• Nie Znaleziono Wyników

Aanpak Groenewoud, Spijkenisse: Een tussenbalans

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aanpak Groenewoud, Spijkenisse: Een tussenbalans"

Copied!
67
0
0

Pełen tekst

(1)

~ Q) 0 N ~ Q) "'C C 0

...

~ ~ CO

E

0')

c

.-Ol

c

~ 0

0

S

~

c

::J

Q)

::J

~ ~ Q) Q) ~

.r:.

Cf) Q)

Z

.c

"'C

-- Cf)

co

~

co

~

w

~

0

0

N

~

0::

w

Q)

Cl

...

Z

() Q) ... ~ \ ~ .

WERKDOCUMENT

AANPAK GROENEWOUD,

SPIJKENISSE:

EEN TUSSENBALANS

H. Heeger

F.

Wassen berg

I I ~

:==

95-15

I

I

I

I

: : :

~(.D~

:.·.:.·.·.:.·.·t5.

• • • • • ••• • • • • • • • • • • • • • • • 0 °

:D:~D~

...

~D~~D~

·

...

.

·

... .

~~///~D~

...

·

... .

~D?)))~

(2)
(3)

WERKDOCUMENT

Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft

(4)

EEN TUSSENBALANS

H. Heeger F. Wassenberg

(5)

De werkdocumenten van het OTB worden uitgegeven door:

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1 2628 CN Delft telefoon: 015-2783254 In opdracht van: Onderzoeksinstituut OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBUOTHEEK, DEN HAAG Aanpak Groenewoud, Spijkenisse: een tussenbalans /

H. Heeger, F. Wassenberg. Delft: Delftse Universitaire Pers. -[1]. -(Werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB,

ISSN 1383-8016 : 95-15)

Uitg. in opdracht van Onderzoeksinstituut OTB. - Met lit.opg. ISBN 90-407-1171-2

NUGI 655

Trefw.: woningverbetering ; flatgebouwen ; Spijkenisse / woonmilieu.

Copyright c 1995 by H. Heeger and F. Wassenberg

All rights reserved

No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including

photocopying, recording or by any information storage and retrieval system, without permission from the publisher: Delft University Press, Stevinweg 1, 2628 CN Delft,

(6)

1 INLEIDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 1

2 ONDERZOEKSAANPAK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 3

3 DE SITUATIE . . . . .. .. . . 5

3.1 De situatie . . . ... .. . . .. . . 5

3.2 Chronologisch overzicht van gebeurtenissen . . . . . . . . . . .. 6

4 GECONSTATEERDE PROBLEMEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 9 5 DOELSTELUNGEN BU DE AANPAK . . . . . . . . . . . . . . . . .. 11 6 PARTUEN EN ORGANISATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 6.1 De partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 6.2 De organisatievonn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 7 MAATREGELEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 19

7 .1 Naar een integrale aanpak . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . .. 19

7.2 Technische maatregelen . . . 23

7.3 Sociale maatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 27

7.4 Maatregelen in de woonomgeving . . . .. . . 35

7.5 Nog uit te voeren plannen . . . . . . . . . . . . . . . . .. 37

8 DE FINANCIERING VAN DE AANPAK . . . : .. 39

9 RESULTATEN VAN DE MAATREGELEN . . . 41

9.1 De woningen . ... .. .. .. . . 41

9.2 Gegevens over bewoners . . . .. . . 43

9.3 Gegevens over bewoning en verhuurbaarheid .. . . .. . . . 44

(7)
(8)

INLEIDING

De Flatstrook Groenewoud bestaat uit elf bouwblokken met galerijwoningen, ge-bouwd in het begin van de jaren zestig. De problemen in de wijk zijn groot tot de aanvang van de integrale aanpak begin jaren negentig. Rond de twintig procent van de woningen staat structureel leeg. Het sociale klimaat gaat gebukt onder een toene-mende golf van vandalisme, criminaliteit en druggebruik. Er is veel werkloosheid, vooral onder de in aantal toenemende Antillianen. De woningen zelf zijn enigszins verouderd. De woonomgeving versterkt de problemen door de vele onoverzichtelijke plekken en de geringe mogelijkheden voor sociale controle. Het imago van de buurt is ronduit belabberd.

Rond 1990 is duidelijk dat het zo niet langer kan. In eerste instantie stelt de gemeen-te een uitgebreid pakket aan maatregelen samen om de woonomgeving van de Flat-strook een beter aanzien te geven. De gemeente en de eigenaar van de woningen, Woningstichting Spijkenisse ryvoningstichting), gaan vervolgens naar aanleiding van een prijsvraag van de provincie samenwerken om de integrale aanpak gestalte te geven.

De aanpak bestaat uit drie delen: verbetering van de woningen, de woonomgeving en het sociale klimaat. Er wordt een projectgroep in het leven geroepen waarin de verschillende diensten van de gemeente en de Woningstichting met projectleiders en bewoners vertegenwoordigd zijn. Verder worden verschillende werkgroepen gevormd, per thema één.

Er worden vier clusters onderscheiden in de plannen voor de Flatstrook Groene-woud. In 1991 wordt blok 1 in cluster I apart gerenoveerd en in 1993 starten de werkzaamheden in cluster lIl. Momenteel is de aanpak in cluster III zo goed als afgeron!i en wordt gewerkt in cluster IV. Na de aanpak van cluster IV willen de gemeente en Woningstichting aaÎlsluitend cluster I enlof 11 aanpakken.

Voordat de besluitvorming daarover plaatsvindt, laten de gemeente en Woningstich-ting een externe evaluatie uitvoeren naar de drie hoofdelementen van de maatrege-len, te weten de technische maatregelen toegepast bij de woningen en de woonomge-ving, de financiële afspraken tussen gemeente en Woningstichting en de sociale maatregelen. De evaluatie moet aangeven of het doel bereikt wordt om van

(9)

Groe-newoud weer een normale wijk te maken. Dit rapport is de verslaglegging van die evaluatie.

Het rapport start met de aanpak van het onderzoek in het volgende hoofdstuk. In hoofdstuk drie wordt de situatie kort geschetst, inclusief een chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen. Hoofdstuk vier gaat in op de verschillende problemen in de buurt. De doelstellingen bij de aanpak komen aan de orde in hoofd-stuk vijf. Vervolgens wordt in de hoofdhoofd-stukken zes tot en met negen ingegaan op de organisatie van de aanpak, de verschillende maatregelen die er vanaf 1990 zijn geno-men, de financiering van de aanpak en de resultaten van de maatregelen. Het rapport sluit in hoofdstuk 10 af met een aantal conclusies en aanbevelingen.

(10)

ONDERZOEKSAANPAK

De evaluatie is te onderscheiden in een produkt- en procesevaluatie. De produkteva-luatie heeft vooral betrekking op de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van de maatregelen. Hierbinnen maken we zoveel mogelijk onderscheid naar sociale, techni-sche en flnanciële dimensies van het project. De procesevaluatie richt zich op de

manier waarop de aanpak is georganiseerd.

We gebruiken twee soorten bronnen voor het onderzoek: dossieronderzoek en zestien interviews met betrokkenen. De keuze voor de gesprekspartners is bepaald in over-leg met de opdrachtgevers. We hebben met de volgende mensen gesproken:

de Woningstichting Spijkenisse:

- de heer L. Kok (directeur, voorzitter werkgroep woningen);

- de heer L. van Kampen (technisch opzichter);

- de heer M. Desbarida en de heer F. van Son (huismeesters);

- mevrouw C. Papeveld (sociaal begeleidster);

de gemeente Spijkenisse:

- de heer W. Vermeulen (projectleider, voorzitter werkgroep woonomgeving); de heer G. Poortvliet (voorzitter werkgroep sociaal beheer);

de heer H. de Boer (coördinator groen); de heer H. Landheer (hoofd kabinetszaken); de heer W. Koster (grondbedrijf);

de heer H. van Leeuwarden en de heer S. Korving (welzijnsbeleid);

en verder:

- de heer N. Rosaria (vertegenwoordiger van bewoners in de projectstructuur)

- de heer I. de Randamie (opbouwwerker);

- de heer E. Kersenberg (jongerenwerker);

- de heer H. Bos (Werk in Uitvoering);

- de heer D. Bakelaar en de heer B. Seghboer (politie);

(11)

Op basis van het dossieronderzoek zijn de meetpunten bepaald en zijn de ontwikke-lingen zoveel mogelijk in kaart gebracht. Het dossieronderzoek is tevens gebruikt om de doelstellingen van de partijen te achterhalen. Deze doelstellingen vormen (voor zover deze zijn geëxpliciteerd) een referentiekader voor de evaluatie.

We maken hierbij gebruik van bestaande bronnen zoals de Matrix Sociaal Beheer Flatstrook die de gemeente bijhoudt (uitkeringsgerechtigden, werklozen, leegstand), de bestanden van de Woningstichting (leegstand, mutatiegraad, grootte en samenstel-ling huishoudens), bestanden van de politie (meldingen van kleine criminaliteit, inbraken e.d.) en bestanden van het arbeidsbureau.

Aan de hand van het dossieronderzoek en de gesprekken zijn variabelen gemeten die door de sociale maatregelen beïnvloed worden. Het gaat vooral om variabelen als aantallen werklozen, deelnemers aan het scholingsprogramma, jongeren die zich tot het opbouwwerk richten, het type huishoudens (onderscheiden naar grootte, samen-stelling, land van herkomst, hoogte van inkomen, bron van inkomen e.d.) dat een woning krijgt toegewezen en het type huishoudens dat uit de Flatstrook vertrokken is. De gesprekken geven een meer gedetailleerd inzicht in de effecten van de maatre-gelen voor de doelgroepen, maar ook van verschuivingen binnen en buiten de Flat-strook.

De evaluatie van de technische maatregelen is sterk gebaseerd op evaluaties die de Woningstichting en de gemeente al hebben uitgevoerd.

Voor de fmanciële evaluatie van de aanpak maken we gebruik van jaarcijfers die de gemeente en Woningstichting verzamelen om de tekorten inzichtelijk te maken. Deze cijfers zijn vervolgens aangevuld met informatie uit gesprekken met vertegen-woordigers van gemeente, Woningstichting, bewoners en andere partijen. De fman-ciële evaluatie richt zich voor een belangrijk deel op de vraag in hoeverre de ge-meente en Woningstichting zich kunnen vinden in de financiële uitwerking van de bestuursovereenkomst uit 1992.

In de procesevaluatie besteden we aandacht aan de vraag welke rol de partijen in het gehele proces hebben gespeeld. Of dat naar tevredenheid is gegaan? Welke overleg-structuur tot stand is gekomen. In hoeverre het proces bepaalde maatregelen heeft tegengewerkt en welke wijzigingen er volgens de betrokkenen nodig zijn om het proces in de toekomst beter te laten verlopen.

Op basis van de conclusies uit de produkt- en procesevaluatie formuleren we aanbe-velingen voor de aanpak van de resterende clusters, waarbij we rekening houden met de vigerende regelgeving en mogelijkheden.

Er is een begeleidingscommissie ingesteld voor het maken van deze evaluatie, be-staande uit de heer L. Kok (Woningstichting Spijkenisse) en de heer J.A. van Cra-nenburgh (Gemeente Spijkenisse).

Het spreekt voor zich dat veel dank uitgaat naar de eerder in dit hoofdstuk genoemde geïnterviewde personen en de leden van de begeleidingscommissie. Zonder hun hulp was deze evaluatie niet tot stand gekomen.

(12)

DE SITUATIE

3.1 De situatie

De Flatstrook Groenewoud, ook wel genoemd de Flatstrook Eikenlaan, wordt aan-vankelijk gevormd door elf flatgebouwen van drie of vier woonlagen met galerijen, zonder lift. Er waren in totaal 566 woningen; 42 eenkamerwoningen, 36 driekamer-woningen, 433 vierkamerwoningen en 53 vijfkamerwoningen. Door woningen boven op het bloknummer 1 toe te voegen zijn er 16 woningen bijgekomen. Twee wonin-gen worden gebruikt voor andere functies: een kantoor van de Woningstichting en een kantoor voor de opbouwwerker. Blok 11 is in 1994 gesloopt. Onder de wonin-gen ligwonin-gen in totaal 69 garages. In 1995 zijn er enkele garages verbouwd tot wonin-gen.

De flats zijn gebouwd in de jaren zestig. Zoals hiervoor al is aangegeven, is het gebied in de planvorming onderverdeeld in vier clusters. Elke cluster bestaat uit twee of drie flatblokken. Cluster I telt 165 woningen; cluster 11 151, cluster III 149/147 en cluster IV 117 woningen.

De Woningstichting heeft het complex administratief opgedeeld in complex 26 (Cypressenstraat, Eikenlaan, Larixstraat), complex 28 (Cederstraat, Eikenlaan, en Iepenlaan) en complex 53. In tabel 3.1 zijn de adressen, bloknummers en cluster-nummers van de woningen opgenomen. De woningen in Groenewoud behoren tot de goedkoopste van heel Spijkenisse. In 1990 was de gemiddelde kale huur

f

350,- per

maand.

In afbeelding 3.1 is de ruimtelijke situering te zien, voor en na de aanpak. De kaart geeft de situatie in 1993 weer, bij aanvang van het project.

(13)

Tabel 3.1 Adressen van de Flatstrook Groenewoud (per 1993)

Adres Aantal won. Bloknr. Clusternr.

Complex 26

+

53:

Eikenlaan 1-31 e 187 Blok 1 Cluster 1

Larixstraat 1-27d 46 Blok 2 Cluster 1

Larixstraat 2-16d 32 Blok 3 Cluster 1

Eikenlaan 33-63d 73 Blok 4 Cluster Il

Cypressenstr. 1-27d 46 Blok 5 Cluster Il

Cypressenstr. 2-16d 32 Blok 6 Cluster 11

Totaal complex 26

+

53: 316 Complex 28:

Eikenlaan 65-95d 271 Blok 7 Cluster 111

Cederstraat 1-27d 46 Blok 8 Clnster 111

Cederstraat 2-16d 32 Blok 9 Clnster III

Eikenlaan 97-131d 82 Blok 10 Cluster IV

Iepenlaan 2-16d ~ Blok 11 ) Cluster IV

Totaal complex 28: 266

Totaal 582

Complex 53 is in 1991 toegevoegd en bestaat uit zestien woningen op het dak van blok 1. Aan complex 28, Eikenlaan 65-95, zijn begin jaren negentig twee woningen voor kantoorruimten onttrokken.

Blok 11 is eind 1994 gesloopt.

3.2 Chronologisch overzicht van gebeurtenissen

Vanaf de aanpak in 1990 is de flatstrook Groenewoud door de gemeente al benoemd als aandachtsgebied voor de sociale vernieuwing. In 1990 schrijft de provincie Zuid-Holland een prijsvraag uit voor de (vernieuwende) aanpak van naoorlogse wijken.

De provincie stelt

f

800.000,- beschikbaar voor vier prijswinnende projecten. Dit geld kan gebruikt worden om de plannen verder te ontwikkelen.

De Woningstichting Spijkenisse en de gemeente Spijkenisse pakken deze prijsvraag aan om de geplande aanpak van Groenewoud te presenteren. Hiervoor moeten wel de plannen met enige spoed worden uitgewerkt. Dit resulteert in september 1990 in het rapport 'Flatstrook Groenewoud blijft bij de tijd'.

Actie is inderdaad hard nodig, want de wijk is op dat moment flink in verval.

In

de prijsvraagbrochure van de provincie staat het als volgt verwoord: "De indicatoren staan allemaal in de rode zone: de mutatiegraad is hoog, woningzoekenden weigeren massaal aangeboden woningen in het complex en vandalisme en criminaliteit tieren er welig. De moeilijke verhuurbaarheid heeft geleid tot een hardnekkige leegstand van zo'n 20 procent. De flats hebben reeds jaren een doorstroomfunctie.

(14)

(volgens de voorstellen uit 1993)

VOOR:

NA:

Verder is er sprake van een voortgaand segregatieproces. Er wonen veel allochto-nen: 60% van de bewoners is van Surinaamse of Antilliaanse afkomst. Degenen die nog in het complex komen wonen, doen dit vooral vanwege negatieve motieven: men kan (op korte termijn) nergens anders terecht. Hierbij zijn ook huishoudens die vanwege hun bewoningsverleden niet meer in aanmerking komen om elders te wor-den gehuisvest. De leetbaarheid staat onder druk, mede door het vandalisme en de criminaliteit. De flatstrook Groenewoud raakt gestigmatiseerd" (Hoenderdos en Metselaar, 1991).

Tabel 3.2 geeft een chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen bij de aanpak van de Flatstrook. In de tabel is tevens aangegeven op welke gebeurtenis de nadruk ligt: de technische aanpak van de woningen, op de woonomgeving of op sociale maatregelen.

Belangrijke gebeurtenissen zijn de oprichting van de Gemeentelijke Projectgroep in 1990, de aanloopactiviteiten in 1991, het convenant en de bestuursovereenkomst van 1992/1993 en de officiële start van de maatregelen voorjaar 1993.

De meest zichtbare activiteiten zijn de maatregelen aan de woongebouwen. In 1993 starten deze in cluster 111. Dan krijgen ook de bewoners voorlichting door middel van een speciale voorlichtingskrant en bijeenkomsten. Op dit moment is cluster III afgerond en ligt alle aandacht in cluster IV. Voor de clusters I en 11 zijn in 1992 al enige globale plannen gemaakt; deze zullen de komende tijd worden uitgewerkt.

(15)

Tabel 3.2 Chronologisch overzicht van gebeurtenissen

Gebeurtenissen Techn. Sociaal

Woonom-+

nota's aanpak beheer geving

Datum won.

midden jaren '60 Bouw 566 flatwoningen

1989 Plannen aanpak Groenewoud

feb. '90 Oprichting Groene Strevers

najaar '90 Nota 'Platstrook Groenewoud blijft bij

de tijd'

1990 Oprichting projectgroep

medio '90 Eerste huismeester x

1991 Verbetering blok 1 (Marckenburgh) x

april '91 Start werkgroep Woonomgeving x

mei '91 Rapport werkgroep Leefbaarheid x

mei '91 Opening wijkkantoor

nov. '91 Nota 'Naar een concrete aanpak' x x

nov. '91 Woningstichting strakker verhuurbeleid x

mei '92 Blok 6 niet opnieuw verhuurd

mei '92 Trappenhuisgesprekken

+

huisbezoeken x

juni 1992 Rapport van Transpol

7 juli '92 Collegebesluit

eind '92 Convenant gemeente en Woningstichting

aug. '92 Rapport 'Van probleemstelling tot

moge-lijke oplossingen; ruimtemoge-lijke benadering

okt. '92 Start spreekuur Werk in Uitvoering x

okt. '92 Matrix reparatie sociaal beheer x

nov. '92 Jongerenwerker in de wijk x

jan. '93 Ie voorlichtingskrant verschijnt

13 jan '93 1 e voorlichtingsavond

feb. '93 Bestuursovereenkomst Woningstichting

en gemeente

feb. '93 Start Disidido x

april '93 Notitie 'Doelgroepenbeleid' x

voorjaar '93 Aanpak Cluster

m

x x

1993 Snoeien plantsoenen x

najaar '93 Projectgroep vergadert niet meer

maart '94 1 e Infobulletin Woningstichting

mei '94 Opzoomerdag x

juni '94 Speeltuin in blok 111 x

zomer 1994 Sloop blok 11 x

okt. '94 Start bouw torenflat Nieuw Brabant x

feb. '95 Verkoop nieuwe eengezinshuizen x

voorjaar '95 Renovatie blok 10 x

mei '95 Start bouw 28 eengezinshuizen x

zomer '95 Wisseling voorzitters Projectgroep en

Werkgroep Sociaal Beheer

okt. '95 Oplevering grondgebonden woningen x x

okt.lnov.' 95 Oplevering blok 10 x

(16)

GECONSTATEERDE PROBLEMEN

In 1989 wordt gesignaleerd dat de flats eigenlijk al vanaf de oplevering nooit popu-lair geweest zijn. Het gebied neemt in aantrekkelijkheid af vanaf de Marckenburgh (flat 1) naar de Iepenlaan (flat 11). De problemen, die in de loop der tijd gesigna-leerd werden, hebben we verdeeld in vier categorieën:

A. bouw- en woontechnische problemen; B. sociale problemen;

C. stedebouwkundige problemen (woonomgeving); D. financiële problemen.

Hieronder geven we een overzicht van de problemen per categorie.

Bouw- en woontechnische problemen

- Betomot.

- Een slechte bouwfysische kwaliteit van de woningen (schimmelvorming, geluids-overlast).

- Geluidsoverlast door contactgeluid op brandtrappen.

Sociale problemen

- Vervuiling, onder meer door winkelwagentjes, reclamedrukwerk in de hallen, papier en blikjes in de woonomgeving, vuilnis op dagen dat het huisvuil niet opgehaald wordt .

. - Geluidsoverlast door jongeren in de woonomgeving. - Veel vandalisme en criminaliteit.

- Onvoldoende functioneren van sociale controle, weinig betrokkenheid bij het openbare leven in het gebied.

- Veel inbraak in bergingen.

- Gevoelens van onveiligheid als gevolg van groepjes rondhangende jongeren. - Een eenzijdige bevolkingssamenstelling en een vergaand segregatieproces. Er

wonen veel allochtonen (60% is van Surinaamse of Antilliaanse afkomst). En er zijn weinig mensen uit de leeftijdscategorie van dertig tot vijftig jaar.

- Grote werkloosheid bij de bewoners.

Stedebouwkundige problemen (woonomgeving)

(17)

- Gevoelens van onveiligheid als gevolg van slechte verlichting (geen straatverlich-ting aan de singelkant, hoog struikgewas, laag verlichstraatverlich-tingsniveau in bergingen). - Sluipverkeer over de busbaan.

- Onduidelijke en onveilige langzaam-verkeersroutes door het gebied richting cen-trum.

- De belevingswaarde van het gemeenschappelijke groen is sterk negatief. - Er is geen direct contact met het water.

- De Eikenlaan mist het 'laankarakter' (Gemeente Spijkenisse en Woningstichting Spijkenisse, 1990).

Financiële problemen

Huurderving door leegstand; in 1990 was de huurderving.

f

255.000,-, in 1994 bijna

f

670.000,- (21 % van de netto huur).

- Hoge onderhoudskosten (onder meer door vandalisme). Hoge beheerkosten.

Uitgaande van de normbedragen voor onderhoudskosten en beheerkosten was er in 1994 toch nog een fors exploitatieverlies vanf 630.927,-; d.W.Z. f 1.084,- per woning. Wanneer de werkelijke onderhoudskosten en beheerkosten meegerekend zouden worden, zouden de verliezen waarschijnlijk nog groter geweest zijn.

De problemen hebben ertoe geleid dat de buurt een slecht imago heeft en dat de .

woningen moeilijk te verhuren zijn. Die slechte verhuurbaarheid komt tot

uitdruk-king in:

- een forse leegstand (maximaal 20% geweest), met name rond de Iepenlaan en in de woningen op de derde en vierde verdieping;

- een hoge mutatiegraad;

- weinig belangstelling van woningzoekenden voor Groenewoud;

- een groot aantal weigeringen door woningzoekenden (in 1990 circa 50%);

- de woningzoekenden die nog wel in het complex komen wonen, doen dit vooral uit negatieve motieven (snel een woning kunnen krijgen).

In hoofdstuk negen zijn cijfers over de verhuurbaarheid opgenomen.

Volgens de Woningstichting Spijkenisse wordt de problematiek in de eerste plaats veroorzaakt door de wijze van bewoning, vervolgens door het aanzien van de woon-omgeving en in de laatste plaats door het aanzien van de woongebouwen (Woning-stichting Spijkenisse, 1992). In de nota Flatstrook Groenewoud blijft bij de tijd (1990) staat dat de problemen per cluster verschillend zijn. Cluster I is het beste gedeelte van de flatstrook, cluster 11 vormt een scharnierpunt tussen de wijken Wa-terland/Groenewoud/Groenewoud-noord/centrum en heeft als zodanig eigenlijk meer relatie met de aan de overzijde van de straat gelegen voorzieningenzone. Cluster

m

heeft weinig karakteristieke elementen en cluster IV zou meer kwaliteit moeten hebben als uiteinde van de strook.

Tegenover de problemen van Groenewoud staan echter ook positieve aspecten; de huren zijn relatief laag, zeker voor Spijkenisser begrippen, de woningen zijn redelijk geïsoleerd (de vaste kozijndelen hadden altijd al dubbel glas en

±

vijftien jaar gele-den is het dak geïsoleerd), er is veel groen (volgens velen echter onbruikbaar) en het gebied ligt bij winkels en openbaar vervoer. Door de hoogte van de huren vormen de woningen een waardevol onderdeel van de woningmarkt in Spijkenisse.

(18)

DOELSTELLINGEN BIJ DE AANPAK

De algemene doelstelling is om het complex weer aantrekkelijk te maken. In een notitie van de projectgroep aan het college van B en Wuit 1991 worden de doelstel-lingen als volgt omschreven: "de woningen behouden voor de primaire doelgroep en het creëren van een levensvatbare flatstrook" .

"Het uitgangspunt van het beleid is dat de flatstrook weer een normale Spijkenisser wijk dient te gaan worden", aldus het verslag van de werkgroep Sociaal Beheer van april 1993. De flatstrook zal dan geen extra aandacht meer behoeven en het sociale klimaat is een doorsnee van elke Spijkenisser wijk.

In de interviews onderschrijven de diverse betrokkenen deze doelstellingen in het algemeen duidelijk. Wel geven ze aan dat de wijk niet een 'gemiddelde' Spijkenisser wijk hoeft te worden, maar wel een die 'normaal' is voor een middelhoogbouwwijk uit de jaren zestig.

Doelstellingen bij het sociaal beheer zijn:

- het verbeteren van de leefbaarheid koppelen aan het verbeteren van de maatschap-pelijke positie van de bewoners;

- buurt en doelgroepgerichte activiteiten tot stand brengen;

- samenwerking tussen de diverse instellingen binnen concrete projecten bevorde-ren;

- de sociale structuur in de wijk versterken;

- bewoners enJof verschillende doelgroepen betrekken bij het verbeteringsproces (uit verslag Werkgroep Sociaal Beheer, 31-3-1992).

Doelstellingen bij de aanpak van de relatie woning/woonomgeving:

- de relatie tussen woning en woonomgeving versterken; - de herkenbaarheid van een 'buurt' versterken;

- het karakter van het wijkdeel versterken (uit: Flatstrook Groenewoud blijft bij de tijd).

Doelstellingen bij de aanpak van de woningen:

- voor een optimale technische staat zorgen;

(19)

Sloop, nieuwbouw en verbeteringen moeten zorgen voor een meer gevarieerde wijk. Er zou plaats moeten komen voor andere doelgroepen. Wel moet ervoor gewaakt worden dat door de opwaardering van de flatstrook de problemen niet verschuiven, waarbij de nota met name de wijken Noord/Sterrenkwartier noemt.

Uitgangspunten die geformuleerd zijn voor de nieuwbouw:

- beginnen bij de locatie met de beste potentie (de uiteinden van de strook);

- geen slecht blok direct naast nieuwbouw (omdat daarmee de verhuurbaarheid van de nieuwbouw in gevaar komt).

Behalve deze meer algemene doelstellingen en uitgangspunten hebben de afzonderlij-ke deelnemende partijen soms ook bepaalde doelstellingen. 'Zo had de politie als doelstellingen te zorgen voor rust, goede leefbaarheid en respect voor elkaar. Zij streeft naar het opbouwen van een netwerk en het leggen van contacten.

Zeker in het begin hadden de betrokkenen niet dezelfde doelstelling. Volgens enkele mensen van de gemeente wilde de Woningstichting de 'lastige' Flatstrook eigenlijk liever in haar geheel kwijt. De gemeente wilde de woningen handhaven, omdat goedkope woningen in Spijkenisse schaars zijn. Bovendien betekende sloop verplaat-sing van problemen. De politie wilde de orde handhaven. En (welwillende) bewoners wilden gewoon actie. De partijen vonden elkaar uiteindelijk in een integrale aanpak:

(20)

PARTIJEN EN ORGANISATIE

6.1 De partijen

Bij de aanpak zijn onder meer de volgende partijen te onderscheiden: de Woning-stichting Spijkenisse, de gemeente Spijkenisse, bewoners, politie, opbouwwerk, Kruiswerk en Werk in Uitvoering. Eerst gaan we in dit hoofdstuk in op de inbreng en de belangen van de verschillende partijen afzonderlijk, daarna op de organisatie-vorm bij de aanpak.

De Woningstichting Spijkenisse is eigenaar van alle woningen in de flatstrook. De corporatie heeft grote financiële belangen in het gebied (in 1990 is de boekwaarde van de woningen 12 miljoen gulden). Mede doordat de problematiek (complex reser-veren voor de flats) ingewikkeld is en de risico's groot zijn, bestaat er vanuit de Woningstichting een grote betrokkenheid.

De Woningstichting is bereid om inspanningen te verrichten die binnen redelijkheid mogelijk zijn; de redelijkheid wordt vooral bepaald door de financiën. De Woning-stichting is bereid om 50% van de toevoegingen aan de Algemene Bedrijfsreserve (ABR) aan te wenden voor onrendabele investeringen in het totale woningbezit. De afgelopen jaren is dit vooral aangewend voor de Flatstrook.

De Woningstichting heeft enkele mensen ingezet die zich alleen met de Flatstrook bezighouden, zoals een bewonersbegeleidster , een medewerkster ver-huur/bewonerszaken (die onder meer de intake-gesprekken voert), twee huismees-ters, een assistent-huismeester en een conciërge. De Woningstichting heeft ook intern twee overleggroepen ingesteld over de Flatstrook (onder meer de werkgroep Intensief Beheer).

De gemeente vertegenwoordigt in het planproces de fysieke beheerders (groen, wegen en reiniging), maar ook bijvoorbeeld de sectoren volkshuisvesting, wijkacco-modaties, sociale zorg en werkgelegenheid. De gemeente voelt zich betrokken omdat er sprake is van verval, de criminaliteitscijfers in de Flatstrook zeer hoog zijn en 80% van de bewoners van een uitkering leeft. De gemeente wil deze concentraties van problemen aanpakken.

De politie wordt bij de aanpak van groot belang geacht, omdat de problematiek. veel te maken heeft met bewonersgedrag (sociaal van aard).

(21)

De bewoners worden, althans in het begin, vertegenwoordigd door de Groene Stre-vers. De Groene Strevers (GS) is de bewonersvertegenwoordiging van de huurders uit de Flatstrook. Zij behartigt de belangen van alle huurders. Om contact met de achterban te houden, brengt zij een Nieuwsbrief uit en houdt ze Flatstrookbijeen-komsten. Verder heeft ze onder meer een voetbaltoernooi in 1991 georganiseerd, een actie tegen de huurverhoging van 1991, een proef-procedure servicekosten en een verfactie van trappenhuizen. De organisatie De Groene Strevers is na enige tijd echter volledig ingestort.

Eind 1993 speelden er verschillende conflicten. Merkwaardigerwijze niet tussen de verschillende partijen, maar binnen de voornaamste betrokkenen partijen: de ge-meente en de Woningstichting.

Eind 1993 boterde het niet tussen de gemeentelijke sector Welzijn en de sector ROB (Ruimtelijke Ordening en Beheer). ROB wilde een veel actievere benadering van de probleemgevallen in de flats. Er moesten niet alleen projecten worden aangeboden,

nee, er moest actief langs de deuren worden gegaan om mensen te werven en aan te spreken. De sector Welzijn wilde voor Groenewoud niet een apart beleid opzetten.

Welzijn voert een beleid voor alle probleemgevallen in de stad, waar ze ook wonen.

Verder dan actief de mogelijkheden bij Welzijn promoten, kon de dienst niet bieden.

De sector ROB had liever een actievere houding gezien, omdat zó het nihilisme niet werd aangepakt. "De banenpool zouden niet moeten worden aangeboden, de mogelij-ke kandidaten zouden per deur gevraagd moeten worden. "

De Welzijnssector voelt zich soms "erbij gesleept om de problemen op te lossen die overblijven als de harde maatregelen worden uitgevoerd. 24 opleidingstrajecten voor werklozen kunnen echter nooit concurreren met één keer sloop." Welzijn zet zich in voor de doelgroep, dus de probleembewoners, de harde sector voor 'de normale wijk', die de Flatstrook weer moet worden.

Het interne probleem bij de Woningstichting had betrekking op het realiseren van negen grondgebonden woningen in de Cederstraat. De stichting achtte het wenselijk om de sociale controle op de woonomgeving te vergroten. De gemeente bleek bereid om mee te betalen (j 40.000,- per woning) aan de (hoge) kosten voor de realisatie ervan. De Woningstichting leek aanvankelijk bereid, maar het bestuur ervan was tegen, omdat het het maatschappelijk onaanvaardbaar vond om er zoveel geld aan uit te geven. Later is het bestuur wel akkoord gegaan.

(22)

Er wordt in 'Flatstrook Groenewoud blijft bij de tijd' voor gepleit "er alles aan te doen zodanige laagdrempelige overlegstructuren te hanteren dat de betrokkenheid van de bewoners wordt geoptimaliseerd [ ... ] Het zal een uitdaging zijn voor alle be-trokkenen een kader te laten ontstaan dat zoveel mogelijk representatief is voor de bewonersgroepen in de buurt, hoe verschillend die ook van aard zijn".

De aard van de problemen maakt een projectgewijze aanpak noodzakelijk. Een goed structureeloverlegplatform is hierbij van groot belang. In 1990 wordt de gemeente-lijke projectgroep Groenewoud opgericht, waarin de gemeente, Woningstichting en bewoners zitting hebben. Dit is de eerste projectgroep in Spijkenisse voor de aanpak van de bestaande voorraad. De projectgroep gaat de plannen uitwerken tot een con

-crete aanpak. De projectgroep krijgt hierbij ondersteuning van drie werkgroepen voor uitwerking op onderdelen: sociaal beheer, woonomgeving en woningen.

De werkgroep Woningen bereidt de aanpak van de woningen voor. Per cluster komt de aanpak van de verschillende blokken aan de orde. In deze werkgroep wordt deel-genomen door de Woningstichting (veelal vier mensen), de gemeente (afdeling Volkshuisvesting), een architect, een opbouwwerker, bewoners van het blok en (soms) een kostendeskundige. In 1992 en begin 1993 komt deze werkgroep relatief vaak bijeen. Vanaf maart 1993 is de werkgroep echter niet of nauwelijks bij elkaar geweest.

De werkgroep Sociaal Beheer bespreekt de beheerproblemen. Er wordt onder meer gewerkt aan openbare orde en veiligheid en aan criminaliteitspreventie. Ook houdt ze de Matrix en de Voortgangsrapportage Sociaal Beheer bij. Volgens sommige geïnterviewden wordt de laatste tijd het directe optreden van de partijen hier wat gemist. "Het dreigt wel eens alleen een praatgroepje te worden". In 1992 en 1993 is er maandelijks overleg. Sinds die tijd komt de werkgroep nog maar eens per kwar-taal bijeen. De laatste maanden is de werkgroep wat vaker bijeen geweest, onder meer om de mogelijkheden voor een jeugdhonk in de wijk te bespreken.

De werkgroep Woonomgeving houdt zich bezig met de aanpak van de woonomge-ving. Deze is de opvolger van de Werkgroep Leetbaarheid. In het begin is de werk-groep actief en zorgt voor de concrete uitvoering van de verbetering van de woon-omgeving. Momenteel is de werkgroep 'volgend' bezig. Ze wacht met andere woor-den af.

Eind 1992 en begin 1993 sluiten de gemeente en de Woningstichting achtereenvol-gens een convenant en een bestuursoverkomst. Hierin is een aantal verplichtingen van de beide partijen op papier gezet. Zo geven de partijen aan dat de planvoorbe-reiding en planontwikkeling worden beschouwd als een gemeenschappelijke verant-woordelijkheid, dat er in cluster III gestart wordt en ze er de voorkeur aan geven om de zittende bewoners in de wijk te behouden. Beide partijen komen overeen om het 'ontstane voorcalculatorische nadeel te verdelen op 50/50 basis'.

(23)

Op het functioneren van de organisatievorm of van afzonderlijke partijen enlof deel-nemers is soms tijdens de interviews voor dit onderzoek kritiek geleverd. Hieronder geven we enkele illustratieve voorbeelden, die telkens uit meer bronnen afkomstig zijn.

Het werken met de (voor Spijkenisse nieuwe) projectgroepstructuur valt in het begin niet mee. Volgens veel van de geïnterviewden verdedigen de partijen vooral in het begin hun eigen belangen. Het duurt een tijdje voordat ze de geineenschappelijke belangen inzien.

De gemeentelijke projectleider is direct verantwoording schuldig aan de wethouder, de andere gemeentelijke vertegenwoordigers hebben in de eerste plaats te maken met hun eigen lijnorganisaties. De projectleider blijkt gaandeweg het proces onvoldoende invloed te kunnen uitoefenen op onder meer de gemeentelijke diensten. De project

-groep mist een eigen budget om de mensen uit de verschillende gemeentelijke lijnor-ganisaties de gewenste werkzaamheden te laten verrichten. Er lijkt soms een compe-tentiestrijd tussen projectgroep en lijnorganisaties te zijn.

Verschillende partijen tonen zich verbaasd over de zware vertegenwoordiging van de Woningstichting in zowel de projectgroep als in de werkgroepen (veelal meer men-sen en de directeur). Ook wijzen ze op enkele duidelijke interne discussies binnen de Woningstichting. Met name de gewenste realisatie van woningen op de begane grond toont de tegenstellingen tussen directie en bestuur bij de Woningstichting.

De inbreng van de bewoners in de diverse overlegorganen heeft volgens de meeste betrokkenen weinig voorgesteld. Eén van hen: "Een van de missers is geweest om het Opbouwwerk niet van tevoren de wijk in te sturen. We hebben te snel aangeno-men dat de Groene Strevers representatief waren. Dat bleek probleaangeno-men op te leveren in blok 7. De Groene Strevers wilden wel een extra lift, de Antilliaanse bewoners wilden dat niet betalen." Anderen geven aan dat de geringe betrokkenheid

veroor-zaakt wordt omdat bewoners vinden dat ze niet serieus genomen worden. Een ander

gehoord argument is dat met name de etnische minderheden zichzelf niet genoeg ge-schoold achten om zich met het overleg te bemoeien.

Er wordt wel veel informatie geboden, maar er bestaat geen eenduidigheid in hoe-verre en hoe deze overkomt. Sommigen hebben hierdoor de indruk dat de Antilli-aanse bewoners 'verjaagd' worden uit de Flatstrook.

Op wijkniveau blijkt het al helemaal niet mogelijk om bewoners betrokken te krijgen bij de plannen. Alleen op blokniveau tonen bewoners zich enigszins betrokken met de aanpak. De Woningstichting verwacht echter ook niet altijd een inbreng van de bewoners, omdat de aanpak immers gedeeltelijk gericht is op andere doelgroepen dan die er nu wonen.

De politie zou aanvankelijk te laconiek over de problemen gedaan hebben. Sinds de personele wisselingen bij de politie wordt er beter opgetreden.

(24)

de individuele leden van de werkgroepen is het niet altijd duidelijk wat er met de voorstellen wordt gedaan.

De klachten op dit moment bij de geïnterviewden hebben vooral betrekking op de afwezigheid van het opbouwwerk. Hierbij blijkt ook de beperkte invloed van de projectgroep. De projectgroep huurt een woning als kantoorruimte voor het opbouw-werk. Dat laatste beschouwt haar taken echter als afgerond en is sinds 1 januari 1995 niet meer in het kantoortje aanwezig. De werkgroep Sociaal Beheer heeft voorgesteld een opbouwwerker in de wijk te handhaven en heeft daar zelfs een budget voor. De lijnorganisatie bood echter een opbouwwerker voor de duur van slechts een half jaar.

Daarnaast wordt het functioneren van de conciërge tegenvallend genoemd; hij zou onvoldoende de problemen signaleren.

(25)
(26)

MAATREGELEN

7.1 Naar een integrale aanpak

Mede omdat er wordt gesignaleerd dat het gebied minder aantrekkelijk wordt vanaf de Marckenburgh (flat 1) naar de Iepenlaan (flat 11), luidt het voorstel om te begin-nen met de aanpak van de uiteinden van de flatstrook: de in potentie sterkste locatie (Marckenburgh, blok 1) en de slechtste (Iepenlaan, blok 11). Het eerstgenoemde blok moet worden verbeterd en de blokken aan de Iepenlaan gesloopt (W oningstich-ting Spijkenisse, 1989). Verwacht wordt dat de aanpak van de uiteinden van de strook een positieve uitstraling zou hebben op de rest.

Om de problemen te kunnen verhelpen, acht men een ingrijpende aanpak

noodzake-lijk. Maatregelen mogen niet beperkt blijven tot sloop of woningverbetering. Al

vanaf het begin is duidelijk dat verbetering van de omgeving minstens even belang-rijk is, evenals een aantal sociaal-beheermaatregelen. Pas later komen daar maatrege-len bij die op de maatschappelijke positie van de bewoners zijn gericht. De integrale aanpak met aandacht voor woningen, omgeving en de sociale omstandigheden wordt breed gedragen, door gemeente, Woningstichting en bewoners(organisatie).

De prijsvraag van de provincie in 1990 stimuleert de gedachtenvorming. Bij de voorgestelde aanpak wordt de Flatstrook Groenewoud in vier clusters verdeeld. Er zijn op dat moment nog nauwelijks uitgewerkte plannen, maar er wordt gedacht aan: - stedebouwkundige maatregelen als de monotonie doorbreken en de woningen bij

de woonomgeving (trappen naar het maaiveld) betrekken. Ook kunnen de parkeer-plaatsen anders gesitueerd worden en zou er een waterpartij kunnen komen in het gebied;

- bouwkundige maatregelen als een gevelbehandeling en de entrees afsluiten; - mogelijke sloop van circa negentig woningen om de kwaliteit van het woonmilieu

te verbeteren;

- sociaal beheer, bijvoorbeeld een huismeester;

- voorzieningen verbeteren, zoals de oprichting van een à twee kleinschalige buurt-accomodaties als ontmoetingsruimte voor bewoners.

(27)
(28)

corporatie, gemeentelijke diensten, politie en onderwijs- en welzijnsinstellingen. Het alternatief totale sloop, wordt in 1991 niet reëel geacht. De boekwaarde van de woningen is dan twaalf miljoen gulden en van de grond vier miljoen gulden. Er zijn bovendien geen nieuwbouwcontingenten beschikbaar om er vervangende nieuwbouw te kunnen realiseren.

Er wordt begonnen met blok 1, eigenlijk al voordat. de integrale aanpak van start gaat. De projectgroep besluit vervOlgéns na uitgebreide discussie om cluster III aan te pakken (blokken 7, 8 en 9) omdat daar de sociale situatie het snelst verslechtert. Bovendien verwachtte men van een aanpak van dit (centraal gelegen) cluster het grootste uitstralingseffect. Uitgangspunt daarbij is de woningen te handhaven voor de primaire doelgroep. Om de woningen voor hen bereikbaar te houden, vindt er in cluster III uiteindelijk wel groot onderhoud, maar geen woningverbetering met kos-tendekkende huurverhogingen plaats. In blok 7 wordt wel een lift toegevoegd, met bijbehorende huurverhoging. Ouderen vormen voortaan de doelgroep voor deze flat. In de plannen van 1991 is onder meer de sloop van blok 6 (in cluster 11) opgeno-men. Dit plan hangt samen met de gewenste doorbreking van de monotonie en de verbetering van de woonomgeving (het naar binnen halen van een waterpartij). Naar aanleiding van allerlei discussie over dit plan, is de beslissing over cluster 11 vervol-gens naar achteren geschoven. Dit cluster komt nu als laatste aan bod.

De plannen zijn aanvankelijk met name gericht op de stedebouwkundige structuur. Later wordt ingezien dat het sociale aspect niet vergeten mag worden. De afdeling Welzijn wordt daarom om advies gevraagd. Deze wil echter eerst voor heel Spijke-nisse de aandachtspunten benoemen, waardoor er vertraging ontstaat.

In oktober 1992 verschijnt de 'Matrix reparatie sociaal-beheer' van de Sector Wel-zijn i.o. (Brammerloo, 1992). Hierin worden maatregelen genoemd waarbij de wel-zijnssector een rol kan spelen. Deze zijn zowel gericht op sociaal beheer als op de maatschappelijke positie van de bewoners.

In deze matrix wordt tevens aanbevolen de informatie naar de bewoners te stroomlij-nen en een veiligheidsnetwerk op te stellen. Er zijn planstroomlij-nen om een ondersteuner van de Woonbond in te zetten voor de bewoners van de Flatstrook in het algemeen en voor de bewonersorganisatie De Groene Strevers in het bijzonder. Ook zouden er een opbouwwerker en (gedeeltelijk) een jongerenwerker ingezet worden.

(29)

Atbeeldingen De technische aanpak begon in 1991 met blok 1 (o.a. een extra woonlaag). In november 1995 wordt blok 10 opgeleverd.

(30)

tie binnen de Flatstrook nagestreefd. Die grotere differentiatie komt tot uitdrukking in verschillende soorten ingrepen per cluster en per blok. Volgens de uitgangspunten bij de aanpak moet de Flatstrook bestemd blijven voor de primaire doelgroep. Maar ook voor de primaire doelgroep zijn verschillende prijsklassen denkbaar. Globaal genomen is het volgende onderscheid te maken:

- de sociale-koopwoningen en de nieuwbouw woontoren zijn bedoeld voor het 'hoogste' deel van de primaire doelgroep (kosten per woning

f

180.000,-); - cluster IV (blok 10) wordt op het 'hoogste' deel van de primaire doelgroep

ge-richt;

- cluster III is onder meer bedoeld voor ouderen. Mede hierom is er bij een blok een lift bijgeplaatst. Voor het overige is deze cluster bedoeld voor het 'lagere' en middendeel van de primaire doelgroep;

- blok 1 is bedoeld voor de bovenkant van de primaire doelgroep (vooral voor ouderen);

- cluster 11 en een deel van cluster I zijn op dit moment bedoeld voor het 'lagere' deel van de primaire doelgroep.

De aanpak van de woningen is sterk bepalend voor de uiteindelijke doelgroep. Bij een ingrijpende aanpak kunnen er huurverhogingen gevraagd worden; hiermee wor-den de woningen al lastiger bereikbaar voor het 'lagere' deel van de primaire doel-groep. Daarnaast kan met bepaalde voorzieningen, zoals een lift of de aanpak van de woonomgeving, gericht worden op specifieke doelgroepen. Bij het toewijzingsbeleid kan rekening gehouden worden met de gewenste doelgroepen.

De nog te bepalen aanpak van cluster 11 en een deel van cluster I kan dan ook be-langrijke consequenties hebben voor de mogelijke doelgroepen.

7.2 Technische maatregelen

In 1991 is blok 1 bij de Marckenburgh (in cluster I) aangepakt. De galerijen zijn afgesloten met een nieuwe glazen (vlies)gevel. Er is een extra woonlaag met zestien penthouses gerealiseerd, de entrees zijn afsluitbaar gemaakt en er is een lift toège-voegd. Het blok is met name geschikt gemaakt voor ouderen. De kosten ervan be-dragen circa

f

55.000,- per woning.

In de nota 'Naar een concrete aanpak' (projectteam, november 1991) wordt voorge-steld circa 32 woningen te slopen (blok 6), 70 woningen mogelijk te slopen (blok 5 en ll), en van het restant 15% hoogniveaurenovatie (al uitgevoerd bij blok 1), circa 15% 'basisaanpak plus' (blok 10) en circa 70% 'basisaanpak' (2, 3,4, 7, 8, 9). In 1993 wordt gestart met de aanpak van cluster III (de blokken 7, 8 en 9).

De bewoners van cluster III geven naar aanleiding van de eerste plannen onder meer de volgende wensen:

- verwijderen lavet;

- wasmachine-aansluiting in de badkamer; - afsluiten van de brandtrap;

(31)

Afbeeldingen Ter vergroting van de differentiatie worden in cluster IV eenge-zinshuizen en een torenflat gerealiseerd (november 1995)

(32)

- entree zonder voorportaal;

- behoud van een garagebox (nr. 21);

- meer nadruk op de aanpak: van de binnenkant van de woning; - cilindersloten op de bergingdeuren;

- nachtsloten op de deuren van de woningen; - verbetering van de ventilatie;

- verwijderen van het gaas als afscheiding van de bergingen;

- een takelvoorziening voor het verhuizen van zware spullen;

- brievenbussen bij de buitenmuur; - een eigen CV -ketel;

- een hoger aanrecht.

De uitgevoerde werkzaamheden bestaan uit:

- wijziging van het uiterlijk. Zo zijn bijvoorbeeld de stenen balkonballustrades vervangen door doorzichtige witte balkonhekken. Het beton, de houten kozijnen en galerijhekken zijn geverfd;

nieuwe kozijnen voor de woonkamers; afsluiten en verfraaien van de entrees; vervangen van de binnenrioleringen; aanpak: van de woonomgeving (zie daar).

De maatregelen zijn vooral op de buitenkant van de woning gericht. De kosten

bedragen circa

f

30.000,- per woning, het budget dat de Woningstichting ter

be-schikking had. Er werd alleen een huurverhoging gevraagd voor het toevoegen van een lift.

In 1994 is gestart met de aanpak: van cluster IV. In de zomer van 1994 is blok 11 aan de Iepenlaan, het meest oostelijke van de Flatstrook, gesloopt. In de plaats hiervan en het ernaast gelegen grasveld wordt op dit moment het plan Nieuw Bra-bant gerealiseerd. Het meest opvallend is een torenflat van twintig verdiepingen met

162 huurwoningen en eronder 2800 m2 bedrijfsruimte. Dit zal straks het hoogste

gebouw van Spijkenisse zijn (de oplevering wordt in de zomer van 1996 verwacht). Bovendien verschijnen er 28 premie-eengezinskoopwoningen. De prijzen liggen vanaf 179.000 gulden. In eerste instantie (1990) waren er al plannen om urban vil-la's in de koopsector te realiseren, maar op dat moment durfde de Woningstichting dat niet aan. Nu verschijnen er wel koopwoningen, zij het minder en in een goedko-pere prijsklasse.

Bij de resterende 81 woningen (blok 10) van cluster IV wordt groot-onderhoud uitgevoerd. De stijl van de flat wordt aangepast aan de nieuwe toren en de

eenge-zinshuizen. De werkzaamheden zijn: een lift toevoegen, mechanische ventilatie

aanbrengen, toilet en douche opknappen, buitenisolatie aanbrengen en gedeeltelijk

een andere woningindeling. De kosten ervan bedragen circa

f

50.000,- per woning;

er volgt een huurverhoging van circa

f

60,- per woning per maand. De oplevering

(33)

Afbeeldingen Een vliesgevel en een extra woonlaag bij blok 1, een ander uiterlijk en begane grondwoningen bij blok 8 en 9

(34)

woningen te realiseren in een aantal garages op de begane grondlaag. Dit zou de sociale controle vergroten door 'de ogen op de grond te brengen'. De gemeente bleek bereid om mee te betalen. Het bestuur van de Woningstichting kon hiennee aanvankelijk niet instemmen, maar later wel. In blok 8 en 9 zijn acht woningen op de' begane grond gemaakt (opgeleverd in oktober 1995). Daarnaast zijn twee gen op de begane grondlaag van blok 8 vergroot. Ook in blok 10 zullen nog wonin-gen in op de begane grond worden gerealiseerd (oplevering november 1995).

Behalve aan de wat grotere planmatige ingrepen wordt er ook meer aandacht besteed aan het mutatieonderhoud. Door de woningen mooi en goed op te leveren, kunnen ook 'betere' bewoners aangetrokken worden, bewoners die meer kunnen en willen betalen.

7.3 Sociale maatregelen

In oktober 1992 verschijnt de Matrix Reparatie Sociaal Beheer van de sector Welzijn (Brammerloo, 1992). De matrix vonnt een basis voor een meer gestructureerde aanpak van het sociaal beheer. Er worden doelen, kengetallen en meetpunten gefor-muleerd. In hoofdstuk 9 komen deze cijfers terug bij de behandeling van de resulta-ten. In de matrix worden de volgende maatregelen genoemd, waarbij de welzijns-sector een rol kan spelen:

Scholing en werkgelegenheid: - individuele trajectbegeleiding;

wijkspreekuurindividuele trajectbegeleiding; bestandsanalyse bestand ABW;

cursuspakket oriënterend en schakelend traject;

onderzoek omvang e.a. uitkeringsgerechtigden WAO en WW; projectvoorstellen WAO en WW;

volumevergroting NT2-taalcursussen;

haalbaarheidsonderzoek buurtprojecten; dit zijn die winkeltjes; wijkonderhoudsploeg.

Wonen:

- door opbouwwerk en technische ondersteuning van de organisatiegraad en bewo-nersparticipatie optimaliseren;

- optimaliseren trappenhuisgesprekken; - dialoog wijkgroep;

- schetsplan speelruimte opstellen. Zorgmaatregelen:

- buurtnetwerk voor kinderen van nul tot twaalf jaar; - opstap, voor kinderen van drie tot zes jaar;

(35)

- extra aandacht, voor twaalf tot twintig jaar;

- arbeidsinpassing van jongeren voor achtien tot vijfentwintig jaar, met meervoudi-ge achterstanden;

- opvang nieuwkomers;

- bestrijding verslavingsproblemen;

- verbeteren informatie- & adviesfunctie.

Veiligheid:

- buurtsignaleringssysteem Groenewoud;

- meewerken aan veiligheidsnetwerk;

- vrouwen betrekken bij thema's wonen en veiligheid;

- extra aandacht voor jongeren van 'twaalf tot twintig jaar.

In deze matrix wordt verder aanbevolen de informatie naar de bewoners te stroom-lijnen en een veiligheidsnetwerk op te stellen. Tevens wordt geopperd om een onder-steuner van de Woonbond in te zetten voor de bewoners van de Flatstrook in het algemeen en voor de bewonersorganisatie De Groene Strevers in het bijzonder. Ook zouden een opbouwwerker en (gedeeltelijk) een jongerenwerker ingezet worden. De meeste maatregelen uit deze matrix zijn of worden uitgevoerd. Tussentijds wer-den ze telkens in de werkgroep Sociaal Beheer geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. De indeling in de matrix wijkt af van hetgeen we hier hanteren. Maatregelen gericht op de woningen zijn hiervoor al behandeld, die voor de woonomgeving volgen hier-na. Sociale maatregelen hebben betrekking op de bewoners in de flats. Deze delen we in drie groepen in, namelijk:

A. een betere communicatie;

B. een strakker sociaal beheer en toezicht;

C. gericht op de maatschappelijke positie van de bewoners.

A

.

Een betere communicatie

Onder A behandelen we maatregelen gericht op betere communicatie. Het gaat om

de voorlichtingskrant, het wijkkantoor, huismeester, de conciërge, bewonerspartici-patie, projectbegeleider en een ontmoetingsruimte.

In januari 1993 verscheen de eerste voorlichtingskrant, uitgegeven door de

project-groep. De krant kwam op een moment dat grote verbeteringen aan de flats op stapel

stonden. In april verscheen het tweede nummer, dat tevens het laatste zou worden .. De Woningstichting nam vanaf maart 1994 het roer over en liet maandelijks Kijk op Groenewoud het licht zien. Het initiatief van de Woningstichting beviel de gemeente eigenlijk wel. Sindsdien verzorgt de Woningstichting elke maand de voorlichting richting bewoners.

In de wijk zitten naast elkaar twee wijkkantoren. In de ene zitten namens de W

0-ningstichting de huismeester en de sociaal-projectbegeleidster. Dit kantoor opent in mei 1991 zijn deuren. Ernaast is de ruimte voor de opbouwwerker, een 'onafhanke-lijke' ruimte. Dit kantoor is er pas later gekomen. In het begin heeft ook Werk in

(36)

viduele begeleiding voor scholing of werk.

Een van de eerste maatregelen in Groenewoud is de aanstelling van een huismeester. Hij begint medio 1990 en krijgt in mei 1991 assistentie van een tweede huismeester. Vanwege de Banenpool krijgen zij in januari 1992 hulp van twee

assistent-huismees-ters, die vooral uitvoerende werkzaamheden voor hun rekening nemen. De gewone

huismeesters houden zo meer tijd over voor contacten met bewoners en het organise-ren van activiteiten.

In 'Flatstrook Groenewoud blijft bij de tijd' wordt gesuggereerd dat er op den duur wel vijf à zes huismeesters in de flatstrook zouden kunnen komen. "Het moet moge-lijk zijn, met behulp van de banenpool in het kader van sociale vernieuwing, huis-meesters te werven uit de bewoners van de flatstrook zelf! " .

De huismeesters (ingehuurd via een beveiligingsbedrijt) houden zich momenteel bezig met:

- opzichterswerk;

- schoonhouden van gemeenschappelijke ruimten (eigenlijk hebben de bewoners van de meeste blokken zelf die taak);

- verven;

- vuil in de omgeving opruimen;

- nacontrole bij woningmutaties (huismeesters constateren de benodigde werkzaam-heden en controleren als de aannemer klaar is);

- dagelijke klussen (alle voorkomende werkzaamheden); - sociale controle/toezicht;

- (soms) bemiddelen bij ruzies (bij geluidsoverlast wordt de politie ingeschakeld); - functioneren als vraagbaak voor de bewoners.

De huismeesters hebben twee keer per dag een half uur spreekuur in het wijkkan-toor. De meeste klachten horen ze echter wanneer ze door het complex wandelen of er bezig zijn. Na elk spreekuur wordt een inspectieronde gehouden. De huismeesters zelf zien het als een van hun belangrijkste taken om bereikbaar te zijn voor de bewo-ners. In de avond zijn ze dat niet, maar dan zijn de schade-alarmdienst en politie bereikbaar .

De scheiding van hun taken met die van gemeente en politie is niet altijd duidelijk. De huismeesters moeten proberen een vertrouwensrelatie met de bewoners op te bouwen. Vaak moeten ze de gulden middenweg zien te vinden; soms moeten mensen geholpen worden, soms moeten ze op de vingers getikt worden.

De concierge is aangesteld om drie blokken schoon te houden.

De Groene Strevers (GS) vertegenwoordigt de bewoners uit de Flatstrook. Niettemin

lezen we in verscheidene stukken regelmatig vraagtekens bij de activiteiten en de

representativiteit van de bewonersvertegenwoordiging. De actieve bewoners

verhui-zen en velen tonen zich niet geïnteresseerd. Het levert problemen op om bewoners

(37)

1991 nemen de Woonbond en het Opbouwwerk een aantal elementaire bestuurstaken op zich voor de Groene Strevers. De Woonbond geeft aan dat ze er is voor onder-steuning en niet om zelf bewonerstaken op zich te nemen.

In 1992 heerst onduidelijkheid over de ondersteuning voor de Groene Strevers. Er wordt door de Groene Strevers gevraagd om huisvesting, facilitaire ondersteuning (kopiëren e.d.) en gelden om trappenhuisgesprekken te coördineren. Het blijft echter moeilijk bewoners te interesseren. In 1993 wordt melding gemaakt van het feit dat "de Groene Strevers zo goed als niet meer bestaat". Daarna komen we de Groene Strevers niet meer tegen in het proces.

Ook de Woonbond verdwijnt al weer spoedig, omdat "ontwikkelingen in de planvor-ming revitalisering Flatstrook in een dermate gevorderd stadium waren, dat bewo-nersinspraak aangestuurd door de woonbond weinig zinvol was" (Randamie, 1994). Volgens enkele betrokkenen is de belangstelling van de bewoners beperkt omdat zij het gevoel zouden hebben niet serieus genomen te worden door de Woningstichting. Dit zou vooral gelden voor de Antilliaanse bewoners. Dit zou onder meer samenhan-gen met het beleid van de projectgroep om de differentiatie in de Flatstrrok te ver-groten (en dus een deel van de huidige bewoners naar elders te doen verhuizen). De Woningstichting stelt in februari 1992 een Sociaal-projectbegeleidster aan. Tij-dens de aanpak van Groenewoud onderhoudt zij contacten met de bewoners en co-ordineert de werkzaamheden van de afdeling Bewonerszaken. Ze houdt zich voor-namelijk bezig met zaken die de zittende bewoners aangaan tijdens de aanpak, zoals woningverbetering, groot onderhoud, (tijdelijke) verhuizingen en mogelijke gevolgen voor de huur.

In de eerste helft van 1992 worden trappenhuisgesprekken gearrangeerd om de be-trokkenheid van de bewoners bij de veranderingen in de directe woonomgeving te verbeteren. Een bijkomend doel is om mensen elkaar beter te leren kennen. De Groene Strevers wil deze wel organiseren, maar vraagt daarvoor ondersteuning, zowel voor drukkosten als professionele ondersteuning (f5.ooo,-), samen

f

6.000,-per flat. Dit laatste bedrag wordt niet toegekend. Tijdens de flatgesprekken worden lijsten geformuleerd met gewenste verbeteringen, zoals kelderdeuren afsluiten, lavet-ten vervangen en een betere afvoer.

In 'Flatstrook Groenewoud blijft bij de tijd' wordt al aangegeven dat het nodig is om een ontmoetingsruimte voor het overgrote allochtone deel van de bewoners te reali-seren. Dit is niet gebeurd. Samenwerking met het nabijgelegen buurthuis aan de overkant van de Eikenlaan loopt op niets uit.

B. Een strakker sociaal beheer en toezicht

De maatregelen onder B vallen uiteen in verhuurbeleid en buurtprojecten.

Groenewoud was lange tijd een van de plekken waar 'heel Nederland' zo een wo-ning kon huren; ze stonden bij gebrek aan belangstelling immers toch leeg. In

(38)

okto-leid. Aan de hand van een uitgebreide vragenlijst worden met woningzoekenden intake-gesprekken gehouden. De problematiek in Groenewoud komt uitvoerig aan bod. Belangrijk bij een eventuele woningtoewijzing is "de beoordeling of de woning-zoekende bereid/in staat is een positieve bijdrage te leveren aan het wonen in de flat-strook", aldus de Woningstichting. In het eerste halve jaar (oktober '92-maart '93) worden 137 mensen uitgenodigd, van wie drie kwart komt opdagen. Aan ruim de helft van hen wordt een woning aangeboden (die vervolgens drie kwart accepteert). Aanvankelijk was de toewijzing vooral gericht op het bestrijden van de leegstand. Er zijn eind 1991 door de Woningstichting afspraken gemaakt met de gemeente over de woningtoewijzing. Er mag voorrang verleend worden aan groepen huishoudens die nu ondervertegenwoordigd zijn in de Flatstrook, onder meer aan mensen met een inkomen uit arbeid. Er is verder een zekere spreiding naar etniciteit. Er wordt min-der dan voorheen toegewezen aan mensen met een uitkering en aan alleenstaande moeders. Mede door de gewijzigde woningtoewijzing is de differentiatie in de Flat-strook vergroot. Recentelijk wordt er meer gericht op het sociale gedrag van moge-lijke nieuwe huurders; durven bewoners zelf in te grijpen of te klagen bij overlast? De gewijzigde woningtoewijzing kan tot snelle veranderingen leiden in de bevol-kingssamenstelling (in 1994 zijn 150 huurcontracten afgesloten).

De doelgroepwijziging houdt overigens wel een verhuurrisico in. De oorspronkelijke doelgroep wordt geweerd, terwijl het nog maar afwachten is in welke mate de be-oogde nieuwe doelgroep voor de Flatstrook opteert.

Onderhuur en illegale inwoning zijn zaken die vaak voorkomen en voortaan harder worden aangepakt door de Woningstichting. Onderhuur wordt juridisch aangepakt, illegale inwonenden worden niet ingeschreven en onderverhuurders wordt gewezen op de ontbrekende toestemming. Ook wijst men erop dat de huursubsidie in gevaar kan komen.

De Woningstichting ontvangt weinig klachten over burenoverlast. Desondanks wordt ernstige overlast door de Woningstichting niet (langer) getolereerd. Indien omwonen-den gegronde klachten uiten en deze schriftelijk melomwonen-den, is er aanleiding om langs juridische weg een ontruimingsprocedure in te zetten. Het aantal ontruimingen neemt toe, maar vooral op basis van huurachterstand, niet wegens overlast (zie hoofdstuk 9).

Ook de politie is verontrust over de criminaliteit. In februari 1992 besluit de politie tot meer toezicht en meer preventieactiviteiten. Er is geen wijkpost, maar het hoofd-bureau ligt op vijf minuten afstand van de Flatstrook. De 'wijkagent' heeft circa 40% gebiedsgebonden werk. Door er regelmatig aanwezig te zijn, is de leefbaarheid sterk verbeterd. Sommige problemen waren snel opgelost. Zo bleek één persoon verantwoordelijk voor een reeks van inbraken in de bergingen. Het straffere politie-optreden heeft geresulteerd in een groter aantal aanhoudingen.

(39)
(40)

cijfers. Voorbeelden zijn de angst voor groepjes jongeren en de vooroordelen over

buitenlanders. Ook zou er wat meer begrip moeten bestaan voor elkaars

cultuurver-schillen. De politie ervaart momenteel weinig problemen meer, uitgezonderd het rondhangen van een aantal jongeren (bedreigende uitstraling, rotzooi). Er gebeurt echter door deze jongeren te weinig om te kunnen ingrijpen.

In de flatstrook staan alleen maar woningen. Kleine winkeltjes zouden een aanvulling

kunnen vormen en bovendien werkgelegenheid de wijk in brengen. Geopperd wor

-den voorzieningen die de bewoners nu missen, zoals een kapper (Afro-kapsels) en een winkel waar allerlei (uitheemse) kruiden te koop zijn. Er dienen zich drie serieu-ze kandidaten aan, maar een onderzoek wijst uit dat de huren zo hoog zullen wor-den, dat de winkeltjes voor startende (etnische) ondernemers onhaalbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door de Hinderwet en hoge eisen uit het Bouwbesluit (geluids- en

warmte-isolatie). Bovendien zijn de begane-grondwoningen eigenlijk te laag voor een

winkel.

Er komen derhalve geen nieuwe functies in de Flatstrook. Wel is ruimte

gereser-veerd in de onderste lagen van de nieuwe torenflat Nieuw Brabant. Vermoedelijk

zullen hier de huren wel te hoog zijn voor de voorgenomen initiatieven.

C. Maatregelen gericht op de maatschappelijke positie van de bewoners.

De maatregelen onder C vallen uiteen in: kinderzorg, jongerenwerk en opbouwwerk, sociale-projecten, daghulpverlening project en een Antillianen- en Arubanenproject. Er zijn plannen voor een buurtnetwerk voor kinderen van nul tot twaalf jaar en voor het project Opstap, voor peuters van drie tot vijf jaar. Na aanvankelijke weigering van het Rijk om subsidie te verstrekken, starten beide projecten toch in 1994. De coördinatie wordt neergelegd bij het Kruiswerk. Het buurtnetwerk wordt bij het Kruiswerk ondergebracht, omdat daar al de meeste kennis aanwezig is. Doel van het netwerk is om vroegtijdig problemen van kinderen op te speuren en te behandelen. In het netwerk nemen drie scholen deel, een wijkverpleegkundige, de coördinator van de peuterspeelzaal, een sociaal verpleegkundige en een maatschappelijk werker. Deze komen maandelijks bijeen. Eens per vier maanden neemt ook de coördinator van het project Opstap deel, de wijkagent en een opbouwwerker.

In de periode vanaf september 1993 tot en met mei 1994 worden zeven gevallen

gemeld, en in het afgelopen jaar nog vijf à zes gevallen. Problemen zijn onder meer:

vermoedens van mishandeling, verwaarlozing, gedragsproblemen, sexueel misbruik, psychische verwaarlozing, opvoedingsproblemen, achterstand in lichamelijke ontwik-keling en de verwachting dat kinderen 'het verkeerde pad opgaan'.

Deze problemen zijn niet uniek voor de Flatstrook, wel is Groenewoud de wijk die er binnen Spijkenisse het meest uitspringt. Er is sprake van een duidelijke achter-standsituatie, onder meer van mensen die hun geboorteland hebben verlaten en nog niet hun plek hebben kunnen vinden. Door de problemen te bespreken kunnen er gezamenlijke acties ondernomen worden en kan er bij elkaar ondersteuning en hulp

Cytaty

Powiązane dokumenty

Эти задачи, а также необходимость исправного проведения организаторских работ связанных с выполнением плана развития армии в период

In the report, up to four code views are shown: original file, where the original file is shown with the cov- erage information for that version of the code (as expected, green

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

próbek zgrzewów wykonanych w warunkach minimal- nych i maksymalnych do dopuszczalnej wartości naprę- żeń wzdłużnych w ściance rury polietylenowej poddanej działaniu

Attributes that can be obtained from the microelec- trode recorded signal can be most generally divided into two groups: based upon spike occurrence and

New minimum remuneration for foreigners has been in effect since 21 December 2013 that is required for the granting of a limited time residence permit in order to work in

Księga jubileuszowa z okazji XX-lecia istnienia Katolickiego Stowarzyszenia Lekarzy Polskich (1994–2014) (red. Kapuściński) (Częstochowa: Częstochowskie Wydawnictwo

rządów Teodora II Laskarysa, który starał się w istocie uczynić z Nikei centrum swojego państwa 46 , jednak już kilka lat później Romejom udało się odzyskać. Konstantynopol