• Nie Znaleziono Wyników

Verloedering verleden tijd voor de Gilliswijk: Evaluatie van de aanpak van problemen in een Delftse woonwijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verloedering verleden tijd voor de Gilliswijk: Evaluatie van de aanpak van problemen in een Delftse woonwijk"

Copied!
113
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

VERLOEDERING VERLEDEN TIJD

VOOR DE GILLISWIJK

2039

806

7

Bibliotheek TU Delft

(3)

VANDALISME, CRIMINALITEIT

EN VOLKSHUISVESTING

Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (DTB) Technische Universiteit Delft

Thijsseweg 11 2629 JA Delft

(4)

VERLOEDERING VERLEDEN TIJD

VOOR DE GILLISWIJK:

EVALUATIE VAN DE AANPAK VAN PROBLEMEN IN EEN DELFI'SE WOONWUK

Marja Elsinga

(5)

De serie 'Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting' wordt uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft telefoon (015) 783254 In opdracht van: OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft

CIP-GEGEVENS KONINKWKE BffiUOTIlEEK, DEN HAAG Elsinga, Marja

Verloedering verleden tijd voor de Gilliswijk: evaluatie van de aanpak van problemen in een Delftse woonwijk / Marja Elsinga. - Delft: Delftse Universti-aire Pers. -Dl. - (Vandalisme, kriminaliteit en volkshuisvesting: nr. 7)

Uitg. van het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB). Technische Universiteit, Delft. - Met lit. opg.

ISBN 90-6275-610-7

SISO 719.22 UDC 343.3/.7:[911.375.64:728](492*2600) NUGI 655 Trefw.: criminaliteit en woonmilieu : Gilliswijk (Delft).

Copyright 1990 Marja Elsinga

(6)

micro-INHOUDSOPGA VE

1 INLEIDING . . . . . . .. 1 1.1 Achtergrond . . . 1 1.2 De probleemstelling . . . . . . . . . . . .. 2 1.3 Werkwijze... 2 1.4 Leeswijzer... 3

2 HET VERLEDEN VAN DE GILLISWIJK . . . . . . . . . . .. 5

2.1 De Gilliswijk . . . . . . . . . . . . . . .. 5 2.1.1 De fysieke omgeving . . . 5 2.1.2 De sociale omgeving . . . 7 2.2 De problemen . . . . . . . . . .. 8 2.2.1 De fysieke omgeving . . . 9 2.2.2 De sociale omgeving . . . 11 2.3 De genomen maatregelen . . . 13 2.3.1 De fysieke omgeving . . . 13 2.3.2 De sociale omgeving . . . 15 2.4 Conclusies... 16

3 EFFECfEN VAN DE MAATREGELEN OP DE OMGEVING . . . 19 3.1 De fysieke omgeving . . . 19 3.1.1 De woningen. . . . . . . . . . . . .. 19 3.1.2 De semi-openbare ruimten . . . . . . .. 23 3.1.3 De woonomgeving. . . . . . . .. 23 3.2 De sociale omgeving . . . 24 3.2.1 De bevolkingssamenstelling . . . 24

3.2.2 Waardering van de woonsituatie. . . . . . . .. 28

3.2.3 De betrokkenheid van bewoners . . . . . . . . . .. 31

3.2.4 Sociale controle . . . . . . . . . .. 35

(7)

4 EFFECTEN VAN DE MAATREGELEN OP

CRIMINALITEIT EN VERLOEDERING . . . .. 43

4.1 Objectieve criminaliteit en verloedering . . . 43

4.1.1 Gegevens politie . . . 43 4.1.2 De corporatie . . . 45 4.1.3 De bewoners. . . .. 46 4.2 Subjectieve criminaliteit . . . .. 49 4.2.1 Onveiligbeidsgevoelens . . . 49 4.2.2 Onveilige plekken . . . 51 4.3 Conclusies... 52 5 DE GILLISWUK NA DE REHABILITATIE, ERVARINGEN VAN BETROKKENEN. . . . .. 55

5.1 De betrokken participanten . . . 55

5.2 De effecten van de maatregelen . . . .. 56

5.2.1 De corporatie . . . 56

5.2.2 De bewoners . . . .. 56

5.2.3 De gemeente . . . 59

5.3 Huidige knelpunten en aandachtspunten . . . .. 63

5.3.1 De woningcorporatie. . . .. 63

5.3.2 De bewoners . . . .. 64

5.3.3 De gemeente . . . 68

5.4 Plannen en suggesties voor de toekomst . . . 71

5.4.1 De corporatie . . . 71 5.4.2 De bewoners . . . .. 71 5.3.3 De gemeente . . . 73 5.5 Conclusies... 75 6 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 79 6.1 Samenvatting... 79 6.2 Conclusies... 83 6.3 Aanbevelingen... 87 BIJLAGE 1 . . . . . . . . . . . . . . .. 91 LITERATUUR . . . 101

(8)

VOORWOORD

Het criminaliteitsniveau in Nederland is hoog. Dit verontrustende resultaat blijkt uit een omvangrijk internationaal onderzoek van het Ministerie van Justitie. Is dit nu het resultaat van het jarenlang gevoerde preventiebeleid?

Nee, preventiebeleid is een kwestie van een lange adem. De in gang gezette experimenten laten niet direct en niet op grote schaal positieve resultaten zien. Maar uit de resultaten in de Gilliswijk kunnen we hoop putten.

In dit rapport blijkt dat de aanpak van deze buurt succes heeft geoogst. Crimi-naliteit en verloedering zijn afgenomen. Bovendien is duidelijk geworden dat een eenmalige aanpak niet afdoende is. We moeten de vinger aan de pols hou-den. In de Gilliswijk wordt hier invulling aangegeven door het instellen van buurtbeheer en een zogenaamde klussenbus. Bovendien vindt deze aanpak na-volging in andere buurten. Het is dat de term toen (midden jaren tachtig) nog niet bestond, anders zou de aanpak van de Gilliswijk zeker het predicaat 'sociale vernieuwing' hebben mogen dragen.

Dit voorbeeld laat zien dat we moeten doorgaan op de ingeslagen weg.

De uitspraken over de Gilliswijk zijn gebaseerd op een onderzoek van het OTB, in het kader van het project "Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw". De begeleidingscommissie van dit onderzoeksproject bestaat uit de volgende leden: mevr. J. Junger-Tas (WODC) (voorzitter), mevr. A. Vroege (NCIV), M. van Oostrom (MVROM), E. van Wees (NWR), M. Kromwijk (VNG), H. Spicken-heuer (WODC) en R. de Vries (SBPC).

Tot slot wil ik alle betrokkenen bij de Gilliswijk bedanken voor hun medewer-king aan dit onderzoek. Tevens bedank ik de leden van de begeleidingscommis-sie en mijn collega's van het OTB voor het kritisch doorlezen van de teksten en het leveren van commentaar.

Marja Elsinga Delft, 1990

(9)
(10)

1

INLEIDING

1.1 Achtergrond

De laatste jaren is in Nederland en ook in het buitenland geconstateerd dat de kleine criminaliteit, sterk is toegenomen. De toename van de kleine criminaliteit en de daarmee gepaard gaande publiciteit dragen bij aan de versterking van de gevoelens van onveiligheid onder de bevolking. Dit was aanleiding om te pleiten voor een brede aanpak; niet alleen een justitiële en politionele aanpak, maar ook een preventieve aanpak. De bestuurlijke preventie wordt als centrale aan-pak voorgestaan. In het beleidsplan 'Samenleving en maatschappij' (1985) van het kabinet Lubbers I worden voorstellen gelanceerd om de kleine criminaliteit met het bestuurlijke preventiebeleid te voorkomen of terug te dringen.

In dit preventiebeleid zijn drie hoofdlijnen onderscheiden:

1. de ontwikkeling van een bebouwde kom die qua planologische en bouwtechni-sche kenmerken zo min mogelijk gelegenheid biedt tot het plegen van delic-ten;

2. het versterken van de binding van de opgroeiende generatie met de maat-schappij;

3. het versterken van het functionele toezicht op potentiële wetsovertreders door functionarissen met een bredere dienstverlenende taak (o.a. winkelpersoneel, conducteurs, jongerenwerkers, huismeesters e.d.).

De bestuurlijke preventie dient op lokaal niveau geconcentreerd te worden. De op dat niveau opererende organisaties (scholen wijkverenigingen, jongerenor-ganisaties, corporaties) zouden samen met gemeente, politie en justitie de kleine criminaliteit moeten verdringen of voorkomen. Ter bevordering hiervan is onder meer een budget van 45 miljoen gulden (verdeeld over 5 jaar) beschikbaar ge-steld voor lokale proefprojecten.

Een deel van de proefprojecten heeft betrekking op de problemen in naoorlogse etagecomplexen. In Breda, Heerenveen, Capelle aan den Ussel, Amsterdam,

Den Helder, Groningen en Delft worden projecten gesubsidieerd die tot doel hebben de kleine criminaliteit en verloedering in naoorlogse etagebouw te ver-minderen. Tevens worden enkele onderzoeksprojecten uitgevoerd. Een van deze projecten is het onderzoek 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw' dat uitgevoerd wordt door het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde

(11)

(OTB) van de Technische Universiteit Delft. Dit rapport heeft betrekking op één van de vijf cases in het onderzoeksproject: de Gilliswijk in Delft.

1.2 De probleemstelling

De centrale probleemstelling van het onderzoeksproject is als volgt geformu-leerd:

Welke factoren zijn vanuit het beheer van de woning en de woonomgeving in met name de volkhuisvestingssector manipuleerbaar, zodat de kleine crimina-liteit afneemt c.q. voorkomen wordt? (Bentvelsen en Van der Zon, 1987) De beantwoording van deze vraag zal in de verschillende case-studies naar vo-ren komen. Hiertoe is de probleemstelling opgesplitst in drie delen:

I problematiek en omgeving TI maatregelen

illeffect van de maatregelen op problematiek en omgeving

De delen I en TI worden behandeld bij de voormetingen van de cases. Wat de Gilliswijk betreft komen de onderdelen I en TI uitgebreid aan de orde in "De rehabilitatie van de Gilliswijk" (Van der Zon, 1989). In het nu volgende staat deel

m

centraal, waarbij tevens een terugblik wordt gegeven op de delen I en TI. Dit rapport zal antwoord geven op de volgende vragen:

• Wat zijn de effecten van de genomen maatregelen op de kleine criminaliteit in de Gilliswijk?

• Wat zijn de effecten van de genomen maatregelen op de fysieke en sociale omgeving?

• Wat zijn de effecten per betrokken groep, organisatie?

1.3 Werkwijze

Bij het beschrijven van de effecten wordt gebruikt gemaakt van het volgende schema (Bentvelsen en Van der Zon, 1987).

Afbeelding 1.1 Ex-post evaluatie; voor/na-meting

(12)

Het is uiteindelijk de bedoeling om invulling te geven aan dit schema. Echter, alvorens het zover is, moeten de effecten gemeten worden. Dit is geen eenvoudi-ge zaak; af- of toename van criminaliteit, verloedering en daarmee eenvoudi-gepaard gaande gevoelens van onveiligheid, laten zich vaak moeilijk in cijfers uitdrukken. Vanwege het ontbreken van een eenduidige maat, is op verschillende wijzen geprobeerd het effect van de maatregelen te meten. Deze zijn terug te vinden in het volgende overzicht:

effecten op de omgeving

• vergelijking van de resultaten van enquêtes onder bewoners voor en na het nemen van de maatregelen;

• peiling van de mening van andere participanten, door middel van interviews, over de veranderingen in de omgeving;

• vergelijking van gegevens over de bevolking, die door de afdeling Woonruim-tezaken verzameld worden.

effecten op criminaliteit en verloedering

• vergelijking van de resultaten van de beide bewonersenquêtes, voor en na de maatregelen;

• vergelijking van politiestatistieken voor en na de maatregelen;

• vergelijking van de onderhoudsregistratie bij de corporatie, voor en na effecten per betrokken groep, organisatie

• interviews met de betrokken participanten

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk twee wordt het verleden van de Gilliswijk geschetst. De problemen die er waren en de maatregelen die vervolgens zijn genomen, komen hier aan de orde. Hoofdstuk drie gaat in op de effecten die de maatregelen hebben ge-had op de fysieke en sociale omgeving. Vervolgens worden in hoofdstuk vier de effecten van de maatregelen op de criminaliteit en verloedering beschreven. Hoofdstuk vijf geeft de meningen van de betrokken partijen over de ontwikke-lingen in de Gilliswijk weer. Hoofdstuk zes tenslotte bevat een samenvatting, en voorts een aantal conclusies en aanbevelingen die voortvloeien uit de voorgaan-de hoofdstukken.

(13)
(14)

2

HET VERLEDEN VAN DE GILLISWIJK

In dit hoofdstuk richten wij de aandacht op het verleden van de Gilliswijk. Hier-toe wordt een aantal kenmerken van de fysieke en sociale omgeving beschreven. Aan de hand van de onderscheiden kenmerken worden vervolgens de problemen in de Gilliswijk geschetst en tenslotte volgt een opsomming van de maatregelen die genomen zijn.

2.1 De Gilliswijk

2.1.1 De fysieke omgeving

De Gilliswijk is een buurt in het westen van Delft en maakt deel uit van de wijk Buitenbof. De buurt is in het begin van de jaren 70 gebouwd. Het stedebouw-kundig concept is een reactie op de hoogbouw waarmee Delft in de jaren 60 uitgebreid werd. De Gilliswijk was bedoeld als een ideale woonwijk. De Katho-lieke Bouwvereniging St. Hippolytus is eigenaar van de woningen in deze buurt. de woningen

In het begin van de jaren zeventig was er een grote behoefte aan grote wonin-gen. De oplevering van de Gilliswijk was in dit opzicht een uitkomst. Binnen de Delftse woningvoorraad vertegenwoordigde de Gilliswijk een groot aantal, rela-tief goedkope, vijf-kamer-woningen.

De Gilliswijk bestaat uit 7 flatblokken. Elk blok bestond bij de oplevering uit 10 vier-karner-woningen op de begane grond en 64 vijf-karner-woningen op de vier verdiepingen. Een uitzondering hierop vormde de Schubertlaan-oneven waarin ook vijf twee-karner-woningen te vinden waren. In totaal bestond de Gilliswijk uit 523 woningen; 448 vijf-kamer-woningen, 70 vier-kamer-woningen (aangepaste woningen) en 5 twee-kamer-woningen. De 70 vier-kamer-woningen op de begane grond hadden een berging bij de eigen woning.

de semi-openbare ruimten

Elk flatblok bevat een groot aantal semi-openbare ruimten. De bergingen van de woningen van de eerste tot en met de vierde verdieping bevinden zich op de begane grond. Bij de oplevering bevonden de 64 bergingen zich aan twee lange gangen die ontsloten werden door drie deuren. Per flat waren er drie

(15)

trappen-Atb. 2.1 Plattegrond van de Gilliswijk

privétuinen

1: basisschool (nu: kinderopvang en centrum voor orthopedie) 2: Itho-school (nu: gesloopt)

3: tijdelijk onderkomen voor jongeren (nu: avonturenspeelplaats en randgroepjongerenwerk) 4: wijkcentrum

huizen, een centrale hal en twee liften. De centrale hal lag in het midden van de flat en was van twee kanten toegankelijk. In deze hal waren de postboxen en bellentableaus aangebracht. De drie trappenhuizen waren naast de centrale hal en aan de beide kopkanten van de flat te vinden. In het centrale trappenhuis en in een van de trappenhuizen aan de kopkanten van de flat was een lift. Elke verdieping werd ontsloten door een galerij die in het midden onderbroken werd door het centrale trappenhuis.

de woonomgeving

De buurt wordt omgeven door twee grotere verbindingswegen (Beethovenlaan en Buitenhofdreef) en door twee kleinere straten (Bachsingel en Chopinlaan). De situering van de flats is zodanig dat het binnenterrein, een groen gebied van ca 5,2 hectare, en de flats bij elkaar horen.

In de oorspronkelijke opzet waren de fysieke begrenzingen tussen rijweg en groengebied, rijweg en flatentree, groengebied en speelgelegenheid geminimali-seerd.

Aan de achterkant van de flat waren de privé-tuinen voor de bewoners van de begane-grond-woningen. Aan de voorkant van de flat, bij de in- en uitgangen, was een soort pleintje gemaakt waar ook gespeeld kon worden.

Direct grenzend aan de bergingen waren parkeerplaatsen aangelegd. Andere parkeerplaatSen bevonden zich tussen het groen tegenover de flat; dit waren kleinschalige parkeerplaatsen.

(16)

Atb. 2.2 De Gilliswijk: flats temidden van het groen

De Gilliswijk ligt in het groen. Aan de buitenkant bij de Bachsingel ligt een groenstrook, tegenover de Beethovenlaan ligt het wijkpark Buitenhof en midden in de buurt ligt een groot park. In dit park zijn bij de aanleg een groot aantal verschillende bomen en heesters geplant. Het groen is echter niet uitsluitend ter decoratie aangelegd, maar vooral om gebruikt te worden; de paden zijn door de bewoners in het gebruik zelf gemaakt. In het groen waren vier speelplekken en twee trapveldjes aangelegd, zodat de kinderen uit de wijk ongestoord konden spelen. De woonomgeving van de Gilliswijk moest een voorbeeld worden, vele architecten en stedebouwers uit binnen- en buitenland kwamen naar dit voor-beeld kijken.

In de directe omgeving waren (en zijn nog steeds) weinig voorzieningen: een basisschool, een Itho-school, een wijkgebouwen een tijdelijk onderkomen voor jongeren. Winkels ontbraken in de buurt, maar op loopafstand waren verschil-lende supermarkten.

2.1.2 De sociale omgeving

de bevolkingssamenstelling

Bij de oplevering zijn zowel door de gemeente als door de corporatie woningen toegewezen, 70% respectievelijk 30%. Allereerst werd de Haydnlaan opgeleverd en aangezien de nood onder stadsvernieuwingsurgenten hoog was, werden deze woningen vooral aan mensen uit de binnenstad toegewezen. De gemeente Delft maakte in het begin van de jaren 70 namelijk een serieuze start met de

(17)

verbete-ring van de binnenstad. De leden van de corporatie konden kiezen en hebben voor een groot deel voor de woningen aan de Beethovenlaan en de Bachsingel, die een betere ligging hadden, gekozen.

In deze beginperiode woonden in de wijk grote gezinnen die 'als 'gemiddeld modaal' bekend stonden. Het waren vooral mensen uit het lage middenkader en arbeiders, zoals politieagenten, werknemers van lNO,

rn

en Draka.

In het midden van de jaren zeventig is een deel van de nieuwbouwwijk Tanthof opgeleverd. Dit heeft ertoe geleid dat veel bewoners uit de Gilliswijk, die het zich konden veroorloven, naar deze wijk vertrokken. Dit leidde tot een grote verhuisstroom in de buurt, met uitzondering van de flats aan de Beethovenlaan en de Bachsingel. In de periode 1977-1981 zijn in totaal 191 huishoudens in de buurt komen wonen. De gemiddelde mutatiegraad bedroeg 9.1% en lag boven de gemiddelde mutatiegraad in de rest van het bezit van Hippolytus.

betrokkenheid van bewoners

De betrokkenheid van de bewoners komt onder andere tot uiting in de wijze waarop bewoners zich georganiseerd hebben. Vanaf het begin is er een bewo-nerscommissie actief geweest in de Gilliswijk. Deze commissie organiseerde activiteiten en vertegenwoordigde de bewoners ten opzichte van de corporatie. Daarnaast werd er in 1981 per flat een flatraad ingesteld. De relatie met de achterban werd door de commissie echter matig genoemd. De bewoners werden wel op de hoogte gehouden van allerhande activiteiten doordat de commissie verslagen verstuurde. Maar met name bewoners die de nederlandse taal niet machtig zijn, werden nauwelijks bereikt. De opkomst bij algemene vergaderingen was zeer gering; alleen wanneer er concrete problemen waren, kwamen de be-woners in groten getale. Dit is echter geen specifiek verschijnsel voor de Gillis-wijk.

Daarnaast uit de betrokkenheid zich in het woongedrag en de verhuisgeneigd-heid van bewoners van de bewoners; deze aspecten komen in paragraaf 2.2.2 aan de orde.

sociale controle

De sociale controle wordt onder andere bepaald door de betrokkenheid van de bewoners en de fysieke omgeving. In de Gilliswijk waren de voorwaarden voor een effectieve informele controle (door bewoners zelf), zoals een overzichtelijke omgeving en beperkte toegankelijkheid van de semi-openbare ruimten, nauwe-lijks aanwezig. De oorzaken van een geringe sociale controle in de Gilliswijk worden in paragraaf 2.2.2 nader besproken.

2.2 De problemen

De Gilliswijk ging als ideale wijk van start. Echter, al snel ontstonden de eerste problemen. In de loop van de jaren namen de problemen toe en de buurt raakte steeds verder in verval. Deze paragraaf geeft een overzicht van de problemen aan de hand van de genoemde aspecten van de fysieke en sociale omgeving.

(18)

Atb. 2.3 Een verloederde keldergang

2.2.1 De fysieke omgeving de woningen

,

I

De aanwezigheid van' veel grote woningen heeft tot gevolg gehad dat er vooral grote gezinnen in de wijk kwamen wonen. Er waren dus veel kinderen en jonge-ren in de wijk.

Woninginbraak was geen onbekend verschijnsel in de Gilliswijk. Inbraken kwa-men met name voor in de woningen op de begane grond en op de eerste verdie-ping. De toegankelijkheid van deze woningen is dan ook groter dan die van de woningen op de hogere verdiepingen.

de semi-openbare ruimten

Onder semi-openbare ruimten worden de hallen, de trappenhuizen, de galerijen en de keldergangen verstaan. Deze semi-openbare ruimten waren voor iedereen toegankelijk.

De problemen in de hal bestonden uit vernielingen aan de verlichting, post-boxen, bellentableaus, en liften. Grote delen van de muren waren bedekt met graffiti en de grond was vaak bezaaid met folders. Er werd geklaagd over het gebruik van de hal als doorsteek naar de andere kant van de flat.

In de trappenhuizen was het vaak rommelig, er was veel graffiti en er werden tal van vernielingen aangericht.

De verloedering van de galerijen is lange tijd twistpunt van bewoners en woning-corporatie geweest. Bewoners vonden dat de schoonmakers te weinig en slecht

(19)

schoonmaakten, terwijl de corporatie aangaf dat bewoners er zelf een rommeltje van maakten en te weinig opruimden.

De keldergangen en de kelders zijn altijd een bron van ergernis geweest. Ver-nielingen waren hier aan de orde van de dag en er werd regelmatig brand ge-sticht en ingebroken. Sommige kelderboxen werden als sleutelplaats, opslagruim-te of verzamelplaats gebruikt. De lange keldergangen waren bedekt met graffiti. De verloederde kelders vormden voor de jongeren een uitnodiging tot nog meer vandalisme.

De verloedering was het grootst in de flats aan de Haydnlaan en de Chopinlaan. In de namiddag en avond hingen hier vaak jongeren rond in de buurt van het schoolplein. De woningcorporatie heeft gepoogd het erosievandalisme tegen te gaan. In het begin van de jaren 80 werden vernielde objecten redelijk snel her-steld of vervangen door vandalismebestendige materialen. Dit had weinig succes en werkte frustrerend voor de mensen van de technische dienst. De technische ingrepen op zich waren niet voldoende en de onderhoudsnorm was ontoereikend voor het onderhoud van de flats in de Gilliswijk.

de woonomgeving

De directe woonomgeving kenmerkte zich door een sterke vervuiling. Het vuil-nisophaalsysteem heeft altijd problemen gegeven. In het begin functioneerden de stortkokers niet en later bleek dat de vuilniscontainers, die op vaste tijden bui-ten werden gezet, niet voldeden.

De parkeerplaatsen tegen de blinde muur van de bergingen waren nauwelijks zichtbaar vanaf de galerij en vanuit de woning. Door struiken en bomen waren andere parkeerplaatsen bij de flats nagenoeg aan het gezicht onttrokken. Gepar-keerde auto's waren regelmatig object van vernieling en inbraak, met name aan de Beethovenlaan en de Schubertlaan-even, de flats langs de ontsluitingswegen van de wijk.

De buitengevels van de flats waren bedekt met graffiti, vooral de gevels bij de bergingen. De meeste graffiti was te vinden op de flats aan de Haydnlaan en de Chopinlaan.

In het openbaar groen werd veel vernield aan de speelobjecten en het groen. De vele bomen en struiken belemmerden het zicht op de spelende kinderen, zodat deze rustig hun gang konden gaan.

Het openbaar groen verloederde niet alleen door vernielingen, maar ook door de grote hoeveelheden rommel die erin terecht kwamen en zich moeilijk lieten verwijderen. Bewoners voelden zich er niet verantwoordelijk voor en de onder-houdsmedewerkers konden het intensieve onderhoud niet in voldoende mate verrichten. Er was sprake van achterstallig onderhoud en het personeel van de afdeling plantsoenen klaagde over het slechte werkklimaat in de wijk.

Bovendien was het groen een groot deel van het jaar drassig en onbegaanbaar, wat ook bijdroeg aan het verloederde beeld. Het lager gelegen gebied was oor-spronkelijk bedoeld als speelplaats voor de kinderen en als bodem voor andere typen van vegetatie.

(20)

Atb. 2.4 Drassig en onbegaanbaar groen

2.2.2 De sociale omgeving de bevolkingssamenstelling

Er werd veel verhuisd in de Gilliswijk. Met name de economisch sterkere huis-houdens vertrokken. In combinatie met een instroom van economisch zwakke-ren, die relatief vaak tot etnische groepen behoorden, zorgde dit voor een be-paald stigma van de wijk. De wijk werd als vergaarbak van economisch zwak-keren en buitenlanders beschouwd. Dit had tot gevolg dat woningzoekenden in

Delft vaak een woning in de Gilliswijk weigerden.

De huishoudens die in de wijk kwamen wonen, bestonden uit veel personen.

Volgens de toewijzingscriteria van die jaren moest een huishouden uit minstens zes personen bestaan, om voor een woning in de Gilliswijk in aanmerking te komen. Dit betekende dat er veel kinderen en later jongeren in de wijk woon-den. Het aantal potentiële vandalen is dan ook altijd groot geweest.

Samen met jongeren uit andere wijken, zorgden de jongeren uit de Gilliswijk voor vernielingen, geluidsoverlast en inbraken. Veel jongeren waren werkloos of spijbelden en hadden weinig perspectief op een verbetering in hun situatie. Ze

verveelden zich en hadden gebrek aan geld en aangezien de voorzieningen in de

wijk onvoldoende waren, waren groepsvorming en vandalistisch gedrag het ge-volg. Met name de flats aan de Haydnlaan en de Chopinlaan, waar de jongeren vaak rondhingen, moesten het ontgelden.

De groepscultuur speelde hierbij een belangrijke rol, de leden durfden meer in

de groep en gingen steeds verder om aanzien te krijgen. Omwonenden durfden niet zo snel op te treden tegen zo'n groep, doordat er sprake was van een

(21)

nume-rieke overmacht. Gevolg was dat de groepsleden bijna onbelemmerd hun gang konden gaan. Politieoptreden was slechts incidenteel en de jongeren wisten vaak te ontsnappen doordat ze de weg in het complex goed kenden.

Het toewijzingsbeleid werd jarenlang consequent toegepast en er werd geen uitzondering gemaakt voor een probleemwijk als de Gilliswijk. In de jaren ze-ventig leidde dit tot een instroom van economisch zwakkere huishoudens en in de jaren 80 had dit tot gevolg dat er nauwelijks genoeg kandidaten voor de Gilliswijk waren. Uiteindelijk heeft de gemeente in 1985 de toewijzingsnorm ten aanzien van d~ huishoudensgrootte bijgesteld. In verband met het gevaar voor leegstand werd deze verlaagd tot drie personen.

de betrokkenheid van bewoners

De betrokkenheid van bewoners uit zich onder andere in hun gedrag.

Veel rommel in de wijk werd veroorzaakt door het slechte gebruik van de vuil-niscontainers door sommige bewoners. Containers die ver weg stonden, werden nauwelijks gebruikt en de containers bij de hoofdingang waren zo vol dat het

vuilnis er naast werd gezet. Sommige bewoners gooiden hun vuil gewoon over de reling naar beneden. Daarnaast werden het groen en de semi-openbare ruim-ten vervuild en vernield door de kinderen en de jongeren. De galerijen zagen er vaak verloederd uit, doordat sommige bewoners hier fietsen en vuilniszakken neerzetten. Na verloop van tijd kregen bewoners een apathische houding ten aanzien van de verloedering. Niets hielp en iedereen maakt er toch een zooitje van!

De mutatiegraad in de Gilliswijk is altijd hoger geweest dan die in het andere bezit van St. Hippolytus. Dit heeft tot gevolg gehad dat bewoners relatief vaak nieuwe buren kregen en dit was niet bevorderlijk voor de sociale contacten. De bewoners van de Bachsingel en de Beethovenlaan bleken meer betrokken bij hun omgeving dan de bewoners van de andere flats. Ze waren eerder bereid rommel op te ruimen, hadden een beter contact met de buren en ondernamen eerder actie wanneer ze iets zagen dat niet in de haak is. Bovendien werd er minder verhuisd in deze flats; deze mensen hadden dan ook vaak bewust voor deze flats gekozen. Dit in tegenstelling tot de bewoners van de andere flats, met name de Haydnlaan en de Chopinlaan: dit waren veelal urgenten uit sanerings-wijken die via de wachtlijst van de gemeente toegewezen werden. Zij hadden niet om een woning in de Gilliswijk gevraagd en waren bovendien veelal niet gewend om in een flat te wonen.

sociale controle

In de semi-openbare ruimten was de sociale controle door bewoners gering. Iedereen kon deze ruimten binnengaan en het was moeilijk te beoordelen of iemand zich daar ten onrechte bevond. Met name in de kelders was de sociale controle vrijwel afwezig doordat veel bewoners daar niet meer durfden komen. Het vele groen rond de flats belemmerde het uitzicht vanuit de woning, zodat onder andere het toezicht van ouders op hun spelende kinderen vrijwel onmoge-lijk was. Vormen van semi-formele of formele controle kwamen ook nauweonmoge-lijks voor. Slechts af en toe kwamen onderhoudsmonteurs of gemeentepersoneel in de buurt. De politie surveilleerde weliswaar regelmatig, maar kon ook niet over-al tegelijk zijn.

Deze fysieke belemmeringen vormen slechts een gedeeltelijke verklaring voor de geringe sociale controle. De geringe betrokkenheid van de bewoners bij hun

(22)

omgeving speelde hier een belangrijke rol; bewoners voelden zich vaak niet verantwoordelijk voor hun omgeving en zetten zich daarom niet in om de wijk leefbaar te houden. Bovendien bleek dat mensen hun medebewoners vaak niet kenden.

2.3 De genomen maatregelen

Al vanaf 1974 werden, op kleine schaal, maatregelen genomen om het verval van de Gilliswijk te keren. Uit de toename van de problemen tot in de jaren 80 mag echter duidelijk zijn dat deze maatregelen hun doel niet bereikt hebben. Dit werd in 1981 dan ook door de diverse betrokkenen gesignaleerd. Er werd geconcludeerd dat alleen door samenwerking oplossingen gerealiseerd konden worden. Daartoe werd de adviesgroep Gillis opgericht, waarin de bewonerscom-missie, de politie, het schoolhoofd, Openbare Werken, Buro Huisvesting, het jongerenwerk en Bouwvereninging St. Hippolytus participeerden. Bovendien kwam er in 1985 een stimulans vanuit de Werkgroep vandalismebestrijding, die de Gilliswijk aanwees als speerpuntwijk. In 1987 werd de adviesgroep Gillis omgezet in een projectgroep, voorgezeten door een gemeentelijke projectleider. In deze projectgroep werd vormgegeven aan het zogenaamde rehabilitatieplan voor de Gilliswijk, een plan om het woonmilieu in de buurt te verbeteren. De maatregelen die deel uitmaken van dit plan, en voor zover mogelijk de fmancie-ring hiervan, worden besproken in de volgende paragrafen. Verder wordt er melding gemaakt van de anti-vandalisme-activiteiten die op gemeentelijk niveau plaatsvonden.

2.3.1 De fysieke omgeving

de woningen

De Gilliswijk bestond voor 80% uit vijf-kamer-woningen. Dit bracht met zich dat deze woningen voornamelijk aan grote gezinnen werden toegewezen. De grote kinder-jjongerendruk die hierdoor ontstond, werd als problematisch ervaren. Om hier iets tegen te doen werden 86 woningen opgesplitst in 172 HAT-eenhe-den, bestemd voor 1- en 2-persoonshuishoudens. Hiertoe werden vrijgekomen woningen vastgehouden; het was de bedoeling dat zo veel mogelijk boven elkaar gelegen woningen werden gesplitst.

De kosten van de splitsing bedroegen

f

62.000,-(f 37.000,- bouwkosten en

f

25.000,- boekwaarde van de oude woningen) per gesplitste woning, in totaal een bedrag van

f

5.332.000,-. De woningen werden gefinancierd via de subsidie voor nieuwbouwwoningen.

de semi-openbare ruimten

Bij de beschrijving van de problemen is duidelijk geworden dat de grote toegan-kelijkheid van de semi-openbare ruimten, een rol speelde bij het verval van de wijk. Om deze toegankelijkheid te beperken zijn de kelders gesegmenteerd en de hallen afgesloten.

De lange keldergangen werden opgesplitst in acht kleine units van ieder acht bergingen. Deze units werden afgesloten en ieder huishouden kreeg een sleutel. Hierdoor hadden bewoners alleen toegang tot hun eigen unit en hun eigen ber-ging.

(23)

Het afsluiten van de hallen is het voornaamste doel van het 'hallenplan' . De centrale hallen en de trappenhuizen aan de kopgevels werden afgesloten, zodat alleen bewoners met een sleutel naar binnen konden. Alleen in de centrale hal is het overdag mogelijk om de deur te openen met een knop; deze is met name bedoeld voor buiten spelende kinderen en de postbode. Aan de voorzijde van de hallen is een bellentableau met een intercom bevestigd. Daarnaast werd met dit plan een aantrekkelijker aanzien van de centrale hallen beoogd. De hallen wer-den schoongemaakt, voor zover mogelijk uitgerust met

vandalismebe-stendig materiaal en geschilderd in kleuren die door bewoners gekozen waren. Met het afsluiten van deze semi-openbare ruimten werden een groter toezicht en ontoegankelijkheid voor ongewenste personen beoogd. Met het verfraaien van de hallen werd gepoogd erosievandalisme tegen te gaan en een beroep te doen op het verantwoordelijkheidsgevoel van bewoners, zodat deze zorgvuldig met de ruimten zouden omgaan.

De kosten van de keldersegmentering bedroegen

f

SOO.OOO,- en die van het hallenplan

f

1.400.000,-. Beide werden uit eigen middelen (ABR) van de wo-ningcorporatie gefinancierd.

de woonomgeving

De woonomgeving werd op basis van het woonomgevingsplan integraal aange-pakt. Zowel de groenvoorzieningen, de bestrating, de stoepen als de parkeer-plaatsen werden volledig gewijzigd. Hierbij werd gestreefd naar een minder vandalismegevoelige woonomgeving, waarbij het unieke groene karakter van de wijk gehandhaafd bleef.

Er zijn langs alle flats trottoirs met daarlangs parkeerplaatsen aangelegd en het straatgroen tussen de parkeerplaatsen werd verwijderd, zodat het zicht op de auto's vanaf de balkons en galerijen verbeterde. Tegen de flats zijn plantvakken met klimplanten aangelegd om het bekladden van de gevels tegen te gaan. De wateroverlast in het park werd verminderd door een betere drainage en ophoging. Om het gebied overzichtelijker te maken werden een aantal bomen en struiken gerooid. Daarnaast werden verschillende soorten nieuwe bomen en struiken geplant om een gevarieerder beeld te scheppen.

De visie ten aanzien van het spelen in de wijk is gewijzigd; het uitgangspunt dat kinderen in het groen ongestoord hun gang kunnen gaan, is losgelaten. Er zijn aparte speelplekken aangebracht en het groen is uitgedund, zodat de speelplek-ken beter zichtbaar zijn. Het plan werd in zeven fasen uitgevoerd; iedere fase ging vergezeld van een inspraakavond voor bewoners.

De kosten voor deze verbeteringen bedroegen

f

1.495.000,-. Aangezien er (nog) geen financiële regelingen bestonden voor de verbetering van naoorlogse pro-bleemwijken, zijn voor de dekking verschillende ad-hoc bronnen opgevoerd:

• gemeentelijke begrotingspost vandalismebestrijding

• bijdrage stadsvernieuwingsfonds • subsidie Stuurgroep Bestuurlijke

Preventie Criminaliteit

• gemeentelijk investeringsprogramma • onderhoudsbudgetten

• besparing toekomstig onderhoud

f

300.000,-f

268.000,-f 153.000,-f 264.000,-f 430.000,-f 80.000,-

(24)

f1.495.000,-2.3.2 De sociale omgeving de bevolkingssamenstelling

Zoals in paragraaf 2.2.4 al werd aangegeven, heeft de gemeente in 1985 de toewijzingscriteria versoepeld, zodat ook kleinere huishoudens in aanmerking kwamen voor een woning in de Gilliswijk. Daarnaast hebben de flatsplitsingen ervoor gezorgd dat ook een- en tweepersoonshuishoudens toegang kregen tot de wijk. Deze maatregelen waren erop gericht de kinder- en jongerendruk in de Gilliswijk te verlagen.

De jongeren werden als belangrijkste veroorzakers van de overlast gezien. Om deze reden werd het jongerenwerk bij de Adviesgroep Gillis betrokken. Echter, al in 1982 haakte het jongerenwerk af wegens bezuinigingen bij de gemeente. De Gilliswijk werd door de afdeling Welzijn en het Ambulant Jongerenwerk niet als probleemgebied gezien; de prioriteiten gingen uit naar andere Delftse wij-ken.

Eind 1984 wilde de afdeling Welzijn een werkgelegenheidsproject voor jongeren starten; jongeren zouden het groen opknappen onder begeleiding van de afde-ling Plantsoenen. In 1986 werd het plan afgeblazen vanwege het ontbreken van beroepsmatige begeleiding.

In maart 1985 werd het jongerenhonk 'het Keetje' gerealiseerd naast het wijk-verenigingsgebouw ten westen van de Gilliswijk. De stichting Hey, die toen juist in het leven groepen was, werd hierbij betrokken. Het doel van deze stichting is het verbeteren van de positie van randgroepjongeren, zodat randgroepjongeren in staat zijn op een volwaardige manier te functioneren in de samenleving. Er werden activiteiten, zoals sporten en het sleutelen aan auto's ontplooid, dit on-der begeleiding gedurende 20 uur per week. Bij deze activiteiten werd de na-druk gelegd op het zelfstandig functioneren van jongeren.

In 1988 werd het subsidieverzoek voor een Adventure Playground gehonoreerd. De bedoeling was om kinderen van 10 tot 15 buiten de schooltijden en in de vakantie op te vangen.

Bovendien heeft de afdeling Welzijn de bouw van een betere jongerenaccommo-datie in haar investeringsprogramma opgenomen. Zowel het gebouw bij de ad-venture playground als de nieuwe jongerenaccommodatie zijn gereed. Momen-teel worden deze door de jongeren zelf ingericht.

De kosten van de Adventure Playground worden op 2 ton geraamd, terwijl 1 ton voor begeleiding nodig is. Deze kosten worden gedekt door subsidies van de gemeente en het Ministerie van WVC. Voor de jongerenaccommodatie is 7 ton gereserveerd door de afdeling Welzijn van de gemeente.

Sinds 1985 worden op gemeentelijk niveau anti-vandalisme-activiteiten ontplooid door de werkgroep vandalismebestrijding. Deze werkgroep bestaat uit ambtena-ren van de gemeentelijke diensten WOC (Welzijn, Onderwijs en Cultuur), Stads-ontwikkeling en Beheer en Milieu. Ook de Politie, het Openbaar Ministerie en Buurtbeheer maken deel uit van deze werkgroep. Daarnaast bestaat er een Stuurgroep vandalismebestrijding die als doel heeft om van het gemeentelijk beleid een stedelijk beleid te maken. Deze stuurgroep bestaat uit vertegenwoor-digers van het energiebedrijf, de woningbouwverenigingen, de winkels, de P1T, de Kamer van Koophandel en het Openbaar Ministerie en wordt voorgezeten door de burgemeester. De coördinator criminaliteitspreventie functioneert als secretaris voor de beide groepen.

(25)

Met oud en nieuw en met de luilak worden activiteiten georganiseerd om de jongeren te weerhouden van vandalistisch gedrag. Buro HALT speelt een be-langrijke rol in het organiseren van deze activiteiten. HALT staat voor 'Het ALTernatief; jongeren verrichten een klus als alternatief voor strafvervolging. Het HALT-project richt zich op jongeren van 12 tot 18 jaar.

de betrokkenheid van bewoners

Er zijn geen specifieke maatregelen, gericht op de betrokkenheid van bewoners, aan te wijzen;

Echter, het hele rehabilitatieplan was erop gericht de bewoners bij hun omge-ving te betrekken. De bewonerscommissie maakte deel uit van de projectgroep en bracht hierin de belangen van bewoners naar voren. Maar ook andere bewo-ners werden bij de plannen betrokken, doordat ze op de hoogte gehouden wer-den van de ontwikkelingen. Voor de inrichting van de woonomgeving werd er per flat een inspraakavond georganiseerd.

Bovendien wordt met de realisatie van het plan een hogere betrokkenheid van bewoners beoogd. De woningcorporatie en de gemeente tonen een positieve inzet, iedereen kan zien dat er iets gedaan wordt om de situatie in de Gilliswijk te verbeteren. Hiermee werd geprobeerd de apathie te doorbreken; bewoners kunnen zich weer verantwoordelijk voelen voor hun nieuwe en schone buurt. de sociale controle

Om semi-formele sociale controle in de wijk te vergroten werd per flat een huismeester aangesteld. Naast het houden van toezicht hebben de huismeesters nog een aantal andere taken: het schoonhouden van gemeenschappelijke ruim-ten, het verrichten van kleine technische reparaties, het doorgeven van klachten en dienstverlening aan bewoners. De aanstellingen zijn als een experiment opge-zet voor een duur van 2,5 jaar. De huismeesters van de Bachsingel en de Schu-bertlaan-even zijn echter vroegtijdig afgehaakt. De desbetreffende flats werden schoongemaakt door een schoonmaakbedrijf en de overige vijf huismeesters hielden er spreekuur op toerbeurt.

Met dit experiment is

f

911.225,- gemoeid (f 522.987,50 subsidie Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit en de bewonersbijdrage voor schoonmaken

f

388.237,50).

De informele controle, door bewoners zelf, werd gestimuleerd door het afsluiten van de semi-openbare ruimten, de herinrichting van de woonomgeving en het betrekken van bewoners bij de rehabilitatie.

Daarnaast is in de gemeente Delft de vandalismetelefoon ingesteld, met als doel de bereidheid onder de burgers te vergroten om vandalisme te melden. Op deze wijze kunnen vernielingen snel gesignaleerd en ongedaan gemaakt worden; zo wordt erosie-vandalisme voorkomen.

2.4 Conclusies

We kunnen concluderen dat de problemen in de Gilliswijk hoog opgelopen waren. In andere buurten hebben dergelijke problemen vaak leegstand tot ge-volg gehad. Pas wanneer een verhuurder werd geconfronteerd met huurderving, werd er serieus nagedacht over maatregelen.

(26)

In de Gilliswijk is het echter niet zover gekomen. Niet alleen vanwege de

krap-pe woningmarkt in Delft, maar vooral omdat de betrokkenen de leegstand geen

kans hebben gegeven. In samenwerking tussen alle betrokkenen kwam het zoge-naamde rehabilitatieplan tot stand. Dit plan bevatte verschillende soorten van maatregelen: niet alleen de flats werden aangepakt maar ook de woonomgeving. Bovendien werden er maatregelen getroffen die betrekking hadden op de sociale omgeving.

(27)
(28)

3

EFFECfEN VAN DE MAATREGELEN OP

DE

OMGEVING

De in paragraaf 2.3 genoemde maatregelen hebben invloed gehad op de fysieke en sociale omgeving van de Gilliswijk. In dit hoofdstuk worden deze effecten beschreven aan de hand van de indeling uit het vorige hoofdstuk.

3.1 De fysieke omgeving

3.1.1 De woningen

Om de eenzijdige woningdifferentiatie van de wijk te doorbreken is een groot aantal vijf-karner-woningen opgesplitst in kleinere HAT-eenheden. In 1983 is een start gemaakt met het splitsen van de woningen en in 1989 zijn de laatste RAT-eenheden opgeleverd. De verbouwingen hadden tot gevolg dat er tijdelijk woningen leegstonden en dat bewoners overlast ondervonden van de bouwwerk-zaamheden.

Tabel 3.1 Aantal woningen in de Gilliswijk naar flat en jaar, 1983-1989

1971 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 Haydnlaan 74 75 77 79 83 95 95 96 Tl.. Chopinlaan-Iaag 74 74 74 74 76 78 78 84

e

Chopinlaan-hoog 74 76 77 80 86 90 90 95

~

Beethovenlaan 74 74 74 74 74 76 76 78 Bachsingel 74 74 74 74 77 80 80 84 "I Schubertlaan·oneven 79 79 79 79 79 82 82 86 \J Schubenjaan-even 74 74 74 74 74 78 78 86

G(

totaal 523 526 529 534 549 579 579 609 Bron: St. Hippolytus, 1989

(29)

In tabel 3.1 is de ontwikkeling in het aantal woningen te zien. Het aantal wonin-gen is in de periode 1983-1989 met 16% gestegen; 86 woningen zijn gesplitst in 172 HAT-eenheden. Iedere vijf-karner-woning leverde twee HAT-eenheden op: één grote voor twee personen en één kleine voor een persoon. Dit betekent dat het aandeel vijf-karner-woningen is gedaald van 86% naar 59% van de totale woningvoorraad in de Gilliswijk. Het percentage HAT-eenheden bedraagt 28%. Tabel 3.2 laat zien hoe deze HAT-eenheden over de flats verdeeld zijn.

Het merendeel van de nieuwe HAT-eenheden bevindt zich in de Haydnlaan en de Chopinlaan-hoog. In deze flats waren de meeste problemen en was de muta-tiegraad het hoogst.

De huurprijzen per woningtype zijn te vinden in tabel 3.3.

Tabel 3.2 Type woningen naar straat, 1989 5 kamer· 4 kamer-woning woning Haydnlaan 42 10 Chopinlaan-hoog 43 10 Chopinlaan-1aag 54 10 Beethovenlaan 60 10 Bachsingel 54 10 Schubeniaan-oneven 57 10 Schubeniaan-even 52 10 totaal 362 (=59%) 10 (=12%) Bron: St. Hippolytus 1990

Tabel 3.3 Huurprijzen (f) per woningtype, 1989

vierkamerwoningen vijfkamerwoningen tweekamerwoningen tweekamerHA T's bruto 576,-/654,-* 450,-/700,-* 441,-/500,-* 330,-/440,-*

* afhankelijk van de individuele voorhefflng stookkosten ** afhankelijk van de mate van isolatie

*** afhankelijk van de oppervlakte van de woning Bron: St. Hippo1ytus, 1990 2 kamer-woning 0 0 0 0 0 5 0 5 (=1%) netto 487 -/506-" 350:-/500:-** 356-/396-" 220'-/290'-*** ,

,

HAT-eenheid 44 42 20 8 20 14 24 172 (=28%)

(30)

Uit een recent woningmarktonderzoek in Delft blijkt dat de woningen in de Gilliswijk niet goed in de markt liggen. Dit is te zien in tabel 3.4 waarin het verschil tussen potentieel vrijkomende en gevraagde woningen tegen elkaar is afgezet.

De geringe populariteit van de Gilliswijk en andere wijken valt onder andere te verklaren uit het woningtype in deze wijken. Tabel 3.5 geeft hierover meer dui-delijkheid.

Tabel 3.4 Vraag naar en aanbod van zelfstandige woonruimte naar wijk,

Delft wijken Binnenstad Delft-west Delft-oost Wippolder /TU-wijk Voorhof/Delft-zuidwest Buitenhof Buitenhofdreef" Tanthof aanbod 15TI 1216 1036 1757 3108 2163 2118 2118 vraag· 8235 2162 1388 891 1390 1132 703 1266 • optelsom van verhuisgeneigde woningzoekenden in en buiten Delft •• het deel van de Buitenhof waarin de Gilliswijk ligt

Bron: SOAB, Woningmarktonderzoek Delft, 1990

vraag min aanbod 6658 945 352 -866 ·1719 -1030 -1414 - 852

Tabel 3.5 Vraag naar en aanbod van zelfstandige woonruimte per

woningty-pe naar wijk, Delft

0 1 2 3 4 5 6 wonlngtype eengezinshuis/grachtenpand

..

-

11:) 11:) 11:) 11:) grachtenpand/etagewoning

..

bovenfbenedenwoning, maisonnette

11:) 11:) 0 10 11:) 0 flat/appartement

0 0 0 00 00 11:) overig/anders

11:) 11:) 0 11:) 11:) 00 aantal kamers

minder dan 4 kamers

..

11:) 0 00 00 11:) 00

4 of meer kamers

-

0 00 00 11:)

o

Binnenstad _ groot aanbodtekort

1 Delft-west • aanbodtekort

2 Delft-oost 11:) evenwicht

3 Wippolder/TU-wijk

o

aanbodoverschot

4 Voorhof/Delft-zuidwest 00 groot aanbodoverschot

5 Buitenhof • niet van toepassing

6 Tanthof

(31)

Er is een groot aanbodoverschot voor, met name de grote, flatwoningen in de Buitenhof en de Voorhof. Uit tabel 3.4 blijkt echter dat niet alleen het woning-type bepalend is voor de voorkeur van woningzoekenden; voor flatwoningen in de Binnenstad bestaat een aanbodtekort. De voorkeur van woningzoekenden gaat met name uit naar een eengezinswoning en naar een woning in de Binnen-stad of aangrenzende wijken.

Dit betekent een ongunstige uitgangspositie voor de Gilliswijk, want ondanks alle aanpassingen is het nog steeds een buurt met flats in een buitenwijk van Delft. De flatsplitsingen hebben echter een positieve bijdrage geleverd aan de woningmarktpositie van de Gilliswijk. Voor woningen in de Buitenhof met min-der dan vier kamers bestaat namelijk een evenwicht.

(32)

3.1.2 De semi-openbare ruimten

Er is veel veranderd in de semi-openbare ruimten. De hallen en de trappenhui-zen zijn overdag, door middel van een automatische knop, toegankelijk voor iedereen. 's Avonds en 's nachts zijn deze ruimten afgesloten voor onbevoegden, alleen bewoners met een sleutel kunnen naar binnen. Bezoekers kunnen aanbel-len bij het belaanbel-lentableau aan de buitenkant van de flat en zich bekend maken via de intercom. Tevens zijn de hallen opnieuw ingericht, voor zover mogelijk met vandalismebestendig materiaal, en verfraaid met een kunstwerk: gekleurde kunststofplaten voor de ramen boven de ingang. In de centrale hal is de loge van de huismeester gevestigd, waar hij spreekuur houdt. Bovendien zorgt de huismeester ervoor dat de hal schoongemaakt wordt en dat er geen vernielingen plaatsvinden. Dit alles is duidelijk te merken wanneer men de flat betreedt. De hallen zien er keurig en schoon uit. Alleen bij langdurige afwezigheid van de huismeesters kan men rommel in de hallen en trappenhuizen aantreffen.

De keldersegmenten zien er eveneens netjes en schoon uit, er hangen geen groepen jongeren meer rond en graffiti komt nauwelijks meer voor. Hier geldt echter hetzelfde als voor de hallen en trappenhuizen; langdurige afwezigheid van de huismeester laat duidelijke sporen na.

Ook de galerijen zien er een stuk netter uit dan vroeger dankzij het optreden van de huismeester bij het stallen van fietsen en deponeren van vuilniszakken.

3.1.3 De woonomgeving

De veranderingen in de woonomgeving zijn duidelijk zichtbaar. Het gebied rond de flat ziet er netjes uit. Rondslingerende vuilniszakken en zwerfvuil zijn nauwe-lijks meer te bespeuren. Zowel het verwijderen van de hekken rond de contai-ners als de (hervatte) activiteiten van de afdeling reiniging en van de huismees-ters hebben hieraan bijgedragen.

Het verplaatsen van de parkeerplaatsen en het verwijderen van het straatgroen, hebben het zicht op geparkeerde auto's verbeterd. Samen met het toezicht door de huismeesters heeft dit ertoe geleid dat bewoners hun auto weer aan de ach-terkant van de flat durven parkeren. In combinatie met het plaatsen van 'anti-parkeer-beugels', heeft dit weer tot gevolg dat het 'foutparkeren' afgenomen is. Door het snoeien en rooien van een aantal bomen en struiken is het park over-zichtelijker geworden en kunnen spelende kinderen vanuit de flat in de gaten gehouden worden. Bovendien is er nu een duidelijke speelplek aanwezig. Een tweede speelplek moet nog aangelegd worden. Door drainage is het drassige gebied verdwenen. Het unieke groene karakter van de wijk is echter nog duide-lijk aanwezig. Maar in dit groengebied, dat niet meer tot het werkterrein van de huismeesters behoort, valt nog steeds zwerfvuil te bespeuren.

De basisschool heeft twee nieuwe bestemmingen gekregen: een centrum voor orthopedie en een kinderopvang. Het vroegere schoolplein is ingericht als par-keerterrein. De Itho-school wordt gesloopt; op het vrijkomende terrein is nieuw-bouw gepland.

Ter gelegenheid van de tweede oplevering van de Gilliswijk is op het terrein tussen de Buitenhofdreef en de Schubertlaan-even een kunstwerk geplaatst.

(33)

Atb. 3.2 Een ovenichtelijke woonomgeving

3.2 De sociale omgeving

3.2.1 De bevolkingssamenstelling

Zoals reeds in hoofdstuk 2 vermeld werd, was het verloop onder de Gillisbewo-ners groot. Economisch sterkeren maakten plaats voor economisch zwakkeren. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de veranderingen in de samenstel-ling van de bevolking in de Gilliswijk. Het huidige aantal mutaties en de ken-merken van instromende huishoudens worden vergeleken met die van een aantal jaren geleden.

Tabel 3.6 geeft een overzicht van het aantal mutaties. Uit deze tabel blijkt dat de mutatiegraad in de Gilliswijk doorgaans hoger ligt dan in de rest van het bezit van St. Hippolytus. Verder zien we dat de mutatiegraad schommelt in de periode van 1982 tot en met 1989. Opvallend zijn met name de cijfers voor 1988 en 1989. In 1988 leek het alsof de Gillisbewoners honkvaster werden, maar in 1989 bleek dit toch niet het geval: de mutatiegraad nam sterk toe. Voor het grote verschil tussen 1988 en 1989 zijn een aantal verklaringen te geven. In de eerste plaats verschilt de wijze van berekening; de mutatiegraad van 1988 is gebaseerd op het aantal afgegeven huurcontracten en die van 1989 op het aantal woninginspecties. Een deel van de vrijgekomen woningen in 1988 werd niet op nieuw verhuurd, maar gereserveerd voor de woningsplitsingen. Deze 30 wonin-gen zijn dan ook niet meenomen in de berekening van de mutatiegraad. In verhouding is de mutatiegraad van 1988 dus eigenlijk te laag. Ten tweede werd

(34)

Tabel 3.6 Mutatiegraad in de Gilliswijk en de rest Hippolytus, 1982-1989 mutaties Gilliswijk abs. 1982 47 1983 62 1984 56 1985 74 1986 47 1987 64 1988 28· 1989

86··

• op basis van het aantal afgegeven huurcontracten •• op basis van het aantal geïnspecteerde woningen Bron: jaarverslagen St. Hippolytus

% 9.0 11.9 10.6 14.0 8.5 11.1 4.8· 14.0··

van het bezit van St. gehele bezit excl. Gilliswijk % 6.7 6.0 6.0 83 6.0 7.1 73

Tabel 3.7 In de adviescommissie toegewezen woningen en gemiddeld aantal aanbiedingen dat nodig was, per woningtype, in 1989

vijf-kamer-woningen vier-kamer-woningen twee-persoons-HA T's een-persoons-HA T's totaal opzeggingen 25 2 17 12 56

gemiddeld aantal aanbiedingen Gilliswijk 1989 Delft 1987 3,8 1,0 4,6 2,6 3,6 }1,S } } 2,5 }

Bron: Woonruimtezaken, Gemeente Delft, 1990 & Kwartaalberichten 1987

in 1989 de nieuwbouw aan de Westlandhof opgeleverd, een deel van de Gil-lisbewoners verhuisde naar deze nieuwe woningen_ Ten derde zorgt de nieuwe groep HAT-bewoners voor een hogere mutatiegraad. Deze HAT-bewoners, onder wie veel studenten, kenmerken zich over het algemeen door een grote verhuisgeneigdheid. Als laatste heeft de rehabilitatie voor alle bewoners waar-schijnlijk niet alle verwachtingen waar kunnen maken_

Uit tabel 3.7 blijkt dat in 1989 aan 56 huishoudens een woning is toegewezen door de adviescommissie woningtoewijzing. Gemiddeld waren er 3,6 aanbiedin-gen nodig om de woning opnieuw te verhuren. In vergelijking met de cijfers voor geheel Delft, over 1987, is dit hoog. De twee-persoons-HAT-eenheden vergden de meeste aanbiedingen_ Bij de tabel moet echter opgemerkt worden dat de HAT-eenheden tot en met eind mei niet door de gemeente werden toe-gewezen_ Bij St. Hippolytus was nog een lijst met mensen die op een oproep voor HAT-eenheden in de Gilliswijk gereageerd hadden, aanwezig. Aan de hand van deze lijst zijn een deel van de nieuw opgeleverde HAT-eenheden toegewe-zen. Deze aanbiedingen werden als één aanbieding gerekend, in werkelijkheid kan het aantal echter hoger geweest zijn.

(35)

Tabel 3.8 Redenen om een woning in de Gilliswijk te weigeren, 1977-1990 19TI-1981 1986 1987 1988 1989 1990· % % % % % woning slecht 8 0 0 6 0 6 andere buurt, 24

••

••

..

••

..

i.v.m de buurt

••

6 10 3 3 3

wil andere wijk

••

12 0 S 4 3

geen flat, 29

••

••

••

••

••

ander woningtype

••

2 2 3 2 6 te hoog 3 0 2 3 1 0 te Idein 3 10 24 17 6 6 te duur 12 4 0 3 3 10 wil in de wachtkamer

••

29 5 3 7 10 geen reden

••

S 12 3 5 0 niet gereageerd 20 20 37 39 51 48 overig

••

9 8 12 18 8 aantal weigeringen 186 51 41 36 206 31 • de maand januari

•• de categorieën op de registratieformulieren zijn veranderd in de periode tussen 1981 en 1986 Bron: Notitie Delft 1981 & Woonruimtezaken, Gemeente Delft, 1989

Tabel 3.9 Aantal afgegeven woonvergunningen naar woningtype in 1989

aantal % vijf-kamer-woningen 32 43 vier-kamer-woningen 1 1 twee-persoons-HA Ts 26 35 een-persoons-HA Ts 15 20 totaal 74 100

Bron: Woonruimtezaken, Gemeente Delft, 1989

Tabel 3.8 toont de redenen om een woning in de Gilliswijk te weigeren. Opval-lend in deze tabel is de stijging van het aantal mensen dat niet reageert op een aanbod van een woning, tegenwoordig ongeveer de helft van het aantal aanbie-dingen. Daarnaast blijkt dat 'de buurt' in de afgelopen tijd een minder belangrij-ke reden vormt om een woning te weigeren. De reden 'te klein' wordt de laatste tijd beduidend vaker genoemd. Dit hangt ongetwijfeld samen met de aanwezig-heid van HAT-eenheden.

In totaal zijn er in 1989 74 woonvergunningen voor woningen

Ui

de Gilliswijk afgegeven. (Het moment van afgifte van een woonvergunning komt niet altijd overeen met het moment van toewijzing van de woning. In een aantal gevallen

wordt de woonvergunning pas aangevraagd wanneer men al enige tijd in de

toegewezen woning woont.)

Uit tabel 3.9 blijkt dat 55% van de nieuwkomers een HAT-eenheid betrok. De tabellen 3.10 tot en met 3.12 geven een aantal kenmerken van de instromen-de huishouinstromen-dens weer. Voor zover mogelijk worinstromen-den instromen-deze vergeleken met gege-vens over instromers in de periode 1977-1981.

(36)

Tabel 3.10 Grootte van de instromende huishoudens, 1977-1981 en 1989

aantal 1m-1981 1989

personen aantal % aantal %

1 1 1 1:1 36 2 10 5 18 24 3 11 6 0 0 4 57 30 16 22 5 53 28 7 9 6 42 22 3 4 7 11 6 1 1 8 6 3 2 3 totaal 191 101 74 100 gemiddeld 4,9 2,7

Bron: Notitie Delft, 1981 Woonruimtezaken, Gemeente Delft, 1989

TabeI3.11 Bron van inkomsten van de instromers, 1977-1981 en 1989

1m-1981 1989 aantal % aantal % loon 122 64 34 46 uitkering 69 36 27 35 studiebeurs 13 18 totaal 191 100 74 100 Bron: Notitie Delft, 1981 & Woonruimtezaken, Gemeente Delft, 1989

Uit tabel 3.10 blijkt dat de omvang van de instromende huishoudens is drastisch afgenomen; in de periode 1977-1981 omvatte deze gemiddeld 4,9 personen; in 1989 telde het gemiddelde instromende huishouden 2,7 personen. Door de instroom van kleine huishoudens is ook het gemiddeld aantal personen in de gehele Gilliswijk gedaald. Uit de enquête (zie bijlage 1 ) blijkt dat de gemiddel-de huishougemiddel-densgrootte van alle bewoners tussen 1987 en 1989 is gedaald van 3,7 naar 2,8.

Uit tabel 3.11 is de komst van een nieuwe groep bewoners duidelijk af te lezen; de nieuwe categorie 'studiebeurs' weerspiegelt de instroom van studenten. Pro-centueel is deze nieuwe inkomstenbron ten koste gegaan van de categorie 'loon'. Het percentage uitkeringsgerechtigden is ongeveer gelijk gebleven.

(37)

Tabel 3.U Bruto inkomen in guldens van de instromers, van de kostwin-ner,1977-1989 1977-1981 1989 % % < f 1.000,- } 14 f 1.000,- -f 1.400,- }40 36 f 1.400,- -f 1.800,- } 21 f 1.800,- -f 2.100,- 18 14 f 2.100,- -f 2.400,- 21 5 f 2.400,- -f 2.700,- 12 3 f 2.700,- -f 3.000,- 6 4 > f 3.000,- 3 4

Bron: Notitie Delft 1981 & Woonruimtezaken, Gemeente Delft, 1990

Tabel 3.12 laat zien dat het percentage huishoudens met een inkomen beneden de

f

1.800,- sterk gestegen is. Dit is een logisch gevolg van de instroom van studenten. Het aandeel bewoners met een hoger inkomen (meer dan

f

2.400,-)

is gedaald. Rekening houdend met de inflatie in de tussenliggende periode, is de daling van het gemiddelde inkomen van de instromers nog sterker dan uit tabel 3.12 blijkt. Er is dus geen sprake van een versterking van de inkomenspositie bij de instromers.

3.2.2 Waardering van de woonsituatie

In deze paragraaf gaan we in op de mening van bewoners over het wonen in de Gilliswijk. Achtereenvolgens komen aan de orde: rapportcijfers voor een aantal aspecten van het wonen in de Gilliswijk, mening over het schoon zijn en verhuis-redenen.

Tabel 3.13 laat zien welke rapportcijfers (van 1 tot 10) de respondenten gege-ven hebben voor de verschillende aspecten. (Deze vraag was niet opgenomen in de enquête van 1987.)

Het wonen in de Gilliswijk beoordeelt men gemiddeld als voldoende (6.0). De grootte van de woning scoort verreweg het hoogste aantal punten, gemiddeld een 6.9. Daarnaast scoort de veiligheid in en rond de flat een voldoende (6.2). Voor een viertal aspecten wordt een cijfer tussen de vijf en de zes (bijna vol-doende) gegeven, dit zijn: de huur, het onderhoud, de reactie op klachten en de orde en netheid binnen de flat. Onvoldoende scoren het gebruik van algemene ruimten en de orde en netheid rond de flat.

Voor het gebruik van algemene ruimten geven de bewoners van de Haydnlaan een significant lager cijfer dan de bewoners van andere flats. Ook voor orde en netheid scoort de Haydnlaan onder het gemiddelde, evenals de Bachsingel en de Schubertlaan-even (de laatste twee hebben geen eigen huismeester meer). Uit de tabel blijkt tevens dat de begane-grondbewoners een aantal aspecten significant lager waarderen dan de mensen van de verdiepingen; dit geldt voor de huur, het onderhoud, de veiligheid in en rond de flat en voor de orde en net-heid buiten de flat.

(38)

Tabel 3.13 Cijfers voor het wonen in de Gilliswijk, in 1989, gemiddelde cijfers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Haydnlaan 6.7 5.2 5.6 5.8 3.8 6.0 4.9 4.8 5.4 Chopinlaan-hoog 6.7 5.8 5.7 5.6 4.5 6.3 5.6 5.6 5.9 Chopinlaan-laag 7.1 5.6 5.4 5.9 5.1 6.2 6.0 5.7 6.3 Beethovenlaan 7.1 5.6 6.2 5.9 5.2 6.3 6.1 5.7 6.4 Bachsingel 6.8 5.2 5.8 5.6 4.3 5.8 4.9 4.8 5.6 Schubertlaan-oneven 6.9 5.4 5.9 5.9 5.1 6.4 6.2 5.7 6.1 Schubertlaan-even 6.9 5.4 5.6 5.6 4.6 6.2 5.2 4.8 6.2 F(P) .70 .29 .32 .96 .00 .38 .00 .00 .07 begane grond 6.7 4.9 5.2 5.9 4.9 5.6 5.3 4.6 5.8 verdiepingen 6.9 5.5 5.8 5.7 4.7 6.2 5.6 5.4 6.0 F(P) .27 .01 .03 .so .45 .00 .35 .00 .49 eenpersoons huishoudens 6.2 5.7 6.3 6.1 4.9 6.2 5.7 5.5 6.0 meerpersoons huishoudens 7.1 5.4 5.6 5.6 4.6 6.2 5.5 5.2 6.0 F(P) .00 .09 .00 .08 .18 .75 .55 .21 .65

woonduur (pearsons oorr) 0.30 0.06 -0.08 0.02 0.03 0.07 -0.00 -0.07 0.06

P .00 .12 .04 .36 .26 .08 .49 .05 .11

leeftijd (pearsons oorr) 0.33 0.10 -0.04 0.06 0.07 0.08 -0.01 -0.09 0.03

P .00 .02 .18 .13 .07 .04 .38 .03 .26

totaal 6.9 5.5 5.7 5.8 4.7 6.2 5.6 5.3 6.0

1 = de grootte van de woning 2 = die huur die betaald moet worden

3 = het onderhoud aan de flat en de woning door St. Hippolytus 4 = de snelheid waarmee St. Hippolytus reageert op technische ldachten 5 = de manier waarop bewoners algemene ruimten gebruiken

6 = de veiligheid in en rond de flat 7 = de orde en netheid binnen de flat 8 = de orde en netheid buiten de flat 9 = het wonen in de Gilliswijk

p is de kans dat de samenhang tussen twee variabelen op toeval berust Bron: DTB-enquête 1989

De cijfers voor de grootte van de woning en het onderhoud hangen samen met het type huishouden. Eenpersoons huishoudens geven een duidelijk lager cijfer voor de grootte van de woning -zij wonen veelal in de HAT-eenheden-, terwijl deze groep juist tevredener is over het onderhoud van de woning en de flat. Er bestaat een positief verband tussen de woonduur en het cijfer voor de groot-te van de woning; naarmagroot-te de bewoners langer in de Gilliswijk wonen, geven ze een hoger cijfer voor de grootte van de woning. Voor onderhoud en orde en netheid buiten de flat bestaat een omgekeerd verband; naarmate men langer in

de Gilliswijk woont, wordt een lager cijfer gegeven.

Een laatste verband dat gelegd wordt, is dat tussen de cijfers en de leeftijd van de respondenten. Hoe ouder de bewoners zijn, des te hoger is hun cijfer voor de grootte van de woning, de huur en de veiligheid. Voor orde en netheid buiten de flat geldt het tegenovergestelde; hoe ouder de bewoners, des te lager hun cijfer voor dit aspect.

(39)

Tabel 3.14 Oordeel over het schoon zijn van de Gilliswijk, in 1989, respon-denten ln%

ja nee/park nee/flat nee/overal vervuild vervuild vervuild Haydnlaan 26.1 7.2 36.2 30.4 Chopinlaan-hoog 49.3 9.3 16.0 25.3 Chopinlaan-1aag SO.8 7.7 18.5 23.1 Beethovenlaan 29.2 15.4 '1:1.7 '1:1.7 Bachsingel '1:1.4 4.8 22.6 45.2 Schubert1aan-oneven 39.7 19.1 19.1 22.1 Schubert1aan-even 20.3 5.1 32.2 42.2 Cramers V= 0.19(p=.00) totaal 35.2 9.9 24.4 30.5 Bron: OTB-enquête 1989

Tabel 3.15 Verhuisredenen, 1987-1989, respondenten in %

1987 1989 phi

woning niet naar wens 13.5 29.1 buurt niet naar wens 26.3 24.8 vandalisme en verloedering 36.3 15.5 onveiligheid 11.1 4.9 medebewoners niet naar wens

12.6 privé-omstandigheden 26.3 23.8 overig 36.3 39.8 • antwoordcategorie niet opgenomen in de enquête van 1987 Bron: OTB-enquête 1987, 1989 / O.U (p=.OO) 0.01 (p=.80) 0.15 (p= .(0) 0.11 (p=.03) 0.03 (p=.50) 0.02 (p=.56)

Daarnaast is de bewoners gevraagd in hoeverre zij het schoon vinden in de Gilliswijk. Uit tabel 3.14 blijkt dat slechts een derde van de bewoners de Gillis-wijk als schoon beoordeelt. Een tiende deel vindt het rommelig in het park, een kwart vindt dat er veel rommel in de flat voorkol}1t en 30% vindt dat er overal rommel is. Met name de Bachsingel en de Schubertlaan-even scoren hoog in de laatste categorie. Dit zijn weer de flats waar geen vaste huismeester meer werkt.

De redenen om te verhuizen geven voor een gedeelte en indirect een waarde-ring voor de woonsituatie weer. Een verhuisreden houdt niet zelden een negatie-ve beoordeling van het desbetreffende aspect in. Tabel 3.15 geeft de negatie- verhuis-redenen voor de Gillisbewoners weer.

De meest genoemde verhuisreden is 'woning niet naar wens', 29% van de bewo-ners noemt deze reden. Bij een vergelijking met 1987 valt op dat deze reden veel vaker genoemd wordt, terwijl de verhuisredenen 'vandalisme en verloede-ring' en 'onveiligheid' minder belangrijk zijn geworden. De verhuisredenen ver-schillen niet significant per straat, maar er bestaat wel een samenhang met leef-tijd en woonduur.

Cytaty

Powiązane dokumenty

De identiteit van Claires vader mag wellicht uitgekristalliseerd zijn in de jarenlange romanervaring van de verteller (vgl. Van Ostaijen 1966: 147), maar over Claire staat

Het eerste gedeelte van het fabrieksontwerp , betreffende de bereiding van phosphaatmeststof uit ruw phosphaat met behulp van zoutzuur , omvattende de ontsluiting

Er wordt een kort overzicht gegeven van het begrip containerisatie, waarna de meest gebruikte container overslagsystemen nader worden bekeken. Na het schetsen van een

Naar aanleiding van een onderzoek naar mogelijke anti-rol-systemen voor voertuigen door de Sectie Voertuigtechniek en Volvo Car Technologie is zo'n systeem tot stand gekomen..

24 Dc laboratoriutwevaluatie van an operator support systeem - A 610.. 5) Energiettansport door het tertiaire circuit' ('energy transport tertiary circuit').. Dit transport verlocipt

Uit de concept Mededeling van de Europese Commissie volgt dat het beginsel van de particuliere marlctdeelnemer nog springlevend is. Hierboven heb i k getracht te laten zien dat

Deze restricties betekenen dat het probleem wordt gereduceerd tot een twee-dimensionaal probleem voor het ordenen van grote hoeveelheden dozen, orthogonaal liggend, met

Voor de 99-familie met 3 aanwezige vuloperators is het vulproces in 28% het knelpunt en het sterilisatieproces in 68% van alle productovergangen binnen die familie.. De