Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Groote Heilige Geestpolder. A-76 .O05
Blz
Inhoud
-
1. Inleiding
2. Beschrijving van de polder, de boezem en de kade
2 . 1 . 2 . 1 . 1 . 2 . 1 . 2 . 2 . 1 . 3 . 2 . 1 . 4 . 2 . 1 . 5 . 2 . 2 . 2 . 2 . 1 . 2 . 2 . 2 . 2 . 2 . 3 . 2 . 2 . 4 . 2 . 3 . 2 . 3 . 1 . 2 . 3 . 2 . 2 . 3 . 3 . 2 . 3 . 4 . 2 . 3 . 5 . De polder Ligging Oppervlakte en peilen
Inwoners en economische belangen Eventuele bestemmingsplannen Gevolgen van een doorbraak De boezem
Oppervlakte en peilen
Mogelijkheden tot compartimentering Daling van de boezem bij een doorbraak Gevolgen voor de scheepvaart en water- huishouding bij een doorbraak
De kade
De lengte van de kade
Beschrijving van het profiel aan de hand van de gemeten dwarsprofielen
Beschrijving van de kade Vreemde objecten
Onderhoud van de kade
3. Geschiedenis
4. Geologische beschrijving van het gebied
4 . 1 . Overzicht van de geologische geschiedenis
4.2. Samenvatting
5 . Grondonderzoek
5.1. Keuze van de te onderzoeken dwarsprofie- len
5 . 2 . Uitvoering en resultaten van het grond- onderzoek
5 . 3 . Metingen van het freatisch vlak
5 . 4 . Keuze van de profielen voor het stabi- liteitsonderzoek 1 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 8 9 9 10 11 11 11 1 5 15 6. Maatgevende boezemstand 1 6 7. Stabiliteitsonderzoek 1 7
Vervolg
Inhoud
-
Blz.8. Beoordeling van d e veiligheid van de gehele
kade 19
Bijlaqenlijst Groote Heilige Geestpolder. Bijl.nr. 1 2 3 4 4a 5 6 7 8 9 1 0 Omschrijving Tek. nr.
Situatie, dwarsprofielen A4/76.031 Dwarsprofiel 1 en 2 52/76.032 Dwarsprofiel 3 en 4 52/76.033
Dwarsprofiel 5 52/76.034
Bijlage geschiedenis
Bijlagen L.G.M. brief CO-233590/19 (vooronderzoek) Geologisch overzicht L.G.M. K1 en P 2 Rapport L.G.M. CO-233590/36 (stabiliteitsonderzoek) Foto 1 t/m 3 A4/77.387 Foto 4 en 5 A4/77.388 Foto 6 en 7 A4/77.389
- 1 -
1. Inleidina
In het kader van het systematisch kadeonderzoek is een onderzoek ingesteld naar de veiligheid van de boezemkade van de Groote Heilige Geestpolder. Deze behoort tot het Hoogheemraadschap van Rijnland en ligt in de provincie
Zuid-Holland.
De kade beschermt een zeer diepliggend agrarisch gebied met enige bebouwing en wegverbindingen.
Het onderzoek is uitgevoerd in de kaden langs de Oude Wetering, de Drecht, het Braassemermeer en de Dijksloot. Er is een verkenning uitgevoerd, waarbij ondermeer dwars- profielen zijn gemeten, de bestaande geologische en bodem- kundige gegevens zijn geanalyseerd en gegevens omtrent onderhoud en gedrag van de kade zijn verzameld.
Het grondmechanisch onderzoek en de rapportering hierover
is verricht door het Laboratorium voor Grondmechanica (LGM).
Er is tevens gebruik gemaakt van gegevens, die de Tech- nische Dienst van het Hoogheemraadschap van Rijnland be- schikbaar heeft gesteld. Dat laatste zijn vooral gegevens omtrent de geschiedenis en het onderhoud van de kade.
- 2 -
2. Beschrijving van de polder, de boezem en de kade
2.1. De polder
2.1.1. Ligging
De Groote Heilige Geestpolder ligt tussen Roelofarends-
\ veen en Leimuiden, begrensd door de Oude Wetering in
het westen, de Drecht in het noorden, de Dijksloot langs de weg Rijnsaterwoude-Leimuiden in het oosten en het Braassemermeer in het zuiden.
2.1.2. Oppervlakte en peilen
De Groote Heilige Geestpolder heeft een waterstaat- kundige oppervlakte van 175 ha. Het polderpeil is N.A.P.
-
5,Ol m.Het maaiveld in de Groote Heilige Geestpolder ligt
OP N.A.P.
-
4 à 4,2 ui.2.1.*3. Inwoners en economische belangen
Het aantal inwoners wordt geschat op 3000.
De in de polder aanwezige industrie is grotendeels geconcentreerd langs de Oude Wetering.
Op de kade langs de Dijksloot ligt de weg Leimuiden- Rijnsaterwoude.
De polder bestaat grotendeels uit weidegrond.
2.1.4. Eventuele bestemmingsplannen
Van eventuele bestemmingsplannen is niets bekend.
2.1.5. Gevolgen van een doorbraak
Bij een doorbraak van de kade langs het Braassemerrneer, de Oude Wetering of de Drecht zal de Groote Heilige
Geestpolder ongeveer 3 , 5 m inunderen. Bij de berekening
zijn de volgende aannamen gedaan.
a) de boezem is niet gecompartimenteerd
b) met slootberging van de polder is geen rekening ge- houden
- 3 -
boezemstand van N.A.P.
-
0,60 m.Bij een doorbraak van de kade za1,wanneer met boven-
staande inundatiediepte rekening gehouden wordt (schade ont- staan aan de in de polder gelegen bedrijven en be-
bouwing.
Tevens zal dan de Kleine Heilige Geestpolder inunderen, aangezien de kade tussen deze polders slechts een hoogte
heeft van N.A.P.
-
1,3 m.Bij een doorbraak van de oostelijke kade langs de Dijksloot kunnen de gevolgen beperkt worden aangezien de Dijksloot van de overige boezemwateren gecompar- timenteerd kan worden.
2.2. De boezem
2.2.1. Oppervlakte en peilen
De reeds vermelde boezemwateren staan onder normale omstandigheden met Rijnlands boezem in open verbinding.
De boezem heeft bij een stand van N . A . P .
-
0 , 6 0 meen oppervlakte van ongeveer 4000 ha.
De boezemstand varieert van N . A . P .
-
0,55 tot 0,65 men welis winters van N.A.P.
-
0,60 tot 0,65 m en1s zomers van N.A.P.
-
0 , 5 5 à 0 1 6 0 m.Een verantwoording van de maatgevende boezemstand is in hoofdstuk 6 uitgewerkt.
2.2.2. Mogelijkheden tot compartimentering
De mogelijkheden tot compartimentering beperken zich tot de Dijksloot. Deze is namelijk te scheiden van de overige boezemwateren door middel van schuiven bij de jachthaven "Meerzicht" en nabij de brug over de Drecht
in Leimuiden.
2.2.3. Daling van de boezem bij een doorbraak
Bij een doorbraak van de kaden langs het Braassemermeer, de Oude Wetering of de Drecht zal de boezemdaling onqe-
veer 0 , 2 0 n bedragen. Indien langs de Dijksloot een Goor-
braak plaatsvindt en er tot compartimentering is over-
- 4 -
loopt leeg in de polder).
2.2.4. Gevolgen voor de scheepvaart en waterhuishouding bij een doorbraak
Bij een doorbraak van de kadanlangs het Braassemermeer, de Oude Wetering of de Drecht zullen waterhuishouding en scheepvaart slechts beperkt verstoord worden. De boezemdaling blijft beperkt omdat de polder geen grote oppervlakte heeft ten opzichte van de boezem.
Bij een doorbraak van de kade langs de Dijksloot zal de waterhuishouding van de aanliggende polders gedeel- telijk verstoord worden.
2.3. De kade
2.3.1. De lengte van de kade
De lengten van de kaden zijn achtereenvolgens:
a) langs het Braassemermeer 1 km
b) langs de Oude Wetering ongeveer 1,l km
c) langs de Drecht ongeveer 2 km
d) langs de Dijksloot ongeveer 1,5 km
2.3.2. Beschrijving van het profiel aan de hand van de gemeten dwarsprofielen
De dwarsprofielen zijn ruwweg representatief voor de
op bijlage 1 aangegeven trajecten. Zo representeert
dwarsprofiel 1 het kadegedeelte langs het Braassemer-
meer; dwarsprofiel 2 de onbebouwde kadegedeelten langs
de Oude Wetering en dwarsprofiel 3 het kadegedeelte
langs de Drecht.
De kade langs het Braassemermeer heeft in profiel 1
een waterkerende hoogte van N.A.P.
-
0,14 m. Hetis een groene kade met een onverdedigd buitentalud met
daarvoor 50 m breed boezemland (foto 1 ) . Dit boezem-
land is verdedigd met een steenbestorting. Het binnen- talud heeft een helling van ongeveer 1 : 5 .
- 5 -
Naast deze sloot bevindt zich een ongeveer 6 m brede asfaltweg (de Heiligegeestlaan).
In profiel 2 bevindt zich op de kade een asfaltweg
met een breedte van ongeveer 4 m. De waterkerende
hoogte is hier N.A.P.
-
0,21 m. Het binnentalud heefteen helling van 1:6 terwijl de teensloot ongeveer 3 m breed is. Het buitentalud is onverdedigd (foto 2 en 3).
Profiel 3, 4 en 5 liggen in de kade langs de Drecht.
Dit is een zgn. groene kade.
Profiel 3 heeft een waterkerende hoogte van N.A.P.
-
0,03 m. Het buitentalud is verdedigd met puin. Het binnen- talud heeft een helling van 1:6; de teensloot heeft een
breedte van ongeveer 2 m (foto 4 en 5).
Profiel 4 heeft een waterkerende hoogte van N.A.P.
-
0,13 m. Het buitentalud is verdedigd met puin. Het binnentalud heeft een helling van 1:6; de teensloot
heeft een breedte van ongeveer 5 m (foto 5 en 6).
Profiel 5 heeft een waterkerende hoogte van N.A.P.
+
0,05 m. Het buitentalud is hier onverdedigd. Het binnentalud heeft een helling van 1:6; de teensloot heeft een breedte van ongeveer 5 m (foto 7).
2.3.3. Beschrijving van de kade
De kade langs de Dijksloot is een onderdeel van de weg Roelofarendsveen-Leimuiden. Het buitentalud is grotendeels beschermd door middel van een houten
damwand. De buitenberm is 1 à 2 m breed terwijl op de
kruin een ongeveer 6 m brede asfaltweg ligt. De bin-
nenberm is ongeveer 1 m breed. Het binnentalud heeft
een helling van 1:3 à 1:4. Plaatselijk is een teen-
sloot aanwezig. In de binnenkruinlijn liggen de lei- dingen van de openbare nutsbedrijven.
De kade langs de zuidelijke rand van de polder is in drie stukken te verdelen en wel:
a) de groene kade tussen de Grote en de Kleine Heilige Geestpolder met daarin een duiker voor de afwa- tering van de Kleine Heilige Geestpolder
- 6 -
b) de groene kade met een 1
a
1,5 m brede kruin, metonverdedigd buitentalud met daarvoor een met sloten doorsneden boezemland. Het binnentalud heeft een
helling van 1:4 à 1:5 en de teensloot is plaatse-
lijk dichtgegroeid. De kade wordt met groot vee beweid.
c) de groene kade met aansluitend boezemland waarop recreatie-bungalows aanwezig zijn.
Het boezemland is verdedigd met grof puin. Het
boezemland watert door middel van een buis ( j 3 15)
af op de polder. De kruin is 1 à 1,5 m breed.
Binnentalud 1:4 à 1 : 5 ; de teensloot heeft een breedte
van 2 à 2,5 m (foto 1). De gehele kade is met een
matige tot redelijke grasmat bekleed. De grasmat is plaatselijk door vee beschadigd.
Voor de kade langs de Oude Wetering ligt een breed boe- zemland. Op dit boezemland is bebouwing en industrie aanwezig. In net boezemland zijn hier en daar sloten gegraven ten behoeve van jachthavens. Op de kade bevindt
zich een 2,5 à 3 m brede asfaltweg. De kade langs het
Braassemermeer en die langs de Oude Wetering sluiten middels een zware betonconstructie op elkaar aan; in deze betonconstruktie zijn een veerstoep en aanlegplaat-
sen voor de recreatievaart opgenomen. Het boezemland langs de Oude Wetering is veelal verdedigd door diverse
soorten damwandconstructies (particulier)
.
Het binnentalud met diverse op- en afritten heeft een
helling van ongeveer 1:4. Nabij dwarsprofiel 2 is
een kwelplek geconstateerd. In het binnentalud liggen diverse leidingen: de in redelijke staat verkerende
grasmat is plaatselijk beschadigd. Het wegdek op de kade heeft veel te lijden van het vrachtverkeer naar en van
een beton-elementen fabriek (foto 2 en 3 ) .
De kade langs de Drecht is grotendeels een groene kade. Op de kruin ligt een karrespoor plaatselijk met puin opgevuld (foto 4). Nabij Leimuiden, voorbij dwarspro-
fiel 5 , ligt een onqeveer 2,5 m breed puinpad op de
kade. Voor de kade ligt een ongeveer 20 m brede, met be- schoeiingen verdedigde strook boezemland. Dit boezem-
- 7 -
land is bebouwd (meelfabriek, huizen e.d.). De kade langs de Drecht heeft een matige grasmat. Plaatselijk komen veepaden voor. Het binnentalud heeft een helling
van ongeveer 1:4 Ei 1 : 5 met plaatselijk kleine afschui-
vingen op de binnenkruinlijn. Het buitentalud is ver- dedigd met grof puin; plaatselijk worden rietstroken aangetroffen welke beschadigd zijn door de recreatie- vaart. De teensloten liggen veelal op enige afstand
(ongeveer i0 m) van de teen en zijn plaatselijk dicht- geschoven.
2.3.4. Vreemde objecten
In en op het binnentalud van de kade langs de Dijksloot is bebouwing aanwezig. In de binnenkruinlijn liggen leidingen en kabels.
In de zuidelijke kade liggen eveneens leidingen en kabels ten behoeve van de recreatiewoningen langs het Braassemermeer en de afwatering van de polder. Tevens ligt er een duiker tussen de Kleine en de Grote Heilige Geestpolder, welke bestaat uit een afsluitbare leiding
(!2 10 cm). Ook ligt er een duiker(g 15 cm) waarmee het
boezemland op de polder afwatert.
In de kade langs de Oude Wetering liggen diverse leidingen en kabels in het binnentalud. Tevens zijn op de kade bomen aanwezig.
Langs de kade langs de Drecht liggen alleen leidingen en kabels in de buitenkruinlijn in het meest oostelijke gedeelte tot aan de veevoerfabriek.
2.3.5. Onderhoud van de kade
Het onderhoud van de kade bestaat voornamelijk uit het jaarlijks aanbrengen van herstellingen en kleine ver- beteringen in verband met de eisen van de keur.
Vooral de kade langs de Drecht wordt regelmatig van nieuw puin op het buitentalud voorzien.
Het kadeonderhoud langs de Dijksloot valt grotendeels samen met het wegonderhoud.
- a -
3. Geschiedenis (zie ook bijlage 419)
V o o r zover bekend hebben zich in het verleden geen
- 9 -
4. Geologische beschrijving van het gebied
Het L.G.M. heeft een geologische studie en een geolo- gische beschrijving van het gebied gemaakt. Tevens is een kaart en een geologisch lengteprofiel gemaakt
(bijlage 6 K 1 en 6 P2).
4.1. Overzicht van de geologische geschiedenis
Tijdens de laatste ijstijd (in het laat Pleistoceen) werden periglaciale afzettingen (Formatie van Twente) gevormd, welke door eolitische zanden (dekzanden) worden vertegenwoordigd.
In het begin van het Holoceen begon de zeespiegelrijzing als gevolg van het afsmelten van het landijs door kli- maatsverbetering. De nadering van de zee had tot gevolg, dat de grondwaterspiegel werd verhoogd, wat er toe bij- droeg, dat veenvorming kon optreden. Het op deze wijze ontstane veen wordt Basisveen genoemd. In dit veenland- schap drong de stijgende zee steeds verder binnen. Er ontstond een marien pakket, dat over het algemeen boven- in uit kleien met plantenresten en onderin uit siltige zanden met kleilaagjes of kleien bestaat (Formatie van Calais).
De granulaire samenstelling van deze Calais afzettingen werd bepaald door het stromingspatroon. Door locale
stroomversnellingen konden geulen worden uitgeschuurd, waarna deze met grovere sedimenten worden opgevuld. Op die plaatsen, waar de sedimentatie een rustig verloop heeft gehad, werden kleiige sedimenten afgezet.
De hierna volgende daling van de zeespiegel, gepaard gaande met de vorming van een duinbarrière langs de kust, gaf aanleiding tot nieuwe veengroei. Het aldus gevormde veenpakket wordt samengevat onder de naam Hollandveen. De recente geologische geschiedenis van de polder stond onder invloed van menselijke of atmos- ferische invloeden, die in het bijzonder de bovenste
lagen van de polder (Hollandveen) wat de kwaliteit
-
1 0-
4.2. Samenvatting (zie ook bijlage 6 K1 en 6 P2)
Ter plaatse van de kaden komt in principe het volgende profiel voor (niet op schaal) :
opgebracht materiaal veen
klei met plantenresten
1
klei zandig of zand kleiig...
zand veen zand Anthropogene Hollandveen Format ie van Basisveen Formatie van gronden Calais Twente-
11-
5. Grondonderzoek
5.1. Keuze van de te onderzoeken dwarsprofielen
Om een indruk te krijgen van de samenstelling van de verschillende kadegedeelten zijn een drietal profielen onderzocht. leder profiel is min of meer representa- tief voor een bepaald kadegedeelte (zie beschrijving van de kade hoafdstuk 2.3.2. en 2.3.3.).
Bij de keuze van de representatieve profielen is uit- gegaan van de informatie van het geologische rapport en van de visuele verkenning.
De geschiedenis van de kade bood geen informatie die op de profielkeuze van invloed is geweest.
Zo representeert profiel 2 het kadegedeelte langs de
Oude Wetering met een weg op de kruin.
De profielen 3 en 5 representeren het groene kadegedeelte
langs de Drecht.
5.2. Uitvoering en resultaten van het grondonderzoek
Het L.G.M. heeft het volgende veldwerk verricht:
9 continuboringen 29 mm: 2-1 t/m 2-3,
3-1 t/m 3-3 en 5-1 t/m 5-3.
3 middelzware sonderingen:2-1, 3-1 en 5-1.
De profielen werden gekozen in die gebieden die voor een mogelijk stabiliteitsonderzoek in aanmerking komen. Het aantal en de situering van de boringen in deze profielen
is in overeenstemming met de vorm en de afmetingen van
de kaden: in principe één in de kruin van de kade, &5n halverwege het binnentalud en é$n in het achterland van de kade.
Van de continuboringen zijn de volumegewichten per
halve meter lengte bepaald; vervolgens zijn de boringen in de lengte doorgesneden, beschreven en gefotografeerd
(bijlagen 5 F1 t/m 5 F9).
Met behulp van de handpenetrometer zijn de vastheden van de diverse grondlagen gemeten: deze waarden zijn steeds naast de boorprofielen grafisch weergegeven.
-
12-
De resultaten van de boringen zijn getekend in de dwars-
profielen op de bijlagen 5 D1 t/m 5 D3. De uitkomsten
van de sonderingen met de betreffende boringen zijn op de bijlagen 5 S1 t/m 5 S3 weergegeven, waarbij de gemeten conusweerstanden en de plaatselijke wrijvings- weerstanden in kgf/cm2 tegen de diepte in m t.o.v.
N . A . P . zijn uitgezet.
Op de bijlagen 5 V1 t/m 5 V3 zijn de veenprofielen aan- gegeven, die door middel van een macroskopische deter- minatie zijn vastgesteld.
Uit het geologisch profiel blijkt dat het bovenvlak van de Formatie van Twente gelegen is op gemiddeld
N . A . P .
-
11,5 m.De laagdikte en daarmee het niveau van het bovenvlak van het Basisveen varieert van plaats tot plaats. De gemaakte continuboringen voor dit onderzoek reiken niet tot het pleistocene zand; de sonderingen wel maar deze tonen niet duidelijk aan of er basisveen aanwezig is en hoe diep dit eventueel ligt.
Een uitzondering vormt profiel 3 , hier is het wel
aangetroffen.
De afzettinq van Calais I1
+
I11 bestaat op enkele plaat-sen uit alleen klei of zand; voor het overige is het een mengsel van deze grondsoorten.
In de noordoostelijke hoek van de polder is in deze afzetting een veeninsluiting aangetroffen.
De laagdikte van de afzetting van Calais I1
+
I11varieert van 5 tot 6 rn.
De afzettinq van Calais IV klei met plantenresten, is halverwege profiel 3 en de zuidoostelijke hoek van de polder niet aanwezig of zeer dun zoals bij profiel 5. In het overige deel varieert de dikte van deze laag tussen 1,5 en 0,5 m.
Het ondervlak van het Hollandveen ligt op circa N . A . P .
-
4,5 m. Het aanwezige veen is in twee delen gesplitstnamelijk autochtoon veen en opgebracht veen. Het eerste is hier gedefinieerd als Hollandveen.
-
13-
in de profielen 3 en 5 een volledige veenontwikkeling
heeft plaatsgevonden, namelijk van een eutroof naar
een oligotroof milieu. In profiel 2 is geen volledig
ontwikkeld veenprofiel aanwezig; hier is de ontwikke- ling van veen waar te nemen van een eutroof tot een mesotroof milieu.
In de boringen aan de teen van de kaden is eveneens geen volledig veenprofiel aangetroffen.
Het opgebrachte materiaal, Anthropoqeneqrond, bestaat
in alle profielen uit een veenlaag; in profiel 5 is
het vermengd met zand.
Op het veen is zandig materiaal aangebracht vermengd
met humus- of kleiresten. Bij profiel 3 is het materiaal
van de bovenste meter niet bekend.
Het een en ander is nog eens in de hierna volgende
-
1 4-
W e s t e l i j k e k a d e l a n g s d e Oude W e t e r i n g N o o r d e l i j k e k a d e l a n g s d e D r e c h t ORIENTATIE PROFIEL N o 2 3 5 A n t h r o p o g e n e Gronden z a n d,
humushou- dend ( 1 , 5 m ) . 1 onbekend v e e n ( 1 , 5 ) z a n d , humus-, k l e i e n veenhoudend (1 m > . v e e n ( 1 , 3 ) 2 1 3 L a a g d i k t e v e e n ( i m ) 2 , 5 m 2 , 5 m D u i n k e r k e Af z L a a g d i k t e n i e t a a n w e z i g n i e t a a n - wez i g n i e t a a n w e z i g H o l l a n d v e e n L a a g d i k t e c i r c a 1 m 1 1 9 m 2 , 2 m F o r m a t i e van C a l a i s k l e i m e t p l a n t e n r e s - t e n k l e i m e t p l a n - t e n r e s t e n k l e i m e t p l a n - t e n r e s t e n c i r c a 0 , 2 m L a a g d i k t e c i r c a 0 , 3 m c i r c a 0 , 4 m zand k l e i - houdend of k l e i zand- houdend 5 , 5 m zand k l e i h o u d e n d e n k l e i zandhoudend z a n d k l e i h o u - dend e n k l e i L a a g d i k t e 6 1 3 m 615 m B a s i s v e e n v o l g e n s s o n d e r i n g c i r c a 0 1 3 m v e r m o e d e l i j k w e l a a n w e z i g c i r c a 0 , 4 m L a a g d i k t e F o r m a t i e van Twente L a a g d i k t e z a n d beneden c i r c a N . A . P .-
1 1 , 5 m zand b e n e d e n N.A.P.-
1115 m zand beneden c i r c a N.A.P.-
11 m-
1 5-
5.3. Metingen van het freatisch vlak.
Het freatisch vlak in de profielen 2 t/m 5 is bepaald door middel van open peilbuizen.
De peilbuizen zijn van mei 1976 tot maart 1977 regel-
matig waargenomen; met uitzondering van profiel 2,
waar in oktober 1976 het binnentalud werd opgehoogd.
Uit deze waarnemingsreeks blijkt in welke mate het freatisch vlak door neerslag wordt beïnvloed. De ge-
meten freatische lijn is in de bijlagen 2 t/m 4 inge-
tekend. Aan de hand van deze gegevens is een schatting gemaakt van een maatgevende freatische lijn tengevolge van een langdurige hoge neerslag.
Note:
In het stabiliteitsrapport van het L.G.M. is deze maat- gevende freatische lijn gekoppeld aan de maatgevende boezemstand.
Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat verho- gingen van de freatische lijn zowel een gevolg zijn van de toegenomen neerslagintensiteit als een verhoging van de boezemstand. Bij de vaststelling van de maat- gevende freatische lijn is getracht met beide effecten rekening te houden. Daarbij worden vooral de verho- gingen ter plaatse van het binnentalud sterker b e k - vloed door de neerslag dan door een verhoogd boezem- waterpeil.
5.4. Keuze van de profielen voor het stabiliteitsonderzoek.
V o o r een nader stabiliteitsonderzoek is dwarsprofiel
-
3 gekozen. Profiel 3 wordt als het meest ongunstigeprofiel beschouwd.
Hoewel de helling van het binnentalud in d i t profiel
iets flauwer is dan die van profiel 5, is profiel 3
gekozen omdat in dit profiel de teensloot dichterbij ligt.
-
16-
6. Maataevende boezemstand
In het rapport van het Centrum "Systematisch kade- onderzoek 1 9 7 2 " is een beschouwing gegeven over het voorkomen van een maatgevende boezemstand in het Hoog- heemraadschap van Rijnland.
Als maatgevende boezemstand kan in dit geval een stand van N . A . P .
-
0 , 3 5 m aangehouden worden.-
1 7-
7. Stabiliteitsonderzoek
In hoofdstuk 5.4. is een motivering gegeven voor de keuze van profiel 3, waarin een stabiliteitsonderzoek is gewenst.
Een beschrijving van het onderzoek en de resultaten is in rapport C O - 2 3 3 5 9 0 / 3 6 gegeven. Dit rapport is
als bijlage 7 toegevoegd.
Bij dit rapport kan het volgende opgemerkt worden:
-
De berekeningen zijn uitgevoerd met een hoogst ge-meten freatische lijn en een maatgevende freatische lijn (zie 5.3.).
-
Het profiel is doorgerekend met de in het onderzochteprofiel aangetroffen laagverdeling en grondeigenschap- pen. Om het gehele traject, waarvoor het profiel
representatief is gesteld, te kunnen beoordelen dient rekening te worden gehouden met mogelijke afwijkingen in de profielvorm, laagopbouw en grondeigenschappen. Wat betreft de profielvorm en laagopbouw is getracht
om op grond van de visuele verkenning en het geo-
logisch lengteprofiel een qua stabiliteit wat on- gunstig profiel te kiezen.
Binnen het traject is het echter ook mogelijk dat in een soortgelijk profiel slechtere wrijvingseigen- schappen aanwezig zijn dan in het onderzochte pro- fiel zijn aangetroffen. Om enigszins met deze moge- lijkheid rekening te houden is het onderzochte pro- fiel ook doorgerekend met tamelijk veilige waarden voor de eigenschappen van het Hollandveen en de klei met plantenresten (Calais). Deze tamelijk veilige waarden volgen voor dit gebied uit een inventari-
satie van genoemde grondsoorten in Delfland en Rijnland (C.O.W. S - 7 4 . 0 9 6 ) .
-
Wat betreft liet doorgerekende profiel kan het vol-gende opgemerkt worden:
Profiel 3
Met de in dit profiel aangetroffen grondeigenschappen
-
18-
FL-1 (hoogst gemeten freatische lijn) n = 2 , 0 9
FL-2 (maatgevende freatische lijn) n = 1 , 9 5
Voor dit profiel is bij FL-2 nog een extra berekening
gemaakt met de veilige waarden voor het Hollandveen
en de klei met plantenresten (FL-2 met veilige waar-
den: n = 1 , 9 3 ) . Als gevolg van het kleine verschil
in de aangetroffen en de veilige wrijvingseigen- schappen is de evenwichtsfactor slechts weinig lager
dan de eerder gevonden 1 , 9 5 .
Op grond van deze berekeningen wordt voldoende stabili- teit tegen afschuivingen verwacht.
-
19-
8. Beoordelinq van de veiligheid van de gehele kade
-
Het kadegedeelte langs de Dijksloot kan gezien debrede kruin, zonder verder onderzoek als veilig worden beoordeeld.
-
Het kadegedeelte langs het Braassemermeer, dat doorgedraineerd boezemland gedekt wordt, keert niet di- rect boezemwater en is derhalve niet onderzocht.
Uit de hoofdstukken 2 t/m 7 kan over de veiligheid
van de kaden die boezemwater keren het volgende ge- concludeerd worden:
-
De kade langs de Oude Wetering, welke grokendeelsdoor boezemland gedekt wordt,kan op grond van het
in profiel 3 uitgevoerde stabiliteitsonderzoek als
veilig worden beoordeeld.
-
De kade langs de Drecht kan op grond van het inprofiel 3 uitgevoerde stabiliteitsonderzoek als
veilig worden aangemerkt (minimum evenwichtsfactor 1,951.
-
De kaden langs het Braassemermeer en de Drecht wor-den beweid met groot vee. Dit heeft tot gevolg dat de kruin en het binnentalud plaatselijk ernstig beschadigd zijn. Dit kan konsekwenties hebben voor het waterkerend vermogen van de kaden.
-
De aanwezigheid van kabels en leidingen en vreemdeobjecten is niet in de beschouwing over de veilig- heid van de kaden betrokken.
De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan:
a. Leidraad voor constructie en beheer van gaslei- dingen in, op en nabij waterkeringen van de
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (T.A.W.).
b. Leidraad voor constructie en beheer van vloeistof-
leidingen in, op en nabij waterkeringen van de
-
20-
c. Leidraad voor ontwerp, beheer en onderhoud van constructies en vreemde objecten in, op en nabij waterkeringen van de T.A.W.
-
21-
I
klei met plantenresten
...
zand, kleiig met kleilaagjes
...
klei, zandig met zandlaagjes
J
9. Samenvatting
> Afzettingen van Calais
1. De Groote Heilige Geestpolder
De kaden liggen langs de Dijksloot, het Braassemer- meer, de Oude Wetering en de Drecht en hebben een to- tale lengte van 5,6 km. De kaden beschermen een diep- liggend agrarisch gebied met daarin wat bebouwing. De oppervlakte van het beschermde gebied bedraagt 175 ha.
De kaden hebben over de gehele lengte nagenoeg het- zelfde profiel. De kruinbreedte varieert tussen de
1 en 4,5 m. De kaden worden gedeeltelijk beschermt
door grof puin. De helling van het binnentalud is
1:4 à 1:6. De kerende hoogte is ongeveer 4 m.
De kaden liggen uit geologisch oogpunt bezien in eenzelfde gebied.
De kruin van de kade bestaat uit opgebrachte materi- alen; voornamelijk bestaande uit zandig veen. In de rest van het kadelichaam en het achterliggende land worden van boven naar beneden de volgende lagen aan- getroffen.
veen
-
HollandveenOver de veiligheid van de kaden kan het volgende ge- concludeerd worden:
-
De kade langs de Dijksloot kan gezien de brede kruinzonder verder onderzoek als veilig worden beoordeeld.
-
Het kadegedeelte langs het Braassemermeer, dat doorgedraineerd boezemland gedekt wordt, keert niet di-
-
2 2-
-
De kade langs de Oude Wetering, welke grotendeelsdoor boezemland gedekt wordt kan, op grond van een
stabiliteitsonderzoek in de kade langs de Drecht, als veilig worden aangemerkt.
-
De kade langs de Drecht kan op grond van het ver-richte stabiliteitsonderzoek als veilig worden aan-
gemerkt (minimum veiligheidsfactor 1 , 9 5 1 .
De kaden langs het Braassemermeer en de Drecht worden met groot vee beweid. Dit heeft tot gevolg dat de kruin en het binnentalud plaatselijk ernstig be- schadigd zijn. Het waterkerend vermogen van de kade kan hierdoor nadelig beïnvloed worden.
De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde
objecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kaden betrokken.
De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan de volgende leidraden: a. Leidraad voor constructie en beheer van gasleidingen
in, op en nabij waterkeringen van de Technische
Adviescommissie voor de Waterkeringen (T.A.W.)
.
b. Leidraad voor constructie en beheer van vloeistof- leidingen in, op en nabij waterkeringen van de T.A.W.
c. Leidraad voor ontwerp, beheer en onderhoud van con-
structies en vreemde objecten in, op en nabij wa-
Groote Heilige Geestpolder.
Bijlage 4A Groote Heilige Geestpolder
Bi] lage bij hoofdstuk 3 "Geschiedenis".
De polder is, na uitvening, tot weder droogmaking in- gedijkt volgens octrooi door de Staten van Holland en Westfriesland op 16 april 1699 verleend aan Anna
Catharina de Renesse, Vrouwe Dourriere van Warmont, Ambachtsvrouwe van Rijnsaterwoude en Leymuiden, als- mede aan Schaut en Rmbachtsbewaarders van deze Ambach-
ten. Dit octrooi werd nog geamplieerd op 21 juli 1750.
De oorspronkelijke polder werd gesticht in 1630; voor de droogmaking stond de molen aan het noordelijk uit- einde van de huidige molentocht en sloeg uit op de Drecht.
In 1825 kocht de polder de boezemlanden langs de Braasse- mermeer aan ten behoeve van betere beveiliging van de ringdijk. Tot 1864 vormde de Heilige Geestlaan de pro- vinciegrens tussen Noord- en Zuid Holland. Toen bij de wet van 8 juni 1864 (Staatsblad nr. 61) de gemeente Lei-
muiden onder Zuid-Holland gebracht werd ging ook de gehele
polder tot die provincie over en werd reeds het volgende
jaar door de Staten van Zuid-Holland bij besluit van 9
november 1865 nr. VIII, goedgekeurd bij K.B. van 23 december (nr. 53 B.P.B. nr. 648),een bijzonder regle- ment daarvoor vastgesteld.
Vrijdom van omslag wordt in dit bijzonder reglement onder andere toegekend aan alle poldereigendommen, wegen bij het kadaster bekend en gronden aan dezelfde eigenaren be-
horende, waarvan de gezamenlijke grootte niet meer be-
draagt dan 5 aren. Tevens werd de waterinlaat,welke via
de Kleine Heilige Geestpolder gaat,en de bemaling van deze polder geregeld. Het polderbestuur zetelt te Lei- muiden.
stieitjesweg 2
postbus 69
telefoon: (016)-56 92 23'
telex: solab nl 33326
postgiro: 234342
bank: mees en hope nv delft
c
I
I
I
laboratorium voor grondmechanica
delft
f
Centrum voor Onderzoek Waterkeringen Hooftskade 1
DEN HAAG.
Kade-onderzoek
Onderwerp
'
Groote Heilige Geestpolder bijlagen : 33djcvtype : Lts/Btk
kenmerk : . dt. :
I
In het kader van het systematische onderzoek naar de standzekerheid van de boezemkaden in Nederland doen wij u hierbij de resultaten van het vooronderzoek aan de boezemkaden van de Grootie Heilige Geestpolder toekomen.
*
Wij hebben van u ontvangen:
1. de situatietekening van de bovengenoemde polder 1 :. 25.000 tek.nr. 76-031;
2. de dwarsprofielen 1 t/m 5 tek.nrs. 76.035't/m 76.037;
3. een copie van uw interne rapport "De resultaten van de visuele verkenning".
Omvang van het onderzoek
Voor dit onderzoek zijn 9 continuboringen 29 mm uitgevoerd, nrs. 2-1 t/m 2-3, 3-1 t/m 3-3 en 5-1 t/m 5-3.
Tevens is naast de boring in de kruin, in ieder profiel een middelzware sondering uitgevoerd, nrs. 2-1, 3-1 en 5-1.
I
I
Verzoeke blj beantwoording datum en kenmerk van deze brief te vermelden.
Werkzaamheden ten behoeve van opdrachtgevers worden slechts uitgevoerd op voorwaarde dat de opdrachtgever afstand doet van leder recht
op aansprakeiijkstelllng en zich verplicht tot vrljwarlng voor iedere aansprakelljkheld jegens derden. Het rapport mag slechts woordelljk en in zijn geheel worden gepubliceerd na schriftelljke toestemming.
kenmerk: CO-233590/19 dt.: 76-07-20 blad:
-
2-
De profielen werden gekozen in die gebieden die voor een mogelijk stabiliteitsonderzoek in aanmerking komen. Het aantal en de
situering van de boringen in deze profielen is in overeenstemming met de vorm en de afmetingen van de kaden; in principe één in de kruin van de kade, één halverwege het binnentalud en één in het achterland van de kade.
Van de continuboringen zijn de volumegewichten per halve meter lengte bepaald; vervolgens zijn de boringen in de lengte doorge-
-. sneden, beschreven en gefotografeerd (Bijlagen F1 t/m F9).
Met behulp van de handpenetrometer zijn de vastheden van de diverse grondlagen gemeten; deze waarden zijn steeds naast de boorprofielen grafisch weergegeven.
De resultaten van de boringen zijn getekend in de dwarsprofielen op de bijlagen D1 t/m D3. De uitkomsten van de sonderingen met de betreffende boringen zijn op de bijlagen S1 t/m S3 weergegeven, waarbij de gemeten conusweerstanden en de plaatselijke wrijvings-
weerstanden inkgf/cm tegen de diepte in m t.o.v. N.A.P. zijn uitgezet.
Op de bijlagen V1 t/m V3 zijn de veenprofielen aangegeven, die door middel van een macroskopische determinatie zijn vastgesteld.
Het opmeten van de dwarsprofielen en de waterpassingen van de onderzoek- 2
punten werden uitgevoerd door uw dienst. De tijdens de waterpassingen waargenomen waterstanden in de boezem en in de kwelcloot zijn in de dwarsprofielen aangegeven.
.
Aangetroffen grondslag
Teneinde een vergelijking van de grondslag in de ondeczochte profielen te vergemakkelijken, zijn de belangrijkste gegevens in de hierna
- 3 - SNTHROPOGENE GRONDEN LAAGDIKTE 2UINKERKE A F Z . ,AAG D I KTC iOLL A N O VEEN LAAGDI KTE F O R M A T I E V A N C A L A I S \ .aagdik te laagdikte BASISVEEN L A A G D I K T E F O R M A T I E VAF.(--- .- -. ___ _- ... . ._ -_ .. . . . TWENTE LAAGDI t í l E
WESTELIJKE KAUE LANGS OUDE WETERING
‘ 2 \ zand, humuskoudend (1.5 m) veen (1.0 m ) 2.50 m niet aanwezig ca. 1.0 m b
klei met planten- resten ca. 0.3 m zand kleihoudend en klei 6.30 m
-
volgens sondering:ca.
0,30 m ____ -. - .___l.____.l-- --”-- zand )eneden 11.50 m-
N.A.P. A -I- 4 -
NOOR~ELIJKE KADE LANGS DE DRECHT
5
3
M T H R O P C G E N E
GRONDEN zand, humus- , k l e i en veenhoudend
(1.00 m) veen (1.30) 2.30 1.00 onbekend veen (1,501 2.50 m .AAGRIKTE ~~ n i e t aanwezig )IJINKERKE A F Z . . A A G D I XTE n i e t aanwezig i0LLA ND Y EEN .AAGD I K T E “ O R M A T I E V A N C A L A I S .aagdi k t e \ 2.20 m . k l e i m e t planten- r e s t e n ca. 0,2 m . 1.90 m
--
k l e i ’ m e t planten- r e s t e n ca: 0,4 mzand kleihoudend zand k le ihoudend
en k l e i zandhoudend of k l e i zandhoudend
I.
5.50 m .aagdikte -.-^I 6.50 rn I. BASISVEEN ’-
t---
vermoedelijk w e l ianwez i g L A A G DI XTE ca. 0,40 m, I f. .QO UI beneden ca. 11
-
50n4 E L L i N G TALUD 31NNEN
-
STEILSTE HELLING HOOGTEV ERSC H1 L T U S S E N D E KRUIN E N M V P O L D E R 4FSTAND TUSSEN 3 i N N E N K R U f N L I J N Z N INSTEEKSLQOT OPMERKINGEN BREEDTE HOOGTE iN rnI
!Nm+N.A.FI
voor kade g e d r a i n e e r d boezem- l a n d z u i d e l i j k e kzde 1 : 5 3,70)*m 14 m.
I
) * hoogte v e r s c h i l kruin-weg, ca. 4,50 -0,21i-
ca. 4,OO -0,03 I - w e s t e l i j k e kade 1 : 5.8 3,80 m 39 m 1 : 3.9 1 : 5.3 1 : 4 w e g op de kade groene kade noordel i j k e kade n o o r d e l i j k e kade __ .______ 4,lO m 23 m groene kadeI
36 mca. 3,OO -O,13
ca. 3,OO +0,05 -. omekend groene kade
I
27.5 m onbekendI---
-- -- I ui Ikenmerk: CO-233590/19 dt.. : '76-07-20 b l a d :
-
6-
ü i t h e t geologisch p r o f i e l b l i j k t d a t h e t bovenvlak van de
Formatie van TWENTE gelegen i s op gemiddeld 11.50 m
-
N.A.P.De l a a g d i k t e en daarmee h e t n i v e a u v a n h e t bovenvlak van h e t Basisveen v a r i e e r t van p l a a t s t o t p l a a t s .
De door ons gemaakte continuboringen voor d i t onderzoek r e i k e n n i e t
t o t h e t p l e i s t o c e n e zand; de sonderingen wel maar deze tonen n i e t d u i ù e l i j k aan of er basisveen
Een uitzondering vormt p r o f i e l 3 , h i e r i s h e t w e l aantroffen.
.---
---_---
aanwezig i s en hoe d i e p d i t eventueel l i g t .
D e a f z e t t i n g van C a l a i s I1
+
111 b e s t a a t op enkele p l a a t s e n u i t a l l e e n k k i of Zand; voor h e t overige i s h e t e e n mengsel van deze grondcourten,. I n de noordoostelijke hoek van de polder i s i n deze a f z e t t i n g een veen-i n s l u i t i n g aangetroffen.
De l a a g d i k t e van de a f z e t t i n g van Calais I1 -t T I I varieert van
5.00 t o t 6.00 m.
De A f z e t t i % C a l a i s I V k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n , i s halverwe* p r o f i e l 3
e n de z u i d o o s t e l i j k e hoek van de polder n i e t aanwezig of z e e r dun zzoalc b i j p r o f i e l 5. I n h e t overige deel v a r i e e r t de d i k t e van deze l a a g tussen 1.50 en 0.50 m.
---_---
-c_-----
---
H e t ondervlak van h e t Hollandveen l i g t op ca. 4.5 m
-
N.A.P. H e t aan- wazige veen i s i n twee delen g e s p l i t s t n.1. autochtoon veen en op- gebracht veen. H e t eerste i s h i e r gedefinieerd als Hollandveen. U i t de macroskopische veen-determinatie b l i j k t d a t i n de p r o f i e l e n3 e n 5 een volledige veenontwikkeling h e e f t plaatsgevonden, n.1. van een eutroof naar een o l i g o t r o o f milieu. I n p r o f i e l 2 i s geen v o l l e d i g ontwikkeld veenprof i e l aanwezig; h i e r 'is de ontwikkeling van veen waar t e nemen van een eutroof t o t een mesotroof milieu.
I n de
veenprofiel aangetroffen.
---
kenmerk: CO-233590/19 dt.: 76-07-20 blad:
-
7-
Het opgebrachte materiaal, Anthropoqenegrond,
--- ---
bestaat in alle profielen uit een veenlaag; in profiel 5 is het vermengd met zand. Op het veen is zandig materiaal aangebracht vermengd met humus- of kleiresten. Bij profiel 3 is het materiaal van de bovenste meter niet bekend.Vorm van de kaden
Profiel 2 heeft een gunstige vorm; de talud helling is gering (ca. 1 : 6 )
en de teensloot ligt, voor zover aanwezig ver verwijderd van de kruin van de kade. De kerende hoogte is ca. 4.50 m.
De vorm van de kaden in de profielen 3 en 5 vertonen veel overeenkomst. Bij profiel 3 verloopt het binnentalud onder een vrijwel gelijk blijvende helling van 1 : 4 5 5 naar de teensloot. Dit is niet het geval bij de kade in profiel 5. Het laatste deel van het talud verloopt onder een aanzienlijk geringere helling dan het eerste deel (respectievelijk
1 : 12 en 1 : 4 ) . De kerende hoogte is ca. 4.50 m. *
Rij het tussen1.igge~ä.e profiel 4 is de afstand tot de teenaloot nog groter; het talud is hierdoor ook flauwer.
'
Conclusie
Hoewel de grondslag ongunstig is te noemen, verwachten wij dat de kade gerepresenteerd door profiel 2, gezien zijn vorm en afmetingen, een voldoende overmaat aan stabiliteit zal bezitten. Ten aanzien van de profielen 3 en 5 is dit niet zeker. De vorm van deze kaden is niet direkt ongunstig, maar de grondslag is slecht. Deze kaden bestaan voor het overgrote deel uit veen; bovendien is de daaronder gelegen Afzetting van Calais evenmin van goede kwaliteit (lage condeerweerstanden).
Advies
Wij geven u in overweging in de kade in profiel 3 of in profiel 5 een volledig stabiliteitsonderzoek te laten verrichten. Onze voorkeur gaat gezien de vorm van de kade uit naar profiel 3 .
kenmerk: Cû-233590/19 d t
.
: 76-07-20 blad:-
8-
Mocht u i t de berekeningen b l i j k e n dat de kade i n p r o f i e l 3 een onvoldoende overmaat aan s t a b i l i t e i t b e z i t , dan i s het raadzaam ook p r o f i e l 5 nader t e onderzoeken, gezien de g r o t e g e l i j k e n i s van deze p r o f i e l e n .
Het volgende onderzoekprogramma wordt voorgesteld:
-
Een terweinonderzoek voor p r o f i e l 3 , bestaande u i t 3 continuboringen g r o t e diameter, u i t t e voeren i n de onderzoekpunten 3-1, 3-2 en3-3;
-
S t a b i l i t e i t s berekeningen voor p r o f i e l 3 e n a f h a n k e l i j k van h e tresultaat ook p r o f i e l 5.
D e gegevens z u l l e n i n beide gevallen ontleend worden aan de boor- r e s u l t a t e n van p r o f i e l 3 en de uitkomsten van de desbetreffende laboratoriumproeven.
Hoo htend,,
&-
.- 9 -
B i j dit rapport behoren de volgende bijlagen:
O : legenda
P1 : s i t u a t i e schaal 1 : 25.000
D1 t / m D3 : dwarspro€ielen 1 t / m 5
S 1 t / m S3 : sondeerresultaten
Vl t / m 53 : veenprofielen
P2 : u i t t r e k s e l van de geologische k a a r t schaal 1 : 25.00
K1 : aangevuld geologisch lengteprofiel.
Opm.: waar op de tekening vermeld s t a a t : Grote
-
Heilige Geestpoläer d i e n t t e staan Groote-
Heilige Geestpolder.F.L. = f r e a t i s c h e l i j n P . B , = pulsboring P I L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T x l a a g j e s y s t u k j e s 1 k l e i
'
KADEONDERZOEK GROTE HEILIGE GEEST POLDER.I
I
BIJL:O
S.B. = s t e e k b o r i n g 2 z a n d f i j n I
1
1
1
c.b. = c o n t i n u b o r i n g 2 9 mmI A 4 1
CO-
233
590
3 z a n d 4 z a n d g r o f C.B. = c o n t i n u b o r i n g 66 mm 5 v e e n , P.B. = p e i l b u i s W . S . M . = w a t e r s p a n n i n g s m e t e r 3 Y = v o l u m e g e w i c h t i n t / m 6 k 1 e i houdend 7 B i ' l t h u u d e n d 8 z a n d h o u d e n d 9 humushoudend 1 O v e e n h o u d e n d 11 p l a n t e n r e s t e n 2 12 s c h e l p e n = h a n d p e n e t r o m e t e r w a a r d e i n kg/cm P 9 1 3 g r i n d T . V . = torvane-waarde i n kq/cmd 1 4 h o u t . r e s t e n-
2 c - = c o h e s i e i n kg/cm 15 k e i l e e m 16 leem g - = h o e k v a n i n w e n d i g e w r i j v i n g 17 p u i n 18 koolas 19 t e e l a a r d e = beproefd m o n s t e r-
C = c c l p r o e f y = v o l u m e g e w i c h t H = h o r i z o n t a l e d o o r l a t e n d h e i d v = v c r t i c a l c d o o r l a t e n d h e i d $a= s a r n e n d r u k k i n q s p r o c f R = r e s e r v ec
1.70 = y $( = c o n t i r i u b o r i n g 29 mm n = e v e n w i c h t s f a c t o r = = c o n t i n u b o r i n g 66-
aun c' -4. ty 8 ' b e s c h i k b a a r = p u l s b o r i n g d = s t e e k b o r i n gx
= o p p e r v l a k t e b o r i n gV
= d i e p s o n d e r i n g0
= m i d d e l z w a r e s o n d e r i n gr$
= w a t e r s p a n n i n g s m e t e r k = p e i l b u i s c' % t g 4 b e n o d i g d voor e v e n w i c h t h o u t p l a n t e n - r e s t e n t e e l - s i l t1-1
p u i n1
-
1
g r i n d aarde[-I
...
zand k l e i v e e n1-1
s c h e l p e n[ml
k o o l a s humus leem ICO-
233590
IORING
-SONDERING
/
PL. KLEEF
4 4 8 6 2 9 5 5
PROFIEL NO:
2
PUNT NO!
2-
1
L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T
L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T ‘KAOEONDERZOEK GROTE HEILIGE GEEST POLDER,
CO-
233590
BORING-SONDERING
I
PL. KLEEF
L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T
b
BIJL:
s
3
KADEONDERZOEK GROTE HEILIGE GEEST POLDER.
%J
I A 4 1
CO-233590
BORING -SONDERING
/
PL. KLEEF
L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T
KADEONDERZOEK GROTE
HEILIGE
GEEST POLDER.1
I
CO-233590
L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T
L
c
BIJL:
v
LKADEONDERZOEK GROTE HEI LIGE GEEST POLDER.
L
A4
CO-233590
L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T
I 1
KADEONDERZOEK GROTE HEILIGE GEESTPOLDER.
CO-
233590
2 9 5 5
VEENPROFIEL
-
Groote Heilige Geestpoïder.
Bijlage 4 A Groote Heilige Geestpolder
Bij lage bij hoofdstuk 3 "Geschiedenis"
De polder is, na uitvening, tot weder droogmaking in- gedijkt volgens octrooi door de Staten van Holland en Westfriesland op 16 april 1699 verleend aan Anna
Catharina de Renesse, Vrouwe Dourriere van Warmont, Ambachtsvrouwe van Rijnsaterwoude en Leymuiden, als- mede aan Schaut en Ambachtsbewaarders van deze Ambach-
ten, Dit octrooi werd nog geamplieerd op 2 1 juli 1 7 5 0 .
De oorspronkelijke polder werd gesticht in 1630; voor
de droogmaking stond de molen aan het noordelijk uit- einde van de huidige molentocht en sloeg uit op de Drecht.
In 1 8 2 5 kocht de polder de boezemlanden langs de Braasse-
mermeer aan ten behoeve van betere beveiliging van de ringdijk. Tot 1864 vormde de Heilige Geestlaan de pro- vinciegrens tussen Noord- en Zuid Holland. Toen bij de wet van 8 juni 1864 (Staatsblad nr. 61) de gemeente Lei- muiden onder Zuid-Holland gebracht werd ging ook de gehele polder tot die provincie over en werd reeds het volgende jaar door de Staten van Zuid-Holland bij besluit van 9
november 1865 nr. VIII, goedgekeurd bij K.B. van 2 3
december (nr. 53 B.P.B. nr. 648),een bijzonder regle-
ment daarvoor vastgesteld.
Vrijdom van omslag wordt in dit bijzonder reglement onder andere toegekend aan alle poldereigendommen, wegen bij het kadaster bekend en gronden aan dezelfde eigenaren be- horende, waarvan de gezamenlijke grootte niet meer be- draagt dan 5 aren. Tevens werd de waterinlaat,welke via de Kleine Heilige Geestpolder gaat,en de bemaling van deze polder geregeld. Het polderbestuur zetelt te Lei- muiden.
stieltjecweg 2
postbus 69
telefoon: (015)-56 92 23' telex: colab nl 33326 postgiro: 234342
bank: mees en hope nv delf1
p .
laboratorium voor grondmechanica
delft
__-.-
STABILITEITSONDERZOEK AAN 1 DWARSPROFIEL
VAN RE BOEZEMKADE VAN DE
GROOTE HEILIGE GEESTPObDBR
C0-233590/36 februari 19 7 7
t
_ _ _ _ _ - ~ ~
Werkzaamheden ten behoeve van opdrachtgevers worden slechts uitgevoerd op voorwaarde dat de opdrachtgever atstand doet van ieder recht op eansprakelijksteiling en zich verplicht tot vrijwaring voor iedere aansprakelljkheid jegens derden.
Algemeen
I n h e t kader van een systematisch onderzoek n a a r h e t waterkerend vermogen van de boezemkaden i n Nederland i s i n opdracht van h e t
Centrum voor Onderzoek Waterkeringen (COW) door h e t Laboratorium
voor Grondmechanica (LGM) een s t a b i l i t e i t c o n d e r z o e k uitgevoerd aan 1 dwarsprofiel van deboezemkaden van de Grootc H e i l i g e Geest- p o l d e r . De r e s u l t a t e n van h e t onderzoek worden i n d i t r a p p o r t ver-
meld.
Algemene gegevens b e t r e f f e n d e h e t onderzoek
Aantal p r o f i e l e n : 1
Aantal Begemannboringen 66 mm : 2
T o t a l e boorlengte : ca 12.5 m
Aantal celproeven : 15
- 1 -
I n l e i d i n g
D i t s t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k i s een v e r v o l g op een eerder door
h e t LGM uitgevoerd vooronderzoek. D e r e s u l t a t e n daarvan z i j n i n h e t e i n d r a p p o r t van h e t COW vermeld.
D i t vooronderzoek h e e f t b e s t a a n u i t h e t u i t v o e r e n van 9 Bege- mannboringen m e t een diameter van 29 mm en 3 middelzware son-
deringen i n 3 dwarsprofielen (n.1. de n r s . 2 , 3 en 5 ) .
I n o v e r l e g met h e t COW werd n a a r a a n l e i d i n g van de r e s u l t a t e n van d i t vooronderzoek b e s l o t e n i n p r o f i e l 3 een v o l l e d i g s t a - b i l i t e i t s o n d e r z o e k t e v e r r i c h t e n . Afhankelijk van h e t r e s u l t a a t
z a l p r o f i e l 5 berekend worden m e t de wrijvingseigenschappen van p r o f i e l 3 .
Omvana van h e t onderzoek
T e r v e r k r i j g i n g van ongeroerde monsters en aanvullende gegevens omtrent de grondopbouw van p r o f i e l 1 z i j n Begemannboringen m e t een diameter van 66 mm uitgevoerd. H e t maken van deze boringen i s echter n i e t geheel n a a r wens verlopen. T e r plaatse van meet- p u n t 3-1 w a s h e t n i e t mogelijk een zodanig c o n t i n u gestoken b o r i n g t e winnen d a t d a a r u i t betrouwbare ongeroerde monsters betrokken konden worden. I n h e t laboratorium z i j n u i t de o v e r i g e b o o r r e s u l - t a t e n i n t o t a a l 15 grondmonsters genomen, waarop celproeven z i j n u i t g e v o e r d o m de wrijvingseigenschappen ( c ' en 4)'
-
waarden) van d e d i v e r s e grondlagen i n geconsolideerde t o e s t a n d t e bepalen.Verder z i j n van een aantal. monsters u i t de boringen de volume- gewichten bepaald. D e z e . z i j n n a a s t de wrijvingseigenschappen van belang voor de b e p a l i n g van de a a n d r i jvende- en weerstandbiedende k r a c h t e n b i j de stabiliteitsberekeningen. N a h e t nemen van de
monsters voor de laboratoriumproeven z i j n d e o v e r i g e b o o r r e s u l - t a t e n beschreven en g e f o t o g r a f e e r d .
- 2 -
Deze f o t o ' s z i j n als b i j l a g e n F10 en F11 b i j d i t r a p p o r t gevoegd. Op de b i j l a g e B 1 z i j n de b o o r p r o f i e l e n getekend, waarnaast tevens de volumegewichten en de p l a a t s e n van de celproefmonsters s t a a n aangegeven.
Om een i n d r u k van de laagopbouw i n de kaden t e v e r k r i j g e n z i j n deze boorprofielen nogmaals getekend i n h e t dwarsprofiel op de b i j l a g e D 4 .
H e t verloop van de f r e a t i s c h e l i j n i n h e t dwarsprofiel i s be- p a a l d aan de hand van door h e t COW g e p l a a t s t e p e i l b u i z e n .
De p e i l b u i z e n z i j n gedurende enige weken waargenomen t e g e l i j k e r - t i j d met de waterstanden i n de boezem en i n de kwelsloot. Daar- n a a s t h e e f t h e t COW gegevens v e r s t r e k t omtrent de maatgevende boezemstand. Aan de d i v e r s e lagen z i j n bepaalde grondeigenschap- pen toegekend, d i e p e r l a a g c o n s t a n t worden verondersteld.
H e t i s d u i d e l i j k d a t d i t rekenmodel s l e c h t s een benadering van
de werkelijkheid z a l z i j n , d a a r n o o i t een continu b e e l d van de
andcrgrond wordt verkregen, e r s p r e i d i n g i n de p r o e f r e s u l t a t e n o p t r e e d t e t c . M e t h e t rekenmodel i s een a a n t a l s t a b i l i t e i t c b e r e - keningen gemaakt waarbij uitgegaan wordt van cirkelvormige g i i j - vlakken.
Deberekeningen z i j n m e t 2 f r e a t i s c h e l i j n e n uitgevoerd, t e weten: Fl-1: een f r e a t i s c h e l i j n , waarvan h e t verloop i s bepaald aan de
hand van de peilbuiswaarnemingen.
F1-2: een f r e a t i s c h e l i j n , waarvan h e t verloop i s aangenomen b i j
een maatgevende boezemwaterstand van 0.35 m
-
N.A.P.De toegepaste l a a g v e r d e l i n g en grondeigenschappen, alsmede de r e s u l t a t e n van de stabiliteitsberekeningen z i j n op de b i j l a g e
- 3 -
Resultaten
-
.boringen-
.-
' D e navolgende b e s c h r i j v i n g van de grondopbouw i n , en beneden
h e t kadelichaam i s gebaseerd op de Begemannboring 66 mm gemaakt ongeveer halverwege h e t binnentalud.
Verder z i j n de a a n g e t r o f f e n lagen p e r p r o f i e l l i t h o c t r a t i g r a f i s c h ingedeeld. D e kennis hiervan i s o.a. van belang voor een c o r r e - l a t i e
'
t u s s e n de grondlagen i n h e t onderzochte p r o f i e l en de lagen van de overige kadedelen, waarvoor d a t p r o f i e l a l s r e p r e s e n t a t i e f
wordt geacht.
Voor een nauwkeurig b e e l d van de liggi.ng d e r grondlagen wordt ver- wezen naar d e d e s b e t r e f f e n d e . b i j l a g e n .
P r o f i e l 3 ( b i j l a g e n B1 en D4)
V a n a f h e t maaiveld t o t een d i e p t e van ca 1.00 m komt zandig veen voor ( l a a g 1 ) . Deze l a a g wordt gevolgd door een veenlaag m e t een d i k t e van ca 1.6 m ( l a a g 2). Vervolgens wordt een ca 0.40 m dikke k l e i l a a g m e t p l a n t e n r e c t e n a a n g e t r o f f e n ( l a a g 3 ) . Deze k l e i l a a g r u s t op een k l e i i g e zandlaag m e t k l e i l a a g j e s , d i e ca 2 . 2 m d i k i s
( l a a g 4). D e l a a t s t e l a a g d i e i n de b o r i n g i s a a n g e t r o f f e n b e s t a a t u i t een zandige k l e i l a a g m e t z a n d l a a g j e s ( l a a g 4B).
L i t h o s t r a t i g r a f i e :
1 veen, zandig
-
Anthropogene gronden2 veen
-
Hollandveen3 k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n
4A zand, k l e i i g met k l e i l a a g j e s
4B k l e i , zandig m e t zandlaagjes
'
--
Celproeven-
( b i j l a g e n C1 t / m C8)- 4 -
De toegepaste procedure van de zo geheten "langzame celproeven" werd i n h e t LGM s p e c i a a l voor h e t onderzoek van de boezemkaden ontwikkeld. Z i j b e s t a a t o.a. u i t :
-
H e t opmeten en h e t wegen van de uitgekozen grondmonsters voor e n na de proef.-
R e r e g i s t r a t i e van h e t gedrag van h e t monster b i j een 4-tal. belastingstrappen.I n h e t navolgende s t a a n deproeven vermeld waarin afwijkingen
i n h e t verloop z i j n opgetreden. De overige proeven z i j n nor- maal verlopen.
Monster 18 (veen, zandig)
B i j deze proef z i j n enkele onregelmatigheden opgetreden d i e de
berekende c'- en @'waarden n i e t geheel betrouwbaar maken. Daar
deze waarden hoger z i j n dan h e t gemiddelde u i t de betrokken veenlaag z i j n z i j b i j de stahiliteitsberekeningen v e i l i g h e i d s - halve n i e t g e b r u i k t .
Monster n r . 20B (zand, s i l t i g , zwak k l e i i g enkele s c h e l p r e s t e n ) .
N a de 4e b e l a s t i n g werd een t e g r o t e z e t t i n g gemeten, waardoor h e t n i e t mogelijk i s de normaalspanning t e bepalen, waarbij h e t monster zich i n geconsolideerde t o e s t a n d bevindt. De wrijvings- waarden ( c ' en @ ' ) z i j n daarom gebaseerd op de d r i e e e r s t e be- l a s t i n g s t r a p p e n
.
Het trekken van de omhullende aan de c i r k e l s g e e f t e c h t e r een negatieve c'-waarde. D i t i s physisch n i e t mogelijk. Daar de be- rekende negatieve spanning gering i s , l i j k t h e t ons gerechtvaardigd b i j deze proef een $ ' - l i j n t e berekenen d i e door h e t nulpunt g a a t
en r a a k l i j n de 3e c i r k e l .
Monster n r s 23 en 24A (veen)
B i j deze monsters i s h e t mogelijk twee v e r s c h i l l e n d e r a a k l i j n e n t e trekken aan de c i r k e l s . Onderzocht i s hoe g r o o t de k o r r e l - spanning is t e r plaatse van h e t g l i j v l a k i n de b e t r e f f e n d e l a a g , waarna de d a a r b i j best passende $ ' - l i j n i s bepaald.
Rekenmodel van p r o f i e l 3
D i t p r o f i e l i s aan de hand van de gegevens u i t de boringen
l i t h o s t r a t i g r a f i s c h verdeeld i n 5 lagen. Daarbij .is ook gebruik gemaakt van twee boringen u i t h e t vooronderzoek ( z i e b i j l a g e
D4). D e ingevoerde grondeigenschappen z i j n voor de meeste lagen gebaseerd op h e t rekenkundig gemiddelde van de b e t r e f f e n d e mon- sters. D e grondeigenschappen van l a a g 1 z i j n o n t l e e n d aan één monster gelegen i n d i e l a a g .
O p b i j l a g e G1 i s de l a a g v e r d e l i n g getekend, d i e g e b r u i k t i s b i j
de glijvlakberekeningen. Tevens z i j n de b i j de minimum evenwichts- f a c t o r e n behorende g l i jc i r k e l s op deze b i j l a g e getekend. D e minimum evenwichtsfactoren z i j n i n onderstaande t a b e l vermeld.
Analyse van de grondeigenschappen en aanvullende berekeningen
P r o f i e l 3
D i t p r o f i e l bevindt z i c h in de n o o r d e l i j k e kade l a n g s de Drecht.
D e uitgevoerde stabiliteitsberekeningen tonen aan d a t de kwali-
t e i t van a l l e i n h e t rekenmodel ingevoerde lagen van belang i s
- 6 -
-~~
2
3
De voor de v e r s c h i l l e n d e l a g e n gevonden waarden komen r e d e l i j k overeen m e t wat vroeger door h e t LGM voor clergelijke l a g e n i s
gevonden. D e o n d e r l i n g e afwijkingen van de monsters i n één l a a g z i j n b e t r e k k e l i j k g e r i n g . Wat g r o t e r e v e r s c h i l l e n t . o . v . van h e t gemiddelde l a t e n monster 19 u i t l a a g 3 en monster 2013 u i t l a a g
4A z i e n . Een v e r a n d e r i n g van de wrijvingswaarden i n h e t reken- model voor de k l e i l a a g m e t p l a n t e n r e s t e n ( l a a g 31, waarbij h e t
rekenkundig yemiddelüe bepaald wordt van de monsters 25B en 25C,
z a l de minimum e v e n w i c h t s f a c t o r weinig beïnvloeden, o.a. omdat
de l a a g v r i j dun is.
E r z i j n w e l aanvullende berekening(gemaakt, waarbij monster 20B
u i t l a a g 4 a n i e t g e b r u i k t i s t e r b e p a l i n g van de rekenkundig ye- middelde wrijvingcwaarden, d a a r de i n v l o e d h i e r v a n m o e i l i j k e r v o o r s p e l b a a r is ( g e v a l 2 ) . D e volgende waarden z i j n voor l a a g 4a i n h e t rekenmodel g e b r u i k t .
~
veen 2.06 31.23
k l e i met, p l a n t e n r e s t e n 1.96 21.30
I
g e v a l 21c' = 1.16 kN/m2 1 4 ' = 28.24'I
De g l i j v l a k b e r e k e n i n g e n geven de volgende minimum e v e n w i c h t s f a c t o r
I
g e v a l 2I
F1-2I
n = 1.931
E r z i j n eveneens aanvullende berekeningen gemaakt m e t de ge-
middelde wrijvingswaarden bepaald voor veen en k l e i m e t p l a n - t e n r e s t e n voor h e t g e b i e d van R i j n l a n d (3n D e l f l a n d . D e inge- voerde wrijvingswaarden z i j n i n onderstaande t a b e l vermeld.
g e v a l 3
L
grondsoort n r .
I .
- 7 -
D e minimum evenwiclitsfactor voor d i t geval is a l s v o l g t :
I
geval 3I
F1-2I
n = 1.921
Afhankelijk van de r e s u l t a t e n v.d. glijvlakberekeningen van p r o f i e l 3 zou profze;! 5 gelegen langs de Drecht eveneens onder- worpen worden aan een s t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k . Beide p r o f i e l e n z i j n qua vorm en grondslag v r i j w e l g e l i j k .
Nu b l i j k t d a t de kade i n p r o f i e l 3 een r u i m voldoende overmaat a a n s t a b i l i t e i t b e z i b k a n zonder verder c t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k
van p r o f i e l 5 aangenomen worden d a t ook de kade gerepresenteerd door d i t p r o f i e l een voldoende overmaat aan s t a b i l i t e i t b e z i t .