• Nie Znaleziono Wyników

Energetische verbeteringsmaatregelen in de sociale-huursector: Eindrapport

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Energetische verbeteringsmaatregelen in de sociale-huursector: Eindrapport"

Copied!
24
0
0

Pełen tekst

(1)

Energetische verbeteringsmaatregelen in de

sociale-huursector

Eindrapport

Faidra Filippidou en Nico Nieboer 4 september 2014

(2)

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Auteurs: Faidra Filippidou en Nico Nieboer m.m.v. Daša Majcen en Laure Itard

4 september 2014

OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft

Tel. (015) 278 30 05 E-mail: OTB-bk@tudelft.nl http://www.otb.bk.tudelft.nl

 Copyright 2014 by OTB - Research for the Built Environment, Faculty of Architecture and the Built Environment, Delft University of Technology.

No part of this report may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means, without written permission from the copyright holder.

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 2

1.1 Aanleiding en vraagstelling ... 2

1.2 Opzet en aanpak ... 3

2 Uitkomsten ... 5

2.1 Installaties voor verwarming ... 5

2.2 Installaties voor warm water ... 6

2.3 Installaties voor ventilatie ... 8

2.4 Zonneboilers en zonnepanelen ... 9

2.5 Glasisolatie ... 9

2.6 Gevelisolatie ... 10

2.7 Dakisolatie ... 12

2.8 Vloerisolatie ... 13

3 Aantal maatregelen per woning ... 15

4 Conclusies ... 16

(4)

2

1

Inleiding

1.1

Aanleiding en vraagstelling

De verbetering van de energie-efficiëntie van de Nederlandse woningvoorraad staat in verhoogde be-langstelling van diverse overheden en tal van partijen in het veld. In juni 2012 hebben de rijksover-heid en de koepelorganisaties Aedes, Woonbond en Vastgoedbelang het Convenant Energiebesparing Huursector gesloten, waarin onder andere wordt afgesproken dat de Energie-Index van een woning in de sociale-huursector eind 2020 gemiddeld 1,25 zal zijn, wat neerkomt op een energielabel B. In sep-tember 2013 is tussen de rijksoverheid en diverse maatschappelijke partijen het zogeheten Energieak-koord gesloten. Twee onderdelen uit dit akEnergieak-koord zijn een budget van 600 miljoen euro voor particulie-ren om hun woning energiezuiniger te maken en een budget van 400 miljoen euro voor woningcorpo-raties om energiebesparende projecten mee te financieren.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) volgt al enige jaren de verbetering van de energieprestatie van de Nederlandse woningvoorraad via onder andere consumentenonderzoeken. Deze hebben plaats gevonden in de koopsector en de huursector en bij utiliteitsgebouwen. Hiernaast heeft het Energiecentrum Nederland (ECN) informatie over de verkochte materialen en producten ver-zameld die gerelateerd kunnen worden aan energiebesparende maatregelen. De hoeveelheden mate-rialen worden op grond van de onderzoeken onder bedrijven en huishoudens verdeeld. Met behulp van gegevens over de besparingen per eenheid is door ECN berekend wat de besparing per groep ac-toren is geweest.

Thans is sprake van een vernieuwde opzet, waarin wat betreft de sociale-huursector een deel van de informatie uit het consumentenonderzoek verkregen wordt via een steekproef onder consumenten, maar via de monitor SHAERE, welke afkorting staat voor Sociale Huursector Audit en Evaluatie van Resultaten Energiebesparing. De monitor, feitelijk operationeel vanaf 2010, bevat voor elk van de ja-ren sindsdien gegevens over meer dan een miljoen sociale-huurwoningen.

In dit rapport wordt ingegaan op de fysieke maatregelen die in de sociale-huursector in 2013 zijn ge-nomen om de energieprestatie van de betreffende woningen te verbeteren. Deze maatregelen worden uit de monitor SHAERE afgeleid.

De hoofdvraag is: welke fysieke maatregelen zijn in 2013 genomen in de sociale-huurwoningvoorraad?

De uitkomsten van SHAERE worden, voor zover mogelijk, vergeleken met de uitkomsten van één van de bovengenoemde consumentenonderzoeken, namelijk de enquête naar getroffen maatregelen in de woningbouw, die jaarlijks in opdracht van RVO.nl wordt uitgevoerd.

De genoemde maatregelen worden gespecificeerd naar woningtype (vrijstaande woning, twee-onder-één-kapwoning, rijtjeswoning, meergezinswoning). Verder wordt per woning het aantal in 2013 nomen maatregelen nagegaan. Aanvankelijk zouden de maatregelen ook naar bouwjaar worden ge-specificeerd, maar hiervan is afgezien omdat dit gegeven in de SHAERE-monitor te onbetrouwbaar is.

De in het onderzoek op te nemen maatregelen hebben betrekking op:

(5)

• muur • gevel • dak • vloer • installaties • zonnepanelen

1.2

Opzet en aanpak

Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, vormt de monitor SHAERE de basis voor de berekeningen voor dit onderzoek. SHAERE wordt door de rijksoverheid erkend als de monitor om in het kader van het bovengenoemde Convenant Energiebesparing Huursector de voortgang van de energetische ver-betering van de sociale-huurwoningvoorraad te bepalen. De monitor bevat op woningniveau gegevens over de fysieke kwaliteit en over de aanwezige installaties. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere U- en Rc-waarden van uiteenlopende bouwelementen (gevel, glas, dak en vloer), oppervlakten van deze elementen en variabelen die op grond van deze gegevens berekend kunnen worden, zoals de energie-index (EI), de gebouwgebonden energieconsumptie en de CO2-uitstoot. Ook wordt in de monitor aangegeven, of de energiegegevens van de betreffende woningen bij RVO.nl zijn ‘afgemeld’.

SHAERE wordt beheerd door Aedes, die ieder jaar van de corporaties de gevraagde gegevens ont-vangt. Deze gegevens hebben in beginsel betrekking op 31 december van het voorafgaande jaar. Niet alle corporaties leveren deze gegevens aan, maar een aanzienlijk deel wel, en het aantal woningen in de monitor vertoont een opgaande lijn, zoals tabel 1-1 laat zien.

Tabel 1-1 Aantal in SHAERE opgenomen woningen, per jaar

Peiljaar Aantal woningen

Percentage van alle sociale-huurwoningen

2010 1.132.946 47%

2011 1.186.067 49%

2012 1.438.700 64%

2013 1.448.266 65%

Voor de in dit rapport gepresenteerde uitkomsten is de database geschoond, door het verwijderen van dubbele gevallen en de zogeheten ‘verborgen’ woningen, die hoofdzakelijk betrekking hebben op in-middels gesloopte dan wel anderszins aan de voorraad onttrokken woningen. Van woningen, die meer dan één keer voorkomen en bovendien onderling afwijkende gegevens laten zien, zijn eveneens alle gegevens verwijderd, omdat niet is uit te maken welke gegevens de juiste zijn. Verder zijn die wonin-gen verwijderd waarvoor geen gegevens over 2013 beschikbaar waren. Ook woninwonin-gen waarvoor het bestand wel gegevens over 2013, maar niet over één van de voorgaande jaren (2010, 2011 of 2012) bevat zijn buiten beschouwing gelaten, omdat bij deze woningen niet nagegaan kan worden of zich een verandering heeft voorgedaan. Na de genoemde weglatingen is een bestand verkregen van ruim 1,2 miljoen woningen.

Bij het vaststellen van de veranderingen in 2013 kan op twee wijzen te werk worden gegaan.

1. Alleen die woningen worden geselecteerd, waarvoor over 2013 en over 2012 gegevens be-kend zijn. Uit de verschillen tussen 2013 en 2012 worden de door de corporaties genomen maatregelen afgeleid.

2. De woningen worden geselecteerd woningen waarvoor het bestand gegevens bevat over 2013 en over één van de voorgaande peiljaren (2010, 2011 of 2012). De genomen maatregelen

(6)

4

worden afgeleid van de verschillen tussen 2013 en het recentste voorafgaande peiljaar waar-over voor de betreffende woning gegevens bekend zijn.

Het voordeel van de tweede methode boven de eerste is het geringere informatieverlies, omdat ook gebruik wordt gemaakt van informatie over 2010 en 2011. De tweede methode heeft ten opzichte van de eerste echter als nadeel dat verbeteringen uitgevoerd in een eerder peiljaar dan 2013 aan het jaar 2013 worden toegeschreven, wat tot een overdrijving van het aantal maatregelen in dat jaar kan lei-den. Na afweging van dit voordeel en dit nadeel is gekozen voor de eerste methode. Het informatie-verlies blijkt beperkt (informatie blijft beschikbaar over bijna 1,1 miljoen van de bovengenoemde 1,2 miljoen woningen) en de methode sluit beter aan op de vraagstelling van dit onderzoek, namelijk het in beeld brengen van de veranderingen in alleen het jaar 2013.

(7)

2

Uitkomsten

In dit hoofdstuk komen de uitkomsten van de berekeningen op het SHAERE-gegevensbestand aan de orde. Daarbij worden de relevante bouwelementen (glas, gevel, dak en vloer) en de typen installaties (voor verwarming, warm water en ventilatie) afzonderlijk behandeld. Daarnaast is er specifiek aan-dacht voor de plaatsing van zonneboilers en zonnepanelen. De mogelijk genomen maatregelen in de sociale-huursector worden telkens in beeld gebracht door de situatie in 2013 te vergelijken met die in het recentste voorafgaande peiljaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, namelijk 2012. Ook vindt telkens een specificatie per woningtype plaats van de mate van verandering.

2.1

Installaties voor verwarming

In tabel 2-1a worden de in 2013 aanwezige verwarmingsinstallaties van de in SHAERE opgenomen woningen vergeleken met de verwarmingsinstallaties in 2012. De tabel bevat kolompercentages, die de verhouding weergeven tussen het aantal woningen met een bepaald type verwarmingsinstallatie in 2013 en het totale aantal woningen met een bepaald type verwarmingsinstallatie in het voorafgaande jaar. Voor de cijfers in de diagonaal (van linksboven tot rechtsonder) van de tabel geldt dat het type installatie in 2013 hetzelfde was als dat in 2012; hier heeft zich op dat punt dus geen verandering voorgedaan.

In de ruwe uitkomsten van SHAERE bevindt zich een aantal onlogische veranderingen, zoals de ver-andering van een warmtepomp voor een VR-ketel en van een HR107-ketel voor een CR-ketel. Omdat hier waarschijnlijk sprake is van administratieve correcties in 2013 van foutieve registraties in 2012, is ervoor gekozen om de situatie van 2013 ook geldig te laten zijn voor 2012. In de tabel zijn de als on-realistisch gekenmerkte veranderingen als lege cellen zichtbaar. Een dergelijke handelwijze is ook ge-volgd in de latere tabellen in dit rapport.

Tabel 2-1a Percentage woningen naar type verwarmingsinstallatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Lokaal gas/olie Lokaal elek-trisch CR-ketel VR-ketel HR100 -ketel HR104 -ketel HR107-ketel Warm- te-pomp WKK Totaal Lokaal gas/olie 90,2 0,5 0,0 34542 Lokaal elektrisch 0,0 99,0 0,0 0,0 197 CR-ketel 0,3 0,0 89,4 19024 VR-ketel 0,9 0,0 2,4 89,3 184270 HR100-ketel 0,1 0,0 0,0 0,1 87,8 0,0 0,0 40626 HR104-ketel 0,0 0,0 0,0 0,1 0,2 86,3 0,0 0,0 20204 HR107-ketel 8,5 1,0 7,9 10,2 11,7 13,7 99,8 0,2 0,2 682910 Warmtepomp 0,1 0,0 0,2 0,3 0,1 0,0 0,1 100,0 74827 WKK 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,2 0,0 100,0 2890 Totaal

37910

193

21152 205431 45969 23073 649707 74307 1748

1059490 Percentage veran-derd 9,8 1,0 10,6 10,7 12,2 13,7 0,2 0,7 0,2 3,65

(8)

6

De meerderheid van de woningen (649.707 van de 1.059.490 woningen in de respons – 61%) is uit-gerust met een HR107-ketel. De dominantie van dit type verwarmingsketel is de laatste jaren nog versterkt doordat verschillende oudere typen ketels door dat type ketel zijn vervangen, terwijl de HR107-ketels zelf maar in zeer beperkte mate door een ander type installatie vervangen zijn (0,2%). De HR104-ketel is percentueel het meest door een ander type installatie vervangen (13,7%), bijna al-tijd door een HR107-ketel. Vervanging van de nu conventionele ketels door een duurzamere installatie zoals WKK of warmtepomp komt bij de aan SHAERE deelnemende corporaties weinig voor. Wat de warmtepomp betreft zien we een toename van 540 woningen in de respons, wat neerkomt op een toename van 981 woningen in de gehele sociale-huursector. Dit aantal is veel lager de ruim 8.000 woningen die op grond van een onlangs in opdracht van RVO.nl uitgevoerde enquête berekend zijn. Weliswaar zijn in het laatstgenoemde aantal ook vervangingen door een andere warmtepomp opge-nomen en zijn verwijderde warmtepompen juist buiten beschouwing gelaten, maar deze factoren vormen waarschijnlijk onvoldoende verklaring voor het verschil in aantal.

In tabel 2-1b wordt het percentage woningen met een veranderd type verwarmingsinstallatie gespeci-ficeerd naar woningtype.

Tabel 2-1b Percentage woningen waarvan in 2013 de installatie voor verwarming veranderd is, per woningtype en aanvankelijk type installatie

Vrijstaande woning

Twee-onder-één-kapwoning

Rijtjeswoning Meergezinswoning Totaal

Lokaal gas/olie 15,45 5,52 8,71 11,10 9,8 Lokaal elek-trisch 0,00 0,00 0,00 1,20 1,0 CR-ketel 5,26 4,37 10,87 10,77 10,6 VR-ketel 5,21 9,49 13,09 9,42 10,7 HR100-ketel 1,96 5,99 14,80 10,79 12,2 HR104-ketel 5,56 8,83 17,71 9,94 13,7 HR107-ketel 0,00 0,00 0,01 0,43 0,2 Warmtepomp 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 WKK 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Totaal 2,07 1,88 3,67 3,66

De mate van verandering bij de corporaties meest voorkomende twee types, namelijk de rijtjeswoning en de meergezinswoning, is vrijwel gelijk: 3,67 respectievelijk 3,66%. Beide percentages zijn duidelijk hoger dan bij de vrijstaande woningen (2,07%) en de twee-onder-één-kapwoningen (1,88%).

2.2

Installaties voor warm water

In tabel 2-2a worden de in 2013 aanwezige installaties voor warm water van de in SHAERE opgeno-men woningen vergeleken met de aanwezige installaties in 2012.

(9)

Tabel 2-2a Percentage woningen naar type warm-waterinstallatie in 2013 vergeleken met 2012 2012 2 0 1 3 B a d - o f ke u -ke n g e is e r G a sb o ile r E le kt ri sc h e b o ile r C o m b it a p o f co m b iv a t C R C o m b it a p o f co m b iv a t V R C o m b it a p o f co m b iv a t H R E xt e rn e w a rm te le ve -ri n g W a rm te -p o m p b o ile r W K K T o ta a l Bad- of keukengei-ser 89,1 78611 Gasboiler 0,0 87,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 15747 Elektrische boiler (<20L) 1,2 1,5 97,1 1,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 52575 Combitap of combi-vat CR 0,0 0,9 0,0 92,6 0,8 0,0 0,0 18667 Combitap of combi-vat VR 0,7 0,4 0,2 0,7 89,5 0,0 0,0 0,0 157276 Combitap of combi-vat HR 8,2 6,7 1,5 2,3 10,3 99,9 0,2 1,7 0,0 680386 Externe warmtele-vering 0,4 3,2 1,1 2,7 0,2 0,0 99,0 0,0 0,0 54232 Warmte-pompboiler 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 97,3 0,0 3860 WKK 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 100,0 55 Totaal 88218 17733 52297 19517 174737 653157 52273 3457 20 1061409 Percentage veranderd 10,9 12,7 2,9 7,4 10,5 0,1 1,0 2,7 0,0 3,25

In tabel 2-2a zien we evenals in tabel 2-1a een dominant type installatie (hier: combitap of combivat HR), dat ten opzichte van het voorafgaande registratiejaar zijn dominantie nog versterkt heeft. Omdat er in veel gevallen één installatie is voor zowel verwarming als warm water, is deze uitkomst niet ver-wonderlijk. Daarentegen is de verschuiving naar duurzamere installaties, zoals warmtepompboiler en WKK, opnieuw gering. Relatief de meeste veranderingen hebben plaats gevonden bij de gasboiler (12,7%) en relatief de minste bij de WKK-installaties (geen enkele, maar het betreft slechts 20 wonin-gen) en bij combitap of combivat HR (0,1%).

In tabel 2-2b wordt het percentage woningen met veranderde installaties wederom gespecificeerd naar woningtype.

(10)

8

Tabel 2-2b Percentage woningen waarvan in 2013 de installatie voor warm water veranderd is, per woningtype en aanvankelijk type installatie

Vrijstaande woning

Twee-onder- één-kapwoning

Rijtjeswoning Meergezinswoning Totaal

Bad- of keukengeiser 12,50 6,22 10,82 11,17 10,9 Gasboiler 0,00 10,98 21,78 12,28 12,7 Elektrische boiler (<20L) 5,71 2,40 10,91 2,18 2,8 Combitap of combivat CR 0,00 1,52 12,25 5,07 5,8 Combitap of combivat VR 5,98 8,77 12,77 9,11 10,5 Combitap of combivat HR 0,00 0,00 0,01 0,08 0,0 Externe warmtelevering 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Warmtepompboiler 0,00 0,00 0,00 1,77 1,0 WKK 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Totaal 2,13 1,48 2,85 3,43

Relatief de meeste vervangingen vonden plaats in de meergezinswoningen (3,43%). In de overige onderscheiden woningtypen is de vervangingsgraad duidelijk lager. Een vervangingspercentage van boven 20% vinden bij de rijtjeswoningen met betrekking tot de gasboilers.

2.3

Installaties voor ventilatie

In tabel 2-3a worden de in 2013 aanwezige installaties voor ventilatie van de in SHAERE opgenomen woningen vergeleken met de situatie in 2012.

Tabel 2-3a Percentage woningen naar installatie voor ventilatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Natuurlijk Mechanische afvoer Mechanische aan- en af-voer, centraal Mechanische aan- en af-voer, decen-traal Totaal Natuurlijk 96,97 0,82 0,02 0,00 457644 Mechanische afvoer 2,95 98,91 1,55 1,64 571897

Mechanische aan- en afvoer, centraal

0,03 0,20 98,33 7,47 32921

Mechanische aan- en afvoer, decentraal

0,05 0,08 0,10 90,89 2188

Totaal 467158 563761 32085 1646 1064650

Percentage veranderd 3,0 1,1 1,7 9,1 2,0

De overgrote meerderheid van de woningen heeft in 2013 hetzelfde type ventilatie als in het vooraf-gaande registratiejaar. Natuurlijke ventilatie en mechanische afvoer komen verreweg het meest voor. Opvallend is de overgang van 0,82% van de woningen met mechanische afvoer naar natuurlijke

(11)

venti-latie; vermoedelijk gaat het in sommige gevallen om een fout in de registratie. Het omgekeerde (van natuurlijke ventilatie naar mechanische afvoer) komt overigens veel vaker voor (2,95% van de natuur-lijk geventileerde woningen).

Tabel 2-3b Percentage woningen waarvan in 2013 de installatie voor ventilatie veranderd is, per wo-ningtype en aanvankelijk type installatie

Vrijstaande woning Twee-onder-één-kapwoning Rijtjeswoning Meergezins-woning Totaal Natuurlijk 1,12 1,06 2,70 3,79 3,0 Mechanische afvoer 1,27 0,93 1,45 0,94 1,1 Mechanische aan- en afvoer, centraal 0,00 0,10 1,14 1,92 1,7 Mechanische aan- en afvoer, decentraal 0,00 0,00 2,66 14,41 9,1 Totaal 1,12 1,00 2,18 1,88

Evenals bij de installaties voor verwarming en voor warm water is de mate van vervanging bij de twee-onder-één-kapwoningen het laagst (1,00%). De hoogste vervangingspercentages vinden we bij de rijtjeswoningen en de meergezinswoningen (2,18 en 1,88%). Opvallend is de grote vervangings-graad van decentrale systemen met mechanische aan- en afvoer in meergezinswoningen (14,41%), maar aan deze uitkomst moet weinig waarde worden toegekend: we hebben hier te maken met een klein aantal woningen, waardoor al een klein aantal vervangingen grote gevolgen kan hebben voor het percentage.

2.4

Zonneboilers en zonnepanelen

In SHAERE waren in 2013 18.326 woningen opgenomen met een zonneboiler, tegen 17.936 in 2012 – een stijging van 390 woningen in de respons. Gerekend naar de gehele sociale-huursector komt dit neer op een toename van 819 woningen. De hieraan verbonden uitbreiding van het aantal m2 zonne-collectoren bedraagt (74.868 -/- 73.427 =) 1.441 in de respons, wat neerkomt op 3.027 m2 in de ge-hele sociale-huursector.

De genoemde stijging van het aantal woningen met zonneboiler is beduidend lager dan wat uit de eerder genoemde, in opdracht van RVO.nl uitgevoerde enquête naar voren komt, namelijk ruim 5.900. In dit laatste getal zijn weliswaar eventuele vervangingen opgenomen, maar het verschil is te groot om alleen hieruit te kunnen verklaren.

Over het aantal zonnepanelen kan helaas geen betrouwbare uitspraak gedaan worden, omdat het aantal dat uit SHAERE naar voren komt ongeloofwaardig klein is.

2.5

Glasisolatie

In tabel 2-5a worden de in 2013 aanwezige typen glas van de in SHAERE opgenomen woningen ver-geleken met de situatie in 2012.

Het is uiteraard mogelijk dat een woning meerdere typen glas heeft. In dat geval is het aangehouden type glas voor die woning bepaald door een naar glasoppervlakte gewogen gemiddelde weerstands-waarde te berekenen. Aan de hand van de weerstandsweerstands-waarde is het type glas bepaald.

(12)

10

Tabel 2-5a Percentage woningen naar type glas in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Enkel glas Dubbel glas HR+ glas HR++ glas Driedubbel isolatieglas Totaal

Enkel glas (U≥4,20) 90,5 48654

Dubbel glas (2,85≤U<4,20) 3,6 97,0 718837

HR+ glas (1,95≤U<2,85) 1,5 1,6 98,9 127624 HR++ glas (1,95≤U<2,85) 4,3 1,3 1,1 100,0 159819 Driedubbel isolatieglas (U<1,75) 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 2500 Totaal 53750 739026 115962 146453 2243 1057434

Percentage veranderd van

type glas 9,5 3,0 1,1 0,0 0,0 2,7

Een ruime meerderheid van de woningen in de sociale-huursector heeft dubbelglas, en dat is in 2013 niet veranderd. Desondanks zien we in aantallen (zie tabel A-5a in bijlage A) de meeste veranderingen juist van dubbel glas naar een ander type, namelijk HR+ en HR++ glas. De relatieve mate van veran-dering is het grootst bij enkel glas (9,5%), waarbij de vervanging naar dubbel glas of naar HR++ glas het meest plaats vindt. Driedubbel isolatieglas komt in de sociale-huursector maar mondjesmaat voor.

Tabel 2-5b Percentage woningen waarvan in 2013 het type glas veranderd is, per woningtype en aanvankelijke mate van glasisolatie

Vrijstaande woning Twee-onder- één-kapwoning Rijtjeswoning Meergezins-woning Totaal

Enkel glas (U≥4,20) 1,92 3,20 10,56 9,52 9,7

Dubbelglas (2,85≤U<4,20) 0,96 2,30 4,16 2,74 3,3 HR+ glas (1,95≤U<2,85) 0,65 0,36 1,28 1,21 1,2 HR++ glas (1,95≤U<2,85) 0,00 0,02 0,00 0,00 0,0 Driedubbel isolatie-glas (U<1,75) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Totaal 0,81 1,78 3,50 2,58

De veranderingsgraad van glas is bij de rijtjeswoningen met 3,50% het grootst; bij de andere onder-scheiden typen ligt die beduidend lager. Voor alle typen woningen geldt dat met name enkel glas wordt vervangen.

2.6

Gevelisolatie

In tabel 2-6a wordt de mate van gevelisolatie (uitgedrukt in een weerstandswaarde) in 2013 van de in SHAERE opgenomen woningen vergeleken met de mate van gevelisolatie in 2012. Als een woning mu-ren heeft met een verschillende mate van isolatie, is een naar de oppervlakte van de mumu-ren gewogen gemiddelde isolatiewaarde aangehouden. In de tabel is de mate van isolatie geclassificeerd aan de hand van de (al dan niet gewogen) weerstandswaarde. Bij het bepalen van de klassegrenzen is

(13)

reke-ning gehouden met de door de jaren heen veranderende eisen vanuit de regelgeving en met ISSO-publicaties over de bij verschillende isolatiedikten te verwachten weerstandswaarden.

Tabel 2-6a Percentage woningen naar gevelisolatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Ongeïsoleerd Geïsoleerd Goed geïsoleerd Zeer goed geïsoleerd Extra geïsoleerd Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤1,36) 97,1 545849 Geïsoleerd (1,36<Rc ≤2,86) 2,7 99,8 453445 Goed geïsoleerd (2,86<Rc ≤3,86) 0,1 0,2 99,4 41270

Zeer goed geïsoleerd (3,86<Rc ≤5,36) 0,1 0,0 0,6 100,0 7200 Extra geïsoleerd (Rc >5,36) 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 852 Totaal 561889 439078 40331 6497 821 1048616 Percentage veranderd van isolatieklasse 2,9 0,2 0,6 0,0 0,0 1,6

De verschuivingen tussen de onderscheiden isolatieklassen zijn in het algemeen klein. Niet verwonder-lijk doen, zowel in relatieve als in absolute zin, de meeste verbeteringen in isolatie zich voor bij de on-geïsoleerde woningen. Er worden echter in de meeste gevallen geen grote sprongen gemaakt: de meeste verbeteringen van de ongeïsoleerde woningen leveren een gevel op waarvan de Rc-waarde niet zou voldoen aan de huidige norm voor nieuwbouw.

Het aandeel woningen dat van isolatieklasse is veranderd is 1,65%. Dit is iets hoger dan wat uit de eerder genoemde RVO.nl-enquête komt, namelijk 1,3%.

Tabel 2-6b Percentage woningen waarvan in 2013 de gevelisolatie veranderd is, per woningtype en aanvankelijke mate van gevelisolatie

Vrijstaande woning Twee-onder- één-kapwoning Rijtjeswoning Meergezins-woning Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤1,36) 2,34 2,07 4,35 1,85 2,9 Geïsoleerd (1,36<Rc ≤2,86) 0,47 0,07 0,22 0,24 0,2 Goed geïsoleerd (2,86<Rc ≤3,86) 0,00 0,00 0,14 0,95 0,6

Zeer goed geïsoleerd (3,86<Rc ≤5,36) 0,00 0,00 0,00 0,04 0,0 Extra geïsoleerd (Rc >5,36) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Totaal 1,40 1,13 2,33 1,16

De verschuivingen naar isolatiewaarde van de gevels doen zich iets sterker voor bij de rijtjeswoningen (veranderingsgraad 2,33%) dan bij de andere onderscheiden typen woningen.

(14)

12

2.7

Dakisolatie

In tabel 2-7a wordt de mate van dakisolatie (uitgedrukt in een weerstandswaarde) in 2013 van de in SHAERE opgenomen woningen vergeleken met de mate van gevelisolatie in 2012.

Tabel 2-7a Percentage woningen naar dakisolatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Ongeïso-leerd Matig geïso-leerd Geïso-leerd Goed geïsoleerd Extra geïsoleerd Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤0,39) 95,0 137992 Matig geïsoleerd (0,39<Rc ≤0,72) 0,5 95,1 19986 Geïsoleerd (0,72<Rc ≤0,89) 0,7 0,6 95,3 42923 Goed geïsoleerd (0,89<Rc ≤4,00) 3,6 4,1 4,0 99,8 442172 Extra geïsoleerd (Rc >4,00) 0,2 0,2 0,7 0,2 100,0 10759 Totaal 145242 20326 43853 434931 9480 653832

Percentage veranderd van isolatieklasse

5,0 4,9 4,7 0,2 0,0 1,7

In tegenstelling tot de voorgaande onderwerpen ontbreekt er voor veel woningen informatie over de dakisolatie: voor 653.832 woningen is dit bekend, terwijl dit bij de vorige onderwerpen tussen 1,0 en 1,1 miljoen is. Een mogelijke verklaring is dat voor meergezinswoningen die zich niet onder een dak bevinden geen waarde is ingevuld, maar SHAERE biedt per woning geen uitsluitsel of dit inderdaad het geval is.

Het percentage verbeteringen bij de minder goed geïsoleerde woningen is weliswaar tamelijk groot, maar de aantallen blijven beperkt tot enkele duizenden woningen. De algehele veranderingsgraad van 1,7% is overigens lager dan uit de eerder genoemde RVO.nl-enquête naar voren komt, namelijk 2,3%. De meeste verbeteringen vinden plaats tot het niveau van wat in de tabel is aangeduid met ‘goed geïsoleerd’.

(15)

Tabel 2-7b Percentage woningen waarvan in 2013 de dakisolatie veranderd is, per woningtype en aanvankelijke mate van isolatie

Vrijstaande woning Twee-onder-één-kapwoning Rijtjes-woning Meergezins-woning Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤0,39) 5,46 2,20 5,62 3,51 5,0 Matig geïsoleerd (0,39<Rc ≤0,72) 4,48 1,45 4,66 8,22 4,9 Geïsoleerd (0,72<Rc ≤0,89) 0,00 0,91 5,14 4,51 4,7 Goed geïsoleerd (0,89<Rc ≤4,00) 0,00 0,06 0,20 0,09 0,2 Extra geïsoleerd (Rc >4,00) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Totaal 2,36 0,89 2,12 0,90

De veranderingsgraad met betrekking tot de dakisolatie is het grootst bij de vrijstaande woningen en de rijtjeswoningen (2,36% en 2,12%) en beduidend lager bij de twee-onder-één-kapwoningen en de meergezinswoningen (0,89 en 0,90%).

2.8

Vloerisolatie

In tabel 2-8a wordt de mate van vloerisolatie (uitgedrukt in een weerstandswaarde) in 2013 van de in SHAERE opgenomen woningen vergeleken met de mate van gevelisolatie in 2012.

Tabel 2-8a Percentage woningen naar vloerisolatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Ongeïso-leerd Matig geïso-leerd Geïso-leerd Goed geïsoleerd Extra geïsoleerd Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤0,32) 97,2 342975 Matig geïsoleerd (0,32<Rc ≤0,65) 0,8 97,5 67521 Geïsoleerd (0,65<Rc ≤2,00) 1,0 1,6 98,8 147541 Goed geïsoleerd (2,00<Rc ≤3,50) 0,9 0,8 1,1 99,6 91868 Extra geïsoleerd (Rc >3,50) 0,1 0,2 0,1 0,4 100,0 14531 Totaal 352939 66442 144617 86834 13604 664436

Percentage veranderd van isolatieklasse

2,8 2,5 1,2 0,4 0,0 2,1

Net als bij de dakisolatie is het aantal woningen waarover informatie bekend (664.436) lager dan bij de eerder in dit hoofdstuk behandelde onderwerpen. Mogelijk ligt de oorzaak in het feit dat een aantal corporaties de weerstandswaarde van alleen de woningen op de begane grond meldt. Opvallend is het grote aandeel ongeïsoleerde vloeren (ruim de helft van de woningen). De hoogste veranderingsgraad

(16)

14

zien we bij deze woningen (2,8%), maar het verschil met de matig geïsoleerde woningen (met een veranderingsgraad van 2,5%) is klein. Waar de vloerisolatie verbeterd wordt, zijn de verbeteringen doorgaans niet spectaculair: in de meeste gevallen schuift de weerstandswaarde één categorie op. De gemiddelde veranderingsgraad van 2,07% is hoger dan die uit de eerder genoemde RVO.nl-enquête, te weten 1,6%.

Tabel 2-8b Percentage woningen waarvan in 2013 de vloerisolatie veranderd is, per woningtype en aanvankelijke mate van isolatie

Vrijstaande woning Twee-onder-één-kapwoning Rijtjeswoning Meergezins-woning Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤0,32) 2,00 1,18 2,00 1,99 2,8 Matig geïsoleerd (0,32<Rc ≤0,65) 0,00 0,69 0,00 1,57 2,5 Geïsoleerd (0,65<Rc ≤2,00) 0,55 0,13 0,55 0,95 1,2 Goed geïsoleerd (2,00<Rc ≤3,50) 0,00 0,06 0,00 0,26 0,4 Extra geïsoleerd (Rc >3,50) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,0 Totaal 1,30 0,86 2,52 1,32

De veranderingsgraad is het grootst bij de rijtjeswoningen (2,52% tegen om en nabij 1% bij de ande-re woningtypen).

(17)

3

Aantal maatregelen per woning

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal energetische maatregelen dat in 2013 per woning ge-nomen is. Omdat SHAERE, zoals eerder is gemeld, niet rechtstreeks het aantal maatregelen geeft, maar de situatie van de woningen op verschillende peildata, worden de maatregelen afgeleid uit de veranderingen bij vergelijking van de situaties op deze peildata. Eigenlijk presenteren we in dit hoofd-stuk dus niet het aantal maatregelen, maar het aantal veranderingen. Dit heeft enkele implicaties. Bij-voorbeeld de vervanging van een verwarmingsketel voor eenzelfde type ketel zal bij gebruik van een monitor als SHAERE niet herkend worden als een verandering (de situaties op de voorafgaande en op de volgende peildatum zijn immers gelijk), wat tot een onderschatting van het aantal maatregelen kan leiden. Daarentegen kan een deel van de veranderingen voortkomen uit administratieve correcties, wat juist een overschatting van het aantal maatregelen kan geven.

In dit rapport worden veranderingen die betrekking hebben op eenzelfde bouwelement gezien als één maatregel. Isolatie van voor- en achtergevel telt dus als één maatregel. Isolatie van voorgevel en dak geldt als twee maatregelen. Een vergelijkbare werkwijze wordt ook gevolgd ten aanzien van installa-ties. Verder moeten veranderingen een enigszins serieus effect hebben op de energieprestatie van een woning. Om deze reden tellen we een verandering binnen een onderscheiden isolatiecategorie niet als een maatregel. De aldus verkregen verdeling van de sociale-huurwoningen naar genomen aantal maatregelen is vermeld in tabel 3-1.

Tabel 3-1 Percentage woningen naar aantal energetische maatregelen genomen in 2013 (tussen haakjes het geschatte aantal woningen in de gehele sociale-huursector)

Aantal maatregelen Percentage woningen

nul 91,4% (2.043.866)

één 4,2% (93.005)

twee 3,0% (67.842)

drie 0,8% (18.357)

meer dan drie 0,6% (13.516) tenminste één maatregel 8,6% (192.721)

Voorlopige uitkomsten van de eerder vermelde, in opdracht van RVO.nl uitgevoerde enquête in (onder andere) de sociale-huursector tonen 196.000 woningen waar tenminste één maatregel is genomen is. Dit aantal is een klein beetje hoger dan het totaal dat uit SHAERE naar voren komt, namelijk bijna 193.000. Daarbij moet gesteld worden dat het in het eerstgenoemde aantal ook de vervangingen zon-der een typeveranzon-dering opgenomen zijn, zodat dit aantal wel hoger zou moeten zijn dan het aantal uit SHAERE. Verder meldt de RVO.nl-enquête dat in 63.000 woningen tenminste twee maatregelen zijn genomen. Dit aantal is belangrijk lager dan de bijna 100.000 woningen die op grond van boven-staande tabel berekend kunnen worden. De SHAERE-monitor meldt dus in vergelijking met de ge-noemde enquête een groter aantal maatregelen en een vergelijkbaar aantal woningen waar deze maatregelen zijn toegepast.

(18)

16

4

Conclusies

De uitkomsten in dit rapport zijn gebaseerd op de SHAERE-monitor. Centraal staan de veranderingen in 2013, reden waarom alleen die woningen in beschouwing zijn genomen waarvoor de monitor over de peildata 31 december 2012 en 31 december 2013 gegevens bevat. Het gaat hier om 1.064.650 woningen, 48% van alle 2.236.587 woningen in de sociale-huursector (stand 1 januari 2013).

De meeste veranderingen hebben betrekking op de installaties in de woningen; in mindere mate is het geval bij de bouwdelen (gevel, dak, vloer en beglazing). De veranderingen gaan vaak in betrekkelijk kleine stapjes: niet van matig naar zeer goed geïsoleerd, maar naar ‘gewoon' goed geïsoleerd; niet van enkel naar driedubbel glas, maar naar dubbel glas; niet van een VR-ketel naar WKK, maar naar een HR107-ketel. Dit sluit aan op het beeld uit de koopsector, waar veranderingen voornamelijk stapsgewijs plaats vinden – al moet erbij gezegd worden dat de analyses op basis van SHAERE de vraag onbeantwoord laten, of de stappen in de sociale-huursector net zo klein (of groot) zijn als in de koopsector. Niettemin lijkt het erop dat complete energierenovaties door de corporaties als te om-vangrijk worden gezien om met grote regelmaat uit te voeren.

Het aandeel verwarmingsinstallaties dat in 2013 vervangen is door een ander type installatie bedraagt 3,65%; voor de warmwaterinstallaties is dit aandeel 3,25%. Deze twee percentages liggen vermoede-lijk dicht bij elkaar, omdat in Nederland veel installaties voor zowel verwarming als warm water die-nen. De HR107-ketel (voor verwarming) en de combitap/combivat HR (voor warm water) zijn in de sociale-huursector de meest voorkomende installaties, en hun populariteit is in 2013 nog gegroeid. Van 2,0% van de woningen is het type ventilatiesysteem veranderd. In de meeste gevallen gaat het om een overgang van natuurlijke naar mechanische ventilatie.

Wat de bouwdelen betreft is de veranderingsgraad het grootst bij de beglazing: bij 2,7% van de wo-ningen is het type glas veranderd, tegen een veranderingsgraad van 2,1% bij de vloer, 1,7% bij het dak en 1,6% bij de gevel.

Onderscheid makend tussen verschillende typen woningen zien we dat de meeste veranderingen plaats vinden in de rijtjeswoningen, gevolgd door de meergezinswoningen. De veranderingsgraad in de vrijstaande woningen en de twee-onder-één-kapwoningen is lager.

In het onderzoek is op uiteenlopende punten een vergelijking gemaakt met in opdracht van RVO.nl jaarlijks uitgevoerde enquête waarin (onder andere) aan corporaties wordt gevraagd de genomen maatregelen op energiegebied aan te geven. Uit de vergelijking blijkt dat het aanbrengen van duur-zame installaties (met name een waterpomp) in SHAERE betrekkelijk weinig genoemd wordt. Een ver-gelijkbaar beeld treffen we ook aan bij de zonneboilers en zonnepanelen. De aantallen zonnepanelen zijn in SHAERE zo ongeloofwaardig laag, dat wij ze in dit rapport niet genoemd hebben.

Toch valt het totale aantal maatregelen in SHAERE in vergelijking met de RVO.nl-enquête eerder ho-ger dan laho-ger uit. Volgens SHAERE is in 8,6% van alle woningen in de sociale-huursector in 2013 ten-minste één maatregel toegepast. Dit komt neer op 193.000 woningen, wat dicht in de buurt is van de 196.000 woningen die uit de bovengenoemde RVO.nl-enquête naar voren komen. Daarbij past de aantekening dat het laatstgenoemde aantal ook de vervangingen zonder een typeverandering bevat. Dat zou betekenen dat dit aantal om die reden beduidend hoger moet zijn dan het aantal uit SHAERE, maar dat is dus niet het geval.

(19)

Verder meldt de RVO.nl-enquête dat in 63.000 woningen tenminste twee maatregelen zijn genomen – een aantal dat duidelijk lager is dan de bijna 100.000 woningen die uit SHAERE naar voren komen. De SHAERE-monitor meldt in vergelijking met de RVO.nl-enquête dus een groter aantal maatregelen en een vergelijkbaar aantal woningen waar deze maatregelen zijn toegepast. In hoeverre de SHAERE-monitor op deze punten een overschatting geeft dan wel de RVO.nl-enquête een onderschatting valt op grond van de voorhanden zijnde informatie niet te zeggen. Niettemin komt zowel uit SHAERE als uit de RVO.nl-enquête het beeld naar voren, dat de energetische verbetering van de woningen in de sociale-huursector weliswaar voortschrijdt, maar overwegend stapsgewijs plaats vindt. Een dergelijke aansluiting op het beeld van ander onderzoek draagt aan de geloofwaardigheid en daarmee bruik-baarheid van SHAERE bij.

(20)

18

Bijlage A

Tabellen met responsaantallen

In deze bijlage worden verschillende tabellen uit hoofdstuk 2 herhaald, alleen nu met responsaantal-len in plaats van kolompercentages. De in hoofdstuk 2 gebruikte tabelnummering is gehandhaafd.

Tabel A-1a Aantal woningen naar type verwarmingsinstallatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Lo ka a l g a s/ o lie Lo ka a l e le kt ri sc h C R -k e te l o f m o e d e r-h a a rd V R -k e te l H R 1 0 0 -ke te l H R 1 0 4 -ke te l H R 1 0 7 -ke te l W a rm te -p o m p W K K T o ta a l Lokaal gas/olie 34178 364 0 34542 Lokaal elektrisch 6 191 0 0 197 CR-ketel of moe-derhaard 109 0 18915 19024 VR-ketel 339 0 518 183413 184270 HR100-ketel 21 0 9 218 40377 1 0 40626 HR104-ketel 5 0 9 186 95 19909 0 0 20204 HR107-ketel 3204 2 1666 21049 5398 3155 648268 164 4 682910 Warmtepomp 48 0 35 565 31 9 361 73778 74827 WKK 0 0 0 0 68 0 1078 0 1744 2890 Totaal 37910 193 21152 205431 45969 23073 649707 74307 1748 1059490

(21)

Tabel A-2a Aantal woningen naar type warm-waterinstallatie in 2013 vergeleken met 2012 2012 2 0 1 3 B a d - o f ke u -ke n g e is e r G a sb o ile r E le kt ri sc h e b o ile r (< 2 0 L) C o m b it a p o f co m b iv a t C R C o m b it a p o f co m b iv a t V R C o m b it a p o f co m b iv a t H R E xt e rn e w a rm -te le ve ri n g W a rm te p o m p -b o ile r W K K T o ta a l Bad- of keuken-geiser 78611 78611 Gasboiler 17 15473 14 0 5 238 0 0 0 15747 Elektrische boiler (<20L) 1022 262 50793 331 46 96 25 0 0 52575 Combitap of com-bivat CR 12 157 16 18070 412 0 0 18667 Combitap of com-bivat VR 593 72 98 139 156365 9 0 0 157276 Combitap of com-bivat HR 7245 1196 798 451 18023 652522 93 58 0 680386 Externe warmtele-vering 332 573 578 526 296 194 51733 0 0 54232 Warmtepompboiler 386 0 0 0 2 107 1 3364 0 3860 WKK 0 0 0 0 0 0 0 35 20 55 Totaal 88218 17733 52297 19517 174737 653157 52273 3457 20 1061409

Tabel A-3a Aantal woningen naar installatie voor ventilatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Natuurlijk Mechanische afvoer Mechanische aan- en af-voer, centraal Mechanische aan- en af-voer, decen-traal Totaal Natuurlijk 453007 4629 8 0 457644 Mechanische afvoer 13775 557597 498 27 571897

Mechanische aan- en afvoer, centraal

146 1104 31548 123 32921

Mechanische aan- en afvoer, decentraal

230 431 31 1496 2188

Totaal 467158 563761 32085 1646 1064650

(22)

20

Tabel A-5a Aantal woningen naar type glas in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Enkel glas Dubbel glas HR+ glas HR++ glas Driedubbel isolatieglas Totaal

Enkel glas (U≥4,20) 48654 48654

Dubbel glas (2,85≤U<4,20) 1946 716891 718837

HR+ glas (1,95≤U<2,85) 822 12066 114736 127624 HR++ glas (1,75≤U<1,95) 2319 9859 1225 146416 159819 Driedubbel isolatieglas (U<1,75) 9 210 1 37 2243 2500 Totaal 53750 739026 115962 146453 2243 1057434

Tabel A-6a Aantal woningen naar gevelisolatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Ongeïsoleerd Geïsoleerd Goed ge-isoleerd Zeer goed geïsoleerd Extra ge-isoleerd Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤1,36) 545849 545849 Geïsoleerd (1,36<Rc ≤2,86) 15372 438073 453445 Goed geïsoleerd (2,86<Rc ≤3,86) 351 843 40076 41270

Zeer goed geïsoleerd (3,86<Rc ≤5,36) 293 158 254 6495 7200 Extra geïsoleerd (Rc >5,36) 24 4 1 2 821 852 Totaal 561889 439078 40331 6497 821 1048616

Tabel A-7a Aantal woningen naar dakisolatie in 2013 vergeleken met 2012

2 0 1 3 2012 Ongeïso-leerd Matig geïso-leerd Geïso-leerd Goed geïsoleerd Extra geïsoleerd Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤0,39) 137992 137992 Matig geïsoleerd (0,39<Rc ≤0,72) 664 19322 19986 Geïsoleerd (0,72<Rc ≤0,89) 1014 128 41781 42923 Goed geïsoleerd (0,89<Rc ≤4,00) 5299 831 1775 434267 442172 Extra geïsoleerd (Rc >4,00) 273 45 297 664 9480 10759 Totaal 352939 66442 144617 86834 13604 664436

(23)

Tabel A-8a Aantal woningen naar vloerisolatie in 2013 vergeleken met 2012 2 0 1 3 2012 Ongeïso-leerd Matig geïso-leerd Geïso-leerd Goed geïsoleerd Extra geïsoleerd Totaal Ongeïsoleerd (Rc ≤0,32) 342975 342975 Matig geïsoleerd (0,32<Rc ≤0,65) 2764 64757 67521 Geïsoleerd (0,65<Rc ≤2,00) 3637 1058 142846 147541 Goed geïsoleerd (2,00<Rc ≤3,50) 3283 523 1576 86486 91868 Extra geïsoleerd (Rc >3,50) 280 104 195 348 13604 14531 Totaal 352939 66442 144617 86834 13604 664436

(24)

OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving Faculteit Bouwkunde, TU Delft

Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Postbus 5030, 2600 GA Delft

Telefoon: +31 (0)15 278 30 05 E-mail: OTB-bk@tudelft.nl www.otb.bk.tudelft.nl

Cytaty

Powiązane dokumenty

Uczymy grać w koszykówkę: taktyka, technika, metodyka nauczania koszykówki w lekcjach wychowania fi zycznego.. 1, Indywidualny i zespołowy

Jeszcze jedną kwestią wartą poruszenia jest kwestia tezy postawionej przez autorów we wstępie, ale na którą nie udało mi się zna- leźć odpowiedzi w tekście.. Teza owa zakłada

Wyniki badań aktywności enzymatycznej pepsyny przeprowadzonych z użyciem hemoglobin trzech różnych gatunków przedstawiono w formie graficznej jako zależność aktywności

As far as the date of Thomas is concerned, both the Named Testimonia, where Thomas is mostly mentioned in the apocryphal context and the fact that the Coptic GThom was

2 ustawy o zapobieganiu oraz zwal- czaniu zakażeń oraz chorób zakaźnych u ludzi podejrzanym o chorobę zakaźną jest osoba, u której występują objawy kliniczne lub odchylenia

Po wykonaniu próby odporności farby drukarskiej na wodę, karty papierowe poddano kąpieli dezynfekcyjnej w sterinolu oraz przeprowadzono kilkukrotne płukanie obiektu w czystej

Choć K ancjonał - jak czytamy w przedmowie do niego - służyć miał „pomnożeniu chwały Bożej między Polaki”, a więc propagować język polski w życiu