• Nie Znaleziono Wyników

93.01

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "93.01"

Copied!
66
0
0

Pełen tekst

(1)

D4 93.01

SAMENVATTING VAN HET

SYSTEMATISCH BOEZEMKADE-ONDERZOEK 1989 t/m 1992 februari 1993

rijkswaterstaat

dienst weg- en waterbouwkunde hoofdafdeling waterbouw

(2)

Samenvatting 1989 t/m 1992

In het kader van het systematische boezerakade-onderzoek zijn in de periode 1989 tot en met 1992 de rapporten afgerond van 20 polders die in de provin-cies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zijn gelegen.

Over iedere polder is door de hoofdafdeling Waterbouw van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde Waterbouw een rapport samengesteld waarin een beoordeling van de veiligheid van de polder wordt gegeven.

Het onderzoek is verricht in nauwe samenwerking met Grondmechanica Delft die het geologische en grondmechanische deel heeft uitgevoerd en gerap-porteerd .

De totale oppervlakte van de 20 polders bedraagt 25.404 ha.

De onderzochte boezemkaden hebben een lengte van in totaal 217,1 km; hier-van moet 49,25 km (23 %) met betrekking tot de stabiliteit als onveilig worden aangemerkt.

De kruin van een deel der kaden is te laag, waar de kruin lager ligt dan de maatgevende boezemwaterstand is er eveneens sprake van een onveilige situa-tie.

Om een inzicht over de inhoud van de uitgebrachte rapporten te geven zijn deze samengevat:

blz. 1. Horn- en Kuijerpolder • 3 2. Polder Lange Weide en Weipoortsche polder c a . 6 3. Polder het Westeinde van Waarder c a . 10 4. Diemer- en Overdiemerpolder 13 5. Houtrakpolder 17 6. Polder Hensbroek 20 7. Polder de Berkmeer 22 8. Middelpolder onder Amstelveen c a . 25 9. Zuid- en Noordspaarndammerpolder 28 10. Polder Kortrijk en polder Portengen 31 11. Polder Westzaan 34 12. Polder de Broekermeer 37 13. Voormalige Heemraadschap Waterland 40 14. Polder de Kaag en Polder Obdam 43 15. Polder de Lage Hoek en Weelpolder c a . 46 16. Polder Ursem en polder de Westerkogge 49 17. Westwouderpolder 53 18. Hempolder 57 19. Polder Mijzen 59 20. Midden-Kennemerland 61

(3)

Bijlagen

B i j l a g e 1

Op deze bijlage is de ligging van de 20 onderhavige polders op de bijge-voegde overzichtskaart weergegeven. Tevens zijn de qua stabiliteit onveili-ge trajecten vermeld.

B i j l a g e 2

Bijlage 2 b e s t a a t u i t de l i j s t poldernaraen met de bijbehorende TAW-, DWW-en GD-nummers.

B i j l a g e 3

Op bijlage 3 zijn per polder een aantal belangrijke gegevens vermeld: - het waterschap en de provincie waarbinnen de polder ligt;

- de oppervlakte van de polder;

- de hoogte van het maaiveld van de polder; - het jaar van de terreinopname;

(4)

1. Horn- en Kuijerpolder

I n l e i d i n g

De Horn- en Kuijerpolder ligt in de provincie Noord-Holland en wordt be-heerd door het hoogheemraadschap Amstel en Vecht. De kade van de polder beschermt een klein en niet diep gelegen gebied met hierin een deel van de bebouwing van Nederhorst den Berg. Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs de Oude Vecht, die tot de Vechtboezem behoort.

Het onderzoek is in 1981 gestart; de terreinopname heeft in 1981 en in 1983 plaats gevonden.

O p p e r v l a k t e e n p e i l e n

De waterstaatkundige oppervlakte van het gebied bedraagt ca. 235 ha. De maaiveldhoogte bedraagt gemiddeld NAP -1,3 m en het zomerpeil NAP -1,61 m. De Vechtboezem heeft bij NAP -0,40 m een oppervlakte van 240 ha. Het maatgevend boezempeil is vastgesteld op NAP +0,25 m en de minimum kruin-hoogte op NAP +0,50 m.

B e s c h e r m d e b e l a n g e n

De polder behoort tot de gemeente Nederhorst den Berg, waarvan een belang-rijk deel van de bebouwing langs de Nieuwe Vecht ligt. Langs de Oude Vecht staan de huizen en boerderijen op ruime afstand van elkaar. In het zuiden ligt camping de "Vechtoever". Het onbebouwde deel van de polder bestaat uit grasland. Het aantal inwoners wordt op een paar duizend geschat.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De inundatiediepte is sterk afhankelijk van de plaats van de doorbraak, het eventueel compartimenteren van de boezem, de boezemstand etc.

Na een doorbraak van de boezemkade van de onderhavige polder bedraagt de inundatiediepte maximaal 0,9 m boven het gemiddelde maaiveld, hetgeen grote materiële schade tot gevolg heeft. Bij de berekening van deze inundatie-diepte is aangenomen dat de Vechtboezem met de boezem van Amstelland in open verbinding staat; bij een stand van NAP -0,25 m wordt de Vechtboezem echter van de boezem van Amstelland gescheiden.

Indien de Vechtboezem is afgesloten dan bedraagt de inundatiediepte, uit-gaande van de maatgevende stand van NAP +0,25 ra, maximaal 0,7 m boven het gemiddelde maaiveld.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e

De gehele 5300 m lange boezemkade ligt langs de Oude Vecht.

Zowel aan het begin als aan het einde bestaat de kade over een lengte van 75 m uit hooggelegen bebouwd land.

Het 850 m lange kadegedeelte vanaf het hooggelegen land aan de zuidkant tot aan een op het achterland gelegen camping bestaat uit een groene kade met aan de buitenkant een meestal 4 m brede berm of rietland. De kruinbreedte bedraagt 2 m en de binnentaludhelling 1:2,5 a 4, aan de teen ligt een 1 a 2 m brede kwelsloot.

Ter hoogte van de camping heeft de kade over een lengte van 600 m een 10 a 15 m brede begroeide buitenberm, die deels van een beschoeiing is voorzien. Over bijna de volle breedte van de kade ligt hier een 3 m brede asfaltweg,

(5)

het met bomen begroeide binnentalud heeft een helling van 1:3 overgaand in 1:10 en een kwelsloot ontbreekt.

Vanaf de camping heeft de kade over een lengte van 2600 m een wisselende profielvorra; voor een deel van de Xade ligt boezemland of rietland. Op de 3,5 a 5 m brede kruin ligt een asfaltweg, het met bomen begroeide binnenta-lud heeft een helling van 1:1,5 a 2,5 en aan de teen ligt een 1,5 a 2 ra brede Xwelsloot.

In het aansluitende 500 ra lange groene kadegedeelte ontbreekt de asfaltweg. De kruin is hier 2 ra breed, het binnentalud heeft een helling van 1:3 tot aan de flauw hellende onderberm waarlangs een greppel ligt.

In het aansluitende 600 ra lange kadegedeelte tot aan de bebouwde kade aan het einde, ligt de 3 m brede asfaltweg weer op de kruin. Het steile binnen-talud heeft een helling van 1:1,5 overgaande in 1:2 en aan de teen ligt een 2 m brede sloot.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in 3 dwarsprofielen continuboringen en sonderingen uitgevoerd. Uit de boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaam onder de kade is ter plaatse van de 3 onderzochte profie-len van boven naar beneden opgebouwd uit een 1 a 2 m dikke laag opgebrachte grond (o.a. huraeus zand en klei), gevolgd door een 1 a 1,5 m dikke venige kleilaag met enkele plantenresten (afdekkende kleilaag) en een 1,5 m dikke veenlaag of een tot 8,5 m dikke laag zandige klei, en zand met een enkel kleilaagje (geulopvulling).

De onverstoorde bovenzijde van de pleistocene zandlaag ligt op een diepte van NAP -4 a -6,5 ra.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 3 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen.

In de beide profielen met een teensloot volgen de peilbuizen aan de buiten-kant min of meer het boezempeil en aan de binnenbuiten-kant het slootpeil.

In het profiel zonder kwelsloot worden de peilbuizen aan de binnenkant meer door de neerslag beïnvloed; het verschil tussen de hoogste en laagste

peilbuiswaarnemingen aan de teen kan hier tot 0,9 ra oplopen.

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 10 gemeten dwarsprofielen representeren bijna de gehele 5,3 km lange kade langs de Oude Vecht.

In 2 profielen, waarvan één profiel boven een met zandig materiaal opgevul-de geul ligt, heeft het stabiliteitsonopgevul-derzoek plaatsgevonopgevul-den. De stabili-teitsberekeningen zijn met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaarneraingen en de hoogste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

(6)

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n d e k a d e

Op grond van het stabiliteitsonderzoek kan de gehele kade langs de Oude Vecht als veilig worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade

De Oude Vecht behoort tot de Vechtboezem met een maatgevend boezempeil van NAP +0,25 m; de minimum kadehoogte is bepaald op NAP +0,50 m.

De kruinhoogte van de representatieve profielen varieert tussen NAP +0,4 en +0,7 m en is derhalve niet overal voldoende.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kade betrokken. De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de desbetref-fende leidraden van de TAW.

(7)

2. Polder Lange Weide en Weijpoortsche polder c a .

I n l e i d i n g

De polder Lange Weide, de Weijpoortsche polder en de polder Elf Viertel liggen in de provincie Zuid-Holland en worden beheerd door het Groot-Water-schap van Woerden. De kaden van de polders beschermen een langwerpig gebied met hierin bebouwing van de gemeenten Bodegraven en Driebruggen. Het onder-zoek is uitgevoerd in de kade langs de Dubbele Wiericke, de Lange Weidsche Boezem, de Enkele Wiericke, de Oude Rijn en een voorboezem. Deze wateren maken allen deel uit van de boezem van Woerden.

Het onderzoek is in 1981 gestart; de terreinopname heeft in 1981 en in 1982 plaats gevonden.

De waterkering langs de Hollandsche IJssel (Tweede Waterkering) is geen boezemkade en derhalve niet onderzocht.

O p p e r v l a k t e e n p e i l e n

De totale waterstaatkundige oppervlakte van het gebied bedraagt 930 ha. Polder Lange Weide heeft een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP -1,8 m en een polderpeil van NAP -2,26 a -2,30 m. Polder Elf Viertel ligt gemiddeld op NAP -1,3 m en bezit een peil van NAP -1,83 m. De Weijpoortsche polder heeft een maaiveldhoogte van NAP -0,6 a -1,6 m en een polderpeil van NAP -1,74 a -1,79 m. De 16 ha grote "Put van Broeckhoven" ligt in het noorden van de Wijpoortsche Polder en is een voormalige zandwinput met een maximum diepte van 20 m.

De boezem van Woerden heeft bij NAP -0,47 m een oppervlakte van 170 ha en een maatgevend peil van NAP -0,17 m. De Enkele- en Dubbele Wiericke hebben een lager maatgevend peil van respectievelijk NAP -0,24 en -0,29 m.

B e s c h e r m d e b e l a n g e n

Binnen de polder ligt bebouwing van Weijpoort, Langeweide, Driebruggen en Hekendorp; het aantal inwoners wordt op ongeveer 1000 geschat.

Het onbebouwde deel van het gebied heeft een agrarische bestemming. Het gebied wordt doorsneden door twee spoorlijnen en de A-12.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De inundatiediepte is sterk afhankelijk van de plaats van de doorbraak, het eventueel compartimenteren van de boezem, de boezemstand etc. Na een door-braak van de boezemkade kan het polderdeel Lange Weide tot maximaal 0,3 m boven het maaiveld inunderen. Er ontstaat dan .grote materiële schade binnen dit 625 ha grote polderdeel. Binnen de overige hoger gelegen polderdelen ontstaat alleen wateroverlast. Hierbij is aangenomen dat er maatregelen zijn getroffen bij de schutsluis te Bodegraven om toestroming vanuit de boezem van Rijnland te voorkomen.

Indien na een doorbraak van een langs de Enkele- of de Dubbele Wiericke (incl. de Lange Weidsche Boezem) gelegen kade tot compartimentering van deze boezemwateren worden overgegaan dan kan het instromende water door de poldersloten worden geborgen.

(8)

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e De Xade l a n g s d e D u b b e l e W i e r i c k e

Deze 6100 ra lange Xade bestaat voor het grootste deel uit een groene Xade met een 1 a 2 ra brede Xruin en een binnentaludhelling van 1:1,5 a 1:3. De oeverbescherming bestaat uit een smalle rietkraag en/of een puinbestorting. Over bijna de halve lengte ligt een teen- of kwelsloot aan de binnenkant; plaatselijk ligt een kopsloot tot aan de binnenteen.

De eerste 250 ra (vanaf de Oude Rijn) bestaat, evenals 450 m van deze kade bij Driebruggen, uit hooggelegen bebouwd land. Aan het eind bij de Lange Weidsche Boezem ligt een fabriekscomplex op het hooggelegen achterland.

De kade langs de Lange Weidsche Boezem

Deze 1300 m lange kade bestaat grotendeels uit een groene kade met een 1,5 a 2 m brede Xruin en een binnentaludhelling van 1:1,5 a 1:2,5. Een kwel-sloot ontbreekt. In de eerste helft van deze kade (vanaf de Dubbele Wieric-Xe) bevindt zich een smalle rietXraag aan de buitenkant; deze rietkraag gaat vervolgens over in vlietland. In de laatste 200 m staat de bebouwing van Hekendorp achter de kade.

De kade langs de Enkele Wiericke

Deze 8150 m lange groene kade heeft doorgaans een ongeveer 2 ra brede kruin en een binnentaludhelling die varieert tussen 1:2 en 1:6. Over een kwart van de lengte ligt een teen- of Xwelsloot achter de Xade. In de eerste 50 ra

(vanaf de "Steinse Dijk") staat een boerderijcomplex op het hooggelegen achterland. In de aansluitende 650 m is de kruin wat breder dan in de overige kadegedeelten.

De kaden van de voorboezem van de Weijpoortsche Polder

Deze 500 m lange voorboezem staat in open verbinding met de Oude Rijn. De oeverkanten zijn onverdedigd. De groene westelijke kade heeft een 13 m brede kruin en een binnentaludhelling van 1:8 tot aan het wateroppervlak van de "Put van Broeckhoven". De oostelijke kade heeft een 1 ra brede kruin en een binnentaludhelling van 1:2, die bovenin overgaat in 1:8; een Xwel-sloot ontbreeXt.

De Xade langs de Oude Rijn

De "Hooge Rijndijk" (2000 m) heeft een 6 m brede kruin waarop over de volle breedte een asfaltweg ligt. Het binnentalud is vrij steil en in de teen ligt een plaatselijk onderbroken sloot. Aan de buitenkant ligt een 10 tot 80 m brede strook boezemland, dat deels door een kade met een 3 m brede kruin wordt beschermd. De oeverbescherming bestaat uit een houten damwand.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in 7 dwarsprofielen continuboringen en sonderingen uitgevoerd. Uit de boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

(9)

Het grondlichaam onder de kruin van de kade is van boven naar beneden opgebouwd uit een 0,5 a 2,5 ra dikke laag opgebrachte grond (o.a. zandige klei met puinstukjes), gevolgd door een 0,5 a 2,5 ra dikke laag venige klei

(ontbreekt plaatselijk) en een tot 7 ra dik veenpakket of een tot 8 ra dik pakket dat afwisselend uit venig klei, klei en veen bestaat. De bovenzijde van het pleistocene zand ligt op een diepte van NAP -8 a -12 m.

Daar de hoogteligging van het veenpakket aan de teen en de dikte van de erboven liggende kleilaag een grote invloed heeft op de resultaten van het stabiliteitsonderzoek, zijn in de teen van 14 dwarsprofielen handboringen gestoken.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 13 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen.

Na een natte periode ligt de freatische lijn in de profielen zonder teen-sloot relatief hoog; het verschil tussen de hoogste en laagste peilbuis-standen bedroeg in de profielen zonder teensloot 0,3 a 0,7 ra onder het binnentalud en de teen. Onder het binnentalud van de profielen met een teensloot bedroeg dit verschil zo'n 0,25 ra.

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 27 gemeten dwarsprofielen representeren 5,3 km van de 6,1 km lange kade langs de Dubbele Wiericke, 1,1 km van de 1,3 km lange kade langs de Lange Weidsche Boezem, bijna de gehele 8,2 km lange kade langs de Enkele Wiericke en de 0,5 km lange oostelijke kade van de voorboezera naar de molen van de Weijpoortsche Polder. Over de Oude Rijn zijn geen profielen gemeten. In 4 over de Dubbele Wiericke gemeten profielen en in een over de Enkele Wiericke gemeten profiel heeft een stabiliteitsonderzoek plaats gevonden. Voor deze profielen zijn 2 gevallen doorgerekend (zowel met de in het betreffende profiel aangetroffen eigenschappen als met de gemiddelde waar-den van alle monsters uit de polder). Om een traject langs de Enkele Wie-ricke te kunnen beoordelen is één profiel zowel met als zonder een afdek-kende kleilaag boven het veenpakket aan de binnenkant doorgerekend.

De stabiliteitsberekeningen worden met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaarnemingen en de hoogste aangeno-men bij de maatgevende boezemstand.

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n d e k a d e

Op grond van het stabiliteitsonderzoek moet ongeveer 1,0 km van de 6,1 km lange kade langs de Dubbele Wiericke als onveilig worden aangemerkt. De overige onderzochte kaden kunnen als veilig worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade

De minimum kruinhoogte van de langs de Dubbele Wiericke en de Lange Weid-sche Boezem gelegen kade is vastgesteld op NAP +0,05 ra; de 15 over deze boezemwateren gemeten profielen hebben een kruinhoogte die varieert van NAP ±0,0 tot +0,2 m.

(10)

De minimum kruinhoogte van de langs de Enkele Wiericke gelegen kade is vastgesteld op NAP ±0,00 ra; de kruinhoogte van de 11 representatieve pro-fielen varieert van NAP -0,05 tot +0,25 m.

De minimum kruinhoogte van de langs de Oude Rijn gelegen kade is vastge-steld op NAP +0,30 m; er zijn geen profielen over de Oude Rijn gemeten. De minimum kruinhoogte van de langs de voorboezem gelegen kade bedraagt NAP +0,15 m; het over de voorboezem gemeten profiel heeft een kruinhoogte van NAP +0,1 m.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kade betrokken. De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de desbetref-fende leidraden van de TAW.

(11)

3. Polder het Westeinde van Waarder c a .

I n l e i d i n g

De polder het Westeinde van Waarder c a . ligt in de provincie Zuid-Holland en wordt beheerd door het Groot-Waterschap van Woerden. De kaden van de polder beschermen een relatief groot gebied met hierin bebouwing van de ge-meenten Bodegraven en Driebruggen. Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs de Lange Weidsche Boezem, de Dubbele Wiericke, de Oude Rijn en een voorboezem. Deze wateren maken allen deel uit van de boezem van Woerden. Het onderzoek is in 1982 gestart; de terreinopname heeft in 1983 plaats gevonden.

De waterkering langs de Hollandsche IJssel (een Tweede Waterkering) is niet onderzocht.

O p p e r v l a k t e e n p e i l e n

De totale waterstaatkundige oppervlakte van het gebied bedraagt 1365 ha. De 3 voornaamste polderdelen, "Westeinde van Waarder", "Ruige Weide" en "Groot Hekendorp" hebben een maaiveldhoogte van NAP -1,3 a -1,8 m en een polderpeil van NAP -1,87 a -2,30 m.

De boezem van Woerden heeft bij NAP T-0,47 m een oppervlakte van 170 ha en een maatgevend peil van NAP -0,17 m. De Lange Weidsche Boezem en de Dubbele Wiericke hebben een lager maatgevend peil van NAP -0,24 m.

B e s c h e r m d e b e l a n g e n

Binnen de polder ligt bebouwing van Nieuwerbrug, Waarder, Driebruggen, Hogebrug en Hekendorp; het aantal inwoners wordt op ongeveer 1500 geschat. Het onbebouwde deel van het gebied heeft een agrarische bestemming (gras-land) . Het gebied wordt doorsneden door twee spoorlijnen en de rijksweg A12.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De inundatiediepte is sterk afhankelijk van de plaats van de doorbraak, het eventueel compartiraenteren van de boezem, de boezemstand etc. Na een door-braak van de boezemkade kunnen de diepgelegen polderdelen maximaal 0,2 m boven het maaiveld inunderen met als gevolg grote materiële schade binnen deze polderdelen. Binnen de hoger gelegen polderdelen ontstaat alleen wateroverlast. Hierbij is aangenomen dat er maatregelen zijn getroffen bij de schutsluis te Bodegraven om toestroming vanuit de boezem van Rijnland te voorkomen.

Indien na een doorbraak van een langs de Dubbele Wiericke of de Lange Weidsche Boezem gelegen kade tot compartimentering van deze boezerawateren worden overgegaan dan kan het instromende water door de poldersloten worden geborgen.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e De k a d e l a n g s d e L a n g e W e i d s c h e Boezero

Deze 1350 m lange kade bestaat vanaf Hekendorp uit een groene kade met een 1 tot 2 m brede kruin en een binnentaludhelling van 1:1,5 a 1:2,5. In de

(12)

scherming bestaat uit een houten damwand, een smalle rietkraag of een puinbestorting. Plaatselijk ontbreekt een teen- of kwelsloot.

De kade langs de Dubbele Wiericke

Deze 6100 m lange kade bestaat uit een groene kade roet een 1 a 2 ra brede kruin en een binnentaludhelling van 1:1,5 a 1:3. De oeverbescherming be-staat uit een smalle rietkraag en/of een puinbestorting. In het traject vanaf Driebruggen tot aan de "Hooge Rijndijk" ontbreekt een teen- of kwel-sloot; tot de A12 ligt er nog wel een poldersloot op een afstand van 12 tot 18 m uit de teen. Te Hogebrug (75 m ) , Driebruggen (175 m) en Nieuwerbrug (50 m) staat de bebouwing op het op boezempeil- of kadehoogte gelegen achterland. In het 300 m lange kadegedeelte vanaf Hogebrug ligt de "Ruige-weidse Weg" op de op NAP -1,0 m gelegen binnenberm.

De kade langs de Oude Rijn

De "Hooge Rijndijk" (1100 m) heeft een 10 ra brede kruin waarop een asfalt-weg ligt. Aan de buitenkant ligt bebouwd boezeraland.

De westelijk kade van de voorboezera

De 400 ra lange voorboezem staat via een duiker in open verbinding mer het water van de Oude Rijn. De oeverbescherming bestaat uit een puinbestorting, de groene kruin heeft een breedte van 5 ra en de binnentaludhelling bedaagt 1:4. In de eerste 75 m ligt een 2 m brede teensloot en in het aansluitende traject een brede greppel.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in 7 dwarsprofielen continuboringen en sonderingen uitgevoerd. Uit de boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaam onder de kruin van de kade is van boven naar beneden opgebouwd uit een 3 a 4 ra dikke laag opgebrachte grond (klei, zand en veen met puinstukjes), gevolgd door een 4 tot 6,5 m dik pakket bestaande uit veen en/of koraklei.

De bovenzijde van het pleistocene zand ligt op een diepte van NAP -8,5 a -10 m.

Om een indruk van het laagpakket onder de binnenteen en het achterland te krijgen zijn in het traject tussen Driebruggen en de A12 een groot aantal handboringen gestoken.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 9 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen.

Gedurende de meetperiode bedroeg het verschil tussen de hoogst en laagst waargenomen peilbuisstanden in de kruin en het binnentalud van het meren-deel der profielen niet meer dan 0,3 m. Echter in een profiel met een moestuin aan de teen en in een verzwaard profiel zonder grasmat kon dit verschil tot ongeveer 0,6 m oplopen. In de 2 meetprofielen langs de Dubbele

(13)

Wiericke, waar de kwelsloot zich wat verder uit de teen bevindt, ligt de freatische lijn vanaf de binnenteen ongeveer gelijk met het maaiveld.

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 24 gemeten dwarsprofielen representeren 1,35 km van de 1,25 km lange kade langs de Lange Weidsche Boezem, 5,8 km van de 6,1 km lange kade langs de Dubbele Wiericke en de 0,4 km lange westelijke kade van de voorboezem. Over de Oude Rijn zijn geen profielen gemeten.

In een over de Lange Weidsche Boezem gemeten profiel en in zeven over de Dubbele Wiericke gemeten profielen heeft een stabiliteitsonderzoek plaats gevonden.

De stabiliteitsberekeningen zijn met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaarnemingen en de hoogste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n de k a d e

Op grond van het stabiliteitsonderzoek moet 3,0 km van de 6,1 km lange kade langs de Dubbele Wiericke als onveilig worden aangemerkt.

De overige kaden of kadedelen kunnen als veilig worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade

De minimum kruinhoogte van de langs de Dubbele Wiericke en de Lange Weid-sche Boezem gelegen kade is vastgesteld op NAP +0,05 m; de 23 over deze boezemwateren gemeten profielen hebben een kruinhoogte die varieert van NAP -0,1 tot +0,3 ra.

De minimum kruinhoogte van de langs de Oude Rijn gelegen kaden is vastge-steld op NAP +0,30 m; over de Oude Rijn zijn geen profielen gemeten. De minimum kruinhoogte van de langs de voorboezem gelegen kade bedraagt NAP +0,15 m; het over de voorboezem gemeten profiel heeft een kruinhoogte van NAP +0,2 m.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kade betrokken. De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de desbetref-fende leidraden van de TAW.

(14)

4. Diemer- en Overdiemerpolder

I n l e i d i n g

De Diemerpolder en de Overdiemerpolder liggen in de provincie Noord-Holland en worden beheerd door het waterschap Amstel en Vecht. De kaden beschermen een drietal polderdelen met een totale oppervlakte van 540 ha. Binnen dit gebied ligt ondermeer de stedelijke bebouwing van Diemen en een elektrici-teitscentrale. Het aantal bewoners wordt op 15.000 geschat. De maaiveld-hoogte van het agrarische deel bedraagt NAP -1,4 a -1,8 m.

Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs de Weespertrekvaart, de Ring-vaart, het Amsterdam-Rijnkanaal, de Diera, de Ringsloot, de Muidertrekvaart en het koelwaterkanaal van de elektriciteitscentrale. De genoemde wateren behoren tot de boezem van Amstelland, die bij een stand van NAP -0,40 m een oppervlakte van 1100 ha bezit.

Het onderzoek is in 1984 gestart; in dat jaar heeft tevens de terreinopname plaats gevonden.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

Daar het oppervlak van de individuele polderdelen gering is ten opzichte van het grote oppervlak van de boezem, kunnen de polderdelen vollopen zonder dat de boezem veel daalt. Indien geen maatregelen worden getroffen dan kunnen de onderhavige delen tot ongeveer 1,5 m boven het maaiveld

inunderen. De materiele schade is enorm, bovendien kan levensgevaar voor de bevolking ontstaan.

Indien het Amsterdam-Rijnkanaal, de Ringsloot, de Muidertrekvaart en het westelijke deel van de Diem tot een boezem wat met een oppervlak van 525 ha worden gecompartimenteerd dan zal de inundatiediepte met enige decimeters afnemen.

Het westelijke deel van de Diem en de Weespertrekvaart kunnen tot een oppervlak van 61 ha worden gecompartimenteerd. De inundatiediepte bedraagt dan maximaal 0,3 a 0,4 m boven het maaiveld.

Indien na een doorbraak van de kade langs de Ringvaart, de Ringvaart nabij de Weespertrekvaart wordt afgesloten dan ontstaat er slechts wateroverlast in de Diemerpolder.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e D i e m e r p o l d e r

De 1,9 km lange waterkering langs de Weespertrekvaart wordt deels gevormd door het hooggelegen weglichaam van de rijksweg Al en deels door op kade-hoogte gelegen bebouwd land van Diemen.

De 1,1 km lange Ringvaart staat via een afsluitbare duiker in open verbin-ding met de Weespertrekvaart; direct ten noorden van de spoorlijn Araster-dam-Weesp is de Ringvaart afgedamd en zijn de kaden grotendeels geslecht. Tot de spoorlijn heeft de groene kade een 2,5 ra brede kruin en een flauw binnentalud; een teen- of kwelsloot ontbreekt.

De 2,5 km lange kade langs het Amsterdam-Rijnkanaal heeft ruime afmetingen en wordt door een stalen damwand beschermd. Op de 11 a 14 m brede kruin bevindt zich een 3 m brede klinkerweg en aan de buitenkant ligt een 0,5 m hoge tuimelkade.

De 1,9 km lange kade langs de Diem ligt tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de NI. Het eerste 0,3 km lange groene kadegedeelte heeft een 1 m brede

(15)

kruin en een binnentaludhelling van 1:2,5 a 4; in het begin ligt een kwel-sloot op enige afstand uit de teen. Aansluitend ligt een 0,75 km lang kadegedeelte tot aan de versmalling van de Diem, waar het zandlichaam van de nieuwe rijksweg ligt. Het buitentalud van dit kadegedeelte wordt door grote brokken stortsteen beschermd, de kruin is 3 m breed, de binnentalud-helling van 1:2 gaat onderin over in 1:6 en een kwelsoot ontbreekt. Aan de buitenkant van het overblijvende kadegedeelte ligt riet-vlietland of omkaad voorland, de kruin is 0,5 a 1 ra breed, de binnentaludhelling bedraagt 1:2 a 2,5 en in het grootste deel van dit traject ligt een kwelsloot op enige afstand.

Overdieraerpolder

Het 1,9 km lange kadegedeelte langs de Diem, tussen de NI en het Amster-dam-Rij nkanaal, heeft een 5 ra brede kruin waarop de 3 a 4 ra brede Overdie-raerweg ligt. De binnentaludhelling bedraagt 1:2 en de kwelsloot is 2 a 3 ra breed. Voor dit kadegedeelte bevindt zich riet- vlietland, al dan niet bebouwd boezemland of orakaad voorland.

Tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Diemerdamraersluis ligt eveneens een 1,0 km lang kadegedeelte langs de Diem. De eerste 0,2 km bestaat uit hoog-gelegen bebouwd boezemland. In het aansluitende 0,35 km lange kadegedeelte is de kruin 5 tot 7 m breed, heeft het binnentalud een helling van 1:2,5 a 3 en bedraagt de tëenslootbreedte 2,5 m. De overige waterkering bestaat uit op kadehoogte gelegen plaatselijk bebouwd land.

De zuid-westelijke en de noord-oostelijke 1,2 km lange kade langs het

Amsterdam-Rijnkanaal komen qua afmetingen enigszins overeen met de kade van de Dieraerpolder; evenals de 0,2 km lange kade langs de Muidertrekvaart, tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Ringsloot.

Het langs deze polder gelegen deel van de Rinqsloot. dat nog in open ver-binding met de Muidertrekvaart staat, heeft een lengte van 0,2 km. Hiervan bestaat 0,12 km uit een onverdedigde groene kade met een 4,5 km brede kruin en een binnentaludhelling van 1:2,5, aan de drassige teen ligt een ondiepe sloot. De overige waterkering langs de Ringsloot bestaat uit op kadehoogte gelegen land.

Het 0,35 km lange koelwaterkanaal van de elektriciteitscentrale staat in open verbinding met de Diem. De zuid-westelijke waterkering bestaat uit het hooggelegen terrein van de elektriciteitscentrale. De groene noord-ooste-lijke kade heeft een 7 ra brede hoge kruin, een binnentaludhelling van 1:2 en een drassige met riet begroeide brede binnenberm.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in een dwarsprofiel gemeten over de Diera, twee continuboringen en een sondering uitgevoerd. Uit de boringen is een tweetal monsters geno-men en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaara onder de kruin van dit profiel is van boven naar beneden opgebouwd uit een 2,5 ra dikke laag opgebrachte grond (venige klei en kleiig zand met puinstukjes), gevolgd door een 1 a 1,5 m dikke laag kleiig veen en een even dikke laag klei met plantenresten en zandige klei, waaronder een 2,5 ra dikke veenlaag en een 2,5 ra dikke laag klei met plantenresten en zandlaagjes. De bovenzijde van de Pleistocene zandlaag ligt op een diepte van NAP -6,5 a -12 ra.

(16)

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 6 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen. Het verschil tussen de hoogst en laagst gemeten freatische lijn bedroeg gedurende de meetperiode zo'n 0,1 a 0,35 m.

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 17 gemeten dwarsprofielen representeren 0,05 km van de 1,1 km lange kade langs de Ringvaart, de gehele 4,9 km lange kade langs het Amsterdam-Rijnka-naal, 3,0 km van de 4,8 km lange kade langs de Diem, de 0,35 km lange

noord-oostelijke kade van het koelwaterkanaal en 0,1 km van de 0,2 km lange kade langs de Ringsloot. De overige kaden of kadegedeelten bestaan uit hooggelegen land.

In 2 over de Diem gemeten profielen heeft een stabiliteitsonderzoek plaats gevonden. De stabiliteitsberekeningen worden met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaarnemingen en de hoog-ste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n d e k a d e

Op grond van het stabiliteitsonderzoek moet een 120 m lang kadegedeelte van de Diemerpolder, gelegen langs de Diem en een gemaalgang, als onveilig worden aangemerkt.

De overige kaden en kadegedeelten van de Diemer- en Overdiemerpolder kunnen als voldoende stabiel worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade (situatie medio 1984)

Van de 17 gemeten profielen liggen er 9 binnen "Amstelland-West" met een maatgevende boezemstand van NAP ± 0,00 m en een minimum kruinhoogte van NAP +0,25 m ; 6 van deze 9 profielen hebben een 0,1 tot 0,3 m te lage kruin: een profiel gelegen langs de Ringvaart en 5 profielen gelegen langs de Diem in de Diemerpolder en in het zuid-westelijke deel van de Overdiemerpolder. De overblijvende profielen liggen binnen "Amstelland-Oost" met een maatge-vende boezemstand van NAP +0,20 m en een minimum kruinhoogte van NAP +0,50 m. De over de kade van het druk bevaren Amsterdam-Rijnkanaal gemeten

pro-fielen hebben en kuinhoogte van omstreeks NAP +1,0 a +1,5 m. Het over de noord-oostelijke kade van het koelwaterkanaal van de electriciteitscentrale gemeten profiel heeft een kruinhoogte van omstreeks NAP +2,0 m.

Er zijn 2 profielen over de kade langs de Diem gemeten in het noord-ooste-lijke deel van de Overdiemerpolder; deze profielen zijn voor een 340 m lang kadegedeelte representatief gesteld. Het ene profiel heeft een lage kruin met een hoogte die ongeveer overeenkomt met de maatgevende boezemstanden het andere over de Diem gemeten profiel heeft een hoogte van NAP -0,20 m; de kruin van dit profiel ligt dus 0,7 m te laag en 0.4 m onder de maat-gevende boezemstand.

Het over de kade langs de Ringsloot gemeten profiel representeert een 120 m lang kadegedeelte; de kruin van dit profiel ligt ongeveer 0,65 m te laag en dus 0.35 m onder de maatgevende boezemwaterstand.

(17)

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kade betrokken. De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de desbetref-fende leidraden van de TAW.

(18)

5. Houtrakpolder I n l e i d i n g

De Houtrakpolder en de Groote IJpolder liggen in de provincie Zuid-Holland en worden waterstaatkundig beheerd door het waterschap Groot-Haarlemmer-meer.

De kaden van deze polders beschermen een bijna 1500 ha groot gebied met een maaiveldhoogte van NAP -2,6 a -3,3 m in de ooorspronkelijke polder (de polder is deels opgespoten). In het uiterste westen ligt de bebouwde kom van Spaarndam en het oostelijke deel bestaat uit een hoogggelegen opgespo-ten industrieterrein, dat groopgespo-tendeels braak ligt. Het aaantal inwoners van het gebied wordt op 2000 geschat.

Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs het Zijkanaal C, het Noordzee-kanaal, de Amerikahaven, het Kanaal Halfweg, het Zijkanaal F en de Tocht van Cats. Het gemaal bij Halfweg in het Kanaal Halfweg vormt de scheiding tussen de boezem van het Noordzeekanaal en de boezem van Rijnland.

De boezem vam het Noordzeekanaal heeft bij NAP -0,25 m een oppervlakte van 1875 ha en de boezem van Rijnland heeft bij NAP -0,60 m een opppervlakte van 4000 ha. De gevolgen door het eventueel falen van de Noordersluis te IJmuiden blijven buiten beschouwing.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

Indien geen maatregelen worden getroffen dan kan de inundatiediepte maxi-maal tot 2 m boven het oorspronkelijke maaiveld oplopen; zodat levensgevaar voor de bevolking en enorme materiële schade binnen de polders ontstaat. De tot de boezem van het Noordzeekanaal behorende wateren kunnnen niet, en de tot de boezem van Rijnland behorende wateren kunnen wel worden gecompar-timenteerd. Indien tot compartimentering van het boezemvak wordt overgegaan dan onstaat er alleen wwateroverlast.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e

De 3,4 km lange kade langs het Zijkanaal C ligt vanaf de sluizen bij

Spaarndam tot aan het Noordzeekanaal. De oeverbescherming bestaat afwisse-lend uit stortsteen met daarboven een basaltglooiing of een strook riet-vlietland. Vanaf de 3 ra brede kruin (NAP +0,95 m) heeft het binnentalud een helling van 1:4 tot de 10 m brede binnenberm waarop een asfaltweg ligt. Vanaf de binnenberm bedraagt de binnentaludhelling weer 1:4; even buiten de binnenteen ligt een 1,5 m brede kwelsloot. De laatse 0,1 km bestaat uit hooggelegen land ingeklemd tussen de Velserweg en het Noordzeekanaal.

De kade langs het Noordzeekanaal heeft een lengte van 3,0 km. De eerste 0,3 km bestaat uit hooggelegen land en en een veerstoep. Het aansluitende

groene kadegedeelte heeft een oeverbescherming bestaande uit stortsteen met daarboven een basaltglooiing, een op NAP +1,6 m gelegen 5,5 m brede kruin en een binnentaludhelling van 1:3. Ongeveer halverwege het binnentalud ligt een 5,5 m brede binnenberm. Aan de teen bevindt zich een 1,5 m brede sloot waarachter de op NAP -1,9 m gelegen Velserweg ligt. De laatse 0,3 km be-staat uit een op kadehoogte gelegen loswal en een opslagterrein.

De 3,0 km lange waterkering langs de Amerikahaven bestaat uit een op ca. NAP +1 m gelegen opgespoten industrieterrein. De oeverbescherming bestaat uit stortsteen en loodslakken.

De 2,2 km lange kade langs het Kanaal Halfweg ligt tussen de Amerikahaven en Zijkanaal F. De eerste 0,9 km tot het poldergemaal bestaat uit een

(19)

hooggelegen industrieterrein. Aansluitend vormt de Spaarndamraerdijk, een voormalige zeedijk met ruime afmetingen, de waterkering. De laatste 0,3 km van deze kade heeft eveneens ruime afmetingen; de op NAP +2,4 m gelegen kruin heeft een breedte van 6 m en de taludhellingen bedragen 1:3.

De totale lengte van de waterkering langs het deels afgedamde Zijkanaal F bedraagt ca. 1 km. Het afgedamde deel staat via een niet afsluitbare duiker in verbinding met boezemwater. De kade langs het afgedamde deel heeft een 2 a 4 ra brede kruin en een binnentaludhelling van 1:2 è 3; voor de kade

bevindt zich in breedte variërend boezemland. De kade langs het niet afge-damde deel heeft een lengte van 0,4 km. Aan de buitenkant bevindt zich eveneens een strook boezemland. Over een lengte van 0,3 km ligt een 3 m brede asfaltweg in de buitenteen van de kade, die hier een 1 m brede kruin en taludhellingen van 1:2 bezit. In de laatste 0,1 km ontbreekt het kadeli-chaam en is boven het maaiveld een 2 m hoge damwandconstructie aangebracht om de erachter gelegen bebouwing te beschermen.

De 3,2 km lange groene kade langs de Tocht van Cats. een voorboezem naar het gemaal van de Inlaagpolder, heeft een 2 m brede op NAP +0,15 m gelegen kruin, de binnentaludhelling bedraagt 1:3 en in de teen ligt een greppel. Voor de kade ligt in breedte variërend riet-vlietland.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom is in één dwarsprofielen een continuboring en een sondering uitge-voerd. Uit de boring is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaam onder de kruin van het onderzochte profiel is van boven naar beneden opgebouwd uit een 3,5 a 4 m dikke laag opgebrachte grond

(humeuse klei en zand), gevolgd door een 1,5 a 2 m dikke veenlaag met

plaatselijk een kleilaagje en een meer dan 12 m dik pakket wat uit klei met plantenresten, zandige klei en zand bestaat. De bovenzijde van het pleis-tocene zand ligt op een diepte van NAP -12 a -18 ra.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn één dwarsprofiel peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen. Het verschil tussen de hoogst en laagst waargenomen freatische lijn bedroeg in de meetperiode z o ' n 0 , 2 a 0 , 3 m .

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 4 gemeten dwarsprofielen representeren 3,3 km van de 3,4 km lange kade langs het Zijkanaal C, 2,4 km van de 3,0 km lange kade langs het Noordzee-kanaal, 0,6 km van de 2,2 km kade langs het Kanaal van Halfweg en de 3,2 km lange kade langs de tocht van Cats.

De stabiliteitsberekeningen zijn met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaaarnemingen en de hoogste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

(20)

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n d e k a d e

Op grond van het stabiliteitsonderzoek kan de kade langs de Tocht van Cats als veilig worden beschouwd. De overige boezemkaden zijn op grond van de ruime afmetingen of op grond van de hoge ligging van het achterland veilig.

De waterkerende hoogte van de kade

De boezem van het Noordzeekanaal heeft een maatgevende stand van NAP +0,25 m en de minimum kadehoogte bedraagt NAP +0,80 m. Het langs het Zijkanaal C en de langs het Noordzeekanaal gelegen profiel hebben een kruinhoogte van respectievelijk NAP +0,95 en +1,6 m.

De boezem van Rijnland heeft een maatgevend peil van NAP -0,30 m en de minimum kadehoogte bedraagt NAP -0,10 m. Het langs het Kanaal Halfweg gelegen profiel heeft een kruinhoogte van NAP + 2,4 m; het Kanaal Halfweg stond in het verleden in open verbinding met het Noordzeekanaal. Het langs de Tocht van Cats gelegen profiel bezit een op NAP +0,15 gelegen kruin.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten zijn niet in de beschou-wing over de veiligheid van de kade betrokken en dienen te worden getoetst aan de betreffende TAW-leidraden.

(21)

6. Polder Hensbroek

I n l e i d i n g

De polder Hensbroek ligt in de provincie Noord-Holland en wordt waterstaat-kundig beheerd door waterschap Westfriesland.

De boezemkade beschermt een 530 ha groot gebied met een maaiveldhoogte van NAP -1,8 a -2,2 m en een polderpeil van NAP -2,5 a -3,45 m. Binnen het gebied bevindt zich een deel van de bebouwing van de gemeente Obdara. Het aantal inwoners wordt op enige duizenden geschat.

Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs de Ringvaart, die deel uit-maakt van de Verenigde Raaksmaats- en Niedorperkoggeboezem.

Het onderzoek is in 1984 gestart; in dat jaar heeft tevens de terreinopname plaats gevonden.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De Verenigde Raaksmaats- en Niedorperkoggeboezem heeft een oppervlakte van 200 ha bij een boezemstand van NAP -0,6 ra. De maatgevende boezerawaterstand bedraagt NAP -0,35 ra. De boezem kan niet worden gecompartimenteerd. Indien de kade van de polder Hehsbroek bezwijkt dan zal de aangrenzende polder Obdara (905 ha) eveneens inunderen. Het inundatiepeil kan tot zo'n 0,05 tot 0,35 m boven het maaiveld van de onderhavige polder oplopen. Er ontstaat dan grote materiële schade aan de bebouwing en de agrarische bedrijven.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e

De 3,5 km lange boezemkade langs de Ringvaart vormt de westgrens van de polder. De oeverbescherming bestaat uit een rietkraag en deels uit perkoen-palen. De kruin heeft doorgaans een breedte van 1,5 tot 3,5 m, waar een as-faltweg op de kruin ligt is de kruin tot 4,5 m breed. De helling van het binnentalud varieert van 1:2 tot 1:4. Aan de binnenteen ligt meestal een 2 tot 4 m brede kwelsloot.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in 2 dwarsprofielen continuboringen en sonderingen uitgevoerd. Uit de boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaam onder de kruin van de kade is van boven naar beneden opgebouwd, uit een 2,5 m dikke laag opgebrachte grond (o.a. zandige en humeuze klei, onderin venig), gevolgd door een 0,5 m dikke plaatselijk kleiige veenlaag en een meer dan 15 m dik pakket dat uit zandige en kleiige lagen bestaat.

De bovenzijde van de pleistocene zandlaag ligt op een diepte van NAP -18 a -20 m.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 6 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen.

(22)

Het tussen de Kerkweg en de Julianaweg gelegen dwarsprofiel met een 3,5 ra brede asfaltweg op de kruin heeft een afwijkende freatische lijn, vanaf de boezem nagenoeg horizontaal tot het binnentalud.

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 10 gemeten dwarsprofielen representeren de gehele 3,5 km lange kade langs de Ringvaart. In 3 van deze profielen heeft een stabiliteitsonderzoek plaats gevonden. In de rekenmodellen zijn de uit het grondonderzoek verkre-gen laageiverkre-genschappen ingevoerd.

De stabiliteitsberekeningen zijn met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaarnemingen en de hoogste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n d e k a d e

Op grond van het stabiliteitsonderzoek moet het 490 m lange kadegedeelte tussen de Kerkweg en de Julianaweg als onveilig worden aangemerkt. Dit komt door het relatief steile binnentalud en het ongunstige verloop van het freatische vlak.

De overige kadegedeelten langs de Ringvaart kunnen als veilig worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade

De Ringvaart behoort tot de Verenigde Raaksmaats- en Niedorperkoggeboezem met een maatgevende stand van NAP -0,35 m; de minimum kadehoogte is gesteld op NAP -0,15 m en de keurhoogte bedraagt NAP -0,10 m. Alle tien in 1985 opgemeten dwarsprofielen voldoen aan de keurhoogte.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kade betrokken. De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de desbetref-fende leidraden van de TAW.

(23)

7. Polder de Berkmeer

I n l e i d i n g

Polder de Berkmeer ligt in de provincie Noord-Holland en het waterstaat-kundige beheer berust bij het waterschap Groot-Geemsterambacht. De kade van deze polder beschermt een klein agrarisch gebied dat tot de gemeente Obdam behoort. Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs de Ringsloot van de Berkmeer, die deel uitmaakt van de Verenigde Raaksmaats- en Niedorperkogge-boezem.

Het onderzoek is in 1984 gestart; in 1985 heeft de terreinopname plaats gevonden.

O p p e r v l a k t e e n p e i l e n

De polder heeft een waterstaatkundige oppervlak van 255 ha en een maai-veldhoogte van NAP -2,1 m; het zomerpeil bedraagt NAP -2,72 m.

De Verenigde Raaksmaats- en Niedorperkoggeboezem heeft een oppervlakte van 200 ha bij een gemiddelde stand van NAP -0,6 m. Als maalpeil en maatgevende waterstand wordt NAP -0,35 ra aangehouden.

B e s c h e r m d e b e l a n g e n

Binnen de polder staat bebouwing van Berkmeer en bevinden zich enige boer-derijcomplexen. Het aantal bewoners wordt op ongeveer 100 geschat.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De inundatiediepte is ondermeer afhankelijk van de plaats van de doorbraak, het eventueel compartimenteren van de boezem, de boezemstand tijdens de doorbraak etc. De Verenigde Raaksmaats- en Niedorperkoggeboezem kan niet worden gecompartimenteerd, wel dienen de keringen met de aangrenzende boezems (Amstelroeerboezem en Scherroerboezem) te zijn gesloten.

Indien de boezemkade bezwijkt dan kan het inundatiepeil tot maximaal 0,7 m boven het maaiveld oplopen, hetgeen enorme materiële schade aan woningen en agrarische bedrijven tot gevolg zal hebben.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e

De 7 km lange boezemkade langs de Ringsloot van de Berkmeer (de Berkmeer-dijk) ligt rond de polder met uitzondering van de westkant, waar de Plerap-dijk de grens met de polder Heerhugowaard vormt. De buitenberm van de kade wordt door een smalle rietkraag beschermd en op de doorgaans 4 ra brede kruin bevindt zich een ca. 3 ra brede asfaltweg. De buitenbermbreedte va-rieert van 2,5 tot 6 m en de helling van het binnentalud bedraagt 1:2 a 1:4, in een deel van de kade is het ondertalud flauwer. De teensloot heeft een breedte van 2,5 è 5 m, deels ontbreekt de teensloot en ligt er al dan niet een greppel aan de teen.

Halverwege het traject tussen de Plempdijk en de brug naar "Langereis" ligt een ca. 20 m lange voorboezera naar een watermolen. De westelijke kade van de voorboezera heeft een 1,5 ra brede kruin en een binnentaludhelling van 1:3, de teensloot ontbreekt. De oostelijke kade heeft een kruinbreedte van 2,5 ra en een binnentaludhelling van 1:2, tot halverwege deze kade ligt een 2,5 m brede sloot aan de teen.

(24)

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in 5 dwarsprofielen continuboringen en sonderingen uitgevoerd. Uit deze boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaam onder de kade is van boven naar beneden opgebouwd uit een 1,5 a 2 m dikke laag opgebrachte grond (o.a. zandige klei, huroeus en sil-tig), gevolgd door een 0,5 m dikke veenlaag en een meer dan 15 m dik pakket bestaande uit zandig en/of kleiig materiaal. De bovenzijde van het pleisto-cene zand ligt naar schatting op een diepte van omsteeks NAP -20 m.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 8 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen.

Het verschil tussen de hoogst en laagst gemeten freatische lijn kan hoog in het binnentalud tot ongeveer een meter oplopen. In de profielen met een greppel is het binnentalud onderin nogal drassig.

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 15 gemeten dwarsprofielen representeren de gehele 7 km lange kade langs de Ringsloot van de Berkmeer.

In 8 profielen heeft een stabiliteitsonderzoek plaatsgevonden. In het rekenmodel worden 2 gevallen en 2 freatische lijnen onderscheiden:

geval 1 met zo veel mogelijk de lokale wrijvingswaarden uit het onderhavige profiel en geval 2 met de rekenkundig gemiddelde waarden uit de polder; de laagste freatische lijn aan de hand van de peilbuiswaarnemingen en de hoogste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n d e kade

Op grond van het stabiliteitsonderzoek moeten de volgende kadegedeelten met een totale lengte van ongeveer 2 km als onveilig worden aangemerkt:

- het 300 ra lange noordelijke kadegedeelte vanaf de Plempdijk;

- het 10 m lange oostelijke kadegedeelte langs de voorboezem, met een teen-sloot;

- het 250 m lange kadegedeelte ten noorden van de brug naar de "Nieuwe Weg" ;

- het 1500 m lange kadegedeelte tussen de boerderijen "Trompenburgt" en "Burghorst".

De overige ca. 5 km lange kade langs de Ringsloot van de Berkmeer kan als veilig worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade

De Ringsloot van de Berkmeer behoort tot de Verenigde Raaksmaats- en Nie-dorperkoggeboezem met een maatgevende stand van NAP -0,35 m; de minimum kadehoogte is op NAP -0,15 m gesteld.

Van de 15 dwarsprofielen, opgemeten in februari 1985, voldoen er twee niet aan de minimum kruinhoogte; ze hebben een kruinhoogte van ca. NAP -0,2 m.

(25)

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten zijn niet in de beschou-wing over de veiligheid van de kade betrokken en dienen te worden getoetst aan de betreffende TAW-leidraden.

(26)

8. Middelpolder onder Amstelveen c a .

I n l e i d i n g

De Middelpolder onder Amstelveen c a . ligt in de provincie Noord-Ho11and, het waterstaatkundige beheer van de Middelpolder berust bij het waterschap Amstel en Vecht. Alle binnen het gebied gelegen boezemwateren behoren tot de boezem van Arastelland.

Het onderzoek betreft de waterkering langs het Amstelkanaal, de westelijke Amsteldijk tussen het Amstelkanaal en de Oudekerklaan en de kaden langs de korte voorboezem aan de noordkant van de begraafplaats "Zorgvlied".

Het onderzoek is in 1984 gestart; in dat jaar heeft tevens de terreinopname plaats gevonden.

Het Amstelkanaal ligt binnen de stedelijke bebouwing van Amsterdam-Zuid en de Amsteldijk beschermt ondermeer de voormalige Binnendijksche Buitenvel-dertsche polder (Buitenveldert) en de Middelpolder onder Amstelveen. Bui-tenveldert behoort tot de gemeente Amsterdam en de Middelpolder tot de gemeente Amstelveen.

O p p e r v l a k t e e n p e i l e n

De Middelpolder onder Amstelveen heeft een waterstaatkundige oppervlak van 1285 ha en omvat verschillende bemalingsgebieden. Het langs de Amstel gelegen bemalingsgebied heeft een maaiveldhoogte van gemiddeld NAP -1,8 m en een polderpeil van NAP -2,35 a -2,41 m. De droogmakerij heeft een maai-veldhoogte van gemiddeld NAP -4,6 m en een polderpeil van NAP -5,32 a -5,47 m. Het stedelijke deel heeft een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP -4,0 m en een polderpeil van NAP -5,17 a -5,27 m.

Het stedelijke gebied, Buitenveldert, heeft een waterstaatkundig oppervlak van 515 ha. Het maaiveld ligt op NAP -0,8 m ten zuiden en op NAP +0,7 m ten noorden van de rijksweg AIO. Het zomerpeil bedraagt NAP -2,0 m.

De boezem van Amstelland heeft een oppervlak van 1100 ha bij een boezem-stand van NAP -0,40 m.

B e s c h e r m d e b e l a n g e n

De stedelijke bebouwing van Amstelveen en Amsterdam beslaat 1200 ha van het in totaal ongeveer 1800 ha grote gebied. Het aantal inwoners wordt op

150.000 geschat. Binnen het gebied bevinden zich diverse belangrijke wegen zoals de A9 en de AIO.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De inundatiediepte na een doorbraak is ondermeer afhankelijk van de plaats van de doorbraak, de maaiveldhoogte van het achterland, de kruinhoogte van de binnenkade, het eventueel compartimenteren van de boezem, de boezemstand tijdens de doorbraak etc. Waar de waterkering langs stedelijk gebied ligt, hoeft wegens de hoge ligging van het achterland, niet voor een doorbraak te worden gevreest.

Indien de langs de Amstel gelegen kade bezwijkt en de keringen met de aangrenzende boezems niet worden gesloten, dan kan de aan de zuidkant van de Middelpolder gelegen Bovenkerkerpolder eveneens inunderen. In eerste instantie inundeert het langs de Amstel gelegen deel van de Middelpolder enige decimeters tot een peil van NAP -1,6 m, waarna de binnenkade over-loopt en het dieper gelegen en grotendeels bebouwde deel van de Middel-polder en de BovenkerkerMiddel-polder eveneens inunderen. Afhankelijk van de

(27)

maaiveldhoogte Kunnen de diepe polderdelen 0,6 a 1,3 ra inunderen, hetgeen enorme materiële schade tot gevolg heeft en verlies aan mensenlevens kan betekenen.

Als het boezemoppervlak wordt beperkt tot "Amstelland-West" dan blijft de inundatie beperkt tot binnen de Middelpolder, echter het inundatiepeil is maar weing lager.

Indien tot compartimentering van het boezemvak waarbinnen de Arastel en het Amstelkanaal liggen wordt overgegaan dan blijven de inundatiegevolgen be-perkt tot maxiaal 0,8 m water in het diepe deel van de Middelpolder.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e De k a d e l a n g s h e t A m s t e l k a n a a l

Deze 4,0 km lange kade ligt binnen het stedelijke gebied van Amsterdam met een maaiveldhoogte van omstreeks NAP +0,7 m. Een nader onderzoek van deze kade is daarom niet noodzakelijk.

De kade langs de Arostel (Amsteldijk)

De oeververdediging van deze 8,5 km lange kade bestaat uit een basaltglooi-ing, een puinbestorting en/of een houten damwand; ter hoogte van de over de Amstel gelegen bruggen is een stalen damwand met een betonnen deksloof aangebracht. De kruin is ongeveer 10 m breed en op de kruin ligt een 6 m brede verharde weg. Het bebouwde achterland van het 2 km lange kadegedeelte vanaf het Amstelkanaal tot aan de begraafplaats ligt min of meer op kade-hoogte. In de trajecten met een teensloot en een laaggelegen achterland be-draagt de binnentaludhelling 1:4, halverwege overgaand in 1:1,5 of steiler. De teensloot is 1 a 2 m breed en wordt locaal ter plaatse van op het ach-terland gelegen bebouwing onderbroken. Plaatselijk ligt het achach-terland op boezempeilhoogte.

De kaden langs de voorboezem

De 0,2 km lange voorboezem staat in open verbinding met de Amstel en ligt aan de noordkant van de begraafplaats "Zorgvlied" tot aan een schutsluis. De oeverkanten worden door een basaltglooiing beschermd. De langs de be-graafplaats gelegen kade heeft een 9 m brede holle en begroeide kruin. De binnentaludhelling van 1:3,5 wordt naar beneden toe steeds flauwer. Op ca. 15 m afstand vanuit de kruin bevindt zich een brede gemaalgang parallel aan de kade. De aan de overzijde gelegen kade ligt langs hooggelegen en bebouwd land en is daarom niet onderzocht.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in een dwarsprofiel peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen. Het verschil tussen de hoogst en laagst gemeten freatische lijn kan tot 0,6 m onder de kruin oplopen.

(28)

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n de k a d e

De kade langs het Amstelkanaal

Deze kade ligt binnen de stedelijke bebouwing van Amsterdam en kan op grond van de hoge ligging van het achterland als veilig worden beschouwd.

De kade langs de Amstel (Amsteldijk)

De stabiliteit van het traject vanaf de Utrechtse brug tot aan halverwege het Amstelpark is eind 1979 door het bureau Grondmechanica van de Dienst der Publieke Werken Amsterdam onderzocht. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de stabiliteit van zowel het buiten- als het binnentalud van de dijk voldoende verzekerd is.

Op grond hiervan kan de gehele kade als veilig worden beschouwd. De kaden langs de voorboezem

De zuidelijke kade kan op grond van de gunstige profielvorm als veilig worden beschouwd.

De noordelijke kade ligt weer langs hooggelegen bebouwd land en kan daarom als veilig worden beschouwd.

De waterkerende hoogte van de kade

De maatgevende stand van het westelijke deel van de boezem van Amsteland bedraagt NAP ±0,00 m. Als minimum kadehoogte wordt NAP +0,25 m aangehouden. De kruin van het over de kade langs de Amstel gemeten profiel ligt op een hoogte van ca. NAP +0,35 m. De kruin van het over de zuidelijke kade van de voorboezem gemeten profiel ligt op een hoogte van NAP +0,05 m.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten zijn niet in de beschou-wing over de veiligheid van de kade betrokken en dienen te worden getoetst aan de betreffende TAW-leidraden.

(29)

9. Zuid- en Noordspaarndaimmerpolder

I n l e i d i n g

De Zuid- en Noord-Spaarndammerpolder en de polder Buitenhuizen onder Assen-delft liggen in de provincie Noord-Holland en worden waterstaatkundig

beheerd door het waterschap Groot-Haarlemmermeer. De polders maken deel uit van het recreatiegebied Spaarnwoude.

Binnen de Noord-Spaarndammerpolder (90 ha) bevindt zich een stortplaats voor bouwafval en puin, die tot een heuvelcomplex wordt getransformeerd. Het oorspronkelijke maaiveld heeft een hoogte van NAP -2 a -1 ra en het polderpeil bedraagt NAP -2,80 m. De Zuid-Spaarndammerpolder (350 ha) heeft een maaiveldhoogte van gemiddeld NAP -2,4 m en een zomerpeil van NAP -3,42 m. De polder Buitenhuizen onder Assendelft (70 ha) bezit een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP -1,2 m en een zomerpeil van NAP -2,25 m. Binnen deze polder bevindt zich ondermeer een camping en een jachthaven.

Het aantal permanente bewoners van deze polders is gering, echter het aantal recreanten kan op hoogtijdagen aanzienlijk zijn. Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs het Noordzeekanaal, de Zijkanalen B en C en de Velsertocht. Deze wateren maken deel uit van de boezem van het Noordzeeka-naal, die bij NAP -0,25 m een oppervlakte van 1500 ha bezit. De gevolgen door het eventueel falen van de Noordersluis te IJmuiden blijven buiten beschouwing. Het onderzoek is in 1984 gestart; de terreinopname heeft in 1985 plaats gevonden.

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De Noord-Spaarndammerpolder heeft een gering oppervlak in vergelijking tot het oppervlak van de boezem, bovendien liggen er kunstmatige heuvels binnen de polder. Het inundatiepeil na een doorbraak zal daarom maar weinig lager liggen dat het boezempeil voor de doorbraak. De inundatiediepte bedraagt dan maximaal 1,2 a 2,2 m boven het oorspronkelijke maaiveld van deze onbe-woonde polder.

De .Zuid-Spaarndammerpolder en de aangrenzende polder Buitenhuizen onder Assendelft kunnen maximaal tot een peil van NAP -0,3 ra inunderen. De inun-datiediepte varieert dan van 2,5 ra in het zuid-westen van de Zuid-Spaarn-dammerpolder tot 0,9 ra in de polder Buitenhuizen; hetgeen enorme materiële schade aan de recreatievoorzieningen en de boerderijen veroorzaakt, boven-dien ontstaat er levensgevaar voor de aanwezige bevolking.

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e De kade langs de Zijkanalen C en B

Deze kade ligt vanaf het Noordzeekanaal rond de polder Buitenhuizen en de Zuid-Spaarndamraerpolder (trajectlengte 6,3 k m ) , en aan de zuid-oostzijde van de Noord-Spaarndamraerpolder (trajectlengte 0,5 kra).

Voor de kade bevindt zich een in breedte variërende strook riet- vlietland; waar de rietkraag smal is of ontbreekt, wordt de oever door stortsteen beschermd of is een houten beschoeiing aangebracht.

De 1,5 km lange groene kade van polder Buitenhuizen heeft een 3,5 m brede kruin, een binnentaludhelling van 1:3 en een 3 m brede kwelsloot op zo'n 5 tot 20 m uit de teen. Aan het begin van deze kade is een lokale kwelplaats in de binnenberm aangetroffen.

In het aansluitende 0,7 km lange kadegedeelte tot de A9 ligt een 3 m brede asfaltweg op de 4 ra brede kruin; het binnentalud heeft bovenin een helling van 1:3, op NAP gaat de helling over in 1:10. Aan de binnenteen bevindt

(30)

Het 2,4 km lange groene kadegedeelte ten zuiden van de A9 heeft een 3 m brede kruin en een binnentaludhelling van 1:5 tot aan een op NAP -1,5 m gelegen greppel, die deels ontbreekt. Waar deze greppel niet aanwezig is kan het binnentalud drassig zijn. Na de greppel ligt het binnentalud onder een helling van 1 : 12 tot aan een smalle teensloot.

Aan de noord-westzijde van de Zuid-Spaarndararaerpolder, tussen de A9 en het Noordzeekanaal ligt een 1,7 km lang kadegedeelte met een 3,5 m brede kruin, waarop bijna over de gehele lengte een asfaltweg ligt. Het binnentalud, dat plaatselijk kwelt, heeft een helling van 1 : 4 ; aan de teen ligt doorgaans een smalle kwelsloot.

De 0,5 km lange kade van de Noord-Spaarndammerpolder heeft een wat gunsti-ger profielvorm als het hiervoor beschreven kadegedeelte.

De kade langs de Velsertocht

Deze 2,5 km lange kade bevindt zich tussen het Zijkanaal B en het Noord-zeekanaal. Op de 3,5 a 4 m brede kruin ligt over een lengte van 0,7 km een fietspad en over een lengte van 0,3 km een asfaltweg. De binnentaludhelling varieert van 1 : 2 tot 1 : 5 tot aan een minimaal 15 m brede binnenberm ;

achter de berm bevindt zich een 4 m brede teensloot in een diepe insteek.

De kade langs het Noordzeekanaal

Deze 4,8 km lange groene kade heeft een door stortsteen en een basalt-glooiing beschermd buitentalud. De kade heeft ruime afmetingen, de brede kruin ligt op een hoogte van NAP + 1,8 m.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de volumieke massa's te kennen; daarom zijn in 2 dwarsprofielen continuboring en sonderingen uitgevoerd. Uit de boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium beproefd.

Het grondlichaam onder de kruin van de onderzochte kade is van boven naar beneden opgebouwd uit een 2 a 3 m dikke laag opgebrachte grond (o.a. humeu-se klei en zand) gevolgd door een 1,5 m dikke laag zandige klei en een 1 m dikke plaatselijke kleiige veenlaag of door een 2,5 m dikke zandlaag met veenstukjes. Tot het pleistoceen bevindt zich verder een tot meer dan 15 m dik pakket dat uit zand met kleilaagjes en zandige klei bestaat.

De bovenzijde van de pleistocene zandlaag ligt op een diepte van NAP-20 ra of dieper.

Zn het begin van de kade langs het Zijkanaal C is een kwelplaats aanwezig. Aan de hand van aanvullend gestoken handboringen kan worden vastgesteld dat hier onder de binnenberm een zandkoffer ontbreekt, die elders wel wordt

aangetroffen.

F r e a t i s c h v l a k

Voor het stabiliteitsonderzoek is het verloop van de freatische lijn van essentieel belang, daarom zijn in 3 dwarsprofielen peilbuizen geplaatst en regelmatig waargenomen.

Het verschil tussen de hoogst en laagst gemeten freatische lijn kan tot zo'n 0,6 m oplopen. In een profiel langs het Zijkanaal B zijn in een later stadium nogmaals peilbuizen geplaatst vanwege de kwelverschijnselen en de wateroverspanning (0,4 a 0,7 ra) in de zandlaag onder de kruin.

(31)

S t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k

De 7 gemeten dwarsprofielen representeren de 3,1 km lange kade langs het Zijkanaal C, de 3,7 km lange kade langs het Zijkanaal B en de 2,5 km lange kade langs de Velsertocht. De 4,8 km lange kade langs het Noordzeekanaal wordt niet door een gemeten profiel gerepresenteerd.

In 3 dwarsprofielen heeft een stabiliteitsonderzoek plaats gevonden.

De stabiliteitsberekeningen zijn met twee freatische lijnen uitgevoerd, de laagste aan de hand van de peilbuiswaarnemingen en de hoogste aangenomen bij de maatgevende boezemstand.

In de beide rekenprofielen langs het Zijkanaal B is de in de zandlaag onder de kruin heersende wateroverspanning als een bij deze laag behorende stijg-hoogtelijn ingevoerd.

B e o o r d e l i n g v a n d e v e i l i g h e i d De s t a b i l i t e i t v a n de kade

Op grond van het stabiliteitsonderzoek moet de kade ter hoogte van een lokale kwelplaats langs het Zijkanaal C en het 1,5 km lange kadegedeelte van de Zuid-Spaarndammerpolder, gelegen langs het Zijkanaal B ten zuiden van het Noordzeekanaal, als onveilig worden aangemerkt.

De overige kaden kunnen op grond van stabiliteitsberekeningen of op grond van de ruime afmetingen als veilig worden beschouwd. •

De waterkerende hoogte van de kade

De langs de polders gelegen boezemwateren behoren tot de boezem van het Noordzeekanaal met een maatgevende stand van NAP +0,25 ; de minimum kruin-hoogte is voor de langs de zijkanalen gelegen kaden op NAP +0,65 m gesteld. Van de 7 representatieve profielen hebben er 2 een 0,15 ra te lage kruin. De langs het Noordzeekanaal gelegen kade heeft een kruinhoogte van om-streeks NAP +1,8 in.

Kabels, leidingen en vreemde objecten

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kade betrokken. De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de desbetref-fende leidraden van de TAW.

(32)

10. Polder Kortrijk en polder Portengen

I n l e i d i n g

De polder Kortrijk en de polder Portengen liggen in de provincie Utrecht en het waterstaatkundige beheer berust bij het Waterschap Leidse Rijn. De kaden van deze polders beschermen een 1145 ha groot hoofdzakelijk agrarisch gebied dat tot de gemeenten Breukelen en Kockengen behoort. Het onderzoek is uitgevoerd in de kade langs de Haarrijn, de Heicop, de Groote Heicop en het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze wateren maken deel uit van de boezem van Arastelland.

Het onderzoek is in 1985 gestart; na de terreinopname in 1985 is een deel van de kade langs de Groote Heicop (1986) en de gehele kade langs de Haar-rijn (1985-1987) gereconstrueerd. Deze gereconstrueerde kaden zijn in de rapportage opgenomen.

O p p e r v l a k t e e n p e i l e n

Polder Kortrijk heeft een waterstaatkundig oppervlak van 660 ha en een maaiveldhoogte van NAP -1,0 a -1,2 m; het polderpeil bedraagt NAP -1,4 a -1,9 m. Polder Portengen heeft een waterstaatkundig oppervlak van 485 ha en een maaiveldhoogte van NAP -1,3 a -1,6 m; het polderpeil bedraagt NAP -1,5 a -2,15 m.

De boezem van Arastelland heeft een oppervlakte van 1100 ha bij een stand van NAP -0,40 m. Het maatgevend boezempeil bedraagt NAP ±0,00 ra voor "Amstelland-West" en NAP +0,20 m voor "Amstelland-Oost".

B e s c h e r m d e b e l a n g e n

Binnen het gebied staan woningen en boerderijen van ondermeer Kockengen, Portengen, Zuideinde, Gieltjesdorp, Kortrijk en Laagnieuwkoop. Het aantal

inwoners wordt op enige duizenden geschat.

Het gebied wordt doorsneden door de spoorwegverbindingen Amsterdam-Woerden en Amsterdam-Utrecht en door de rijksweg A 2 .

G e v o l g e n v a n e e n d o o r b r a a k

De inundatiediepte is ondermeer afhankelijk van de plaats van de doorbraak, het eventueel compartimenteren van de boezem, de boezemstand tijdens de doorbraak etc.

Als er geen maatregelen worden getroffen dan blijft de inundatie niet beperkt tot de beide onderhavige polders, een groot achterliggend gebied zal eveneens inunderen. Indien het binnenstromende water zich ongehinderd kan verspreiden dan bedraagt het inundatiepeil naar schatting maximaal NAP -0,9 m; 0,1 a 0,7 m boven het maaiveld van de beide onderhavige pol-ders.

Als er na een doorbraak tot compartimentering van de Groote Heicop, de Heicop of de Haarrijn wordt overgegaan dan onstaat er alleen wateroverlast binnen het gebied. Het Amsterdam-Rijnkanaal is niet of heel moeilijk te compartimenteren.

(33)

B e s c h r i j v i n g v a n d e k a d e De k a d e l a n g s d e H e i c o p

Deze 2,3 km lange kade ligt vanaf de "Schutterskade" tot aan de Groote Hei-cop. De kade is, met uitzondering van het bebouwde deel te Kockengen, in 1984 gereconstueerd. Op de 1 tot 2 m brede kruin ligt een halfverhard voetpad. Het binnentalud heeft een helling van 1:2. Tot aan Kockengen bevindt de 2,5 m brede kwelsloot zich op een afstand van ca. 6 m uit de binnenteen. Te Kockengen staat de bebouwing over een lente van 0,2 km

direct .achter de kade en ligt er een 5 ra brede asfaltweg op de kruin. Vanaf Kockengen ligt de 2,5 tot 6 m brede kwelsloot op zo'n 4 tot 9 ra uit de teen, plaatselijk ontbreekt de kwelsloot.

De kade langs de Groote Heicop

Deze 3,8 km lange kade ligt tussen de Heicop en het Arasterdam-Rijnkanaal en is in de periode 1984-1986 gereconstrueerd.

Tot aan de Portengensebrug (1,3 km) is de kruin 1 tot 1,5 ra breed en heeft het binnentalud een helling van 1:2. In de eerste 0,9 km bevindt de 2 m brede kwelsloot zich op zo'n 2 m uit de teen. Aansluitend ontbreekt de kwelsloot over een lengte van 0,4 km; wel ligt er een 6 m brede sloot op zo'n 15 tot 20 m uit de drassige teen.

In het 2,1 kra lange kadegedeelte tussen Portengensebrug en de A2 ligt een asfaltweg op de 3,5 m brede kruin, heeft het binnentalud een helling van 1:2 en is de kwelsloot enige meters uit de teen gelegen.

In het laatste 0,4 kra lange kadegedeelte ligt plaatselijk bebouwd boezera-land voor de kade en is de asfaltweg op de kruin 6 m breed.

De kade langs het Amsterdam-Rijnkanaal

Deze 3,2 kra lange kade ligt tussen de Groote Heicop en de Haarrijn. De oeverbescherming bestaat uit een stalen damwand met een houten gording. In de eerste 0,4 km bestaat de waterkering uit het brede weglichaam van de oprit naar de brug bij Breukelen.

Het overige kadegedeelte heeft een 7 a 10 m brede kruin met een hoogte van ca. NAP +1,7 m, op de kruin ligt een 3,5 tot 4 m brede klinkerweg. Het holle binnentalud heeft bovenin een helling van 1:3 en onderin een helling van 1:6. De kwelsloot is 2,5 m breed. In de tweede helft ligt het baanli-chaara van de spoorlijn Arasterdam-Utrecht parallel achter de kade.

De kade langs de Haarrijn

Deze 1,6 km lange kade ligt vanaf het Amsterdam-Rijnkanaal tot aan het gemaal. Deze kade is in de periode 1985 - 1987 gereconstrueerd.

De kruinbreedte bedraagt 1,5 m en het binnentalud heeft een helling van 1:2 a 1:3. Tot aan de A2, halverwege de kade, ligt een greppel achter de steun-berra en vanaf de A2 een kwelsloot. In de eerste 0,15 km ontbreekt de grep-pel en in de laatste 0,4 km de kwelsloot.

G r o n d o n d e r z o e k

Ten behoeve van de stabiliteitsberekeningen is het noodzakelijk om de grondopbouw, de wrijvingseigenschappen en de voluraieke massa's te kennen; daarom zijn in 4 dwarsprofielen continuboringen en sonderingen uitgevoerd. Uit deze boringen is een aantal monsters genomen en in het laboratorium

Cytaty

Powiązane dokumenty

Następny numer, zatytułowany Rozwój zasobów kapitału ludzkiego obszarów wiejskich (pod redakcją naukową Lecha Pałasza, Grzegorza Spychalskiego i Ma- riana Malickiego)

Ducha Świętego, w którym odbijają się jak w zwierciadle życie i działalność po- nadnarodowego sanktuarium na Jasnej Górze w realizacji zadań religijnych i pa-

Przeznaczanie znacznych kwot pieniędzy publicznych na inwestycje, in­ frastrukturę, edukację czy tworzenie oraz wdrażanie nowych technologii może pobudzać

Houden we echter rekening met recourse, dan zien we dat een groter deel van de rei- zigers naar knoop C rijden, omdat zij daar 20% (0,2) kans hebben dat zij gebruik kun- nen maken

Dlatego pojaw iają się postulaty „uzdrowienia doświadcze­ nia”, rozumiane jako „uwolnienie doświadczenia z wypaczeń, które go dotknęły, i rozwinięcie teorii

Bez włączania się w dyskusję wokół zagadnienia, czy przedm iotem tych badań ma być tylko istnienie aktualne, czy również możliwe, a może jeszcze i entia

[r]

[r]