de aard van het achter de dam liggende gebied. Aan de hand van het definitieve modelonderzoek zal nu het volgende worden nagegaan.

1. Wat is de gevoeligheid van de kruinhoogte van de havendam met betrekking tot de golfoverslag. Met behulp van deze gegevens kan wellicht meer houvast worden verkregen ten aanzien van het criterium dat moet worden aangelegd met betrekking tot de toe-laatbare golfoverslag.

2. Welke kruinhoogten van de havendam zijn voor de beide te onder-zoeken dwarsprofielen nodig ten einde onder de kritieke omstan-digheden nog aan het op grond van het onder 1 genoemde onderzoek gestelde criterium met betrekking tot de golfoverslag te voldoen.

(15)

3. Hoe variëren voor beide dwarsprofielen de golfoploop en de golf-overslag afhankelijk van de significante golfhoogte bij de kri-tieke waterstand van NAP +4*70 m»

4- Hoe variëren de golfoploop en de golfoverslag afhankelijk van de waterstand met bijbehorende golfomstandigheden.

5. Wat is voor de dwarsprofielen C7 en C8 de invloed van de aanleg-hoogte van de voordam op de golfoploop en de golfoverslag,

6. V/at is voor het dwarsprofiel C8 de invloed van de afstand tussen de voordam en de havendam op de golfoploop en de golfoverslag.

3.2. Randvoorwaarden.

Bij het vaststellen van de randvoorwaarden komen twee problemen naar voren. Deze zullen achtereenvolgens worden behandeld.

1._De bepaling van. de omstandigheden, waartegen de dijk nog juist bestand moet zijn,

Boor het ontbreken van gegevens omtrent het verband tussen de water-standen, die met een bepaalde frequentie voorkomen en een frequentie-verdeling van de daarbij optredende significante golfhoogten is het moeilijk de omstandigheden,waartegen de dijk nog juist bestand moet zijn, te kiezen. Een studie over dit onderwerp is bij de Rijkswater-staat in volle gang, doch op het moment, waarop het onderzoek begon, waren de gegevens nog niet beschikbaar. Na overleg met de betrokken

instanties bleek het evenwel mogelijk tot een redelijke aanname voor de randvoorwaarden te komen. Hierbij is uitgegaan van de aanleghoogte van het haventerrein, waarvoor NAP +5?00 m is gekozen. Daar dijken

langs de havens ontbreken, zal, wanneer de waterstand NAP +5»00 m wordt overschreden, het haventerrein onder water komen te staan,

zodat mag worden geconcludeerd, dat de overschrijdingsfrequentie van genoemde waterstand (= 2,5 . 10 per jaar) voor het onderlopen

(16)

van het haventerrein aanvaardbaar wordt geacht. Als voorwaarde voor het vaststellen van de omstandigheden, waartegen de havendam nog be-stand moet zijn, wordt nu gesteld, dat de kans op overstromen van het haventerrein niet mag worden vergroot door het bezwijken van de dijk. Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat een waterstand van HAP +5,00 m in de haven overeenkomt met een buitenwaterstand van WAP +4S70 nu De eis, waaraan de havendam moet voldoen kan nu als volgt worden samengevats

Voor buitenwaterstanden, die lager zijn dan of gelijk zijn aan HAP +4?70 m mag de dam niet bezwijken, terwijl de dam voor hogere waterstanden geen veiligheid hoeft te bieden. Dit betekent, dat de dijk nog juist bestand moet zijn tegen een buitenwaterstand van WAP +4»70 m en de daarbij mogelijke maximale golfaanval.

Als praktische maat voor de bijbehorende significante golfhoogte is

aangehouden de waarde, die slechts gedurende Ifo van de tijd^ dat de

betreffende waterstand voorkomt, wordt overschreden. Volgens de voor-lopige gegevens, die zijn iverstrekt door de Waterloopkundige Afdeling van de Deltadienst,moet dan worden gerekend op een significante golf-hoogte van 6,90 m bij een periode van ca. 10 sec.

2. De keuze van een criterium voor de toelaatbare golfoverslag over een asfaltbekleding.

Het vaststellen van een criterium voor de toelaatbare golfoverslag is zeer moeilijk. In de eerste plaats is asfalt als dijkbekleding nog slechts kort toegepast, zodat nog niet uit ervaring bekend is, welke golfoverslag toelaatbaar moet worden geacht. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden, dat het uitvoeringstechnisch wel-licht moeilijk zal zijn de asfaltbekleding waterdicht te maken en te houden, hetgeen de toelaatbare golfoverslag aanzienlijk zal ver-kleinen. Teneinde voor de keuze van het criterium iets meer houvast te krijgen is nu eerst de gevoeligheid van de kruinhoogte met be-trekking tot de golfoverslag nagegaan. Dit bleek mogelijk aan de

(17)

hand van een aantal reeds eerder uitgevoerde metingen. Hiervoor zijn gebruikt zowel de metingen van het eerste deel van dit onderzoek als die van de onderzoeken naar de golfoverslag over de Afsluitdijk en de ïïondsbosse- en Pettemer Zeewering, Wanneer voor de diverse dwars-profielen, die tijdens de bovengenoemde proeven zijn onderzocht* de golfoverslag wordt uitgezet tegen de verhouding van de waakhoogte

en de benodigde waakhoogte voor een golfoverslag van 15.10""* nr/sec/m ', alles gemeten in prototypematen» blijkt dat de meetpunten binnen een betrekkelijk nauwe band liggen. Ter illustratie van dit verband zijn in figuur 15 de resultaten van de vergelijkende metingen uit dit onderzoek op genoemde wijze uitgezet. De aldus ontstane figuur toont aan, dat in het gebied van de grote waakhoogten voor iedere verklei-ning van de golfoverslag een relatief grote verhoging van de kruin noodzakelijk is, hetgeen vanzelfsprekend ook hoge kosten met zich meebrengt. Voor het gebied van de grote golfoverslag daarentegen kan met geringe verhoging van de kruin en dus tegen betrekkelijk lage kosten reeds een aanzienlijke vermindering van de golfoverslag worden verkregen. Op grond van het voorgaande lijkt het nu aantrek-kelijk als criterium voor de toelaatbare golfoverslag een waarde

te kiezen in het overgangsgebied tussen het steile en het flauwe gedeelte van de kromme. Hierbij komt nog, dat de waarden in het overgangsgebied nog ruimschoots toelaatbaar lijken. Ha overleg tussen de diverse betrokken instanties is nu besloten het defini-tieve onderzoek te baseren op een toelaatbare golfoverslag van

-3 3/ /

20.10 y m /sec/m'. De hieruit verkregen resultaten zijn eveneens aangegeven in figuur 15 en bevestigen de relatie, die reeds op grond van de eerder uitgevoerde metingen v/as bepaald.

(18)

5.3» Metingen.

3.5.1. Golfoploop en golfoverslag voor de dwarsprofielen C7 en C8 bij de -waterstand NAP +4»70 m e"- een- significante golfhoogte H„ = 6,90 m.

Om öe kruinhoogte van de havendam waarvoor bij een bepaald dwarspro-fiel een golfoverslag van 20.10" m /sec/m! optreedt, te kunnen bepalen, is het gewenst het verband tussen golfoverslag en de kruin-hoogte te leren kennen. Dit kan door bij verschillende kruinkruin-hoogten van de havendam golfoverslagmetingen te verrichten. Uit .reeds eerder uitgevoerde metingen is echter gebleken, dat er een redelijk verband bestaat tussen de golfoploop en de golfoverslag. In figuur 16 is deze relatie voor de proeven uit het inleidend onderzoek bepaald. Hieruit

-3 3/ /

blijkt, dat een golfoverslag van 20.10 m /sec/m' overeenkomt met een golfoploop van ca 20^. Het is nu het meest efficiënt in een meting te bepalen welke hoogte door 20$ van het aantal aankomende golven wordt bereikt of gepasseerd. In een controlemeting kan dan nog worden nagegaan, of deze hoogte ook inderdaad overeenkomt met een golfoverslag van 20.10 m /sec/m'. Het blijkt echter, dat er met een aanzienlijke meetspreiding rekening moet worden gehouden. Om deze te leren kennen zijn de metingen toch enkele malen herhaald. Hierbij is tevens de kruinhoogte van de havendam gevarieerd. De toe-gepaste golfhoogteverdeling is aangegeven in figuur 17- De

meet-resultaten, die voor de dwarsprofielen C7 en C8 aldus zijn verkregen, zijn aangegeven in de figuren 18 en 19. Zij tonen aan, dat bij een toelaatbare golfoploop van 20^,overeenkomend met een golfoverslag van 20.10"^ m /sec/m', voor de dwarsprofielen C7 en C8 een kruinhoogte van de havendam van respectievelijk NAP +13*70 m en NAP +12,00 m is vereist.

(19)

3.3»2. Verband tussen de golfoploop en de golfoverslag enerzijds en de significante golfhoogte anderzijds bij de waterstand HAP +4,70 m.

Voor de maximale significante golfhoogte, die op kan treden bij een buitenwaterstand van HAP +4?70 m?is als praktische maat 6,90 m aan-gehouden. Dit is de golfhoogte, die slechts gedurende 1$ van de tijd, dat de waterstand ItfAP +4$70 m voorkomt, wordt overschreden, Om nu toch ook een indruk te krijgen hoe de golfoploop afhangt van de sig-nificante golfhoogte, is bij de betreffende waterstand nog een serie metingen verricht, waarbij de significante golfhoogte in een aantal stappen is verlaagd (verhogen bleek in de windgoot niet mogelijk). De hoogteverdelingen zijn voor de verschillende golfinstellingen aangegeven in de figuur 20. Hierin zijn tevens de bijbehorende golf-perioden vermeld. De resultaten der metingen zijn vermeld in figuur 21 t/m 23.

3.3°3- Golfoploop en golfoverslag bij waterstanden met een frequentie

F ) 2,3.10""4.

Uit het inleidend onderzoek is reeds gebleken dat het bezwijkkrite-rium maatgevend is voor de damconstructie. Het is evenwel toch wen-selijk de golfoploop te kennen onder omstandigheden met frequenties F )2,5.10" , zodat een indruk kan worden verkregen van de frequentie, waarbij op wateroverlast (b.v. 2.10 m /sec/m', overeenkomend met een

golfoploop van ca 2$>) moet worden gerekend. Exacte gegevens over het

verband tussen waterstanden en bijbehorende golfhoogten ontbreken. Wel is voor Hoek van Holland de relatie tussen de waterstand en de overschrijdingsfrequentie bekend I 1 j. Er is nu uitgegaan van de waterstanden, terwijl verder is aangenomen, dat voor de bijbehorende golfhoogten en golfperioden de waarden mogen worden aangehouden, die door interpolatie worden verkregen uit de golfgegevens, die door de

(20)

Rijkswaterstaat zijn opgegeven voor het inleidend onderzoek en die behoren bij de waterstanden NA? +2,25 m en NAP +4?30 m. De inter-polatie is uitgevoerd met behulp van figuur 24, waarin bovendien de waterstanden met bijbehorende overschrijdingsfrequenties zijn aangegeven. De golfhoogteverdelingen zijn vermeld in figuur 25„ De resultaten van de metingen zijn weergegeven in figuur 26. Hierin zijn tevens de omstandigheden vermeld, waarvoor de golfoploop is bepaald. In de grafiek zijn voorts nog lijnen getrokken voor de kruinhoogten van de havendam, die voor de verschillende

waterstan-den vereist zijn voor de 2% golfoploop. Voor het dwarsprofiel CJ

blijkt, dat bij een ten aanzien van het bezwijkkriterium benodigde kruinhoogte van NAP +13,70 m de 2^ golfoploop behoort bij een water-stand met een frequentie F = ca 3-10 . Het dwarsprofiel C8 heeft in verband met het bezwijkkriterium een kruinhoogte nodig van NAP

+12,00 m. De 2Pjo golf oploop wordt hier bereikt bij een waterstand

_3 met een frequentie van ca 1,5»10 .

3-3-4' Invloed van de aanleghoogte van de voordam voor de dwars-profielen C7 en C8.

De invloed van de aanleghoogte van de voordam op de golfoploop en de golfoverslag voor de dwarsprofielen C7 en C8 is nagegaan aan de hand van een aantal metingen, waarbij deze aanlerhoogte in stappen

van 1 m is gevarieerd van NAP -2 m tot NAP +2 n. De dwarsprofielen;,

die op deze manier zijn ontstaan, zijn aangegeven in de figuren 27 en 28. Uit figuur 29, waarin de meetresultaten voor het dwarsprofiel C7 zijn aangegeven, blijkt, dat de golfoploop vermindert naarmate de aanleghoogte van de voordam afneemt. Dit kan worden verklaard door het feit, dat bij gelijke kruinhoogte van de havendam het dwarspro-fiel met de lagere voordam een kleiner gedeelte he -ft met een

talud-helling 1s1,5 e*i een groter gedeelte met een taludhelling 1 s 6 dan

(21)

gekregen, dat de krachten, die door de golven op het dwarsprofiel worden uitgeoefend, toenemen naarmate de aanleghoogte van de

voor-dam afneemt.

De resultaten van de metingen voor het dwarsprofiel C8 zijn aange-geven in figuur JO. Hieruit blijkt, dat de reducerende werking van de voordam optimaal is bij een aanleghoogte van M P . De verschillen zijn echter klein.

In figuur 31 zijn voor de beide dwarsprofielen nog de kruinhoogten van de havendam aangegeven, die voor de diverse aanleghoogten van de voordam zijn vereist, indien de 2Cf/o golf oploop (overeenkomend met een golfoverslag van 20.10 m /sec/m') als kriterium wordt aange-houden.

5.3°5° Invloed van de afstand tussen de voordam en de havendam voor dwarsprofiel C8.

Om voor het dwarsprofiel C8 nog de invloed van de afstand tussen de voordam en de havendam na te gaan zijn metingen verricht, waarbij de betreffende afstanden respectievelijk 50?75 mj 85,75 & en 125,75 m hebben bedragen (zie figuur 32).

De resultaten der metingen zijn aangegeven in figuur 33 en tonen aan, dat de afstand binnen de onderzochte grenzen geen duidelijke invloed heeft op de golfoploop en de golfoverslag.

(22)

gekregen, dat de krachten, die door de golven op het dwarsprofiel worden uitgeoefend, toenemen naarmate de aanleghoogte van de voor-dam afneemt.

De resultaten van de metingen voor het dwarsprofiel C8 zijn aange-geven in figuur 30. Hieruit blijkt, dat de reducerende werking van de voordam optimaal is bij een aanleghoogte van KAP. De verschillen zijn echter klein.

In figuur 3^ zijn voor de beide dwarsprofielen nog de kruinhoogten van de havendam aangegeven, die voor de diverse aanleghoogten van de voordam zijn vereist, indien de 20fo golf oploop (overeenkomend met

•z ~z

een golfoverslag van 20.10 m /sec/m') als kriterium wordt aange-houden.

5.5-5° Invloed van de afstand tussen de voordam en de havendam voor dwarsprofiel C8.

Om voor het dwarsprofiel G8 nog de invloed van de afstand tussen de voordam en de havendam na te gaan zijn metingen verricht, waarbij

de betreffende afstanden respectievelijk 50,75 m; 85,75 ™. en 125,75 m hebben bedragen (zie figuur 32)°

De resultaten der metingen zijn aangegeven in figuur 33 en tonen aan, dat de afstand binnen de onderzochte grenzen geen duidelijke invloed heeft op de golfoploop en de golfoverslag.

(23)

4. Conclusies o

Het modelonderzoek heeft geleid tot de volgende conclusies. -3 3/ /

1. Wanneer de eis voor de golfoverslag van 20.10 ^ m /sec/m' wordt aangehouden, is de benodigde kruinhoogte voor het dwarsprofiel met de losse voordam (C8) NAP +12,00 m, terwijl voor het dwars-profiel C7 een kruinhoogte van NAP +13»70 *a is vereist. Deze over-slag treedt op onder omstandigheden behorend bij een waterstand met een frequentie F = 2,5.10" .

2. Met betrekking tot het overlastkriterium is gevonden, dat bij de

onder 1 genoemde constructies voor dwarsprofiel C7 de 2<f0 golf

op-loop wordt bereikt bij een waterstand met een frequentie

Ffej 3.10" . Voor dwarsprofiel C8 wordt de 2<f0 golf oploop dan

be-_3 reikt bij een waterstand met een frequentie F ~ 1*5-10 •

3. Bij variatie van de aanleghoogte van de voordam tussen NAP -2,00 m en NAP +2,00 m is voor dwarsprofiel 07 gebleken, dat de golfoploop vermindert naarmate de aanleghoogte lager wordt genomen.

4- De reducerende werking van de losse voordam voor dwarsprofiel C8 blijkt optimaal, wanneer de aanleghoogte op NAP wordt genomen. De verschillen zijn echter klein.

5. De golfoploop en de golfoverslag voor dwarsprofiel C8 veranderen niet duidelijk,wanneer de afstand tussen de voordam en de haven-dam wordt gevarieerd van 50>75 m "tot 125,75

(24)
(25)
(26)

m-_ 4 8 . Q O H11 n n n u l U I I H I U M H I I I I I 11 n u n r t r i r n m n t n i i H i i i n i i i ' 1 - r — X i - 2 0 _ \ 8Q.OO 111 IIIM 11111 MUI i i i m u i u i m i i u i u ] hm 111 n u n u u i i i i 1 m m . 2 0 . 0 0 ..i

* 2.QO AKMONS JIO ton P = 3 3 Q O H/i*

\ 2.QO , 4 8.QO , . . ,

m i i i n u i i i i i i i m u i l 11111 uu uu 11111 nu nu I I U I I I I I U I I 1 l u i i i u i i u i 11 u i i u i i i i i u n i u 11 niiinin!Hi 1111 uin 1111 i n n n u i i u m 1111 im.1111111 I I I I H I m m 11 in v»

' 7.00 J _ 48.QO '

t'

4 2 7 , 0 0 3 . Q o / 3.75 —1 j., 2JOO \ 2 . 2 5 ,+ 2.QQ STEEN ASFALT - T - ^ Q . 5 0 — : •• ' J _ - 2 . 0 0 KUBUSSEN «O ton

/3 = 33QQ k9 / r e * 1 _ 6 ton

M A T E N IN m

HOOGTEN IN m t.o.v. N.A.P

DWARSPROFIELEN C 1 . C 2 EN C3

S C H A A L -I '. 5 0 0

(27)

+ 4.3Q 1 AKMONS 4 0 ton N.A.R 7?>v /o = 3 3 0 0 kg / 3 ^ ^ S ^ V / ' V V ^ r 1— 6 ton | ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ W > > . - J O . O Q _ 4 4 . 0 0 —1 8.QQ

u i i i i i i n i i n i m i i n i ii m i m i i i i i i i u i i i i i i i n i n I m i i i i i i i i i i i i u i n i m i n IIHIIIIIIIIIJIII i n n i i u i i i uu n nuniiiuin11, Min;inm'i i n i m m i j m u i m i n i i

19,95 _ ! 2 4,45 : 3 , 0 0 3,75 | 2.QO + 5.63 +j4.3Q AKMONS l O t o n

C 6 —

M A T E N IN m

HOOGTEN IN m t.o.v. N.A.R

DWARSPROFIELEN C 4 . C 5 EN C 6

S C H A A L 4 : 5 0 0

(28)

—f-( T 4. t * t J-i - ; : U U i + * -^ | ; - : : : ; : i t : - ; 1 : : : 4 -T i - i ^ t -i • 40.. 5 0 7 5 t -: -: -: -: ; -: r -: -: -: | n';" '•i •'" ~-ï' ; ? ; r . ; : T . : ; ; : ; i j . : 4

-•^iiHiioüysMi

*--n.t:. 95-UiUil^ï i 4 - j - | . t . i i • - * - . , ' - , , 4 , • • - * + , + * . . . • ; r " t4: i ' .* ï1 * i + i ' . i ; - ; 4 TTTTTTTTT 4-Ql:4Ü::i: ^ _t ... .., .. rir i . , ~ H • " vf • r + 4 * -: 4 , u 4 t+frfh-tr • J • i - t i-J. 4 -f -t-f- - r U - * ' " ' f + r-* t " * * f - f ' 't" i - ; - f < 4 4 (. *, j , I , I f 4 4 ~ , J , • - • * ' * ' ; * * ' ' •) t t 1 ' t r , ' * ' r f 1 t < »• t l f r : : ; ' • • • » * " * t - • » * • - - - > - • »•» * 99 . 4 * . 9 5 * w - 4 i -r (

•ilil UU:|!HiUÜ

m i ü i i . f n i i H i l 7° lUlfHHi-Hï^HI

inrT * ' i ' l - i i; : ; : 1 1 ; ; i r 4 T4 i i 41 4:' i vii'' •" i;; : ;': ; 1; :.;

t-'-r, L £ J - M + T " M * 1 +'"t" n * 11 * ' "

W»;*

« r4 r 4* r-i-4-.Xr4 » i . • + 4 4 'f-^ » 4 44~4,+-•4 + 44 4+4-4-i i t - , > i • ' t r T tf f tri *-: " • t~? f "T I ' M .+• • • f '. +" +'+ i- + "" + t 4 • i * * * - ' 44 f; J > , ;4 0 . 8 1.0 1 2 GOLFHOOGTEVERDELINGEN .H « s 7,3 Om T =^0,2 s«c W.S. N.A.P+4,30m WATERLOOPKUNDIG LABORATORfUH M. 8 45 BC. 5

(29)

GOLFOPLOOP. MEETSERIE 4 H

s= 7 . 3 0 m T =40,2 sec

W.S. N.A.R + 4 , 3 0 m

(30)

400 1

-+ 12 + 13 + 1 4 +-15 +-16 +17

KRUINHOOGTE to.v. N.A.R ( m )

+ 18 + 19 + C1 X C 2 D C 3 GOLFOVERSLAG. MEETSERIE i Hs= 7f3 0 i t v

T=iO,2 sac

W.S. N.A.R + 4,3 O m WATERLOOPKUNDIG IABORATORïUM M. 815

. 7

(31)

GOLFHOOGTEVERDELINGEN

Hs= 4 , 6 0 m Ts=7,1 sec

W.S. N,A.P + 2,25m

(32)

95 r 90 8 0 7 0 6 0 5 0 4 0 3 0 2 0 4 O 0.4 + 14 1 4 • x .

m

\ .

« 3

X

• x.

/""S \ < * x^i <T*

'S

l a

X <

• ^ x

X 1

S

XI

I

_i a o

x

N

. • u. - i

X

• x

O O >

c

X !

\ X

! •

A

X

^ X «

\ X

1 •

X

-\ X

V

1

fcX

p\ X

\X

V

4 1

Cv

+ 42 + 4 3 + 4 4 + 4 5 + 4 6 + 4 7

- » - KRUINHOOGTE t.o.v. N.A.R ( m ) X C 2 • C 2 + 4 8 + 4 9 + 2 0 ME ETSER IE 4 MEETSERIE 2 GOLFOPLOOP. VERGELÜKING MEETSERIES A EN 2

H

s

=7,30m

T=-10t2 sec W.S. NA.P + 4 . 3 0 m WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM

M.815

HG. 9

(33)

GOLFOVERSLAG.

VERGELÜKING MEETSERIES 1 EN 2

HSss7t30m T =40,2 sec

W.S. N.A.P + 4 , 3 0 m

(34)

_. • . i _. • . — — t~ _. • . -— -— 9 3 *— j i k . . • • . • ' . i 1— ^ V . k . . • • . • ' . 1 i \ . k . . • • . • ' . 1 L

• A ,

k . . • • . • ' . n • X.

N

, k . . • • . • ' . 7 0 | -L \ % k . . • • . • ' . p *l! k * ^ V ^

• V

k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0 ft Xv / k V . _ H k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0 \T~A r • \ j ï " "

X

k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0 i

-}

k , * \ , k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0 i

-}

k , * X i 1

c

k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0

8 '

h

\ k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0 a

[\ ~\

ft A ^ ^ . • X, k . . • • . • ' . ; • ' . ' i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0

\j

> > > \ . . 1 ix k . . • • . • ' . i _ j 4 50;< 4 0 j 3 0 O O c ' • >

1

N

! • k . . • • . • ' .

r x ^ k k . . • • . • ' .

^ i K

« % N i X < 1 k . . • • . • ' . 1 \J \ > > 4 ft ft ft

i

>x. k% X . ft ^ f t . X i kv k . . • • . • ' . 3 *~~ c \ ft % ft ^ X k . . • • . • ' . \ ft • T * k . . • • . • ' . > ft ^ i k . . • • . • ' . j \ ^ ft X . ft ^ ft , ft ft k . . • • . • ' . < > 1 • X ft \ ft \ *' \ k . . • • . • ' . O 4 ftV •V k . . • • . • ' . + H + 4 2 + 1 3 + 4 4 + 4 5 4 1 6 + 4 7 + 4 8 + 4 9 + 2< D '• '

• » K ^ U I N n U Ü V j 1 t l.O.V. IN.A.K v.""y ""

- O C 4 .. A r «» ~ A C 6 GOLFOPLOOP. MEETSERIE 2 Hs=p7,30m Tm10,2 S«C GOLFOPLOOP. MEETSERIE 2 W.S. N . A , f ? # 4 ^ 0 m WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM M.S45 FÏÖ, 44 • ••;',':"

(35)

A C 5 A C 6

GOLFOVERSLAG. MEETSERIE 2 H s = 7 . 3 0 m T =10,2 sec

W.S. N.A.R + 4 , 3 0 m

(36)

i i i j * | \ < 1 !

l

TO/ U t L^ i V i V i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i :

=1 \

i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : 1 > \ 4 • \ i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : —' \ i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : a O

,_V-i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : O - 1 \ i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : a O \ i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : u. , \ i / S O Ï i i 4 0 j 3 0 j i i : 13 V \ | V f \ 2 0 p L \ 2 0 p < \ i i \ .1 \ ^ ( \ \ 1 \ \ \ J > > \ O - I \ \ v -1-5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 4 0 + 4< + 4 2 + 4 3 +

4-^ - KRUINHOOGTE t.o.v. N.A.R ( m )

• C 2 O C 4 4 GOLFOPLOOR M EETSERIE 2 Hs= 4 , 6 0 m Ts=7,4 S«C GOLFOPLOOR M EETSERIE 2 W.S. N.A.R + 2,25 m WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM M. 8 45 f I G . 43

(37)

- 4 4 , 0 0

i

4 . 2 0

1 8 . 0 0

I I I I I I I U HUM IJ I I I ifl IL 1111 I I I UMI l i l 11 i l l i HM III l| | | i n i ) | l l M | | l l ) n i | I M M | I U lllliin l'l I I I I I I I n i i j i i i i i u I I H I I , i. ui il MI u i II'111/ M II II II II l i l II I III Ni I, lU II 11 |l

l_ « P < W j i 21o oL_ i ^ — m t i I.OO I 1 6 , 5 0 3.75 DWARSPROFIEL C 7 2 , 0 0 - 0 . 5 0 KUBUSSEN N.A.P.

infiihiini nu 111 in u ii ii in ii ui ii i» in in in IJIIII JU JIJ I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I in ii

3 2 . 0 0

T*

-f-** m*~- • i 1 2 . 0 0 I 6.00 il ui ii II i ui in ni II in ui mi' I I I I I I I i ui II ii in IU I I I I I I I II UI H II I I I I I I I HHIUU.'I 42.QO J t \ ± 4 6,50 3 . 7 5 | ) 3.QO 3 , O O j J3.75

rr

DWARSPROFIEL C 8 M A T E N IN m H O O G T E M A T E N IN m t.o.v. N.A.P. DWARSPROFIELEN C 7 EN C 8 SCHAAL i : 5 0 0 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM M. 845 F1G. 44

(38)

"E 'O < _J u> ir UJ > O u. _ j O O

WAAKHOOGTE BENODIGD VOOR EEN GOLFOVERSLA3 VAN 'AS.4Ö* m*/sec/ttt

HULPGRAFIEK TER BEPALING VAN EEN CRITERIUM VOOR DE TOELAATBARE G O L F

-OVERSLAG.

(39)

VERBAND TUSSEN GOLFOPLOOP EN GOLFOVERSLAG

(40)

" t T ' 1 ' , ^ 4 + r > f 4 - 4 4-•<o 5 0 75

I iilii

immim

\ n i r ,9»_ 4 — f t ; 0 © -4 -4 -4

ittnn

- tv * • 1 • T 4 4 -» f-* " * ^ ' ' ' - l T '

Li-üi..

: : : t : ;|: •f * t i l i l - . . . : : .4: !•-*-'• r 4 ~ * 4 : i : : : 4~f

44-- t t f

•-.m-.+-44-4-4+4- -4 T - • 4 • T ' • - • . * • i -'• • t • 1 . ƒ •• 4 * 4 - • • • • --r4 t | t f" 4 4 " 4 ""4 4 " • H * ~f I 4 '~44 t f » i f | . i . . - ! . . . ! . . . , - •**- t { -i- - * T • r+ 4"?"+4—" i +-p- H~f t ' + 44 t-4 t-4;t-4 t-4 t-4 t-4 ' t-4-; t-4 t-4 t-4- • • • t-4 ; * t-4; •• l/ft-4;! •: i :• f r; *44 t r U* !--f||-f 44-+ -r 95 H--4-'--44J 1-4-4——4r_—-'- 4 i -—";-• - / - f i - i - r - t - H - - + 4 •' ' } i t j +--+•!.. • j . j ! ) <• -++4-+ "4" r 4 t- • - + *• T * - ' 4 4 - * - T •- • f i + " " " ƒ * —' i-i f 4 jr , . - 4 4 4--| -ƒ-- 4—, , , - ~t 4-4 + i—f 4+ f-4-4.f--*.4 t i . - . . 4 » - ) - t t - - - . , } + 4 T • / - " * • * < - t t " T " " 4 T i {"- 4 4 » . - 4 - f J 4 + {" '- •44''"'' „ 4- 4 4 -* • —. 4 - - *- . i--} 4~+ L-r 4-» . - . - 4_* 4 *—* * ' • ' * ' * - -r ^ * - ' 'T " - 4 - * ( - - * — • - * 4 - 4 4 4 4 4 4 4 -4 r4 * • - • • ~ 4 1 - 4 * ^ t - t - * , t T ï"TT"t t ^ . T - i i " " i t i * * t i - V ^ * irt r , t ; " T T C - l r ^ + f . » ^ ^ » • . 4 4 1 . , j . 4 . . J J i . H , . | . ( , ( ' 4 ( l < 4 , - < J , • , l . 4 » • I- - . . . 4 ^ . ^ 4 4 4 4 , ' t • _•£• l ' {11 1 * i_4J.; - ; * ; • jj_- « 1 • - j j f - 4 4 ' J : ' 4 4 " ' • ! " ""'44 1±4 r 4 " '^ I 4 rTT 4- t +f'" --T*' *-4-' f4Tij .4/4 444*'-»* 4 4 4 4. 444--r. 44" t i 4 . 4 . . i i -: -i i - ' 1 4 4 • •• • • * > • 4 ' ' / • • ' > • * 4 i • - • - • • 4 1 . . . . r f.; 4 4 '* • 11 * * 4 f 1 * - ' - i ; 4 . . ; ; 4 . 4 . , . * . , 4 , i 4 . ƒ . . ( ^ . J J . . . . , . ; , 4 , . . . . . » j . f-. I 4 ( 4 i . ' t i * 4 O " ' ~"*0.2' ^ 6 . 4 * ^ " Ö.6 O.8 . . 1.0 1.2 " Ü : + : : u .+.. - 4 j_4, 4 4 4 4 - - 4 - + - , 14444. „ f i _ i -4.. v+4-4-. 44-H-•••*-+-'-* + • + - 4 • + t * » 4 t- f+rt'Hni'4 H • t ] 4 4 - 4 * 4 ~ï 4 + 4 + f - f 4 4 - 4 4 4 4 4 - 4-+-f - + 4 * f 1 ' i 1 ! ! ; i I i j l ; i ' I 1 | ' ! 4 ' +* " T+ T1; rT " T T+ T t f t +1 * ' t *" t . 4 ' i ; t : 4 4 4 . 4 + r^_4-f-..-4-f-.4--+-....»---+-4++r+4-4T 5 - fA1 1 " • "t-f f f T r+" ' " T : t1 ^ H " t j™ ^ - -* 4 + 4 - # * +-;T 4 * * 1 4 4 + 4- -«.- • 4 •*•- * ^ • * i i *i t . 4 4 f ' + - * "t ^ * " M "4 '; - • t » f 4 * • — s» . . . 4-4 4 4 4 . - - - . - * * >- . 4 1 r T 'T T -- +• -- T • 4 AA •!.6 .-.:.4-:.. 9 9 9 5 4:50 /o G O L F H O O G T E V E R D E L I N G H , = 6f90m T = 1 0 , 2 s e c W.S. N.A.R + 4 J O m WATERIOOPKUNDJG LABORA.TORlUH M.8-15 HG. A7

(41)

99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4

X

99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 rr \

*N

99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4

\f

X

99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 ^ . I

N

bs. v 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 1 \r 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 * V 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 f ? \

X

V 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 1 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 V

V

99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 T 7 99 95 90 — 8 0 O 0.60 O u. - I 5 0 O 4 0

A

30 20 10 5 2 4 0,4 + 1 O + 11 + 1 2 + 13 + 1 4 + 1

^ - KRUINHOOGTE t.o.v. N.A.P ( m )

5 + 1 S + 1 7 + 4 8

V C 7

W C A

GOLFOPLOOP. DEFINITIEF ONDERZOEK

Hs = 6.90m T=10,2sec

GOLFOPLOOP. DEFINITIEF ONDERZOEK

W.S. N.A.R + 4 , 7 0 m

(42)

6 S~\5 u E 3 O 2 < _I «fl CC ui > O u. - 1 O .M o 10 • 8 > \ L , \ ' \ V

V

\ \ \ < ' i } ' \ * > V TT V \

\l

< L_ \

r

\ \ k ^

F\

-k

Vr

\

V

\

V

+ 10 + 1 1 + 12 + 1 3 + 4 4 +15 KRUINHOOGTE t.o.v. N.A.R ( m)

+ 16 + 17 V C 7 T C8 G O L F O V E R S L A G . DEFINITIEF ONDERZOEK H 5 = 6,90m T = 10,2 sec W.S. N.A.R + 4 , 7 0 m

(43)

T = H 0 . 2 s « c

0.8 . t.O 1.2 -t.4

— n/ H s

GOLFHOOGTEVERDELINGEN B'J VARIABELE

SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE •W.'S. N.A.R + 4.70m

(44)

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A

XÊ*

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A -> 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A L > V _ ' O 99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A • • • •

k

N

<*

* >v*<

V.

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A *<

5

vH

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A ^ • ^ \

X

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A v. - • >

V

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A • • • • \ \

s

99,9 99 9 5 9 0 —eo vP O _1 a.60 O u. - t S O O o 4 0 3 0 2 0 4 0 5 2 A +4 O + 4 4 + 42 + 4 3 + 44 + 4 5 + 4 6 + 4 7 +-18 HOOGTE t.o.v. N.A.P. ( m )

3 + 44 + 4 5 + 4 6 + 4 7 +-18 HOOGTE t.o.v. N.A.P. ( m )

GOLFOPLOOP BU VARIABELE GOLFHOOGTE. DWARSPROFIEL C 7

GOLFOPLOOP BU VARIABELE GOLFHOOGTE.

DWARSPROFIEL C 7 W.S. N.A.P + 4 , 7 0 m

(45)

' 99 i i 99 i ; 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 X '

"b

' 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10

x i

F&

95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 % 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10 * • * » ) ' » \ P 95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10

•.°o

>

• • *

V * 'o

V A '

95 9 0 — 8 0 vP o _) 0-6O O u. - J 5 0 O O 4 0 l3 0 2 0 •10

v N

\ 1 3 • • * \ \ \ 2 1 > * 2 1 \ \ \ \ 1 \ i . 2 1

f

\ J \ \ O.l + t 5 + S > + 4 0 + 1 1 + 4 2 + 1 3 + 44 + 1 5 + 1 6

«UINHOOGTE t.o.v. N.A.R ( m )

1 + 4 2 + 1 3 + 44 + 1 5 + 1 6 «UINHOOGTE t.o.v. N.A.R ( m )

GOLFOPLOOP BU VARIABELE GOLFHOOGTE. DWARSPROFIEL C 8

GOLFOPLOOP BU VARIABELE GOLFHOOGTE.

DWARSPROFIEL C 8 W.S. N.A.R + 4 , 7 0 m

(46)

o

O n + 45 A A + 45 E h V V .A. R f- i. -t.o.v . N o o v ."

i

8

tu

5

+

"

3 o o I z 3 A tu

5

+

"

3 o o I z 3 ( ) A ii T m cc » • V

1

4 >A

-. V 1 17 91 -L A A * + 40 i i + 40 1 ' • +• 9 ^ t + 8 4, 50 5 , 0 0 5,SO <>,00 6.50 GOLFHOOGTE ( m ) 6J0O 6.50 7 , 0 0 7,SO

1 *

u w «i — 8 UJ o 2 9 CC UJ o. u. >IO - i o 5 0 5.00 5.50 <>,00 6.50 GOLFHOOGTE ( m ) 6J0O 6.50 7 . 0 0 . ' 7.SO

1 *

u w «i — 8 UJ o 2 9 CC UJ o. u. >IO - i o

1 *

u w «i — 8 UJ o 2 9 CC UJ o. u. >IO - i o 3 : X

1 *

u w «i — 8 UJ o 2 9 CC UJ o. u. >IO - i o

1 *

u w «i — 8 UJ o 2 9 CC UJ o. u. >IO - i o

1 *

u w «i — 8 UJ o 2 9 CC UJ o. u. >IO - i o ) X X G O L F O P L O O P C 7 C8 O A% • a , 2 % m A 5 % A V H O % . • O 2 0 % •

GOLFOPLOOP B'J VARIABELE GOLFHOOGTE.

G O L F O P L O O P C 7 C8 O A% • a , 2 % m A 5 % A V H O % . • O 2 0 % • OVERZICHT. W.S. N.A..R ' + 4 , 7 0 m G O L F O P L O O P C 7 C8 O A% • a , 2 % m A 5 % A V H O % . • O 2 0 % •

WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM M.045 FIG. 23

G O L F O P L O O P C 7 C8 O A% • a , 2 % m A 5 % A V H O % . • O 2 0 % • . :

(47)

Ê o u. z o WATERSTA

S*

- — • WATERSTA N U "

S*

- — • - — ^ ^ • ^ * ^ — G O L F P E F I O D E o - . w 4 0 8 / \ 9 - » * GOLF PERIODE ( s e c ) i O 4 0 4 0 l O - * * - O V E R S C H R Ü D I N G S F R E Q U E N T I E PER JAAR BEPALING RANDVOORWAARDEN B'J V E R -SCHILLENDE OVERSCHR'JDINGSFREOUENTIES

(48)

rttrj-n-.j-- 4 rttrj-n-.j-- ^ rttrj-n-.j-- , , 4 . ^ ^ 4 - * - 1 -4- - - •—» -r » f ~* t , * •+ - - 99.ï V?' < C : 5 0 75 • * - • t * t -5 »

:.:!i|:i::t::ü}Hi!:-•BJ!HJ|!

...^itipm

liHHtini.HH

HHiüS

*>» ^ , : t : ; : ; . , { , . . , ^to~ T i 4,. 4 4 4 • • ' J . 4 - 95-- f ~ p r95--t <-' ! 4 . * 4 » t- 4 4-*-. -4-4-4 4-4 + 4 ' ' 4 , . , , } . r r + 4 - 4 T • • • " - • ' • + - ' r ^ *"~M T T ^ T " ^ T '1^ f 4 4 - i , ; 4-4 I 4 4 - 4-.-r-f- -J--4 -4 * +- 4-*-*-t ' : ~J H-+4-+-- -~i -4—41 •+ -+-f 4 ' " ï ' f H t t t ' 1 i - . f f + .4 j i _ _ . ( , . , 4 , « J I I , 1 , 4 _ 4J• 1 4J• 4J• f 4J• 4 4 4 4J• ' f ' 4 * 4 j / T * t 4J• 4J• * 1 1 4 l 4J• -. -. -. -. -. -. - -. 1 ^ , lf-. i -. • -. -. -.

'"-t'/lM/;:]--:;

TÏT'llSh*. 1./,

IIÜIHH

; ; ; : i '-ï'H.fc : : H U t ? i ; f : H l : rrrtr 1 fopt | 4- £-*• • tj$v+ «- + i • -* ; - 4 -• f *• 4 - t - r - -*~+ + 4-4 - + r t . .i l i l f i ^ ^ Ö Ö J ^ H - i l Li LÏ'HT' *" • ^ H i i ^ E 'HK F H f 3 4 ^ 1 *+-* r' *» i.ï $ rf f ;-vr±: L - g ± ± ± 4 : i ^ £ + • i J r . ; r ï r

r ^ t i t t t Ö - E ï f ï t

mttei^wtm-

&t 'ixxttiit

m\m

'

u

üitlt

tat;p

• r t - t - 1 1 +

mm

f * T 4 t l - f ' ' . •'•

ïï-HUH:

44"-f"H-f—1-44-4-•-i-r-t i - 4 { 4 v *W.S. N.A.R 4- 2 , 8 S m i+t i L n : " " t t f | r r - r , _ . . . i j . , . ^ . - l . . . . i .4,.; . i | . 4 + , 4 4 M - 4 - ' -••- f - + i f ' i _ . „ . . n . p o m ; ; k n : ; } J ^ i ; . ; : n m 4 - , 4 - f ;W.S. N.A.P. 4- 3. 'Tt W.S. N.A.P. 4 2,65m i 4 -M.+4 f t t : 4"; 4.'. . . - : • '- . " . . . , • » . i f - t | 4 - . J-44 4-. 4-. 4-. : I I 4-. r 4-. t r w r s T ' N4-.A'4-.R + 3', sVnT", IV1 LI.

%z : M ; : 1: t:.:: t::: \: 1 : : : : : U t r t ï t : i 1 1 ; : f '4 1 ' 1 • 1 • ' - - ' • . ! - : • • 4 4 . . 4 t . - j . j , { I.

tt-rtri^trlTti;

; ; ; ; : : : : : 4 W . s . N.A.P. + 4 , 7 0 n i j ; ü . i ; 4 - i • " ' * f 0.2 0.4 0.6 0.8 V H , 1.0 ^.4 1.6 GOLFHOOGTEVERDELINGEN B'J VARIABELE WATERSTAND WATERLÖOPKUNOfG LABORATORIUM' M. 8 ^ 5 FÏG. 2 5

(49)

UI O g UJ o. u. _i O O _a .,X ^ +

„-^^^ + fr*-^ , *• n

„+

g ^ -

X-+ S I GNI FIC A NTE GOLFH ooc 3Tf X G OLF PE Rl< Dl 5E

II

II -lO - * 4 1 UJ 5 K O O

o

I

6 5

O O ui H < U u. z o

GOLFOPLOOP BU VARIABELE WATERSTAND

(50)
(51)
(52)

9 9 9 5 9 0 — 8 0

*V

O _i 0.6O O ü. 150 O O 4 0 i 3 0 2 0 4 O 0,1 AANLEGHOOGTE VO ORDAM P ' + 2 m 3. + 1m • • • * • * • » • • • • • • N.A.I ORDAM P ' + 2 m 3. + 1m i — — • — — N.A.P. _ _ _ _ _ N.A.P. - 2 m i ^ <

N>;

! X ^ ^ . - .

kv

^ *

v

SS

* ^ ^ ^ t ^^ + 9 + 1 0 + 1 1 + 1 2 + 1 3 + - 1 4 + 1 5 • ^ K R U I N H O O G T E t.o.v. N.A.P. ( m ) + 16 + 47

INVLOED AANLEGHOOGTE VOORDAM OP GOLFOPLOOP. DWARSPROFIEL C 7

Hs = 6,90m T=10.2sec

W.S. N.A.f? + 4,7O m

Cytaty

Powiązane dokumenty

This paper set out to disentangle the effects of the family you grew up in and the effects of the neighbourhoods you lived in on individual income later in life. The problem

Une traduction moderne anonyme rend bien l’idée principale d’Horace : « Si, dans un mauvais poète, je trouve deux ou trois passages plaisants, je m’étonne et j’admire ;

We meet a wide spectrum of CE in practice: from a simple appearance 

[r]

Jednym z uprawnień klienta jest prawo do wypowiedzenia stosunku pełnomoc­ nictwa procesowego. Może to nastąpić w formie pisemnej lub ustnej do protokołu rozprawy,

So according to Evagrius, in external, human knowledge, which can be re- ceived even by passionate people, the error is usually a mistake in reasoning, but in spiritual knowledge

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

The computed from the black box model terminal voltages might be used as inputs on which the linearized matrix of the voltage distribution factors applies and the vector of