• Nie Znaleziono Wyników

Het basisnet als instrument voor veiligheidsgeintegreerd ontwerpen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het basisnet als instrument voor veiligheidsgeintegreerd ontwerpen?"

Copied!
4
0
0

Pełen tekst

(1)

externe veiligheid nummer 3/4 | december 2007 39 lijke verankering binnen vier jaar te reali-seren. De methodologische systematiek met betrekking tot het nemen van maat-regelen in deze circulaire komt min of meer overeen met de systematiek in BEVI; de PR-contour (plaatsgebonden risiso) is een grenswaarde en de toename van het GR (Groepsrisico) dient altijd gemoti-veerd en verantwoord te worden. Bij de motivatie komen de volgende aspecten aan bod:

- de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied;

- de hoogte van het groepsrisico t.o.v. de oriënterende waarde en ontleding van het groepsrisico in de aanwezige en te verwachten dichtheid als gevolg van bebouwing in het invloedsgebied en de aard en de omvang van het transport van gevaarlijke stoffen in de huidige en toekomstige situatie;

- mogelijkheden tot beperking groepsrisi-co (nu en in de toekomst);

- mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding ramp;

- mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen. Uniformiteit in deze motivaties ontbreekt, met name als het gaat om het treffen van

I N L E I D I N G

Door de toenemende mobiliteit en de verstedelijking in Nederland ontstaan er spanningen tussen de ruimtelijke orde-ning en het transport van gevaarlijke stoffen per weg, spoor, water en buis. De risico’s die de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen met zich meebrengen blijven vaak buiten het zicht van overheid en burger. Voor stationaire inrichtingen is het Besluit Externe

Het Basisnet als instrument

voor veiligheidsgeïntegreerd

ontwerpen?

Het doel van het Basisnet is de spanning tussen het vervoer

van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen langs

transportassen te beheersen. Hiervoor worden

gebruiksruim-tes voor het transport en veiligheidszones voor de

bebou-wing ernaast wettelijk vastgelegd.

De kwalitatieve ruimtedruk in Nederland – met name in

bin-nenstedelijke gebieden – is echter zo hoog, dat niet bouwen

in deze zones ter discussie gesteld mag worden. De

project-ontwikkelaars wensen juist zo dicht mogelijk tegen en het

liefst op die transportassen te bouwen. “Veiligheidsbewust”

ontwerpen kan, alleen moet een wet de integratie van

ruim-telijke en functionele maatregelen in die veiligheidszones (de

ruimte tussen de bebouwing en infrastructuur) waarborgen.

De verdere uitwerking van het Basisnet biedt hiertoe bij

uit-stek goede mogelijkheden.

Shahid Suddle

is werkzaam als advi-seur externe veiligheid

bij Bureau Externe Veiligheid Haaglanden

van het Stadsgewest Haaglanden, onderzoe-ker aan het OTB van de

TU Delft en zelfstandig adviseur bij SSCM

Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van

toepas-sing. Hiermee heeft externe veiligheid rondom inrichtingen een wettelijke basis gekregen. Het transport van gevaarlijke stoffen brengt ook externe veiligheidsrisi-co’s met zich mee. Het is organisatorisch gezien complexer om risico’s te reguleren bij het transport van gevaarlijke stoffen dan bij opslag en productie hiervan, mede omdat transportroutes vaak dwars door (binnen-)stedelijke gebieden gaan. In het

Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan

(NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer wel aangekondigd. Het beleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in de nota ‘Vervoer Gevaarlijke Stoffen’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze nota, die eind 2005 is verschenen, geeft de kaders voor de veiligheid van de leefomgeving en het milieu bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De nota kondigt een Basisnet aan waarin voor alle hoofd-verbindingen over weg, water en spoor staat wat er vervoerd mag worden en hoe de ruimte er omheen moeten worden gebruikt. De circulaire Risiconormering

Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS)1 wordt gezien als voorbode van een even-tuele wettelijke verankering van de risico-normen. De bedoeling is om deze

wette-19056-3_EV 0307.indd 39

(2)

40 externe veiligheid nummer 3/4 | december 2007 moment gaat de discussie bij het Basisnet over het feit dat een profiel van 30 meter naast de infrastructuur het liefst niet bebouwd mag worden in deze categorie 2 van het Basisnet. Dit staat haaks op de wens van de projectontwikkelaar. Vanuit het perspectief van de projectontwikke-laar en ook de gemeente is dat dus een doorn in het oog.

Juist binnen die 30 meter zone kunnen ruimtelijke configuraties en constructieve maatregelen zodanig aangebracht worden dat zowel het transport van gevaarlijke stoffen plaats kan vinden als de bebou-wing ”veilig” gerealiseerd kan worden. De constructieve maatregelen in deze veilig-heidszone kunnen onderdeel zijn van het gebouw erachter. Op die manier kan ook voor categorie 2 aan de doelstelling van het Basisnet ”veilig bouwen en veilig ver-voeren” worden voldaan. Hiermee wordt echter wel het tot nu toe onbekende begrip veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen in

externe veiligheid geïntroduceerd. Dit zou

een wettelijke status moeten krijgen. Als we kijken naar het groepsrisico (GR) en het Basisnet, dan zal de stijging van het GR ten alle tijden verantwoord en gemotiveerd worden bij de ontwikkeling en realisatie van een bebouwing langs de transportas. In de praktijk komt het erop neer dat min of meer alle bouwplannen te verantwoorden zijn. Een stijging van het GR impliceert letterlijk “bij een ramp zal het aantal slachtoffers in de toekom-stige situatie groter zijn dan in de huidige situatie”. Dit wordt veroorzaakt door het

Boiled Liquid Expanding Vapour Explo-sion-scenario (BLEVE) en de toename van het

aantal personen in de nieuw te realiseren bebouwing. Indien een dergelijk BLEVE optreedt, dan maakt het wat betreft de effecten (met name warmtebelasting, piekoverdrukeffecten en rondvliegende brokstukken) nauwelijks uit of de bebou-wing zich op 1, 5, 30 of 50 meter vanaf de infrastructuur zich bevindt. Binnen de genoemde stralen is de letaliteit 100% bij een BLEVE-scenario. Indien de indeling het Basisnet blijkt dat vooral bouwen

langs sporen in binnenstedelijke gebieden de grootste externe veiligheidsknelpunten oplevert. Deze knelpunten worden ver-oorzaakt door de hoge bebouwingsdicht-heid gecombineerd met een transport van gevaarlijke stoffen. Bij bouwen langs wegen zijn de knelpunten minder, terwijl bij bebouwing langs water deze proble-men op slechts enkele plaatsen in Nederland voorkomen. Bij de categorie 2 van het Basisnet kunnen problemen ont-staan indien wettelijk niet wordt voorge-schreven hoe om te gaan met de functio-nele en ruimtelijke maatregelen in de ruimte tussen de transportas en de bebouwing. De projectontwikkelaars wen-sen juist om vlak naast de infrastructuur en soms erboven te bouwen. Dit betekent indirect dat de projectontwikkelaars een zo groot mogelijke bebouwingsdichtheid wensen te realiseren vlak naast de infra-structuur (met transport van gevaarlijke stoffen), zeker in de eerste 30 meter naast de infrastructuur, ook aangeduid als vei-ligheidszone in de discussie van het Basisnet (zie figuur 1). Uit het oogpunt van stedelijke inpassing en inrichting is dat een terechte wens. Echter, vanuit het huidige externe veiligheidsbeleid is deze wens niet te vervullen, omdat de zogehe-ten PR = 10-6 contour ergens binnen de 30 meter ligt (zie figuur 1). Op dit maatregelen die inspelen op de ruimte

tussen de transportas en de bebouwing erlangs, hetgeen erin resulteert dat moti-vaties bij dergelijke projecten zeer uiteen-lopen en vaak een deterministisch karak-ter hebben, mede omdat de regionale brandweer een advies uitbrengt. In derge-lijke adviezen worden derhalve voorname-lijk de preperatieve en repressieve maatre-gelen benadrukt, terwijl er nauwelijks wordt ingegaan op ruimtelijke maatrege-len en de functionele inpasbaarheid hier-van. Het Basisnet kan een hulpmiddel zijn om juist die ruimtelijke maatregelen en de functionele inpasbaarheid hiervan te introduceren. In het Basisnet worden drie categorieën onderscheiden:

- categorie 1: onbeperkt vervoer van gevaarlijke stoffen en beperkingen voor ruimtelijke ontwikkeling;

- categorie 2: beperkingen voor het ver-voer van gevaarlijke stoffen alsmede beperkingen voor ruimtelijke ontwikke-ling;

- categorie 3: grote beperkingen voor ver-voer van gevaarlijke stoffen en geen beperkingen voor ruimtelijke ontwikke-ling.

In de praktijk zullen categorie 1 en 3 van het Basisnet nauwelijks voor problemen zorgen in de toekomst. Dit geldt niet voor categorie 2 van het Basisnet, met name als het gaat om ruimtegebruik in binnen-stedelijke gebieden. De vraag die hierbij rijst is: zijn er mogelijkheden in het Basisnet die daadwerkelijk naast het veilig transporteren van gevaarlijke stoffen de veilige realisatie van bebouwing ernaast mogelijk maken, met name bij categorie 2 van het Basisnet?

S T E D E N B O U W K U N D I G E O N T W E R P P R I N C I P E S V E R S U S E X T E R N E V E I L I G -H E I D

De meeste situaties van categorie 2 van het Basisnet betreffen transport van gevaarlijke stoffen door of langs stedelijke gebieden. Uit de voorlopige analyse van

Bezettingsgraad (personen/ha)

spoor Afstand vanaf de infrastructuur (m)

veiligheidszone

ontwerp volgens basisnet veiligheidsgeïntegreerd ontwerp ontwerp volgens projectontwikkelaar ontwerp volgens huidige EV-normen

F I G U U R 1 : D I V E R S E O N T W E R P E N VA N U I T D I V E R S E O N T W E R P C R I T E R I A B E K E K E N.

Bezettingsgraad (personen/ha)

Treffen van maatregelen

Aantal transporten gevaarlijke stoffen

F I G U U R 2 : D E D O O R G E T R O K K E N L I J N I M P L I C E E R T D E M A X I M A L E B E Z E T T I N G S G R A A D E N H E T A A N TA L T R A N S P O R T E N G E VA A R L I J K E S TO F F E N C O N F O R M D E O R I Ë N T E R E N D E WA A R D E VA N H E T G R O E P S R I S I C O. H E T T R E F F E N VA N M A AT R E -G E L E N ( -G E S T I P P E L D ) B E T E K E N T DAT E R O F W E L M E E R -G E B O U W D E N / O F M E E R V E R VO E R D M A-G W O R D E N.

19056-3_EV 0307.indd 40

(3)

externe veiligheid nummer 3/4 | december 2007 41 ve en bouwkundige maatregelen. Zo is te zien dat de parkeergarage (lage bezettings-graad) in de veiligheidszone een buffer vormt voor de bebouwing en eventueel calamiteiten (bijvoorbeeld een plasbrand) op het spoor. Daarnaast is de brandwe-rendheid van de gevel langs het spoor verhoogd door het toepassen van een extra brandwerende laag die effectief werkt tegen de brandbelasting van een plasbrand. Het kantoorgedeelte (hoge bezettingsgraad) is zo ver mogelijk buiten de veiligheidszone gerealiseerd. Vervolgens is er rekening mee gehouden dat de lift-schacht niet bezwijkt bij een evt. plas-brand. Derhalve is deze zo ver mogelijk van de bron af gesitueerd.

Nooduitgangen dan wel vluchtwegen van de bebouwing zijn eveneens zo ver moge-tegen toxische gassen (3) kunnen

welis-waar uitgevoerd worden, maar blijken duur te zijn. Maatregelen tegen explosies (2) zijn, zowel in constructief als financi-eel opzicht, zeer moeilijk te realiseren. De vraag is en blijft altijd of het verstandig is om stoffen die een BLEVE veroorzaken nog te vervoeren door dichtbevolkte gebieden.

VO O R B E E L D V E I L I G H E I D S G E Ï N T E -G R E E R D O N T W E R P

Na een analyse van een aantal calamitei-ten met gevaarlijke stoffen kan een veilig-heidsgeïntegreerd ontwerp gemaakt wor-den. Een voorbeeld hiervan is geïllu-streerd in figuur 3. Hierin is te zien dat er een aantal functionele maatregelen zijn getroffen, gecombineerd met constructie-van het ruimtelijk ontwerp gemaakt

wordt op basis van effecten van scena-rio’s, dan is de functionele indeling anders dan bij het ontwerpen op basis van het PR en GR. Desalniettemin wordt in het Basisnet de 30 meter als een grens-waarde gezien, waarbinnen het liefst niets bebouwd mag worden. Vanuit een steden-bouwkundig perspectief zou het interes-santer zijn om juist binnen die 30 meter maatregelen te treffen waardoor beperkte bebouwing binnen deze zone wel mogelijk is (figuur 1), met name als het gaat om het treffen van maatregelen tegen een plasbrand. Hiermee kan de wens van de projectontwikkelaar enigszins vervuld worden. Ontwerpen op basis van effecten van mogelijk optredende scenario’s is één van de ingrediënten voor het veiligheids-geïntegreerd ontwerpen.

A N A LYS E T Y P E M A AT R E G E L E N O P B A S I S VA N T Y P E S C E N A R I O ’ S

Het treffen van maatregelen betekent daadwerkelijk dat er ofwel meer gebouwd en/of meer vervoerd mag worden (figuur 2). Voor de realisatie van maatregelen binnen de veiligheidszone (figuur 1) – of op mijn minst vanaf die 10-6 contour in deze zone – moeten de risico’s beoordeeld worden op kosteneffectiviteit en con-structieve mogelijkheden om deze maat-regelen te treffen in het stedenbouwkun-dig ontwerp. Hiervoor dient de opbouw van het GR (lees FN-curve) ontleed den. Vervolgens moet er ontworpen wor-den op scenario’s en effecten van deze ramptypes. Bij het transport van gevaarlij-ke stoffen zijn vier hoofdcategorieën van stoffen betrokken die samen het grootste deel van het risico bepalen: brandbare vloeistoffen (LF), toxische vloeistoffen (LT), brandbare gassen (GF) en toxische gassen (GT). De schadeontwikkeling bij het vrijkomen van brandbare vloeistoffen (LF) is een plasbrand van 300 m2 of 600

m22. Hierbij gaat het voornamelijk om de warmtestraling en convectie. Bij brandba-re gassen (GF) zijn de hoge warmtestra-ling bij BLEVE en de overdruk als belang-rijkste te beschouwen. Bij toxische vloei-stoffen (LT) en toxische gassen (GT) is de toxische belasting (de concentratie van de stof in de lucht) en de blootstelling (tijdsduur) aan deze stof van belang. Maatregelen kunnen ontworpen worden voor een drietal belastingtypes/scenario’s die veroorzaakt worden door het effect van gevaarlijke stoffen: (1) warmtebelas-ting en convectie; (2) piekoverdurk bij explosies; (3) toxische belasting (en (4) mechanische botsingen als onderdeel van integrale veiligheid). Uit eerder onder-zoek3 is aangetoond dat maatregelen tegen (1) brand en (4) aanrijdingen op kosteneffectieve wijze kunnen worden genomen. Maatregelen op gebouwniveau

Functies met een lage bezettingsgraad Gevels extra brandwerend Vluchtwegen (tr appenhuis) spoor PARKEERGARAGE veiligheidszone BEBOUWING (KANTOREN) buiten de veiligheidszone

Functies met een hoge bezettingsgraad

F I G U U R 3 : E E N VO O R B E E L D VA N E E N V E I L I G H E I D S G E Ï N T E G R E E R D O N T W E R P.

Functies met een lage bezettingsgraad spor en PARKEERGARAGE veiligheidszone 10-6 contour BEBOUWING (KANTOREN) buiten de veiligheidszone

Functies met een hoge bezettingsgraad

F I G U U R 4 : D E F U N C T I O N E L E I N D E L I N G VA N D E V E I L I G H E I D S Z O N E ( VA N A F D E 1 0 6 C O N TO U R ) M O E T I N D E B E S T E M -M I N G S P L A N N E N O P G E N O -M E N -M O E T E N W O R D E N.

19056-3_EV 0307.indd 41

(4)

42 externe veiligheid nummer 3/4 | december 2007 boven transportassen met gevaarlijke stoffen) de 10-6 contour en de veilig-heidszone technisch gezien niet blinde-lings verticaal getrokken kunnen wor-den3. Bovendien betekent het hanteren van een veiligheidszone van 30 meter in de hoogte extra kosten voor de construc-tie en eventuele schade door het niet rea-liseren van verdiepingen boven de infra-structuur, al daar gelaten de stedenbouw-kundige inpassing van het gebouw boven de infrastructuur.

Dergelijke knelpunten kunnen zich voor-doen bij stationsoverbouwingen. Derhalve is het bij het bouwen boven infrastruc-tuur interessanter om veiligheidsgeïnte-greerd te ontwerpen i.p.v. de veiligheids-zone van 30 meter in de hoogte blinde-lings te hanteren3.

N OT E N

1. Ministeries van V&W, VROM, BZK, Circulaire

Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen,

2005.

2. Wiersma, T., K.E. Jap A Joe M. Molag, & S.I. Suddle, Veiligheidsstudie Spoorzone Dordrecht /

Zwijndrecht, TNO rapport TNO-MEP-R2004/104,

Apeldoorn, The Netherlands, maart 2004, 157 pp. 3. Suddle, S.I., Physical Safety in Multiple Use of

Space, Ph.D. Dissertation, Delft University of

Technology, Print Partners Ipskamp, September 2004, ISBN 90-808205-2-0, 162 pp. Ook te down-loaden van URL: http://repository.tudelft.nl/ file/354674/203416

4. Vlies, A.V. & Suddle, S.I, Structural measures for a safer transport of transport of hazardous materi-als by rail: The case of the basic network in The Netherlands, Safety Science, 2006, in press. 5. Suddle, S.I., Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen,

ordenen en ontwerpen, SSCM Rapport,

decem-ber 2007, 33 pp. stoffen (ex ante veiligheid) is tot op

heden niet geregeld in de wetgeving. Dergelijke situaties zullen in de toekomst veel vaker voorkomen dan nu het geval is. Het verdient daarom aanbeveling om de regelgeving op het gebied van maatregelen rond stedenbouw en ruimtelijke ordening – die inspelen op de ruimte tussen de bebouwing en de transportas – op lande-lijk niveau te organiseren. De uitwerking van het Basisnet is hier bij uitstek geschikt voor.

Indien men inderdaad aan de doelstellin-gen van het Basisnet tegemoet wil komen, dan dienen de ruimtelijke maatregelen tussen de bebouwing en de infrastructuur ondergebracht te worden in de wetgeving, bijvoorbeeld het Bouwbesluit of wellicht in het AmvB van de ruimtelijke doorwerking van het Basisnet. Dit vereist echter wel een gedegen onderzoek, waaraan techni-sche, economische en juridische haar-baarheid ten grondslag liggen4. Hiermee kunnen dergelijke maatregelen afgedwon-gen worden, hetgeen bijdraagt aan de wensen van de betrokkenen. Bovendien kan hiermee de motivering en/of verant-woording van de stijging van het groeps-risico geüniformeerd worden. De functio-nele indeling van de veiligheidszone (vanaf de 10-6 contour) zou op zijn minst in bestemmingsplannen opgenomen moeten worden (figuur 4).

Zodoende krijgt externe veiligheid ook echt een plaats in bestemmingsplannen en in de Wet ruimtelijke ordening. Een handreiking voor het treffen van maatre-gelen is hiervoor van het grootste belang, dat tot op heden ontbreekt.

Ten slotte moet opgemerkt worden dat bij meervoudig ruimtegebruik (bouwen lijk van de infrastructuur gesitueerd om

te voorkomen dat, bij een mogelijke cala-miteit op de infrastructuur, de mensen van het gebouw niet vluchten in de rich-ting van de calamiteit. Ook kan er op ste-denbouwkundig niveau de veiligheid in het ontwerp geïntegreerd worden door het kantoorgedeelte van het gebouw lood-recht op de infrastructuur te plaatsen en het parkeergedeelte parallel aan de infra-structuur. Hiermee wordt een kleiner oppervlak blootgesteld aan het effect van de calamiteit op de infrastructuur (figuur 4). Dit voorbeeld toont aan dat binnen de veiligheidszone zeker gebouwd kan worden, mits de maatregelen geïntegreerd kunnen worden in het stedenbouwkundig ontwerp. Met name het combineren van bepaalde functies c.q. de situering van functies en het treffen van bouwkundige en constructieve maatregelen kunnen het risico voor plasbranden en aanrijdingen aanzienlijk reduceren. Voor piekoverdruk-effecten en warmtestraling van een BLEVE of het vrijkomen van toxische gas-sen is het vanuit constructief opzicht niet mogelijk om bouwkundige maatregelen te treffen in de veiligheidszone en bovendien zijn deze niet kosteneffectief. Meer voor-beelden van dergelijke maatregelen bin-nen die veiligheidszone zijn ondermeer uitgewerkt in de veiligheidsstudie van Dordrecht en Zwijndrecht2,3.

I M P L E M E N TAT I E M A AT R E G E L E N I N W E T G E V I N G

Eisen voor vluchtpaden en constructieve veiligheid in gebouwen (in ante veilig-heid) zijn genoeg te vinden in het Bouwbesluit respectievelijk de NEN-normen. Echter, eisen aan de bebouwing langs een transportas met gevaarlijke

19056-3_EV 0307.indd 42

Cytaty

Powiązane dokumenty

Wystawę wzbogaciły liczne cytaty z dzieł Reja oraz kalendarium życia i twórczości (przedstawione na dwunastu planszach), a także fotografia portretowa wykonana przez

Przew ażnie pisze o niezbyt licznym środowisku kom unistów oraz współpracujących z nimi (m niej lub bardziej chętnie) intelektualistów i polityków, którzy znaleźli się

KonÞ guracja cech temperamentu: niska si a procesu pobudzenia wskazuj"ca na ma " mo&liwo$% prze- twarzania stymulacji oraz przeci#tny poziom si y proce- su hamowania

Przede wszystkim więc niech czerpie się ją z czytania i roz- ważania Pisma Świętego, ale także karmi się przez studium świętych ojców i doktorów Kościoła oraz

This paper investigates the use of both statistical regression and a machine learning technique, arti- ficial neural networks (ANN), for developing CPT based correlation between

When evaluating Spearman’s rank correlation between the measured variables, it was observed that the number of points received in the Beck Depression Inventory increases with

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Przy okazji rozważań o literatach autor prezentowanej pracy odnosi się do Marca '68, który jest dla niego przede wszystkim rozgrywką polityczną - formą walki młodszego