• Nie Znaleziono Wyników

De behoefte aan bouw locaties voor woningen en bedrijven in Deventer tot het jaar 2020

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De behoefte aan bouw locaties voor woningen en bedrijven in Deventer tot het jaar 2020"

Copied!
36
0
0

Pełen tekst

(1)

DTB-WERKDOCUMENT

Q) +-'

E

::J

0::

c:

0) Q)

I-

L-a

Q)

I-

~

::J

L-::J~

I-

L-...

I-

::J

en

::J

z

t)

I

en

2

~ +-'

w

ti)

a

~

Ne

0::-W

Q) +-'

u

Q)

en

DE BEHOEFTE AAN BOUWLOCATIES VOOR

WONINGEN EN BEDRIJVEN IN DEVENTER TOT

HET JAAR 2020

H.Olden

H. Priemus

IIIIIII

IIIIIII11

I1I .111111111111111111 .• 1111

96-08

I

lIll _ _

1liliiii1II1II

'lll!llllllIIa

...

- . , . 1

:~:~:~:~:~:~:::::::::::::::::::::::::::~:~:::::::::::::;:;:

(2)
(3)

DE BEHOEFTE AAN BOUWLOCATIES VOOR

WONINGEN EN BEDRIJVEN IN DEVENTER TOT

HET JAAR 2020

Bibliotheek TU Delft

111111111111

C 2295137

8509

466G

(4)

OTB-WERKDOCUMENT

Sectie Infrastructuur, Vervoer en Ruimte Onderzoeksinstituut OTB

Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11, 2629 JA Delft Tel. (015) 278 30 05

(5)

DE BEHOEFTE AAN BOUWLOCATIES VOOR

WONINGEN EN BEDRIJVEN IN DEVENTER TOT

HET JAAR 2020

H. Olden

H. Priemus

(6)

De OTB-werkdocumenten van het Onderzoeksinstituut OTB worden uitgegeven door:

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1

2628 CN Delft tel. (015) 278 32 54

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Olden, H.

De behoefte aan bouw locaties voor woningen en bedrijven in Deventer tot het jaar 2020 / H. Olden en H. Priemus. - Delft: Delftse Universitaire Pers. -111. - (OTB-werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB, ISSN 1383-8017 ; 96-08)

Onderzoek uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut OTB in opdracht van de gemeente Diepenveen. - Met lito opg.

ISBN 90-407-1337-5 NUGI 655

Trefw.: woningbouwlocaties, bedrijventerreinen Copyright 1996 by Onderzoeksinstituut OTB

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microftlm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press.

(7)

DE BEHOEFTE AAN BOUWLOCATIES VOOR

WONINGEN EN BEDRIJVEN IN DEVENTER TOT

HET JAAR 2020

H. Olden H. Priemus

(8)

De OTB-werkdocumenten van het Onderzoeksinstituut OTB worden uitgegeven door:

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1

2628 CN Delft tel. (015) 278 32 54

CIP-GEGEVENS KONINKliJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Olden, H.

De behoefte aan bouw locaties voor woningen en bedrijven in Deventer tot het jaar 2020 / H. Olden en H. Priemus. - Delft: Delftse Universitaire Pers. -Ill. - (OTB-werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB, ISSN 1383-8017 ; 96-08)

Onderzoek uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut OTB in opdracht van de gemeente Diepenveen. - Met lito opg.

ISBN 90-407-1337-5 NUGI 655

Trefw.: woningbouwlocaties, bedrijventerreinen Copyright 1996 by Onderzoeksinstituut OTB

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press.

(9)

INHOUD

1. INLEIDING... . ... . . ... .. . .. . 1

2. DE BEHOEFfE AAN NIEUWE WONINGBOUWLOCATIES . . . . . . . . 5

3. DE BEHOEFTE AAN BEDRUVENTERREINEN . . . . . . . . . . . 9

4. DE LOCATIEPROBLEMATIEK VAN DEVENTER . . . . .. .. ... . . 11

5. CONCLUSIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 17 LITERATUUR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .... 19

(10)
(11)

1

INLEIDING

Vanwege van de actualisering van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) heeft de provincie Overijssel (1995b) op verzoek van het Rijk de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden verkend voor verstedelijking in de periode 2005-2010 in de stadsgewesten Twente en Zwolle alsmede in Deventer als onderdeel van het stadsgewest Stedendriehoek. Daarnaast is een doorkijk gegeven tot het jaar 2015.

De conclusie voor Deventer is dat de locaties de Vijfuoek (Colmschate-Noord) en Steenbrugge die in het streekplan West-Overijssel (1993) opgenomen zijn in de woningbehoefte kunnen voorzien tot ongeveer het jaar 2013. De provincie heeft hiermee de conclusies van de gemeente Deventer (1995) in de startnota grote-stedenbeleid overgenomen. Om te voorzien in de woningbehoefte voor de langere termijn ligt een uitbreiding van Steenbrugge naar het oosten op grondgebied van de gemeente Diepenveen volgens de provincie voor de hand (zie afbeelding 1.1). De provincie concludeert dat in het streekplan voldoende ruimte is gereserveerd voor bedrijventerreinen om aan de vraag tot het jaar 2015 te voldoen. De provincie houdt rekening met uitbreiding van het bedrijventerrein Colmschate-Noord richting Lettele om te kunnen voorzien in de behoefte op langere termijn.

In 1994 hebben de gemeenten Diepenveen en Deventer een convenant afgesloten over overdracht aan Deventer van een deel van de woningbouw locatie Steenbrugge en het Diepenveense deel van het bedrijventerrein Colmschate-Noord.1 Naar

aan-leiding van het convenant heeft de provincie Overijssel het gebied van Steenbrugge tussen de Wechelerweg en de Zandwetering definitief aangewezen als streekplanloca-tie. Waar in deze rapportage over Steenbrugge wordt gesproken wordt dit gedeelte van de locatie bedoeld.

De gesignaleerde behoefte aan uitbreidingsruimte speelt ook een rol bij de voorbe-reiding van de gemeentelijke herindeling in Overijssel. In 1995 hebben de provincie Overijssel en de gemeenten Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo en Zwolle een intentie-overeenkomst gesloten over het grote-stedenbeleid. Hierin is onder meer vastgelegd dat de steden op eigen grondgebied ruimte moeten hebben om minimaal

1 Het gedeelte van de oorspronkelijke streekplanlocatie Steenbrugge ten noorden van de

Wechelerweg is niet in het convenant opgenomen vanwege de landschappelijke waarde.

(12)

25 jaar te kunnen voorzien in de behoefte aan woningbouwlocaties en bedrijven-terreinen. Dat wil zeggen dat er tot het jaar 2020 ontwikkelingsruimte op eigen grondgebied moet zijn. Deze afspraak is in overeenstemming met het kabinets-standpunt over een eventuele gemeentelijke herindeling van zogenaamde C20-gemeenten. 2

Onder meer op basis van dit uitgangspunt hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel vijf varianten opgesteld voor gemeentelijke herindeling in het gebied rond Deventer (provincie Overijssel, 1996). Gemeenschappelijk element in de varianten is dat (een deel van) Diepenveen bij Deventer wordt gevoegd om te voorzien in het geconstateerde tekort aan uitbreidingsruimte in Deventer.

De gemeente Diepenveen is van mening dat Deventer als gevolg van het afgesloten convenant tot het jaar 2020 in de behoefte aan woningbouwlocaties en bedrijven-terreinen kan voorzien. Zij heeft daarom aan het Onderzoeksinstituut OTB van de Technische Universiteit Delft opdracht verleend na te gaan of de behoefte aan extra grondgebied die de provincie signaleerde voldoende is onderbouwd.

Dit rapport doet verslag van de bevindingen van het OTB. Antwoord zal worden gegeven op twee vragen:

a) heeft Deventer voldoende ruimtelijke capaciteit om de verstedelijkingsopgave uit de VINEX op eigen grondgebied te realiseren?

b) heeft Deventer voldoende ruimtelijke capaciteit om de verstedelijkingsopgave tot het jaar 2020 op eigen grondgebied te realiseren?

Achtereenvolgens zal worden ingegaan op de beboefte aan nieuwe woningbouw-locaties (paragraaf 2), de beboefte aan nieuwe bedrijventerreinen (paragraaf 3) en de ruimte voor verstedelijking rond Deventer (paragraaf 4). De rapportage wordt in paragraaf 5 worden afgesloten met de belangrijkste conclusies.

2

2 C20-gemeenten zijn gemeenten die vallen onder het grote-stedenbeleid enlof een

(13)

Afbeelding 1.1 Stedelijke ontwikkeling Deventer

~. bedrijfsterreinlokotie in ontwikkeling

~ woningbouwlokatie in ontwikkeling

• , #

toekomstige woningbouwlokatie - - - . uitbreidings mogelijkheid . . . . zoeldokatie regionaal bedrijfsterrein

ecologische hoofdstructuur

Bron: provincie Overijssel (l995b).

(14)
(15)

2

DE BEHOEFTE AAN NIEUWE

WONINGBOUW-LOCATIES

De nota Varianten voor gemeentelijke herindeling Deventer e.o (provincie Overijssel 1996) gaat ervan uit dat er tot het jaar 2020 in Deventer ongeveer 9.000 woningen zullen worden gebouwd, waarvan circa 1.500 in bestaand stedelijk gebied. De raming is ontleend aan de rapportage, die de provincie heeft opgesteld vanwege de actualisering van de VINEX (provincie Overijssel, 1995b).

In de behoefteramingen is ervan uitgegaan dat Deventer een substantieel aandeel van het voor West-Overijssel geraamde vestigingsoverschot opvangt en dat Deventer binnen West-Overijssel een opvangfunctie vervult ter bescherming van het landelijk gebied. Om een voldoende wervend woonmilieu te creëren wordt een gemiddelde dichtheid op de uitleglocaties van 25 woningen per ha gehanteerd.

Voor de periode 1995 t/m 2004 is uitgegaan van de afspraken die in VINEX-kader zijn gemaakt tussen het rijk en de provincie. De behoefte voor de periode 2005 tlm 2014 is gebaseerd op voorlopige provinciale ramingen. Voor de periode tussen 2015 en 2020 is in de rapportage over de actualisering VINEX geen raming gegeven. Bij de raming uit de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling, kunnen twee opmerkingen worden gemaakt. In de eerste plaats is de geraamde capaciteit in het binnenstedelijk gebied (1.500 woningen) laag in vergelijking met het structuurplan Deventer Visie (gemeente Deventer, 1993). In dit structuurplan wordt ervan uit gegaan dat tussen 1995 en 2015 2.150 woningen in het binnenstedelijk gebied zullen worden gebouwd. Het concept-uitvoeringsconvenant VINEX voor het stadsgewest Stedendriehoek mikt zelfs op 2.350 woningen in dezelfde periode.

In de tweede plaats ligt de geschatte woningbehoefte tussen 2015 en 2020 (9.000 -7.350

=

1.650 woningen) hoger dan tussen 2005 en 2015. Dat is geen reële schat-ting. Een afname van de woningbehoefte ligt meer in de lijn der verwachting, gezien de geleidelijk dalende bevolkingsgroei.

Bij de confrontatie tussen de woningbehoefte en de in Deventer beschikbare capaci-teit gaan we er in dit rapport (tabel 2.1) daarom van uit dat tussen 1995 en 2015 in binnenstedelijk gebied 2.150 woningen zullen worden gebouwd, overeenkomstig het beleid van de gemeente Deventer. Voor de periode tussen 2015 en 2020 is

(16)

Tabel 2.1 Vraag en aanbod op de woningmarkt van Deventer (1995-2020)

Woningbehoefte Binnenstedelijke capaciteit Capaciteit in uitleglocaties Restcapaciteit

Volgens provincie Overijssel, 1995b.

Stelpost wegens het ontbreken van gegevens.

Volgens gemeente Deventer, 1993.

Op de locaties de Vijfhoek en Steenbrugge.

1995-2015 7.350 I 2.1503 5.900· 700 2015-2020

uitgegaan van een woningbouwprogramma dat op hetzelfde niveau ligt als in de

periode daarvoor (driehonderd woningen per jaar). Verondersteld is dat 20% in deze

periode in binnenstedelijk gebied kan worden gebouwd.

Uit de tabel 2.1 kan worden afgeleid dat op de locaties de Vijfhoek en Steenbrugge voldoende capaciteit is om tot het jaar 2015 in de behoefte te voorzien, als wordt

uitgegaan van de binnenstedelijke capaciteit uit het structuurplan Deventer visie. Op

1 januari 2015 zou in Steenbrugge nog een restcapaciteit aanwezig zijn van

zeven-honderd woningen.

Dat betekent dat Steenbrugge in ieder geval nog een aantal jaren na 2015 in de behoefte kan voorzien. Tot welk jaar dat het geval zal zijn is nu moeilijk vast te stellen, omdat de raming voor de periode na 2015 zeer onzeker is. Bij een woning-bouwprogramma dat op hetzelfde niveau ligt als in de periode daarvoor en waarvan

20% op binnenstedelijke locaties wordt gebouwd zou er een tekort ontstaan van

vijfhonderd woningen. Dat is 5 % van de geraamde woningbehoefte. Bij een geringe

verhoging van de dichtheid in de uitleglocaties (27 in plaats van 25 woningen per ha)

is dit tekort zelfs op te vangen binnen de huidige uitleglocaties .

Gezien de globaliteit van de behoefteramingen voor een periode van 25 jaar en de onzekerheden die nog bestaan over de exacte capaciteiten van de binnenstedelijke en de uitleglocaties, is het tekort alleszins acceptabel. Bovendien moet rekening worden gehouden met een lagere woningbehoefte als gevolg van nieuwe inzichten. In de rapportage actualisering VINEX zijn de uitkomsten van het

woningbehoefte-onder-zoek (WBO) 1994 nog niet verwerkt. Uit het WBO 1994 blijkt dat de

woning-behoefte in ons land waarschijnlijk lager zal zijn dan tot voor kort werd aan-genomen. De inmiddels verschenen CBS-bevolkingsprognose 1996 wijst in dezelfde richting.

Op grond van het voorafgaande kan worden geconcludeerd dat Deventer, bij de door de provincie geraamde woningbehoefte op eigen grondgebied zeer waarschijnlijk voldoende ruimtelijke capaciteit heeft om tot het jaar 2020 te kunnen voorzien in de behoefte.

(17)

De conclusie dat de Vijfhoek en Steenbrugge tot ongeveer 2013 in de behoefte kunnen voorzien is niet zonder meer af te leiden uit de Rapportage actualisering VINEX en de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling. De provincie beschouwt het woningbouwprogramma dat in de Rapportage actualisering VINEX opgenomen is namelijk als een minimumprogramma. Als Deventer meer bouwt dan is geraamd dan vindt de provincie dat acceptabel (provincie Overijssel, 1995b, p. 15). Achtergrond hiervan is de voor het grote-stedenbeleid gewenste versterking van de centrumpositie van Deventer.

De inschatting van de looptijd van de nu geplande capaciteit is gebaseerd op het woningbouwprogramma uit het Structuurplan Deventer visie (gemeente Deventer, 1993). Dit programma gaat uit van de bouw van 8.450 woningen in de periode 1995 - 2015, waarvan 6.300 op uitbreidingslocaties. Dat is 15% meer dan in de Rapporta-ge actualisering VINEX is aanRapporta-genomen.

In tabel 2.2 is het hogere woningbouwprogramma uit het structuurplan Deventer Visie vergeleken met de programma's uit de regiovisie van het stadsgewest Steden-driehoek (1992), het streekplan West-Overijssel (provincie Overijssel, 1993) en de rapportage actualisering VINEX (provincie Overijssel, 1995b).

Uit de vergelijking blijkt dat de verschillen tussen het structuurplan Deventer visie en de Rapportage actualisering VINEX vooral na het jaar 2005 fors zijn. In deze periode is er tussen beide programma' s sprake van een verschil van 30 % .

Vergelijken wij het woningbouwprogramma uit de rapportage actualisering VINEX met de programma's uit het streekplan West-Overijssel (1993) en de regiovisie van het stadsgewest Stedendriehoek (1992) dan valt op dat ook hier sprake is van grote verschillen na het jaar 2005. De verschillen worden sterk bepaald doordat de woningbouwtaakstelling voor Deventer in de loop van de jaren is verhoogd. In het structuurplan Deventer visie wordt het woningbouwprogramma overige~ als maximumprogramma beschouwd, waarvoor een forse beleidsinspanning nodig is. Confronteren wij de in Deventer beschikbare capaciteit (8.050 woningen) met het woningbouwprogramma uit het structuurplan Deventer (woningbehoefte 8.450 wo-ningen tot het jaar 2015) dan is er een tekort van 400 wowo-ningen (5 % van het woningbouwprogramma). Ook voor dit programma geldt echter dat een neerwaartse bijstelling nodig is als gevolg van nieuwe inzichten. Er is bovendien geen enkele reden om aan te nemen dat dit geringe tekort niet zou zijn op te lossen binnen de geplande locaties.

Voor de gehele periode tot 2020 is bij dit programma een tekort van 1.600 wonin-gen.3 Dit is 15% van het geplande woningbouwprogramma. Met andere woorden:

zelfs bij het als maximaal te beschouwen woningbouwprogramma uit het

structuurplan Deventer visie, kan Deventer 85% van de woningbehoefte tot het jaar 2020 op eigen grondgebied realiseren.

l Voor het bouwprogramma in de periode 2015 - 2020 hebben wij dezelfde veronderstellingen

gehanteerd als bij het programma VINEX-actuaJisatie.

(18)

Tabel2.2 Woningbouwprogramma Deventer volgens een aantal recente beleidsnota's

Regiovisie Streekplan Structuurplan Actualisering

stadsgewest provincie Deventer VINEX

(1993)' (1993) (1993) provincie (1995b) 1990-1994 1.650 8603 3.5002 1995-1999 2.500 4.600 4.350 2000-2004 1.550 2.500 2005-2009 1.050 1.500 3.850 2010-2014 600 1.500

Het stadsgewest hield rekening met een verhoging van het woningbouwprogramma als gevolg van het Trendrapport 1992.

Gegevens hebben betrekking op de periode 1992-1999.

Gegevens hebben betrekking op de jaren 1993 en 1994.

De conclusie uit het voorgaande is dus dat de vraag of Deventer over voldoende uitbreidingsruimte beschikt tot het jaar 2020 sterke wordt bepaald door de omvang

van het woningbouwprogramma na het jaar 2005. Als wordt uitgegaan van het

programma in de Rapportage actualisering VINEX is er in Deventer voldoende capaciteit om te voorzien in de ruimtebehoefte. Wordt uitgegaan van een woning-bouwprogramma dat na het jaar 2005 30% hoger is dan in de Rapportage

actualise-ring, is er een beperkt tekort (15% van de totale woningbehoefte).

Bij de huidige inzichten is er geen aanleiding om van dit hogere woningbouwpro-gramma uit te gaan. De gemeente Deventer (1993) beschouwt het als een

maximum-programma waarvoor een forse beleidsinspanning nodig is. Het programma betekent

het ombuigen van een trend uit het verleden, waarin het woningbouwprogramma in Deventer achterbleef. Omdat ook de Rapportage actualisering VlNEX uitgaat van een ombuiging van die trend, is voor de realisatie van het woningbouwprogramma uit het structuurplan Deventer visie een extra inspanning nodig.

De haalbaarheid en de planologische wenselijkheid van dit programma zijn

boven-dien onvoldoende onderbouwd. Het programma weerspiegelt slechts de ambitie uit

het grote-stedenbeleid.· Dat heeft in de afgelopen periode tot steeds hogere

taakstel-lingen geleid. Vooralsnog is niet duidelijk of er voldoende afzetmogelijkheden zijn

voor de geplande woningen.

Zicht op de marktperspectieven van de geplande woningbouw is belangrijk, omdat circa 70% van de woningen voor de vrije markt wordt gebouwd. Bovendien is te weinig aandacht besteed aan de vraag of Deventer op langere termijn voldoende ruimtelijke capaciteit heeft om een dergelijk ambitieus woningbouwprogramma te accommoderen. Op dit laatste punt wordt in hoofdstuk 4 teruggekomen.

(19)

3

DE BEHOEFTE AAN BEDRIJVENTERREINEN

In de gemeente Deventer was op 1 januari 1995 43 ha bedrijventerrein opgenomen in bestemmingsplannen. Hiervan was 16 ha direct voor uitgifte beschikbaar. In de nota actualisering VINEX gaat de provincie uit van een jaarlijkse behoefte van 5 à 6 ha. Het stadsgewest Stedendriehoek gaat uit van een vergelijkbaar uitgifteniveau. De behoefteraming is gebaseerd op een trendmatige voortzetting van de gemiddelde uitgifte in het verleden.

Voor de middellange termijn (tot het jaar 2000) is dit een aanvaardbare methode. Voor de langere termijn kan een trendextrapolatie slechts als globale indicatie dienen. Voor de ruimtelijke reservering voor een periode van twintig jaar is een trendextrapolatie toch aanvaardbaar, als de planning maar regelmatig wordt aan-gepast aan de actuele ontwikkelingen en er voldoende flexibiliteit in de plannen zit. Op basis van een gemiddelde uitgifte van 6 ha per jaar kan de behoefte in de periode 1995-2010 worden geraamd op 90 ha. Daarnaast is het verstandig rekening te houden met een ijzeren voorraad van vijf maal de jaarlijkse uitgifte (30 ha). Deze ijzeren voorraad kan dienen als reservecapaciteit en kan tevens een deel van de behoefte in latere jaren opvangen. Tot 2010 moet op basis van deze uitgangspunten circa 80 ha nieuw terrein worden ontwikkeld; tot 2020 is dat 140 ha. De behoeftera-ming in de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling, ligt in dezelfde orde van grootte (150 ha).

Het streekplan West-Overijssel heeft twee nieuwe bedrijventerreinen opgenomen: Colmschate-Noord (55 ha) en een regionaal bedrijventerrein langs de Al (75 ha). In principe kan met behulp van deze twee terreinen worden voorzien in de gesignaleer-de behoefte tot het jaar 2015. Om te kunnen voorzien in gesignaleer-de behoefte tot het jaar 2020 moet nog een aanvullende capaciteit van circa 10 ha worden gevonden. Dat is slechts 5 % van de totale behoefte en valt binnen de voor 1-1-2020 gewenste ijzeren voorraad. Als de geplande uitgifte wordt gerealiseerd zou deze op dat moment geen 30 maar 20 ha bedragen. Gezien de onzekerheidsmarges in de prognose is dit acceptabel. Uitbreiding van het terrein Colmschate-Noord in noordelijke richting, zoals de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling suggereert is derhalve voor het jaar 2020 niet aan de orde.

Uitbreiding van Colmschate-Noord is bovendien vanuit kwaliteitsoogpunt niet de meest voor de hand liggende oplossing voor Deventer. Een bedrijventerrein langs de

(20)

Al zal door de goede bereikbaarheid per auto een veel groter acquirerend vermogen hebben dan het bedrijventerrein Colmschate-Noord dat ruimtelijk-economisch gezien enigszins perifeer ligt. Het realiseren van een bedrijventerrein langs de Al is daarom een belangrijke voorwaarde om de werkgelegenheidsgroei te kunnen realiseren die nodig is in het licht van de gewenste bevolkingsgroei. De doelgroep van potentiële vestigers op Colmschate-Noord is vermoedelijk beperkt tot lokale bedrijvigheid.

Het streekplan geeft twee potentiële locaties aan voor een regionaal bedrijventerrein: Posterenk en Epse-Noord. Beide liggen op grondgebied van de provincie Gelderland. Nadere afweging tussen beide locaties zou volgens het streekplan moeten plaats-vinden in stadsgewestelijk verband. Vooralsnog is dit niet gebeurd. Op dit moment vindt onderzoek plaats naar de meest geschikte locatie, waarbij ook een locatie nabij Bathmen is betrokken.

(21)

4

DE LOCATIEPROBLEMATIEK VAN DEVENTER

De ruimtelijke mogelijkheden voor uitbreiding van Deventer zijn door de ligging van de stad zeer beperkt. Het gebied ten noordwesten van de stad (westelijk van de kern Diepenveen) komt niet voor verstedelijking in aanmerking, omdat het deel uit maakt van de ecologische hoofdstructuur. Verstedelijking in het gebied ten zuiden van de Al kan alleen plaats kan vinden in het gebied ten noorden van de kern Epse op grondgebied van de Gelderse gemeente Gorssel. Door de beperkte capaciteit is woningbouw in combinatie met bedrijventerrein vrijwel uitgesloten. Een oostelijke uitbreiding van Colmschate-Noord is niet aan de orde vanwege de hoge natuur- en landschapswaarden van het gebied.

Als voorbereiding op het streekplan West-Overijssel heeft het stedebouwkundig bureau Witpaard-partners (1992a en 1992b) twee vergelijkende locatie-onderzoeken uitgevoerd. In deze onderzoeken zijn alle potentiële locaties voor verstedelijking rond Deventer betrokken. Het gaat om de volgende locaties (zie afbeelding 4.1):

1. Epse-Noord (bedrijventerrein); 2. Colmschate-Noord (bedrijventerrein); 3. Posterenk (bedrijventerrein) ;

4. TwellolDe Hoven (woningbouwlocatie);

5. Steenbrugge/Wechelerhoek (woningbouwlocatie).

De resultaten van de locatievergelijking van Witpaard-partners zijn gegeven in afbeelding 4.2. Op basis hiervan is in het streekplan besloten:

- Steenbrugge als nieuwe woningbouwlocatie aan te wijzen;

- Een bedrijventerrein in Colmschate-Noord tot ontwikkeling te brengen;

- Nader onderzoek te doen naar de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein in de Al-zone.

(22)

Afbeelding 4.1 Potentiële bouwlocaties rond Deventer

---:;;, ....

_ _ _ _ _ ringen

Bron: Witpaard-partners, 1992a.

Woningbouw ten westen van de IJssel in het gebied tussen Twello en De Hoven wordt niet realistisch geacht in verband met de geïsoleerde ligging en de hoge ontwikkelingskosten. Het geplande woningbouwprogramma is bovendien niet hoog genoeg om in relatief korte tijd een min of meer zelfstandig stadsdeel te realiseren. Met de keuze voor een nieuwe woningbouwlocatie in Steenbrugge heeft de provincie gekozen om na afronding van de Vijfhoek de woningbouw voort te zetten aan de noordzijde van de stad. Volgens de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling,

komen behalve de Wechelerhoek ook het gebied ten oosten van Schalkhaar en kleinere locaties rond de kern Diepenveen voor verstedelijking in aanmerking. Daarbij is overigens wel aangegeven dat de ruimtelijke ontwikkeling na Steenbrugge te zijner tijd nadere afweging verdient.

De voorkeur voor verdere ontwikkeling aan de noordzijde van Deventer stemt overeen met de regiovisie van het stadsgewest Stedendriehoek en het structuurplan Deventer visie. Gezien de beperkte ruimtelijke mogelijkheden is er geen aanleiding deze keuze ter discussie te stellen. Onduidelijk is vooralsnog of in dit gebied voldoende ruimtelijke capaciteit beschikbaar is om de forse taakstelling uit het structuurplan Deventer visie in combinatie met de relatief lage dichtheid, waarin zal worden gebouwd (25 woningen per ha), te accommoderen.

(23)

In het streekplan is de gemeenten Deventer en Diepenveen de mogelijkheid geboden gezamenlijk een oplossing te vinden voor de verstedelijking ten noorden van Deventer. Zoals eerder is gememoreerd heeft de provincie de afspraak tussen beide gemeenten overgenomen om het gebied van Steenbrugge ten noorden van de Wechelerweg niet te bebouwen.

Dat betekent dat er binnen de door Witpaard-partners onderzochte locaties na het volbouwen van de Vijfhoek nog ruimte is voor circa 2.350 woningen, 1.500 in Steenbrugge en 850 in de Wechelerhoek (Witpaard-partners, 1992b, p. 16). Bij het woningbouwprogramma uit het structuurplan Deventer visie zou er behalve de Wechelerhoek nog voor circa 750 woningen extra capaciteit gevonden moeten worden om te kunnen voorzien in de behoefte tot het jaar 2020. Ook voor de periode na het jaar 2020 moet rekening worden gehouden met enige uitbreidings-ruimte.

De Rapportage VINEX en de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling besteden volstrekt onvoldoende aandacht aan de planologische aanvaardbare ruimte

-lijke capaciteit voor woningbouw in het gebied ten noorden van Deventer. Het huidige woningbouwprogramma is uitsluitend gebaseerd op de ambities van het grote stedenbeleid. Een diepgaande locatiestudie, waarbij niet alleen het gewenste woning-bouwprogramma vanuit het grote-stedenbeleid aan de orde komt, maar ook de planologische aanvaardbaarheid van een dergelijk programma is dringend gewenst. Besluiten over de omvang van het woningbouwprogramma en de dichtheid, waarin wordt gebouwd moeten zijn gebaseerd op inzichten in de nog beschikbare verstede-lijkingsruimte ten noorden van Deventer. Anders bestaat het gevaar dat. in de komende jaren een te groot gedeelte van de nog beschikbare capaciteit wordt ge-bruikt.

In dit verband kan er bijvoorbeeld op worden gewezen dat het mogelijk is 7.000 woningen te bouwen in de Vijfhoek en Steenbrugge door de dichtheid in de plannen te verhogen van 25 naar 30 woningen per ha. Daarmee kan ruimschoots worden voorzien in de behoefte aan het jaar 2020. In dat geval kan de Wechelerhoek worden gereserveerd om de behoefte aan uitbreidingslocaties in de periode na het jaar 2020 op te vangen.

Een hogere dichtheid dan 25 woningen per ha past goed in het compacte-stadbeleid en kan mede dienen om een goede ontsluiting per openbaar vervoer in de uitleg-gebieden mogelijk te maken.

(24)

Afbeelding 4.2 Resultaten locatie-afweging

i

stedelijke structuur econonisOOe potentie ontsluiting

• veouit Otverltar beDen goade · C"'tie. op lIngerelemi;l niet uit· · voor wegverk . . goed.

lansluitint· b .. idbu,. · woon·fwerkverk . . goed.

· vanuit (pst bezien innendf • C~oCllie W!IIicht in regionall verband · openbaar vervoer matigIstecht; 1 aantasting dorpshr.itar. nader afwegen. n. ,"fisering NS-hahe blter.

· bedrijfsterrein 'an i>vIo'" op · Ie benutten .Is algemeen bedri~slenein · I."gllem verkta' '*hl.

oritbroidint dorp fpse. bij ontbfebn vin IhllffiltieYen. · lonering noodzlhijll:.

. bij " .. npIJSÎng" II.n deglob.1e · .Igemeen bedrijfste«ein (geen C-Ioeatiel. · na re.~sering "Oosltlngent" goed .

loCItie goed aan 11 sluiten op de · biedt ruimte lot hIt ... 2010. · idem voor woon·lwerkverkeer.

2

loetomstÎgl stedelijk, vin Deventer. structuur · .-ing noodukoijk. · openba., rnogeijkhedla tOl ,«betering VII'V1HIf' voorlilsoog slechtin ;

· ten ClJ'zithte ,an Schalkb., onb&- Slmenhll1g met projectie toekomstig

bouwde lone handhaven. woongebied.

. langzaam verkeer goed. ·_ssi>g~""onring · C-40c:.tie. op Ilnoer8 I~ uit- -gelet op liggitg nabij A 1 en

.an-noodukoijl<. breidb •• r. sluitpunt goed_

-litchi. reI.t" mil stedllijtl. -C-Ioe.tie wllicht in regionlll -IIoor woon-fwriverkeer ~t.

struclUUfDlYtl'ller_ "n.nd n.der .fwegen. -openbi. WlfVO. ~t.

-ilszelfstindigebedrijfsterrein· · ongeschikt als .Igemeen bedrijfs· . I.ngzum verkeer slecht. locItie structureel discut.b,t t..-ein.

3

·"""intfii1tndeg ... ~"' .. or · .-ing niet noodlIkoijk.

~ stodeij<'sttuctwrT_.

· uitgond' , .. sarr.nhang "",,,,,

~

_kg_ g ... ~ .. op lonver,

.f! temi;t "OOf Twelo groot.

1

-gedeelte len lUiden van Al niet

,

...

I

· ingrijpende wijziging sltdnjlce • niet relevant. · ontduiting slecht; nieuwe oever·

structuur (landelijk gebied nl., verbinding noodz.kelijk: verbin·

. 5 ""'olijk gebild). dingsweg nllr Al noodzlkelijk. •

'"

· in eindfl. mukt Tw. deel uit -openb~ veMIer matig; ondenoek

.I

..

,on stodeij< ontwikkllinV. n.af voorstldhllte gewenst.

4 ·,elatiefgrot.upaciteit. · I.ngz.am verkeer slecht (ontbreken

· geen rulie DI st~e stroe· socialeveitigheidl.

toor Yin d. liJd Deventer. · .. twikkllling _ ,oëeI bij ....

... .. twikkeling wooogebild in

corrlrinItil_wongtbiod.

· .fweging bet. in regionlll "erb.nd.

· Vebj'" Jiuit Voed '10 op st"'oijk' · niet r_lnt. · ontsluiting goed.

structuur stld Dhent .. -openbll' " . . oer th.ns matigt_hl:

5 -&h .. IijkestfUCtuur. h • ., wordt gpgenomen in stede- mogelijkheden voering. tot aanp.ssing lijl·

- ruimtelijke slrueluur Dieptnween VOOf- -Iangz.am vlfkeersrell1ie goed. hlnds ongewijzigd.

Bron: Witpaard-partners, 1992b.

(25)

Vervolg afbeelding 4.2

structuur landelijk gebied

-bebouwing van een gebied met

wllrde-volt I.ndschappeijke structuur.

· bebouvmg uitloopgebiedJ1Julf'l'lone

dorpstand fpst.

· bebouwing van een gebied met matige

• natuurwetenschappelijke en cultuur·

historische wllfde. -,.groling van gebied mog~ tol

lan befemneringsgrens sueekplan.

· ingrijpende verandering YIIl lande·

tijk. structuur.

· bijlangepnte begrenzing btbouwilg

un agrarisch gebied. • bij oorspronkelijl<!' locatie

bebou-wing VI" gebied . . , landschlppeli~.

waard. en aantlsting '-ndgoederen.

• bebouwing in w~ied.

· bebouwing vin deten van gebieden mei

landschIPP.,. en deels natuurwe·

tenschappelijke WUtden.

· .Indlcht VGOr WlidlfOPlvebieden.

· bebouwing van gebied A1It natuurwelen

-",hl1>peljb, landschlppeljl<e en cu/t_~..-_.

milieuhygiene

·100 meter ten oplichte van dorp Epse,

100 meter ten opzicht. van A 1. -technischeaspeclen door middel van

regelgeving oplosbaar.

· 50 meIer afstand 101 woonbebouwing.

· technische aspecten door regelgeving oplosbaar.

· samenhang wonen/werken bepalend voor ruimtelijke structuur.

· 100 meter ten opzichte van Al.

· technische ITitieu·aspecten goed op·

losbaar.

· geen zonering nodig. · bufferzone nodig bij koppeling met

woongebied !gebied 4).

· technische rrilieu·aspecten inpasbaar. .. ndacht voor agrafische bedrijven aan randen van woongebied.

· technische ITifietuspecten inpam.M. · aandacht vuor .grarische bedrijYen. · aandacht ,oor bestaande infrlStructuur

en veiligheidszone.

verwervings- en ontwikkelingskosten

· verwervingskosten normaal.

. ontwikkelingskosten relatief laag.

· verwervingskosten normaal. · ontwikkelingskosten normaal. · bij verdubbeling N48 toename ontwikke·

lingskosten,

· verwervingskosten bij ·aangepaste~ locatie normaat.

· ontwikkelingskosten relatief hoog in verband met uitbreiding infrastructuur naar Deventer.

bestuurlijke aspecten

·gecofl1Jliceerdlandere provincie. andere gemeente).

. gecolTll1iceerd door geheel of ge·

deeltelijke ligging bedrijfster

-rein rlfl aangepaslesituatie) op grondgebied gemeente Diepenveen.

. gecolTll~ceerd (andere

provincie, andere gemeentel.

· verwervingskosten deels ~normaat~ (noor· . gecofl1Jliceerd (andere delijk gebied), deels -hoog'!zuidetijk provincie, andere gemeente) .

deel!.

. ontwikkelingskosten hoog. . uitbreiding infrastructuur ten behoeve

van relatie mei D~enter hoog.

. ,erwermgskosten normaal. . ontwikkelingskosten normaal; bij beka·

beling hoogspanningsleiding hoger.

·gecolT1llîceerddoorliggingin·

andere gemeente.

(26)
(27)

5

CONCLUSIES

Het uitgevoerde onderzoek leidt tot de volgende conclusies:

1. Met de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied en de woningbouwlocaties de Vijfhoek en Steenbrugge heeft de provincie in het streekplan West-Overijssel voldoende ruimtelijke capaciteit gereserveerd voor de verstedelijkingsopgave van Deventer tot het jaar 2015. De continuïteit van het woningbouwprogramma loopt in deze periode geen enkel gevaar door een tekort aan ruimte op grondgebied van Deventer.

2. Of de tot 2020 geraamde behoefte aan woningbouw kan worden opgevangen op grondgebied van Deventer is afhankelijk van de omvang van het programma, de binnenstedelijke capaciteit en de dichtheid, waarin wordt gebouwd op uitlegloca-ties. Als het programma uit de nota actualisering VINEX wordt doorgetrokken tot het jaar 2020 is er volgens de huidige ramingen een woningbehoefte van 8.850 woningen, waarvan 2.450 in binnenstedelijk gebied kunnen worden gebouwd. Bij een gemiddelde woningdichtheid van 25 woningen per ha zou er een tekort ontstaan van 500 woningen (5% van de totale woningbehoefte). Door de dichtheid op uitleglocaties te verhogen van 25 naar 27 woningen per ha kan de behoefte worden opgevangen op de Vijfhoek en Steenbrugge.

Als het hogere woningbouwprogramma uit het structuurplan Deventer visie wordt doorgetrokken naar het jaar 2020 is er volgens de huidige ramingen een woningbehoefte van 9.950 woningen, waarvan 2.450 woningen in binnen-stedelijk gebied kunnen worden gebouwd. In dit geval zou bij een gemiddelde woningdichtheid van 25 woningen per ha een tekort ontstaan van 1.600 wonin-gen (15% van de totale woningbehoefte). Van dit hogere programma is echter niet aangetoond dat er voldoende afzetmogelijkheden in de markt zijn. Daardoor is onduidelijk of een woningbouwprogramma dat voor de periode 2005-2015 30% hoger is dan in de nota actualisering VINEX is aangenomen haalbaar is. In de komende periode zal moeten blijken of de extra beleidsinspanning, die nodig is voor een taakstellend woningbouwprogramma het gewenste effect heeft. 3. Als gevolg van nieuwe inzichten zullen de prognoses voor de woningbehoefte

waarschijnlijk lager uitvallen. Om een goed inzicht te krijgen in de

(28)

de woningbehoefte voor de komende jaren is het in ieder geval nodig om te kunnen beschikken over een actuele raming van de woningbehoefte, waarin de uitkomsten van het WBO 94 en de meest recente CBS-bevolkingsprognose zijn verwerkt.

4. Onzeker is of er voldoende planologisch aanvaardbare capaciteit aanwezig is in het gebied ten noorden van Deventer voor een zeer ambitieus woningbouw-programma in combinatie met een relatief lage bebouwingsdichtheid. De rappor-tage actualisering VINEX en de nota Varianten voor gemeentelijke herindeling besteden volstrekt onvoldoende aandacht aan de nog beschikbare uitbreidingsca-paciteit van Deventer. Onderzoek dat voor streekplan is gehouden geeft aan dat er na bebouwing van Steenbrugge nog capaciteit is voor 850 woningen in de Wechelerhoek. Omdat geen aanvullend locatie-onderzoek is gehouden is niet vast te stellen of aanvullende capaciteit op planologisch aanvaardbare wijze is te ontwikkelen.

Om te voorkomen dat de nog beschikbare capaciteit te snel wordt uitgegeven zouden besluiten over de omvang van het woningbouwprogramma genomen moeten worden op basis van inzicht in de verstedelijkingsruimte. Op korte termijn zou daarom een aanvullend locatie-onderzoek moeten worden gehouden. 5. Met de bedrijventerreinen Colmschate-Noord en een regionaal bedrijventerrein

in de Al-zone kan Deventer voorzien in de gesignaleerde behoefte aan bedrij-venterreinen tot het jaar 2020. Om de ambities uit het grote-stedenbeleid waar te kunnen maken is een nieuw bedrijventerrein langs de Al in ieder geval nood-zakelijk. Een dergelijk terrein heeft een veel groter acquirerend vermogen dan Colmschate-Noord. Door de enigszins perifere ligging van Colmschate-Noord is de doelgroep van dit terrein waarschijnlijk beperkt tot lokale bedrijven. Het verdient daarom de voorkeur om eventuele extra benodigde capaciteit voor bedrijventerreinen te zoeken langs de Al en niet ten noorden van Colmschate-Noord.

6. Door het convenant tussen Deventer en Diepenveen over de overdracht van Steenbrugge en Colmschate-Noord is nagenoeg verzekerd dat Deventer overeen -komstig de uitgangspunten van het grote-stedenbeleid de verstedelijkingsopgave tot het jaar 2020 op eigen grondgebied kan realiseren. Het mogelijke tekort dat de gemeente en de provincie hebben gesignaleerd is met dermate veel onzeker -heden omgeven dat op dit moment niet redelijkerwijs is vast te stellen dat Deventer extra grondgebied nodig heeft voor het jaar 2020.

18

Indien toch mocht blijken dat voor het jaar 2020 extra grond nodig is voor verstedelijking, zal de ruimteclaim waarschijnlijk zeer beperkt zijn. Een nieuw convenant tussen Deventer en Diepenveen is een geschikt kader om de eventuele overdracht van grond te regelen. Als een dergelijk convenant in de loop van het volgende decennium wordt afgesloten, zal de continuïteit van het woningbouw-programma geen enkel gevaar lopen.

(29)

LITERATUUR

Gemeente Deventer (1993), Structuurplan Deventer visie.

Gemeente Deventer (1995), Deventer in evenwicht Startnota Grote-stedenbeleid Gemeente Diepenveen (1991), Respons 91; een antwoord op Deventer visie 1990. Gemeente Diepenveen (1992), Visie op de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van het stadsgewest Stedendriehoek.

Kabinetsstandpunt Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie 15 september 1995 Provincie Overijssel (1993), Streekplan West-Overijssel.

Provincie Overijssel (1995a), De Grote Steden in OverijsselS Nyenhuisbrochure 1.

Provincie Overijssel (1995b), Rapportage actualisering VINEX Overijssel, verkenning ruimtelijke ontwikkeling stadsgewesten Twente, Zwolle en Deventer (Stedendriehoek) 2005-2010.

Provincie Overijssel (1996), Varianten voor gemeentelijke herindeling Deventer e.o., maart.

Stadsgewest Stedendriehoek (1992), Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie. Witpaard-partners (1992a), Studie toekomstige uitbreiding Deventer. Witpaard-partners (1992b), Vervolgonderzoek uitbreiding Deventer.

Zandvoort Kappelhoff Adies/Ordening en Advies (1993), In- en uitbreiden vraagt strategische keuzen.

(30)
(31)

LITERATUUR

Gemeente Deventer (1993), Structuurplan Deventer visie.

Gemeente Deventer (1995), Deventer in evenwicht Startnota Grote-stedenbeleid Gemeente Diepenveen (1991), Respons 91; een antwoord op Deventer visie 1990. Gemeente Diepenveen (1992), Visie op de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van het stadsgewest Stedendriehoek.

Kabinetsstandpunt Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie 15 september 1995 Provincie Overijssel (1993), Streekplan West-Overijssel.

Provincie Overijssel (1995a), De Grote Steden in Overijssel 5 Nyenhuisbrochure 1.

Provincie Overijssel (1995b), Rapportage actualisering VINEX Overijssel, verkenning ruimtelijke ontwikkeling stadsgewesten Twente, Zwolle en Deventer (Stedendriehoek) 2005-2010.

Provincie Overijssel (1996), Varianten voor gemeentelijke herindeling Deventer e.o., maart.

Stadsgewest Stedendriehoek (1992), Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie. Witpaard-partners (1992a), Studie toekomstige uitbreiding Deventer. Witpaard-partners (1992b), Vervolgonderzoek uitbreiding Deventer.

Zandvoort Kappelhoff Adies/Ordening en Advies (1993), In- en uitbreiden vraagt

strategische keuzen.

(32)
(33)

VERSCHENEN IN DE SERIE

OTB-WERKDOCUMENTEN

96-01 L. Bosten, B. Theelen, F. Wassenberg, Bijlmerbewoners over de

toe-komst van hun F-buurt,

1996/83 blz./ISBN 90-407-1230-11/

20,-96-02 E. Tuinen en H. Heeger, Gekwalificeerd adviesrecht bij woningcorpo

-raties,

1996/45 blz./ISBN 90-407-1309-X/j

10,-96-03 H. Priemus,

l.s.

Smid (red.), Woningbouw op binnenstedelijke

loca-ties, Ervaringen - problemen - perspectieven 1996/58 blz./ISBN 90-407-1318-9/j

20,-96-04 I.M. Kersloot en C.I.M. Lamain, Bouwstenen voor kwalitative

woningbouw in Gelderland

1996/178 blz./ISBN 90-407-1312-X//

30,-96-05 Verschijnt binnenkort

96-06 Verschijnt binnenkort

96-07 H. Olden en H. Priemus, De (on)wenselijkheid van bebouwing van de

grote polder in Zoeterwoude

(34)
(35)
(36)

10,-ISBN 90-407-1337-5

ot6

9 789040 713378

ONDERZOEKSINSTITUUT OTB Sectie Infrastructuur, Vervoer en Ruimte

Postbus 5030 2600 GA Delft Thijsseweg 11 2629 JA Delft Telefoon (015) 2783005 Telefax (015) 278 44 22

Cytaty

Powiązane dokumenty

As far as the date of Thomas is concerned, both the Named Testimonia, where Thomas is mostly mentioned in the apocryphal context and the fact that the Coptic GThom was

W uzasadnieniu do projektu założeń podkreśla się potrzebę powrotu do rozwiązań z przeszłości (nowa propozycja nawiązuje bowiem do zasad, które obowiązywały

Zosta- ło ono zwołane na skutek reskryptu generał gubernatora warszawskiego z dnia 6/18 X tegoż roku, nr 1584, w którym zawiadamiał biskupa diecezji lubelskiej, że „wolą

– Zbigniew Szczerbik, Historia Gminy Osjaków od II połowy XVI wieku do 1793 roku; – Zdzisław Włodarczyk, W dobie Prus Południowych i Księstwa Warszawskiego; – Robert

Jeszcze jedną kwestią wartą poruszenia jest kwestia tezy postawionej przez autorów we wstępie, ale na którą nie udało mi się zna- leźć odpowiedzi w tekście.. Teza owa zakłada

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

Celem niniejszego artykułu jest przybliżenie pojęcia kapitału intelektualnego oraz wskazanie jego bezpośredniego wpływu na budowanie przez przedsiębiorstwa przewagi

To­ masza w formalizacji Ojca Bocheńskiego”, Studia Philosophiae Christianae 42(2006)1, 27-35, powtórzony w celu eliminowania błędów, które wkradły się przy