DE SCHEEPSSCHROEF ALS TRILLINGSBRON 1)
DOOR
dr. ir. R. WERELDSMA
PUBLIKATIE NR. 270 VAN HET N.S.P.
1) Voordracht gehouden in het kader van het Symposium; ,,Scheeps- en vliegtuigtrillingen" Doordruk uit hei Weekblad De INGENIEuR' 1966.,zr. 2. Afd. Technisch WetenschappeIk Onderzoek
ARCHIEF
¿f,j;4-i
i/
Lab. v Scheepsbouwkunclé
Technische Hogeschool
Symposium: 'Scheeps- en vliegtuigtrillingen'
1)
I. De Scheepsschroef als trillingsbron
door dr. ¡r. R. Vlereldsma, Nederlandsch Scheepsbouwkundg Proefstation - Wagen ingen
Summary: Vibrations introduced by the ship propeller.
This paper gives a detailed description of the mechanism,
introducing fluctuating propeller shaft forces. The hydrodynamic
phenomena, initiating these force fluctuations, are briefly
discussed.
An analysis is made of the dynamic behaviour of the
propulsion system of a turbine-driven ship. The prediction of the full size fluctuating shaft forces based on model measure-ments and additional analyses, shows a reasonable agreement
with the measured full size values. Investigations into the determination of the elasticity of the thrust block are
neces-sary.
1. Inleiding
Eenvoudige waarneming aan boord van een varend schip leert ons al spoedig dat het comfort in belangrijke mate verminderd wordt door het optreden van trilhingsver-schijnselen. Naast de eenvoudig waarneembare
verplaat-singstrillingeri zijn ook veranderlijke sparmingen in diverse
scheepsonderdelen aanwezig. Steeds moet de scheepscon-structeur rekening houden met deze in romp en
schroef-asleiding aariwezige trillingen.
Tot voor 10 jaar kon volstaan worden met de bepaling van de eigenfrequenties en trilvormen van de romp en de
torsie-eigenfrequenties van het voortstuwingssysteem.
Wanneer nu de excitatiefrequenties voorkomende in het draaigebied van de schroef niet gelijk waren aan de be-rekende eigenfrequenties van romp en schroefas, was aan de ontwerpeisen voldaan.
Met het opvoeren van het vermogen en het verhogen van de snelheden werden de exeitatiekrachten zo groat dat in sommige gevalleri de opgedwongen trihingen en de begeleidende krachts- en spanningsfluctuaties voor be-paalde constructiedelen te groot waren en noodzakelijke reparaties sneller moesten plaatsvinden dan wenselijk was. Deze moeilijkheden vormden de aanleiding orn ongeveer
1) Gehouden voor de Sectie voor Mechanica met de Afdeling
Luchtvaartwetenschappen van de Kon. Ned. Vereniging voor Luchtvaart eri de Afdeling Werktuig- en Scheepsbouw van het K.l.v.I. op 31 mei 1965 te Deift.
Technisch wetenschappelijk
onderzoek
539.43:629.12.037
10 jaar geleden jets meer te weten te komen aver let trillingsgedrag van de voortstuwer.
De oorzaak en de aard van deze trillingen is zeer uit-eenlopend. Ten gevolge van bet golvend wateropperviak ontstaan Iaagfrequente scheepsbewegingen, die in de
ruimere betekenis van het woord ook onder trilhings-verschijnselen gerekend kunnen worden, maar meestal worden gerubriceerd onder 'zeegangsgedrag', evenals de hoogfrequente trillingen in de romp die ontstaan door paaltjes pikken.
Een andere belangrijke trillingsbron is de voortstuwings-installatie. De door de motor opgewekte trilhingen, ont-staan door vrije krachten, zullen het schip exciteren, evenals de door de schroef opgewekte krachtenvariaties, die bij deze gelegenheid nader zullen worden bestudeerd. Verondersteld wordt dat de schroef zeif oneindig stijf
is, zodat geen flutter-verschijnselen, zoals bij zingende
schroeven het geval is, optreden. De excitatie van de schroef kan worden gesplitst in drie afzonderhijke delen (zie fig. 1). De schroef zal op de as fluctuerende krachten uitoefenen, die te splitsen zijn in enerzijds askoppel- en stuwkrachtfluctuaties en anderzijds fluctuerende
dwars-krachten en stuwkrachtexcentriciteit [1]. Een derde soort excitatie wordt veroorzaakt door bet variabele drukveld rondorn de schroef, dat omgezet wordt in fluctuerende krachten op de romp [2].
In fig. 2 is aangegeven hoe het door de schroef geëxci-teerde achterschip en de zich daarin bevindende schroefas kan worden geschematiseerd en welke kemnerkende groot-beden van belang zijn (zie oak fig. 3).
Naast de 6 door de schroef op de as uitgeoefende exci-tatiekrachten kunnen wij drie belangrijke op het
achter-hyn
6 componenten op het achterschip
6 oemponenten
in dwarsrichting
Door de schroef opgewekte excitatie
in dwrnin5ti,
Fig. 1. Overzicht van de schroefexcitatie.
In rthing 2 componenten in asiate richting
5, T
F1
6
0 010 010 '
F1
Fig. 2. Overzicht van de excitatie en elasticiteiten van schroef en achterschip in dwarsrichting.
' Ny
Fig. 3. Coördinaten, elastische vervormingen ter plaatse van de schroef en de krachten op de schroef.
It
0.6
Fig. 4. Aan het model gemeten axiale volgstroomverdeling.
y
schip werkende excitaties ondersoheiden. De elasticiteit van de schroefaslagers, het stuwbiok en de algehele be-weeglijkheid van het achterschip dienen bij de beschou-wingen te worden betrokken.
2. Oorzaak van de ongelijkmatige belasting van de schroef
Fluctuerende schroefkrachten en dwarsverschijnselen
(dwarskracht- en stuwkrachtexcentriciteit) worden veroor-zaakt door de ongelijkmatigbeid van de intreesneiheid van het water in het schroefvlak. Deze ongelijkmatigheid wordt teweeggebraeht door de scheepsromp. Op elke plaats in de schroefschijf kan de optredende watersnellieid
ont-bonden worden in een axiale, een tangentiale en een
radiale component. De eerstgenoemde component heeft verreweg de grootste invloed op het dynamisch gedrag van de sohroef. De beide laatste componenten zullen daarom in bet volgende niet worden beschouwd.
De grootte van de axiale intreesneiheid Ve als functie van de plaats in bet schroefvlak wordt beschreven als bet volgstroomveld. Deze sneiheid wordt uitgedrukt in het volgstroomgetal P V0
= i -, waarin
Vs Ve = intreesneiheid; V = scheepssnelheid.Indien geen verstoring aanwezig is, is ]7 = O. Een voor-beeld van een volgstroomveid is aangegeven in fig. 4.
De bladen van een in dit veid werkende scbroef zullen fluctuerende krachten ondervinden door de veran'derlijke
invalshoek (fig. 5). Steeds zal na elke omwenteling
bet-zelfde patroon van veranderingen optreden. Daarom wor-den deze verschijnselen beter beschreven door een peri-feriale verdeling van de volgstroom, zoals aarlgegeven in fig. 6. Deze grafiek geeft een betere indnik van het zieh per omwenteling herhalende patroon van
bladkrachten-fluctuaties. Sc hr os f excitatie F 7 5,F1 Achterscheepsexcitatie 5 F/
4'MAlIiAWAè
'wv
08jff
\UL 11111! 7A°t
n02
DE INGENIEUR I JRG. 78 ¡ NR. 2 / 14 JANUARI 1966vR
Fig. 5. Veranderlijke invaishoek van het schroefblad.
Harmonische componenten
Fig. 6. Periferiale verdeling van de aan het model gemeten
axiale volgstroom.
Met behuip van een harmonische analyse van deze peri-feriale volgstroomverdeling laat zich eenvoudig illustreren welk deel van het volgstroompatroon oorzaak is van de aan de schroefas meegedeelde fluctuerende krachten.
Wanneer de door een blad op de as uitgeoefende har-monische kracht wordt voorgesteld als de projectie van een roterende vector op een verticale lijn, dan zal de som van de harmonische krachten van dezelfde frequentie van alle bladen kunnen worden voorgesteld door de pro-jectie van een vectorsommatie op deze verticale lijn. De hocken tussen de bladen introduceren nu faseverschui-vingen, die 'bij de vectorsommatie verdisconteerd worden. Wanneer deze sommatie een geslotero figuur is dan is die resulterende harmonische askracht gelijk aan nul.
In fig. 7 is op deze wijze aangegeven dat de
askoppel-X,.
Î
YHarmonische 1e 2e 3e 4e
componenten
Fig. 7. Bladaantal afhankelijke selectiviteit van de schroef.
90
AL
270wieo
os 05-0___AI
w
-06 rxVoUedige axiaLe volgstroom op 0,7 R
Gedeelte van de axiale 'veigotroom op 0.7 R dat geen torse en stvwkrachtstriilingen opwekt brj een h-biadige tchroef.
' 90
' 180 270Oedeeite van de axiale voigstroom op 0.7R dat de a5koppel en stuwkracht variaties opwekt ovvi eev 4-bIadge schroef.
270
Gedeeite van de axiale voigstrom op 07R dat
geen tor5e en stvwkrachtstriiiingen opwekt bj
cnn 5-biadige schreef. -9, 0.5 go
Nil
7e 360 360 360TECHNISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK 1 / 14 JANUAPJ 1966
03
180 3813
Gedeeite van de axaie voigstreorn op O 7R dat de
askoppei en stuwkracht varlaties opekt vont ccv
5-bladge schroef
Fig. 8. Selectieve werking van een vier en een vijthladige
schroef.
/
5e 7e 8e 270 90 o 180 360 -0.5 -Os -1 Bladpositie 3e 4e 5e o -os) Excitatiekrachten (zie Fig. 3).
Fig. 9. Filterende werking van de schroef.
en de stuwkrachtfiuctuaties slechts veroorzaakt worden door die harmonische componenten die een veelvoud van het bladaantal per omwenteing fluctueren (nz; n = 1,
/'\
.' ¡I ¡ \ I j ¡j' ' h / À 'hi!
E/ . ,1
/ o. \_,/ \./ \
\/' -, /'j
'.;
I I i I 'o 00 g0 180° 2700 360001 0, 0 C o, 2O STUWKRACHT-VARIATIES Q-.10 .15 ASI<OPPEL -VARIATIES 0 o f' r Ji í\ I \ "i ¡'4 r / \I;!
\ /JW \
.5IsI/
, /tIA
\I ScIiroefpositïe & Il ¡IiExcertrisch werkende stuwkrcht
VERTIKAAL BUIGEND MOMENT Izorider schroefgewicht)
*50 .25
't
O
-25
HORIZONTAAL BUIGEND MOMENT
.p50 .25 0, 00 900 180° 270° 360° Schroefpositie O o
'
1/
il
i !_/_ Zo5 , T I I Z o62, 3 . . . ; z = biadaantal). In fig. 8 is een periferiale ver-deling van de voigstroom op 0,7 van de schroefstraal voor
twee gevallen gespiitst in twee delen nl.
- het deel dat geen askoppel- en stuwkrachtvariaties op-wekt voor een 4- resp. 5-bladige schroef en
- het deel dat uitsluitend de askoppel- en
stuwkracht-variaties opwekt.
Uit de gevonden kromrnen kunnen wij constateren dat een vierbiadige en in het algemeen een evenbiadige schroef rei atief hoge askoppel- en stuwkrachtvariaties opwekt ter-wiji een onevenbiadige schroef geringe askoppel- en stuw-krachtvariaties genereert (dit wordt veroorzaakt door de symmetrische opbouw van de volgstroom) [3].
Zoals blijkt worden de fluctuerende askrachten dus ver-oorzaakt door een klein gedeelte van de ongelijkmatige aanstroming (selectieve werking van de schroef). Het resterende deel van de aanstroming veroorzaaikt interne
Fig. 10. Invloed van het
aantal bladen op de door de schroef opgewekte
wisselende krachten.
Fig. 11. Verschuiving van bet maximale buigende moment in de schroefas t.g.v. de hydrodynamische werking van de schroef. ,-. z Harmonische componenten
3x
x X X X X X X X X * X X 5 X X X X X6*
x * -&6 XX XX XX XX XX XX XX o-4 X X X X X X X X X X x X X X X X X X X ,X X X X X X04
DE INGENIEUR / JRG. 78 / NP.. 2 f 14 JANUARI 1966 011 2 3 4 5 617 8 9 10 11 12113 14 15 15117 18 1920strOmin9
r
C)
Fig. 12. Hydrodynamische excitatie door een schroefblad 2.
schroefkrachten, die wel van belang zijn voor de sterkte van de schroef.
Dwarskrachten en stuwkrachtexcentriciteiten worden
veroorzaakt door die harmonische componenten van de voigstroom die één vershillen van veelvouden van bet bladaantal (nz ± 1; n = 1, 2, 3 )
In fig. 9 is een overzicht gegeven van die harmonische componenten, die de verschillende krachtenfluctuaties
ver-oorzaken, in axiale respectievelijk in dwarsrichting. Hoe hoger het bladaantal van de schroef is, hoe minder har-monische componenten bijdragen tot de askrachtenfluc-tuaties en hoe geringer de in de as opgewekte
krachten-variaties zijn.
Bij meting van de askrachtfluctuaties in een cavitatie. tunnel dient ten gevolge van de selectieve werking van de schroef nauwkeurig gelet te worden op een vormge-trouwe volgstroomreproduktie. Door onnauwkeurigheden, geïntroduceerd door de volgstroommeting achter bet model en de reproduktie in de tunnel, moet er de voorkeur aan gegeven worden direct
achter bet gesleepte model te
meten.
Fig. 10 geeft een overzicht van de opgewekte krachten zoals voor versehillende schroeven experimenteel zijn be-paald. Het ongunstige gedrag van beide type schroeven (met even, resp. oneven bladaantal) òf in axiale òf in dwarsrichting kan worden verbeterd door een
asymme-trische achterscheepsconstructie.
Op deze wijze is bet mogelijk zowel voor een 4-bladige als een 5-bladige schroef matige askoppel- en stuwkracht-variaties èn matige dwarsverschijnselen op te wekken.
Naast de dynamische en stationaire askoppel- en stuw-krachtbel astinigen en de fiuctuerende dwarsverschijnselen
zijn ook stationaire stuwkrachtexcentriciteit en dwars-kracht van belang. De stuwdwars-krachtexcentriciteit is er de oorzaak van dat het maximale buigende moment in de schroefas riaar de schroef kan verschuiven (fig. 11).
3. Nadere beschouwmg van de fluctuerende drukkrachten op de huid
De noodzakelijke voorwaarden voor het ontstaan van fi uctuerende askrachten bestaan uit:
- een onFgelijkmatige volgstroom - een eindig bladaantal.
Aan beide voorwaarden dient gelijktijdig te zijn voldaan.
Fig. 13. Van belang zijnde schroefcoëfficiënten.
z co co, coz F1 -i:;--F1 X -:-F1 e; F1 co1
IL
r F1 co F1IL
0, F, 5, e F1 F1 £ F1 co0 co, F1 F1 o; F2IL
É1 IL 02 ILIL
IL
e; TX Sx IL co1 T 7XIL
co, 7; co, T E 5, EX ILIL
(y î;. ço IL 5, 0 5, co, IL co, 5, ço 7:,i
É1i
È2IL
co2IL
co206
M1
Voor het ontstaan van drukfluctuaties op de huid,
echter, is het eindige bladaantal de enige noodzakeiijke
voorwaarde. Bij een gelijkmatige aanstroming van de
sebroef zullen toch variabele huiddrukken worden opge-wekt. Een en ander is geïJlustreerd in fig. 12 [21.
De fluctuerende rompkrachten zullen bet achterschip doen trillen. Het zijn juist deze trillingen die bepalend zijn voor het comfort in de verblijven van passagiers en personeel. Naast de invloed op de bewoonbaarheid spelen deze trillingen ook een rol bij bet dwarsgedrag van de schroef (asbuiging en schroefaslagerbelasting). Zoals in fig. 2 reeds is aangegeven moet bet dwarsgedrag van de schroef en de schroefas gecombineerd worden met de dwarstrillingen van de scheepsromp.
4. Bewegingsvergelijkingen voor de schroeftrllhingen
¡n torsie- en axiaalrichting
Ten gevolge van de elastische eigenschappen van de scheepsromp en de sehroefas zullen de in de hoofdstukken 2 en 3 besproken excitatiekrachten bewegingstrillingen en andere krachten ten gevolge hebben. Voor een volledige analyse van deze verschijnselen dienen wij onder andere
de eigenschappen van een in bedrijf zijnde trillende schroef
te kennen. Pl
I
rl EI
rl z CT Torsie systeem Fig. 14. Blokschema envergelijkingen van een elastisch ondersteunde schroef.
0m tot enig inzicht te komen is een benadereade be-rekening gemaakt van bet krachtenspel van een trillende schroef met behuip van een tweedimensionale-trillende-plaat-theorie [4] [5]. Op deze wijze kan worden nagegaan weilce effecten van belang zijn. Zo kunnen wij een aantal coèfficiënten onderscheiden die zijn aangegeven in fig. 13 (zie voor het assenkruis en de symbolen fig. 3). Er zijn 8 axiale coëfficiënten en 40 dwarscoëfficiënten. In principe zijn deze coëfficiënten frequentie-afhankelijk, maar deze afhankelijkheid kan, in vergelijking met andere onzeker-heden, verwaarloosd worden (zie tabel 1).
In de hierna volgende beschouwingen zullen wij ons be-perken tot het torsie- en axiaalgedrag van de schroef (as-koppel- en stuwkrac.htvariaties). Het gedrag van een zuiver elastisch ondersteunde schroef kan bestudeerd worden aan de hand van het blokschema van fig. 14 met de daarbij aangegeven vergelijkingen. In dit schema zijn beide ge-dempte massa-veersystemen, zowel in axiale richting als
in torsierichting, direct herkenbaar. De meebewegende
watermassa en de door de schroef geïntroduceerde dem-ping zijn als hydrodynamische terugkoppelingen aange-geven. De beide Systemen beïnvloeden ellcaar door de werking van de schroef. Dit is niet de vier koppelings-termen gelilustreerd.
Voor een nadere ibesohouwing van de schroefbewegingen
is een concreet geval gekozen in de vorm van een turbine-tanker waarvan de installatie schematish is aangegeven
DE INGENIEUR / JRG. 78 / NR. 2 ¡ 14 JANUARI 1966 E: M1E:, F1 F; E1 + oz F1 coz + F1 coz + E1 CzF ' + 7; ç01 rl + 7; El T + coz C1 =7;
f
Axiaa( systeemGewicht von het tondwiel = 27.000 kg.
Gewicht van de 4_bladige schroef 17.550 kg.
Fig. 15. 'Turbine-schroefas-schroef' systeem aan boord van het schip.
in fig. 15. De van belang zijnde massa's en elasticiteiten zijn aangegeven in de tabel van deze figuur.
Met behuip van een speciaal voor dit doel ontwikkeld
instrument '(schroefexcitator, fig. 16) zijn langs
experimen-i Waterdichte bescherrnkap.
2 Steepringen.
3 VerwisseLbare meetveren.
4 Ongedempte axiaal en torsie versneRingsmetec
S Axiaal en torsie verplaatsings opnemer 6 Vtiegwiel.
J2
TECHNISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK 1 / 16 JANUARI 1966
7 Axiaal en torsie excitatie eenheden. 8 Luchtgesmeerde lagers.
9 Koppel en stuwkracht opnemer. 10 Tussenas 11 Schroef as. 12 Schroef. 13 o' / .w/ J9 L.P. H.P
tele weg de van belang zijnde axiale schroefeigenschappen bepaald [61. Ter oriëntatie zijn in tabel 2 de numerieke waarden aangegeven van de coëfficiënten van de
ware-grootte-schroef.
Fig. 16. Principe van de
schroefexcitator.
07
Troogheidsmomenten ELastici teiten.
J =2854 kgf ms2 ii =0.h5710.rad/kgf.m J2 = 141 . ¿2=165 iO 13 =5600 /3=1.79 10
j4 r
5.25 .. 14=261 10-6 = 100.5 16 = 2.50 H.D. turbine ]2. 70 LD turbine . 70 ?!2 43?..
86 17 = 0,217 19 = 1.1.6 1g .1.29 rFig. 17. Rekenschema voor de schroeftril!ingen.
De oplossing van de vergelíjkin.gen is aarigegeven in bet
blokschema van fig. 17. Voor sinusvormige
krachtenfluc-tuaties T2 en F2 zijn de overdrachtsfuncties voor dit systeem berekend (zie fig. 18), aangevende de amplitudeverhouding
en de faserelatie van een ingaande harmonische
excitatie-kracht en de harmonische beweging die daarvan bet
gevolg is.
¡
z
5.Berekening van de aan boord optredende askoppel- en
stuwkrachtfluctuaties en de vergelijking met een meting Met bekende op modelbasis gemeten excitatiekrac.hten is Fiet nu mogelijk de bewegingen van de schroef te bepalen. Daartoe wordt de schroefexcitatie ontbonden in harmo-nische componenten en voor elke component individueel
de bewegingsamplitude bepaald. Uit deze
bewegingsampli-tudes kunnen door sommatie de askrachten gevonden worden. Een en ander is geillustreerd in fig. 19.
De overdrachtsfuncties voor de bepaling van de as-krachten uit de schroefbewegingen zijn aangegeven in
fig. 20. De aldus voorspelde askoppel- en
stuwkracht-fluctuaties kunnen nu gecontroleerd worden met een meting aan boord van bet werkelijke schip. De condities van schip en model zijn gedurende metingen in over-eenstemming gebracht met elkaar, ten einde een zo goed
mogelijk vergelijk te kunnen maken. Het resultaat van deze
experimenten is geillustreerd in fig. 21.
Hoewel nog duidelijk verschillen zijn aan te wijzen zal de berekende informatie de scheepsconstructeur toch van dienst kunnen zijn bij de dimensionering van de
ver-schillende onderdelen die samenhangen met het voort-stuwingssysteem. Het is op deze wijze mogelijk naast de
gevonden fluctuerende asbelastingen ook dynamische
08
= /13 1112s (ii)
2 24= 1'2 4 112'2 +)521
4 14 14 13 ++7+7 S+1
c(c51 -se(CrMg52 -c8)
krac.hten op het stuwbiok te bepalen, alsmede maximale tandkrachten die in de tandwielkast optreden.
Tabel 1. Frequentie-afhankelijkheid van de verschillende
schroefcoefficidnten (model).
Tabel 2. Numerieke waarden van de coefficienten van de
ware-grootte-schroef. rl el F! el 2 54-0 s e ÇC2 --+MgS+C8) s s CZ F 5 1 5-CZ a
iq
2 1G +ZA.5 5+ 2 ZA 2-S *75 1
CZ C1 1314 C[ 52(11) ._L_ / schroefas ler<gte M2 DE INGENIEUR ¡ JRG. 78 / NR. 2 14 JANUARI 1966 irequenle rIlingen per nwente(iegJ ' co2 =5 IO-
T1 coz .2 10 +2 F -1 10 ¡Z 10 +3. 0Z +1 4 4.9 1.00 500 1.25 1.60 3.50 8 5.43 0.96 545 1.20 1.76 3.36 12 5.55 0.95 550 1.19 1.80 3.33 16 5.60 095 563 1.19 1.81 3.32kgims2 kgf res kf $2 kgfs2 kgis2 kgs
m ni 1160 [k9fms2J 25200[k9fms] [+gf s2 830 [re lO4OO[.1L!
]
=860 [k9f.52]
24500[k8fs]
= 905]
13900[k9fs J T2 oZ T2 coz r2 CZ t-Z el F2 E7 F2 2 'Z CZ ele2 1m kgl 1 iO 1.10-gît Tt
L*°
ri
lkgf 1.10_10 TE TEL
O/Lit
L
2 TE 01 05 1 5 10 Frequentie in Hz 50 100 5 1 5 10 Frequent je in Hz i .10_5 col T, 110_B 1,10_ TE ¡Dl LTz TE 2 O TE :::.#;_______
...
iu.uui
_,__I.uIuI
Ill
uuIIIIII______III
_..
iwi...II
i uiii
....
villi
IwA
uI I
II
Ii iIiu
I- ..i.
.&p
=...miI
uuini
u
I
I 111111
Ii
il
iiii
II
I
___..II1
_.muiiui
:iiu B w TE 0.1 0.5 1 5 0 Frequentie in Hz50 100 Fig. 18. Overdrachtsfuncties schroefbewegingen schroefexcitatie 50 100
:::
...uII
Z_...I
lull
UhIN 111111_______IIHIL1
r:::.
-.::uw-1111F
llIIUflUli
I' IiI
I
ii I ii t .'I/
I
II-i
Il \L
'UI
:
i 10 ç01 F2 Tz6. Slotopmerkingen
6.1. Bij de gebruikelijke methode voor de bepaling van
bet vrije torsietrillingsgedrag van het voortstuwingssysteem,
waarbij het de constructeur gaat orn de waarden van de
o lo * 61 2 .4 o A S KOP PE L o o 'z Harmonische anaLyse
Fig. 19. Bepaling van de askrachten uit de schroefexcitatie.
nlnze+ÇOp L
S totate sigroaat 6' hoekpositi c.d. schroet
Z bladaantat
eigenfrequenties, speelt alleen de verhoging van het massa-traagheidsmoment van de schroef een rol. De demping wordt verwaarloosd. Deze eigenfrequenties moeten gun-stige waarden hebben in verband met de vrijheid in de keuze van het schroeftoerental bij bet manoeuvreren en
.14% . 85 - 8% STUWKRACHT DE INGENIEUR / jRG. 78 / NR. 2 / 14 JANUARI 1966 n An[mtf] (P,, I + 6.23 +308 2 + 1.85 + S 3 + 0.60 + 64 4 + 0.25 +116 n 4n [ti] çDp, 1 +8.82 .124 2 .2.1.5 +153 3 +0.62 204 4 +0.24 +255 n An [m] Vin i +3S.31b' .121. 2 + 13.5 . uf - 17 3 + 5.2.10' .29 4
081f
*80 n Ap,[m] çOn 1 +11.8 276 2 3.7 ib' +195 3 + 1.681f +161. 4 + 0.29.10' .306 A, [rad] "n 1 .1.68 10' 92 2 .4.9 ib5 -17 3 .el.71. Id5 .44 4 .0.26 10' 85 n Ap, [rad] 1 +12.46 . lb' - 145 2 8.1 Id' 185 3 * 1.02 . ud' . 254 4 + 2.47 ib' + 301 n Ap,[rn] Vip, 1 .24.9 .ud' .138 2 .10.5 .10' - 28 3 4.4 . ib' 10 4 0.641f 60 n 4n [rad] . 1 .13.6 lb' + 139 2 .4.0 . lb' _145 3 + 1.0 . l0 106 h +2.2. lb' - 52 n An[t1] Vip, 173
.i.138 2 .1.0 - 28 3 .0.24 .190 4 +0.14 .240 n Ap, [rn/f] ÇDp, 1 .2.3 .139 2 *0.06 _1hS 3 .0.02 .106 4 .0.005 - 521.10*10 L-1
:uu-
uuuuiiLni.i....uuu
uuunimuniii
uuiiiiiniii
hIll"
---N..'.
-i
i
-lIHIiHi
inuiiiuiiiiui
'l'-l"
III,,,.,jiii,,,,
-- ..._,_____...
NiiIiuiui
.i.u..ì!uiiWiUIllhII
.i.inuiaiiniii..u.uiui
IIuIII'..IIIIIfl'IIIIHllI
==...*---...----....I
--...---...-.---...
iuuuuuuuu
uuuu
ui
A 50 100TECHNISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK I / 14 JANUARI 1966
i.10 TE TE 2 IT L z TE 2 It 01
_____.
1NUU
N
;th;
uuumuuuu
. u
uiiuiuUuuuiiuu
UIIIH iUiiiiiii
Uil
llIIIIUllIIIJfl
NIII
UUuIÌIUUUNNUUl
liii
IIIIIIIiíuIIIIIfflhIIIIIII
_____.... ______..
N_____.I lii
NUIU11NNS1UNU.UuI
111NUI
UU11uii1u1U11uI
IIlIiiIiiiiIIiiIiIIIIII
=
11h11H11
0.5 1 (a (o 5 10 50 100 Frequentie in Hzdienen dan ook van te voren bekend te zijn. Vergelijkingen met de ware-grootte-metingen heeft tenslotte een betrouw-bare empirische correctie van het massatraagheidsmoment
opgeleverd.
De in deze publikatie gevolgde analyse-methode voor bet gedwongen trillingsgedrag wijkt door de introductie van de scihroefkoppelingstermen enigszins af van de
ge-bruikelijke.
De bedoelde eigenfrequentie kan worden afgelezen in fig. 18a, terwiji de gevonden verschillen met de andere methode niet van praktische betekenis zijn.
Bij de experimentele bepaling van eigenfrequenties,
door bijv. het schroeftoerental te wijzigen, dient men rekening te houden met cen kleine verschuiving van de frequenties waarvoor de maximale amplitudes gevonden worden t.o.v. de berekende frequenties door:
- de simultane excitatie door askoppei- en
stuwkracht-fluctuaties;
- de variabele excitatie-amplitude.
6.2. Bij de bepaling van de gedwongen trillingen van het voortstuwingssysteem spelen de door de schroef geïntro-duceerde koppelingen een zeer belangrijke rol (zie fig. 19).
Bij de meting aan boord dient men zich dan ook te
realiseren altijd te doen te hebben met een gedwongen trilling en zal bij een eventuele vergelijking met cen
be-011
AS1ÇO PPEL - VARIATI E,
STUWKRACHT-VAR All Er
UI__
ir_i
/__g
r
__
0.5 1 5 10 Prequentie in Hz askrachten Fig. 20. Overdrachtsfuncties schroefbewegingen 450 90° 135° 1800 Schroefpositie 9WARE GROOTTE METING
VOORSPELLING GEBASEERO OP RESULTATEN VAN MODELPROEVEN
Fig. 21. Vergelijking van berekening en meting van de ware grootte askrachten. 1.10 73 coz *8 1.10 [kg im] 1. 10 *5 1.10 1m] 1. i08 i.io i.i+6 TE TE
/
2 4 a mO a -t:, -I) -t:, E .5 t:>0
-5 -lorekening de kennis van de koppelingstermen onontbeerlijk
ziin.
6.3. De elasticiteit van het stuwbiok is een van de
be-I angrijkste parameters die tevens moeilijk experimenteel en theoretisch te bepalen is. De cYverige van belangzijnde
groothederi, zoals de torsie-elasticiteit van de schroefas, de 8 schroefcoëfficiënten enz. zijn goed theoretisch of
experimenteel toegankelijk.
Een herhaaid verifiëren van aan boord gedane waar-nemingen met berekeningen waarbij de stuwblokstijfheid
als parameter is ingevoerd biedt ons misschien de
mogelijk-heid van de verschillende typen stuwblokken en onder-steuningswijzen richtwaarden voor de stijfheden te vinden. 6.4. Het beschreven onderzoek heeft ons geleerd met welke effecten van de schroef (in axiale richting werkend) rekening moet worden gehouden. Een aanvullend onder-zoek betreffende het axiale gedrag van een motorschip is momenteel in uitvoering.
6.5. Een belangrijk facet van de schroefexcitatie, bij het begin viuchtig geïntroduceerd, is hydrodynamische exci-tatie van de romp door bet 'variabele drukveld van de
schroef.
De voorbereidingen voor een experimentele bepaling van
de integrale huidikrachten is momenteel in volle gang. Ret meetsysteem berust op een compensatiemethode en geeft als meetresultaat het opgewekte excitatie torsiekoppel en de horizontale en verticale excitatiekrachten, werkend op
bet achterschip. Vergelijking met verschiflende typen
achterschepen zal ons enig inzicht verschaffen in het mechanisme en de werking van deze overdracht.
Tezamen met de dynamische eigenschappen van de romp, de dwarselasticiteiten van de lagers en de dwars-eigenschappen van de scheepsschroef kunnen dan de schroefaslagerbelastingen en maximale asbuigingen
be-paald worden. Ook hier zal voor de ontwikkeling van een betrouwbare berekeningsmethode een vergelijking met een meting tot de noodzakelijkheden behoren.
Literatuur
SCHUSTER, S.: 'Beitrag zur Frage des fünffl0geligen
Propel-1ers'. Jahrbuch S.T.G., 1955.
LEwis, F. M. and TACHMINDJI, A. J.: 'Propeller forces
exciting hull vibration'. Trans. S.N.A.M.E.. 1954.
MEN, J. D. van en WEREI..DSMA, R.: 'Door de schroef
opgewekte wisselende krachten in de asleiding van een
enkelschroef tankschip' Schip en Werf, 1960.
WERELDSMA, R.: 'Dynamic behaviour of ship propellers' N.S.P. Publikatie No. 255, 1965.
DERNEDDE, R.: 'Beiträge zur Frage der Schwingungen von Schiffswellenanlagen. 2. Ein Verfahren zur näherungsweisen
Berechnung der rmtschwingenden Wassermassen, Dämpf-ungen, Koppelkräfte und Koppelmomente an schwingenden
Schiffspropellern'. Schiffstechnik, 1960.
WERELDSMA, R.: 'Experiments on vibrating propeller mo-dels'. Studiecentrum T.N.O. voor Scheepsbouw en
Navi-gatie, Rapport No. 70 M, 1965.