f3 September 1994 275
Waterbouwku nde
tentamenopgaven
Bevat 1992,1993en 1994275
f3 Waterbouwkunde
tentamenopgaven
Bevat de jaren 1992, 1993 en 1994
september 1994
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek
Vakgroep Waterbouwkunde Sectie Waterbouwkunde
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 - Waterbouwkunde 17 januari 1992 9.00 - 12.00 uur
N
...
meer B
F
Tussen meer A en meer B moet een scheepvaartkanaal worden gegraven dat geschikt dient te zijn voor schepen van laadvermogen 11(standaardschip Kempenaar).
De bodem van het kanaal bestaat uit zand (K = 10-2)en de taluds hebben een helling van 1:3, dus een trapezium vormig dwarsprofiel. Aangenomen mag worden dat de taluds dezelfde ruwheid hebben als de bodem.
VRAAG I
Bepaald het minimum benodigde dwarsprofiel uit de eisen van manoeuvreerbaarheid en bestuurbaarheid, als twee standaardschepen elkaar moeten kunnen passeren (ontmoeten en inhalen).
VRAAG 2
Bereken het verhang van het kanaal, als de ontwerpstroomsnelheid in het onbevaren kanaal 0,4
mis
bedraagt.VRAAG 3
N.B. Indien U vraag 2 niet heeft kunnen beantwoorden, neemt U aan dat het gevraagde verhang 1,5 • 10.5bedraagt.
Om waterhuishoudkundige redenen moet het kanaal altijd minimaal een debiet van 50 m3/s doorlaten. Bepaal het benodigde dwarsprofiel, ervan uitgaande dat de verhouding bodembreedte : kanaaldiepte 8: 1 is. Hoe groot wordt de stroomsnelheid nu?
Uitbreiding van de gegevens
- de waterstand op het meer A is nagenoeg constant en bedraagt P
+
50 m.- de waterstand op het meer B is eveneens constant te veronderstellen op P
+
40 m. - het totale kanaal is 100 km lang.- indien U bij de voorgaande vragen geen antwoord hebt gevonden, mag U aannemen dat het natte oppervlak van het dwarsprofiel van het kanaal 120 m2bedraagt.
Om in het kanaal het gewenste verhang te krijgen worden halverwege het kanaal kunstwerken aangebracht.
VRAAG 4
Om wat voor soort kunstwerken gaat het hier? Beschrijf kort de functie van de kunstwerken. Hoe zou het debiet over de kunstwerken worden verdeeld?
VRAAG 5
Bereken het verval over de kunstwerken. Uitbreiding van de gegevens
Aangenomen mag worden dat de kunstwerken zijn opgebouwd uit de volgende elementen.
Dwarsdoorsnede
langsdoorsnede
.
hefschuif in het
midden v.h
.
kunstwerk
NAP+50
Uitgangspunten
- indien U vraag 6 niet heeft kunnen beantwoorden, neemt U voor het gevraagde verval 8- maan. - de waterdrukken (stijghoogtes) worden verondersteld lineair te verlopen.
- beton: volumieke massa
=
2400
kg/m'water: volumieke massa
=
1000
kg/m'g
=10
mis?
- wrijvingshoek tussen betonvloer en ondergrond ó
=40°
- inwendige wrijvingshoek ondergrond
((J =30°
- het totale gewicht van het afsluitmiddel bedraagt 500 kN.
- wrijvingen en gronddrukken rondom de zijkanten van het kunstwerk worden verwaarloosd.
VRAAG 6Beoordeel het kunstwerk op stabiliteit ten aanzien van de criteria "afschuiven" en "resultante binnen de
kern".
Hoe groot moet de lengte L van het kunstwerk zijn opdat de constructie hieraan voldoet?
De maximum toelaatbare korreldruk mag 150
kN/m2worden verondersteld.
VRAAG 7
Controleer het kunstwerk op de grenstoestand piping
.
Neem de konstante van Bligh aan op 10
.
VRAAG 8
Indien het kunstwerk niet voldoet aan het criterium in vraag 7, welke maatregelen zou U treffen om
piping te voorkomen. Beoordeel van minstens twee oplossingen de invloed van de maatregelen op de
uitkomsten van vraag 6 en 7.
VRAAG 9
Hoe groot wo
r
dt de maximale retourstroom als gegeven is dat één standaardschip met 90% van zijn
grenssnelheid door het kanaal vaart?
VRAAG
10
Hoe groot is de bijbehorende waterspiegeldaling?
Uitbreiding vraagstelling
Door veranderingen in de waterstanden van meer A twijfelt men eraan of de dijken rond meer A nog wel
voldoen aan de eisen van veiligheid. Met name bij de dijk op het gedeelte EF moet worden onderzocht
of er voldoende hoogte aanwezig is tegen overlopen.
Het meer kan worden geschematiseerd tot een gelijkzijdige driehoek met een hoogtelijn HC ter lengte van
60
km.De diepte van het meer is overal gemiddeld 4 m.
+46 "
+52
+50"
bekleding: grasbegroeiing op klei
Maatgevend voor het bepalen van de juiste kruinhoogte is een Noordwesterstorm, die voldoende lang waait om op het meer een stabiele toestand van het water te veroorzaken.
Maatgevende windsnelheid : v
=
20mIs.
Raadpleeg ook de bijgevoegde grafiek, die ontbreekt in het diktaat (figuur 3.25) d.i. 2 % overschrijding golfoploop.
VRAAG 11
Controleer of de kruinhoogte voldoende is.
VRAAG 12
Indien de kruinhoogte onvoldoende is welke maatregelen denkt U te nemen om de dijk voldoende veiligheid tegen overlopen te geven.
4
1/
I/Ij
t
J :~f'~
ó)A 6,:
() 6 (;.V , c.
•
I._'J_"b
.
VR
v 6t./
x IJ .L"/)
T..L,11
T'A
V
o
o
2 3 5Figuur 3.25 Wave run-up on smooth slope (ref. Klein Breteler)
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 Waterbouwkunde 31 maart 1992 14.00 - 17.00 uur
Figuur 1
Vraag 1 (45 min.)
Voor een riviervak benedenstrooms van punt A (zie figuur 1) wil men de afvoer reguleren. De ontwerp-rivierafvoer bovenstrooms van punt A staat gegeven in de nevenstaande tabel. Deze afvoer wordt alle jaren gelijk veronder-steld. Men wil de afvoer zodanig reguleren dat de afvoer per maand constant is
(5,25.108 m3/maand). Dit wordt gerealiseerd
door middel van een reservoir direkt boven-strooms van A met een dam in A.
la Hoe groot moet de bergingscapaciteit (in m') van dit reservoir zijn?
1b Het reservoir zal ook worden gebruikt voor energiewinning middels een waterkrachtcentrale. Dit vereist een minimale vulling van 20· 108m3
Indien de vulling van het reservoir op 1 januari start wanneer kan men dan starten met de afvoer uit het reservoir?
Meer
maand afvoer m3/maand
jan 1.108 feb
5
·10' mrt 10· 10' apr5
·10' mei 1·10' jun 1.108 jul 1·10' aug 10.101 sep 20·10' okt 7 ·10' nov 1·10' dec 1·10'Vraag 2 (30 min)
De bodem van het riviervak benedenstrooms van A bestaat uit grof zand. Met behulp van de kromme van Shields is bepaald dat U"'ril=0,03 mIs.
De breedte mag voor de gehele lengte van het
riviervak constant worden verondersteld op B= 100 m. De ruwheid is gegeven door k=0,05 m
.
Er wordt aangenomen dat bij de nieuwe evenwichtstoestand juist geen beweging van het grove
bodemmateriaal optreedt. Het debiet wordt constant gehouden en bedraagt 200
rrrls.2a
Neem aan dat C=53
ml/2/sHoe groot is de gemiddelde waterdiepte in de nieuwe evenwichtstoestand?
2b
Hoe groot is het verhang in deze situatie?
2c
Ga na of de aangenomen C-waarde juist is.
4m a 4m Siluatie [ Situalie 11 a max. reservoirpeil min. reservoirpeil a
=
maximaal 3 m a = maximaal 3 mFiguur 2
Vraag 3 (30 min)
In de stuwdam in A bevindt zich een waterkrachtcentrale en een kunstwerk met een regelbare
onderdoorlaat. In de normale situatie gaat de volledige afvoer uit het reservoir door de
water-krachtcentrale (Q=200 m
3/s). In het geval de waterkrachtcentrale stil ligt moet het volledige
debiet van 200
m3/skunnen worden afgevoerd door de onderdoorlaat.
In figuur 2 staan twee situaties gegeven die op kunnen treden, waarbij het totale debiet door de
onderdoorlaat kan worden afgevoerd.
3a
Welke situatie is maatgevend voor het bepalen van de totale benodigde doorstroombreedte?
Motiveer uw antwoord.
3b
Bepaal de benodigde doorstroombreedte van de onderdoorlaat bij een afvoercoëfficiënt
m=0,9
3c
Hoe groot is het bruto vermogen van de waterkrachtcentrale bij volledige afvoer door de
centrale bij een verval van 6 m.
.Bovenaanzichl Drsn A Figuur 3 A 6 4m 6 rivier Vraag 4 (75 min)
--,
6m :-:.::>:. .' 6Ri J
:: ::
:
:
ti ~
~
:
~
~
~r
:
::::::
Drsn BVoor het ontwerp van de onderbouw van het hiervoor genoemde kunstwerk is de toestand met maximale vulling van het reservoir en volledige afvoer door de waterkracht centrale maatgevend (zie figuur 3). Het kunstwerk bestaat uit een betonnen pijler en landhoofden met daar tussen schuiven en drempels. De schuiven overspannen in de horizontale richting. Dit betekent dat de horizontale belasting op de schuiven volledig wordt afgedragen naar de pijler en de landhoofden. Het gewicht van de schuiven wordt geheel afgedragen naar de drempel. (De schuif rust dus niet op de voet van de pijler). Verder is gegeven:
- PbelDD
=
2400 kg/m'- de stijghoogte neemt lineair af langs de kwelweg.
- de damwanden kunnen geen horizontale of vertikale krachten overbrengen op het kunstwerk - de veiligheid tegen afschuiven dient minimaal 1,2 te bedragen
- de hoek van inwendige wrijving van de ondergrond bedraagt 30" - g=10 m/s2
- constante van Bligh is 10
4a Welke zijn de stabiliteitseisen voor de pijler?
4b Ga na d.m.v. berekeningen of de getekende pijler voldoet aan de stabiliteitseisen.
4c Indien niet aan de stabiliteitseisen wordt voldaan, welke maatregelen kunnen dan worden genomen om de stabiliteit te vergroten.
Tentamen f3 - waterbouwkunde 21 augustus 1992
Vraag 1 (60 min.)
Een rechthoekig reservoir is 3
km breed, 10 km lang, en 5 m diep. Eén van de korte
zijden is afgesloten door een gronddam. Uit grondmechanische overwegingen kunnen
de taluds van deze dam niet steiler zijn dan 1:3.
10 km
De dam moet weerstand bieden aan de optredende waterstand en aan golven, bij vaak
optredende stormen. Een maatgevende situatie is een wind die gedurende een periode
van meer dan 6 uur juist in de lengterichting over het reservoir waait. De
windsnelheid is 20
mIs.(10)
A)
(15)
B)Bereken de waterstand die tijdens de storm optreedt in de nabijheid van de
dam.
Bereken de golfhoogte en de golfperiode in de nabijheid van de dam.
Indien je vraag A en B niet hebt kunnen beantwoorden, neem dan voor het vervolg
een waterstandsverhoging van 0
,
5 m, een golfhoogte van 2 m
,
en een golfperiode van
6
s
.
(10)
C)
(15)
D)
(10)
E)Als de dam met los gestorte breuksteen wordt beschermd tegen de golven, hoe
groot moet dan het gewicht van deze steen zijn bij taludhellingen van 1:3, 1:5
en 1:7 ? Neem als dichtheid van de steen 2650 kg/rn'.
Stel dat uiteindelijk wordt besloten het talud van de dam te beschermen met
gezette steen, hoe groot wordt dan de golfoploop tegen een talud 1:3, 1:5 en
1:7
?
Teken op schaal 1:100 het dwarsprofiel van de dam voor één van de drie
buitenbelopen die je hebt uitgerekend. Geef duidelijk aan hoe hoog je de dam
maakt. Licht je tekening kort toe
.
Vraae 2 (60 min.)
.
In een dijk langs een kanaal is een gat ontstaan. Daardoor is de achterliggende polder
volgelopen. Het bodempeil van het kanaal is N.A.P., evenals het niveau van het
maaiveld in de polder. De waterstand op het kanaal is N.A.P. +3 m. De bodem
bestaat uit grof zand.
Men wil het gat dichten door een ponton in het gat af te zinken. Beschikbaar is een
ponton van
10
m, een hoogte van
4
m, en een diepgang in drijvende toestand van
0,6
m. Men denkt het ponton te laten zinken door aan één zijde een gat in de wand te
branden. (Zie tekening). Indien nodig kan men nadat de ponton is gezonken ballast
aan dek brengen. Men mag er vanuit gaan dat de ponton overal goed aansluit op de
kanaalbodem.
10
m
NAP +3
.
4m
(30)
A)
Met hoeveel gewicht moet de ponton worden geballast om de stabiliteit te
waarborgen tot de waterstand in de polder is gezakt tot N.A.P.? Neem als
wrijvingscoëfficiënt tussen staal en zand 0,4. De wanddikte van het ponton
mag worden verwaarloosd.
(10)
B)
Maakt het voor je berekening verschil aan welke kant van het ponton het gat
is gebrand?
(10)
C)Verwacht je nog andere problemen tijdens het leegpompen van de polder, en
zo ja, bij welke binnenwaterstand?
Vraag 3 (60 min.)
In een kanaal bevindt zich een schutsluis. Het benedenpand heeft een bodemniveau van N.A.P.-3,5 m, en een waterstand van N.A.P. Het bovenpand heeft een bodemniveau van N.A.P. +6,5 m, en een peil van N.A.P. + 10 m. De sluis is
12
m
breed, en de kolk is 150 m lang.
Vullen en ledigen van de kolk gebeurt door water uit het hoger gelegen gedeelte af
te laten naar het lager gelegen niveau.
(10)
A)
(10)
B)(15)
C)Hoe groot is het waterverlies bij elke schutting?
Wat kan men doen om het waterverlies te beperken?
Stel dat men het waterverlies wil beperken met 40%. Wat is dan het benodigd
oppervlak van een te bouwen spaarbekken, en tussen welke waterstanden
varieert de waterstand in het bekken. Wat is dus het maximale peilverschil
tussen sluiskolk en spaarbekken?
Veronderstel dat sluiskolk en spaarbekken verbonden zijn door een betonnen rioolbuis
met een lengte van 250 m en een diameter van 1,0 m. In het riool zitten 5 knikken
van 90° zonder afronding. De viscositeit bedraagt 10
-
6m
2/s.
(20)
D)(5) E)
Wat is het debiet in dit riool bij het maximaal optredende waterstandsverschil?
(Als je geen antwoord hebt gegeven op vraag C, neem dan
aan
dat het verval
maximaal 5 m bedraagt).
Technische Universiteit Delft
Faculteit der Civiele Techniek
Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 - Waterbouwkunde 15 januari 1993 9.00-12.00 uur.
De punten die Uper vraag
kunt
behalen staan tussen luJakjesin de kantlijn vermeld. Het totale aantal
punten bedraagt 180. Dil
komt
overeen met de beschikbare tijd in minuten.
VRAAG A.
zee
N
t
....•.•...•...•...':)_. .;.;.;.;.;.;.;,;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.;.:.:.:.:.:.:.;.:.:.:.;.:.:.;.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.;.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.;.;.:.:.;.:.:.:.:.;.:.:.;.:.:.;.;.:.:.;.;.:.;.; ..B
lagune· bekken
,/Langs een zandige kust bevindt zich een getij-bekken (lagune), waardoorheen een rivier het
oppervlaktewater afvoert naar zee. In het droge jaargetijde is de afvoer betrekkelijk gering, maar in
het natte seizoen komen hoge tot zeer hoge afvoeren voor. Daardoor schuift de zoutwatergrens heen
en weer in de lagune.
De ligging van de zoutwatergrens wordt anderzijds nog bepaald door de waterstand op zee
.
Het
getij-verschil is echter zeer gering (enkele centimeters), zodat de invloed daarvan mag worden
verwaarloosd. Gedurende stormen kunnen evenwel waterstandsverhogingen optreden die zich in de
lagune voortplanten.
Omdat de behoefte aan zoetwater ten behoeve van de landbouw erg groot is
,
wil men de lagune
omvormen tot een zoetwaterbekken.
Dit kan op de volgende manier worden gerealiseerd:
Bij de uitmonding van de rivier in de lagune (bij A) wordt een stuwdam gebouwd, die d.m.v
.
een regelbare opening een in de tijd &emetenconstante hoeveelheid water op de lagune loost
.
Deze constante afvoer bedraag 200 ml/s.
Bij de mond van de lagune met de zee (punt B) moet dan een even grote. eveneens constante.
hoeveelheid water van 200 ml/s naar zee worden afgevoerd.
In de lagune ligt een vissershaven. Voor de visserij is het van groot belang dat de vissersschepen een
mum
verbinding met de zee hebben. Daarvoor moet bij de mond van de lagune met de zee (punt B)
een kunstwerk worden ontworpen dat normaal openstaat en slechts in bijzondere gevallen moet
worden gesloten.
Enkele &e&evens:
Om te voorkomen dat zoutwater naar binnen komt, is een minimum stroomsnelheid van 1,75 mis noodzakelijk.
Om de-vissersschepen veilig de lagune in en uit te laten varen is een maximum stroomsnelheid van 2,5 mis toelaatbaar.
Om de vissersschepen veilig het kunstwerk te laten passeren, is een doorvaartopening van de volgende afmetingen vereist:
minimum doorvaartbreedte 16 m
minimum doorvaarthoogte 12 m
minimum vaardiepte 2,50 m.
Het normale waterpeil op zee bedraagt G.Z.N. (gemiddeld zee niveau) en is vrijwel constant. Het is uit oogpunt van de scheepvaart toegestaan dat gedurende één etmaal per jaar het kunstwerk moet worden gesloten door windopzet vanuit zee. Dit is bij een waterstand op zee van G.Z.N.
+
0,15 m.
De invloed van golfbewegingen mag worden verwaarloosd.
De afmetingen van de lagune zijn:
gemiddelde lengte
gemiddelde breedte
gemiddelde waterdiepte
15 km
5km
2,50 m.
(30) vraag .dlGeef voor de normale situatie m.b
.
v. een berekening aan. hoe hoog het waterpeil in de lagune moet
worden gehandhaafd. Bereken tevens voor dit geval de grootte en verdeling van de
doorstroom-opening in één of meerdere doorstroom-openingen.
Er mogen de volgende aannamen worden gedaan:
de waterstand aan de zeezijde van het kunstwerk is gelijk aan het zeepeil (G.Z.N.)
de waterstand aan de lagune-zijde vlak naast het kunstwerk is gelijk aan het waterpeil in de
lagune;
de afvoercoëfficiënt
JL= 1.
gebruik voor de afvoer formule
Q - J.' • A •
';2 ·g·Z
i(20) vraag.d2
Laat m.b.v. een berekening zien dat ook in de bijzondere situatie als de waterstand op zee oploopt
tot G.Z.N.
+
0,15 m het kunstwerk aan de gestelde eisen m.b.t. doorstroomprofiel kan voldoen, dus
ook de afvoer constant.
(JO) vraagA3
Welk type afsluitmiddel zou U kiezen en laat zien dat dit afsluitmiddel aan de gestelde eisen kan
voldoen.
(10) vraagA4
Schets een dwarsdoorsnede over het kunstwerk. Geef hierbij aan de belangrijkste afmetingen en
peilen. Neem aan dat de hoogste waterstand op zee G.Z
.
N.
+
2.- m bedraagt.
(10) vraag A5
Uit oogpunt van waterbeheersing is het noodzakelijk dat de waterstand in de lagune niet meer dan
0,20 m stijgt in het geval dat de kering is gesloten.
Ga na of dit in de geschetste situaties een haalbare kaart is. Zo niet, welke maatregelen zouden dan
kunnen worden getroffen.
VRAAG B.
De volgende vragen gaan over de stabiliteit van het kunstwerk bij punt B. Er mag worden uitgegaan van de volgende aannamen:
de maatgevende belasting toestand wordt gevormd door een buitenwaterstand (op zee) van G.Z.N.
+
2.- m en een bijbehorende waterstand op de lagune van G.Z.N.er wordt slechts gekeken naar een scheepvaart opening, dus een doorvaartbreedte van 16 m en een benodigde vaardiepte van 2,50 m.
alle dikte afmetingen van het kunstwerk zoals die van wanden en vloer, bedragen 1.- m.
De hoogte van de betonnen wand komt 0,50 m boven de waterspiegel uit, bij de hoogste optredende waterstand.
volumieke massa van beton : 2400 kg/m3
volumieke massa zeewater en water in de lagune: 1000 kg/or
g =
10 m1s2gewicht van afsluitmiddel 5 kN/m2
de ondergrond bestaat uit goed draagkrachtige zandlagen, zodat op staal kan worden gefundeerd.
de inwendige wrijvingshoek van de ondergrond bedraagt <p
=
30°de wrijvingshoek tussen de onderkant van de betonvloer en de ondergrond is eveneens 30°. de maximum toelaatbare korreldruk is 150 kN/m2•
de invloed van grond of andere openingen naast de beschouwde is niet aanwezig.
het verloop van de stijghoogte van het water mag lineair worden verondersteld.
(40) vraag BI
Beoordeel het kunstwerk op stabiliteit t.a.v. de criteria "afschuiven" en "kantelen" en maximale korreldruk.
Hoe groot moet de lengte van het kunstwerk daarvoor minstens zijn? Met lengte wordt bedoeld de afmeting van het kunstwerk in de stroomrichting.
De veiligheidscoëfficiënt tegen afschuiven mag 1,2 worden aangenomen.
(5) vraag B2
Controleer het kunstwerk op de grenstoestand piping. Neem de constante van Bligh aan op 10.
(15) vraag B3
Indien het kunstwerk niet voldoet aan het criterium in vraag B2, welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om piping te voorkomen. Licht de uitwerking van de maatregelen toe en laat zien of de maatregel een haalbare oplossing is.
VRAAG C.
De volgende vraag gaat over de waterkering aan de zuidzijde van de lagune.
Het land aan de zuidzijde van de lagune ligt voor een groot gedeelte op een hoogte van ongeveer G.Z.N. en loopt daarom regelmatig onder. Omdat men met het zoete water uit de lagune landbouw wil gaan bedrijven moet de zuidzijde van de lagune door een dijk worden beschermd. Het dijkprofiel wordt bepaald door de waterstanden op het lagune-bekken en de invloed van de golven daarbij. Uitgegaan wordt van de situatie die in vraag A isvastgelegd en berekend.
Maatgevend voor de kruinhoogte iseen Noorderstorm die voldoende lang waait om op het bekken een stabiele toestand van het water te veroorzaken. De maatgevende windsnelheid daarbijis
U
=
17 mis.Uitgegaan mag worden van een golfoploop overschrijding van 2 %
(25)
waar
C1Bereken de aanleghoogte van de dijk.
Neem aan dat de klink
+
de zetting 0,30 m bedragen. Als beoordelingscriterium geldt dat een minimale aanleghoogte (minimaal grondverzet) gewenst is.(15) vraag
<4
Schets een doorsnede over de gekozen dijk. Geef hierbij aan de voornaamste peilen. Geef tevens de materialen en de taludverdediging aan.
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 - Waterbouwkunde 30 maart 1993 14.00-17.00 uur.
De punten die u per vraag kunt behalen staan tussen haakjes in de kantlijn vermeld
.
Het totale aantal
punten bedraagt 180. Dit
komtovereen met de beschikbare tijd in minuten.
VRAAG A
probleemheschrijving
stad V
N
+
lagune
~ ~De stad Vis gelegen aan een lagune die ca. 50 km lang en 10 km breed is. Deze lagune wordt door
een aantal eilandjes gescheiden van deA zee.
Tussen de eilandjes liggen geulen, waardoor het water van de A zee ongehinderd de lagune kan
in-en uitstromin-en. De eilandjes verhinderen wel het doordringen van de deining vanuit de A zee in de
lagune.
De belangrijkste geul
L
wordt in het diepste gedeelte door zeeschepen gebruikt om bij het havengebiedvan de stad V te komen. De grootste schepen die de lagune kunnen bevaren hebben de volgende
afmetingen: laadvermogen "over all" lengte
breedte over het grootspant diepgang geladen
hoogte boven waterspiegel
40.000 d.w.t.
300
m
32
m
12
m
40 m
Als gevolg van regelmatig voorkomende stormen uit ZZO richting, wordt het water in de lagune hoog opgestuwd. Ter plaatse van de eerder genoemde geul L bevindt zich een meetpunt, waar de
hoogwater-en laagwaterstand al gedurhoogwater-ende vele jarhoogwater-en wordhoogwater-en geregistreerd. De overschrijdingsfrequhoogwater-entielijn voor
het hoogwater en de onderschrijdingsfrequentielijn voor het laagwater zijn in de figuren op de
(m.sl •maan sealevel)
2 , 0 " ~ ~ ~
10 10 10 10 10 10 10 - oversctvijä&ngsfrequentia par jaar
2 1 0 " .a ~ ~
10 10 10 10 10 10 10 - onderschrijäangsfrequentie par jaar
De gemiddelde bodemligging in de lagune is m.s.1.-2 m, de bodem van deÁzee ligt veel dieper dan die in de lagune.
Bij ZZO storm dient te worden gerekend met een windsnelheid van 20
mis.
Hierbij mag worden aangenomen dat de storm zo lang duurt dat de zeegang in de lagune volledig volgroeid is.De invloed van buistoten en bui-oscillaties mag worden verwaarloosd.
Het dijkprofiel aan de NNW kant van de lagune (doorsnede A-A) ziet er als volgt uit:
m.s.l.+3.80m
m.s.l.-2m
(30) VRAAG Al
Controleer of de kruinhoogte van de bestaande dijk langs de NNW kant van de lagune in de huidige toestand een hoogwaterstand, die voorkomt met een frequentie van lO,z/jaar en een golfoploop met 2 % overschrijding kan keren.
(15) VRAAG A2
Als een zo gering mogelijke aanleghoogte gewenst is, welke aanpassingen aan het dijkprofiel -in het geval van noodzakelijke dijkverhoging- zouden moeten worden aangebracht? Motiveer kort uw keuze,
vervolg van de probleembeschrijving
Om aan een dijkverhoging langs de NNW kant van de lagune te ontkomen en de stad Vte vrijwaren van wateroverlast, wordt voorgesteld de geulen tussen de eilanden af te sluiten, door stormvloedkeringen. Dit zijn afsluitbareopeningen die onder normale omstandigheden openstaan, maar die in tijden van gevaarlijk hoogwater kunnen worden gesloten.
Er wordt nu verder alleen gekeken naar de stormvloedkering in de geul L.
Als de kering is gesloten, is het scheepvaartverkeer gestremd. Gedurende enkele dagen per jaar is het bovendien toegestaan dat door de lage waterstand in de lagune de grootste zeeschepen niet kunnen passeren.
Om de stroomsnelheden in de geul L acceptabel klein te houden, is een doorstroombreedte van minimaal 500 m vereist.
Het sluitingspeil voor de stormvloedkering wordt gekozen op m.s.1. +0,75 m, gemeten ter plaatse van het meetpunt in de geul L. Uit waarnemingen blijkt dat het gemiddelde peil in de lagune dan m.s.1. +0,80 m bedraagt.
Met de tijdsduur, nodig voor het sluiten van de kering, hoeft geen rekening gehouden te worden.
Aangenomen mag worden dat de kering minstens een etmaal gesloten is.
Voor het buitenpeil in de gesloten situatie mag worden uitgegaan van een overschrijdingsfrequentie van 10-4/jaar. Bij deze maximale waterstand, die moet worden gekeerd, moet rekening gehouden
worden met H,
=
3,60 m.De grondslag ter plaatse van het tracé van de stormvloedkering is zodanig dat overal op staal gefundeerd kan worden.
(20) VRAAG A3
Ga, door middel van een berekening, na of het sluitingspeil zo gekozen is dat de bestaande dijk langs de NNW kant van de lagune nog voldoende hoog ligt.
(IS) VRAAG A4
Stel dat gekozen wordt voor een klepdeur, d.W.Z. een deur die draait om een horizontale as in de drempel. In geopende stand ligt de deur in een drempelbak die in het diepste vaargedeelte van geul L is gelegen.
In de gesloten stand staat de deur onder een hoek van 60° met het horizontale vlak (zie figuur). Wat is het maximale verval dat de klepdeur moet keren, als de invloed van de golven hier wordt verwaarloosd?
(30) VRAAG A5
Als gebruik gemaakt wordt van luchtkisten, zodat de deur omhoog komt tot de gewenste stand (a=600) en als wordt uitgegaan van een rechthoekige doorsnede van de klepdeur, geef dan, door middel van een berekening, aan hoe dik de klepdeur zou moeten worden (d in de figuur).
Het eigen gewicht van de deur bedraagt 200 kN per m' loodrecht op vlak tekening. De invloed van de golven mag worden verwaarloosd.
VRAAG B
probleembeschrijving
20km schutsluis
Tussen de meren
Aen
Bbevindt zich een scheepvaartkanaal met daarin een schutsluis. Het waterpeil
in meer
Bligt 2 meter boven dat van meer
A.De lengte van het scheepvaartkanaal bedraagt 20
km.Het dwarsprofiel van het bestaande kanaal is weergegeven in onderstaande figuur:
doorsnede CC
tan Cl-Va
bodemruwheidsparameter kN·5'10-2m
In verband met het feit dat men grotere schepen op het kanaal wil laten gaan varen en dat de
waterhuishouding toestaat dat een bepaald debiet van meer
Bnaar meer
Astroomt, wil men de
mogelijkheid onderzoeken om de schutsluis, die de grotere schepen niet kan verwerken, te
verwijderen.
Het gegeven dwarsprofiel van het kanaal wil men handhaven, zij het dat enige aanpassingen in het
lengteprofiel daarvoor noodzakelijk zijn. In de eindsituatie mag men aannemen dat bodem en
waterspiegel van het kanaal evenwijdig komen te lopen.
Als maatgevend schip wordt het "EUROPA" schip genomen, dat in de CEMT-kJasse IV kan worden
gevonden (R.K
.
H. schip). Om de scheepvaart niet te hinderen, mag de stroomsnelheid in het kanaal
maximaal 1,0 mis bedragen. In verband met de waterhuishouding is een maximaal debiet van 150 m
3/s
toegestaan.
(15)
VRAAG BI
Ga na of het bestaande dwarsprofiel voldoet aan de criteria van bevaarbaarheid en
manoeuvreerbaarheid, indien twee EUROPA-schepen elkaar moeten kunnen passeren.
(15) VRAAG 82
Ervan uitgaande dat de waterpeilen in beide meren onveranderd blijven, bereken dan de gemiddelde stroomsnelheid en het debiet in het kanaal.
Controleer of de gevonden waarden beneden de gestelde maxima blijven.
Als dit naar uw mening niet het geval is, welke aanpassingen zou u dan voorstellen?
(5) VRAAG B3
Bereken de grenssnelheid voor het EUROPA-schip in dit kanaal.
(5) VRAAG B4
Aangenomen mag worden dat de schepen varen met een snelheid die 80% bedraagt van de grenssnelheid.
Bereken voor dit geval de stroomsnelheid die de maatgevende situatie voor de controle van de bodemverdediging bepaalt.
(30) VRAAG 85
Zoals in de figuur van het dwarsprofiel te zien is, zijn de oevers tegen de golfaanval van voorbijvarende schepen beschermd door betonblokken van 1*1 mlo
Neem voor de volumieke massa van het beton: Pt-..
=
2400 kg/m" en voor de wrijvingshoek tussen de betonplaat en de ondergrond ó = 30°.Ga na wat het maatgevende belastinggeval voor het berekenen van de dikte van de betonplaat is. Bereken deze dikte, zodanig dat geen gevaar voor oplichten en afschuiven van de betonplaat bestaat. Gebruik een veiligheidscoëfticiënt'Y = 1,2.
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 - Waterbouwkunde 20 augustus 1993 14.00-17.00 uur. De punten die U per vraag kunt behalen staan tussen haakjes in de kantlijn vermeld. Het totale aantal punten bedraagt 180.Dit komt overeen met de beschikbare tijd in minuten.
VRAAG 1
d[m] 8 7 3 2 1 1CXXl 2CXXl 3CXXl ---. ..- Q[m'/s]Gegevens:
N/jaar
365DUURUJN
t
300 200 100o
500 1CXXl 1500 2CXXl ---. ..- Q[m'/s]Q-d
kromme,
dis gegeven in m boven de bodem
Duurlijn voor debiet
Rivierprofiel vlak, breedte bodem 200 m; oevers 1:5
(5) vraa~ la.Hoe groot is het debiet wanneer de waterdiepte juist 3 meter is?
(5) vraa~ lb.Hoe groot is de gemiddelde snelheid in dit geval?
(10) vraa~ Ic.Stel dat het antwoord op vraag b. 1
mIsis.
Geef een indruk over de relatie tussen de ruwheid (Chézy-waarde) van het rivierbed en het
verhang bij de waterdiepte van 3 m.
Aanwijzing:
kies een aantal waarden voor het verhang en reken de bijbehorende
Chézy-waarden uit.
(10)
vraae Je
.
Reken bij de door jou opgegeven C-waarde de bodemoneffenheid uit. Wat zegt deze waarde over de bodem?
(10)
vraae Jt
Hoeveel dagen per jaar is de waterstand lager dan 3 meter?
Zou dit aanvaardbaar zijn als de rivier deel uitmaaIct van een vaarweg klasse IV? Licht je antwoord toe.
(5)
vraae Je.
VRAAG 2
Langs een deel van de oever van een meer is een kering gebruikt zoals in onderstaand figuur is weergegeven.
4m
variabel meer peil
1m
Het meerpeil kan alle waarden tussen N.A.P. en N.A
.
P
.
+
2 m aannemen (zie figuur)
gegevens
:
Pbeloo=
2400
kg/rn?Constante van Bligh
=10
g =
10 rn/s"
ondergrond: zand
(30) vraag 2a.
Is de kering onder alle voorgenoemde gevallen stabiel voor afschuiven en
ligtde resultante binnen
de kern?
.
(10) vraag 2b.
4m
(30) vraag 2e.
De kering wordt omgedraaid zoals in de schets is aangegeven.
Is de kering in deze situatie onder alle voorgenoemde gevallen stabiel voor afschuiven en ligt de resultante binnen de kern?
(10) vraag 2d.
Welke maatregelen zou je In het geval a. kunnen nemen om stabiliteit te bereiken enlof te
vergroten?
(10) vraag 2e.
Welke maatregelen zou je in het geval c. kunnen nemen om stabiliteit te bereiken enlof te vergroten?
VRAAG 3
Gegevens:
schepen klasse IV: lengte 85 m
breedte 9.5 m diepgang 2.8 m kanaal profiel: t
I
3.5
m
38m
(5) vraag 3a.Bereken de grenssnelheid van het schip.
(10) vraag 3b.
Bereken de spiegeldaling en retourstroomsnelheid indien het schip met 85% van de grenssnelheid
vaart.
(5) vraag 3e.
Is dit kanaal geschikt voor twee richting verkeer?
(10) vraag 3d.
Kan dit kanaal eenvoudig worden opgewaardeerd naar klasse V?
(10) vraag 3e.
Stel U = 1mIs. Welke diameter zou het bodemmateriaal moeten hebben om te blijven liggen bij
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek
Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 - Waterbouwkunde 14 januari 1994 9.00-12.00 uur.
De punten die U per vraag kunt behalen staan tussen haakjes in de kantlijn vermeld. Het totale
aantal punten bedraagt lBO.Dit komt overeen met de beschikbare tijd in minuten. Dit tentamen is gebaseerd op het.f3-dictaat van augustus 1993.
N.B. Het gaat er bij dit tentamen vooral om dat bij het beantwoordenvan de vragen de schemati-sering van de oplossing wordt toegelicht en de invloed van de schematisering op het antwoord.
Een antwoord sec volstaat dus lang niet altijd.
Gebruik g
=
JO mi; bij alle vragen.VRAAG 1 secundaire dijk primaire dijk 5km
m.v. •
NAP+40m
/
ondergelopen gebied A schematisering situatieAls gevolg van langdurige regenval in het stroomgebied van de rivier M, is de waterstand van de
rivier gestegen tot NAP
+
45 m. Als gevolg van deze extreem hoge waterstand is de primairedijk doorgebroken bij punt A. In korte tijd loopt het achter de primaire dijk gelegen gebied tot aan de secundaire dijk onder, tot de waterstand gelijk is aan die van de rivier.
Er ontstaat bij A een stroomgat, dat 20 meter lang is, gemeten in de dijkas, en waarvan de
(10) vraag la.
Bereken het maximum debiet dat vanuit de rivier de poider instroomt. Neem de waarde voor de afvoercoëfficiënt = 1
aan.
(15) vraag lb.
De rivierwaterstand wordt niet beïnvloed door het vollopen van de polder, maar blijft gedurende langere tijd constant. Ook de afvoercoëfficiënt verandert niet.
Laat door middel van een Q-t grafiek zien hoe het verloop is van het debiet door het stroomgat. Er hoeven geen berekeningen worden gemaakt maar de grafiek moet wel worden toegelicht op de kritische punten.
VRAAG 2
In de secundaire dijk bevindt zich een coupure (=verkeersopening in dijk, die in noodgevallen kan worden gesloten), die onder deze omstandigheden gesloten is.
Het kunstwerk ziet er als volgt uit:
4m
12m
4m1m
8m
1m
4m1m
1m
;~....--.+--
..
-
.
.
......
~
...
.....
-
..
.
.
__,.-..,..,..,..,.-~
1
'---__
-1
-
=
I
10m
/ ;~damwand20m
10m
LANGSDOORSNEDE
VOORAANZICHT
Gegevens:ondergrond: grof zand
(/)
=
30°5
=
20°Pb =
2400
kg/m3Pw =
1000
kg/m3g = 10 m/s2
Gewicht afsluitmiddel coupure = 250 kN
Wrijving van de zijwanden met het dijklichaam wordt verwaarloosd.
(15) vraag 2a.
(35) vraag 2b.
Bepaal de ligging van de resultante in het grondvlak. Wat kunt u van aan de hand van de gevonden ligging zeggen over de stabiliteit tegen kantelen? Motiveer uw antwoord.
(15) vraag 2e.
Bepaal grootte en verloop van de korrelspanningen onder het kunstwerk.
(l0) vraag 2d.
Controleer de piping.
Indien niet aan het criterium voldaan wordt, welke maatregelen kunt u treffen? Motiveer uw
antwoord.
VRAAG 3
De situatie uit vraag 1 verandert enige dagen nauwelijks, maar er steekt een harde wind op uit het zuid-oosten. De windsnelheid bedraagt 10
mis.
Door de wind wordt de secundaire dijk extra belast. Het profiel van deze dijk is als volgt:
NAP+46m
(10) vraag 3a.
Bereken de significante golfhoogte en significante golfperiode vlak voor de dijk. (10) vraag 3b.
Bepaal of de kruinhoogte van de secundaire dijk voldoende is. (Ga uit van z2% voor de golfop-loop)
Wat is uw commentaar op het gevonden antwoord?
(10) vraag 3e.
Stel dat de kruinhoogte onvoldoende is, welke maatregelen kunt u dan bedenken om de situatie te verbeteren? Licht uw antwoord toe (met schetsen).
(15) vraag 3d.
VRAAG 4
Bij deze hoge waterstand kunnen scheepsgolven gevaar opleveren voor de oevers. Dit is ook het
geval in een scheepvaartkanaal, dat parallel loopt aan de rivier, en er mee in open verbinding
staat. In dit kanaal heerst in deze situatie een stroomsnelheid U
=
1mis.
Het kanaal heeft hetvolgende dwarsprofiel:
10m
50m
10m
Voor dit kanaal geldt dat scheepsgolven met een golfhoogteH = 0,12 m nog net toelaatbaar zijn.
Op het kanaal varen onder andere
super schepen,
CEMT klasse Va. Het kanaal heeft een verhangi = 10-4.
(10) vraag 4a.
Bereken de toelaatbare snelheid van het superschip in het kanaal. Neem hierbij aan dat
Hscheepsgolj
=
2·spiegeldaling (z).(5) vraag 4b.
Bereken de retourstroomsnelheid rond het schip als het vaart met de bij4a)berekende snelheid.
(10) vraag 4c.
Welke situatie is maatgevend voor de stabiliteit van het bodemmateriaal?
Bepaal of in deze situatie korrels met D = 6 mm op het vlakke gedeelte van de bodem blijven
liggen. Neem voor de kinematische viscositeit"
=
1,3·10-6m2/s en voor de volumieke massa vande korrelsp = 2650 kg/rrr'.
(10) vraag 4d.
Stel dat de volumieke massa van de korrels p = 2200 kg/m3• Bepaal welke korrel (D) nog net
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 - Waterbouwkunde 29 maart 1994 14.00-17.00 uur. De punten die U per vraag kunt behalen staan tussen haakjes in de kantlijn vermeld. Het totale aantal punten bedraagt 180. Dit komt overeen met de beschikbare tijd in minuten.
Dit tentamen is gebaseerd op hetf3-dictaat van augustus 1993.
N.B. Het gaat er bij dit tentamen vooral om dat bij het beantwoorden van de vragen de schemati-sering van de oplossing wordt toegelicht en de invloed van de schematischemati-sering op het antwoord. Motiveer dus uw antwoorden !
VRAAG 1
Een kleine nvier stroomt van
Avia
Bnaar C. Benedenstrooms van
Bkomen vaak
overstromingen voor. De rivier heeft bij B een dwarsprofiel zoals in onderstaande figuur
is weergegeven.
NAP+24m 14-, .. --=2.:=...S_.:..;;m-'---+!_A\~, ...NAP~~Om :.~ ....A
.. . . , .,De
QHkromme heeft de volgende kenwaarden:
H
(m boven NAP)
Q
(m
3/s)
20
0
21
11
22
40
23
75
24
130
De afvoer van 130 m
3/s is de ontwerpafvoer voor de werken die moesten worden
uitgevoerd om de rivier vrij van overstromingen te maken. De waterstand bij
Bvan
NAP+24 m mag bij deze afvoer niet worden verhoogd door de kunstwerken, omdat
anders bovenstrooms van B ook overstromingen optreden.
De riviertak BC wordt beschermd door bij B een tweevoudig kunstwerk te bouwen. Het
ene deel van dit kunstwerk beperkt de afvoer door de
takBe.
Het andere deel van het
kunstwerk zorgt voor de afleiding van het meerdere water via een omleidingskanaal.
Het omleidingskanaal heeft een bodembreedte van 50 m op een niveau van NAP + 17 m.
De waterstand wordt constant gehouden op NAP+20 m. De taludhelling bedraagt 1:3.
De eisen zijn:
Bij een totaal debiet kleiner dan 11 m3/s moet de totale rivierafvoer via de bestaande tak
BC
worden geleid.Het debiet door de tak
BC
mag niet groter worden dan40
m3/s bij de ontwerpaf-voer van de rivier (130 m3/s).De waterstand juist bovenstrooms van het kunstwerk bij
B
mag bij de ontwerpaf-voer niet hoger worden dan in de oorspronkelijke situatie(NAP+24
m).Het kunstwerk mag geen bewegende delen hebben.
Gebruik in dit vraagstuk:
g
=10
m/s2 v=
10-6
m2/s C=
50m1h/s
IJ. = 1 (onvolkomen afvoercoëfficiënt) _
m
= 1,2 (volkomen afvoercoëfficiënt)Pwater = 1000 kg/m3 Pzand = 2650 kg/m3
(5) vraag la.
Teken de QH kromme voor het bepalen van tussenliggende waarden.
(10) vraag lb.
Geef aan hoe u denkt de afvoer naar tak
BC te
beperken binnen de gestelde eisen.Geef met een schets de relevante maten aan van het kunstwerk, zoals hoogten en
afmetingen.
(15) vraag Ic.
Geef aan hoe u het overige water naar het omleidingskanaal afvoert, zonder de maximale
waterstand van
NAP+24
m te overschrijden.Aanwijzing: kies de maatgevende omstandigheden als uitgangspunt voor de berekening
(5) vraag ld.
Wat zijn de gevolgen van dit kunstwerk voor de rivier als geheel? Hoe zijn eventuele negatieve gevolgen te beperken?
(10) vraag Ie.
Bereken hoe groot de gemiddelde stroomsnelheid in het kanaal is bij ontwerpomstandighe-den.
De bodem van het kanaal bestaat uit zandkorrels met een diameter van 0,3 mmo Is dit
VRAAG 2
Een overlaatconstructie bestaat uit
een voetp
l
aat en een betonnen wand
,
zie figuur
.
In de getekende situatie
moet de stab
ili
teit van het kunstwerk
gecontroleerd worden.
De d
i
kte van de damwand mag
verwaarloosd worden. De damwand
sluit waterdicht aan op de vloerplaat
van het kunstwerk
,
maar brengt geen krachten over.
betonvloer
De lengte van de damwand bedraagt 7,5 m.
De lengte
Lvan het kunstwerk bedraagt 20,0 m.
De ondergrond bestaat uit grof zand
,
met een inwendige wrijvingshoek van 30
0•De
wrijvingshoek met het beton wordt bepaald via de vuistregel: ó=%!p.
(45) vraag 2a.Ga na of het kunstwerk voldoet aan de eisen met betrekking tot afschuiven en kantelen.
(5) vraag 2b.Ga na of het kunstwerk voldoet aan de eisen met betrekking tot piping.
(5) vraag 2c.Om te voldoen aan de eisen van piping wordt achter het kunstwerk een betonvloer
aangebracht met een dikte van 0,80 m
.
De volumieke massa van het beton bedraagt
2300 kg/rrr'
,
De verbinding met het kunstwerk is waterdicht
,
maar brengt geen krachten
over.
Bepaal de benodigde lengte van deze vloer
.
(10) vraag 2d.
Neem voor de lengte van de vloer 10 m
.
Ga na of deze vloer stabiel is bij de gegeven dikte en lengte
.
(10) vraag 2e.
Heeft het aanbrengen van deze vloer consequenties voor de stab
i
liteit van het kunstwerk
zelf?
VRAAG 3
Een zeearm is 30 km lang, zie figuur. De gemiddelde (ongestoorde) waterdiepte bedraagt 3,0 m. Voor de mond van deze zeearm ligt een langgerekt eiland. Hierdoor kunnen er geen golven vanuit zee de zeearm bereiken.
De geul tussen het eiland en de mond heeft een gemiddelde (onge-stoorde) diepte van 10,0 m.
De maatgevende wind (in dit vraag-stuk) komt uit het westen, met een snelheid van 15
mIs.
Bij vragen 3a. en 3b. is de dam nog
niet
aanwezig.n::
f
..
J
:::
:
~peil.ç
rr
Skm 30 km
doorsnede I-I
(20) vraag 3a.
Hoe groot is de opwaaiing bij punt
A
als de wind het eiland ongehinderdkan
passeren?(20) vraag 3b.
Gevraagd worden de significante golfhoogte en -periode bij punt A. Neem voor de diepten
(geul en zeearm) de gemiddelde diepte (geg)
+
de gemiddelde opwaaiing (vraag 3a).Aanwijzing: Bepaal de golven inB en gebruik deze goltboogten om een fictieve strijklengte te bepalen over
het deelCB, bij de diepte vanBA.
(5) vraag 3e.
Men vindt de opwaaiing en de golven te hoog. Er wordt besloten om een dam aan te
leggen in de mond van de zeearm. Hierdoor komen er geen golven meer binnen in de
zeearm. De wind wordt echter niet gehinderd.
Bereken de opwaaiing bij punt
A
na aanleg van de dam.Hoe beoordeelt u het effect van de dam op de opwaaiing?
(5) vraag 3d.
Bereken de significante golfhoogte en -periode bij punt A. Hoe beoordeelt u het effect van de dam op de golfhoogte? (l0) vraag 3e.
Bepaal de golf oploop als het talud van de dijk bij punt
A
1:4 bedraagt.Welke maatregelen zijn denkbaar om de golfoploop te beperken. (Laat zien hoe een maatregel de oploop beïnvloedt!)
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Vakgroep Waterbouwkunde
Tentamen f3 -Waterbouwkunde 19 augustus 1994 14.00-17.00 uur.
De punten die Uper vraag kunt behalen staan tussen haakjes in de kantlijn vermeld. Het totale aantal
punten bedraagt
180.Dit
komtovereen met de beschikbare tijd in minuten
.
Dit tentamen is gebaseerd op het f3-dictaat van augustus
1993;fouten gemaakt door gebruik van
oudere uitgave worden niet geëxcuseerd.
Voor
alle
vragen geldt:g
= 10m/s
2.VRAAG 1
Achter een zeedijk ligt een polder, zie figuur. De waterhuishouding van de polder wordt in grote lijnen als volgt geregeld.
Het teveel aan water wordt via de poldersloten door een gemaal in de spuiboezem gepompt. De oppervlakte van de spuiboezem bedraagt 25 ha. (1 ha è: 104 m2)
Aangenomen mag worden dat het gemaal een constant debiet levert en continu in bedrijf is.
Vanuit de spuiboezem wordt het water op zee geloosd via een uitwateringssluis.De uitwateringssluis werkt dan als een lange overlaat. De sluis treedt in werking, zodra de buitenwaterstand lager is dan de boezemwaterstand. Het afsluitmiddel sluit zodra het water in de boezem hetzelfde niveau heeft bereikt als de zee. De periode waarover geloosd wordt heet ook wel
suatietijd.
----t--- poldersloot ·::::::::rm~;~~;:;:: \: >nabJurgebied ... spuiboezem zeedïk ~ zee uitwateringssluis
Het verloop van de buitenwaterstand in de tijd is bij benadering sinus-vormig, met een amplitude van 1 m en een periode van 12 uur, zie bijlage.
Afvoerrelaties: suetieqd
\
+O.25m ---volkomen afvoer: , 12tAr\ E onvolkomen afvoer: waarin:H = energiehoogte boven drempel
h2
=
buitenwaterstand boven drempelBst
=
sluisbreedte[m]
[m]
[m]
10) vraag la.
Bereken hoeveel m3 water tijdens één suatie vanuit de boezem op het buitenwater moet worden geloosd.
Bereken het bij behorende gemaaldebiet.
15) vraag lb.
Geef in de bijlage aan in welke tijdvakken de uitwateringssluis volkomen en onvolkomen werkt. Laat zien hoe u hier aan komt.
20). vraag
Ie.
Bepaal nu (bij benadering) voor elk tijdvak de gemiddelde stroomsnelheid en de afvoer per strekkende meter breedte (q).
Hoe kan het totale volume water worden berekend, dat over de gehele suatietijd geloosd wordt?
15) vraag ld.
Bepaal nu de benodigde breedte van de uitwateringssluis om het overtollige water te kunnen lozen.
10) vraag Ie.
Het ontwerp dat voorhanden is heeft spuiboezemfluctuaties van 0,5 m. Deze fluctuaties hebben nadelige gevolgen voor de vegetaties in het aangrenzend natuurgebied. De beheerder van dit natuurgebied stelt de maximaal aanvaardbare spuiboezemfluctuatie op 0,20 m.
Geef aan welke ingrepen noodzakelijk en/of mogelijk zijn om aan deze eis te voldoen en verklaar hun effect.
VRAAG 2
Het water uit de polder wordt met een zogenaamde
tonmolen
geloosd op de spuiboezem.Deze molen draait rond in een betonnen 'bakconstructie' , die bestaat uit een vloer en drie wanden. In de onderstaande figuur wordt een schematische langsdoorsnede en een bovenaanzicht gegeven.
E q IC ::::::::::::::::::-:... . <: ::zand laag a5 m __ ~7.""aC!:m,-,--__ ...
~l
t a.5m I ~Verder is gegeven dat de damwand waterdicht is aangesloten op de constructie en in de ondoorlatende laag steekt, zodat hier ook een waterdichte aansluiting is. De damwand draagt geen krachten af naar de constructie.
Het gewicht van de tonmolen en de aandrijving worden verwaarloosbaar geacht. Verdere gegevens: Pwater = 1000 kg/m3 Ó = 17° Pbeton
=
2400 kg/m3"
ukorrel. max =50 kN/m-20)vraag
2a.Geef een schematisering van alle belastingen die op de constructie werken. Bereken de grootte en ligging van de krachten.
10)
vraag
2b.Bereken de optredende veiligheid van de constructie tegen afschuiven, in de gegeven situatie.
10) vraag 2c.
Bereken waar de resultante het grondvlak snijdt.
10) vraag
2d.
Bereken of de constructie voldoende veiligheid heeft tegen kantelen.
VRAAG 3
Om de spuiboezem ligt een dijk, waarvan in de figuur slechts het oostelijke deel is weergegeven.
De waterdiepte van de spuiboezem bedraagt ~
gemiddeld 5 m.
t\IDe grootste lengte (oost-west) van de spuiboezem bedraagt circa 1000 m. Er staat een storm-achtige westen wind, met een windsnelheid van 20
mis
.
10)
vraag
3a.Bepaal de significante hoogte en periode van de golven bij de oostelijke dijk. Schat tevens de
piek
periode.Hoelang moet de wind aanhouden tot de golven volgroeid zijn?
5)
vraag
3b.Bereken de opwaaiing ter plaatse van de oostelijke dijk. 10)
vraag
3e.Kies een taludhelling en motiveer uw keuze kort. Bepaal de golfoploop, op het gekozen talud. 10)
vraag
3d.Hoe hoog zal de kruinhoogte moeten zijn bij de aanleg?
Voor eventueel ontbrekende gegevens moet u zelf een redelijke schatting maken. 15)
vraag
3e.Schets een dwarsdoorsnede over de dijk, met enige afmetingen en globaal aangegeven de benodigde bekledingen.
B.ijlage bij
j3 tentamen, dd. 19-08-1994
Naam
Studienummer
a.
«
z
WO·~
so
0
E
L!1
.
~ Ia.
«
z
Vakgroep Waterbouwkunde - Sectie Waterbouwkunde College f3
Antwoorden tentamens 17 jan.! 31 mrt.!21 aug. 1992
17 januari 1992
1 bodembreedte 22.6 m spiegelbreedte42 m diepte 3.25 m
2 i = 1.7· 10-5
3 via iteratie: waterdiepte = 3.32 m bodembreedte = 26.6 m waterspiegelbreedte= 46.6 m
U=0.41
mis
4 Overwinnenverval; doorlaat schepen~ stuw + schutsluis 5 Bij verhang van 1.7.10-5 is het verval 8.30 m
Bij verhang van 1.5.10-5 is het verval 8.50 m
6 IH=8964 kN; IV=500+1208·L kN; IM=43196,28 kNm;
afschuiven:
r=
1,5 ~ L ~ 18,87 m kantelen: IMIIVs l/eL ~ L ~ 14.4 mkorreldruk: IV/{b·L}+{IM· Y2L}/C/12·b·L 3}S150 ~ L~21,35 m 7 Lbligh ~ 126 m ~ gevaarvoor piping
8 enkeledamwand, 53 m ~ te lang
twee damwanden,26,5 m ~ mogelijk langer kunstwerk ~ te duur
filter constructie benedenstrooms~ goede oplossing
invloed op waterspanningenonder kunstwerk bij damwanden invloed afm. grondvlak bij langer kunstwerk
9 max. retourstroomsnelheidis 0.70 + 0.41 = 1.11
mis
10 z=0,20
m
11 Opwaaiingis 0.80 m
Hs=1.2 m; T=4.7 s;
f
Op=1.8; z2%=3.2 mkruinhoogte: NAP+ 50 + 0.8 + 3.2 =NAP.+ 54m
12 Flauwer talud, ruwer talud, muurtje op dijk, berm, veranderen voorland,dijk ophogen.
31
maart
1992 1a Bergingscapaciteit is 21.25.108 m3m3
~---
--
---
---
----
~
50 60 leegreseNOir 0123456789 10 11 12 MAAND 1b Startafvoer in eerste week van juli.
2a Uitgaan van de formule voor de schuifspanningssnelheid.
Gevraagde d = 3.94 m
2b Gevraagde verhang is 2.28.10-5
3a Situatie 11is maatgevend.
3b Doorstroombreedte bedraagt 16.6 m 3c Brutovermogen is 12· 106 Watt.
4a .IV=9000 kN IH =5550 kN
IM = 26700 kNm (om zwaartepunt grondvlak) 4b Afschuifkriterium: voldoet niet:
1.2 . EH
=0.74
>tan~
=0.577
EV
kantelkriterium: resultante valt buiten de kern:
x = 2.97 m
>
Ll6 = 2 mpiping: voldoet niet:
Lbligh = 90 m
>
32 m4c Zie dictaat 4d Zie dictaat
21 augustus 1992 1a d= 5.15m. 1b Hs = 1.3 m.
Ts = 5
s
.
Ga na of aan de voorwaarden voor diep of ondiep water is voldaan.
1c 1 : 3 1 : 5 1 : 7 W = 1440 N W
=
864 N W=
617 N 1d 1 : 3 1 : 5 1 : 7 Z2% = 3.60m
z2% = 2.15 m z2% = 1.55 m1e Geef in de schets van het dijkprofiel ook de bekleding en gebruikte materialen aan.
2a Geen ballast nodig.
2b Ja, gat aan polderkant ongunstiger
2c Piping
2d Provisorische filterbestorting bijv.
3a Waterverlies per schutcyclus 18000 m3.
3b Terugpompen
spaarbekkens
ander kunstwerk, bijv. scheepslift.
3c Spaarbekken oppervlak = 2 x schutkolkoppervlak
peil spaarbekkens tussen N.A.P.
+
6 m. en N.A.P.+
4 m.maximaal peilverschil is
6
m.3d bij ks = 1 mm
-+"
=0.02-+
Q = 2.59 m3/sbij ks = 5 mm
-+"
=0.03-+
Q = 2.34 m3/sVakgroep Waterbouwkunde - Sectie Waterbouwkunde College f3
Antwoorden tentamens 15 jan.! 30 mrt.!20 aug. 1993 15januari 1993
A 1 normaal zeepeil = GZN
1.75
:s
U:s
2.5 mIs ...0.15:s z :s
0.31 maangezien ook bij zeepeil = GZN+0.15 m ook U ~ 1.75 ...GZN+0.31m doorstroom profiel: A
=
80 m2, drempel GZN-2.5 mA2
z
=0,1 6 ...stroomsnelheid okédoorstroom profiel benodigd A = 114 m2 twee situaties: variabele opening 8.0 - 114 m2
- twee openingen van 40 m2 plus één regelbare van 34 m2 - één variabele opening
- etc.
A3 eisen: sluitbaar in stromend water, tweezijdig kerend, vrije doorvaarthoogte van 12m, waterafdichting ivm zoutbezwaar
diverse combinaties mogelijk A4 afhankelijk van gekozen oplossing
A5 24 uur gesloten: verhoging van waterstand
=
0.23 m>
0.20 m stuwdam A sluiten, pompen, etc.81 IH
=
1620 kN ... IV=
422L + 400 kN ~afschuiven: 1.2· IH
:s
IV· tanó ...L ~ 7.0 m kantelen: IM=
3700-1 OL2...L ~ 6.4 m ...maatgevend L=
7.0 mL
=
7 invullen ...korrelspanning O"oP.z=
26,5±
21,5... O"max
=
48 kN/m2<
150 kN/m 82 L ~ 1.5· Cs •H = 30 m83 zie dictaat
Cl peil in bekken = GZN +0.30 m ...dgem = 2.8 m
;=
4·10-6·172/(10·2,5) ...llh=
O,12montwerppeil = GZN + 0,42 m
golfhoogte
=
0,75 m; golfperiode=
4 sfop
= 5,8tana;
kies flauw talud (1 :6) ...fop'"
1 z2%=
1,05 m ; aanleghoogte=
GZN + 1,77 m C2 zie dictaat30 maart 1993 A1 peil (f
=
10-2/jr)=
msl+
1 m diepte = 3 m opwaaiing: Sh=
0,5 m golven: Hs=
0,9 m ; T=
4,3 s oploop: fop=
1,9 ...z2%=
2,6 m kruin: msl + 1 + 0,5+
2,6 = msl + 4,1 m A2 flauwer talud, ruwer talud etc.A3 lagunepeil = msl +0,8 m ...d = 2,8 m opwaaiing: flh = 0,27 m
golven:
H
s = 0,9 m ;T
= 4,4 soploop: fop = 2,0 ...z2% = 2,52 m
kruin: msl + 0,8 + 0,27 + 2,52 = msl + 3,59 m ...bestaande dijkhoogte voldoet (msl + 3,80 m) A4 zeepeil (f = 10-4) = msl + 1,3 m
lagunepeil = msl + 0,8 - 0,27 (afwaaiing) = msl + 0,53 m verval = 0,77 m
A5 enkele dagen per jaar: peil = msl - 0,40 m diepte: 1,3·d = 15,6 m ...drempel: msl-16,0 m krachten op de deur: kN/m F1 =1728 F2~1,44d2+95,44d+1578 F3 = 165,3d F4 = 2,5d2 G = 200 IM = 1,94J3 + 110,2d2 + 759,3d - 2468 =0
...d = 2,32 m; acceptabel bij 20 m 'hoogte'.
81 bodem: 33,91 m; spiegel: 55,75 m; d: 3,64 m 82 Q = 149,3
m
3/s;
U = 0,88mis ...
voldoet83 Vgr = 2,84
mis
84
u
r = 0,63mis;
maatgevend: 1,51mis; z
= 0,17 m85 oplichten: G1. ~ Pw·V ...d ~ 0,18 m
20 augustus 1993 1a) Q = 81 5 m3/s 1b) A = 645 m2 U = Q 1A = 1.26 mIs t c) R = 2.797 m C = 1
IVlR',l
= 0,597lVi
i= 10-5 C= 189 lm1/2/s] 5·10~ 85 7.5 .10-5 69 10-4 601d) Een redelijke combinatie is i = 5.10-5 met een C-waarde van 85 m1/2/s• 1e) C = 85 m1/2/s -+k = 0.6 mm -+D90 = 0.3 mm -+vlakke, zandige bodem.
1f) Gedurende ca. 105 dagen bedraagt de waterdiepte
-s
3 m.Diepte vereist van 3.64 m. Deze diepte wordt gedurende ca. 220 dagen per jaar NIET gehaald. Dit betekent dat de schepen slechts zo'n 40% van het jaar gebruik kunnen maken van de vaarweg. Dit is onaanvaardbaar.
1g) Zie dictaat
2a) Waterstand NAP
+
2.00 is maatgevend voor afschuiven.IH = 20 kN-+ ; I V = 32 kN ~
Y'IH
s
IV·tamp; bij zand: tp=30oY = 0,92. De veiligheid
<
1 ~ NIET stabiel voor afschuiven Resultante binnen kern:IT = 19 kNm -; IV = 32'kN ~ ~ x = 0,59 m
<
0.67 m voldoet2b) Piping,overschrijding maximale korreldruk, mechanische beschadiging (aanvaring) 2c) Bekijk situatie waterstand is NAP
+
2.00IH = 20 kN-+ ; IV = 82 kN ~ Afschuiven:
Y'IH
s
IV·tampY = 2.37 ~ stabiel voor afschuiven
Resultante binnen kern:
IT = 52,5 kNm -; IV = 82 kN ~ ~ x = 0,64 m
<
0.67 m voldoetBekijk vervolgens meerpeil = NAP
+
1,00 m: (lege bak is maatgevend) Afschuiven:IH= 5 kN; IV= 52 kN ~ Y = 6.0 voldoet
Resultante binnen kern:
IT=36 kNm; IV=52 ~ x = 0,69 m
>
0.67 m ~ BUITEN DE KERN!2d) zie dictaat 2e) zie dictaat
3a) Vgr
=
2.81 mIs3b)
v
=
0.85· Vgr -+z=
0.256 m -+Ur=
0.90 mIs 3c) zie dictaat3d) zie dictaat
3e) Een praktische benadering:
Stel C ... 50 m 1/2/s; met U = 1.9 m/s -»
U.
CT=.[i~
= 0.120 mIsUit Shields diagram voor begin van bewe~ing:
o.;»
10.5 mmHierbij hoort eenk ...2.5·0(90) ... 25·10- m. Met R
=
2.96 m .. C=
57 m 1/2/s. Uit Shields:o.;»
10.5 mm14 januari 1994
1a) 1b)
Volkomen, lange overlaat.Q = m·1,7-8·fi312
=
179 m3/sAfvoer volkomen tot water in polder NAP+44 m daarna onvolkomen.
(Verloop volgens niet-lineaire differentiaal vergelijking)
poIln~ -1W'+44m : Q(~ 2) V1 V2
V3
V4 V5V6
H F(kN) 5736 250 3825 -2500 -2500 45 -1250 e(m)o
o
5o
3,33 9 1,67 M(kNm)o
o
19125o
-8333 405 -2083 I V=
4856 kN (omlaag) IH = 1250 kN (naarlinks) IM = 9114 kNm (rechts om)2a) Afschuifcriterium: y = 1,41; y> 1 (voldoende)veiligheid
2b) Ligging resultante:
e
=
1.88 m rechts van midden <3,33 - veilig tegen kantelen.2c) 0mm' _ ••
= -
Ev
'f -EM
=
24,3 'f 13,7 kN/m
2 .- A W 1n6~ 38.0kN/m2 2d) Cs = 12; H = 5 m:L 2:: 1,5'12,5 = 90 m L = 40 m - 50 m tekort. (Bligh)Maatregelen:- langere damwanden, - dichte bodembekleding,- filterconstructie droge zijde etc.
3a) U = 10 mIs, d = 5 m (gemiddeld), F = 5 km
Stel: diepwater: aflezen levert Hs = 0,57 m; Ts = 2,2 s
Controle:c ... 1,56' T
=
3,43 mIs; A=
7,55 m; dIA=
0,66 > % - diep3b) Golfoploop: fop"'" 1,36 - Z2% "'" 1,16 m. Evt. reductie voor gras:Ar = 0,95; z2% ... 1,10 m
Opwaaiing:i ...7,5'10-6; llh ... 0,04 m.
Kruinhoogte:NAP + 45 m + 1,10 m + 0,04 m = NAP + 46,14 m, dijk is te laag.
3c) -zandzakkenop de dijk, - ruwer talud, - flauwer talud,- muurtje op dijk, - overslag toestaan
3d) Invloed op stabiliteit: - 0,04 m opwaaiing is verwaarloosbaar, - de golven korte periode,invloed
relatief klein, - wind heeft dus weinig invloed op de stabiliteit van de constructie, - wel golfoverslag bij de coupure.
4a) ~c
=
519,5 m2, As=
44,46 m2!_AsIAc=
0,09h
=
5,65 m,zmax=
0,06 m - zlh=
0,011, V "'" 2,2 mIs4b) ur AI 0,26 mIs
4c) Schip tegen stroom in; u = U+ur = 1,26 mIs; R=5,27 m
Stationaire situatie: u =
c{ïiJ -
c
=
44mYt/sMaatg. situatie: u. =
!!..{i
= O,09m/s - bewegingC
4d) Nu Ps
=
2200 kg/m3,'II=
1 2' Re• =70000'D" lp = 6,9·10 ...·D-1
29 maart 1994
1b) Eerst afvoer naar tak BC:
wegens eis: 0:5.11 m3/s doorBC volgt hiervoor onderafvoer noodzakelijk. kies een
a,
in dit geval 1m (geringeopstuwing).uitgaande van ontwerpafvoer:
+22
Q
= ~
·B·a)2gz
40
=
l
·
B
·
l )2g·2
Huv:B = 6,32 m. a-1m Q-4Om3/s Opstuwing bij0 = 11 m3/s: z = 0,15 m. , c) Afvoer naar omleidingskanaal:wegens eis0:5.11 etc.... drempelop 2: + 21, 15 m. gekozen: +21,15 m. 24 Q-9Om3/s 21.15m l~ 20
H'
=
2,85
m
Q
=m·B ·1,7 ·H
3/290
=l,2·B ·1,7 .2,85
3/2 Huv:B = 9,'7 m. 1e)o
= 90 m3/s 0=
69 m 'A=
177 m2 R=
2,57 m C=
50 m%/s U.=
0,032 mIsUit Shields-diagram(fig. 3.9) volgt dat korrels met D = 0,3 mm in beweging komen.
.... 10m 15m 10m 2a) .. . '.' . kN/m2m'
t
v
3
Kracht kN/m arm m moment kNm/m
V1
=
9,5·'·5·pg=
475,
5,25 -2493,8 V2=
9,5·1·1·pg=
95,
5,25 +498,8 V3=
53,57·1·10=
535,7 t 5 +2678,5 V4=
25·1·10=
250 t 5 -1250 V5=
~H65-53,57)·1 0·1 57,2 t 6,66 +381,4 V6=
%·(36,43-25)·10·1 57,2 t 3,33 -190,7 G=
(30+5)·Pb·g·'=
840,
0 0 IV = 509,0 kN/m , H1=
%·pg·6,52=
211,3...
2,16 +457,9 IH = 180 kN/m ... H2=
%·pg·2,52=
31,3...
0,83 -26,1 IM 56 kNm/m (rechtsom) Afschuiven: y = ',03Kantelen:
e
= 0," m.e
:5. 20/6 = 3,33 m. Er is dus voldoendestabiliteit tegen kantelen. 2b) Piping volgens Bligh (L=72m) en Lane(L=30m) Aan beide criteria wordt niet voldaan. 2c) Benodigdelengte: Bligh: I=
72 - 38=
34 m Lane: I=
3(30 - 24,7) = 15.9 m 2d) Lengte = lOm; dikte = 0,8 m;2e) Het aanbrengen van de vloer beïnvloedt de opwaartse waterdruk onder het kunstwerk. 3a) In totaal treedt bij A een windopzet op van 0,04 + 0,83 = 0,87 m.
3b) Gemiddeldediepte geul: 1
°
+ Y:z'0,04 = 10,02 m.Tplv. de ingang zeearm:Hs = 0,9 m; Ts = 2,6 s (controleren diep/ondiep).
Deze golven komen de zeearm binnen. Grafieken (fig 3.23 en 3.24) gelden voor golfgroei met beginwaarde Hs
=
Om.Hs=
0,9 m kan worden verrekenddoor de zeearmfictief langerte maken, zodanig dat tplv. het begin van de zeearm Hs = 0,9m. Voor de fictieve strijklengte over de geul geldt dat bij F/d> >
2000 (getrokken lijn) zodat de fictieve strijklengte geen invloed heeft op de golven in A. Doordat de strijklengte al "maximaal" is, zullen de golven dus niet hoger worden dan 0,9 m in het geval van ondiep water.Hs /d ... 0,25 ....Hs ...0,9 m; Ts ...4,1 s.(Controle diep/ondiep!) 3c) Het blijkt dat de opwaaiing gehalveerd wordt.
3d) Hs =0,8 m; Ts = 3,8 s (controleren diep/ondiep).