• Nie Znaleziono Wyników

Ruimte voor opplussen - Empirisch onderzoek naar de gewenste bedieningshoogten en manoeuvreerruimte bij deuren voor ouderen die een stok of rollator gebruiken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ruimte voor opplussen - Empirisch onderzoek naar de gewenste bedieningshoogten en manoeuvreerruimte bij deuren voor ouderen die een stok of rollator gebruiken"

Copied!
74
0
0

Pełen tekst

(1)

Ruimte voor opplussen

Empirisch onderzoek naar de gewenste bedieningshoogten en manoeuvreer-ruimte bij deuren voor ouderen die een stok ofrollator gebruiken

drs. L.R.M. Kahmann

P5 Adviseurs voor produkt- en kwaliteitsbeleid, Amsterdam

drs. E.A.H. Nolte

Nationale Woningraad, Almere

dr.ir. DJ.M. van der Voordt

Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde

m.m.v.

G.E. de Jong, computerondersteuning

(2)

Opdrachtgever

Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting Postbus 1878

3000 BW Rotterdam

Tel. 010 - 4 13 09 35; Fax 010 - 4 11 42 11

Uitgave en distributie

Publikatieburo Faculteit Bouwkunde Berlageweg 1, 2628 CR Delft telefoon 015 278 4737

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting

1. Doel en onderzoeksvragen 1.1 Waarom dit onderzoek

1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Doelgroepen 2. Uitvoering

2.1 Huisbezoeken en laboratoriumonderzoek 2.2 Selectie van de proefpersonen

3 . Meetresultaten in de proefopstellingen op ware 3.1 Deelnemers

3.2 Ruimtegebruik bij deuren 3.3 Drempels

3.4 Bedieningshoogten

4. Bevindingen van de huisbezoeken 4.1 Deelnemers

4.2 Bevindingen 5. Discussie

5.1 Meten van maten in een proefopstelling op ware grootte 5.2 Bruikbaarheid van huisbezoeken

5.3 Representativiteit van de steekproef

5.4 Uitgangspunten voor de gewenste maatvoering 6. Conclusies en aanbevelingen

6.1 Samenvatting van de uitkomsten 6.2 Aanbevelingen voor nieuwbouw

6.3 Aanbevelingen voor de opplus-pakketten

Bijlagen

1. Uitnodigingsbrief aan de deelnemers 2. Protocol proefnemingen

(4)
(5)

Samenvatting

Om de bestaande woningvoorraad geschikt te maken voor gebruik door ouderen en gehandi­ capten die geen rolstoel nodig hebben, is door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) in samenwerking met de Nationale Woningraad een praktijkexperiment Opplussen ge­ start. Doel hiervan is om vast te stellen welke eisenpakketten nodig zijn voor welke niveaus van gebruiksgeschiktheid. Omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de benodigde ruimte voor het openen en sluiten van een deur door stoklopers en rollatorgebruikers is een proefopstelling op ware grootte gebouwd. Met behulp van verplaatsbare wanden is de mini­ male ruimtebehoefte vastgesteld bij verschillende aan- en weglooprichtingen en twee deurty-pen: draaiend naar de gebruiker toe en draaiend van de gebruiker af. Voorts is een bedienings­ paneel gebouwd om de gewenste bedieningshoogten vast te stellen van radiatorknoppen, lichtschakelaars, stopcontacten en de bediening van ramen (raamboompje, spagnolet).

Ruimtegebruik bij deuren

Voor stoklopers en gebruikers van een rollator is een vrije doorgangsbreedte van 75 cm geen probleem. Voor stoklopers is voor het openen, passeren en sluiten van een draaideur niet of nauwelijks extra manoeuvreerruimte nodig in vergelijking met mensen die geen loophulpmiddel gebruiken. Voor rollatorgebruikers is wél extra ruimte noodzakelijk:

• wanneer de deur naar de gebruiker toe opendraait:

voor het openen 1500-1600 mm vóór de deur wanneer geen ruimte naast de slotzijde beschikbaar is, 1400 mm wanneer 300 mm naast de slotzijde beschikbaar is, of 1100 mm vóór de deur plus 500 mm naast de slotzijde; voor het sluiten 800 mm achter de deur; • wanneer de deur van de gebruiker af draait:

voor het openen 800 mm voor de deur, voor het sluiten 1500 mm achter de deur wanneer geen ruimte naast de slotzijde beschikbaar is en 1200 mm wanneer 350 mm naast de slotzijde beschikbaar is.

Deze maten benaderen de maten die voor rolstoelgebruikers minimaal noodzakelijk zijn. Dit betekent dat rollatorgebruikers in het kader van de Opplus-projecten tot de zwaarste categorie gerekend moeten worden en voor het opplussen van bestaande woningen in principe buiten de collectieve aanpak vallen. Aanpassingen voor deze categorie gebruikers zullen dus vooral op individuele basis (via de Wet Voorzieningen Gehandicapten) plaatsvinden. Voor collectieve delen van woongebouwen en voor nieuwbouwwoningen wordt aanbevolen de huidige maatcriteria uit het Handboek voor Toegankelijkheid aan te houden.

Drempels

Voor de meeste stoklopers is 40 mm geen groot probleem. Met steun van het kozijn stapt de helft ook over een drempel van 80 mm. Voor 1 op de 3 rollatorgebruikers is 20 mm echter het maximum. Eveneens 1 op de 3 kan een drempel van 40 mm aan. Aanbevolen wordt om in geval van nieuwbouw nergens drempels toe te passen en bij de voordeur een maximum van 20 mm aan te houden. In geval van verbouw dienen binnendrempels zoveel mogelijk verwijderd te worden. Is bij de buitendeur een drempel van maximaal 40 mm aanwezig, dan

(6)

Bedieningshoogten

De optimale bedieningshoogte en de laagste en hoogste bedieningshoogten die voor ouderen haalbaar zijn zonder extreme inspanning, last van spierpijn, duizeligheid of instabiliteit, varieert per bedieningselement. Een comfortabele hoogte voor radiatorknoppen is 95-125 cm. Lager dan 55 cm en hoger dan 170 cm is voor 1 op de 3 respondenten niet haalbaar zonder zich te forceren. Lichtschakelaars tussen de 85 cm en 145 cm zijn voor niemand een probleem. Het optimum ligt gemiddeld op 120 cm. Een hoogte van 65 cm of lager en 170 cm of hoger is voor een kwart van de proefpersonen niet haalbaar. Bij stopcontacten geldt dit voor een plaatsing van 70 cm of lager en 165 cm of hoger. Een comfortabele hoogte voor een spagnolet (b.v. voor de bediening van bovenlichten) is 110-120 cm. Voor een raamboompje is 95-135 cm voor iedereen comfortabel.

Op basis van deze uitkomsten wordt aanbevolen om in de nieuwbouw voor radiatorknoppen een minimum hoogte van 70 cm aan te houden. De voorkeurhoogte is 95-125 cm, maar deze hoogte kan conflicteren met de eis om borstweringen niet hoger te maken dan 75 cm vanwege de mogelijkheid tot uitzicht. Lichtschakelaars en stopcontacten dienen bij voorkeur op 95-100 cm hoogte te worden aangebracht. Deze hoogte is ook voor veel kleine mensen nog goed haalbaar. De aanbevolen marges voor een spagnolet en raamboompje zijn respectievelijk 110-120 cm en 95-135 cm. Optimaal is de zone tussen 110 en 120 cm, omdat deze tevens valt binnen de in het Handboek voor Toegankelijkheid aanbevolen marge van 90-120 cm voor rol stoelgebruikers.

Voor bestaande woningen wordt aanbevolen alleen tot collectieve maatregelen over te gaan, wanneer de bedieningshoogte buiten een marge van 70-170 cm valt. Bedieningshoogten binnen deze marge zijn voor meer dan driekwart van alle ouderen zonder extreme inspanning haalbaar. Voor wandcontactdozen valt aan te bevelen om in het basispakket opplussen de eis op te nemen, dat per ruimte tenminste één stopcontact op een hoogte van 95-100 cm beschikbaar is, b.v. voor aansluiting van een stofzuiger. Voor andere attributen kan het probleem van een te hoog of te laag geplaatste wandcontactdoos opgelost worden door de stekker in het contact te laten zitten en het aan- en uitschakelen te regelen met een schakelaartje op een op het individu afgestemde hoogte.

(7)

S u m m a r y

To make the existing housing stock more suitable to the needs of disabled and elderly people, the SEV Dutch Steering Committee on Housing Experiments and the NWR Dutch Federation of Housing Associations started an experiment called "Plusgrading". The experiment is a follow up to the experiments with building new adaptable housing, carried out in the Netherlands since 1984. Plusgrading differs from the approach to building new adaptable housing. Adaptable housing is aimed at making all new housing more accessible and easier to adapt to the needs of people with various disabilities, including wheelchair users. Plusgrading is also a collective approach: all existing housing should be improved to the standard of the Plusgrading experiments. It is, however, not cost-effective to improve existing housing in general to the needs of wheelchair users. That is why the Plusgrading experiment aims at improving housing for disabled people who do not need a wheelchair, like people using walking aids, people with problems with their balance, people who can not use both arms etc. In the experiment the housing requirements for people with various disabilities, not needing wheelchairs, will be established. Because insufficient research material was available about the spatial requirements at doors for people using walking sticks and rollators, a full scale model of a door with moveable walls was made to establish the space needed to use various door types from both sides. Also a mobile service panel was made to establish the maximum and minimum heights to handle radiator knobs, light switches, wall sockets and windowhandles. The NWR Dutch Federation of Housing Associations, the Delft University of Technology and P5, the research bureau of the Amsterdam Rehabilitation Centre, carried out tests using the full scale models with elderly and disabled people in november and december

1996.

Space requirements near doors

For people using a walking stick or a rollator a free passage space of 75 cm poses no problems. For people using a walking stick hardly any extra space is required for opening, passing and closing a turning door compared to people who do not use a walking aid. Users of a rollator however do require extra space:

• When the door turns towards the user: for opening the door 1500-1600 mm in front of the door (perpendicular to it) when there is no space available next to the door lock, or 1100 in front of the door (perpendicular to it) and 500 mm next to the door lock; for closing 800 mm behind the door (perpendicular to it);

• When the door turns away from the user: for opening 800 mm in front of the door, for closing 1500 mm behind the door when there is no space available next to the door lock and 1200 mm when 350 mm is available next to the lock.

These measurements approach the measurements which are minimally needed for wheelchair users. This means that rollator-users have far-reaching needs which puts them outside the range of a collective approach to improving existing housing within the Plusgrading experiments. Housing adaptations for these occupants should be made on an individual basis (with financial aid of the local authorities on the basis of the WVG, the Dutch law on subsidising housing adaptations and transportation aids for disabled people). For the collective

(8)

Thresholds

For most people using a walking stick a threshold of 40 mm does not pose much of a problem. With support of the door-frame half of the people who took part in the study could use a threshold of 80 mm. For 1 in 3 users of a rollator 20 mm is the maximum height. Also 1 in 3 can use a threshold of 40 mm. It is recommended to have no thresholds inside new dwellings and a maximum of 20 mm at the front door. In case of housing renovation thresholds inside dwellings should be removed whenever possible. In case the threshold at a front door is 40 mm it is recommended not to make costly changes in general but to adapt on an individual basis if necessary. Thresholds higher than 40 mm cause considerable inconvenience to too many people. Collective adaptation or removal of thresholds higher than 40 mm is necessary.

Service height

We investigated the optimum height and the minimum and maximum height to handle provisions like radiator knobs, light switches, plugs for wall sockets and handles for windows without extreme effort, instability or muscular problems. A comfortable height for radiator knobs is 95-125 cm. Lower than 55 cm and higher than 170 cm is no option for 1 in 3 respondents without too much strain. Light switches between 85 cm and 145 cm are a problem for no-one. The optimum is an average 120 cm. A height of 65 cm or lower or 170 cm or higher is no option for a quarter of the persons in the tests. For wall sockets a location at 70 cm or lower and 165 or higher was no option for a third of the respondents. A comfortable height for a handle for a skylight is 110-120 cm. For a small handle to open a window a height of 95-135 is comfortable for everyone.

On the basis of these conclusions it is recommended tot place radiator knobs in new housing at a minimum height of 70 cm above surface. The preferred height is 95-125 cm, but this contradicts the requirement that the bottom side of a window pane should be no higher than 70 cm above surface and that there should be an obstacle-free view from a window between 70 cm and 195 cm above surface. The preferred height of light switches and wall sockets is 95-110 cm. This height can also be reached by small people. The recommended margins for a handle for a skylight and for small handles for windows are 110-120 cm and 95-135 cm respectively. The optimum is the zone between 110 and 120 cm, because this is within the margin of 90-120 cm in the Dutch Manual on Accessibility.

For existing housing it is recommended only to take collective measures when the service height is outside a margin of 70-170 cm. Provisions within this margin can be used by three quarters of respondents without extreme difficulty. For wall sockets it is recommended to include the requirement of at least one socket per floor at a height of 95-120 cm, for instance for frequent use of a vacuum-cleaner. For other devices (lamps, electric clocks) the problem of a socket that is located too high or too low can be solved by leaving the plug in the socket and switching the device on or off with a switch located at the preferred height.

(9)

1. Doel en onderzoeksvragen

1.1 Waarom dit onderzoek?

Sinds 1984 hebben de Nationale Woningraad en de Stuurgroep Experimenten Volkshuisves­ ting (SEV) samen met een groot aantal andere organisaties gewerkt aan de ontwikkeling van aanpasbaar bouwen. Het gaat daarbij om het zodanig realiseren van gewone woningen dat ze makkelijk kunnen worden aangepast wanneer een bewoner gehandicapt raakt. In de eisen voor aanpasbare nieuwbouw, vastgelegd in het Handboek voor Toegankelijkheid, wordt rekening gehouden met bewoners met zeer uiteenlopende handicaps. Voor het ruimtegebruik wordt de rolstoelgebruiker als norm genomen. In de bestaande bouw kan de rolstoel echter niet altijd maatgevend zijn voor het ruimtegebruik omdat vaak sprake is van een te krappe maatvoering. Het aanpasbaar verbouwen van alle bestaande woningen tot en met rolstoelniveau zou te kostbaar zijn. De SEV startte daarom in 1994 een experiment om vast te stellen in hoeverre bestaande woningen beter geschikt gemaakt kunnen worden voor ouderen en mensen met een handicap, die géén rolstoel nodig hebben. Bijvoorbeeld mensen die slecht ter been zijn en mogelijk een loophulpmiddel nodig hebben, mensen met evenwichtsstoornissen en mensen met zintuiglijke beperkingen. De term aanpasbaar (ver)bouwen blijft gereserveerd voor woningen die ook voor rolstoelgebruikers potentieel geschikt zijn. De aanpak van de bestaande woningvoorraad, waarin de rolstoel niet centraal staat, wordt Opplussen genoemd. Het beschikbare onderzoeksmateriaal geeft op een groot aantal punten onvoldoende uitsluitsel over de minimum eisen aan voorzieningen in een woning ten behoeve van mensen die geen rolstoel gebruiken. In verband met de voortgang van het experiment Opplussen heeft de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting op korte behoefte aan nadere gegevens, over met name de maximale hoogte van drempels, de benodigde ruimte rond deuren, de maximaal toelaatbare bedieningsweerstand van deurdrangers en de hoogtemarges voor bedienings­ elementen zoals schakelaars, stekkers en raamopeners. De SEV heeft daarom opdracht gegeven aan de Nationale Woningraad, de Technische Universiteit Delft en P5 Adviseurs voor produkt- en kwaliteitsbeleid te Amsterdam om in empirisch onderzoek vast te stellen aan welke eisen deze voorzieningen moeten voldoen.

1.2 Onderzoeksvragen

In samenhang met de experimenten die thans onder auspiciën van de SEV plaatsvinden zijn voor het onderhavige onderzoek de volgende vragen geformuleerd over het gebruik van voorzieningen in een woning door niet-rolstoelgebruikers met mobiliteitsproblemen en/of problemen in het gebruiken van arm(en) of hand(en):

1. Wat zijn maximaal toelaatbare niveauverschillen rond drempels bij deuren?

2. Welke ruimte is nodig rond deuren voor het openen, passeren en sluiten van de deur? 3. Wat is de maximaal toelaatbare bedieningsweerstand van deurdrangers, mede gelet op

(10)

1.3 Doelgroepen

Het onderzoek is gericht op een zestal doelgroepen: 1. Loopgehandicapten die geen hulpmiddel gebruiken 2. Gebruikers van een rollator

3. Gebruikers vaneen stok of looprek

4. Mensen met een beperkte arm- en/of handfunctie 5. Mensen met een beperkt uithoudingsvermogen 6. Mensen met evenwichts stoornis sen.

Het gaat om een omvangrijke groep. Op grond van de cijfers uit het onderzoek "Lichamelijk beperkingen bij de Nederlandse bevolking 1986/1988" van CBS/NIMAWO (de meest recente cijfers) concluderen het CBS en de Nationale Woningraad, dat ca 1,8 miljoen mensen gebaat zijn bij aanpasbaar bouwen en opplussen van de woningvoorraad. Dit betreft bewoners die zelfstandig wonen. Bewoners van verzorgingshuizen en andere instellingen waren niet in het onderzoek betrokken. Uitgesplitst per doelgroep kunnen uit het CBS/NIMAWO onderzoek de volgende aantallen worden afgeleid.

1) Loopgehandicapten die geen hulpmiddel gebruiken

Nederland telde in de periode 1986-1988 696.000 mensen met een beperking in het lopen, variërend van helemaal niet kunnen lopen of alleen met hulp- of hulpmiddelen kunnen lopen tot moeite hebben met 10 tot 30 minuten lopen. Van deze 696.000 mensen gebruikten er ca 67.000 een rolstoel, 70.000 waren permanent bedlegerig, en 263.000 gebruikten een stok of ander hulpmiddel bij het lopen. Uit de beschikbare cijfers kan worden afgeleid dat hooguit 10.000 mensen met ernstige loopproblemen geen hulpmiddel gebruiken, maar zich kennelijk verplaatsen door steun te zoeken bij meubels, steunen, muren e.d. of met hulp van anderen. Van de 331.000 mensen met een minder ernstige loopstoornis (zij kunnen niet 10 minuten of een half uur lopen zonder te stoppen) gebruikten 45.000 personen een hulpmiddel bij het lopen. Naar schatting gebruikten 296.000 mensen met loopproblemen geen stok of ander hulpmiddel. Bouwkundige maatregelen zijn ook voor minder ernstig loopgehandicapten van belang omdat vermoeidheid ertoe kan leiden dat men drempels minder makkelijk kan nemen en moeite heeft met bedieningselementen zoals raamopeners en radiatorkranen.

2/3) Gebruikers van een stok, looprek of rollator

Het CBS registreerde 263.000 zelfstandig wonenden die een hulpmiddel anders dan een rolstoel gebruiken, zoals één of twee stokken, een looprek, een "eiffeltje" (stok met drie pootjes) of een rollator. Een rollator is een looprek met wieltjes, verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen: wel/geen boodschappenmandje, een zitje, en één of twee handgrepen. Dit produkt wordt met containers vol in Nederland ingevoerd, waardoor het traditionele looprek als hulpmiddel meer en meer verdwijnt. Helaas is in de cijfers geen onderverdeling gemaakt naar soort hulpmiddel.

4) Mensen met een beperkte arm- en/of handfunctie

Er waren 244.000 mensen met een beperkte arm- of handfunctie. Daarvan konden er 4.000 geen van beide armen bewegen, 40.000 met geen van beide armen een voorwerp beetpakken, 49.000 geen fijne vingerbewegingen maken, en 151.000 slechts één arm gebruiken. Voor deze groep is het niet mogelijk veel kracht uit te oefenen bij het bedienen van ramen, kranen e.d. Voor mensen die slechts één arm kunnen gebruiken zijn leuningen aan weerszijden bij trappen essentieel, omdat men anders naar boven of naar beneden lopend geen steun kan vinden.

(11)

5) Mensen met een beperkt uithoudingsvermogen

Een zeer beperkt uithoudingsvermogen hadden 371.000 mensen: zij hadden doorlopend of regelmatig last van benauwdheid. Voor hen kan het bedienen van raamopeners, kranen en te laag ofte hoog geplaatste schakelaars en wandcontactdozen een probleem zijn, zeker wanneer deze activiteit volgt op eerdere inspanningen.

6) Mensen met evenwichtsstoornissen

In totaal werden 450.000 mensen gerekend tot degenen met een ernstige of minder ernstige evenwichtsstoomis. De klachten varieerden van het zich niet of vaak niet op straat kunnen begeven tot het optreden van absences. Voor deze groep vormen te hoog ofte laag geplaatste bedieningsmechanismen een probleem.

Samengevat zijn voor de doelgroepen van het onderzoek de volgende aantallen geregistreerd: 1. Loopgehandicapten die geen hulpmiddel gebruiken 296.000 2. Gebruikers van een rollator niet bekend

3. Gebruikers van een stok of looprek (inclusief rollator) 263.000 4. Mensen met een beperkte arm- en/of handfunctie 200.000 5. Mensen met een beperkt uithoudingsvermogen 371.000

6. Mensen met evenwichtsstoornissen 450.000 In veel gevallen is sprake van twee of meer handicaps bij één persoon. Het aantal personen

met functiestoornissen is dus lager dan de optelsom van de aantallen in de doelgroepen 1 t/m 6.

Tabel 1 geeft de leeftijdsverdeling voor de 5 doelgroepen waarvoor aan het CBS/NIMAWO onderzoek gegevens kunnen worden ontleend.

Tabel 1: Leeftijdsverdeling binnen de onderscheiden doelgroepen (CBS/NIMAWO) 5-54 jr > 55 jr > 65 jr Totaal loophandicap, geen hulpmiddel

gebruik stok/looprek

beperkte arm- en/of handfunctie beperkt uithoudingsvermogen evenwichtsstoornissen 158.000 293.000 227.000 450.000 109.000 39.000 87.000 108.000 187.000 224.000 113.000 263.000 130.000 190.000 76.000 186.000 296.000 263.000 200.000 371.000

(12)

2. Uitvoering

2.1 Huisbezoeken en laboratoriumonderzoek

Door middel van observaties en interviews met ouderen in hun eigen woning is vastgesteld: • welke woningonderdelen voor bewoners uit de onderzoeksdoelgroepen problemen geven; • wat de kenmerken zijn van woningonderdelen die geen problemen opleveren; het gaat

hierbij met name om onderdelen van woningen die zijn opgenomen in de eisenpakketten voor het experiment Opplussen;

• welke maatregelen bewoners hebben genomen om de woonsituatie te verbeteren.

Voorts is in een laboratoriumonderzoek in geconditioneerde omstandigheden vastgesteld bin­ nen welke marges bedieningselementen kunnen worden aangebracht en hoeveel ruimte rond deuren door representanten van de doelgroepen wordt gebruikt. De proefopstelling is ontwik­ keld door P5 op basis van de specificaties van de projectgroep en bestaat uit twee verschillen­ de elementen: een paneel met variabele bedieningshoogten en een variabele deuropstelling.

a. Een paneel met variabele bedieningshoogten

De bedieningswand is gemaakt van multiplex op frame en is 2 m hoog en 1.10 m breed. Mid­ den in de wand is een goot aangebracht waarin houten platen geschoven kunnen worden. Er zijn zes platen gebruikt, ieder met een ander bedieningselement:

1. radiatorkraan in horizontale positie 2. radiatorkraan in verticale positie

3. een tuimel schakelaar elektra klein model, inbouw 4. een wandcontactdoos met randaarde inbouwmodel 5. pomp-espagnolet

6. raamkrukje KOMO

(13)

De platen kunnen met behulp van een pen vastgezet worden in stappen van 5 cm, waardoor de hoogte van het bedieningselement gevarieerd kan worden tussen 400 mm en 1700 mm. De wand staat vrij in de ruimte en is aan de achterzijde verzwaard om het geheel meer stabiliteit te geven. Gemeten is de minimaal en maximaal haalbare bedieningshoogte zonder dat extreme krachtsinspanning of problemen met bukken en/of instabiliteit ontstaan, de maximale en mini­ male bedieningshoogte die nog enigzins als comfortabel wordt ervaren, en de voor de desbe­ treffende proefpersoon optimale hoogte.

b. Een variabele deuropstelling

De deuropstelling bestaat uit een deurpost met in het verlengde aan beide zijden een wand van 1 meter breedte en een hoogte van 1 meter. Deze drie elementen staan los op de vloer en wor­ den met behulp van T-steunen rechtop gehouden. Over deze steunen wordt aan beide zijden een zestal vloerplaten (1 bij 1 meter) gelegd, waarbij een totaal vloeroppervlak ontstaat van 12

m2. De vloerplaten zijn voorzien van een grid (raster 10 x 10 cm) en liggen circa 37 mm bo­

ven de vloer. Met behulp van vier verplaatsbare wandjes kan de benodigde ruimte loodrecht op de deur en parallel aan de deur (aan de slotzijde) worden vastgesteld. Deze wandjes hebben een voet aan de achterzijde die is verzwaard met gewichten. De deur is in breedte verstelbaar (78-88 cm) en zodanig opgehangen in het kozijn, dat zowel een doorgangsbreedte van 75 als van 85 cm gerealiseerd kan worden (wanneer de deur 90° openstaat). De deur kan aan beide zijden ca. 150° open draaien zodat zowel een rechts- als linksdraaiende deur te realiseren is. Het geheel is vlak uitgevoerd, dus zonder drempel. De benodigde ruimte voor het openen en sluiten van een deur is onderzocht voor zes varianten, bestaande uit een combinatie van: • drie aanlooprichtingen: vanaf de scharnierzijde, frontaal, en vanaf de slotzijde; • twee draairichtingen: naar de gebruiker toe en van de gebruiker af.

Er kan op eenvoudige wijze een drempel in de deur worden gelegd, variërend in hoogte van 20 mm tot 100 mm. De maximaal haalbare drempel is apart gemeten, dus los van het openen en sluiten van de deur.

■ ■ ' - - ' *

ï ' l i ' i - .

i r':i! ;■:■

4 ï .-■ .;. J1- U.

(14)

? u Ivans I r a a-" h> fTO ^ 5c ^Lj tydnci

m

(15)

&

Variabele deuropstelling met en zonder drempel

Aanvankelijk was het de bedoeling ook de maximale bedieningsweerstand van deurdrangers in de proefopstelling te betrekken. Daartoe is de deurpost aan beide zijden voorzien van een dranger die onafhankelijk van elkaar gebruikt kunnen worden. In de oorspronkelijke opzet was de mogelijkheid opgenomen om met behulp van gewichten verschillende weerstanden te kunnen aanbrengen. Dit bleek technisch in de opstelling niet te realiseren. Bovendien zou het meten van de maximale en comfortabele bedieningsweerstand de tijdsbesteding voor de proefpersonen onaanvaardbaar lang maken. Daarom is het meten van dit onderdeel buiten de proefnemingen in de proefopstelling gehouden en is hieraan een afzonderlijk onderzoek gewijd.

Het volledige protocol van de proefnemingen is opgenomen in bijlage 2.

2.2 Selectie van de proefpersonen

Voor het uitvoeren van het thuisonderzoek en de metingen in de proefopstellingen is contact gezocht met vier verzorgingshuizen annex wooncentra voor ouderen:

(16)

De keuze voor het leggen van contacten met zorgcentra voor ouderen is tot stand gekomen op grond van de volgende overwegingen:

• De doelgroep van het experiment Opplussen zijn zowel ouderen die nu nog zelfstandig wonen als ouderen die in de huidige situatie wellicht naar een verzorgingshuis gaan maar met een aanpassing van hun woning en de daarbij noodzakelijke zorg zelfstandig zouden kunnen blijven wonen.

• Verzorgingshuizen hebben vaak ook aanleunwoningen met meer vitale ouderen in de directe nabijheid.

• Wooncentra voor ouderen verzorgen vaak diensten aan bewoners in omliggende wijken, waardoor snel contact gelegd kan worden met zelfstandig wonende ouderen die voldoen aan de voor het onderzoek relevante kenmerken.

Aan twee huizen is gevraagd om voor het thuisonderzoek contact te leggen met zeven bewoners die buiten het huis wonen. Alle vier verzorgingshuizen hebben meegewerkt aan het werven van deelnemers voor de laboratoriumproeven. Hiervoor zijn zowel bewoners van het verzorgingshuis zelf als bewoners van aanleunwoningen (zelfstandige woningen in de directe nabijheid van het verzorgingshuis) en inleunwoningen (zelfstandige wooneenheden in het verzorgingshuis) benaderd. Via het Bertus Bliekhuis is contact gelegd met bewoners van het naastgelegen Herman Visserhuis, een woonproject voor zelfstandig wonende ouderen.

Er is geprobeerd in het onderzoek een redelijke afspiegeling van de hiervoor genoemde doelgroepen te betrekken. Het aantal stoklopers en looprekgebruikers is echter achtergebleven bij de geplande aantallen, mede omdat steeds meer ouderen overgaan tot het gebruik van een rollator. Vandaar dat relatief veel rollatorgebruikers (30 personen) voor het onderzoek zijn geselecteerd. Niet alle benaderde bewoners bleken bereid aan het onderzoek deel te nemen. Een aantal beoordeelde het onderzoek als te vermoeiend. Sommige ouderen zagen het nut niet in van deelname aan een onderzoek dat niet direct gevolgen heeft voor de eigen woning

(17)

3. Meetresultaten in de proefopstellingen op ware grootte

3.1 Deelnemers

Aanvankelijk was erop gerekend dat per dag maximaal 40 proefpersonen de proefopstelling zouden kunnen testen (6 a 7 per uur in 6 werkbare uren. Uit een eerste pilot-onderzoek bleek dat deze schatting te hoog was. Veel tijd is nodig voor het laten rusten van de deelnemers. Bovendien komen tijdens het onderzoek vaak gesprekken los, die niet zonder meer kunnen worden afgebroken. Het maximaal aantal proefpersonen per dag kwam daarmee op 12 a 14 personen. Een enkele proefpersoon haakte tijdens het onderzoek alsnog af, vanwege de te grote inspanning en/of omdat men voor zichzelf geen profijt van het onderzoek zag.

In totaal hebben 55 ouderen aan de proefnemingen deelgenomen: 44 vrouwen (80%) en 11 mannen (20%). De leeftijd van de respondenten varieert van 59 tot 98 jaar. Bijna 70% is ou­ der dan 80 jaar. De gemiddelde leeftijd is 83 jaar. Bijna tweederde van de respondenten woont in een verzorgingshuis. Eén op de drie woont in een aanleunwoning.

Vrijwel alle deelnemers hebben een beperkte loopfunctie, in de helft van de gevallen in com­ binatie met een andere handicap. Heel vaak gaat het om een beperkte arm- of handfunctie en/of evenwichtsstoornissen. Een enkele proefpersoon heeft een ernstige visuele beperking. De proefpersonen zijn geselecteerd op gebruik van een mobiliteitshulpmiddel. Welk hulpmid­ del is gebruikt tijdens het testen van de deuropstelling staat aangegeven in tabel 2, onderver­ deeld naar leeftijdscategorie. Het wel of niet gebruiken van de rollator hangt veelal samen met de activiteit en/of de plek. Veel rollatorgebruikers kunnen even staan en een klein stukje lopen zonder gebruik te maken van de rollator. Zij gebruiken in hun eigen appartement geen hulp­ middel (en steunen dan vaak op meubelen) of alleen een stok (vaak vanwege de krappe ruim­ te). Deze groep gebruikt de rollator voornamelijk voor verplaatsingen in het gebouw (b.v. wanneer zij naar de recreatiezaal gaan) en voor verplaatsingen buitenshuis. Het onderzoek naar de maximale, minimale en optimale reikhoogte voor verschillende handelingen is daarom bijna steeds uitgevoerd zonder rollator. Een enkeling gebruikt de rollator dan ter ondersteu­ ning.

Tabel 2: Verdeling naar leeftijd en hulpmiddel

<70 70-75 76-80 81-85 86-90 91-95 geen 1 4 2 1 1 stok R 1 3 3 2 1 stok L 1 1 2 stokken 1 eiffeltje 1 1 looprek 1 rollator 1 2 3 10 13 1 TOTAAL 2 4 10 17 17 3 3.6 % 7.3 % 18.2% 30.9 % 30.9 % 5.5 %

(18)

3.2 Ruimtegebruik bij deuren

De benodigde ruimte wordt mede bepaald door de ruimte die een persoon in staande positie of lopend inneemt. Daarom is bij een aantal proefpersonen de breedte en diepte in staande positie gemeten. Voorts is de ruimte gemeten voor het maken van een draai van 180°.

Voor een volledig overzicht van alle deurmetingen wordt verwezen naar de tabellen in bijlage 4. Op basis hiervan zijn per deurtype (draaiend naar de gebruiker toe of van de gebruiker af) en per aanloop- en weglooprichting (scharnierzijde, slotzijde, frontaal) aanbevolen minimum maten vastgesteld (tabel 3 en 4). Als criterium is aangehouden dat 95% van de proefpersonen zonder veel steken een deur moet kunnen openen en sluiten.

Stoklopers

De ruimte die een stokloper in stilstaande positie inneemt varieert van 50-65 cm in de breedte en 40-60 cm in de diepte. De benodigde doorgangsbreedte bedraagt 60-70 cm; de smalle deur (75 cm) geeft dan ook geen problemen. Ten opzichte van mensen die géén hulpmiddel gebrui­ ken is voor gebruikers van 1 stok (rechts of links) niet of nauwelijks méér ruimte nodig. Over gebruikers van twee stokken, een eiffeltje of een looprek kan gezien de lage aantallen geen duidelijke uitspraak worden gedaan. Door de komst van de rollator is het gebruik van deze hulpmiddelen naar verwachting in de toekomst beperkt.

In geval van een naar de gebruiker toe draaiende deur is vóór de deur een ruimte nodig van 1200 mm loodrecht op de deur (tabel 3a). Bij voldoende ruimte naast de slotzijde (minimaal 300 mm) kan deze maat gereduceerd worden tot 900 mm. Bij aankomst vanaf de slotzijde is 700 mm loodrecht op de deur nodig. Deze zelfde maat is vereist achter de deur om de deur te kunnen sluiten. Draait de deur van de gebruiker af, dan is voor het openen aanzienlijk minder ruimte nodig, te weten 700 mm vóór de deur. Voor het sluiten is daarentegen méér ruimte no­ dig: 1200 mm achter de deur wanneer géén ruimte naast de slotzijde beschikbaar is en 900 mm wanneer tenminste 300 mm naast de slotzijde beschikbaar is (tabel 3b).

Gebruikers van een rollator

Er worden verschillende typen rollatoren gebruikt. Inclusief gebruiker varieert de breedte van 60-80 cm en de diepte van 90-110 cm, met een enkele afwijking naar boven of beneden. Een vrije deurdoorgang van 75 cm is voor niemand een probleem. Voor een loopstrook is een vrije doorgang van 80 cm gewenst. Voor een draai van 180° heeft de meerderheid 1 m a 1.10 m nodig. Een enkeling gebruikt een draairuimte van 1.20 m. Laatstgenoemde maat is voor bijna alle rollatorgebruikers voldoende om een volledige draai van 360° te kunnen maken.

Om een naar zich toe draaiende deur te kunnen openen is 1500-1600 mm vóór de deur nodig, behalve wanneer men aankomt vanaf de slotzijde. Dan kan met 800 mm worden volstaan (tabel 4a). Ook hier betekent méér ruimte naast de slotzijde dat minder ruimte loodrecht op de deur nodig is. Bij een ruimte van 300 mm naast de slotzijde is loodrecht op de deur 1250-400 mm nodig, afhankelijk of men de deur vanaf de scharnierzijde of frontaal benadert. De ruimte naast de slotzijde wordt bij een aan- of weglooprichting parallel aan de deur niet optimaal gebruikt. Verschillende proefpersonen gebruiken deze ruimte pas op aanwijzing van de onder­ zoeker. Voor veel rollatorgebruikers is het openen en sluiten van een deur bij een combinatie van véél ruimte loodrecht op de deur en weinig ruimte naast de slotzijde eenvoudiger dan bij de combinatie van minder ruimte vóór de deur en méér ruimte naast de deur. Voor het sluiten van een naar de gebruiker toe draaiende deur en het openen van een van de gebruiker af draai­ ende deur is 800 mm loodrecht op de deur nodig (tabel 4b). Het sluiten van laatstgenoemde deur vergt méér ruimte: 1400-1500 mm loodrecht op de deur wanneer geen ruimte naast de slotzijde beschikbaar is, en 1200 mm wanneer naast de slotzijde 350 mm beschikbaar is.

(19)

Meting van de plaatsruimte van een rollatorgebruiker

Stoklopers en rollatorgebruikers geven een vrij grote differentiatie in ruimtegebruik te zien. De benodigde ruimte hangt onder meer samen met het postuur van de persoon, diens stabili­ teit, behendigheid in het manoeuvreren, en - in geval van rollatorgebruik - de wijze van ge­ bruik. Sommige gebruikers lopen als het ware 'in' de rollator, terwijl anderen er meer 'achter' lopen. Een deel van de proefpersonen gebruikt de rollator tevens als steun bij even rusten. Anderen kunnen de rollator een stukje optillenen en/of opzij schuiven, waardoor zij minder ruimte nodig hebben. De verschillen tussen de proefpersonen zijn groter dan de verschillen tussen het gebruik van de brede deur en de smalle deur. Vandaar dat in de aanbevolen mini­ mum maten geen onderscheid hierin is gemaakt en voor beide typen dezelfde ruimte loodrecht op en parallel aan de deur is aangehouden.

(20)

Tabel 3a: Ruimtegebruik deuren: stoklopers; deur draait naar de gebruiker toe Openen ^^1 'V*. v-a=1200 1 " l ! ! 1 1 ' ! 1 1 ! I ' l l 1 __ l _ _ 1 1 ÜfT a =1200 ^ ^ * > ~ ~ 1. -1 t L 1 ' *Tf^F i J ' i yfL 4Hj 4 Ü " T , ' * T ' 4fff- f± i i 1

^P5

NÉÉT [ ■* j "* ' il—"-L " ' ' i ' , ~[ i ^ ^ Tr 1-i — ■ i i a = 700 c = 0 c = 0 1 ■■■ 1 ! : - | ~ i : ' ■■■ ■ ^ - — . ■ ■ ■ ^ ^ « Tl I I ■ ai f f 1 1 1 1 1 : . ' - ! L. - - - ■ - ' -i-i -i-i ' 1 1 1 . , ' i , i ■ ■ " I 1 !-; ' ~ i ! ■ -i a =900 i 1 ! i 1 ' ' ' ' i l ; . . : ' ! 1 1 | i I I ■ i l ' i 1 ! -|. 1 1 i TL i i i-H-J-i a - 900 P1" r'+ï" —i—|—|— j--±jU:

m

■ 1 , i i i i WT HNEJ

w

! i ,

l)i

SK

1 1 1 ï r t f J M R

s

Ë

■ 1 1 rH-rr ■zL ~7V

-w-^

i

i -! - R4—j-c = 300 c = 300 Sluiten a =600 c = 600 c = 0 a = 700 ■ ■ 1 , 1 4-. | 1 1 ' 1 '^ ^ | f ' ' ^ i | , 1 1 i ' T4 -■f 'i 1 1 , il 1 J 1 l L * - £ ^ ^ ^ ^ 1 1 i 1 1 1 ! | , l 1 ' i . i : ' l i l I ' l l 1 1 ' i . i i ' i l i . 1 ' !~~ V 1 . i | ; ! i ! 1 ^ j ^ i . i ' i : ' 1 i ' ' . . i i i ' i ' i ■ i . : i_i ■. i i ' i ! i I , M l -^ M H ! I i --i~r I i -,-i -,-i | 1 ! ' ' 1 1 ' 1 i i ■ i I ' l l i . | l i l ! 1 1 1 I 1 ' 1 ' I 1 1 ■ ■ ' - 1 1 ' ! i i i : i ' ' 1 ' i 1 ' ! I ' l l 1 1 ' 1 . 1 1 1 1 1 - 1 1 1 , - 1 i i i 1 . 1~\~ , ■ ' ■ i ■ i i ' ' 1 i ■ i i ' ■ ■ i i i ■ i 1 ! ' ■ i , r ' I 1 i ' a = 700

(21)

Tabel 3b: Ruimtegebruik deuren: stoklopers; deur draait van de gebruiker af Openen

S\

a = 700 ^ ^ ^ ,fc -H r i-i -L- . . . " 1 . i i i n f f i Ï i i i ■ i i i ! . ■ 1 i . ! i - i _ i !_ +H| ' . i l 1 < : i -!-! ï -!_:_..! ■ ■ • ■ ■ -■ 1 i : i - -j-i-1-a = 600 ^^_ ■ 1 --1 | i ; ; i -!..( 1 1 1 , | | 1 l | , 1 1 1 i i ' mm* ' ! ' - \ -j-^ f -f -■ *f t - r i ■ i : ;-1 1 T f i •if i-i-i ' ' i l i i i ! i I l r i i i ! ^m i i i -i -i T i i ! ' : i -i [ i i -\-\ : i , i i 1 i . ] | 1 i , . i . ■ -, . . .:-_ , - .... . c = 0 c = 0 a = 700 — r -■ , — L 1 i 1 , 1 1 ' i i i

~:ï

__i_ i,_ 1 i i Ï i i i PZ; [ c = 0 Sluiten a = 1200 -r C m^^m ^ >

y

= o i _i__i J — -Ï"! ; T " -H-hi ^ i ± c = 0 a = 1200 I , ; . ; - i I I -H-M-I ; j j . ' I i-rrj ■+f\-L 4-l-H-, i ~b 4 , j .... ._|_ ._ J^T - i - ^ H i —"r lu..s j M " " I | f f f ' M ' E * Ja ! ' r -I , -. T -L , I , L 1 — —~!~ a = 700 1 1 L ' i 1 ! | — F — r — 1 -: 1 ' ' ! r 1 1 i i1 -1 ■ ,

y

l

1 1 1 . \ -1 -1 a = 900 c = 300 — ' ■ , 1 1 1 1 1 n 4 1 ' 1 3T 1 1

ï '

1 -j— ' ^2 1 " :[1± m^S c = 300 a = 900 1 1 1 1 -■ 1 r. 1 1 ' 1 F 1 J ^ 1 , f I Ik 1 i r [:3x-c = 900 a = 600 1 ' -— ' - '-pf& | 1 1 | . • -MmmMmrjmu -1 1

s

1 ^

1 W - f 1 1 c=600 a = 600 1 1 1 ■ 1 1 !■ , 1 1 1 — — r —|— 1 1

mA

1 ii -1 f— _ _ ■ 1 | TV1 P: ' ' ^lirti "éjÉ fl- i'ï ■ 1 1 1 ' 1 1 _ l |-rl -■-1—

"1 ' i

(22)

Ui-Tabel 4a : Ruimtegebruik deuren:rollatorgebruikers; deur draait naar de gebruiker toe Openen a = 1 5 0 0 'I ■ ' i

A:^

^v

i— -— i * » — — ! -- — a=1600 ^T - ' — j . . . , - :.: + ■ ■ :

rr?

j . ^ i ' . ;.;.:. , ! . L . - ■ ' i T ^ H l ■ i ^ if J \ ' 1 ï \A 1 1 ^ i :.T. ! -. { -™ ^ i i ..,. ! : i a =800 ■ * ^ : i . i , . i - ! ■ ■ ^

T

., ■ . . ! l

-Ï^"^

" I i ■ l ü -! - ; ; ■ ! i : 1 , LL-rr n r - _ ^ _ r .. — c = 0 c = 0 a=1250 * - ■ I : -! • . ■ N , 1 . 1 . i i : \

1

■ I L L ' i : ■ i a=1400 c = 300 c = 300 a=1000 ■ ■ ■ ■ t ■ ^ ^

O

r" I I 1 -- 1 1 -H-j . . . i i ■ i i i i i i L, 4 i 11 :.!.: L -'. \ I — - "4-r ■ : - ^ c = 600 a =1100 ttr. .___ _. ™ =.. . - ---r : ij-H ■ I I I -L-j-r "|", I i ■ ■ -IL i IT : -jffci — , i . | — r -rf} f É"1" f— 'n ' XI, X ™*J^, : ' _ 1 ! -h — i I ' ■1 ' 1 ' 4 - — —\—~ 1 c = 500 Sluiten c = 0 a = 800

^fc^S

^

liilll

a = 800

111111

(23)

Tabel 4b : Ruimtegebruik deuren:roiIatorgebruikers; deur draaft van de gebruiker af Openen a = 800

3

I

i i i i p t i i 1 i ♦f: $*-L 3ï i "" T , ^^m i i ' -_u 1 1 1 . . :.L r — -f-L ^ a = 1100

Fl

._ ... . . tM - : d _ . f-ri v - H ■ ;■ ! ■ ' ' . . . 1 i ' ' ! . :.! . . ' i ■ ■ 1 I A " ■: \ i r -! ■ 1 : i ■ l ' >| ! ' 1 - 1 1 I | ' 1 1 ' n-;— . i ' . . i . ' H -_:.!.; ■ ! a = 800 c = 0 c = 0 c = 0 " I " — 1 ~ " T — - r i | , ' 1 | 1 ' 1 X ü : , 4-ü-i «&4-|t 1 -Sluiten c = 0 c=0 c = 0 a = 1400 I .p4 *f*|*j *t -EfjÉ TT.r T M'|f~ "F ■■£ , ^ J-r--; "I ' - h —j-— . I i'i. -i-u-r a = 1500 J ' ^ ^ H " I , , SS* " * - * ■ - ' ■ ■ " ■ ■ 1 1 a = 800 -—I— U ; 1 ! 1 i 1 '■ | -H-H-■ i , : ■ i ■ . | i 1 j ■iaii . : - , — ' — r _._;_! ! : : , ■ -r i -^—|-- j -^—|-- ' ^ ^ :__ i .. ___ ! i i - U . _L_ ! | ' ■ ' i 1 _ -[ 1 11 45* •

"f

: Jff ! ... , i ! i -J-i-l-i-K±ks '- ■ • ... _ i . . , ; ■ ■ ■ - | — ■ — i ' 2 -! :.: L —»■ a = 1200 c = 350 —

-Mk

*?$#*_ * i i ^ % ■ E ,1 l f t * i - i i* * * 4 f t j i ' . j 3 t T I — J . | : ff-a = 1000 c = 500

(24)

3.3 Drempels

Aanvankelijk was het de bedoeling om het over een drempel heen stappen te meten voor zes varianten: zonder steun, met steun van het deurkozijn, met steun van een beugel, alle drie één­ maal voor de maximaal haalbare drempel en éénmaal voor de comfortabel te nemen drempel. In combinatie met het herhaaldelijk openen en sluiten van de deur in de proefopstelling en het testen van maximale, minimale en optimale bedieningshoogten voor zes bedieningselementen bleek dit echter tot overbelasting van de proefpersoon te leiden en/of té veel tijd te kosten. Om diezelfde reden kon het meten van de maximale of comfortabele drempelhoogte bij 30% van de respondenten in het geheel niet gemeten worden. Bij de overige 70% van de respondenten is wél gemeten welke drempelhoogte voor hen haalbaar is (tabel 5).

Tabel 5: Maximaal haalbare en comfortabele drempelhoogten, met of zonder steun

geen hulpmiddel 1 stok rechts 1 stok links 2 stokken zonder steun maximum 40 100 100 (2x)0 40 80 80 (2x) 100 40 30 comfort 20 40 0 40

steun van het kozijn maximum 60 100 100 40 60 100 100 60 100 100 comfort 0 40 40 eiffeltje looprek rollator 30 100 100 0 (4x) 20 30 (4x) 40 60 (3x) 80 80 100 40 20 40

Voor de vier ouderen die geen hulpmiddel gebruiken, blijkt een drempel van 100 mm haal­ baar, zij het met moeite. Beter is géén drempel of hooguit 20 a 40 mm. Voor de meeste stok-lopers is een drempel van 40 mm geen probleem. Bij hogere drempels komt een aantal van hen in de problemen als gevolg van stijve kniegewrichten en/of een beperkte kracht in de be­ nen. Met steun van het kozijn stapt de helft ook over een drempel van 80 mm. Een enkeling stapt zelfs vrij probleemloos over een drempel van 100 mm. Voor de weinige gebruikers van een eiffeltje of looprek varieert de haalbare drempelhoogte van 30 mm tot 100 mm. Bij diver­ se respondenten blijkt dat steun van het deurkozijn de haalbare hoogte met 20 mm vergroot.

(25)

Voor rollatorgebruikers zijn drempels vaak ware obstakels. Voor 2 respondenten bleek zelfs een drempel van 20 mm te hoog. Men had onvoldoende kracht om de rollator op te tillen en was niet handig genoeg om de rollator over de drempel heen te schuiven. Bij één van hen deed zich een merkwaardig verschijnsel voor. In eerste instantie stapte deze proefpersoon zonder nadenken de vloer van de proefopstelling op. Deze is 36 mm dik. Later lukte het niet om opnieuw de vloer op te stappen. Blijkbaar speelt een zekere weerstand tegen niveauver­ schillen en angst om te vallen een rol. Bijna de helft kan een drempel aan van 20 a 40 mm. Een kleine minderheid tilt de rollator zelfs over een drempel van 80 a 100 mm. Dit gaat echter gepaard met een forse inspanning, pijn in de gewrichten en vermoeidheid.

3.4 Bedieningshoogten

In bijlage 5 zijn per gemeten bedieningselement tabellen opgenomen van de maximale, mini­ male en optimale bedieningshoogte en de aantallen en percentages van de proefpersonen op wie de desbetreffende maat betrekking heeft. Bij het minimum en maximum is onderscheid gemaakt in 'echte' minima en maxima (onder- respectievelijk overschrijding leidt tot grote krachtsinspanning, pijn in de gewrichten, instabiliteit) en 'comfortabele' minima en maxima. Dit laatste wil zeggen dat de desbetreffende bedieningshoogten zonder veel inspanning haal­ baar zijn.

Uittesten van de optimale bedieningshoogte

Uit deze tabellen kan per bedieningselement worden afgelezen voor hoeveel procent van de proefpersonen onderschrijding van de minimum hoogte respectievelijk overschrijding van de maximum hoogte problemen zou geven. In bijgaande tabellen 6 t/m 8 zijn de belangrijkste

(26)

Tabel 6: Percentage respondenten met problemen bij verschillende bedieningshoogten lage plaatsing diatorknop hor. 40 cm 45 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm iiatorknop vert 40 cm 45 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm lichtschakelaar 40 cm 45 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm 85 cm stopcontact in 40 cm 45 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm 70 cm stopcontact uit 40 cm 45 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm 70 cm spagnolet 40 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm 70 cm percentage met problemen 82% 7 0 % 5 0 % 3 8 % 2 2 % 14% 7 4 % 6 5 % 4 3 % 3 5 % 2 0 % 18% 84%. 7 2 % 5 4 % 50%> 3 8 % 2 6 % 0 % 9 6 % 9 4 % 7 0 % 6 6 % 4 5 % 3 2 % 2 6 % 9 6 % 9 4 % 7 0 % 6 6 % 4 5 % 3 2 % 2 6 % 9 0 % 7 3 % 56% 3 7 % 3 2 % 2 7 % hoge plaatsing 150 cm 155 cm 160 cm 165 cm 170 cm 175 cm 140 cm 155 cm 160 cm 165 cm 170 cm 145 cm 155 cm 160 cm 165 cm 170 cm 175 cm 140cm 145 cm 150 cm 155 cm 160 cm 165 cm 140cm 150 cm 155 cm 160 cm 165 cm 145 cm 150 cm 155 cm 160 cm 165 cm 170 cm percentage met problemen 4 % 8 % 10% 18% 2 6 % 4 2 % 2 % 10% 16%) 2 7 % 3 9 % 2 % 4% 12% 14% 2 0 % 4 0 % 2 % 6 % 8 % 12% 2 0 % 4 1 % 2 % 8%> 10% 15% 3 3 % 10% 12% 15% 17% 2 7 % 3 7 %

(27)

Vervolg tabel 6: Percentage respondenten met problemen bij verschillende bedieningshoogten lage percentage hoge percentage

plaatsin met problemen plaatsing met problemen

raamboompje 40 cm 45 cm 50 cm 55 cm 60 cm 65 cm 84% 7 1 % 62% 4 7 % 2 8 % 21 % 155 cm 160 cm 165 cm 170 cm 175 cm 180 cm 5 % 7 % 12% 2 2 % 4 6 % 6 1 %

Tabel 7: Maximaal haalbare bedieningshoogten in cm bij lage en hoge plaatsing element radiatorknop hor. radiatorknop vert. lichschakelaar wandcontact in wandcontact uit spagnolet raamboompje

percentage respondenten voor wie dit haalbaar is 70% 60-170 60-165 60 - 175 65-160 6 5 - 165 70-165 60-170 80% 65-165 65-160 70-170 75-155 70- 160 75-160 6 5 - 165 90% 6 5 - 160 70- 155 75-155 85- 150 80-150 80-150 80- 155 95% 70-150 75 - 140 80-155 95 - 140 90 - 140 90 - 140 80- 150 100% 80-130 85 - 125 85 - 125 110- 120 100-115 100- 135 8 5 - 150

Tabel 8: Comfortabel haalbare bedieningshoogten in cm bij lage en hoge plaatsing element percentage respondenten voor wie dit haalbaar is

70% 80% 90% 95% 100% optimum gem radiatorknop hor. 75 - 155 80 - 150 85 - 140 85 - 135 95 - 125 90 - 135 115 radiatorknop vert. 75 - 150 80 - 145 85 - 130 85 - 125 90-115 90 - 130 115 lichschakelaar 75 - 155 80 - 155 90 - 145 90 - 140 95-115 100 - 135 120 wandcontact in 80 - 150 85 - 145 105 - 140 110 - 135 115-115 105 - 135 125 wandcontact uit 75 - 150 80 - 145 100 - 135 100-130 110-110 105 - 135 125 spagnolet 80 -155 85 -150 90 - 130 95 -125 110 -120 105 - 155 125 raamboompje 75 - 160 80 - 155 90 - 145 90 - 140 95 - 135 100 - 155 125

Uit de waarnemingen is gebleken dat een te lage bedieningshoogte vaak gepaard gaat met pijn in rug en gewrichten en/of even wichtsproblemen als gevolg van het bukken, met name als men door de knieën moet. Voor mensen met stijve en/of pijnlijke schoudergewrichten is een te hoge plaatsing (boven schouderhoogte) eveneens problematisch. Dit leidt tot pijn in de schouders en vermoeidheid vanwege het hoog optillen van de arm. Een (te) lage plaatsing

(28)

De optimale en maximaal/minimaal haalbare bedieningshoogten variëren per bedienings­ element. Bedieningselementen die nauwelijks kracht vergen (bijvoorbeeld een lichtknopje) geven een ruimere marge in haalbare hoogten te zien dan bedieningselementen die enige kracht en/of een adequate fijnmotoriek vergen (bijvoorbeeld een stekker in/uit een stopcontact). Voor radiatorknoppen is de optimale hoogte gemiddeld 1.15 m boven vloerniveau. Voor lichtschakelaars ligt het optimum gemiddeld op 1.20 m, voor wandcontactdozen en bediening van ramen op 1.25 m. Kijken we naar de uiterste waarden, dan blijkt voor 90% van de proefpersonen een bedieningshoogte van 1.50-1.55 m haalbaar. Een ondergrens van 75-80 cm is eveneens voor 90% van de proefpersonen haalbaar, met uitzondering van de bediening van radiatorknoppen. Hier ligt de ondergrens op 65-70 cm. Om de onderzochte bedieningselementen redelijk comfortabel te kunnen bedienen, is voor vrijwel alle bedieningselementen een ondergrens van 85-90 cm gewenst. De redelijk comfortabele bovengrens ligt op 135 cm. Voor lichtschakelaars en raamboompjes ligt de comfortabele bovengrens ca 10 cm hoger. De 95% marges voor een redelijk comfortabele bediening overlappen elkaar in het gebied tussen 110 en 125 cm boven vloerniveau. Hierbinnen heeft vrijwel geen enkele respondent problemen.

Vergelijking met bevindingen elders

Een van de weinige andere onderzoeken onder Nederlandse ouderen is het onderzoek van Molenbroek en Houtkamp uit 1983 naar Bejaardenantropometrie. In dit onderzoek is bij ruim 800 ouderen een aantal lichaamskenmerken gemeten, alsmede de maximale reikhoogte voor het vastpakken van een horizontale stang. Hieruit kwam naar voren, dat 95% van de ouderen tussen de 65 en 95 jaar in staande positie hoger kan reiken dan 145-150 cm. Dit is iets hoger dan de gevonden reikhoogte in het onderhavige onderzoek. Dit valt waarschijnlijk te verklaren uit verschillen in samenstelling van de steekproef en het verschil in onderzochte activiteit: het vastpakken van een horizontale stang (Molenbroek c.s.) versus het bedienen van radiator­ knoppen, hefboompjes e.d. (het onderhavige onderzoek). Slechts 5% van de ouderen kan ho­ ger reiken dan 1.90 m. Een andere relevante uitkomst uit het onderzoek van Molenbroek be­ treft de ooghoogte in staande positie. Deze ligt bij 90% van de ouderen tussen de 132-161 cm, met een gemiddelde van 147 cm. De ooghoogte speelt een rol bij het kunnen zien van de han­ deling (b.v. stekker in en uit). De minimale reikhoogte c.q. bukhoogte is door Molenbroek c.s. niet gemeten.

In 1996 is door Molenbroek c.s. opnieuw antropometrisch onderzoek uitgevoerd onder ca 750 personen. Gemeten worden de zogenaamde reikenvelop (maximale en comfortabele reikhoog-ten), opstaphoogten (in stappen van 10 cm), en duw- en trekkrachten (relevant voor deurdran­ gers). De resultaten zullen naar verwachting eind 1997 beschikbaar komen.

(29)

4. Bevindingen van de huisbezoeken

4.1 Deelnemers

Aanvankelijk waren voor het thuisonderzoek 2 dagen uitgetrokken met ieder 7 bewoners. Het bleek echter lastig om via de betrokken verzorgingshuizen voldoende ouderen voor het thuisonderzoek te interesseren:

• bewoners wilden geen "vreemden" ontvangen; • het onderzoek leek bewoners te vermoeiend;

• men zag het nut niet in van deelname aan een onderzoek dat geen gevolgen zou hebben voor de eigen woning

Uiteindelijk zijn 6 ouderen in hun eigen woning bezocht. Deze bewonen allen een zelfstandige woning: een ééngezinswoning, een gelijkvloers appartement of een maisonette woning.

De leeftijd van de bewoners varieert van 74 tot 88 jaar. Twee bewoners bewonen de woning met hun partner.

Binnenshuis gebruiken vier bewoners geen hulpmiddel (tabel 6). Eén persoon gebruikt een stok, een andere een rollator. Twee van de vier bewoners die binnenshuis geen hulpmiddel gebruiken, doen dat ook buiten de deur niet. De twee anderen gebruiken buitenshuis een stok of een rollator. De bewoners die thuis een rollator gebruiken bleken daarmee uiterst behendig om te gaan. Men draait in kleine ruimten en tilt de rollator over relatief hoge drempels . Tabel 9; Gebruik van hulpmiddelen door de bezochte ouderen

geen hulpmiddel stok rollator stok/rollator totaal

in huis 4 1 1 6

buitenshuis 2 1 1 2 6

4.2 Bevindingen

Deuren blijken vaak (te) smal, tot 70 cm toe. Verschillende deuren kunnen door plaatsing van

kastjes e.d. niet 90° open. Niettemin konden de bewoners zonder veel problemen door de deur. De drempelhoogte van binnen naar buiten varieerde in de flatwoningen van 3,5 tot 6 centimeter en in de eengezinswoningen van 1,5 tot 7 cm en van buiten naar binnen van 6 cm tot 11 cm in flatwoningen en 7 tot 9 centimeter in eengezinswoningen. De twee ééngezins­ woningen zijn alleen via enkele treden te bereiken, die van begane grond tot bovenkant voordeurdrempel een hoogteverschil van respectievelijk 16 cm en 40 cm overbruggen. De bewoners nemen de tijd om de drempel te overbruggen. De hoge drempels worden als lastig ervaren, maar men had zijn eigen redenen om desondanks niet te verhuizen. De af en toe nog voorkomende drempels bij binnendeuren (1,5 a 2 cm) worden over het algemeen niet echt als hinderlijk ervaren: men is eraan gewend.

(30)

opzichte van het aanrechtblad werd geplaatst. Hoge keukenkastjes (vanaf 1,9 m) worden niet of nauwelijks gebruikt.

De toiletruimten in de bezochte eengezinswoningen zijn betrekkelijk klein, zonder dat dit veel problemen geeft. In de bezochte flatwoningen kan gebruik worden gemaakt van het toilet in de badkamer of van een afzonderlijk toilet (eveneens van beperkte afmetingen). Een van de bewoners gaf te kennen behoefte te hebben aan een beugel bij de douche in de badkamer. Slechts één van de bezochte bewoners heeft voorzieningen gekregen in het kader van de Wet

Voorzieningen Gehandicapten. Het betreft hier een eengezinswoning met voorzieningen in de

badkamer (beugel) en een verhoogde toiletpot op de begane grond. De toiletpot was zojuist afgeleverd. Bij de aflevering kreeg de betrokkene te horen dat zelf moest worden gezorgd voor een toiletbril. Het gevolg was dat de betrokkene enige tijd het toilet niet kon gebruiken. De bezochte woningen kunnen volgens de huidige eisen voor het experiment Opplussen als "subminimaal" worden aangemerkt. Er is met name sprake van hoge drempels in het toegangspad naar de voordeur en bij de voordeur zelf. De manoeuvreerruimte voor gebruikers van een stok of rollator is beperkt. In de badkamer zijn niet altijd beugels aanwezig. Dat bewoners desondanks in een huidige subminimale woning blijven wonen heeft primair te maken met hun gehechtheid aan de woning en de woonomgeving. Men wil liever verhuizen. Van de WVG-regeling is slechts door één bewoner gebruik gemaakt. De andere bewoners hebben (nog) geen behoefte aan aanpassingen of hebben zelf kleine voorzieningen aangebracht.

(31)

5. Discussie

5.1 Meten van maten in een proefopstelling op ware grootte

In laboratoriumonderzoek kan op twee manieren worden gemeten:

• de proefpersonen op hun eigen spontane wijze de voorzieningen laten gebruiken zonder aanwijzingen van onderzoekers;

• de proefpersonen enigszins "sturen" en vaststellen welke varianten van ruimtegebruik mogelijk zijn.

Bij de proeven met deuren bleek dat de proefpersonen de extra ruimte naast deuren doorgaans niet of niet optimaal gebruiken. Pas wanneer de doorgang zodanig werd beperkt dat men de ruimte naast de deur wel beter móest benutten, ging men daartoe over, zij het vaak in beperkte mate. Dit pleit voor een combinatie van beide methoden: eerst de voor de bewoners gebruikelijke (vaak onbewuste) methode van voorzieningengebruik laten uitvoeren, en vervolgens enkele door de onderzoeker aangegeven varianten uittesten.

Het meten in een proefopstelling is uiteraard een momentopname. Factoren zoals gewenning of vermoeidheid kunnen een rol spelen. Omgekeerd maakt het veel uit, of men een activiteit eenmalig uitvoert of verschillende keren per dag. Overigens zijn ten aanzien van de gemeten bedieningshoogten geen systematische verschillen gevonden tussen bewoners die eerst deze test hebben uitgevoerd en vervolgens de deuren hebben getest, en bewoners die beide proeven in omgekeerde volgorde hebben uitgevoerd. Dit neemt niet weg dat gewenste ruimte- en hoogtematen eigenlijk zouden moeten worden vastgesteld in een situatie waarmee een bewoner gedurende langere tijd ervaring kan opdoen. Dit geldt dus ook voor vaststellen van de gewenste hoogte van schakelaars, bedieningselementen en aanrechten bij eerste bewoning of in geval een woning individueel wordt opgeplust. Bewoners zouden gedurende langere tijd zelfde hoogte moeten kunnen variëren tot de ideale hoogte vaststaat.

Bovenstaande kanttekeningen maken duidelijk dat de 'wetenschappelijke bewijsvoering' ten aanzien van de gewenste maten voor bedieningshoogten en manoeuvreerruimte rond deuren aan kracht zou winnen door uitbreiding van het onderhavige onderzoek met méér gevarieerde meetmethoden en méér metingen per proefpersoon. Al eerder is opgemerkt, dat het aantal proefpersonen is achtergebleven bij de oorspronkelijk geplande aantallen, omdat de benodigde tijd per proefpersoon fors hoger uitviel dan verwacht. Het lijkt verstandig om in eventueel vervolgonderzoek ergotherapeutische expertise in te schakelen voor het verklaren van verschillen in fysieke mogelijkheden van de proefpersonen en het verklaren van verschillen in de wijze van handelen door dezelfde proefpersonen bij verschillende bedieningselementen. Niettemin zijn de waarnemingen van dien aard, dat voldoende betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden over de gewenste maten voor de benodigde ruimte bij (draai)deuren en aanbevolen bedieningshoogten. De manoeuvreerruimte voor het openen en sluiten van een (draai)deur door gebruikers van een rollator is bovendien na afloop van alle proefnemingen zorgvuldig gecheckt door als onderzoeker alle handelingen zélf nog eens uit te voeren.

(32)

goede redenen om genoegen te nemen met subminimale voorzieningen. Bovendien treedt een zekere gewenning op. Mensen hebben een groot vermogen tot aanpassing aan niet-ideale omstandigheden. In thuisonderzoek kan weliswaar worden vastgesteld welke voorzieningen door bewoners als ontoereikend of onprettig worden ervaren, maar dat levert nog niet altijd informatie op over de eisen waaraan die voorzieningen wel moeten voldoen. Het is in een thuissituatie ook niet mogelijk om maten te variëren of tijdelijk andere voorzieningen aan te brengen. Technisch is dat wellicht nog doenlijk, maar bewoners hebben er geen behoefte aan om hun huis te laten omtoveren in een ruimtelijk ontwikkelingslaboratorium.

5.3 Representativiteit van de steekproef

Het CBS/NIMAWO-onderzoek "Lichamelijk beperkingen bij de Nederlandse bevolking 1986/1988" was uitsluitend gericht op bewoners die zelfstandig wonen. De doelgroep betrof de totale bevolking van Nederland van 5 jaar en ouder. De doelgroep van het empirisch onderzoek bestaat uit ouderen en gehandicapten van 55 jaar en ouder. In het empirisch onderzoek zijn zowel bewoners die zelfstandig wonen als bewoners van verzorgingshuizen en aanleunwoningen betrokken. Er is in de eerste plaats een selectie gemaakt naar aard van de handicap. De woonvorm was secundair. De reden hiervoor is dat in de toekomst meer oudere bewoners zelfstandig zullen wonen en de gemiddelde leeftijd van de bewoners in woonzorgcomplexen zal stijgen. Er zullen dus meer zelfstandig wonende bewoners komen die kampen met aandoeningen van dezelfde ernst als van de huidige niet zelfstandig wonenden. De keuze voor de samenstelling van de onderzoekspopulatie heeft tot gevolg, dat niet worden vastgesteld in hoeverre de onderzoekspopulatie in kwantitatieve zin representatief is. In kwalitatieve zin valt over de representativiteit meer te zeggen. Binnen de onderzoekspopulatie bleek sprake van zeer uiteenlopende vaardigheden van de bewoners. Vrijwel alle bewoners zouden, als alleen wordt gekeken naar de wijze waarop zij tijdens het onderzoek de diverse verrichtingen uitvoerden, ook zelfstandig kunnen wonen, mits aan een aantal bouwkundige voorwaarden zou zijn voldaan en in de woning ook de nodige zorg en begeleiding geboden zou kunnen worden. Slechts één deelnemer viel buiten de onderzoeksgroep zoals de onderzoekers zich die hadden voorgesteld. Het betreft een dame van boven de negentig die bij alle bewegingen ondersteund moest worden. De verdeling over de verschillende doelgroepen en de grote variatie in vaardigheden van de onderzoekspopulatie brengt de onderzoekers tot de conclusie dat sprake is van een steekproef die in belangrijke mate representatief kan worden geacht voor de doelgroep van toekomstige zelfstandig wonende ouderen die kampen met aandoeningen in de zes categorieën die in het onderzoek zijn betrokken. Wel is het aantal ouderen in de hogere leeftijdscategorieën oververtegenwoordigd. De ernst van handicaps neemt vaak toe naarmate de leeftijd stijgt. De ernst van de aandoeningen bij de onderzoekspopulatie is dus groter dan bij de totale doelgroep van ouderen die kampen met functiebeperkingen. De in het onderzoek gevonden percentages personen voor wie bepaalde maten (manoeuvreerruimte bij deuren, bedieningshoogten) problemen opleveren, zullen in de totale populatie van ouderen dus lager zijn. Hiermee is rekening gehouden bij het vaststellen van de maten die voor de Oppluspakketten wenselijk zijn. Overigens geldt een en ander nog sterker wanneer we de uitkomsten betrekken op de gehele populatie mensen met een handicap. Immers, 40% van alle gehandicapten is jonger dan 55 jaar.

(33)

5.4 Uitgangspunten voor de gewenste maatvoering

De interpretatie van de bevindingen is een tussenstap van resultaten naar aanbevelingen. In deze paragraaf en de volgende bediscussiëren we de uitgangspunten voor de gewenste maten en de overwegingen bij de keuzen. In hoofdstuk 6 vatten we de bevindingen samen in concrete aanbevelingen voor (aanpassing van) de eisen in de Oppluspakketten voor bestaande woningen en (aanpassing van) de eisen voor aanpasbare nieuwbouw (opgenomen in het Handboek voor Toegankelijkheid, tweede druk, maart 1997).

Dat ondanks de directe relatie van dit onderzoek met het experiment Opplussen van bestaande woningen ook op de eisen voor nieuwbouw wordt ingegaan, heeft verschillende redenen. De eisen voor integrale toegankelijkheid en aanpasbaarheid van nieuwbouwwoningen zijn tot nu toe primair gebaseerd op onderzoek naar de woonbehoeften van rolstoelgebruikers. Bij het samenstellen van de eisen voor aanpasbaar bouwen ontbraken in belangrijke mate relevante gegevens over de woonbehoeften van niet-rolstoelgebruikers. Het is dus van belang om na te gaan of de eisen van niet-rolstoelgebruikers al dan niet conflicteren met de eisen voor rolstoelgebruikers. Een tweede reden om onderscheid te maken in nieuwbouw en verbouw is het verschil in aspiratieniveau. Met betrekking tot aanpasbare nieuwbouw is het hoogste aspiratieniveau het potentieel geschikt maken van woningen voor rolstoelgebruikers. Het Opplussen van de woningvoorraad is daarentegen primair gericht op bewoners met een handicap die géén rolstoel gebruiken. In de derde plaats kunnen bij nieuwbouw voorzieningen van begin af aan, zonder extra kosten, op de juiste plaats en de juiste hoogte worden aangebracht. Bij het aanpassen van bestaande woningen speelt altijd de vraag in hoeverre het efficiënt is om in alle woningen elementen te veranderen, terwijl wellicht maar een beperkt aantal bewoners die voorzieningen daadwerkelijk nodig heeft. Een alternatief is om voorzieningen op individuele basis in een later stadium aan te brengen, op het moment dat het echt nodig is. Dit geldt niet voor de collectieve delen van een woongebouw, waar in principe iedereen direct gebruik van moet kunnen maken, inclusief bezoekers in een rolstoel. Een eenvoudig kosten/baten analyse biedt daarom bij het overwegen van investeringen in collectieve delen van woongebouwen onvoldoende houvast. Het maatschappelijke belang van verbetering van de toegankelijkheid voor iedereen weegt minstens zo zwaar.

Minimum eisen

In geval van 'bouwen op voorraad' van speciale (rolstoel)woningen was min of meer sprake van een "maximale" benadering. Er werd gestreefd naar een royale dimensionering van de ruimten. Omdat met aanpasbaar bouwen en opplussen van de woningvoorraad gestreefd wordt naar integratie in de reguliere woningbouw, wordt hier veeleer een "minimale" benadering gevolgd. Dit past in het streven om liefst alle nieuwe woningen aanpasbaar te bouwen en ook zoveel mogelijk bestaande woningen op te plussen, zonder dat dit met veel meerkosten gepaard gaat. Alleen dan hebben mensen met een handicap gelijke kansen op de woningmarkt. Op basis van de onderzoeksresultaten is daarom vastgesteld, welke ruimte minimaal nodig is om de onderzochte handelingen te verrichten. Dit houdt echter niet in dat gezocht is naar het 'absolute' minimum. Ruimten en voorzieningen moeten tot op zekere hoogte comfortabel te gebruiken zijn, zonder dat de bewoner zich voortdurend ergert aan een

(34)

ideaal is, terwijl mensen die staan en andere hulpmiddelen gebruiken een hogere plaatsing wensen. In dat geval zal in de eerste plaats gezocht moeten worden naar een bandbreedte waarbinnen de conflicterende eisen van de verschillende doelgroepen elkaar overlappen. Is er geen sprake van overlappende maten, dan zal een compromis gevonden moeten worden. De uiterste grens wordt bepaald door de minima en maxima die te bereiken zijn zonder dat men bovenmatige inspanning moet verrichtten. Leidt dit to extreme maten, dan kan het nodig zijn de maten zodanig te kiezen dat een deel van de totale doelgroep (5%, hoogstens 10%) de vermelde hoogten niet kan bereiken. Voor hen zijn dan individuele aanpassingen noodzakelijk. Het kan ook voorkomen dat plaatsing van voorzieningen op een comfortabele hoogte strijdig is met andere eisen. Radiatorkranen worden bijvoorbeeld meestal aangebracht op een hoogte van 50-65 cm. Uit het onderzoek blijkt 85 cm voor niet-rolstoelgebruikers prettiger. Plaatsing van radiatoren op deze hoogte voor ramen leidt er echter toe dat de onderkant van het raamkozijn zich op minimaal 85 cm zal moeten bevinden. Dit is strijdig met de eis dat een bewoner die in de woonkamer zit zonder belemmeringen naar buiten moet kunnen kijken. In het Handboek voor Toegankelijkheid is daarom de eis opgenomen dat de onderkant van een gevelkozijn bij een zithoek zich maximaal op 75 cm hoogte boven vloerpeil mag bevinden. Ook een radiator mag niet boven deze hoogte uitkomen. Daarom zal een hoogte gekozen moeten worden die een aantal bewoners als niet comfortabel zal beschouwen. Dit onderzoek geeft een indicatie van het percentage bewoners dat met bepaalde hoogten problemen zal hebben.

Uitgangspunten voor de opplus-pakketten

Bij de keuze voor het al dan niet veranderen van voorzieningen in bestaande woningen binnen de Opplus-aanpak spelen de volgende criteria een rol:

• de omvang van de doelgroep;

• het onderscheid tussen toegankelijkheid en bezoekbaarheid enerzijds en bruikbaarheid van de woning anderzijds;

• de mate waarin de voorziening bijdraagt aan de veiligheid van het gebruik van collectieve delen van woongebouwen en woningen;

• de frequentie van het gebruik van voorzieningen.

Naarmate de doelgroep voor een voorziening groter is, krijgt het op het juiste niveau brengen van de voorziening een hogere prioriteit. Deze prioriteitsstelling komt in het experiment Opplussen tot uitdrukking in het onderscheid tussen basispakketten en aanvullende pakketten. De maatregelen in de basispakketten richten zich op kwantitatief grote groepen gebruikers, zoals mensen die slecht ter been zijn, stoklopers en mensen met weinig uithoudingsvermogen; de aanvullende eisen zijn bedoeld voor relatief kleine doelgroepen, zoals blinden en doven. Collectieve delen van woongebouwen zouden in principe voor iedereen toegankelijk moeten zijn en mogen in ieder geval geen barrières kennen voor de grote doelgroepen die voor het Opplussen worden onderscheiden. Het is niet wenselijk collectieve gebouwdelen individueel aan te passen omdat in dat geval toevallige bezoekers geconfronteerd kunnen worden met barrières als nog geen voorzieningen voor een individuele bewoner zijn getroffen. Individueel aanpassen kan wel in de woning gebeuren. Het aanpakken van collectieve delen van woongebouwen zal daarom meer nadruk moeten krijgen. Het is zeker van belang om ook bij het formuleren van eisen voor het opplussen na te gaan in hoeverre voor de collectieve delen van woongebouwen aan de eisen van rolstoelgebruikers tegemoet gekomen kan worden.

Cytaty

Powiązane dokumenty

K onferencję organizowały: Zespół Socjologii Nauki In sty tu tu Nauk Społecznych Politechniki W rocław­ skiej i Sekcja Socjologii N auki Polskiego Towarzystwa

zbiór sił wzajemnie w arunkujących się w dialektycznych napięciach, trak tu je nie tylko konstrukcję samego dzieła, ale także jego stosunki ze wszystkim, co je

W Dziennikach Manna przede wszystkim zwraca uwa- gę skrajny egocentryzm i hipochondria autora, cechy, które w później- szych latach jeszcze się wzmogą. Pisarz wciąż zajmuje

Proceedings of COPEDEC 2012, 20-24 February 2012 Mining activities in a coastal zone; Effects and remedial measures in the Netherlands. measures to improve the ecological

Kronika klasztoru imbramowickiego pisania przez ksienię Zofię za- wiera wiele interesujących wzmianek na tematy związane z prowadzeniem klasztoru oraz jego gospodarstwem, ale można

Od 1 mar- ca 1977 roku pracował również na Akademii Teologii Katolickiej w Warszawie, najpierw jako starszy asystent, od 1 października 1979 roku jako adiunkt, a od

Toruńskie Planetarium działa w ramach Fundacji Przyjaciół Planetarium i Muzeum Mikołaja Kopernika w Toruniu, która założona została 8 V 1990 r.. Jest to fundacja

Pojaw ienie się francuskiego p rzekładu nie byłoby może niczym zaskakującym , gdyby nie fakt, iż Pamiętnik trafił w ten sposób do rąk czytelnika, dla którego trad y ­