• Nie Znaleziono Wyników

IJsverslag: Winter 1962-1963

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IJsverslag: Winter 1962-1963"

Copied!
71
0
0

Pełen tekst

(1)

IJSVERSLAG

WINTER

1962-1963

UITGEGEVEN DOOR DE RIJKSWATERSTAAT

BEWERKT DOOR DE DIRECTIE WATERHUISHOUDING EN WATERBEWEGING

AFDELING HYDROMETRIE

STAATSUITGEVERIJ - 'S·GRAVENHAGE - 1966

RIJKSWATERSTAAT

Dienst Binnenwateren RIZA

Maerlant 4-6

8224 AC

Postbus 17

(2)

Inhoud

Voorwoord 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5

Hoofdstuk I.ALGBIEEN OVERZICHT

§ 1 Het verloop van de winter 0 •

§ 2 Overzicht van de ijsbezetting 0

§ 3 Vergelijking tussen de winter 1962-1963en andere strenge winters.

7 7

12

13

Hoofdstuk Il. IJSBEZETIING EN SCHEEPVAARTMOGELIJKHEDEN

§ 1 De kanalen 0 0 0 0 0

§ 2 De grote rivieren 0 0 0 • 0 0 • 0

§ 3 IJsselmeer, Veluwemeer 0 0 0 0 0

§ 4 Noordzee, Waddenzee en zeearmen

16 16

18 21 22

Hoofdstuk In. IJSBEZETIING EN WATERSTANDEN OP DE GROTE RIVIEREN

§ 1 IJssel . 0 0 0 0 0 0 0 0 • • 0 0 0 0

§ 2 Lek, Neder-Rijn en Pannerdens Kanaal .

§ 3 Rijn, Waal en Merweden 0 • 0 • 0 0 0 •

§ 4 De drinkwatermoeilijkheden te Rotterdam

§ 5 Maas en Amer . . 0 0 0 0 • 0

§ 6 Overzicht van de ijsopstuwingen 0 0

24 24 28 32 37 40 41

Hoofdstuk IV.KUNSTMATIGE IJSOPRUIMING 46

Hoofdstuk VoIJSBERICHTGEVING 0 0 0 • 0 52

Hoofdstuk VI.ONDERZOEKINGEN, METINGEN EN PROEFNEMINGEN

§ 1 IJsonderzoekingen in het deltagebied 0

§ 2 Drijfijswaarnemingen van lichtschepen .

§ 3 Proeven met springstoffen 0 •

§ 4 Zoutbestrooiing . 0 0 0 0 • 0 0 0 0 •

§ 5 Proeven met luchtbellenscherm 0 0 0 0

§ 6 Onderzoekingen naar de coëfficiënt van De Chézy bij gesloten ijsdek .

§ 7 Onderzoekingen naar slibtransport en slibgehalte 0 0 0 0 0 0 0 • •

59 59 60 60 61 61 61 62

BIJLAGEN:

1 IJsbezetting en scheepvaartmogelijkheden in Groningen, Friesland, Drente en Overijssel 0 65

2 IJsbezetting en schccpvaartmogelijkhedenin Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en

Gelderland . 0 • 0 0 0 0 0 0 • 0 0 0 0 0 • • 0 0 0 0 0 • 0 • 0 • 0 0 0 0 65

3 IJsbezetting en scheepvaartmogelijkheden in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg 0 65

4 IJstoestanden op de grote rivieren 0 • 0 • 0 0 0 0 0 67

5 IJstoestanden op het IJsselmeer . 0 0 0 0 0 0 0 0 0 67

6 IJstoestanden op Noordzee, Waddenzee en zeearmen 0 69

7 Waterstanden en afvoeren op de IJssel 0 0 0 0 0 0 0 71

8 Waterstanden op de IJssel (grafiek). . . 0 • 0 73

9 Waterstanden en afvoeren op Pannerdens Kanaal, Neder-Rijn en Lek 75

10 Waterstanden op Pannerdens Kanaal, Neder-Rijn en Lek (grafiek). . . 77

11 Waterstanden, afvoeren en vervallen te Lobith en op de Waal tot Zaltbommel 79

12 Waterstanden op Boven-Rijn en Waal (grafiek)0 0 •••• 0 81

13 Waterstanden en afvoeren op de Maas van Visé tot Moerdijk 83

(3)

Voorwoord

Het voorliggende ijsverslag geeft een documentatie van de ijsbezetting, voor zover van belang voor de scheepvaart en de afvoer van opperwater. Deze documentatie bestaat uit tabellen, grafieken en beschrij-vingen, voorzien van toelichtingen, beschouwingen en verklaringen, ten einde deze gegevens beter toegankelijk te maken ten behoeve van scheepvaart, ijsbestrijding en beheer van de openbare wateren in toekomstige ijswinters.

Het verslag is samengesteld door de afdeling hydrometrie ter directie waterhuishouding en water-beweging. Daarbij is gebruik gemaakt van gegevens van het koninklijk nederlands meteorologisch instituut, van de ijskaarten van de nederlandse ijsberichtendienst en een groot aantal opgaven betreffende de ijstoestand op rivieren en kanalen.

Hoofd afdeling hydrometrie

(4)

Hoofdstuk I

ALGEMEEN OVERZICHT

§1 Het verloop van de winter

*

Samenvatting

De winter 1962-1963 was meteorologisch een der strengste sedert 1900. Reeds in de herfst van 1962 heerste gedurende enige tijd vorst, maar de eigenlijke winter begon op 20 december. Toen begon een periode, die tot in maart 1963 zou duren, waarin de temperaturen vrijwel voortdurend onder het vriespunt zouden zijn en soms zeer lage waarden aan zouden nemen.

Binnen enkele dagen waren alle kanalen en het Llsselmeer dichtgevroren, later gevolgd door de grote rivieren. In de tweede helft vanjanuari waren nog slechts de vaarwegen van de grote havens naar zee redelijk bevaarbaar.

In deze winter zijn grote hoeveelheden sneeuw gevallen waardoor het landverkeer werd ontwricht. Met

1941-1942 en 1946-1947 behoort deze winter tot de drie zwaarste sinds 1900. November. Deze maand was aan de droge en koude kant.

Tot en met 4 november viel er herhaaldelijk regen. Het tijdvak van 5 november tot de ochtend van 9 november werd gekenmerkt door zwakke, overwegend zuidelijke, wind en veel bewolking. De neerslag was van geen betekenis; 's nachts ontstond er plaatselijk mist die overdag minder werd of zich oploste. De temperatuur bleef boven normaal. Op 9 november breidde het gebied van hoge druk boven Rusland zich over Scandinavië uit, waardoor een verbinding ontstond met een nieuw gebied van hoge druk dat van de oceaan was gekomen. De wind draaide naar het oosten en de zeer vochtige lucht werd uit ons land verdreven door droge, koude lucht van het continent; dit ging aanvankelijk met motregen gepaard. Op 10 en 11 november bleef het geheel droog; op 12 en 13 november viel eerst wat sneeuw, die op 13 november in regen en motregen overging. Opnieuw werd vochtige lucht aangevoerd, waardoor op vele plaatsen mist ontstond. De temperatuur daalde in de nacht van 13 op 14 november tot beneden het vriespunt. In de nacht van 14 op 15 november breidde zich een koude stroming over ons land uit. Zware buien met hagel en natte sneeuw dreven het land binnen; op 15 en 16 november namen de wind en ook de buiïgheid geleidelijk af. Vóór 24 november bereikten nog 3 depressies west-Europa. De eerste bracht sneeuwen regen; op 20 november vooral veel sneeuw in Zuid-Holland. De temperatuur kwam op een steeds lager niveau.

In de nacht van 20 op 21 november vroor het in het binnenland algemeen. De tweede depressie, die op 21 november o~'ernoord-Irankrijk trok, bracht voornamelijk in de zuidelijke helft van het land sneeuw. In de daarop volgende nacht klaarde het op, waardoor de vorst zich over het gehele land uitbreidde. Op vele plaatsen ontstond mist. Vorst en mist handhaafden zich tot 24 november. Ook overdag kwam de tempera-tuur op de meeste plaatsen niet boven het vriespunt. Het waren voor november zeldzaam koude dagen.

De volgende depressie trok over de Noordzee naar het noordoosten. Met zuidelijke wind werd

betrekkelijk warme, zeer vochtige lucht aangevoerd, die in de nacht van 23 op 24 november de vorst verdreef. Dit ging met regen en natte sneeuw gepaard. Op tal van plaatsen werden de wegen glad. Van * Meteorologische gegevens zijn ontleend aan de "maandelijkse overzichten der weersgesteldheid", publikatie 94a van het KNMI

(5)

24 tot en met 29 november was het weer somber en veelal mistig of nevelig, doordat op 24 en 25 novem-ber een gebied van hoge druk van de oceaan naar de Britse eilanden trok en waar het gedurende de gehele laatste week van november bleef liggen. Vorst kwam niet voor. 30 november werd een zonnige dag. In de avonduren kwam het opnieuw tot vorst.

December. Dit was een koude en natte maand.

De eerste aeht dagen stond het weer onder invloed van een gebied van hoge druk.

IJsperiode A. Op 1december verplaatste dit zich langzaam OlW de Duitse Bocht in oostelijke richting;

de volgende dag kwam het boven centraal-Europa aan, waar het tot op8december bleef liggen. Langs de zuidelijke flank hiervan werd koude, droge lucht uit het oosten aangevoerd. Doordat er vrijwel geen bewal-king was, kon deze lucht 's nachts sterk afkoelen. In ons land vroor het dan ook bijnaiedere nacht. Overdag steeg de temperatuur vrijwel steeds tot boven het vriespunt.

Toen zich op 8 december bij de Azoren een groot gebied van hoge druk ontwikkelde, ontstond boven de oceaan een krachtige westelijke stroming, die zich tot en met 19 december over Nederland voortzette. Het weer was over: het algemeen somber. In de nacht van 15 op 16 december, toen een diepe depressie dicht langs de Waddenkust naar het oosten trok, heerste een zware storm. Tussen 8 en 19 december vielen herhaaldelijk grote hoeveelheden regen, soms ook sneeuwen hagel, met temperaturen over het algemeen boven de normale waarde voor de tijd van het jaar.

IJsperiode B. Doordat zich boren noord-Europa een krachtig gebied van hoge luchtdruk omwikkelde, kon de daar aanwezige koude lucht langzaam over west-Europa uitvloeien. In de middag van19december begon het in de noordelijke provincies reeds te vriezen en in de vroege morgen van 20 december was alleen Zeeland nog vrij van vorst.

Een nieuwe depressie verdreef op 20 en21december de koude lucht uit het grootste gedeelte van ons land, hetgeen met regen en natte sneeuw gepaard ging, maar in de avond van 21 december begon de koude lucht wederom over Nederland uit te vloeien. In de vroege ochtend van22december vroor het in het gehele land. Op 22, 23 en 24 december werd droge, zeer koude, lucht uit Polen en Rusland aangevoerd. Op eerste kerstdag stroomde koude lucht via de Noordzee 'laar ons land. Op26en27december dooide het plaatselijk aan de kust enige tijd; overal is het tot sneeuw gekomen. De wind draaide op28december naar het zuiden, doordat in de zeer koude lucht boven centraal-Europa een nieuw gebied van hoge druk ontstond. De vorst nam lI'eer toe. In de avond en nacht ontstond in de kustprovlncies een dichte mist. De mist werd op 29 december verdreven doordat op die dag de wind naar het oosten draaide. Boven Frankrijk drong warmere lucht van het zuiden uit binnen; op 30 december bevond het overgangsgebied tussen vorst en dooi zich ter, hoogte van België. Een kleine depressie, die in deze zone van grote tegenstellingen omstond, bracht' op 30 december veel sneeuw bij harde tot stormachtige wind. Op oudejaarsdag stak opnieuw een hardeoostelijke wind op, waardoor de sneeuw op tal van plaatsen begon te stuiven.

Januari. Dit was een zeldzaam koude en tevens zeer droge en zonnige maand.

Boven het Oostzeegebied en Duitsland bestond een krachtige oostelijke stroming, waarmede zeer koude lucht uit Rusland naar west-Europa werd gevoerd. De krachtige wind in ons land veroorzaakte op vele plaatsen moeilijkhedenvoor het verkeer door sneeuwverstuivingen. Op 1en2januari vroor het 5tot 12°C.

Op 3 en 4 januari drong geleidelijk warmere lucht tot over Nederland door, in het zuiden van het land ge-paard gaande met regen en motregen. In het noorden bleef het nog vriezen en viel veel sneeuw. Door de-pressie-activiteit draaide de wind naar het zuidwesten, waardoor het op5januari in het gehele land dooide en overal dichte mist ontstond. Op6januari ruimde de wind naar het noorden en daalde de temperatuur tot om het vriespunt; er viel nog een enkel sneeuwbuitje. Een gebied van hoge luchtdruk boren Groenland breidde zich naar zuid-Zweden uit en oefende van 7tot en met 12januari invloed op het lI'eer in ons land uit. De wind ruimde naar het oosten en wederom werd zeer koude lucht uit midden- en oost-Europa aangevoerd, waardoor het opnieuw begon te vriezen. Vooral van9tot en met 12januari was de vorst streng. Overdag vroor het tussen 5en 10°C,'s nachts tussen 10 en20° C. Van 13 tot en met de nacht van15op16januari

(6)

werd het weer in ons land beheerst door twee depressies, Op 13en 14januari viel er veel sneeuw. Doordat lucht over zee werd aangeroerd, verminderde de vorst. Op 14januari dooide het overdag in het gehele land. Op 15januari en in de daarop volgende nacht vielen opnieuw grote hoeveelheden sneeuw. Toen op 16 januari een depressie zich boven zuid-Duitslatul opvulde, werd een krachtig gebied mil hoge luchtdruk mn

betekenis, dat zich de vorige dagen boven Noorwegen had ontwikkeld. Tot op22januari, toen het boven Engeland aankwam, was de wind oostelijk. Doordat de luchtdruk ten zuiden van ons land op de nu volgende dagen lager werd, wakkerde de wind aan, waardoor op vele plaatsen de sneeuw ging stuiven, In de nacht van 17 op18en van21op 22januari, toen de wind korte tijd verminderde, werden plaatselijk temperaturen tussen-15 en -21° Cbereikt. Nadat op22januari het hogedrukgebied boven Engeland was aangekomen, nam de wind sterk af en draaide hij naar het noorden.

Dit duurde tot en met 25januari, De over de Noordzee aangevoerde lucht was minder koud en temperde de vorst, Overdag dooide het plaatselijkiïsnachts vormde zich meermalen mist of nevel. Op 26januari nam de wind wat toe door daling VGlIde luchtdruk boven de Oostzee en Polen. Enige fronten die met de

noordelijke stroming meegevoerd werden, brachten korte tijd regen of' natte sneeuw. Op 29 januari ruimde de .wind weer naar oostelijke richting ell voerde koudere lucht-aan; het begon weer harder te vriezen. De laatste drie dage;r van de maand sneeuwde het herhaaldelijk.vooral op de laatste avond van de maand. De temperatuur bewoog zich gedurende de laatste dagen van de maand over het algemeen tussen 0 en -10° C;in de nacht van 30 op31januari vroor het tijdens opklaringen evenwel plaatselijk meer danlû" C.

I"~

Februari. Dit was een zeer koude, tevens zonnige en droge maand.

Het centrale deelvan dit gebiéà vanhoge druk boven Groenland oefende invloed op het weer in Nederland uit. BOI'en het Oostzeegebied trokken telkens depressies in de richting van west-Europa, die in ons land herhaaldelijk sneeuw brachten,' grote hoeveelheden zijn daarbij nietgevallen.Des nachts vroor het plaatse-lijk ruim 10° C;overdag steeg de temperatuur over het algemeen tot dicht bij het vriespunt, Van 5tot en met 13februari was een depressiegebied ra'l betekenis voor het weer in ons land. Op5februari draaide de wind naar zuidoostelijke richting, waardoor koude luelrtriit 1centraal-Europa werd aangevoerd. Door de

vele opklaringen daalde de temperatuur 's nachts sterk en vormde zicil in de iiachten van s op 5 en van 5 op 6 februari dichte mist, die zich overdag op de meeste plaatsen oploste. De temperatuur bleef laag. De mist verdween nadat op6en 7februari de wind tijdelijk wat was toegenomen. Heifront van de depressie die over ons land trok, werd gevolgd door belangrijk zachtere luelrt niet op 8februari regen en ;,; het noorden van het land ook met bevroren regen. Nieuwe mistvorming was het gevolg'en ~letemperatuur liep tot boven het vriespunt op" Van:lO tot en met 13februari trok het gebied van lage druk mil de ingang vanhet Kanaal over België en Duitsland naar Polen, waarbij het van steeds minder betekenis werd. De wind draaide in deze dagen geleidelijk door oost naar noord, waardoor op11februari de koudere lucht naar ons land terugkeerde, hetgeen met regen en motregen gepaard ging. Op12en13februari viel veel sneeuw, vooral in de zuidelijke provincies. De temperatuur daalde weer tot waarden even onder het vriespunt. Een depressie die op 14 februari bij Ierland aankwam, werd voorafgegaan door een vrij krachtige rug van hoge luchtdruk, die op deze dag over ons land trok. De wind draaide vervolgens naar het zuiden en de temperatuur steeg weer tot boven het vriespunt. In de daarop volgende nacht klaarde het evenwel op, waardoor temperaturen van8tot

12' Conder het vriespunt werden bereikt. Van15tot en met IS februari trok de depressie dicht langs ons land naar Rusland. De wind draaide weer door oost naar noord, waarbij herhaaldelijk lichte sneeuw viel. De temperatuur bevond zich meestal dicht onder het vriespunt, slecfrts op enkele plaatsen dooide het overdag een weinig. Op 19februari werd de wind zuidoost. Gedurende de volgende twee dagen draaide deze weer geleidelijk naar het noordoosten waarbij enkele malen wat zeer lichte sneeuw viel. De temperatuur kwam

'snachts op een lager niveau, waardoor zich tussen 18en 20 februari hier en daar mist vormde. Op 21 februari begon de luchtdruk in west-Europa aanzienlijk te stijgen. Boven ons land vormde zich de volgende . dag een gebied van hoge luchtdruk, dat tot het einde van de maand het weer bepaalde. Overdag was het zeer zonnig, waarbij de temperatuur tot om het vriespunt opliep; tot27februari vroor het 's nachts evenwel tussen 10 en 20° C, waarbij herhaaldelijk mist ontstond. lIet zwaartepunt vanhet gebied van hoge druk verplaatste zich op27februari naar zuid-Zweden. De wind werd oostelijk en nam daarbij wat toe. Zowel in de nacht ran27op28februari, als in die van28februari op1maart, werd de vorst daardoor enigszins getemperd en kon er geen mist ontstaan,

9

(7)

Maart. Deze maand was vrij somber en vrij nat en daarbij gemiddeld een weinig aan de koude kant.

Gedurende de eerste vier dagen van de maand verplaatste het krachtige gebied van hoge druk, dat zich op 1 maart ten noordoosten van Nederland bevond, zich geleidelijk over Duitsland naar de Alpen. 's Nachts vroor het orer het algemeen tussen 5 en 15° C; overdag kwam de temperatuur onder invloed van de sterker wordende zonnestraling van dag tot dag steeds meer boren het vriespunt. Op 1maart dooide het in de middag slechts enkele graden; op 4 maart werden over het algemeen temperaturen van 7 tot 10° C bereikt.

Te beginnen met 5maart werd het weer in ons land beheerst door een omvangrijk gebied van lage luchtdruk, dat in het zeegebied ten zuiden van Groenland gelegen was. Het breidde zich, mede onder invloed van de grote depressie-activiteit boven de oceaan, steeds verder naar het oosten uit. Langs de zuidoostelijke flank VGI/ dit

lage drukgebied werd warme lucht uit de subtropen naar Europa geroerd; deze bereikte op 5 maart ook ons land. De wind draaide naar zuidwest en nam toe. Aan de reeds in december begonnen ijsperiode kwam daardoor een einde. Op 8 maart was het sneeuwdek vrijwel gelteel verdwenen.

Van 10 tot en met 18 maart viel er herhaaldelijk vrij veel regen. Met uitzondering van 11 en 12 maart was de temperatuur in het tijdvak van 5 tot en met 18 maart aan de hoge kant voor de tijd van het jaar. De wind die op 19 maart zwak en veranderlijk was, waardoor plaatselijk mist ontstond, draaide op 20

maart door het oosten naar het noorden waardoor steeds koudere lucht uit centraal-Europa werd

aan-gevoerd. Van 21 tot en met 23 maart sneeuwde het enkele malen. De temperatuur daalde en kwam op 21,22 en 23 maart over het algemeen dicht bij het vriespunt. In de nacht van 24 op 25 maart bereikte een vrij koude luchtstroming ons land, waarbij de wind naar zuidwest draaide en daarbij tijdelijk sterker was. In de periode van 25 tot en met28 maart viel er herhaaldelijk regen. De temperatuur steeg overdag weer tot omstreeks 10° C; het bleef derhalve te koud voor de tijd van hetjaar, Op de laatste drie dagen van de maand regende en motregende het herhaaldelijk. De wind was op 29 en 30 maart zeer veranderlijk maar werd op 31 maart noordelijk, waardoor opnieuw koudere lucht werd aangevoerd die uit Scandinavië afkomstig was. Op de laatste dag van de maand kwam de temperatuur in het gehele land nict boven de 5° C.

. Een overzicht van de winter geeft figuur I, waarin is opgenomen een grafische voorstelling van de voornaamste meteorologische gegevens (luchtdruk, temperatuur, neerslag, windrichting en windsnel-heid) te De Bilt.

Gemiddeld waren al de wintermaanden kouder dan normaal. Vooral in de maanden december 1962, januari en februari 1963 was de gemiddelde temperatuur belangrijk lager dan normaal.

Een overzicht van de maandelijkse afwijkingen van de over een tijdvak van 30 jaren berekende nor-male waarden geeft onderstaand staatje:

maand Den Helder Eelde DeDilt Vlissingen Vliegveld . gemiddelde

z.-Limburg van deze 5 stations november 1962 -1.8 -1.8 -1.7 -1.4 -1.4 -1.6 december 1962 -3.1 -4.0 -3.7 -2.8 -3.1 -3.3 januari 1963 -6.6 -7.1 -6.9 -7.0 -7.0 -6.9 februari 1963 -5.9 -6.6 -5.2 -5.6 -5.5 -5.8 maart 1963 -1.4 -0.8 -OA -1.1 0 -0.7

tabel 1 Afwijkingen in graden Celsius van de gemiddelde maandelijkse temperatuur

De duur van de ijswinter (van Idecember 1962 tot en met 4 maart 1963) bedroeg voor De Bilt in

meteorologisch opzicht 94 dagen, waarvan 85 vorstdagen (minimumtemperatuur onder 0° C) en 42

ijsdagen (maximumtemperatuur onder 0°C),terwijl op 25 dagen de minimumtemperatuur onder _10° C

kwam (zeer koude dagen).

Een gedetailleerd overzicht van het aantal vorst- en ijsdagen gedurende november tot en met maart voor de vijfhoofdstations geeft tabel 2.

(8)

::> ~ <:

...

-:::

'"

8

ê.

o ~, ~ go ~ 9

aS

ri.Q"'" El.E5 n zt- :r-....Q ::3 ~ ~ ~ ~ ~ ~

3 ~

5' tl ~ ::3

...

ö tj o c:l IJ'> =.: l3 .... t;; ::E ~ ::E NOVEMBER

J

'DECEMBER 1962 1963 JANUARI FEBRUARI MAART

I 5 10 15 2<:l 25 1 1 5 la 15 25 30_ 5 1 15 ,2, 2 5 la IS

9

2~ 3 -,

:H-

-\t

.. I _.

~:

I - _'\ I ï , , ~ Ir

J

, 1.

rIl- -

I I

\t

CHTD K . :: H-I- Y1\ I

ffi--II1 11' I ) 11 - I -, -, '

.-tt

- -- - It-t II I

, ' TEMPERATUUR OER LUCHT I I

I r , I ,

-

I I I , I J:t:'

;:L."ï1

Qi

II I -;,; I , I

:++

I J -~~P(Q.Jo~'~ ~ : H- rr êQlJ ~: ' --T --:J!>PtltrODt I IIn.,.., iB:: ~ ,

It-

I I

;~::

:H+ 1+

NEERSLAG E SN

Tf

W

-\-

' II ,- I T -- I I I 1_

:!-4- .

I

'f

I I c-H- .

:+ :

1+

-, .. I I I '1 1- I' ,SNEeuw '**' *,***

.

..

11"' *:.'*..:

...

..

~*** ' I *.-:oW'lt'lt**.., .. ' *.,** ...**w'*

'*

I * I N

.

.

I'~

~r.'NG

I~l

rr~'

.,, -1-11

~Ht

tm::~-

H+

lli

I( 11' I ;.;. ,

-

. "1'?...L L'·

",' I 1I IY

rrrn

J:Il'fll- I,., I I Ir ~ I 1 ro.~ '" hl,

l~il

.

I1 ' -!-. I I

n·-

.. I I !(ti

'Im

H- -'P' I r -1111 I, I I I I ,I I I ~. ( I - -t-i-' -I, I II I I II '11 I WINQ

,:!fr11

H

1

0 fT I -- I II

:-rl-

00ï++

rl-

.i

I I "

Ufr

I I 'n rf-j; , .rr , J ' ~I El ' I,~ ; ~"'II II

~n

JHI- k~+~

fi~;jf-

0

'"

, ,I

n

(4

ri" . 11n' tt

-I '1' I t 5 10 IS 20 25

I

5 la 15 20 25' 30 S 10 !5 20 25 30 5 la 15 2O~s Sla 152025 30 1030 1010 990 970 20 10 o § ~ IJ -20 ·10 2S 20 15 io S o IJ' ;;,:

8

ä: ti o ,z W N 20 is .10 0; o u " ~ E 1030 1010 990 970 20 10 _MAX. _GEM. -MIN. -10 .20 25 20 IS 10 S o ti o z W ti 20 IS 10 5 o

(9)

weerstation november 1962 december 1962 januari 1963 februari 1963 maart 1963 totaal vorst- ijs· vorst- ijs- vorst- ijs- vorst- ijs- vorst- ijs- vorst- ijs· dagen dagen dagen dagen dagen dagen dagen dagen dagen dagen dagen dagen

Den Helder 5 0 19 7 31 20 28 19 6 1 89 47 Eelde 13 2 23 11 31 21 28 23 11 0 106 57 De Bilt 9 2 24 10 30 19 27 13 7 0 97 44 Vlissingen . 3 0 16 9 29 20 27 15 5 0 80 44 Vliegveld Zuid-Limburg 9 0 20 7 30 25 26 16 7 0 92 48

tabel 2 Overzicht van het aantal vorst- en ijsdagen (vorstdag: minimumtemperatuur onder 0' C) (ijsdag : maximumtemperatuur onder 0' C)

§2 Overzicht van de ijsbezetting

In figuur 2 is het globale verloop van de winter aangegeven door de kromme van de gemiddc1de tem-peraturen en de kromme van de dagelijkse minimumtemtem-peraturen voor De Bilt, ontleend aan figuur 1. Tevens is aangegeven de duur van de ijsbezetting op de voornaamste wateren.

figuur 2 Het verloop van de winter

In november 1962 kwam de minimumtemperatuur zo nu en dan enkc1e graden onder het nulpunt.

Dit had tot gevolg dat op het Veluwemeer in de periode van 22 tot en met 25 november sprake was van lichte ijsvorming. Op 25 november steeg de temperatuur weer en verdween het ijs van het Vc1uwemeer.

Op 3 december (ijsperiode A) werd van de vaarwegen in de drie noordelijke provincies ijs gemeld. Dit was het begin van de eerste feitc1ijke ijsperiode in deze winter. Reeds op 6 december kwam ook ijs voor op de kanalen in het westen en zuiden van het land. Dit handhaafde zich tot 10 december, waarna het weer snc1 afnam en na 11 december was van ijs geen sprake meer. Behalve op enige kleine kanalen was het ijs van geringe betekenis.

Het duurde daarna tot 22 december voor opnieuw ijsvorming optrad (ijsperiode B). Op deze datum werd weer ijs gemeld van de kleine kanalen in het noordoosten van het land. De tweede ijsperiode van deze winter werd hiermede ingeluid en zou van lange duur zijn. Het ijs nam snc1toe. Reeds op 24 deccm-ber manifesteerde het zich op de meeste kanalen. Pas op 8 maart begon het ijs op de kanalen langzaam af te nemen. Eerst in het zuiden en westen van het land. Op 12 maart kwam alleen nog op de kleine kanalen in het noorden en oosten van het land vast ijs voor. Na 17 maart was ook dit verminderd tot drijfijs en daarna snel verdwenen.

Ook op het IJssc1meer was de ijstoestand zeer ongunstig. Behoudens hier en daar aan de oostoever was er op 24 december reeds sprake van vast ijs. Dit handhaafde zich hier tot 18 maart 1963.

Van de grote rivieren vertoonde zich vast ijs op de IJssel vanaf I januari tot 23 februari. (In het Keteldiep was nog vast ijs tot 24 februari.) Op Neder-Rijn en Lek kwam vast ijs voor vanaf 1 tot en met 7 januari, 13januari en 15januari tot en met 13 februari. Het ijs op de Waal was vast vanaf 18januari tot en met 12 februari. Op de Maas kwam vast ijs voor op het gedeelte beneden Arcen en WeU, in hoofdzaak tussen Grave en Lith (Grave 2, 20 tot en met 29 januari, Ravenstein 2, 20 tot en met 30

(10)

januari, Oijen I, 2, 19 tot en met 31 januari en I, 7, 8 en 11 februari, Lith 1, 18 tot en met 31 januari en I tot en met 10, 12 en 13 februari). In totaal kwam ergens op de Maas 29 dagen vastijs voor, nl. op 1 en 2 januari en van 18januari tot en met 13 februari.

In de Waddenzee trad in ijsperiode A hier en daar enige ijsvorming op.

In ijsperiode B verscheen op 22 december in de Dollard licht vast ijs. Reeds op 24 december kwam in de gehele Waddenzee ijs voor. Vanaf 2 januari was er sprake van zware ijsgang. Dit handhaafde zich tot ongeveer 19 februari. Op deze dag trad in de ijstoestand tussen het vaste land en de eilanden Texel, Vlieland en Terschelling enige verbetering op. Tussen de provincies Friesland en Groningen en de eilanden Ameland en Schiermonnikoog, de Lauwerszee en in de Dollard was de ijstoestand nog onver-anderd zwaar. Het duurde nog tot 9 maart, voordat ook hier verbetering optrad. Op 12 maart kwam al-leen nog enig, in hoofdzaak, licht ijs voor in de Eems en de Dollard.

Op de zeearmen trad op 26 december (ijsperiode B) lichte ijsvorming op, het eerst in het Hollands Diep, het Hellegat, Volkerak, Krammer en het Zijpe. Het ijs nam langzaam toe en op 3 januari kwam op de meeste zeearmen zwaar drijfijs voor. De scheepvaart op de vaarweg van Rotterdam naar België ondervond veel moeilijkheden en was zelfs geruime tijd onmogelijk. Deze ongunstige toestand duurde tot 14 februari. Daarna trad er een langzame verbetering in. Op 8 maart was het ijs op al de zeearmen zo goed als verdwenen.

§ 3 Vergelijking tussen de winter 1962-1963 en andere strenge winters

Ter beoordeling van de zwaarte van de winter 1962-1963 kunnen twee criteria worden aangelegd: I door vergelijking met andere winters naar meteorologische gegevens;

II door vergelijking van de ijsbezetting met die in andere zware winters.

Ter beoordeling van de zwaarte van de winter in meteorologisch opzicht wordt verwezen naar onder-staande tabel, waarin tussen de diverse strenge winters een vergelijking is gemaakt ten aanzien van de

duur van de meteorologische ijswinter, het aantal vorstdagen (minimumtemperatuur lager dan 0° C),

het aantal ijsdagen (maximumtemperatuur lager dan 0° C) en het aantal zeer koude dagen, waarbij

temperaturen lager dan -100 C werden bereikt.

winter duur ijs- rang aantal rang aantal rang aantal rang karakter- rang

winter in vorst- ijsdagen zeer getal

dagen dagen koude

dagen 1916-17 76 5 58 6 19 7 13 7 -201 7 1928-29 98 1 85 2* 25 6* 16 6 -323 5 1939-40 68 6 62 5 38 4 18 5** -408 4 1941-42 79 4 79 3 40 3 20 3* -465 2 1946-47 92 3 77 4 48 1 20 2* -489 1 1953-54 64 7 46 7 16 8 11 8 -125 8 1955-56 52 8 43 8 25 5* 18 4** -278 6 1962-63 94 2 85 1* 42 2 25 1 -456 3

*of **zijn in rangorde gelijk

tabel 3 Rangschikking van enige winters naar verschillende meteorologische criteria

Elk dezer gegevens kan worden gehanteerd om een meteorologische rangorde van deze winter op te stellen. Men komt in dit geval tot vijf mogelijke rangorden. Deze vijf rangorden zijn niet gelijkluidend. Wel blijkt, dat de winters 1916-1917 en 1953-1954 de minst zware van deze 8 winters kunnen worden

genoemd. De overige 6 vertonen elk aspecten, waardoor zij om de voorrang om de zwaarste of bijna

de zwaarste dingen.

Een nadere toelichting verdient het begrip "karaktergetal". Men bepaalt het voor iedere vorstdag

geldende verschil tussen de normale temperatuur en de gemiddelde etmaaltemperatuur. Het

karakter-getal is het totaal van deze verschillen over de duur van de eigenlijke vorstperiode. Zo is voor de winter 1962-1963 alleen de periode B in aanmerking genomen. Deze duurde 72 dagen; het gemiddelde verschil

(11)

winter november december januari

datum en plaats datum en plaats datum en plaats

temp. in

oe

temp. in

oe

temp. in

oe

1916-17 17 -6.0 Oudenbosch 21 - 4.0 Avereest 26 -14.0 Winterswijk 1928-29 10 -6.7 Warnsveld 16 -10.6 Sittard 18 -18.1 Wijster 1939-40 22 -4.1 {RottumWijster 28 -14.4 Rottum 23 -20.8 Sittard 1941-42 16 -7.2 Rottum 29 -12.8 Winterswijk 27 -27.4 Winterswijk 1946-47 9 -2.5 Vliegveld 21 -18.1 Castricum 29 -16.3 Oudewetering

zuid-Limburg

1953-54 24 -7.6 Epen (L.) 31 - 7.2 Twente 6 -14.3 Epen (L.)

1955-56 2 -5.6 Epen (L.) 13 - 6.9 Wierum 31 -12.5 Epen (L.)

1962-63 22 -8.0 Venlo 26 -14.5 Haamstede 18 -20.8 Joure

De laagste temperatuur van deze winters is -27.4

oe

(winter 1941-42), de laagste temperatuur van de winter 1962-63 - 20.8

oe.

bedroeg -6.3° C. Het voordeel van het karaktergetal boven de andere criteria bestaat hierin, dat in dit getal zowel de duur als de temperaturen zijn verwerkt.

Uit de in de staat vermelde rangorde blijkt, dat de winter 1962-1963 in ieder geval tot de 3 strengste winters van de eerste 60 jaren van de 20e eeuw behoort. De laagst voorgekomen temperaturen zijn niet extreem geweest. Dit blijkt uit tabel 4. De laagste temperatuur kwam voor op 18januari 1963 te Joure

en bedroeg -20.8° C. Hiermee werd het record van 27 januari 1942 te Winterswijk van -27,4° C nog

lang niet bereikt.

In het kader van dit verslag dient de zwaarte van de winter niet naar meteorologische kenmerken, doch naar de zwaarte van de ijsbezetting te worden beoordeeld.

Wordt als criterium gesteld het aantal dagen, waarbij op de verschillende wateren vast ijs optrad, dan ontstaat een geheel ander beeld. In de volgende tabel is een en ander weergegeven.

aantal dagen vast ijs.

winter Ilsscl- rang meer

grote rang kanalen

IJssel rang Waal rang Neder- rang Rijn· Lek Maas rang 1916-17 69* 5 60" 5 27 7 23 6 24 6 24 4 1928-29 93* 2 83" 2 39 5 30 4 25 5 22 5 1939-40 68 6 56 6 55 3 50 1 47 3 21 6 1941-42 72 4 62 4 59 2 38 3 55 2 47 1 1946-47 tOo 1 91 1 81 1 38 2 57 1 37 2 1953-54 37 7 26 8 27 6 16 7 22 7 17 8 1955-56 34 8 33 7 22

,

8 7 8 18 8 19 7 1962-63 84 3 76 3 51 4 25 5 38 4 27 3 1916-17 1941-42 1953-54 1946-47 gelijk gelijk * verhoogd met 25% wegens afsluiting Zuiderzee

.. geschat; juiste gegevens niet bekend tabel 5 Rangorde aantal dagen vast ijs

Deze tabel geeft het aantal dagen vast ijs op de belangrijkste scheepvaartwegen en op het IJsselmeer voor dezelfde winters als in de tabel van de meteorologische omstandigheden zijn vermeld. Ook zijn hier aan de winters rangnummers toegekend.

Voor de winters 1916-1917 en 1928-1929 bedroegen de werkelijke cijfers van het aantal dagen ijs-bezetting op de toenmalige Zuiderzee respectievelijk 55 en 74. Uit een vergelijkend onderzoek is geble-ken, dat als gevolg van de afsluiting de duur van de ijsbezetting met 25% is toegenomen. Op grond hier-van zijn bovengenoemde cijfers verhoogd tot respectievelijk 69 en 93 dagen.

Van de kanalen zijn voor de winters 1916-1917 en 1928-1929 geen cijfers beschikbaar. De in de tabel

(12)

r---,...---

-februari maart

datum en plaats datumcn plaats

temp. in

oe

temp. in

oe

3 -19.6 Maastricht 7 - 9.0 {Groningcn Avcreest 14 -21.5 Winterswijk I -14.5 Winterswijk 13 -24.1 Winterswijk 15 - 7.6 Wijstcr 8 -20.2 Winterswijk 6 -12.2 Groningen 24 -18.4 Eelde 3 -16.9 Staveren 1 -15.9 Epen (L.) I - 4.2 Staveren 16 -26.8 Uithuizcrmedum 8 - 6.2 Witteveen

25 -19.2 Eelde 3 - 17.6 Spijk (Gr.) tabcl4 Enige in ons land gemeten minimumtcmpcraturcn

opgenomen cijfers zijn afgeleid uit de geconstateerde correlatie tussen de in de andere winters opgetreden ijsbezetting op respectievelijk het IJsselmeer en de kanalen. Op grond hiervan werd aan de winter 1916-1917 het rangnummer 5 gegeven en aan de winter 1928-1929 het rangnummer 2.

De winter 1962-1963 krijgt voor de ijsbezetting op het IJsselmeer en op de kanalen het rangnummer 3. Uit de rangnummers op grond van de meteorologische factoren blijkt, dat ook het karaktergetal een rangnummer 3 oplevert. De volgorde van de andere winters ligt meteorologisch echter anders dan op grond van de ijsbezetting.

Voor de rivieren blijkt het volgende. Voor de ijsbezetting op de Maas geldt rangnummer 3, wat praktisch in overeenstemming is met IJsselmeer en kanalen. IJssel, Neder-Rijn-Lek en Waal geven echter rangnummers van respectievelijk 4, 4 en 5. Hiermede lijkt de winter 1962-1963 dus wel sterk zijn uit-zonderlijke plaats te verliezen. Men dient echter te bedenken, dat de sterke industrialisatie van het Rijn-gebied, zowel het chloorgehalte, als de temperatuur van het Rijnwater sterk heeft opgevoerd. Deze oor-zaken zullen de ijsvorming in sterke mate belemmerd hebben.

De gevonden rangnummers voor IJssel, Waal en Neder-Rijn-Lek geven dus geen juist beeld van de plaats van de winter.

De duur van de ijsbezetting op kanalen en IJsselmeer is in de eerste plaats afhankelijk van de duur van de vorstperiode, niet van de minimumtemperaturen.

De meest betrouwbare indicatie is de duur van de ijsbezetting op de Maas.

Resumerend kan men de plaats van de winter 1962-1963 in de rij van strenge winters op grond van meteorologische factoren stellen op nr. 3 (na 1946-1947 en 1941-1942). Ook op grond van de duur van de ijsbezetting, waarbij als maatstaf de Maas is aangehouden, komt de winter 1962-1963 op de 3e plaats (na 1941-1942 en 1946-~947).

(13)

Hoofdstuk II

IJSBEZETTING EN SCHEEPVAARTMOGELIJKHEDEN

§I De kanalen

Een gedetailleerd overzicht van de ijsbezelting en de scheepvaartmogelijkheden voor de binnenvaart op de kanalen is dag voor dag aangegeven in:

bijlage 1: Groningen, Friesland, Drente en Overijssel;

bijlage 2: Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland; bijlage 3: Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

In Groningen, Friesland, Drente en Overijssel (bijlage 1) kwam op de kanalen van 3 tot en met 11 december (ijsperiode A) ijs voor. De scheepvaart ondervond hiervan weinig hinder. Alleen op de vaar-weg naar Staveren. de Houkesloot en op de kleine kanalen is de vaart een enkele dag moeilijk geweest. Op 19 december viel de vorst opnieuw in (ijsperiode B). Reeds op 23 december was op de meeste kanalen in deze provincies geen vaart meer mogelijk. Op de grote kanalen duurde dit tot 12 maart. Op de kleine kanalen was pas na 17 maart weer vaart mogelijk.

Op het Eemskanaal is de vaart niet gestremd geweest. De vaart bleef hier mogelijk door de activiteiten

van een ijsbreker.

Op het Eemskanaal was de vaart wel moeilijk, maar niet gestremd

(14)

De gemiddelde duur van de stremming bedroeg in de vier noordelijke provincies 70 dagen. Het

kortst gestremd was de Willemsvaart bij Zwolle, DI. van 3 tot en met 6 januari en van 11 januari tot en

met II februari, dat wil zeggen gedurende in totaal 36 dagen. De langste stremming heerste op de vaar-weg naar Sta veren met 80 dagen.

De kleinere kanalen zijn gemiddeld gedurende 85 dagen gestremd geweest.

In de provincie Friesland werd op 24 december 1962 te 18.00 uur een vaarverbod ingesteld. De gas-boeien werden opgenomen. Ingaande maandag 7 januari 1963 te 6.00 uur werd dit verbod weer

inge-trokken, maar op J2 januari werd het weer van kracht.

Alhoewel op al de Friese kanalen vast ijs voorkwam, werd ingaande 29 januari het vaarverbod opge-heven, zulks in verband met de hoge waterstand op de Friese boezem, die afstroming noodzakelijk maakte. In de provincie Drente was een vaarverbod van kracht van 23 december tot en met 17 maart.

In Noord-Holland, Zuid-HoUand, Utrecht en Gelderland (hijlage 2) werd op de kanalen in de ijs-periode A ijs aangetroffen tussen 5 en 9 december. Dit ijs leverde voor de scheepvaart nergens hinder op. Op 23 december begon zich opnieuw ijs te vormen (ijsperiode B). Reeds na enige dagen waren veel kanalen onbevaarbaar. De gemiddelde duur van de stremming bedroeg in de vier middenprovincies voor de grote kanalen 64 dagen, met als minimum het Noorderbuitenspaarne met zijkanaal C (42 dagen) en als maximum het Balgzandkanaal (78 dagen). De kleine kanalen waren gedurende 77 dagen gestremd. De grootste kanalen, te weten het Noordzeekanaal, de zaan en het Amsterdam-Rijnkanaal. zijn niet gestremd geweest, al leverde het zware drijfijs veel last op voor de scheepvaart. Op deze kanalen is veel

vaart van grote schepen, die in samenwerking met ijsbrekers vastzetten van het ijs voorkwamen.

Het gelukt de .Dieuwertie Goedkoop" niet het ijs in de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder Ie breken

In Zeeland, Noord-Brabant en Limburg (bijlage 3) trad in ijsperiode A op enige kanalen tussen 6 en 9 december licht ijs op. Voor de scheepvaart beeft dit geen binder opgeleverd.

Op 24 december vormde zich opnieuw ijs op de kanalen in deze provincies (ijsperiode B). Op de kleine

17

(15)

kanalen was na 25 deeember geen vaart mogelijk. Na 29 december raakten ook de grotere kanalen ge-stremd.

Gemiddeld is de duur van de stremming op de grote kanalen in de drie zuidelijke provincies 58 dagen geweest met als minimum de Donge (31 dagen) en als maximum het Wilhelminakanaal (70 dagen). Op de kleinere kanalen bedroeg de stremming gemiddeld 76 dagen.

Het kanaal Gent-Terneuzen is niet gestremd geweest.

Op het Wilhelminakanaal is een vaarverbod van kraeht geweest van 2 tot en met 6 januari en van 9 januari tot en met 5 maart. Op het Julianakanaal begon zich op 27 december hier en daar een dunne

ijs-laag te vormen van Limmel.tot Maasbracht.

Bij het schutten door de sluizen te Bom, Roosteren en Maasbracht werd van 30 december tot 4 januari reeds zodanig hinder van het ijs ondervonden, dat het schutten door die sluizen moest worden gestaakt. Van 4 januari tot 11januari kon, toen de temperatuur van het Maaswater bij de stuw te Borgharen steeg boven 20

C, hoewel met vertraging, weer worden geschut.

Op 11januari daalde de temperatuur van het Maaswater bij de stuw te Dorgharen tot 1,60

C. Het schutten door de sluizen van het Julianakanaal moest op die datum weer worden gestaakt. Op het Juliariakanaal werd reeds op 7 januari tussen Elslo en Obbicht veel drijfijs aangetroffen. Op 8januari bevond zich in het kanaal te Stein en te Bom veel pakijs, doch hier was het kanaal toen nog vrij goed bevaarbaar. Op 10januari werd tussen Itteren en Elslo drijfijs en tussen E1slo en Stein veel pakijs waargenomen. Het sehutten door alle sluizen ondervond op de vermelde data van het ijs reeds veel hinder.

Van 11 januari tot 19 februari was het Julianakanaal, door de dikke ijslaag op het wateroppervlak, onbevaarbaar en was het schutten door de sluizen van het kanaal niet meer mogelijk.

Op 18 en 19 februari kon met het schutten door de sluizen weer een aanvang worden gemaakt, hoewel

het kanaal beneden Dom toen nog moeilijk bevaarbaar was. Ophet gedeelte van het kanaal boven Bom

was de scheepvaart na 19 februari weer volledig mogelijk. Met het schutten van schepen door de sluizen te Sint-Pieter en in het Bosseveld werd reeds op 12 februari een begin gemaakt.

Op 2 maart 1963 werd een aanvang gemaakt met het varen op het Julianakanaal in één richting

(2 achtereenvolgende dagen op- en 2 achtereenvolgende dagen afvaart).

Na 11 maart kon de scheepvaart op het Jullunakanaal weer normaal plaatsvinden.

Overziet men de toestand op de kanalen, dan blijkt, dat aan het begin van ijsperiode B het ijs zich nagenoeg gelijktijdig in het gehele land manifesteerde. In de volgende tabel zijn de begin- en einddata van de ijsbezetting van de verschillende delen van het land samengevat.

grote kanalen kleine kanalen

eerste ijs op laatste ijs op eerste ijs op laatste ijs op

1 noorden 23 december 20 maart 22 december 20 maart 2 midden 23 december 16 maart 23 december 17 maart 3 zuiden 24 december 16 maart 24 december 16 maart tabel 6 Begin en einddata ijsbezetting op de kanalen

De duur van de ijsbezetting blijkt uit de volgende tabel.

grote kanalen kleine kanalen 1 noorden 2 midden 3 zuiden 70 64 58 85 77 76 tabel 7 Duur ijsbezetting op de kanalen

§2 De grote rivieren

In bijlage 4 is een overzicht gegeven van de ijstoestand op de grote rivieren.

Het eerste ijs verscheen in de Ketelmond op23 december. Op 27 en 28 december kwam licht drijfijs

(16)

voor op de Lek en de Noord. Op 30 december was drijfijs aanwezig op de Rijn, de Waal, de Neder-Rijn en de IJssel, de dag daarna gevolgd door de Maas, de Bergse Maas en de Amer.

Het ijs nam spoedig toe in zwaarte en zette zich na enige tijd vast. De data van de vaste ijsbezetting zijn samengevat in het volgende overzicht.

rivier bezetting met vast ijs

IJssel I januari 22 februari

Neder-Rijn 17 januari 13 februari Lek, gedeelte 1 januari 2 januari

Wijk bij Duurstede 4 januari 7 januari Vreeswijk '13 januari

15 januari 30 januari Lek, gedeelte

Vreeswijk-Krimpen 19 januari 22 januari Nieuwe Maas, gedeelte

Krimpen-Rotterdam 19 januari 22 januari

Waal 18 januari 12 februari

Boven-Merwede 18 januari 25 januari Beneden- Merwede 22 januari 8 februari

Oude Maas 30 december

1 januari 2 januari 7 januari 9 januari 11 januari 14 februari

Noord 18 januari 24 januari

Dordtse Kil 18 januari 22 januari Nieuwe Merwede 2 januari

18 januari 21 januari 24 januari 25 januari

Maas 14 januari 15 januari

17 januari 18 januari 21 januari 8 februari 10 februari 12 februari Bergse Maas 1 januari

13 januari

19 januari 23 januari

Amer 19 januari 23 januari

tabel 8 Duur van de vaste ijsbezetting op de grote rivieren

Op de Nederlandse rivieren zijn geen vaarverboden van kracht geweest. Dit was wel het geval met de Rijn in Duitsland. In figuur 3 is weergegeven op welke trajecten gedurende welke tijd en voor welke vaarrichting het verbod van toepassing was.

De Maas eiste, als gestuwde rivier, bijzondere maatregelen.

De temperatuur van het water bij de stuw te Borgharen daalde op 11januari tot 1,60

C. Op deze dag werd de stuw te Linne gestreken. De scheepvaart op de gekanaliseerde Maas beneden Maasbracht en op het riviergedeelte gelegen tussen kmr 57.000 en de uitmonding in de rivier van het benedentoelei-dingskanaaI naar de sluis te Maasbracht werd daardoor gestremd. Op 13januari was een kort gedeelte van de Maas boven de stuw te Borgharen geheel dichtgevroren. De gekanaliseerde Maas boven kmr 15 was toen nog ijsvrij.

Op 18 januari begon zich op de gekanaliseerde Maas te Maastricht hier en daar een dunne laag ijs van ca. 1 cm dikte te vormen, vooral tussen de beide verkeersbruggen en tussen de Wilhelminabrug en de sluis te Limmel. De scheepvaart op de Maas te Maastricht lag, in verband met het dichtvriezen van de kanalen rond Maastricht en van het Julianakanaal, van 11januari tot 19 februari vrijwel geheel stil.

Met het schutten door de sluizen te Sint-Pieter en in het Bosseveld werd toen nog weinig hinder van ijs ondervonden. Hierdoor was het mogelijk op 11 en 18januari nog enkele schepen door deze sluizen te schutten. Op 19januari moest ook het schutten door deze sluizen worden gestaakt.

Door het dichtvriezen van de Zuid-Willemsvaart tussen de Oude Havenkom en sluis 19 kon door deze sluis in de maanden januari en februari eveneens niet worden geschut. De Hoofdsluis te Maastricht

(17)

SCHIERSTEIN

kl:lr

~O

I I I' I I I I I 11 I I I

VERKLARING: .

BINGEN

-- VAARVERBOD IN BEIDE RIOlTlllGEN MANNHEIM f.:.42~5_-I-+-l-+...j VAARVERBOD IN AANGEGEVE/l RLCHTlfIG

~ ' '

~ 0000a a a VAART BEPERKT TOEGESTAAtI

I,---

VAARVERBOD OPGEHEVEN

.~

I

I

~

I

.~ OCHSENTURM ST GOAR - LORELEY

11111111111111

~~~~lW,~w~tw~~~w~~~~w

rtl

1I

~O 524 550 556

I 111

1

1,1111111111111

"" 111111[11

KOBLENZ

ROLAtWSWERTH

r~~::'--+---b;;+;I%1~:BI%I~~81*:I:if9.*,I~:

;;;1~IË~8:I;;+'lê:gl'fl:

~lwIË:~1

~olllfl'llllllllllill.11I1

WES5ELING 670

Illill~

IliIlilil

11111111,1111

1

111111

Wfr ~ ~ ~

s

~I~

I ~I~ll

~,

.m"

:

IHJUIIIIIII

NEDERLANDSE GRENS l..!:~~::,-'

_~~I';.l;;:

1z:.:l,;:;;I:::.ril:t::;lili.~~:l~i~·~!~.:t.;;I~~~I~·I!:::::::~II~~I~I·"-tI:t::;~:.l2:I::;:J:L...L-L-.J

",00000

5

ggggg

KEULEN 68'8

cll-0

KREFELD 762

figuur 3 Vaarverboden op de Rijn in Duitsland

20 ~O o 0 0 0 o 0 0 0 ($ ei !i ti o 0 o 0 !:i .0 MMM M «) .0 -0 «) .! 2. 2. ..!. • I· I 't 0. 0 lIS t> - N .N N MrJt"'JMt'"JMM ~":~~~~'lf ~·t'f"t'fr:7'7 -e 10 0 M ,... ("J, tt1 -' •• - C\I N fit o o ~ M '"I M I Cl'

(18)

werd de gehele ijsperiode bedrijfsklaar gehouden om de schepen op de Maas te Maastricht, bij eventuele ijsgang, de gelegenheid te geven in de Oude Havenkom te komen.

Om het vastvriezen van de schuiven en de ijskleppen van de stuw te Borgharen tevoorkomen, werden de daarvoor in aanmerking komende bewegende delen daarvan met ruwe olie bestreken en aldus ijsvrij gehouden. De aanslagen der schuiven moesten dagelijks ijsvrij worden gehakt.

Aangezien geen drijfijs van betekenis op de gekanaliseerde Maas te Maastricht aanwezig was, kon de stuw te Borgharen de gehele ijsperiode gesloten blijven. De voeding van de Zuid-WiIlemsvaart en van het nog niet gedempte gedeelte van het voormalige kanaal van Luik naar Maastricht, tussen de voormalige brug nr. Ivan dit kanaal en de sluis te Sint-Pieter, kon daardoor blijven functioneren.

Op 12 januari werden de bakentonnen op de Maas te Maastricht tussen Sint-Pieter (Nederlands-Belgische grens) en de stuw te Borgharen, in verband met het gevaar van wegdrijven bij eventuele ijsgang op de rivier, ingenomen.

Op 28 februari werden de bakentonnen weer gelegd.

In de ijsperiode werd op de rivier te Grevenbicht en te Maasbracht veel drijfijs aangetroffen.

Aangezien de stuw te Linne toen gestreken was, bedroeg de waterstand aan de peilschaal beneden de sluis te Maasbracht van 18 tot 24 januari, te 16.00 uur 17.80 tot NAP + 18.16 m (stuwpeil van de stuw

te Linne

=

NAP + 20.40). Het verschil in waterstand ter plaatse werd in hoofdzaak veroorzaakt door

spuien door de sluis te Maasbracht.

Op 16 februari omstreeks 10.30 uur werd de stuw te Linne weer gesloten, waardoor het boven de stuw gelegen rivierpand op 17februari weer op stuwpeil kwam.

Gedurende de dooiperiode werd geen drijfijs uit België afgevoerd en kwam geen hoogwater op de Maas voor.

Van de beneden-Maas is het volgende te melden.

Medio december trad een begin van ijsvorming op in de oude rivierarmen beneden Grave. Naarmate de maand december vorderde werd de temperatuur van het rivierwater lager. In verband met voorspelde strenge vorst werd op I januari besloten de volgende dag de stuwen te Grave en Lith te strijken. Dit voornemen werd op I januari via de radionieuwsdienst te 18.00 uur bekend gemaakt. De watertempera-tuur bedroeg 's morgens te 8.00 uur op I januari, zowel te Grave als te Maastricht, +0.9° C en op 2

januari respectievelijk +0° C en + 1.3° C. De watertemperaturen te Sambeek en verder

stroomop-waarts gaven geen aanleiding te besluiten tot het strijken van de stuwen. Nadat op 2januari in de och-tenduren de ebdeuren vim de sluis te Heumen in het Maas-Waalkanaal gesloten werden en er zich op de betreffende riviergedeelten geen schepen meer bevonden, werden te circa 11.30 uur de stuwen te Grave en Lith gestreken.

De eerste dagen na het strijken van genoemde stuwen bevond zich op de rivier beneden Grave veel zwaar drijfijs, in het bijzonder benedenstrooms van de stuw te Lith waar het ijs opeenhoopte.

In verband met een vrij plotseling optredende wijziging in de weerstoestand, waarbij de temperatuur van het water steeg en de ijsbezetting snel afnam, werd op 4 januari de stuw te Lith weer geplaatst en op 6 januari de stuw te Grave. Op 7 januari was op het riviergedeelte tussen Sambeek en Sint-Andries weer scheepvaart mogelijk.

Een sterke temperatuursdaling en de vooruitzichten op een nog verdere daling noodzaakten er toe op 10 januari via de radio het voornemen bekend te maken de stuwen te Lith, Grave, Sambeek, Belfeld, Roermond en Linne te strijken. Het strijken vond plaats op lI januari.

Eerst op 8 februari kon de stuw te Lith weer worden geplaatst, op 9 en 10 februari volgde het plaatsen van de stuw te Grave en op 11, 12en 13februari van de stuwen te Sambeek, Belfeld, Roermond en Linne. Op 17 februari was het stuwpeil overal bereikt en was de rivier weer bevaarbaar.

De gemiddelde temperatuur van het Maaswater bedroeg te Roermond in de maand januari + 1.1° C

en in de maand februari + 2,SOC.

De laagste watertemperatuur welke te Roermond gemeten werd op 19 tot en met 22 januari, bedroeg O.O°C.

In bijlage 4 is alleen de ijstoestand en niet de scheepvaartmogelijkheid aangegeven. Deze laatste hangt mede af van andere factoren.

§3 IJsselmeer, Veluwemeer

In de nacht van 21 op 22 november had zich op het Veluwemeer een ijslaag van ongeveer 1 cm dikte

21

(19)

1-gevormd, die op 23 november was toegenomen tot I

t

à 2 cm. Daarna nam het vrij snel af, zodat hier op 26 november geen ijs meer werd gesignaleerd.

Op 3 december bij het invallen van ijsperiode A werd van het Veluwemeer licht vast ijs gemeld, dat op 4 december reeds was toegenomen tot middelzwaar vast ijs. De scheepvaart op het Veluwemeer werd vanaf deze datum moeilijk.

Op het IJsselmeer verscheen op 4 december het eerste ijs, vooral ten zuiden van de lijn Lelystad-Marken. Hoewel na enige dagen het ijs toenam, leverde het voor de scheepvaart weinig of geen hinder op. Op 11 december was het IJsselmeer weer ijsvrij. Op het Veluwemeer kwam toen nog wat licht drijfijs voor dat spoedig verdween.

Opnieuw verscheen ijs op IJsselmeer en Veluwemeer op 23 december (ijsperiode B). Op deze dag vormde zich, vooral voor Amsterdam, grondijs en werd via de radionieuwsdienst te 18.00 uur een waar-schuwing uitgezonden dat de scheepvaart spoedig flinke hinder van het ijs zou ondervinden, gezien de heersende vorst en de snelle ijsvorming. Een dag later op 24 december was vaart op het IJsselmeer en het Veluwemeer dan ook praktisch niet meer mogelijk.

Eerst op 13 maart begon enige verandering op te treden. In het Zwartemeer begon nl. het ijs af te nemen en op 14 maart ook in het Ketelmeer. Voor de Oranjesluizen was het ijs op 16 maart zo goed als verdwenen. Vaart was op het IJsselmeer evenwel nog niet mogelijk. In de daarop volgende dagen ver-beterde de toestand echter snel. Op 25 maart kon op het gehele IJsselmeer weer gevaren worden.

In bijlage 5 is een overzicht gegeven van de ijstoestand dag voor dag op het IJsselmeer. De ijstoestand is aangegeven voor de plaatsen: Lemmer, Staveren, Kornwerderzand, Den Oever, Medemblik, Enk-huizen, Hoorn, Amsterdam, Harderwijk en het Ketelmeer.

§4 Noordzee, Waddenzee en zeearmen

In bijlage 6 is een overzicht gegeven van de ijstoestand dag voor dag voor de belangrijkste stations aan de Noordzeekust, de Waddenzee en de zeearmen.

Op de Noordzee kwam bij de Waddeneilanden Ameland, Terschelling en Vlieland het eerste ijs voor op 23 en 24 december (ijsperiode B), terwijl dit eerst op 19januari voor Schiermonnikoog het geval was. Op 9 maart was het ijs weer verdwenen. Veel ijs werd met de ebstroom naar de Noordzee gevoerd.

Langs de westkust van ons land verscheen op sommige plaatsen het eerste ijs in de eerste helft van januari; voor Westkapelle in Zeeland evenwel voor het eerst op 23 januari.

Het ijs op de Noordzee langs de Waddeneilanden handhaafde zich ongeveer een maand langer dan langs de westkust van ons land. Daar was het ijs half februari weer verdwenen.

Van de Waddenzee meldden de stations Zoutkamp, Nieuwe Zijlen en Nieuw-Bildt ijs van 4 tot en met 7 december (ijsperiode A). Bij de overige stations kwam toen nog geen ijs voor. In ijsperiode B werd van al de in bijlage 6 genoemde stations ijs gemeld vanaf 23 december en handhaafde het zich nog in de eerste helft van maart. Het verkeer over de Waddenzee werd onderhouden met vliegtuigen van de luchtmacht. Voor Ameland was het nodig dat de luchtbrug ruim twee maanden functioneerde.

De voogd van Rottum verblcefin de winter 1962-1963 aan de vaste wal,waardoor geen waarnemingen beschikbaar zijn van de ijstoestand rondom dit eiland.

De werkzaamheden op het werkeiland van de werken tot indijking van de Lauwerszee kwamen tenge-volge van het invallen van de vorst omstreeks kerstmis 1962 tot stilstand. De werken hebben geen schade van de langdurige winter ondervonden. Dank zij de rustige dooiperiode is het ijs, dat vooralaan de west-zijde van het werkeiland meters hoog was opgekruid, verdwenen zonder schade aan te richten .: Het werkeiland kon bij opkomend water, als de ijsschotsen in de geulen zeewaarts waren weggedreven, steeds per schip worden bereikt. Op 18 maart 1963 zijn de werkzaamheden hervat.

Op de zeearmen begon zich enige dagen voor de jaarwisseling (ijsperiode B) ijs te vormen,vooral in

het Hollands Diep, Hellegat, Volkerak, Krammer en het Zijpe. Het ijs nam langzaam toe en op 3 januari kwam op de meeste zeearmen zwaar drijfijs voor.

De scheepvaart op de vaarweg van Rotterdam naar België ondervond veel moeilijkheden en was zelfs geruime tijd onmogelijk. Deze ongunstige toestand duurde tot 14 februari, waarna een langzame ver-betering in de ijstoestand optrad. Omstreeks 8 maart was op al de zeearmen het ijs zo goed als verdwenen.

(20)

Tengevolge van de strenge vorst heeft het werk aan de bouw van de uitwateringssluizen in het Haring-vliet van 22 december tot4 maart vrijwel stilgelegen. Een punt van bijzondere zorg was in deze periode de bescherming van de Baileybrug, gelegen tussen de bouwputten voor de spuisluizen en de schutsluis, tegen ijsgang. Deze brug is aangelegd om het verkeer van arbeiders tussen Goeree en het werk onaf-hankelijk te maken van een bootverhinding. In verband met het tijdelijk karakter van de brug zijn de pijlers betrekkelijk licht uitgevoerd.

Om aan beschadiging van de brug door het ijs het hoofd te bieden, werd gebruik gemaakt van spring-stoffen. Hierop wordt in hoofdstuk VI, paragraaf 3, teruggekomen.

De verbinding tussen Hellevoetsluis en de bouwput is gedurende de gehele ijsperiode dagelijks

onder-houden met hetm.s. "Delta", zij het vaak met zeer grote moeite. De bouwhaven van de grote bouwput

werd in deze periode gebruikt voor het berstel van schroefschade aan een aantal ijsbrekers.

De veerdienst in hel Zijpe moest gaande blijven

(21)

Hoofdstuk

111

IJSBEZEITING

EN WATERSTANDEN OP DE GROTE RIVIEREN

§1 De IJssel

Een algemeen overzicht van de ijsbezetting wordt gegeven in figuur 4, waarop van dag tot dag is aan-gegeven op welke gedeelten van de rivier vast ijs of drijfijs werd aangetroffen.

WESTERVOORT

kmrOEC.1962 1963 JANUARI FEBRUARI Jkmr

88025 30' 5 10 IS 20 _ _ 25 . _ .3,0.j--'rnrrt5-rTTTyIOrr"'5rn....-r,20,,...,258BO

ili

H-++++!+!

Ht!t -

:1

J

#

>H.I-J~

-+-'~:i::!:~

::

:~j::::::::'::-:HI ~~

:::l' •

~I_:

_.I _. _ .. I--I--H-II--I-1·:I-t-~~I~-H----::____--II: -~ ::: J-t--CH--+--t++I--H"H-'- .. - - - . - - ·I+I+II--I--I+I-I+#I-H .. - -1+1H--+-+-++++-H 950

::: l'

I± ~ - - _ .. ~ _. _ ~J-j.~1~1-7::HJ-j_H.

- - -

-",'I+1H-H-r-'-::::

:H-II--Hf-H-H-I+-H-~;-+-+-+I.;....IH :~:

::: TI:

+

'"mft'K -_- _

~I~_..fl~_~(r=_

.._:_

:,H-I-_

+-H_ .~__ .~~I ,;:

1000

.H.Jt - _::-

-t

-1--..

IH.I-H-f+lU! -

.. H

Hooi. _

_ . _

OE STEEG DOESBURG OIERE/l ZUTPHEII OEVErlTER OLST W~HE KATEf\VEER .. KAMPEti KETELMOllO

I

BLAtiK WATER DRUF~5 VA5T'JS I 'JSOEK VAST OP PArlflERDWS KArlAAL

1 'JSOEK VAST OP USSELMEER

figuur 4 Usbezetting op de IJssel

Op 30 december was de gehele IJssel bedekt met drijfijs, dat stootte op het reeds vaste ijs van het IJsselmeer. Op 1 januari had zich vast ijs gevormd tot halverwege Wijhe-Olst (kmr 963). Gedurende de volgende dagen breidde de bovengrens van het vaste ijs zich geleidelijk uit en bereikte op 4 januari een punt halverwege Zutphen en Dieren (kmr 921), waarna een voorlopige stilstand optrad. De bovengrens had de afstand van 47 km in 3 dagen afgelegd, dat wil zeggen met een gemiddelde snelheid van 16 km/dag

of 2/3 km/uur. ... .

Omstreeks 5 januari werd de vorst iets minder streng, met als gevolg dat de bovengrens zichterugtrok

en tot 14januari op kmr 940 bleef staan. -' ,

Na 15 januari kwam een nieuwe aanval van de vorst. De rivier, die na een onderbreking van enige dagen bovenstrooms van Deventer weer geheel met drijfijs was bedekt, ging verder

vastvriezen.waar-door de bovengrens van het vaste ijs zich van kmr 940 op 16 januari verplaatste naar kmr880 bij

Westervoort op 19januari. Daarmee was de gehele IJssel dichtgevroren. In deze periode vroor 60 km in 3 dagen vast. De snelheid waarmee de bovengrens zich verplaatste bedroeg 20 km/dag of rond I km/uur:

Op 20 januari sloot het vaste ijsdek van de IJssel zich aan op dat van de Neder-Rijn en bleef vast tot 30januari, de dag, waarop ook de Neder-Rijn losraakte.

De ijsgrens trok zich terug tot kmr 890, maar kwam daar weer tot stilstand. Tussen 3 en 7 februari vroor de bovenloop van de IJssel weer geheel vast en bleef dat tot en met 11 februari, waarna op één dag het riviervak vanaf Westervoort tot boven Zutphen (kmr 926) losraakte. Hierna trok het ijs zich defini-tief terug en op 22 februari was de gehele rivier praktisch ijsvrij.

(22)

m+NAP

15

14

VERKLARING

I

OPEIl RIVIER MET DR:lF:lS

-GRENS VAST:lS VAST :IS 13 12 I1 10 9 8 7 6 5 :2 -I -2 -3 -4 0:: UJ 0:: Z UJ UJ z > I- UJ UJ 0: Z :r: a. UJ UJ J- UJ a.

:z

~ X lil > I-<l: :1 ..J UJ ::> ~ ~ :; 0 0 N I I

,

,

I I I I 1000990 980 970 960 950 940 930

figuur 5 Verhanglijnen IJssel op 30 december, 3, 4 en 6 januari

m+NAP 15 I 14 I l 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 :2 ~ C) Z ::>al UJUJ UJ lil I-~ UJ lil -0 0 UJ o 0 I I I I 920 910 900 890

li:

o

o

> 0: UJ

In

w 3 I 880 kmr 25

(23)

rri+NAP 15 14 13 12 I1 \0 9 8 5 NAP

OPEtJ RIVIER MET DR:JF:J5 -. __ GREtJS VAST :JS ___ VASnJS -I -2 0: 0: W Z W W Z w >

...

w 0. 0: W Z I 2 w I

...

W 0. !;( lil >

...

<t :-> ..J W ::> :>I: :>I: 3: 0 Cl N I I I I I J I I 1000 990 980 970 960 950 940 930

figuur 6 Verhanglijnen IJssel op 12, 16 en 19januari

26 ~ Cl ::> w Z III W

~

13

ti

wOw o Cl Cl I I I I 920 910 900 890 ni+NAP 15 13 12 9 8 7 6 5 4 2 -] -2 -3 -4

h:

0 0 > 0: w

...

lil W 3: I 880 kmr

(24)

m+NAP

14

13 VErlKLArllt G

- OPErI RIVIER MET DR:.JF • S - GRENS VAST :.JS VAST :.lS· 12 12 I1 11 10 ·9 B 7 6 5 4 3 2 -I -2 ~3 ~4 l-a: 0: (!) 0 W 0: e 0 w w Z a: w > Z > I- w Z :::> w a: w 0: Z I III W a. w Ul I-~ w I I- Ul a. 0: Ul Ul I-~ Ul [ij I- W Ul <l: ::> .J :::> w 0 w w ~ ~ :; 0 0 N Q 0 0 :; I I I I I I I I I I I I I 1000 990 980 970 960 950 940 930 920 910 900 890 880 kmr

figuur 7 Verhanglijnen Ussel op 2S januari, 7 en 20 februari

P

(25)

De strenge vorst tussen 20 en 25 februari was niet meer in staat opnieuw drijfijs op de rivier te doen ontstaan.

Uit figuur 4 blijkt, dat nabij Katerveer het vaste ijsdek gedurende lange tijd onderbroken was. Dit is een gevolg van de lozing van koelwater door de electrische centrale te Hcrculo.

De tijdens de ijsbezetting voorgekomen waterstanden zijn opgenomen in bijlage 7 en grafisch voor-gesteld in bijlage 8.

Gedurende het vastzetten steeg de waterstand als steeds aanzienlijk boven het tevoren aanwezige peil tengevolge van de wrijvingsweerstand van het vaste ijsdek.

In de figuren 5, 6 en 7 zijn verhanglijnen gegeven. De tijdstippen, waarop deze verhanglijnen optraden, zijn door pijlen op bijlage 8 aangegeven. Hieruit blijkt duidelijk op wcIke wijze het water boven de ijs-grens wordt opgestuwd en onder het vaste ijs wordt vastgehouden.

De opstuwingen tijdens het vastworden bedroegen: Olst .. Zutphen .. Dieren Westervoort 0.55 m op 1 januari, 1.10 mop 3 januari, 1.10 m op 17 januari, 0.90 m op 19 januari.

Deze opstuwingen op het moment van vastzetten zijn op bijlage 8 aangegeven.

Op 2 januari nam de opstuwing tussen Wijhe en Olst sterk toe. Waarschijnlijk is hier ijs op elkaar ge-schoven, hetgeen de afvoer nog sterker belemmerde. Op 12 januari kwam iets dergelijks voor tussen Deventer en Zutphen. Bovenstrooms gaf dit een opstuwing, benedenstrooms een stagnatie in de afvoer. Tijdens de periode na 19 januari valt vooral op het grote verhang tussen De Steeg en Doesburg. Ophopingen van ijs zullen hier een extra grote opstuwing gegeven hebben.

Ook op 9 februari bevond zich een ijsophoping tussen De Steeg en Doesburg, die het waterstandsver-schil tussen De Steeg en Doesburg sterk vergrootte en tussen Westervoort en De Steeg verkleinde.

Het verloop van de opstuwingen te Westervoort, Dieren, Zutphen en Olst gedurende de periode 18 januari - 2 februari is gegeven in figuur 17.

§2 De Lek, Neder-Rijn en Pannerdens Kanaal

De ijsbezetting van deze Rijntak is dag voor dag gegeven in figuur 8.

PAllIlERDEtl ARt/HEM

kmr

I

DEC 11963 JANUARI FEBRUARI

I

kmr

670 2,-;5r-r1:-r03,'0"r-T-1...,...,..-r+5r-r-r-r'I,OY-r-1C"T""T~15'-.-r-.-.!'I"--'-1--I"i'~'-HI:'f'!,-.--,-~...-':--S ~~10~~~.!,'!15~~20 670 660 690 900 910 920 930 1-H-H-H--++H1H---f-H-++-!--f--JI+l+l-l- . -940 950 960 970 960 990 -H-H-'I+I-l--+I-J-..jI+l:+++l--I+--l+-l--l--1 680

I-H-t+++-i--H- - -++-H-++-!---H- - - - --I--HH-I--I--I+l-I-I-II-J, - - ,·l-J-jl+l-+-+-++W-I 690

1-1---l-+4-W--l-l--I--I---~ 900

_ .1+11+1+1-+1-++-1 9 10

,.l--+-1-+-~ 920

-H-!-+-i---l-+-I+-H--H·l-I+!+I+l+l-H+ - I+!+!LH-HH-!- -H-I+l++-~ 930

[+1-+++1++1 ++I--H-l+++-'H- - -'I-I-+!,';:..II;;:..'!---H'-H-+-l-l+.I-l-++J-+-!---H-+-l 940

H-H+j11-+1.'ó

ll~--

f

I

f'~~'_~_

'~I-lII--L11HÓ~ÓHfi -H-'!~~un~,L

1-1" -

I 950

H-1H-++H- ~~.-"--H~-~~+H4:-'!-~::I-I-I~1141'-!H-1I11+.+~+Q-'!-~H-'°f>-c'°fH' f>--i'...o"f-4'

.uuuu ~

.I---I-+:-J-+-~ :::

" • --j-jl-H-1J+f!4-H-1!--H--!HJ--H+!-!-1J-JH!-:l-H+I-+j.-!!+-I-I-I+lI+j.+I-W-I,gnnJIIIIII~n~

~~~f~~ ~

960

~I I IÎ ~ ~WII/IIII ~fi fi fi IÎ IÎ ~ ~ ~fiIÎ , IÎ IÎ 990

,30 5 10 15 20

I-H-++-H--I- --I+I-H-J-l.-+4--I·- - - . - .

-LE:KSKElJS'/EER

GREBBE •

REMMEROE/l EcK Eli WIEL

W~KB~DUURSTEDE CULEMBORG STUW HAGESTEHI VREES'Ii~K JAARSVELD SCHOOUHOVEN STREEFKERK KRIMPEII. LEK -H-H-!--f+-I+-I-+H- -... - - - -- - ... -H-++-H-++H--I- - --. -1-1-1-1-11-1-I- -25 30 I 10 15 20 25

I.

BLAl/K WATER

I

DRUF us

n

DOOR USBREKERS GEBROKEN

I

VAST US

I

us OP PANNERDENS KMJAAL VAST

D

U DOOR US~REJ(ERS ORUVEIIOE GEIIOUOEll

figuur 8 IJsbezetting op Neder-Rijn en Lek

Op I januari ontstond enig vast ijs boven de stuw te Hagestein (kmr 947). Dit was echter van weinig betekenis en raakte op 8 januari los.

(26)

Op 13, 15 en 16 januari bevond zich opnieuw vast ijs boven de stuw. Op 17januari begon het vaste

ijsdek bovenstrooms aan te groeien, waarna de bovengrens van het ijsdek zich met grote snelheid

stroomopwaarts verplaatste en in de loop van 19 januari Arnhem bereikte. Enkele uren later was ook het ijs op het Pannerdens Kanaal vast, tot de bovenmond (kmr 871).

De afstand Hagestein - Pannerden van 76 km werd in 3 dagen afgelegd. Dit betekent een snelheid van 25 kmJdag of rond 1 km/uur.

Zwaar drijfijs op de Lek hij Hagestein

De bovengrenzen van het ijs op respectievelijk de IJssel en de Neder-Rijn kwamen praktisch gelijk-tijdig op het splitsingspunt aan. Dit had tot gevolg, dat de onderlinge afvoerverdeling praktisch geen verschillen vertoonde met de normale toestand.

Op 3 januari en verder vanaf II januari zijn tussen Rotterdam en Vreeswijk regelmatig ijsbrekers werkzaam geweest om enige scheepvaart mogelijk te maken.

Desondanks is van 19 tot en met njanuari het ijsdek tussen Krimpen Lek en Vreeswijk hier en daar

vast geweest.

(27)

15

I

VEoilAOING

I I I

L-t

'

oPW. RIVIER- I METI OR~F (Is

GRENS I VAST 'J 1,_-+VA ST ~S / / / ,/ 15 / , / / '/ 14 / 14 NAP NAP -I -I -2 -2

\

-3 -3 .~ -4 -4 Ul -5 Cl :..V ur .5 z

In

Q: Ul Q: .J Ul. ~ ~ e :::J W Z ui Q:

9,

~ Q: :::J 3 ur > Z Ul :I: 0 Cl Cl lil Ul Z ~ z

I

=' al

ffi

Ul, Z ~ Cl Ul LL 0 3 =' z Ul Q: 0- W lil ~ al Ul ~ ~I lo!

il

Ul ~ W 0 Ul Ul lil Z 0: :I: Ul .J ~ ~ ~ Ull ~ z ik ti U 0: :::J =' U UlO: W ~

lo!

,

lil > U 3 w o:e> .J

I

,

I I I I I I I I I I 990 980 970 960 950 940 930 920 910 900 890 880 870 kmr 13 12 11 5 4

figuur 9 Verhanglijnen Neder-Rijn en Lek op 16, 18, 19 en 27 januari

(28)

UfLFT!J 2 I/--+--+"--+---J

-'-3

m+NAP 16 15 / ./ mtNAP 16 14 12 I1 10 ,9 7 6 5 4 I I I I I I / / I / 14 I / /// / / / / /

'/

,/

15 13 I1 10 9 7 6 5 4 3 NAP -I -I -2 -3 -4 -4

w

1 -5

liJ'

-S_ Z

lii

0: :,;,v W 0: ïrl'z W ~ >

~I

:> W ,0: 0 0 ~ :> 31 WI > Z .J, 0 U) W Z UJ J:

~I

o, zi

ffilw

z 0 ~ Z

g;,

ID, ~ UJ LL 0 ~I :l UJ 0: a. UJ

~I

IJl, ID UJ 1

~I~:

~

il

UJ ~ UJ 0 UJ, UJ, U)

~I

0: J:

~I

al

~ ~ ~ UJI ~ 0:

lii

u :l U, UJ ~ UJ ~ U) ~ UJ, 0: .J I I ' I I I I I I I I I I 1 990 980 970 960 950 940 930 920 910 900 890 880 870 kmr

figuur 10 Verhanglijnen Neder-Rijn en Lek op 7 en 16 februari

(29)

Op 30 januari raakte het ijs bij Pannerden los en op 31 januari het ijs bij Arnhem. Door hernieuwde vorst kwam het terugtrekken van de ijsgrens tussen Arnhem en Lekskensveer enige tijd tot stilstand.

Omstreeks 8februari schoof het ijs boven Lekskensveer op elkaar, hetgeen bovenstrooms de opstuwing

met 1 m vergrootte en benedenstrooms de afvoer stagneerde. Op 9 februari kwam deze ophoping los. In de daaropvolgende dagen geraakte het ijs 'op de gehele rivier los. Op 14 februari was het vaste ijs, op 16 februari het drijfijs verdwenen.

De tijdens de ijsbezetting opgetreden waterstanden zijn vermeld in bijlage 9 en grafisch voorgesteld in bijlage 10.

Verhanglijnen zijn afgebeeld in de figuren 9 en 10 op tijdstippen, die op bijlage IO door pijlen zijn aangeduid.

De opstuwing bij het vastraken van het ijs bedroeg voor: Wijk bij Duurstede

Lekskensveer . . . .

Arnhem .

1.20 m op 17 januari, 1.30 m op 19 januari, 1.20 m op 19 januari.

De opstuwingen op het moment van vastzetten zijn op bijlage IO aangegeven.

Uit de waterstandslijn van Wijk bij Duurstede blijkt de invloed van de toevoer van water uit de Waal

door het Betuwepand van het Amsterdam-Rijnkanaal ten behoeve van de drinkwatervoorziening van

Rotterdam.

Het verloop van de opstuwing te Arnhem, Lekskensveer en Wijk bij Duurstede is voor de periode 16januari - 12 februari voorgesteld in figuur 18.

§3 De Rijn, Waal en Memeden

Een overzicht van de ijsbezetting op de Boven-Rijn met de grootste zijtak, de Waal, alsmede van de Merwede is weergegeven in figuur 11.

Vanaf 29 december vertoonde zich op verschillende Nederlandse riviervakken drijfijs. Op 2 en 3 januari raakte het ijs op de Nieuwe Menvede plaatselijk vast, maar werd door ijsbrekers gebroken. Na 6 januari verdween het ijs grotendeels. Het strenger worden van de vorst deed omstreeks IO januari opnieuw drijfijs ontstaan. In de nacht van 17 op 18januari zette het ijs zich vast bij Gorinchem. In de loop van de dag verplaatste de bovengrens zich tot Sint-Andries. De situatie was blijkbaar nog niet ge-consolideerd, want in de tweede helft van de dag schoof het ijs hier en daar in elkaar en kwam weer in beweging. De waterstanden te Zaltbommel en Sint-Andries, die ongeveer 1.30 m waren opgestuwd, daalden 0.50 m.

In de nacht van 18 op 19 januari echter raakte het ijs definitief vast en verplaatste de ijsgrens zich stroomopwaarts. Op 21 januari was de Waal tot Hulhuizen vast, tenvijl in de nacht van 21 op 22 januari

ook te Lobith vast ijs ontstond. De afstand Sint-Andries (kmr 926) - Hulhuizen (kmr 870) van 56km

werd in 2 dagen en 16 uur afgelegd. Dit is een snelheid van 21 km/dag of bijna 1 km/uur.

De ijsgrens bewoog zich nog verder op Duits gebied, maar kwam op 24 januari nabij Rees (kmr 830) tot staan. Na deze dag begon het vaste ijs zich terug te trekken.

Op 30 januari raakte het ijs bij Lobith in beweging en op 31januari dat bij Hulhuizen. Daarna kwam de ijsgrens enige tijd tot stilstand en groeide zelfs weer aan.

Op 2 en 3 februari vond tussen Zaltbommel en Tiel enige daling van de weerstand van het ijsdek plaats, waarschijnlijk door het losschieten van ijsophopingen. Als gevolg hiervan daalden de waterstanden te Tiel, Dodewaard en Nijmegen. Bovenstrooms hiervan daalden de standen echter niet mee, maar stegen zelfs iets. Dit was een gevolg van het feit, dat het ijsdek hier weer iets aangroeide.

Op 9 februari raakte het ijs tussen Hulhuizen en Nijmegen los. De volgende dag was de gehele rivier boven Dodewaard van vast ijs vrij. De open rivier kwam toen in verbinding met het door de PGEM-eentrale gevormde wak.

In de loop van 11 en 12 februari raakte ook op de rest van de rivier het ijs los, waarmee voor de Waal de ijsbezetting tot het verleden behoorde.

Aan de benedenzijde van het vaste ijsdek was intussen door middel van ijsbrekers getracht het ijs los te maken en naar zee af te voeren. Het ijsdek werd tot Zaltbommel in beweging gehouden. Boven die

Cytaty

Powiązane dokumenty

Эти задачи, а также необходимость исправного проведения организаторских работ связанных с выполнением плана развития армии в период

1 Według informacji Starostwa Powiatowego oraz PUBP w Białej Podlaskiej w po- wiecie bialskim z amnestii skorzystało około 510 osób, w tym 222 członków WiN.. W Inspektoracie Biała

Good lighting conditions could improve pro- ductivity, while in contrast, inappropriate lighting conditions may cause discomfort, decrease task per- formance, lead to feelings

Znaczenie filozofii Bacona dla rozw oju antropologii zawiera się jednak nie tylko w tych now ych punktach widzenia, które zostały przez tę filo­ zofię ustalone,

Aplikacja Spectrum firmy CA śluzy głównie do monitorowania w czasie rzeczywistym urządzeń sieciowych, zbierania danych z elementów sieciowych, aktualizowanie statusu

Celem przeprowadzonego doświadczenia było zbadanie reakcji jęczmienia browarnego odmiany Rudzik na zastosowanie różnych dawek nawożenia azotowego oraz wpływu gęstości siewu

Jednym z uprawnień klienta jest prawo do wypowiedzenia stosunku pełnomoc­ nictwa procesowego. Może to nastąpić w formie pisemnej lub ustnej do protokołu rozprawy,

As far as the date of Thomas is concerned, both the Named Testimonia, where Thomas is mostly mentioned in the apocryphal context and the fact that the Coptic GThom was