OEMO 94/08 KIM-WER-176-1995 Augustus 1995
Torsietri ingsanalyse t.b.v.
de conditiebewaking van
zuigerverbrandingsmotoren
J.S. BonnierDeel 3: Optimalisatie van het model en
conversie van torsietrillingen naar
individuele cilindermomenten
14,
Torsietri lingsanalyse
de conditiebewaking van
zuigerverbrandingsmotoren
IS. Bonnier
Dee 3: Optimalisatie van 'het model en
conversie van torsietrillingen naar
individuele cilindermomenten
VatItt,
die, violin, 1,41;htdirl,
WIeq, WAD 7714filAWL taiwriva,
Lei
em,,eq, ?Aim, 1701442/ni nv216m, 6m, .,1,26251
tab tdopromi nosLi
gad Swan
.
/4, Um cm
duly,
Abilaatm.Voorwoord
Dit rapport is geschreven in her kader van mijn ingenieursopdracht aan de Technische UniverSitett te Delft. Deze opdracht is uitgevoerd aan her Koninklijk lnstituut voor de Marine onder begeleiding van jr. C.A.J. Tromp. Op dit instituut is men al enige jaren bezig met een onderzoek naar de mogelijkheid cm dieselmotoren te bewaken d.m.v. torsietrillingsanalyse. Mijn afstudeeropdracht bestaat uit drie delen, te
weten een literatuurstudie, opbouw en verbctering van eon rotorsysteem en een ondcrzoek naar de mogelijkheden om bepaalde defecten aan een zuigerverbrandingsmotor te detecteren. Deze due
onderdelen zijn in. verschillende rapporten ondergebracht welke onafhankelijk van elkaar te lezen zijn:
Deel 1: Literatuurstudie
Deel 2: ModeHering van een rotorsysteem, uitvoering en analyse van metingcn
Deel 3: Optimalisatie van het model en conversie van torsietrillingen naar individuele cilindermomenten
Dit rapport, "Deel 3: Optimalisatie van het model en conversie van torsietrillingen naar individuele cilindermomenten", zal laten zien dat zowel met je boeren verstand als wel met ingewikkelde wiskundige procedures een verbetering van de parameters van her bestaande rotormodel gevonden 1c-unnen worden. Ook zal dit rapport inzicht verschaffen in de mogelijkheid om uit torsietrillingen terug te rekenen naar
individuele cilinderniomenten.
Omdat dit her laatste &el van de trilogie. Torsietrillingsanalyse t.b.v. de conditiebewaking van zuiger-verbrandingsmotoren, is, acht ik het op zijn plaats om bier twee personen te bedanken. Ten eerste it. C.A.J. Tromp die mij gedurende mijn gehele afstuderen op her KIM. heeft bijgestaan en die met zijn onuitputtelijke perfectionisme steeds meer werk maar ook steeds mecr inzicht verschafte. Enten tweecle
prof. ir. J. Klein Woud die met zijn adviezen vanuit Delft getracht heeft mijn afstuderen binnen de perken
te houden en die mij de iiefde voor dit vakgebied heeft bijgebracht.
Bas Bonnier Augustus; 1995
Inhoudsopgave
Voorwoord
Samenvatting
jst van symbolen
viInleiding
1Analyse van de torsietrillingen
32.1 Resix)nsieberekeningen m.b.v. modale analyse 3
2.2 Analyse van de trillingsvormen 5
-_- Verbetering van het rotormodel m.b.v. de eigenfreoenties 8
Methodieken ter verbetering van het model
163.1 Methodiek 1: Modale analyse 17
3.1.1 Responsie berekening gebaseerd op slechts drie trillingsvonnen 17
3.1.2 Responsie berekening met alle trillingsvormen 21
3.1.3 Opmerkingen ten aanzien van methodiek 1 23
3.2 Methodiek 2: Indirecte systeemidentificatie 24
3.2.1 Inleidine 24
3.2.2 Opbouw van de massa- en stijfheidsmatrix 27
3.2.3 Model verbetering d.m.v. responsie 30
3.2.4 Opmerkingen ten aanzien van methodiek 2 32
3.3 Methodick 3: Modale analyse uitgaande van substructuren 33
3.3.1 Opbouw van de methodiek 33
3.3.2 Optimalisatie systeemparameters 36
3.3.3 Opmerkingen ten aanzien van methodiek 3 41
3.4 Analyse van de resultaten 41
Conversie torsietrillingen naar individuele cilindermomenten
444.1 Basistheorie voor de conversie 44
4.1.1 Inleiding 44
3.
4.
Inhoudsopgave
4.2 Gevoeligheden en nauwkeurigheden van de fit-methodiek 50
50
4.2.2 Gevoeligheid van de fit-procedure: numeriek 50
4.2.3 Invloed van ruis 51
4.2.4 Invloed van modelfouten 53
4.2.5 Nadere analyse van de fit 56
4.2.6 Invloed van het gasmodel 58
4.3 Conversie van torsietrillingen: conditiebewaking 59
4.3.1 Conversie van torsietrillingen: kwantitatief 59
4.3.2 Conversie van torsietrillingen: kwalitatief 61
4.3.3 Hct project "Moderne inforrnatietechnicken" van TNO 66
4.4 Uitbrcidino, gaNniodel 67
4.5 C,onclusies met bctrekking tot de conversie-methodiek 69
Conclusies
70Aanbevelingen voor vervolg onderzoek
71Literatuurlijst
72Bijlage 1: Vergelijking TNO-KIM
73Bijlage 2: Nleetschema
75Section Maintenance Engineering iv
4.21 Inleiding
Sariienvatting
In de Ineratuur vele voorbeelden te vinden van systemen ,om de conditie van zuigerverbrandingsmotoren te bewalcen. Al deze conditiebewakingssystemen zijn gebaseerd op het meten van vele parameters. Door het meten van vele parameters bestaat zoin systeem uit vele sensoren, door deze complexiteit wordt her
systeem kostbaar en kan de betrouwbaarheid te wensen overlaten.
Er worth gezocht naar een systeem waar slechts een parameter gemeten wordt. Deze parameter mon dan uiterst betrouwbaar zijn en veel informatie bevatten. Gekozen is voor de torsietrillingen in de Icrukas omdat de draaiende krulcas in principe de uitgang van het systeem "dieselmotor" is. Zodoende moet in theorie in de oneenparigheid van de draaiende Icrukas alle informatie van voorgaande stadia inzitten.
Om de torsietrillingen te analyseren is een rotormodel opgesteld. Hkrtoe is een lumped mass model gebruikt. Het rotorsysteem wordt gemodelleerd tot een 7-schijfsmodel. Deze bestaat uit de
massatraag-heden en stijfmassatraag-heden van het rotorsystcem. Het model is opgesteld aan de hand van analytische funnies.
Het rotormodel is ,aan de hand van eigenfrequenties al goed te verbeteren. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat met eenvoudige empirische formules en enige aanpassing aan de hand van eigenfrequenties al gocdc resultaten te lcrijgen zijn.
Het model is verder geoptimaliseerd met wislcundige methodieken. Dam-toe zijn drie methodieken
ontwikkeld. De methodiek gebaseerd op de modale theorie aangevuld meteen opdeling van het model in
substructuren is het meest geschikt voor optimalisatie van het rotormodel.
Met het verbeterde model zijn de torsietralingen gcconverteerd naar individuele eilindermomenten..
Hiertoe is een eenvoudig gasmodel opgesteld. De resultaten zijn dusdanig dat de er potentie zit in de
methodiek om uit torsietrillingen de conditie van de motor te bewaken., Verder onderzoek s noodzalcelijk
Lust van symbolen
A correctie parameter voor substructuur I 1[ - II
b, modale demping 11]l
Corr icorrelatie coefficient 11 - II
C covariantie functie I[ graden71
f frequentie I[ Hz 1 f moment 1[ Nm i moment t.g.v. compressie/expansie 1[ Nm j fvb moment t.g.v. verbranding, i[ Nm 3 g gegeneraliseerd moment I Nm I overdrachtsfunctie I graden/Nm g I traagheidsmoment li kgrn2 ] J u-aagheidsmoment [ kgm2 1
matrix met stijtheidstemen i Nm/rad ]]
M matrix met massatraagheidstermen If kgrn2 ]
M, geindiceerd moment f Nm Il
p druk 1N/11/21
Pce druk t.g.v. compressie N/m2 )1
Pvb druk t.g.v. verbranding i N/m21
kruk straah [ m 3
lout-vector [ grader' ]
matrix met eigentrillingsvormen 1 - 1
Vs slagvolume 2 mi, 1
x responsie [ graden ]
berekende responsie [ graden ]
xgan gemeten responsie [ graden ]
a
bijdrage-factor [ - l113. schaalbaarheidsfactor [ - ]
8 talctgetal [ - ]
ill participatie factoren, [ graden il
A verhouding drijfstanglengte/la-ukstraal [ - ]
"p fasehoek [ rad ]
(.4) frequentie I radis 1
Section Maintenance Engineering [
r v
1. Inleiding
Er zijn in de literatuur vele voorbeelden it vinden van systemen om de conditie van zuigerverbrandings-motoren It bewaken. Al deze conditiebewakingssystemen zijn gebaseerd op het meten van vele parame-ters. Door het meten van vele parameters bestaat Loin systeem uit vele sensoren, door deze complexiteit wordt het systeem kostbaar en kan de betrouwbaarheid it wensen overlaten.
Er is gezocht naar een systeem waar slechts den parameter gemeten wordt. Deze parameter mod dan uiterst betrouwbaar zijn en veel inforrnatie bevatten. Gekozen is voor de torsietrillingen in de la-ukas omdat de draaiende krukas in principe de uitgang van het systeem "dieselmotor" is Zodoende moet in theorie in de oneenparigheid van de draaiende lcrukas informatie van voorgaande stadia inzitten.
In deer 2 Modellering van een rotorsyteern eit uitvoering en analyse van metingem is een rotormoder
opgebouwd van een 5 cilinder ICrornhout dieselmotor die een generator aandrijft. Hiertoe iseen eenvoudig lumped mass model opgesteld 'bestaande uit 7 schijven (figuur 1.1).
vliegwiell
krukas/ cilin der / drijfstang
evvw /VVVV
figuur 1.1
/VON
eVVVV4
5
6 7Rotor model van de dieselmotor en generator. De torsieveren en dempers zijn aangebracht op de plaatsen waar deze aanwezig kunnen zit tr.
generator
'Te weten, de vijf cilinders, ha vliegwiel en de generator. Aan de hand van empirische formules zijn de massatraagheden, stijfheden en dempingswaarden van het model berekend. Om het model te valideren, zijn maingen uitgevoerd. Het rapport is afgesloten met een vergelijking tussen meting en berekening.
alle
I. Inleiding
Lift dit rapport kwamen de volgende conclusies te voorschljn.
Len beschrijving van het rotorsysteem van de Kromhout dieselmotor met slechts 7 schijven gecft dusdanige resultaten dat dc vooronderstelling dat een 7-schijfsmodel
voldoet als rotormodel gerechtvaardigd is.
Het model moth te verbeteren zijn door de massa-, stijiheids- en dempingswaarden corrigeren_Hienoe zullertoptimaliscringsmethodicken gebruikt moeten worden.
Het doe' van dit rapport is het optimallseren van het rotormodell en om met dit geoptimaliseerde mode de torsietrillingen terug te rekenen naar de individuele cilindermomenten orn zodoende,een unspraalc kunnen docn over de conditie van de motor.
Om tot optimalisatie-procedures te komen worth ,eerst in hoofdstuk 2 teruggeblikt op de modale analyse. Daarna zal aan de hand van de eigenfrequenties en de eigentrillingsvormen het trillingsgedrag gcanaly-seerd worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een verbetering van het model aan de hand van de eigenfrequenties en eigentrillingsvormen. In hoofdstuk 3 zal met wislcundige methodieken gepoogd warden het model nog verder te optimaliscren. Hiertoe zijn drie verschillende optimalisatie-procedures bestudeerd. In hoofdstuk 4 zullen, met het verbeterde model, torsietrillingen teruggerekend worden naar
individuele cilindermomenten en wordt geanalyseerd wat de mogelijkheden zijnvoor conditiebewaking. ,Het rapport wordt afgesloten met conclusies in hoofdstuk 5 en aanbevelingen in hoofdstuk 6.
Section Maintenance Engineering.
te
2. Analyse van de torsietrillingen
Om een goal inzicht in het rotormodel te verlo-ijgen zal eerst het trillingsgedrag geanalyseerd moeten worden. De responsies worden berckend aan de hand vanmodale analyse.Dat wil zeggen dat veronder-steld wordt dat de responsie van het rotorsysteem opgebouwd kan worden uit eon lineaire combinatie van zijn eigentrillingsvormen. Hicrdoor bestaat de responsie uit eon superpositie van eon stelsel enkelvoudige massaveersystemen. East zal in dit hoofdstuk de basis van de modale analyse herhaald worden, daama
zullen de eigentrillingsvorrnen en hun invloed op het trillingsgedrag bestudeerd worden en er wordt
besloten met eon verbetering van het rotormodel aan de hand van de eigenfrequenties.
2.1 Responsie berekening m.b.v. modale analyse
Met behulp van de modale analyse moet er gezocht worden naar een uitdrukking waarin de torsieuitslae,en ungcdrulct worden in de 2C111C1C11 krachten:
- (2.1)
waarin: x = asresponsic
H = overdrachtsfunctie
f = gcmeten luachten
De ornzetting van formule 2.1 naar de modale theorie wordt uitgevoerd in drie stappen.
Stap 1: In de bewegingsvergelijking
Mi.CiKxf(t)
(2.2)worth
- v
(2.3)gesubstitueerd. Hierin is V eon matrix met eigentrillingsvorrnen
en ii is eon kolom met
participa-tiefactoren. Men kan zeggcn dat trillingsvorm v, bijdraagt aan de responsie metcon factor De matrix V is con 7 bij 7 matrix met in elkc kolom eon eigentrillingsvomi.
Stap 2: Dc tweede vergelijking om tot eon "modaal model" te komen is dat de krachten wordenomgezet naar gegeneraliseerde krachten gi.
g- VT f
Stap 3: Dc derde vergclijking gceft her verband tusscn dc bijdrage van de trillingsvormcn en de
gegene-raliscerde krachten.
Waarin: = frequentie
= eigenfrequentie van trillingsvorm i
p, = modale demping van trillingsvorm i
De drie vergelijkingen 2.3. 2.4 en 2.5 leiden tot de volgende vergclijking die deresponsie ten gevolge van
een exitatie weergeeft.
- V
g- V
HiVrf
2. Analyse van de torsietrillingen
(2.7)
Dcze vergelijking 2.7 geeft uiteinclelijk de responsie ten gevolge van een exitatie aan de hand van de
modale analyse weer en worth gebruikt om de responsies t.g.v. de cilindcricrachten uit te rekenen.
Section Maintenance Engineering 4
- Hi (2.5)
Rierin is ft de modale-responsiefunctie van trillingsvorm vi.
(2.6) Hi
2 2
2.2 Analyse van de eigentrilfingsvormen
Inideell 2 zijn de eigentrillkingsvormen berekend. De, trillingsvormen staan weergegeven figuur 2_1.
0.5 0 -0.5 10.5 -0.5' figuur 2.1 Nulde eigentrillingsvorm '2 Twecdecirentrilli svomr 0.5 i0 -0.5 0.5 -0.5
Eerste vier eigentrillingsvormen
0' trillingsvorm
0
Hz..,trillingsvornz 37,1 Hz. 2' trillingsvorm 199,6 Hz. trillingsvorm .6029 Hz.
2. Analyse van de torsietrillingen
Eerste circncriiIinsvorm
Derde e Illnil in yam
Op de x-as staan de 7 schijven weergegeven. Schijyen 1 t/m 5 zijn equivalent aan de cilinders., schijf 6 aan het vliegwiel en schijf 7 aan de generator. De hogere eigentrillingsvormen zijn niet meer meegenomen
omdat buiten het fit dat deze niet meer betrouwbaar zijn [Meijers, 1992] deze oak weinig energie bevatten en zodoende vrijwel geen bijdrage un de responsie geven. Alle trillings-vormen, behalve de
nulde eigentrillingsvorm, hebben bij benadering een knoop ter plaatse van het vliegwiel. De nulde eigentrillingsvorm stelt de beweging als star lichaarn
voor en worth oak wel
de ontaarde tigentrillingsvorm genocind. De knoop ter plaatsc van het vliegwicl komt doordat bet vliegwiel ccn dominante massa hecft ten opzichte van de andere massa's. Hierdoor worth het rotorsysteem eigenlijk opgcdeeld in twee delen: Ben deel rechts en ecn decl linksvan 'het vliegwicl. De eerste eigentrillingsvonnheat voomamelijk betreklcing op de rechterzijde van het model'. Het symboliscert een starre krukas die vrijwel geen uitslag heeft en een groot uitslaande generator. De tweede en hogere eigentrillingsvormen hebben allemaal hun effect links van het vliegwiel en symboliseren alien een flexibele krukas met ecn
2 4
in
0
1 0 4
0
Modale overdrachtsfuncties van het rotorsvsteem
2. Analyse van de torsietrillingen
2
-200
0 50 100 150
frequentie (Hz.)
fig uur 2.2 Overdrachtsfuncties van de eigentrillingsvorn7en
3
250
In figuur 2.2 staan de overdrachtsfuncties van de eerste vier trillingsvormen weergegeven. Hicrmee kan
verklaard worden waarom alleen de lagere trillingsvormen een bijdrage leveren aan de responsie. Op de
x-as staat de frequentie uitgezet. De 4-takt dieselmotor draait bij een bedrijfstoerental van 1000 omw/rnin. De eerste harmonische ligt daardoor bij 8,33 Hz. Omdat op het vliegwiel. door de vorm van de trillingen,
alleen bijdraeen te verwachten zijn van de nulde en eerste eigentrillingsvorm en omdat de eerste
eigentrillingsvorm een berekende eigenfrequentie van 37,1 Hz. heeft, neemt boven deze frequentie de
amplitude sterk af. Men kan verwachten dat hierdoor de frequentie-inhoud van de responsie op het
vliegwiel en de generator klein zal zijn. Boven de 5' harmonische leveren de harmonischcn vrijwel geen bijdrage meer. Echter op het dicscluiteinde geeft ook de tweede eigentrillingsvorm een bijdrage aan de rcsponsie. Daar deze trillingsvorm een berekende eigenfrequentie heeft van 199,6 Hz. is hier nog tot de 25' harmonische frequentie-informatie te vinden. Hiermee worth al aangegeven dat juist het dieseluiteinde zich goed leent om torsietrillingcn tc mcten ten behoeve van conditiebewakine. Er is bier veel
frequentie-informatie aanwezig.
De bijdragen van de trillingsvomien op de responsie worden bcrekend met
(2.8)
In figuur 2.3 zijn de bijdragen van de verschillende eigentrillingsvormen berekend bij een gezonde
situatie. Dit is ten situatie dat alle cilinders evenveel vermogen leveren. Omdat dit in de pralctijk niet voorkomt is een responsie gesitnuleerd door softwarcmatig op eke eilinder eenzelfde vermogen it zctten.
Section Maintenance Engineering 6
50 100 150 200 250
Frequentie (Hz.)
to 0.2 o 'E 005 cti 011 015 o
I
0.1 0.05Bipdracen eigentrillingsvormen 0-3 op herdieseluiteinde
o = Ode eig.tr.vorm = Iste eig.trvorm = 2de eig.tr.vorm + = 3dc eig.tr.vorm 0 10 lharmonischen, harmonischen
figuur 2.3 Bildragen eigentrillingsvormen bri een gezonde gesimuleerde situane
De hiervoor gegeven Jredenatie wordt bevestigd in figuur 2.3. Op het dieseluiteinde is veel meet frequentie-inforrnatie te vinden dan op het vliegwiel en de generator. De lagere trillingsvormen zijn duidelijk dominant. Er is op het dieseluiteinde nog een zeer kleine bijdrage te vinden van de
derde-eigentrillingsvorm, maar hogere eigentrillingsvormen bevatten al helemaal geen energie meer. Op het vliegwiel en de generator valt op dat slechts de 5` harmonische een bijdrage aan de reponsie geeft. Om preciezer te zijn, aIle veelvouden van de 5` harmonische, echter door de kleine frequentie-inhoud geven
deze vrijwel geen bijdrage meer. De bijdragen van slechts veelvouden van de 5` harmonische zijn te! verklaren aan de hand van de krukroos in
figuur 2.4. Doordat op het vliegwiel en de
generator alleen de nulde en de eerste
eigentrillingsvorm aanwezig zijn en deze
trillingsvorrnen uitgaan
van ten game
Icrukas zijn alle harmonischen, behalve de
vijfde en veelvouden daarvan, bij gelijke
cilinderlcrachten in balans. Ilierdoor !evert
alleen de vijfde harmonische en
veelvouden daarvan een bijdrage aan de
responsie. Op het dieseluiteinde gaat deze beschouwing niet op omdat daar de tweak
seijide harmorusche
vierde harmonise&
4e rde harmonische
'twerde harmonise& eels& harmonise&
Analyse van de torsietrillingen
20, 35 4 7.1 25 tc 0.15 * 15 0.15 v 0.1 0.05 254 2. 1 1 I 10 5 harmonischen 5
4,w6L-7
_
Ithic-fr3-r
61
.fet,,,
fi
Li
ce,
("Pt'
/61-1'
In figuur 2.5 staan de bijdragen van de eigentrillingsvorrnen van een gezonde gen2eten situatie. Dat wil zeggen, een motorconditie waarin geen defect is aangebracht. Laagfrequent is nu een bijdrage van de nulde eigentrillingsvOrm aanwezig. Hieruit kan men concludcren dat enige vorm van onbalans tussen de
verschillcnde cilinders aanwezig is.
0.2 0.15 2 4 0.1 0.05 ;z1 oo oo
Bi)draeen eigenrrillingsvormen 0-3 cp het dieseluiteinde
x
'
o = Ode eig.tr.vorrn x = lste eig.tr.vorm * = 2de eig.tr.vorm + = 3de eig.tr.vorm 5 to harmornschen 10 15 harmonischen2. Analyse van de torsietrillingen
20 25
7
0.15 u 0.15 0.1 0 0.1 z 0.05 0.05 5 10 harmonischenfiguur 2.5 Bijdrage eigentrillingsvorn2en bij een "gezonde"gen2eten situatie
2.3 Verbetering van het rotormodel m.b.v. de eigenfrequenties
Door de vorm van de eigentrillingen aan een onderzock te ondcrwerpen is al vecl informatie betreffencle de juistheid van de parameters te vcrkrijgen. Met deze informatie moet een ecrste globale model correctie,
op de klassieke ingenicurs manicr, mogelijk zijn waama in het volgcnde hoofcistuk het model met
wiskun-dige methodicken verbetcrd zal wordcn. De massatraagheids-, stijfheids en dempingstermcn zijn in dee! 2 bcpaald en staan in tabel 2.1 weergegeven.
O./ vi ieewiel 0.2
1
NI I [k ni2]
tabel 2 .1 Mode/parameters berekend in deel 2
De demping van dc nulde eigentrillingsvorm is bepaald door P. van den Brule [1987) d.m.v. een uitloop
proef van de motor. En de dcmpingswaarden van de eerste en tweede eigentrillingsvorrn zijn bepaaldaan
de hand van ruismetingen in deeI 2. De massatraaghcids- en stijfheidswaarden zijn met empirischc
formules bepaald welke ook in deel 2 beschreven zijn.
Met deze waarden zijn responsies backend. Hiertoe zijn de gaskrachten omgezet naar draaimomenten en deze zijn als ingang in het rekenmodcl gcbruikt. De bcrekende responsies wordcn vergelcken met de gerneten responsies. Omdat er slcchts op drie plaatsen te meten is wordt de beschouwing beperkt tot deze due plaatsen (liguur 2.6, 2.7 en 2.8).
Responsie dieseluiteinde 0.1 0.05 0.25 0.2 -0.15 - = berekend = gemeten -0.15 0 100
figuur 2.6 Genzeten en berekende responsie op het dieseluiteinde
Section Maintenance Engineering 9
mi 0.0916 m, 0.0520 m3 0.0523 m4 0.0523 m, 0.0561 nI6 16.35 m, 1.41
2. Analyse van de torsietrillingen
[I\Im/graaci] k, 19131 bo 4.1 k, 19131 b, 0.03 k3 k, 18055 19131 b, 0.06 k, 35516 1110 100 300 400 500 600 700 krukhoek [graden] K B
0.1
0 100 200 300 400'
krukhoek igraden]
figuur2.7 Gemeten en berekenderesponsie op her vliegwiel 10.25 0.2 7 0.15 -Ea -0.05 -0.1517 - = berekencli = gemeyn Rcsponsicwiicgwiel Responsie generator
Z Analyse van de larsietrillingen:
500 600 700,
0.25'
0 U® 200 300 400 500 700
krukhoek [graden]
2. Analyse van de torsietrillingen
Zoals in de figuren 2.6 Um 2.8 te zien vertonen berekening en meting hetzelfde verloop, echter is de afwijking nog te groot. Deze fig,uren bevestigen weer dat de responsie op het dieseluiteinde uit veel meer
frequentie-componenten bestaat dan de rcsponsies op het vliegwiel en de generator.
On her model te verbeteren moet de invloed van de trillingsvormen beschouwd warden. Eke
trillingsvorm blijkt, bij benadering, een lmoop iter plaatse van het vliegwiel te hebben. Het vliegwiel heeft een zodanige dominante massa dat deze het rotorsysteem in twee delen splitst. Een deel rechts en een deel
links van het vliegwiel waarbij het vliegwiel als aarde is te beschouwen. Met deze opdeling en kennis over de gemeten en berekende eigenfrequenties (tabel 2.2) moet het mogelijk zijn het model te verbeteren.
label 2.2 Eigenfrequenties
Rechts van het vliegwiel, bij de generator, worth de responsie veroorzaakt door een bijdrage van de eerste
trillingsvorm. Deze trillingsvorrn beschrijft een starre krukas en een sterk trillende generator. De eerste
eigenfrequentie is dan oak vrijwel volledig bepaald door de stijfheid van de koppelmeetas en de massatraagheid van de generator. Omdat de massatraagheid van de generator nauwkeurig berekend
is worth de stijfheid van de koppelmeetas verlaagd tot dat de berekende eigenfrequentie van de eerste eigentrillingsvorm gelijk is aan de gemeten eigenfrequentie van 36.8 Hz.. Deze zelfde beschouwing kan oak uitgevoerd worden aan het dieseluiteinde. De responsie op het dieseluiteinde wordt gedomineerd door de tweede eigentrillingsvorm. De tweede eigentrillingsvorm worth weer in hoofdzaak bepaald door de massatraagheid en stijfheid van de luukas. De eigenfrequentie kan weer kloppend gemaakt worden door
of de stijfheid of de massatraagheid te veranderen. De stijfheid
is verhoogd om de berekendeeigenfrequentie gelijk te krijtfen aan de gemeten eigenfrequentie van 202 Hz. De verschillen zijn zodanig klein dat de massatraagheden en stijfheden ruimschoots binnen de grenzen blijven welke in deel 2 zijn
opgelegd. De responsies berekend met de gewijzigde eigenfrequenties staan in figuur 2.9, 2.10en 2.11.
Section Maintenance Engineering 11
Ilerekend Gemeten
Ode eigenfr. 0 triviaal
1' eigerdr. 37,1 36,8
7d` eigen fr. 199,6 202
0.25 0.2 0.15 0.1 0.05 - = berekend = gemeten
figuur 2.9 Responsiethese fulteinde
Responsie dieseluiteinde
300 400 500 600 700
Icnikhoek [gaden]
Responsie vliegwiel
2. Analyse van de torsietrillingen
backend(
= gemeten
Section Maintenance Engineering
Responsie generator
krukhoek [graden] figuur 2.11 Responsie generator
Men ziet dat door het aanpassen van de massa- en stijfheidstermen or snel al zecr goede resultaten gehaald kunnen worden. Opgemerkt moot worden dat de ontwerper met doze resultaten alzcer tevreden zou zijn echter voor conditiebewaking is, zoals later zal blijken, een zecr hoge nauwkeurigheid vereist.
De responsies komen nu met de juiste eigenfrequenties eon stuk beter met elkaar overeen. Echter alsmen
nauwkeurig kijkt naar het diescluiteinde dan ziet men eon faseverschil tussen meting en bcrekening. Na
langdurig onderzoek blijkt dat het signaal van de HBM-torsietrillingsopncmer op het dieseluiteinde
versterkt wordt door eon anderc versterker als waarvoor in de software voor tijdvertraging gccorrigeerd was. Er worth nu gcbruik gemaakt van een HBM-MGC Amplifier welke een tijdvertraging van 0.66 ms
introduceert. Doze tijdvertraging geeft derhalve eon lincaire fasedraaiing aan het signaal van
dp - 2 tf0n dt - 0.0345 n [rad]
(2.9)met: d (4) = fasedraaiing
f, = frequentie eerste harmonische (8.33 Hz.)
n = ridc harmonische
Met deze fasedraaiing worden de berekende responsie en de gemeten responsie op het dieseluiteinde
nogmaals met elkaar ver,geleken (figuur 2.12).
2. Analyse van de torsietrillingen
13 -t -0.2 0 206 300 4001 0.25 - = berekend 500 700
7
in 0:25 -= backend= gerrictert 0.2 0./15 I 0.05, Respons'ie.diesdluiteinde -0.05 0..15 ,0 100 200 300 400 500 600 700 krukhoek [gratien)figuur 2.12 Responsie dieselubteinde
Het model klopt nu zecr redelijk maar zal nog verder geoptimaliseerd moeten kunnen worden. Om meet inzicht te krijgen waar de verschillen nu inzittcn worden de frequentiespectra van de responsies bekeken (figuur 2.13, 2.14 en 2.15).
In figuur 2.13 staat de fourierreeks van hct dieseluiteinde. De fases kloppen oak bij de hogere harmoni-schen redelijk wake zonder de faseverbetering door de tijdvertraging van de meetversterIcer absoluut niet klopten. Echter de fases zijn over het algemeen ook nog voor verbetering vatbaar. De amplitudeligt bij de fouriercomponenten van het dieseluiteinde welke een redelijke bijdrage leveren hoger dan de gemeten responsie. Het grootste verschil zit in de vijfde harmonische. Worth gekeken naar het vliegwiel en de
generator (figuur 2.14 en 2.15) dan St men oak hier cliscrepanties zijn tussen meting en berekening.,
Echter hier is juist de meting groter dan de berekening. De fases van de vijfde harmonische kloppen
perfect.
Om het model verder te optimalisererrzullen, in het volgende hoofdstuk wislcundige methodieken ,gaan worden.
2..Ana&se van de torsietrillingen
0.3
--0.1
wel
5 0.04 0.02-0 100 -8 0.04 -c 0102 .12 e:
Fourierreek en van de torsie van d ies4
a .6,
100 150
frequentie (Hz.)
a.
2
2. Analyse van de lorsielrillingen
x =berekend o =gerneten
- Fourierreekren) van de torsie van vliee4
x =berekend o =gerrieten
frequende (Hz)
figuur 2.14 FreOuentiespectrum van de responsie op het vliegwid
Section IvidIntenance Engineering 15,
o 2-2 /00 , 2 : 10 20 30 40 sO 60 70 80 90 100 frequen de 411i.)I 0
'.100
° 01 0 .10 20 30 40 50 60 70'la
90 100 0 501 100 150 200 2501 frequentie (Hz)figuur 2.13 Frequentiespectruni van de responsieop het dieseluiteinde
51 50 Di .13 200 2501 -100 0 w 0
20 30
2.Analyse van _de lorsietrillingen
Founerre van de torsie lien en4
x =befekend Dr-gemeten 40 50 .60 frequent e (110 0 10 20' 30 40 50 60 70 80 100' frequende (Hz)
figisur 2.15 Frequentiespectunv van de responsie op de generator,
70 K0 90 400 ' IC ... ... . 0.05 00 100 0 -100 90
3. Methodieken ter verbetering van het model
hi hoofdstuk 2 is het rotormodel verbeterd aan de hand van een analyse van eigentrillingsvomien. Her vermoeden bestaat dat op een analytische wijze het model nog verder verfijnd kan warden. In dit
hoofd-stuk zullen drie methodieken besproken worden waarrnee het model te verbeteren is.
In deel 2 "Modellering van een rotormodel, uitvoering en analyse van metingen" is de invloed van een foutieve B.D.P.-bepaling besproken. Een methode om dit euvel op to lossen is, zoals besproken, het gebruik malcen van metingen met de situatie van een cilinder af. Met deze metingen is het mogelijk het momentane B.D.P. te bepalen. Om een modelverbetering enerzijds Met aan een meting op te hangen en
andcrzijds om de rekentijd te beperken is gekozen om bet model te verbeteren aan de hand van vijf
cilinder af metingen. Respectievelijk de vijf verschillende cilinders af, zodat vijf verschillende extreme
situaties worden verkregen. Met doze vijf metingen zijn de modelparameters aangepast.
In paragraaf 3.1 zal een methodiek behandeld worden welke gebruik maakt van de modale analyse. In paragraaf 3.2 zal een methodiek bestudeerd worden welke gebruik maakt van indirecte systeem identifica-tie en in paragraaf 3.3 zal een methodiek gebruikt worden welke gebruik maaktvan eigenschappen van de
beide andere methodieken. Deze laatste methodick is daadwerkelijk gebruikt am het definitieve model te creeren. In paragraaf 3.4 zullen de verkTegen modelparameters vergeleken worden met de berekende
modelparameters waarvan betrouwbaarheidsinteryallen zijn aangegeven.
3.1 Methodiek 1: Modale analyse
3.1.1 Responsie berekening gebaseerd op slechts drie trillingsvormen
Het uitgangspunt is, zoals eerder behandeld, dat de responsie van het systeem opgebouwd gedacht kan worden uit een lineaire cornbinatie van eigentrillingsvorrnen. Er moot gezocht wordcn naar eon
uitdruk-king waarin de gemeten torsieuitslagen uitgedrukt la.umen warden in de gemeten krachten:
x - H f
(3.1)Hiertoe wordt x herschreven als:
x. V
(3.2)Hierin is V een matrix met eigentrilling,svonnen en r) is een kolom met participatiefactoren. Men kan zeggen dat trillingsvorm v, bijdraagt aan de responsie met een factor ri De matrix V is een 7 bij 7 matrix
met in elke kolom een eigentrillingsvorm:
V
V V
V V V" 01 1.1 21 31 411 51, 611V V
02 12 22 V32 V42V V
.52 62V V V
V V V 03 13" 231 33 43 531 63V"V V
V - V V 14 241 34 44 54 64 06 VI5 V76 V35 1/45 1/51 V66 06 1 V V V 07 la; 27 37 V'47 V577 6?Daar slechts op drie plaatsen gemeten kan worden. namelijk op het diesertateinde (schijf I), op het
vliegwiel (schijf 6) en op de generator (schijf 7) kan de matrix gereduceerd worden tot
107 V17 V77 V77 V47. V67 V67
Uit voorgaande hoofdstuk-ken blijkt dat de caste drie trilling,vorrnen de grootste bijdrage aan de responsie
geven. De hogere trillingsvormen liggen in een hoger frequentie gebied en bevatten weinig energie. In eerste instantie worden de hogcre eigentrillingsvormen verwaarloosden zullen later als residu toegevocgd worden. Men verlcrijgt dan uiteindelijk voor vergelijking 3.2, door alleen de caste drie trillingsvormen met te nemen:
3. Methodieken ter verbetering van het model
(3.3)
Deze tindrukking kan nog vercenvoudigd worden door te kijken naar de vorm van de eigentrillingcn. Hierin worden twee aannamen gedaan. Namelijk dat bij, de caste eigentrillingsvorm de krukas als star fichaam beweegt en dat bij de twcede eigentrillingsvorm de generator en het vliegwiel geen responsie
geven, dit is slechts bij benadering waar. Vergelijking 3.5 kan hiermee vereenvoudigd worden tot: .01 06 V 1,1 V 16 It V V 21 31i 41 V26'V16 V V 51 611 v % 66 (3.4) 'lo
33)
111 nz V04 V V V V V 36 V66 V46 V01 V06 07 VI6 V21 V26 27_Section Maintenance Engineering
3. Me/I: odieken let verbelering van het model
De tweede vergelijking om tot een "modaal model" te komcn is dat de krachten *order' omgczet naar
gegeneraliseerde krachten g,.
g - V
7 (3.7)Wanneer weer allecn de ecrste due trillinesvormen in de bcschouwing worden meegenomen en war-ulcer men verondersteld dat zowel op het vlicgwiel als op de generator geen uitwendige krachten werkcn vindt men vergelijking 3.8. Hier geld= dezclfdc aannamcn als voor V. Er moat op gclet wordcn dat daze VT en bovenstaande V niet dezelfde matrices zijn, echter in de literatuur worden N'oor daze matrices 6..en en hetzelfde syrnbool gebruikt.
De derde vergelijking geeft het verband tussen de bijdrage van de trillingsvormen en de gegeneraliseerde
krachtcn.
(3.9)
S.
Hierin is H, de modale-responsiefunctie van trillingsvormv,.
19 a 13 V21 a 13 V22 a 13 V23 a 13 V24 a 13. V25 11 12 13 14 15 (3.8) a a
a
13 13 -c13 v21 0 0 tioit
112 (3.6) iDe bovenstaande drie vergelijkingen leiden tot de volgende vergelijking die de responsie ten gevolge van een exitatie weergeeft.
met H11 - Hoa2 H1[32 +112 V221 Ho a2 + Hi p2. . H2V21 V;:2H12 (3.12) enz
De responsic en de krachten wordcn gemeten dus in principe moct met vergelijking 3.11 de
over-drachtsmatrix H uitgerekend kunnen worden. In dit stadium kan er zelfs voor gekozen worden om het model te laten voor wat het is. Er zou overgaan kunnen worden op experimented bepaalde overdrachts-functies. Dat wil zeggen, door meting de experimentele overdrachtsfuncties Hg bepalen en deze als systeemparameters gebruiken. Echter de bepaling van de overdrachtsfuncties. Hg, zonder verdere infer-matic geldt dan alleen voor dat toerental waarbij gemeten is. Om de totale overdrachtsfuncties voor het hele toerengebied te bepalen zijn erg veel metingen nodig. Verder is met experimentele overdrachtsfunc-ties het model niet om te zetten voor een andere motor. Gckozen is voor een andere weg waarin de inhoud van de overdrachtsfuncties worth bepaald.
Hi
g - V
Hi3. Methodieken ter verbetering van het model
VT f Hf
(3.10)Het systeem luijgt
xl
X6
xi
uiteindelijk onderstaa.nde vorm:
H11 Hill H13 1-114 H15 1161
H62 He, H
H7172 1173
H74 1175_ /1 f2 f3 fa fs (3.11)- V
Hu
-3. Methodieken ter verbetering van het model
In deze ,overdrachtsfuncties zitten nog als onbckenden; de modale massa's, mo, m, en in, en de modale dempingsfactoren, po, p, en p 2 Het uitgangspunt voor deze reductie van het aantal variabelen tot slechts
zes onbekenden is:
Lic..4.ti °IAA IF,
cg..._fr
ve,cit.14
1:1 .
Uneindelijk blijven er dus zes onbekenden over. Er zijn volgens vergelijking"3.11 slechts 3 vergelijlcing- _)a.-en. Is het stelsel niet statisch onderbepaald? De drie bovenstaande vergelijkingen zijn er in werkelijkheid 21)-meer omdat op elk meetpunt 21)-meerdere harmonischen aanwezig zijn en elke harmonische 66n vergelijking
is. Op de generator vindt men 5 harmonischen dus in principe 5 vergelijlcingen, op het vliegwiel vindt lit"ett men ook 5 vergelijlcingen en op het dieseluiteinde 25 vergelijkingen. Er zijn dus 6 onbekenden en 35 vergelijlcingen en dus een overbepaald stelsel. Dit meet opgelost lcunnen worden met bijvoorbeeldeen 6 kleinste kwadraten methode door de berekende responsie te linen op de gemeten responsie.
De vereenvoudiging om sleeks de responsieberekening te bepeiken tot de bijdrage van de eerste drie
trillingsvormen kan op het vliegwiel en de generator wel tot goede resultaten leiden. Echter op het
dieseluiteinde zal deze vereenvoudiging, zoals uit de bijdragen van de eigentrillingsvormen in hoofdstulc 2
blijkt, te grof zijn. Daarom zal de methodiek uitgebreid worden door middel van het meenemen van alle
trillingsvormen.
3.1.2 Responsie berekening met alle triltingsvormetr
In de bovenstaande beschouwing worth de vereenvoudiging gemaakt dat alleen de nulde,eerste en tweecle
trillingsvormen een bijdrage geven aan de responsie. Net is de vraag of deze vereenvoudiging niet een te
grote onnauwkeurigheid in het model te weeg brengt. Er zal nu gezocht worden naar een uitbreiding van de methodiek waarin alle trillingsvormen hun bijdrage geven maar waar cater de hogere trillingsvormen als een residu aan de overdrachtsfunctie worden gekoppeld. De betrelcking tussen de responsie en de participatiefactoren wordt nu, nu alle factoren meedoen:
o de eigenfrequenties worden heilig verondersteld o eigentrillingsvormen worden heilig verondersteld
a
v21 v3,1 vi V41 al 61
p .o 0 0 0
-cI3 0 0 0 0
Section Maintenance Engineering
(3.13), '21 14 115 x6 a a 0
De overgangsmatrix vanukrachten naar gegeneraliseerdekrachten worth nu:
Dit geeft met
Welkete schrijvenis als de hiervoor bepaalde overdrachtsfunctie met een reSidu:
f4II
4
3.
Meth_odieken ter verbetering van het model
a -21 31. 51I Or 41142 Vii V32 V 92" V 62,
d343131313
Hai V0 V . .33 'V43 11.M V 6.3 a V24 V .34 V 44 I'54 V44 a V2s V 35 V 45 VM V 65 43.14)!xi, Hi, Ht.* His
H11 12
ir61 Ha Ho Hu H65
Hn Hn Hn H74 Hn
(24
H1 0 OiH
00.0
H
U 0 0 HR 0 )I0 1(316)). V (3.15) f2 .13 f4 V 6 7H-VT
A-774,91Zei-elCeficr---L-4,- ccse,
4
er
171
Ctrza,o
/14"
Gu-aL,/cper,
//(6A
AAAat06/0-
QA-HR H v
-15 v .v v
3 31 35 "Ivr't " 6 61r 65
Deze 5 termen kunnen als onbekcnden met het model meegenomen 'worden. De inhoud van deze 5 termen
staan er slechts ow aan te geven waaruit de termen zijn opaebouwd. Het heat geen zin deze inhoud uitte
rekenen daar slechts de laagste trillin ol i I trowwbaat-teDaar de hogere trillingsvormcn hoge
eigcnfrequenties hebben, zijn deze overdrachtsfuncties in net usebied van de motor horizontaal en
dus onafhankelijk van de frequentie Ofwel H. = 11,j(w) en HRki= 14.. De residu-termen zijn dus constant.
Ook bij deze methodiek worden weer vcrondee,gernatre
eigenfrequenties worden heilig verondersteld
Oe T trillingsvorm is heilig
0 mate van massiviteit Oe Ttrillingsvomi is onbekend demping O On T trillingsvorm is onbekend
residuen van hogere trillingsvormen zijn onbekend
Buiten de drie modale massa's en de drie dempingsfactoren zijner ook 5 onbekende residu-termen wat het
uiteindelijk aantal onbekenden op 11 brengt.
3.1.3 Opmerkingen tea aanAen van methodiek 1
Het voordeel van deze methodiek tot modelverbetering ligt in het kit datgebruik wordt gemaalct van een
beschrijving van eigentrillingsvormen. Hierdoor Icunnen op een simpele manier enkele vereenvoudigingen
worden aangebracht. Ook wordt door het meenemen van een residuterm alle trillingsvormen, ook hogere
dan de zesde taillingsvorm, meegenomen. Ook kurtnen constante mectormauwkeurigheden met deze residu termen worden verdiscontecrd. Verder gecft dczc methodick inzicht in het rotorsysteem.
Het naded van deze methode is dat de laagste trillingsvormen volledig correct verondersteld worden. Een nadecl van deze methode is dat doordat in het module domein wordt gewerkt het moeilijk is om de
3. Met hodieken ter verbetering van het model
Met HE H v2-34 31
- H v v
- 12 -434 31 32! II1R3 HIV31V33471. 113: - H 3v 31v344 ,24""
2') H v-6 4611 v 6 ,61 462 416vsiv63v v
6 461 64 (3.17Y - v v 4 5 - ...3.2 Methodiek
Indirecte syteemidentificatie
3.2.1 Inleiding
In deze paragraaf zal een methodiek besproken worden gebaseerd op de theorie van Natke [1982E. In zijn
bock. Einfithring in Theorie und Praxis der Zeitreihen- und Modalanalyse, worden zeer schone
mathe-matische methodieken behandeld. Het valt buiten het bestek van dit rapport om een compleet overzicht van het vakgebied van systeemidentificatie te geven. Er zal hier slechts de basis behandeld worden. Het principe staat afgebeeld in figuur 3.1. Het model wordt vergeleken met het werkelijke systeem en met de
voorwaarde dat de foul tussen
beide uitgangssignalen minimaal moet zijn kan het model verbeterd
Werkelijke worden. Er worth in de literatuur
Systeem
,orn de fout te minimaliseren over
Si. aal.
t.
Fout het algemeen gebruik gemaalctvan de kleinste kwadraten
metho-Voor het vergelijken van beide
systemen kunnen verschillende
criteria gebruikt worden,
eigenfre-quenties, ieigentrillingsvormen,
krachten bij gegeven trillingen en
trillingen bij gegeven krachten.
Elk signaal waarop de
mocieTian-passing gebaseerd is heeft zijn
voor en zijn nadelen. Neemt men bijvoorbeeld: de eigenfrequenties
als vergelijkingsparameter dan
kan dat problemen geven. Het begint met de definitie van de eigenfrequentie w = J(k/m). Men kan dus zowel de massa- als de stiyheidstermen verancleren zonder dat de eigenfrequenties veranderen. Er is dan dus geen eenduidige oplossing voor de systeemparameters k en m. Daar komt bij, zoals in het vorige rapport beschreven, dat alleen de eerste en twecde eigenfrequentie te meten zijn (de nulde eigenfrequentie
is triviaal) en dat dus met deze twee vergelijlcingsparameters de totale massa- en stijfheidsmatrices veranderd moeten worden. Dit leidt dan tot een onbepaald stelsel vergelijkingen. Dit probleem, een
onbepaald stelsel vergelijkingen, is een algemeen probleem en Met alleen van toepassing op de eigenfre-quenties. Men moet altijd trachten het aantal onbekenden zovcel mogelijk te reduceren. Wanneer alle waarden van de massa- en stijfheidsmatrix zouden moeten worden aangepast, heeft men ved te veel vergelijkingen nodig welke men vaak niet heeft. Mochtmen wel genoeg vergelijkingen hebben is het nog aan te bevelen het model te vereenvoudigen zodat een iteratieve parameteraanpassing stabieler wordt. Hiertoe wordt het rekenmodel opgebouwd uit substructuren. Dat wil zeggen, de van elkaar afhankelijke termen worden gegroepeerd tot een term welke aangepast zou icunnen worden. De massamatrix bestaat bijvoorbeeld uit de individuele cilinders, m Um m5, het vfiegwiel, ins en de generator m,. Men kan zich voorstellen dat de waarden ml t/m m5 niet zomaar onafhankelijk van elkaar gewijzigd' mogen worden
want deze bestaan allen uit dezelfde drijfstang, zuiger en krukwangen.
_
_
3. Methatkeken ter verbetering van het mode!
Section MaintenanceEngineering 24
Model
Identifica tieen
Parameteraanpassing
figuur 3.1 1dentificatie en paranteteraanpassing
2:
Men kan de massarnauix schrijven.als:.
M01 ad
M .a M
I Pa2 "'
-M
0E
Pm
waatin M = matrix met exact berekende waarden
Mi = massamatrix van substructuur i
a correctiefactor voor s-ubstructuur
Wanneer men een systccm verdeelt in substructuren houdt men dus alleen de correctiefactoren over. Dit zelfde is natuurlijk ook mogelijk voor de stijfheidsmatrix en men laijgt:
K Koa,k1 K a k2K,2*
E
a kiKi (3.1Voor = ata = at, = au= 1 'teen men de berekende matrices Men K..
Als er R correctiefactoren voor de massamatrix zijn ener zijn S correctiefactoren voor 'de stijtheidsmatrix
dan moet gelden R+S=L s T zijn. Waarin T het aantall te vergellijken parameters is (b.v. het aantal
gemeten eigenfrequenties).
Door deze vereenvoudiging is de indirecte identificatie .sarnengevai in de slechts te corrigeren
correctie-factoren a, att2, E R en ati,k2.... E S. De bier aangegeven vereenvoudiging is te rechtVaardigen door het felt dat vele rekenmodellen zijn opgebouwd uit een aantalop dczelfde wijze bcrekende termen. Om nu
het systeem te verbeteren en de fout tussen werkelijkheid en model te minimaliseren met behulp van de kleinste kwadraten methode wordt een fourfuncrionaal Ingevoerd van devorm.
.7(a) - v r(a),G v(a)t (3.20)
met
v = vector met de foutfunctiesco
v" werkelok - model]C = diagonaal matrix met gewichtsfactoren a = vector met correctiefactoren
Men wordt er op gewezen dat hier niets anders staat dan een ldeinste kwadrateri friethode voor discrete signalen i.p.v. de bekende schrijfwijze voor continue signalen. J(a) is de som van de gewogen fouten in het kwadraat. Deze functionaal van formule 3.20 moet minixnaal worden, d'.w.z., de eerste afgeleide naar
de correctie factoren moet nut worden.
8..1(a) aVT 2 BV aa aa1 a a 6a 1 1.7 V V fa
2Gv
(3.21)In vergelijking 3.21 staat 6.6n van de R+k-L partiele afgeleiden. Om formule 3.21 beter ae.dooriien zijn iff formule 3.22 de grootte van de verschillende matrices weergegeven:
_
3. Methodielceniter verbelering van het model
0.18)
-. - -S M : = i a,n, -1-1 =Om de schrijfwijie te limiteren wordt een (T,L]matrix gedefinieerd:,
3.iMelho4ieken ter verbetering van het model
Waardoor vergelnking 3.21 teschrifven is als:
//
444., (7e
(Z
4g-A
e)
)7. Dqvi 0 1(3.24)
Dit zijn L vergelijlcingen am de L correctiefactoren te bepalen uit T vergelijIcingsparameters (b.v
eigen-frequenties of harmonischen).
Deze in de regel niet lineaire ,differentiaalvergelijkingen laten Leh door niiddel van iteratie-algoritmen
.oplossen. De vector v hat zich met behulp van de beginschattinu ao benaderen door:
v v (a 0) - v(aio))A a0
0.251
Dit invullen in de minimallseringsvoorwaardelevert dan een betere schattingvoor a (a, =.a0 + ao) (D vfG (v (a 0)-(D v (a.0)) A a45:, 0
vf G v (ab)
- (o
vf G (Dv(ao))Aao 13.26)Sax, v (a 01 G(Dv (a0)) (D v(ad)r,G v (a0)
Ter controle de grate van de matrices van vergelijking 3.26:
A ao {L,1 ]j g ,TET ,7] [T ,L]1 [I. TILT ,7][T ,1] (3.27)
waarin: L = R + S = aantal te bepalen correctiefactoren
T = aanta1 te vergelijken parameters (b.v. aantal eigenfrequenties of harmonischeri) Lineariseen men v(a) nu om al en vult men cut in de rninimalfseringsvoorwaarde in, dan lcrijgt men een az
= al+ Aa1. Dit herhaalt men tot men de gewenste nauwkeurigheid bereikt heeft. Na elk iteratiestap moet men kijken of de vector met de foutfuncties v(a) kleiner is geworden. Zoals al eerder genoemd lopen veel van dit soon procedures spaak op te weinig meetinformatie. In de volgende paragraal tat den
theoreti-sell° beschouwing vertaald warden naar het probleem van de Krornhout-motor met generator.
Section Maintenance Engineering
(3.23)
26
-
3.2.2 Opbouw van de massa- en stijfheidsmatrix
Om de massamatrix lie vereenvoudigen to substructuren zal cerst gekeken moeten worden naar de inhoud van de massatermen en hun onderlinge samenhang. De massamatrix M bestaat uit de volgende
diagonaal-termen:
ni 1 = Muitelnde Mkrukwangen Mkrukpen Mdrufauuig zuiger Mkauldriilketung nokkenas
M2 Mkrukwangen Mkrukpen Mdrijfttang + zuiger
M3 = Mrs Mkrukwangen Micrukpen McInjfsiang + zulger
= Inns Mkrukwangen Mkrukpen Mdrufaung + zulger
= m + 111krukwangaa Mkrukpez2 rildrigetang + zinger -4- Munetnde 1116 =." Mvbegulel
1117 Mgenerator
De eerste vijf diagonaaltermen lijken qua opbouw erg op elkaar. Hierin zitten tcrmen die exact te bereke-nen zijn en er zijn termen die benaderd zijn. Daar het hier een vijf cilinder motor betreft en daar de kruk-wangen, drijfstangen en zuigers bij elke cilinder eender zijn, zullen deze termen in het model ook gclijk gesteld worden. Als deze tern= een fout bevatten is deze lout voor elke eilinder this oak gelijk. Deze termen zijn sarnen te voegen in een submatrix. De ronde asdelen van de krukas zijn zeer eenvoudig exact
te berekenen [Nestorides, 1958] en den tern= kunnen in de matrix Mo geplaatst worden. De extra
massa op schijf 1 ten gevolge van azindrijIketting van de nokkenas, de nokkenas enz. worden oak in een aparte submatrix gestopt. Evenals het massatraagheidsmoment van het vliegwiel en de generator. De massamatrix kan nu gesplitst warden in de volgende submatrices:
AY - AY, a.jAY, a.2AY2 a,i2t13 am,A1, (3.28)
3. Methodieken ter verbetering van het model
met: " 0 0 0 0 o o rn ar bare 0 o o o o o mad krldkpea o 0 o o o 0 Mas.Mkndkpan o o o 0 0 0 al *PI' OH es blip. bazaria o o 0 0 o 0 0 o 0 0 o 0 0 o o + + = = 0 0 0 .
_ _
3. Ateihadieken ler verbetering van het model'
Op een zelfde manier worth nu ook de stijfheidsmatrix aangepakt. De stijiheidstermenvan de constructie
bestaan uit de stijfheden van de lcrukasdelen en de stijfheid van de koppelmeetas welke tussen het
vliegwiel en de generator geplaatst is. Deze termen hebben alle een onzekerheid in zich. De
substijfheids-matrix met zekere waarden is in dit geval dus nul: Ko = 0. De lcrukasstijfheid is zonder vereenvoudigingen. aan te brengen moeilijk in substructuren onder te verdelen. Om later de foutfunctie tot mil te laten naderen,
Section Maintenance Engineering 28
in 0 0' '0 0 10 WCRE. etillagg l 0 0 0 linwenel770.777E '0 '0 0 0 0 )",..milnennmet 'o 9 91 o 0 0
0M
wag 711074 10 01 0 0 0 0 t0 rnin etreat
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 9 0a
a
0 0 0 0 0 0 10.; 0 0 0 0t
U I0 0 0 0 0 0 0 011 Af2 0 0 0 0 10 p 0, 0 0' 0 9 0 0 0 Oi 0 00malra 0
0 0 '01 0 o o o o '0 0 0 0 p o o a 01 Oz. 0 0 '0 0 01 0 0 0 .143 0 0 0 0 0 '0 0' 0 0_ 0' o 0 0 o 0 oh 0 ch 0 0 0 o' 0 o o oinsnur
/ft asirlinak 0 0 if o 10 0 10 0 o * 0 0 0 0 0 0 0 0 0 o o o o '0 0 10 0 0 0 o o 0 o 0 0 0 0 0 o 0 o 0,a
0 0 0 0 0 0 0zal eigenlijk de stijfheid van de kTukasdelen verder gesplitst moeten worden in de stijfheid van de as, de stijfbeid van de wang en de stijfbeid van de krukpen om zo de verschillende lengtes en stijfbeden van de deIen te verdisconteren. Bijvoorbeeld k, bestaat uit de stijfheid van de wangen, de krulcpen en de Icrukas
en nog een stuk as wax hierboven beschreven werd als asuiteinde. Om het minimaliseringsproces haalbaar te malcen wordt nu een noodzakelijke vereenvoudiging gemaakt. Namelijk dat de stijfheden van de krukas
alien met een zelfde factor gecorrigeerd worden. Dit is in feite Met helemaal correct daar de Icrukasdelen niet alien uit exact dezelfde verhouciing lcrukas, kruktap en krukwangen bestaan. Echter daar het om kleine verschillen gaat is deze vereenvoudiging aanneembaar. De stijfheidsmatrix wordt dtis opgebouwd
uit de volgende substructuren:
met K, - Q k, -k, 0 0 0 0 0 -k, k142 -k2 0 0 0 0 o -k2 kfk, -k, 0 0 0 0 0 -k3 k3-k4 -k, 0 0 0 0 0 -k, kek, -k, 0 0 0 0 0 -k,
k, 0
0 0 0 0 000
0000 0
00 0 0 0
k, -k,0 0 0 0 -k,
Hierin zijn k, t/m k5 de stijibeden van de verschillende Icrukasdelen
en ks is de stijfheid van de
koppelmeetas.
K-K.aK.aK
0 kl 1 k2 23.
Methodieken ter verbete ring van her model
(3.29)
0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 00 0 0
0 0 K20 0 0
0 0 0 0 eKr-2
(00 rit4 Yi I,
waannee de overdrachtsfunotie
- (-QM.
r.)!Iworth.
Section Maintenance Enginttring
3. Methodieken ter verbetering van het model
3.2.3 Model verbetering d.m.v. responsie
In het vorige rapport 'zijn de cilinderIcrachten en de rcsponsie daarop gemeten. Het ligt clan voor de hand om met behulp van deze gegevens het model aan te passen. Daar er in deze methodiek geen demping
wordt meegenomen kan men het model alleen verbeteren met hannonischen die ver genoeg van de
eigenfrequenties af liggen.
Er worth uitgegaan van bovenstaande beschouviing over de opbouw van de massa- en stijileidsmatrix
voor een 7-schijfsmodel.
M mo
'2,iakft gm2M2 amteti3 * ax.4-A 4 1,0.30)- K0
akic
ak2K2 13.ThEr zijn dus 6 correctiefactoren at, aro. at), au en au..
Er worth uitgegaan van de responsie ;sr = r(Dr) welke de gemeten responsie Is. Deze worth
veroorzaalct door een harmonische kracht fru bij de harmonische Organ. Waarbij
r loopt van J tot N
harmonischen. Deze kracht worth in het model ingevoerd. De berekende responsie verlaegen met het model worth vergeleken met de gemeten responsie. Het model wordt net zolang aangepast tot de fout
tussen de berekende responsie en de gemeten responsie minimaal is. De bewegingsvergelijking worth:
(-Q X ) x (3.32)
waarin M en K functies van de correctiefactoren a. at, zijn.
Zoals eerder vermeld worth' er gerekendl met een 7-schijfsmodelodus in matrix,grootte is vergelijlcing 3.32:
1[7:7147,11 (3.33)
Met de uitgangsfout ;Pm - worth de (7.Nkfoutfunctie:
dm,
i? sivm-x1 -xN (3.34)
met in de rijen de schijven en in de kolommen de hamionischen. De berekende responsie is (3.35), (3.36) 30 -K en )
-De matrix Dv worth verkregen door de partiele afgeleiden van xi. naar au, en au te nemen. Met behulp van de produlct regel kTijgt men:
ax,
0 if
err
"I"- rA".`1 xr
aa,, aan3 aak,
ax, r, 2 r, 1, axr axr
-,r". ina 2xr
aa..2 aam.4 a ak2
(D v)rG v
-f,TF,TK2F ir
2
Q.F.A14 xr
Worth dit voor de duidelijkheid weer in de matrixgrootte geschreven dan krijgt men:
ax
r [1,1][7,7117,7117,1] . [7,1]
Bas
-ONF,,M Ix - 1,.X,. I 2x, - R,F A 3xN -C2,F NA 1 4x F 15, FNK
De rninimaliseringsvoorwaarde laat zich schrijven als:
02iFirmrF,IT fNri..2,,,TmrF;
f;FxrK 2F:
3. Methodieken ter verbetering van het model
FrKi xr
(3.37) FrK2 xr
De foutfunctie v laat zich door middel van de beginschatting a benaderen door
v - v(o0) - (Dv(a0))Aa0 (3.38) Controle in matrixgrootte: (Dv)TGv [6,7K] [7N,7N][7N,1] [6,1] (3.41) (3.42) axr [7 ,7 ] [7,7] [7,1] - [7,1] a aki
Gebruik makend van de foutfunctie v (vergelijking, 3.34) wordt de [7N,6]-functionaalmatrix Dv
C121F1M2r1 12IFIA13x1 ziF1Ad4x1 Firixi FIK2 xt
Dv - - (3.39) - o (3.40) x ax, - -2x
f
4)AA
kAA.OL
A4
rdY/1-61/
c
31-Ct
Controle in matrixgrootte:
A ao - [6,1] - ([6,7N][7N,71V][7N,6] yl [6,7iv] [7N ,7N][7N,1] (3.44)
Deze A ao + ao leveren de nieuwe waarden voor de volgende iteratiestap.
Uiteindelijk convergeren de correctiefactoren tot ecn constante waarde welke een nieuwe massa- en
stijfheidsmatrix opleveren.
In de bovenstaande beschouwing wordt uitgegaan van de ideale situatie dat er gemeten kan worden op alle
schijven zodat er, N harmonischen op 7 schijven, 7N waarden te vergelijken zijn. In het geval van de
Kromhout-motor kan er slechts op drie schijven gemeten worden, het dieseluiteinde (schijf 1), bet
vliegwiel (schijf 6) en de generator (schijf 7). Hierdoor komt het aantal te vergelijken parameters op 3N.
Ook is het aantal harmonischen, N, welke te meten zijn per schijf verschillend.
3.2.4 Opmerkingen ten aanzien van methodiek 2
Net voordecl van deze methodiek is dat, al lijkt de methodiek op het eerste gezicht ondoorzichti2, het zeer eenvoudig te progrannmeren is doordat het recht toe recht aan matrixvermenigvuldigingen zijn. Eenander
voordeel is de duidelijke fysisch verklaarbare manier van het werkcn met substructurcn. Een ander
voordeel van den methodiek is dat de verschillende harrnonischen met een weegfactor meegenomen
kunnen wonien.
Het nadeel van deze methodiek is dat geen rckening wordt gehouden met al bekende eigenfrequenties. Net
is dus mogelijk dat de correctiefactoren voor de massamatrix en de correctiefactoren voor de
stijfheidsmatrix beide op e,en anderc manier worden aangepast en zodoende een verschuiving van de
eigenfrequentie geven.
Een groter proble,em is het uitgangspunt van de methodiek: responsie kloppend maken buiten de
resonantie gebietlen. Net gevolg hiervan is dat de eigenfrequenties kunnen gaan vari ren en de demping
wordt niet mecgenomen en is met deze methodiek dan ook niet te bepalen.
Op het generatoreinde en op het vliegwiel zijn slechts vijf harmonischen te meten. Den harmonischen hebben alien invloed van ofwel dc dcmping van dc nulde trillingsvorm ofwel de demping van de eerste
trillingsvorm. Deze dempingsfactoren worden flirt meegenomen.
Gekozen is uiteindclijk voor cm derde methodiek welke gcbruik maakt van de substructuren van Natke en
verder rekent volgens de modale weg. Deze methodiek wordt in de volgende paragraaf besproken.
33 Methodiek 3: Modale analyse uitgaande van substructuren
In de voorgaande paragrafcn zijn twee methodieken behandeld. Deze methodicken bleken beide hun beperkingen te hebben. Gekozen is, voor dc uitcindelijke modelverbetering, voor een cornbinatie waarin
elementen van beide methodieken zijn ondergebracht.
3.3.1 Opbouw van de methodiek
Deze methodiek is gebaseerd op responsie berekeningen volgens de modale analyse van Ewins (§ 3.1) en maakt gebruik van de opdcling in substructuren volgens Natke (§ 3.2).
De massa matrix is opgedeeld in de volgende substructuren met correctie parameters:
Al -a1M1
M2aM,
(3.45)waarin: MI = rnassatraagheid van schijf 1 t/m 5
M2 = massatraagheid schijf 6
M, = massatraagheid schijf 7
M4 = massatraagheid extra bijdrage schijf 1 t.g.v aandrijfketting nokkcnas
= correctiepz.u-ameter voor M,
3. Methodieken ter verbetering van he! model
Section Maintenance Engineering 33
De stijfheidsmatrix is opgedceld in:
K a kj Ki . a k2K2
(3.46)
waarin: K1= stijfheidstermen van de verschillende krukasdelen
K2 = stijfheidsterrn van de koppelmeetas
a correcticparameter voor K,
Met deze massa- en stijheidsmatrices kunncn de eigenfrequenties en trillingsvormcn uitgerekend wordcn met:
det IK - I - 0
(3.47)
De massaverdeling kan met de verlaegen eigentrillingsvormen omgezet worden in modale massa's
VT
mi (3.48)
=
&Z
OA- 2e-Met de uit vergelijking 3.47 verkregen trillingsvormen en eigenfrequenties, kan de responsie berdkend
worden.
fit
V Hi,tTI..Hf
j.
MeModieken 1er verbete ring van bet model
(3.49)
waarin: x,.=berekende responsiedan de hand, van, gemeten gaskrachten.
Merin zijn nog onbekend de correctiepararneters voor de substructuren, ak, en au en de
modale dempingsfactoren b. Echter niet alle dempingsfactoren hoeven berekend
te worden. De
dempingsfactoren behorend bij de hogere eigentrillingsvormen
hebben geen invloed
op het
frequentiegebied waarin de responsie berekend wordt. Men kan het aantal onbekende dempingsfactorendus terugbrengen naar 3, le weten 1)0,bl en b2. In totaal zijn er nu 9 onbekenden amp a,02, a,,at:8,
a,
au, bc,,bl en b2.
Door nu de 'berekende responsie te vergelijken met de gemeten responsie en door de verschillende,
icorrectieparameters aan te passen zodat de beste fit vcrkregen wordt, is nu het model te vcrbeteren. Net
iteratie-critcrium is een zo klein mogelijke fout gedefinieerd door:
norm Ix
-aoo .%
0.50)
norm (x zna)j
met = berckende responsi&
xsap =gemeten responsie
en waarin de norm van een vectoris gedefuneerd als:
norm
(v).
lY
E (vd2
(3.51met n = aantal
datapuntenv = vector met data
De relatieve fout, e, is een convergentie criterium waar in de numerieke wiskunde veelvuldig gebruik van, worth gemaakt. In het kadcr van defout-beoordelingen zal ook even op dc statistick ingezoomd wordcn., waar yeti gcbruik wordt gemaala van correlatie functies.
De correlatie functie is gedefinieerd als:
C , be),
tort (xis. ,x)
-1,X) C(rb,,x6.7)
Section MaintenanceEngineering
(3.52) 34
g- V
am2, x v 3.waarin C(xgern,x,) de covariantic functic is gekicfinicerd door:
CgmoXb..)
De statistische correlatiefunctie geeft, zoals zo dadelijk zal blijken, een vecl te mooie voorstelling van zaken. De correlatiefunctie hc,eft de waarde 1 bij signalen met exact dezelfde vorm. Het zal blijkcn dat de fit-resultaten correlatiecoacienten van 0,97 of hogcr geeft, terwij1 bij bestudering van de graficken deze
gevoelsmatig echt niet zo goed linen. In de literatuur wordt veelvuldig gebruik gemaakt van
correlatiefuncties en men mod t op dcze rooskleurige weergave bedacht zijn.Opgemerkt moet worden dat het model nict alleen worth gecorrigeerd voor pararneterfouten echter ook
voor mectfouten in de trillingcn, gaskrachten alsmede modelfoutcn. De vcrgclijking
x - H f
(3.54)moct eigenlijk geschreven wordcn air
(x
Ax). (H.
H)(f
Af) (3.55)waarin: x = meetfouten in de torsietrillingen
AH = modelfouten (linearisering, onnauwkeurigheden)
f= meetfoutcn in de gaskrachten, eventuele verwaarlozing van krachten
Dit uitgeschreven leven
x
Hf.
Hf. HA/. AHAf- Ax
(3.56)Dit isle schrijven als
Hf AHf
vwaarin v = Ha+ HAf
- xofwel
Egent.1 - Xx..) (Xber.1- Xbar)
i-1
n-1
(",./mA,
3. Methodieken ter verbete ring van het model
CC
(3.53) (3.57) Ovv\WA,104/0C//#44
A,°
X
2De parametercorrectie-procedure is uitgevoerd met de vijf respectievelijke cilinders af metingen. De
hicrvoor gebruikte metingen zijn:
m0302 cilinder 1 af m0303 cilinder 2 af ID m0402 cilinder 3 af m0403 cilinder 4 al' m0404 cilinder 5 af
Er zijn drie meetpunten waar de berekende responsie vergeleken kan worden met de gemeten responsie, te weten; het dieseluiteinde, het vliegwiel en de generator. Het model is op twee manieren geoptimaliseerd:
Een fit op de drie mectsignalen tcgclijk. Ofwel het vergelijken van berekende en gemeten
responsie van het diesehnteinde, vliegwiel en de generator. Er worden vijf verschillende metingen op drie meetsignalen vergeleken dus het model wordt geoptimalisecrd op 15
_-signalcn tegelijkertijd.
.-Omdat bij bet tcrugrekenen 2etracht wordt van den meetpunt terug te rekenen, het dieseluitcinde, geeft een fit-procedure alledn op het dieseluiteinde wellicht betere
resultaten. Er zal dus ook een fit worden uitgevoerd alleen op het dieseluiteinde en er
worden dus vijf signalen tegelijkertijd geoptirnaliseerd.
3.3.2 0 pti malisatie systeemparameters
Er is een curve-fit uitgcvocrd waarbij vijf cilinder af metingen op alle drie de meetpunten tegelijk gcfit worden. Er warden vifftien signalen tegelijk vergeleken. De fit-resultaten staan in tabel 3.1. Hierin staan de relatieve tout en de corrclatie-coefficienten van de berekende responsie vergeleken met de gemeten responsie.
3. Methodieken ter verbetering van het model
Meting-nr. Omschrij ving E [To] dieseleind e [%] vliegwiel E [%] generator COIL dieseleind Con. vliegwiel Corn generator m0302 cil. 1 af 15.29 7.08 10.44 0.9883 0.9976 0.9946 m0303 cil. 2 af 15.96 8.24 11.11 0.9896 0.9972 0.9946 m0402 cil. 3 af 14.47 6.82 10.46 0.9922 0.9979 0.9946 m0403 cil. 4 af 20.95 5.29 8.20 0.9814 0.9987 0.9971
3. Methodieken ter verbetering van het model
De gevonden massa-, sti Acids-, en dempingswaarden staan in tabel 3.2. De gebruikte kleinste kwadratcn methode is een iteratieve procedure gebaseerd op de Nelder-Meade simplex procedure [Mathews,1987].
label 3.2 Mode/parameters voor een fit op drie nzeetpunten
In fig-uur 3.2, 3.3 en 3.4 staan rcspectievelijk de gemeten en berekende responsie op het diesel uiteinde, het
vliegwiel en de generator voor de meting met cilinder 1 af. Het vermoeden bestaat dat de resuItaten nog beter zullen zijn met een modelverbetering per schijf. Ofwel slechts het model optimaliscren voor ton
meetpunt. Hierdoor zouden drie verschillende modellen gecreeerd k-unnen worden voor respectievelijk het
dieseluiteinde, het vliegwiel en de generator, wax de fysische werkelijldieid geweld zou aandoen. Echter
voor modelverbetering per schijf zijn de volgende redenen aan te wijzen:
Het model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Fysische verschijnselen welke niet beschreven worden zouden kunnen mecspelen waardoor deberekendc responsie niet
op elke schijf even correct is.
Er zit een onnauwkeurig,heid in de metingen. Deze onnauwkeurigheid is natuurlijk oak per mcetpunt verschillend en bevestigd de veronderstelling dat het model per meetpunt
geoptimaliseerd kan worden.
Section Maintenance Engineering 37
[kgm21 [Nm/graad m, 0.1061 k, 21714 6.827 m2 0.0521 k2 21714 b, 0.0211 m, 0 0524 20492 0.0453 m, 0.0524 21714 m5 0.0562 k5 40311 16.0] 1270 m, 1.48 M K I B k3 b.
1.0
clee.,C_
Ayoz.,2_7
at
0.3 0.2 -0.1 0.2 -0.3 0.1 0.1 -0.2 - = berekend = gemeten
Section Maintenance Engineering
3. Methodieken ter verbetering van het model
krukhoek [grader']
figuur 3.2 Responsie dieseluiteinde met modelverbetering op drie meetpunten
rel. lout = 7.083 %
38
0 100 200 300 400 500 600 700
krukhoek [g,raden]
fig our 3.3 Responsie vliegwiel met een model verbetering op drie meetpunten
100 200 300 400 500 600 700
3. Mellumlieken ter verbetering van het mode!
rel. lout = 1044 %
200 300 400 500 6001 700
krukhoek [graden]
figuur 3.4 Responsie generator met een modelverbeter ng op drie meetpuntem
Bij, de verbetering per schijf S de beschouwing beperlct blijven tot het dieseluiteinde omdat op dit
meetpunt in hoofdstuk 4 teruggerekend S worden. Len verbetering slechts op het dieseluiteinde bestaat uit een fit op vijf meetsignalen van de vijf cilinder of metingen. Deze fitgeeft de volgende fit-resultaten:
Metingnr. Omschrijving
E MI
idieseluiteinde m0302 cilinder 1 af 11050
m0303 cilinder 2 afj
10.23 m0402 cilinder 3 al 11.89 m0403 i cilinder 4 af 12.91 m0404 I cilinder 5 af 14.30CC,21
9
En de modelparameters..;
abel 3.4 Modelparameters voor het dieselut;teinde
In figuur 3.5 staat de responsie op het diescluiteinde bij cilinder I weergegeven. Vergelijkt men dczc
figuur met figuur 3.2 dan ziet men dat eon fit loci meetpunt eon betcre fit geeft dan eon fit op drie
meetpunten tegelijIcenijd.
S. lout = 10.5 %
3.Methodieken ter verbetering van het model'
NI [k ern2] K [Nm/graadi I B mi 0.1065 k11 21710 bo 3.2382 n1.2 '0.0525 k2 21710 b, 0.020 m3 0.0528 20489 1:17 0.0465 1114 0.0528 lc 21710 ms. 0.0566 k5 40340 ins 16.28 1(6 1154 m,