• Nie Znaleziono Wyników

Verzorgingshuis variant 30/15;: Een vernieuwend initiatief in Monster

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verzorgingshuis variant 30/15;: Een vernieuwend initiatief in Monster"

Copied!
125
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

Verzorgingshuis variant 30/15

n

O~ .f-O NO \J\>4) .f-N

Bibliotheek TU Delft

IIIIIIIIIII~

(3)

VERZORGINGSHUIS VARIANT 30/15

Een vernieuwend initiatief in Monster

F.wind

P.P.J.Houben H.Westra

(4)

Uitgegeven en gedistribueerd door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 eN Delft Tel. (015) 783254

In opdracht van:

RIW -Instituut voor Volkshuisvestingsonderzoek Stevinweg 1

2628 CN Delft Tel. (015) 783049

CIP - GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG ISBN 90 - 6275 -334 - 5

Copyright

©

1987 by R IW, Delft. All rights reserved.

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press; Delft, The Netherlands

(5)

INHOUD

Voorwoord 7

1 Achtergronden,doel en opzet ondersteuning bij de eerste fasen

planontwikkeling 9

1.1 Achtergronden en aanleiding planontwikkeling 9

1.·2 Doelstelling RIW-bijdrage in de eerste planontwikkeiingsfasen 11

1.3 Globale opzet en aanpak 12

1.4 De deelnemers aan de eerste fase 16

1.5 Verantwoording van de gekozen aanpak in de eerste fase 17

1.6 Taak en functie begeleidingscommissie 18

1.7 Opzet rapportage 20

2 Vorming van de initiatiefgroep en beeldvorming 21

2.1 Inleiding: procesgang op hoofdlijnen 21

2.2 De kennismaking en eerste beeldvorming in de eerste

avondbijeenkomsten met werkers en bestuurders 23 2.2.1 De eerste. bijeenkomst met werkers en bestuurders (6 november),

38 deelnemers 25

2.2.2 De tweede bijeenkomst met werkers en bestuurders (12 november),

34 deelnemers 27

2.2.3 De derde bijeenkomst met werkers en bestuurders (17 november),

34 deelnemers 30

2.3 De beeldvorming bij ouderen 34

2.4 De vorming van de initiatiefgroep 38

2.4.1 Vierde bijeenkomst met werkers en bestuurders (27 november),

31 deelnemers 39

2.4.2 Vijfde en laatste bijeenkomst van de werkers en bestuurders

(11 december), 34 deelnemers 46

2.5 Slotopmerkingen 54

(6)

4 Haalbaarheidsonderzoek naar de gekozen varianten 4.1 Inleiding: de grote lijnen in de opzet en hoofdmomenten

in deze fase

4.2 Ontwikkeling in de initiatiefgroep tot vorming van een stichtingsbestuur

4.3 De verdere ontwikkeling van het zorgconcept 4.4 De bouwplannen

4.5 Economische en financiele aspecten

5 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1 Achtergronden en doel planontwikkeling 5.2 'Voornaamste uitkomsten per fase

65 65 68 69 73 85 93 93 95 5.2.1 Vorming van een initiatiefgroep en eerste beeldvorming 95 5.2.2 Verdere beeld~orming door de initiatiefgroep en keuze van in een

haalbaarheidsonderzoek te onderzoeken varianten 97 5.2.3 De haalbaarheid van de gekozen varianten 99

5.3 Conclusies en aanbevelingen 103

5.3.1 Invloed van ouderen op de verdere planontwikkeling 103 5.3.2 Betrokkenheid van de initiatiefgroep en klankbordgroep bij de

verdere uitwerking van de plannen 103

5.3.3 Naar een overkoepelende vorm van organisatieontwikkeling 104 5.3.4 Concretisering van het dienstenpakket van de verzorgingstehuis

variant 30/15 in het licht van het zorgconcept "geintegreerde zorg op maat in de thuissituatie"

5.3.5 Centrale indicatie en het volgen van de ontwikkelingen in de hulpvraag

5.3.6 Verdere bezinning op de opvang van dementerende ouderen 5.3.7 Meer groen en een aanbouwmogelijkheid

5.3.8 Algemene punten voor het ouderenbeleid in Monster 5.3.9 Pleidooi voor het volgen van het experiment en voor de

toepassing van de gehanteerde innovatiemethodiek elders

Bijlagen 104 105 105 106 106 106

(7)

VOORWOORD

Met de titel "Verzorgingshuisvariant 30/15" wordt bedoeld dat in dit rapport een beschrijving wordt gegeven van een alternatief voor een traditioneel verzorgingste-huis van 45 plaatsen. Er wordt ingegaan op het ontstaan van een plan voor het bie-den van verzorging op het ni veau van wat gewoonlijk in een bejaarbie-denoord aange-boden wordt. De gelden voor 45 plaatsen worden verdeeld over 30 plaatsen in een intramurale setting en de rest, dus het budget voor 15 pl,,!atsen, voor verzorgings-thuiszorg in de thuissituatie. Het plan is een van de vernieuwende initiatieven die thans in de ouderenhuisvesting en -zorg genomen worden.

Zo'n plan kan alleen ontstaan als er een gemoti veerde groep mensen hard aan trekt. Dit is in Monster het geval. Dit rapport beschrijft de ontstaanswijze en het func-tioneren van een dergelijke groep.

Daarnaast zijn er mensen op de achtergrond die ui terst belangrijk werk verrichten in het voorbereidende werk en het scheppen van gunstige procesvoorwaarden, zowel in de beleidsontwikkelende zin als de (materieel) ondersteunende zin. We noemen ze hier niet, op gevaar af mensen te vergeten.

We hopen dat dit rapport uitnodigt tot kritische reflectie en levendige reacties. Tot slot willen we memoreren dat dit project is uitgevoerd in samenwerking met de heer P. de Jong van de Stichting Diensteverlening Bejaardentehuizen in leidschendam en de heer F. de Greef, architect van Stuurman en Partners BV te Waddinxveen. Voor ons was deze vorm van samenwerking nieuw en waardevol voor toekomstige projecten.

Vanuit het RIW hebben de heer A. Bruinsma en mevr. J. van den Boom een wezen-lijk aandeel gehad in de opzet en uitvoering van dit project.

F. Wind P.P.J. Houben H. Westra

(8)

1 ACHTERGRONDEN, DOEL EN OPZET ONDERSTEUNING BIJ EERSTE FASEN PLANONTWIKKELING

1.1 Achtergronden en aanleiding planontwikkeling

In de kern Monster wordt al sinds enige jaren toegewerkt naar het stichten van een verzorgingstehuis voor de kern Monster. Gekoppeld aan een reductie van verzor-gingsplaatsen in Del ft is in het jaar 1986 een toezegging gedaan voor een contingent van 45 plaatsen. In de afgelopen tijd is er in Monster een bezinningsproces gestart over de vormgeving. De start van dit proces ligt bij het 'formeren van een werk-groep "Flankerend beleid". In de nota "Flankerend ouderenbeleid in Monster" (1985) zijn de resultaten. van een onderzoek van deze werkgroep naar de kwaliteit en toe-komst van de ouderenzorg in Monster, Poeldijk en Ter Heijde beschreven. Een van de conclusies van de werkgroep luidt dat in de kern Monster, op grond van objec-tieve gegevens en normen, behoefte is aan kleinere woningen. Binnen de werkgroep Flankerend Beleid heeft nader beraad plaatsgevonden over de uitgangspunten voor het te stichten verzorgingstehuis. Men ziet zich hierbij voor de vraag gesteld in hoeverre di t tehuis dient in te spelen op de volgende landelijke ontwikkelingen: - verschuiving van intra- naar semi- en extramurale zorg;

- onderlinge afstemming en samenhang tussen de verschillende vormen van zorg; - integratie van verzorging en verpleging;

- zorg op maat.

In de gemeentelijke notities "Verzorgingshuis Monster" (zomer 1986) en "Nader onderzoek "Verzorgingshuis Monster"" (september 1986) worden deze ontwikke-lingen aangedUid en in verband gebracht met de toezegging van de provincie en de gemaakte voorbereidingen voor een traditioneel huis met 45 plaatsen. Een dergelijk huis sluit evenwel de realisering van "geïntegreerde zorg op maat in de thuissitu-atie", hetgeen men juist het meest zinvolle concept voor de toekomst vindt, uit. Aan het RIW van de TU-Delft, de Stichting Dienstverlening Bejaardentehuizen te Leidschendam en Stuurman en Partners BV te Waddinxveen is gevraagd een onder-zoek in te stellen naar de haalbaarheid van de meest wenselijk geachte invulling van het bouw- en exploitatiebudget van 45 verzorgingstehuisplaatsen en de ondersteu-ning daarvan door de relevante groepen, instellingen en organisaties in de gemeente Monster. Naast het al in voorbereiding zijnde verzorgingstehuis (variant 1) zou in het onderzoek de mogelijkheden voor een verzorgingstehuis annex dienstencentrum (variant 2) en voor een multifunctioneel zorginstituut (variant 3) nagegaan dienen te worden.

(9)

In de derde, het meest van de gangbare praktijk afwijkende mogelijkheid, zou er sprake moeten zijn van een dusdanige integratie en versterking van de semi- en ex-tramurale zorg dat als gevolg daarvan de behoefte aan inex-tramurale opvang ver-mindert. Alleen ouderen met een indicatie voor een zware hulp vraag komen dan nog voor opname in aanmerking. De integratie en versterking van de semi- en extramu-rale hulp zou door ruimtelijke concentratie van de daarvoor benodigde voorzie-ningen met die van de intramurale en door intensieve samenwerking verkregen kun-nen worden.

Alhoewel de laatste variant het meest lijkt aan te sluiten bij de in de rijksnota's verwoorde visie, is de realisering daarvan het moeilijkste omdat de betreffende sub-sidievoorschriften en regelingen achterlopen en door de verkokering onvoldoende geschikt zijn voor integrale benaderingen. De provincies en vier grote steden die sinds enige jaren de beleidsverantwoordelijkheid voor de Bejaardentehuizen van de minister van WVC overgenomen hebben, en ook het rijk kennen evenwel de moge-lijkheid van "experimenten". In dergelijke gevallen kan afgeweken worden van gang-bare regels en voorschriften. Wanneer men voor een experimentele status in aan-" merking wil komen dan dient er een onderbouwd plan op tafel te komen. In geval het onderzoek wijst in de richting van oplossingen van vooral variant) dan heeft het onderzoek tevens de functie van onderbouwing van de desbetreffende subsidie-aanvraag.

Het RIW is in september 1986 na een tweetal oriënterende besprekingen (in het na-jaar van 1985 en zomer 1986) gevraagd een voorstel uit te brengen voor bovenge-noemd haalbaarheidsonderzoek. De ter beschikking staande tijdsperiode is medio oktober 1986 tot eind januari 1987. Medio februari 1987 dient de gemeente een sub-siaanvraag voor welke variant dan ook bij de Provincie Zuid-Holland in te die-nen, teneinde nog aanspraak op de toegezegde 45 plaatsen te kunnen doen gelden. Daar komt bij dat in geval van een positieve honorering van de aanvraag nog in 1987 met de bouw gestart zou moeten worden.

Het RIW heeft op 30 september 1986 een concept "Voorstel ter ondersteuning in de eerste fasen van een planontwikkelingsproces voor een "Verzorgingshuis Monster"", uitgebracht. Daarbij bedong het RIW dat de ouderenbonden eerst akkoord dienen te gaan rnet de wijze van aanpak en het korte bestek waarbinnen de procesbegeleiding zou dienen plaats te vinden. Dit heeft in de tweede helft van oktober plaatsgevon-den.

In dezelfde periode vond tezamen met de gemeente een bespreking plaats met het bestuur van het Verzorgingshuis Monster i.o •• De medewerking van dit bestuur was cruciaal omdat zowel inhoudelijk als organisatorisch/bestuurlijk in het voorgestelde plantontwikkelingsproces andere varianten in studie kwamen. Het bestuur heeft geen bezwaar gemaakt en heeft bijna voltallig geparticipeerd aan de eerste proces-fasen. Voorts heeft een voorgesprek plaats gevonden met het bestuur van Huize Duinhof dat in een eerder stadium te kennen heeft gegeven zich te zullen verzetten tegen een tehuis met 45 plaatsen, gezien de te verwachten leegstand. Toen tijdens de bespreking de mogelijkheid ter tafel kwam dat in geval van de 3e variant (het

(10)

zgn. multifunctionele zorginstituut) het niet onmogelijk zou zijn dat slechts 20 plaatsen in een intramurale setting en 25 op extramurale basis gerealiseerd zonder kunnen worden, leidde dit tot een positieve reactie. In ieder geval heeft men zich bereid verklaard in de eerste fasen mee te doen aan de eerste gedachtenontwikke-ling en zouden zich daarbij a priori akkoord te verklaren met de ui tkomsten van het onderzoek. Di t is ook gebeurd.

Tenslotte heeft de gemeente een openbare voorlichtingsavond georganiseerd op 30 oktober 1986 waar het RIW en de Stichting Dienstverlening Bejaardentehuizen zich gepresenteerd hebben.

Het RIW heeft zijn plan van aanpak en een mogelijke concretisering van variant 3 bij wijze van voorbeeld gepresenteerd en vragen beantwoord. Aan deze avond is in de plaatselijke pers de nodige aandacht besteed.

De vragen en reacties op al deze besprekingen, voorlichtingsbijeenkomst en overleg met de wethouder en ambtenaren waren zodanig dat een bijstelling van de aanpak van de planontwikkeling niet hoefde plaats te vinden. De gemeente kon zich in no-vember vinden in het uitgebracht voorstel.

Het Ministerie van WVC en de Provincie Zuid-Holland en de gemeente Monster stelden subsidie ter beschikking orn de ondersteuning van het planontwikkelings-proces financieel mogelijk te maken.

1.2 Doelstelling RIW-bijdrage in de eerste planontwikkelingsfasen

In Monster wil de gemeente bij de ontwikkeling van het plan zoveel mogelijk uit-gaan van de visie "geïntegreerde zorg op maat in de thuissituatie".

Om die reden heeft men in de hiervoor weergegeven ideevorming naast de moge-lijkheden van het stichten van een verzorgingst"httis (variant 1) ook overwogen een verzorgingstehuis in combinatie met een dienstencentrum (variant 2) en een multi-functioneel zorginstituut (variant 3) te realiseren. In deze laatste variant worden intra-, semi- en extramurale zorg geïntegreerd.

Deze "afwijkende" varianten kunnen zinvol bestudeerd worden omdat de provincie in beginsel bereid is om in het kader van een vernieuwend beleid andere invullingen van beschikbare budgetten voor de stichtingskosten en jaarlijkse exploitatielasten van verzorgingsplaatsen in overweging te nemen. Van belang is dat in de planont-wikkeling ook mogelijk negatieve kanten van een variant aan de orde kunnen komen. Zo is het bijvoorbeeld noodzakelijk bij variant 3 op de neveneffecten van de concen-tratie van voorzieningen in te gaan.

De taak van het RIW in de eerste fasen van het planontwikkelingsproces bestaat enerzijds uit een inhoudelijke inbreng met name toegespitst op het te ontwikkelen zorgconcept en anderzijds op de begeleiding van de besluitvorming hieromtrent met name de ondersteuning van de inbreng van de ouderen.

Het doel van de RIW-bijdrage in de eerste fasen van de planontwikkeling is:

(11)

ge-dachten over "geïntegreerde zorg op maat in de thuissituatie" door met name kennis over experimentele ontwikkelingen in te brengen en randvoorwaarden en consequenties van bepaalde varianten aan te geven;

- advies te geven over het meest wenselijke besluitvormingsproces en de bege-leiding daarvan teneinde zoveel mogelijk ruimte te scheppen voor èn een goede verkenning van een innovatieve aanpak èn een adequate inbreng van ouderen daarbij en toetsing van de te kiezen variant aan hun mening;

- het met de Stichting Dien~tverlening Bejaardentehuizen en de architect van Stuurman en Partners BV' instellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de geko-zen variant(en).

1.3 Globale opzet en aanpak

In het door het RIW uitgebrachte voorstel is de volgende schets van de mogelijke gang van zaken in de eerste fasen gegeven. Deze schets heeft een globaal karakter teneinde de precieze invulling te kunnen afstemmen op de dan aanwezige, partici-panten en omstandigheden.

De eerste fasen van de planontwikkeling zijn: 1 formering initiatiefgroep

2 beeldvorming en keuze varianten 3 haalbaarheidsonderzoek

In de gekozen aanpak ligt in de eerste fase de nadruk op de proceskant en in de twee volgende op de inhoudelijke kant. Een belangrijke rol in de proceskant is toe-gedacht aan een zgn. initiatiefgroep. Dit zal dadelijk toegelicht worden. Tijdens de voorbesprekingen en de informatiebijeenk0n-:'st in oktober 1986 zijn gedachten over de planontwikkeling in een schematisch overzicht geplaatst en via een overhead-sheet geprojecteerd. In onderstaand schema wordt deze overhead-sheet integraal weergege-ven. Daarna volgt een weergave van de toelichting die vooraf in de voorbespre-kingen en informatiebijeenkomst gegeven is.

(12)

Schema 1 Voorstel voor planontwikkeling "geïntegreerde zorg op maat in de thuis-situatie" voor de kern Monster (oktober 1986)

INHOUDEL~K

PROCES

§f~Ll>WR.M IN"

P5'b"'-naQ.S

INWr"

:Zot~t>.l

OP

~ê~ ~~~IIl~

oc.u>~Ra.& 6l-~1~l> ~S\(\(~~ \ I \

,

\ I \ I

\'NITIA11~

: ~ORJ1l1t...r~N(:' \

,

~1> I

VA RIlt

ijT~ '" ~tblID

I

~~Rl)

,1I5C.

tWio K.El.42E ~

..

)EC.. ... 'L. YAP.IAN~ tol •

JAN

"A.AL~IJ)

2..

WtlUlrNT1:N.

...

<..O~l.L.l

SIt:

-[

~l::SlJtI1"O~MIN

"

'&~N~~ ~~Tê

t1Jào

(13)

Toelichting bij Schema 1

In de planontwikkeling wordt (zie de twee kolommen) een onderscheid gemaakt tus-sen de inhoudelijke en de proceskant. Inhoudelijk dient de planontwikkeJing te resul-teren in een onderbouwde subsidie-aanvraag eind januari 1987 (zie de tijdsas ter lin-kerzijde). Aan een dergelijke aanvraag dient een haalbaarheidsonderzoek ten grond-slag te liggen willen initiatiefnemers en gemeente de subsidie-aanvraag kunnen in-.

dienen.

Dit haalbaarheidsonderzoek kan gezien de beperkte tijd maar op twee varianten be-trekking hebben. Derhal ve dient eind 1986 een keuze ui t de reeds beschreven of in de discussies ontstane varianten te worden gemaakt. Deze keuze wordt gedaan door een zgn. "initiatiefgroep". Deze groep dient als voorloper van een bestuur van het de realiseren voorziening beschouwd te worden.

In de besprekingen en voorlichtingsbijeenkomst is hierbij opgemerkt dat voorkomen moet worden dat na het vertrek van de onderzoekers of nà het indienen van de sub-sidie-aanvraag het proces in elkaar zakt.

Er moet immers bij een positieve reactie van de subsidiegever hard verder gewerkt worden om de bouw nog in 1987 te starten. Voorts moet gerekend worden op veel belemmeringen en stagnaties als een afwijkende variant gekozen wordt. Men zal dan "er voor moeten gaan staan". Dit vergt een sterke motivatie: vandaar de term "ini tiatiefgroep".

Voor het formeren van de initiatiefgroep is gedacht aan een open procedure (zie de gestippelde trechterJijnen) waardoor werkers, bestuurders en ouderen die in de maand november aan een serie bijeenkomsten hebben meegedaan in staat gesteld worden in te stappen. Het enige toetredingscri terium zal zijn of betrokkene het wiJ. Dat betekent dat persoonlijke motivatie welke in een intensief communicatieproces gevormd wordt, de grondslag is voor deelname aan de initiatiefgroep. Vandaar dat het zoveel mogelijk bijwonen van de geplande bijeenkomsten hierbij wel een belang-rijke voorwaarde is. In de toelichting is aangegeven dat aan di t idee het zgn. ik-mandaat ten grondslag ligt. Dat wil zeggen mensen nemen in vrijheid op zich om met anderen een vernieuwend initiatief te nemen. Ze zijn er zelf verantwoordelijk voor. Dat in tegenstelling tot het zgn. vertegenwoordigersmandaat. Di t wil immers zeggen dat men een taak vervult omdat men van zijn groep of organisatie daartoe de opdracht en het recht gekregen heeft in plaats van dat men zijn of haar mandaat "genomen" heeft.

Mensen met een ik-mandaat dienen wel aanspreekbaar te zijn voor anderen. Daarom worden zogenaamçle klankbordgroepen in het leven geroepen die in de eerste fasen van het proces gevormd worden door die mensen welke wèl meegedaan hebben aan de bijeenkomsten in november maar niet in de initiatiefgroep stapten.

Aan de omvang van het aantal deelnemers van de bijeenkomsten in de avonduren van bestuurders, werkers en geïnteresseerde ouderen is geen bovengrens gesteld. Om een idee te geven hoe de in de gemeentelijke variant 3, multifunctioneel zorg-instituut, in de praktijk er uit zou kunnen zien is bij wijze van voorbeeld door het RIW een mogelijke uitwerking schematisch uitgewerkt en toegelicht.

(14)

Schema 2 Voorbeeld van een schematische uitwerking van een mogelijke invulling van varianten.

/ '

--'IIo"i~ i", 11~.

~ md cen ~1"'S~lelu4i'!.i",clic.Ol{I'e.

be'M>l'Ier

~Id ~"

~n di~

IIM

~t

die\.1~c~{(1(1M

vz

~r..,~S+e4u.is

(15)

Toelichting bij schema 2:

Om de verschillen tussen de twee afwijkende mogelijkheden zichtbaar te maken zijn zowel variant 2 en 3 schematisch weergegeven. Variant 2 is als vertrekpunt gekozen (zie bovenste tekening). Deze variant gaat uit van 45 verzorgingsplaatsen in het verzorgingstehuis annex dienstencentrum.

Het schema geeft naast dit verzorgingstehuis en dienstencentrum een aantal wonin-gen weer; "gewone" woninwonin-gen in de kern Monster. Door verschillende arcerinwonin-gen is de zorgbehoefte van de bewoners aangegeven. De getrokken pijlen geven een ver-huisbeweging aan en de "gestippelde" pijlen hulpverlening. In variant 2 verhuizen dus drie bewoners naar het verzorhingstehuis; één verhuist naar een verpleeghuis bui ten Monster; en drie maken gebruik van de hulpverlening (diensten) in het dienstencentrum.

Variant 3: "multifunctioneel zorginsti tuut", is bij wijze van voorbeeld door, het RIW in beeld gebracht. De bewoners met de verschillende zorgbehOEiften zijn gelijk aan die bij variant 2. De verschillen zitten in de gekozen oplossingen en een andere zorgfilosofie vanuit de hulpverlening. De 3e variant gaat uit van een "structurele" financiering van 45 verzorgingsplaatsen, waarvan 20 plaatsen bouwkundig bijeenge-bracht zijn (het verzorgingstehuis) en 25 verspreid in Monster liggen (facultatieve verzorgingstehuisplaatsen). Er bestaat hierdoor de keuzemogelijkheid voor de bewo-ners met een verzorgingshuis-indicatie: thuis blijven wonen of verhuizen; wat de zorgverlening betreft maakt het geen verschil. Tevens is in deze variant de bewoner met de verpleeghuisindicatie naar het verzorgingstehuis verhuisd, er van ui tgaande dat enkele diciplines vanuit het verpleeghuis op consult-basis "patiënten" in het verzorgingstehuis komen behandelen. Het laatste verschilpunt t.o.v. variant 2 zit in het dienstencentrum. Verschillende diensten vanui t het dienstencentrum worden ook in de thuissituatie aangeboden en de scheiding tussen het dienstencentrum en het verzorgingstehuis is verdwenen (vervaagd).

De gerealiseerde tijd wijkt af van de geplande tijdsperiode. Fase 1 werd begin december afgerond (in plaats van eind november), fase 2 begin januari (in plaats van medio december) en fase 3 begin april (in plaats van begin februari). Het haalbaar-heidsonderzoek vergde meer tijd dan voorzien was, vooral voor intern en extern overleg.

1.4 De deelnemers aan de eerste fase

De personen, groepen en organisaties in de gemeente Monster die om enigerlei re-den relevant geacht worre-den voor de planontwikkeling zijn voor de voorlichtingsbij-eenkomst van 30 oktober 1986 uitgenodigd. Daarnaast verscheen er een oproep in de plaatselijke pers. Op de voorlichtingsavond waren ongeveer 50 à 60 mensen aanwe-zig. Op de eerste werkbijeenkomst waren er ruim 30.

De bijeenkomsten met ouderen, die overdag plaats vonden, zijn wel gelimiteerd om-dat deze een andere opzet hebben namelijk in de vorm van groepsgesprekken. Er zijn 4 groepen geformeerd van 12 mensen van 55 jaar of ouder. Bij de werving is er op toegezien dat er per groep globaal de volgende verdeling ontstond:

(16)

- herkomst naar kern namelijk 3 Ter Heijde, 3 Poeldijk en 6 Monsterj

- naar woonvorm namelijk 2 wonend in een verzorgingstehuis Duinhof of Witteburg, 2 wonend in complexen bejaardenwoning namelijk Masemude of Amandelgaarde en de overige zelfstandig wonend (doorgaans gezien het woningbestand in een eengezinswoning)j

- hulpvraag bij de zelfstandig wonende ouderen, één die geindiceerd is voor een verzorgingstehuis, een die gebruik maakt van het telefonisch alarmsysteem, één die hulp ontvangt van het kruiswerk en één die gezinszorg krijgt.

De ouderenbonden en het Gecoördineerd Ouderenwerk hebben deze verdeling mee opgesteld en hebben de werving verzorgd.

Er zijn 48 namen van deelnemers aan de serie van drie groepsgesprekken aan het RIW doorgegeven. De eerste keer kwamen vier mensen zonder opgave van reden niet opdagen. Gedurende de serie zijn er tien mensen één- of tweemaal niet aan-wezig geweest en waren ook niet meer beschikbaar voor deelname aan een klank-bordbijeenkomst in januari. Redenen voor het staken van deelname waren:

geen interesse (3 x)j

door persoonlijke omstandigheden verhinderd (2 x)j onjuiste adressering (1 x);

geen opgave (4 x).

Uit enkele reacties blijkt dat bij de werving mogelijk niet iedereen duidelijk was dat het de bedoeling was dat aan meer dan één bijeenkomst zou worden deelgenomen. De opkomst bij de eerstvolgende klankbordbijeenkomst van 26 januari 1987 lag nog een stuk lager. Er waren toen 25 van de 34 uitgenodigden aanwezig.

1.5 Verantwoording van de gekozen aanpak in de eerste fase

In het inhoudelijk gedeelte wordt relatief veel tijd ui tgetrokken voor beeldvorming op een breed gebied. Bij de beeldvorming is van belang dat de deelnemers nog niet denken in termen van concrete oplossingen maar in uitgangspunten en doelstel-lingen.

Belangrijk is juist open te staan voor allerlei motieven en overwegingen, soms te-genstrijdige belangen en voor bijvoorbeeld experimentele benaderingen die elders bedacht of in praktijk gebracht zijn. Op deze manier wordt er veel ruimte geboden voor alle deelnemers aan het proces om kennis te maken met elkaar en het onder-werp op een dieper en meer essentieel niveau te benaderen daar mogelijk is als al-leen gesproken wordt op het niveau van de oplossingen en middelen. Er ontstaat een betere basis om gefundeerd en gestoeld op vertrouwen in eigen en andermans kun-nen te zijner tijd een goed besluit te kunkun-nen nemen. Mensen komen door een derge-.

lijk proces zelf in ontwikkeling en zijn dan beter gemotiveerd om als groep een ver-nieuwende ontwikkeling die ongetwijfeld op veel weerstanden zal stuiten, op gang te bregen. Er ontstaat wel de paradoxale situatie· dat haaks op de tijdsdruk en de noodzaak snel tot een besluit te komen (er zijn maar maximaal 3 maanden, waarin nog eens de drukke tijd van het einde van het jaar en het Kerstreces vallen) er bijna twee maanden op een breed terrein beeldvorming plaats vindt.

(17)

Eerder dus terughoudendheid - zo lijkt het - dan slagvaardigheid. Door de persoons-gerichte aanpak wordt evenwel gepoogd een sterke persoonlijke motivatie en daar-bij behorende initiatiefkracht te mobiliseren in plaats van op papier mooi-ogend, maar in de praktijk niet waargemaakte varant te ontwikkelen.

Deze persoonsgerichte benadering is tevens gekozen om een oplossing te bieden waar bijna alle gemeentelijke, provinciale en rijksnota's al vele jaren over schrijven namelijk gebrek aan samenwerking, aftemming en coördinatie. Door mensen niet aan te spreken op hun functie !'ln lidmaatschap van een bepaalde groep of organisa-tie, maar op elementen die ze essentieel achten voor een goede huisvesting en zorgverlening van ouderen, wordt een inhoudelijke visie die in gezamenlijkheid ont-wikkeld is, gebruikt als drijfveer voor het nemen van een initiatief dat alleen in een samenwerkingsverband uitvoerbaar is.

Over een dergelijke besluitvormingsmethodiekis nog weinig gepubliceerd. Wellicht is deze het beste te omschrijven met de term "associatieve besluitvormingsmetho-diek". Het begrip "associatief" verwijst èn naar het bewust makende aspect van de breed opgezette beeldvorming èn naar het sociale element dat door de communica-tie op een dieper en meer persoonlijk ni veau gestalte krijgt en door het gezamenlijk te nemen initiatief.

Sociologisch gezien is typerend voor deze besluitvormingsmethode dat een nieuw sociaal systeem ontwikkeld wordt op basis van relatief veel en diepgaande interac-ties waaraan veel mensen deelnemen. In de interacinterac-ties wordt afgetast welke ge-meenschappelijke verwachtingen, doelen, no'rmen en waarden er aan het nieuw te vormen systeem ten grondslag liggen en wie dat willen realiseren. De vorming van het nieuwe sociaal systeem i.c. de initiatief- en klankbordgroepen is open en voor iedereen zichtbaar en beïnvloedbaar.

De methode wijkt af van die welke doorgaans voor fusies of de vorming van een projectorganisatie gebruikt worden.

Immers dan wordt van bovenaf en vaak onzichtbaar bepaald dat om bepaalde motie-ven een gezamenlijke activiteiten ondernomen moeten worden. De leden van de participerende groepen en instellingen worden dan gevraagd de nieuwe beleidslijnen te volgen. In de' praktijk blijkt dat de uitvoering stagneert op weerstanden en oude gedragspatronen en het punt dat mensen niet hadden kunnen meedenken.

1.6 Taak en functie begeleidingscommissie

Gebruikelijk bij contractresearch is dat er een commissie wordt ingesteld die na-mens opdracht- en subsidiegevers het project begeleidt. In dit geval gaat het pri-mair om de begeleiding van de onderzoekers. Daar deze een besluitvormingsproces begeleiden waarin een in te stellen initiatiefgroep een belangrijke rol spelen, is deze groep in afgeleide zin betrokken bij het werk van de commissie.

De taak van de commissie is:

- inhoudelijke bewaking en voortgangscontrole van het project in het licht van het geaccepteerde voorstel;

(18)

- inbreng van deskundigheid

- waar mogelijk terugkoppeling op het inhoudelijke en procedurele vlak vanui t in-stanties die t.z.t. de subsidie-aanvrage te behandelen krijgen.

Neven doelstellingen zijn:

- groepen en instanties in Monster voor wie de te realiseren voorzieningen van pri-mair belang zijn formeel betrekken bij de planontwikkeling i.c. de ouderenbonden (als vertegenwoordigers van de doelgroep), het gecoördineerd ouderenwerk (van-wege de coördinatiefunctie) en het bestuur van het verzorgingshuis i.o. (die al va-riant 1 gereed heeft en bereid is andere vava-rianten te laten bestuderen);

- de relevante verpleeghuizen uit de omgeving een mogelijkheid te bieden nabij kennis te nemen van de planontwikkeling (zowel om tijdsredenen als vanwege het feit dat de intramurale verpleging vooralsnog buiten het onderzoek bleef, partici-peerden géén vertegenwoordigers van de verpleeghuizen in het planontwikke-lingsproces).

Samenstelling begeleidingscommissie El<terne deskundigen:

J. Lenselink, Stichting dienstencentrum voor gecoördineerd bejaardenwerk te Leiden

Fr N. Walta, Algemeen directeur verzorgingshuis te Wassenaar; lid provinciale commissie ouderenbeleid

E.H. van Heijningen-de Lange, Huisarts Namens de subsidiegevers:

Drs. J.T. Poleij, Ministerie WVC J.C. Visser, Mininsterie WVC

C.M. Koeleman, Provo Zuid-Holland, inspectie bejaardenoorden G.H. Klijnsma, Provo Zuid-Holland

Namens opdrachtgever:

P.M. Zuidgeest, Wethouder, gemeente Monster D. Overkleeft, Gemeente Monster

P. Fieret, Gemeente Monster

Namens primair belanghebbenden in Monster:

J.H. Groenewegen, Voorzitter Overlegorgaan ponden van ouderen

P. van Walsum, Voorzitter Gecoördineerd Ouderenwerk 's-Gravezande-Monster J.J. Beerepoot, Bestuur verzorgingshuis i.o.

J.J.W. van Schijndel-Brosens, op persoonlijke titel (Statenlid Zuid-Holland) Namens de verpleeghuizen:

J. Polders, Verpleeghuis De Naaldhorst te Naaldwijk C.M. Tanis, Verpleeghuis De Kreek te 's-Gravezande

(19)

1.7 Opzet rapportage

Dit rapport volgt chronologisch de verschillende fasen in de planontwikkeling zoals hiervoor is aangegeven. Per fase wordt voor de belangrijkste bijeenkomsten aange-geven wat de doelstelling, concrete opzet en output op hoofdlijnen is.

De hoofdstukindeling is de volgende:

- hoofdstuk 2 Vormgeving van de ini tiatiefgroep en beeldvorming. - hoofdstuk 3 Beeldvorming en keuze van de te onderzoeken varianten.

- hoofdstuk 4 Bevindingen haalbaarheidsonderzoek en conclusies ini tiatiefgroep. - hoofdstuk 5 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen.

(20)

2 VORMING VAN DE INITIA TIEFGROEP EN BEELDVORMING

2.1 Inleiding: procesgang op hoofdlijnen

In de eerste fase van de planontwikkeling ligt het accent op de vorming van een ini-ti.atiefgroep. Er is immers een orgaan nodig dat de planontwikkeling wil dragen. Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven wordt die groep gevormd door wilsuitspraken van mensen die met elkaar op een persoonlijke manier gesproken hebben over de te rea-liseren voorziening.

In de eerste fase zijn de volgende drie hoofdactiviteiten te onderscheiden:

- drie oriënterende avondbijeenkomsten in november met mensen die nà de alge-mene informatiebijeenkomst op 30 oktober 1986 bereid waren mee te doen aan geprogrammeerde bijeenkomsten in de maanden november en december; dat ble-ken vooral werkers en bestuurders van instellingen, instanties en groepen te zijn die zich met ouderenwerk, zorgverlening, huisvesting en belangenbehartiging van ouderen in de gemeente Monster bezig houden (ongeveer 35 mensen);

- drie algemene bijeenkomsten in de vorm van groepsgesprekken met vier groepen van ieder 12 ouderen uit de gemeente Monster;

- twee bijeenkomsten 's-avonds (27 november en 11 december 1986) voor de deel-nemers van de drie oriënterende avondbijeenkomsten èn die ouderen uit de dag-bijeenkomsten die (nauwer) bij het werk van de initiatiefgroep betrokken wilden zijn; in deze twee laatste bijeenkomsten is uiteindelijk de ini tiatiefgroep ge-vormd.

We zullen nu eerst de doelstellingen van deze 3 series bijeenkomsten schetsen. Werkers en bestuurders komen eerst in 3 meer oriënterende avondbijeenkomsten bij elkaar (6, 12 en 17 november 1986). De doelstellingen voor deze avonden zijn: 1 - persoonlijke kennismaking door vooral te praten over eigen belevingen en

me-ningen en niet zozeer over de groep of instelling waarvan men deel uitmaakt; 2 - eigen gevoelens en opvattingen over oud worden te verwoorden in plaats van te

praten "over wat ouderen nodig hebben" of "over wat goed voor hen is";

3 - op een breed terrein zich te oriënteren via onderlinge gedachtenuitwisseling, videofilm, korte lezingen van RIW-onderzoekers en (een) interview(s) met een deelnemer van de dagbijeenkomsten voor ouderen.

(21)

asso-ciatieve besluitvorrningsmethode (zie hoofdstuk 1). De tweede heeft nog een nadere toelichting nodig (hetgeen ook bij desbetreffende opdrachten heeft plaats gevon-den).

Ui t eerder door het RIW ui tgevoerd onderzoek is gebleken dat werkers en bestuur-ders geneigd zijn in eerste instantie te praten over wat de leden van de doelgroep i.c. de ouderen zouden willen. Vaak blijkt men alleen via veronderstellingen en niet via systematische meningspeilingen een beeld te hebben van de behoeften en wen-sen van ouderen.

Hierbij speelt mee dat de doelgroep niet erg duidelijk aangeeft wat gewild wordt. We kornen hier dadelijk op terug. Een andere bevinding is dat werkers en bestuur-ders vaak met oplossingen komen die ze voor zich zelf niet zouden wensen. Ook komt het voor dat rnen best andere oplossingen wil maar dat rnen teveel belemme-ringen ziet mede vanwege een te laag vraagprofiel bij de ouderen. Het gaat dan vooral orn oplossingen om ouderen in staat te stellen langer zelfstandig te laten wo-nen. Kortom juist om dat type voorzieningen die in dit planontwikkelingsproces meer tot de derde, meer experimentele variant behoren. Overigens zeggen juist ouderen dat ze in het algemeen gesproken liefst zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen, maar denken dat gezien het bestaande aanbod de mogelijkheden daartoe niet groot zijn.

Behalve dat werkers en bestuurders er goed aan doen 66k bij zich zelf na te gaan wat ze een goede woonvorm en type zorgverlening vinden, is er nog een tweede re-den de ik-benadering te kiezen. Deze houdt verband met het in hoofdstuk 1 aange-geven uitgangspunt voor de planontwikkeling namelijk dat mensen op basis van eigen motieven gaan participeren aan een initiatiefgroep (zgn. ik-mandaat). Om voor zich zelf en andere deelnemers duidelijk te krijgen wat je beweegt om je te verbinden met een initiatief voor een nieuw type voorziening, is evenzeer een op persoonlijk niveau zich afspelende formulering van motieven en communicatie daarover nodig.

Ouderen komen overdag eveneens eerst in 3 algemene bijeenkomsten bij elkaar (4 groepen van 12 personen).

Gezien het uit eerder onderzoek verkregen inzicht dat vele ouderen moeilijk kunnen verwoorden van wat men "eigenlijk" wil is hier gekozen voor de methodiek van groepsgesprekken. In de tweede bijeenkomst kreeg iedere groep de videofilm "Een leven lang wonen" te zien. Deze film geeft inzicht in de belangrijkste bevindingen van. het RIW/LSB-onderzoek naar woonbehoeften van ouderen. In de film wordt het belang van emancipatie van ouderen beklemtoond alsmede het bestaan van nieuwe, experimentele mogelijkheden om langer zelfstandig te wonen. De doelstellingen van deze 3 bijeenkomsten met ieder van de vier groepen (op 11, 20 en 26 november 1986) zijn:

- leren verwoorden van eigen gevoelens zonder rekening te houden met wat andere ouderen of hulpverleners er van vinden;

- het aangeven van plus- en minpunten in de eigen si tuatie;

- het laten kennismaken via de vjdeofilm van rneer mogelijkheden om langer zelf-standig te wonen;

(22)

- het verwoorden van concrete wensen inzake de algemene woonbehoefte "zo lang mogelijk zelfstandig wonen";

- het introduceren en bevorderen van de mogelijkheid tot participatie aan de in het leven te roepen initiatiefgroep.

Na deze twee series van bijeenkomsten vinden er 's-avonds nog twee avondbijeen-komsten plaats. Hieraan participeren in principe degenen die al eerder aan de avondbijeenkomsten mee deden alsmede de ouderen van de dagbijeenkomsten die aangaven te willen meedoen aan het vervolg. In deze vervolgbijeenkomsten wordt een voorlopige (op 27 november 1986) en twee weken later (op 11 december 1986) een definitieve initiatiefgroep gevormd. De overige participanten van deze twee avondbijeenkomsten vormen dan zgn. klankbord groepen.

Behalve met de vorming van de initiatiefgroep zijn de deelnemers bezig met het aangeven welke "elementen" in de te kiezen varianten aan bod zouden moeten komen. Deze elementen zijn te beschouwen als concrete aanzetten voor de nadere invulling van de te kiezen en later via het haalbaarheidsonderzoek te onderzoeken varianten.

Een plenaire ronde langs alle deelnemers van deze twee avondbijeenkomsten sluit dan de eerste fase van de planontwikkeling af.

In schema 3 ziet men in hoofdlijnen de zojuist besproken bijeenkomsten terug als-mede de belangrijkste activiteiten die er plaats vinden.

Ook is met pijlen aangegeven dat via een interviewopdracht (op 12 november 1986) en via een samenvatting van het besprokene in de 3 bijeenkomsten van de 4 groepen ouderen een inhoudelijk doorkoppeling heeft plaats gevonden van wat in de groeps-gesprekken van ouderen naar voren is gekomen. Voorts is met een pijl aangegeven dat er een mogelijkheid was dat ouderen van de dagbijeenkomsten konden gaan meedoen aan de twee laatste avondbijeenkomsten van de eerste fase.

We zullen nu per serie-bijeenkomsten aangeven hoe iedere bijeenkomst opgezet was, wat in grote lijnen de uitkomsten per serie was en hoe de deelnemers en onderzoekers de bijeenkomsten ervaarden.

2.2 De kennismaking en eerste beeldvorming in de eerste avondbijeenkomsten met werkers en bestuurders

Om een zo'n duidelijk mogelijk beeld te geven van de opbouwen het programma van een bijeenkomst geven we in onderstaand en volgende overzichten de aanvangs-tijden van ieder onderdeel. We geven steeds de tijden van het gerealiseerde tijd-schema; deze wijken niet sterk af van de geplande tijdstippen.

(23)

Schema 3 Procesgang op hoofdlijnen: vorming initiatiefgroep en beeldvorming

Alaemene informatiebi;eenkomst (lO oktober)

Avondbi;eenkomlten van werkers en bestuw-den Ct l' perJOnen)

o..sbijeenkomsten met ouderen in

MONter, Ter Heijde en Poeldijk

(_ ,roepen van 12 ouderen) Ie biieenkomst op , november

,ed&chtenwtwiuelin, "Oyet

eigen be'-ften

kennismakin& op iJc-ruveau in l-tallen

korte lezing over verschillen tUUt'n objectieve en

subjec-tieve hulpbehoefte en tUISen

het actieve en volgende zorg be&fip

huiswerk: nadere uitdieping

1ce1VlisrMkln, in nieuwe dl' ie· tallen

Ze bijeenkomst op 12 november draaien videofilm "Een leven lang wonen" (van

LS8/RIW-onderzóekl

pcr500nlijke reacties in ).. t..uen op de fiJm korte lezin& inz&ke eJlperi-mentele aspecten

Ie reeks groepsgesprekken op 11 november discussie over plezier iee en

minder plezierige kanten van het wonen in Monster

peiling wie respondent wil zijn voor een interview af te nemen door een deelnemer van de aYOnd-bijeenkomsten

huiswerk: interview één

oudere van de ~bijeenkom .. .Ie bijeenkomst op 17 november

in '·Ullen formuleren van punten _ o p ,elet !Met wor·

den bij te kiezen vll'Lanten

2e reeks groepsgesprekken op 20 november

druien lilm ·Een leven lAng wonen'"

• discussie over wat &an'Pf'eekt in

de film en wat niet plenalre uitwiSHI&ng .

huiswerk: prloriteer in zelfde

'·t&lJen deze uit'on&sp .. uen ~ ;.:sn '~~;'iij~':;

:

~;vembec

mogelijk zelfstandig te wonen

·wie wil in initiatiefgroep/

kl&nkbord&roep; zo j.

~ biieenkomst op 27 november (aangevuld met ouderen)

rest wordt

plenaare lneningen ouderen

presentat~ Csamengesteld door RlW

~., huiswerk: S-tallen

in )-ta11en formuleren verwach-tin&en t.a.v. initiatiefgroep èn

of men persoonlijk erin wil presentatie van de verwachtingen plenair, wie wil in de voor ...

~initiat~

Voep

" ,

~

kJankbordgroep huiswerk: welke elementen in huiswerk voor klankbordgroep: de varianten

welke elementen in de VAriAnten

~

",.-,,", " -- y

• presentatie huiswerk

~Samenstelling ~

• klankborden hoe terugkoppeling initiatiefgroep ~,

nOl belon,rijpe

T

punten voor de moakt tijdsplannin, _ _ _ _ .I

initiatiefgroep

(24)

2.2.1 De eerste bijeenkomst met werkers en bestuurders (6 november), 38 deelne-mers 19.36 19.48 20.15 20.45 20.57 21.23 2Î.38 21.55 22.00

ramma en erealiseerde tïdschema was als vol t: Opening en ron je voorstel en

Korte herhaling van de bedoelingen en globale opzet van het planontwik-kelingsproces zoals gepresenteerd op de voorlichtingsavond' van 30 okto-ber (zie par. 1.3).

Introductie van het programma van de avond en een in 3-tallen ui t te voeren opdracht en de moti vering daarvan; ui tvoering eerste deel van de oefening door iedere deelnemer afzonderlijk.

l!itvoering van de opdracht in drietallen. Koffiepauze.

Plenaire uitwisseling van reacties over het verloop (niet de inhoud) van de

opdracht.

-Introductie van een huiswerkopdracht i.c. ook in 3-tallen uit te voeren opdracht en toelichting daarop; formatie van nieuwe drietallen en het maken van agenda-afspraken voor het uitvoeren van het huiswerk. Een korte lezing die aansluit bij de inhoudelijke thematiek van de oefe-ning en gebaseerd is op bevindingen in eerder verricht en ander onder-zoek.

Rondvraag. Sluiting. Opdrachten

De opdracht stond in het teken van wat zojuist in de inleidende paragraaf 2.1 ge-zegd is over de formulering van de eigen belevingen en mening en de communicatie daarover.

De op deze avond uit te voeren oefening verliep als volgt:

a iedere deelnemer vult schriftelijk de volgende op een blad papier gedrukte zinnen aan:

- Als IK oud wordt in Monster zou IK graag WILLEN dat ...••.••••.•.. - Om dat te kunnen heb IK in ieder geval NODIG •••••••

Aangegeven werd dat het woord "IK" met opzet in hoofdletters gedrukt is om de eigen mening van de deelnemer op tafel te krijgen. Verder is aangeg~ven dat in het in de eerste zin gaat om wat gewenst en gewild wordt en in de tweede zin om de behoefte (wat nodig is).

b kies twee mensen die je niet kent en ga bij elkaar zitten: verricht gedurende 5 minuten een van de volgende drie taken:

- vertel wat je opgeschreven hebt en geef antwoord op vragen die door een ander ter verduidelijking gesteld worden;

ondervraag de verteller op eventuele onduidelijkheden en stel verder vragen om zo een concreet mogelijk beeld te krijgen van wat de ander bedoelt;

- let op dat de verteller en ondervrager gedurende de 5 minuten ieder in hun rol blijven; grijp zo nodig in;

Na deze 5 minuten wisselt men van rol en taak en gaat vervolgens in een nieuwe rolbezetting 5 minuten aan de slag. In totaal zijn dus 3 x 5 minuten met dit onderdeel van de oefening gemoeid. RIW-ers gaven aan wanneer van rol gewisseld moest worden.

(25)

Bij de instructie is benadrukt dat men geen oordeel dient uit te spreken over wat iemand opgeschreven heeft en wat hij of zij er bij nadere ondervraging naar voren brengt en er mee bedoelt.

De bedoeling is open te staan voor wat een ander beweegt. Ook werd aangegeven dat 5 minuten vrij lang is en men rustig kan werken en de tijd kan nemen om na te denken of een antwoord tot zich te laten doordringen •.

Dehuiswerkopdracht in 3-tallen was vrijer van inhoud en opzet. Belangrijk was dat twee andere mensen gekozen ·werden die men niet kende. Als suggesties voor de inhoud van deze gesprekken werden meegegeven:

- vertel over de eigen betrokkenheid bij het onderwerp in de gemeente Monster; - vraag wat je van de ander graag zou willen weten.

Reacties op de uitgevoerde opdracht

In de plenaire uitwisseling na de koffiepauze is. alleen op het verloop van de oefe-ning ingegaan.

De reacties waren· verdeeld. Er waren mensen die het een prettige manier van ken-nismaken vonden en een positieve ervaring om zo meningen van jezelf en anderen op ik-ni veau te (horen) verwoorden.

Anderen hadden moeite met de oefening; de kanttekeningen spitsen zich toe op de volgende punten:

- de 5 minuten waren tekort;

- je situatie nu is anders als straks en daar ging de vraag over; het is moeilijk nu al te weten wat je straks zal willen en nodig hebben;

- de rol van vragensteller was het moeilijkst; vooral om er niet een eigen mening in te leggen;

- je hebt last van je "pet" namelijk (de rol die je als werker of bestuurder bij een bepaalde organisatie hebt kleurt je antwoorden;

- te weinig concreet en te filosofisch.

De gespreksleider van deze plenaire bijeenkomst was er eerder op uit om reacties te ontlokken en die te laten staan in plaats van een discussie te ontwikkelen. Daar-voor was de groep ook te groot (t 33 mensen) en de beschikbare tijd te kort. Enige discussie ontwikkelde zich wel rondom het punt over de noodzaak en (on-)mogelijk-heid je "pet" af te zetten bij deze oefening. Er was duidelijk algemene instemming met de onderliggende doelstelling van de oefening dat het goed is "zonder pet" met elkaar te communiceren. Men onderkende door deze oefening het verschil met de vergadersituatie waarin men met elkaar praat juist "met de pet op".

In de rondvraag kwam enige irritatie naar voren over het programma van de avond en vooral over de oefening in relatie tot de werkdruk en tijdsgebrek van werkers en bestudeerders. Men vroeg zich af of men wel concreet genoeg bezig was en geen tijd verspilde.

Korte lezing

(26)

zoals deskundigen die bijvoorbeeld in het kader van een indicatiestelling vaststellen. Behandeld worden inzichten uit de gerontologische li teratuur over het actieve en passieve type ouderen en de consequenties voor de hantering van de hulpvraag. Geconcludeerd wordt dat in ideeën voor een nieuwe aanpak en in experimenten een meer actief zorgbegrip gehanteerd wordt. Hierin wordt er van ui tgegaan dat handi-caps, problemen, ziekte en ouderdom ook positief benaderd kunnen worden. Van belang is dan te letten op wat mensen wel kunnen in plaats van wat ze niet meer kunnen. Er is aandacht voor de oorzaken van de hulp vraag en mogelijkheden om daar veranderingen in aan te brengen.

Evaluatie door de RIW-onderzoekers

Deze eerste bijeenkomst is met de nodige spanning geprogrammeerd en uitgevoerd. Er was niet eerder in deze setting, met dit team en met deze aanpak gewerkt. De iritatie die bij een deel van de deelnemers aan het einde van de avond over de oefe-ning verwoord werd, is dan ook niet onopgemerkt gebleven en in zekere zin ver-wacht. Daarnaast constateren de onderzoekers dat op afstand gezien (want géén der onderzoekers is bij een drietal gaan luisteren) er met grote ernst en inzet gewerkt is. Het feit dat in de evaluatie van de oefening naar voren komt dat praten "zonder pet" wat anders is dan "met pet" geeft aan dat in dit opzicht leerervaringen zijn opgedaan. Geconcluderd wordt dat de onderzoekers met deze avond "op het scherp van de snede liepen" en dwars tegen de vergadercultuur in een nogal afwijkend pro-ces in gang gezet hebben.

Een positief teken is dat iedereen afspraken met 2 andere mensen gemaakt heeft voor de uitvoering van de huiswerkopdracht.

Tenslotte verliep de avond volgens de van te voren gemaakte tijdsplanning en bood door de opbouw veel afwisseling. Alle deelnemers zijn door 'te werken met 3-tallen aan bod geweest in verschillende rollen. Dit laatste punt is winst vergeleken met bijeenkomsten van grote groepen (tenslotte zaten er ongeveer 35 mensen in de zaaI) waar doorgaans slechts enkele mensen aan het woord zijn.

2.2.2 De tweede bijeenkomst met werkers en bestuurders (12 november), 34 deel-nemers

Programma en gerealiseerd tijdsschema

19.34 Opening en toelichting op het programma.

19.42 Presentatie videoband "Een leven lang wonen" (gemaakt naar het 20.17 20.26 20.45 21.02 21.22 21.33 21.51 22.01

RIW /LSB-onderzoek naar woonbehoeften van ouderen).

Instructie voor uitwisseling van reacties op de videofilm; uitdelen van startvragen die ieder schriftelijk invult waarna er in 3-tallen op door'

gegaan wordt. .

Formering 3-tallen en uitwisseling

Evaluatie in 3-tallen over het verloop van de uitwisseling en koffie Plenaire uitwisseling over het verloop van het werken in 3-tallen en de inhoud van de videofilm.

Huiswerkopdracht.

Korte lezing over kenmerkende aspecten van nieuwe ontwikkelingen en experiment in de ouderenzorg en -huisvesting.

Rondje waarin men zijn/haar mening over de opzet van deze en vorige avond kon geven.

(27)

Oefening: formulering en uitwisseling van reacties op de videofilm

In de inleiding van dit hoofdstuk (par. 2.1) gaven we aan dat in de videofilm de emancipatie van ouderen en nieuwe mogelijkheden om langer zelfstandig te blijven wonen centraal staan.

De film heeft een voorlichtend aspect en wil mensen motiveren tot een andere aan-pak. Naar analogie van de eerste avond. worden de deelnemers uitgenodigd eerst ieder afzonderlijk op schrift te stellen wat de film aan reacties oproept. De start-vragen luiden:

1 Wat spreekt ~ aan? 2 Waar zet IK vraagtekens bij?

De nadruk ligt op "mij" en "ik". Voor de uitwisseling met twee andere mensen wordt dezelfde instructie gegeven als de eerste bijeenkomst gegeven is.

Evaluatie van de oefening

In het plenaire deel na de koffiepauze wordt vooral weer gevraagd naar het verloop van de oefening. Daarna is op beperkte schaal ingegaan op de inhoud. Ook in de slotronde van de avond kwamen velen op de oefening terug.

De gespreksleider vraagt in hoeverre het gelukt is nu de pet af te zetten. Uit de re-acties blijkt dat dit nu anders ervaren is. Enerzijds zien sommi.gen verschil tussen het opschrijven van je mening en die is dan persoonlijk en het toelichten daarvan in het drietal. Bij het opschrijven is die persoonlijk, maar bij het geven van de toelich-ting grijp je vaak naar voorbeelden die je vanuit je werk kent: op dat moment lijk je de pet weer op te hebben.

Anderzijds biedt de film concrete stof waardoor het praten makkelijker ging; daar-. bij hielp ook dat de film positieve reacties opriep.

Belangrijk is dat enkele mensen vertelden hoe ze met het pet op- pet af-probleem geworsteld hadden. Vooral het gegeven dat je in het werk een bepaald ideaal wil re-aliseren maakt het moeilijk een onderscheid te maken tussen wat je zelf wilt en wat de organisatie wil waarvan je deel ui tmaakt. Deze worsteling was voor andere deel-nemers herkenbaar. Wel werd gewezen op het gevaar vast te houden aan eenmaal ingenomen 'standpunten, omdat deze samenspraak en samenwerking in de weg kun-nen staan.

In de slotronde kwamen naast irritatie over het feit dat de bijeenkomst nog steeds in de kennismakingsfeer verkeerde ook positieve geluiden naar voren. Er werd gewezen op de waarde van de kennismaking en dat het zo beter lukte contact te maken in de op zich grote groep. De videofilm en de lezing over de kenmerkende aspecten van nieuwe en experimentele ontwikkelingen werden ook waardevol gevon-den. Een enkeling kende de film al en vond derhal ve de avond minder geslaagd. Korte lezing over kenmerkende aspecten van vernieuwingen in de

ouderenhuis-vesting en -zorgverlening .

Soms refererend aan de videofilm werd met behulp van overhead-sheets systema-tisch de kenmerkende aspecten van nieuwe ideeën en experimenten behandeld. We geven hier de tekst van de sheets.

(28)

WIJK-/BUUR T -/DORPSAANPAK voor het leven van alledag (actieradius)

overzicht/bekend

kader gemeenschappelijke be-langen

mogelijkheid voor (hulp)con-tacten

concreet voor werkers

ZORGVISIE

actief zorgbegrip

wat kan men wèl (i.p.v. niet) onderliggende oorzaken ont-dekken/

aanpakken

hulpvraag is verschillend hulpvraag verandert (fluctu-eert)

HUISVESTING niet apart zetten

belang goed sociaal klimaat (o.a. veilig)

aanpasbaarheid woningen toewijzing geschikte woningen onderhoud

warmte-isolatie/klimaatrege-ling

Huiswerkopdracht

INBRENG OUDEREN

hun beleving en mening is in-put

op basis meermalige contacten gespreksgroepen

concrete/visuele informatie-verstrekking

eventueel organisatie belan-gengroep

professionele ondersteuning bij belangenbehartiging ZORGBELEID

integratie i.p.v. specialistische hulp

hulp op maat

volg ontwikkelingen in hulp-vraag

tijdelijkheid van aanbod 24-uurs beschikbare hulp aan huis

ADL-steunpunten

wijk-/buurt-/dorpsgewijze-op-name

BESTUURLIJK

directe contacten met doel-groep

medezeggenschap ouderen persoonlijke contacten tussen bestuurders

procesmatige aanpak

herstructurering voorzieningen (van intra naar ~xtra)

pooling

financiële kokers doorbreken

Aan de deelnemers werd gevraagd één oudere te interviewen die aan de dagbijeen-komsten had meegedaan en die bereid was om een interview te geven.

Er waren ongeveer 26 ouderen die zich hiervoor hadden opgegeven. Het lukte om ongeveer 20 interviews uit te zetten onder de deelnemers. Men vond vooral de tijd tussen deze en de volgende bijeenkomst te kort om nog ruimte te maken voor een gesprek.

Evaluatie door RIW-onderzoekers

De avond verliep iets minder gespannen omdat het team en de deelnemers wat aan elkaar en de gehanteerde methodiek gewend waren. Het spanningsveld tussen de "haast" van de groep die het concreter wilde en de nadruk in het programma op kennismaking kwam weer naar voren. In tegenstelling tot de vorige keer werd de nuttige kant van het tijd krijg~n om contacten op te bouwen ook genoemd. De in-formatie-overdracht via de film en korte lezing droeg bij aan de !Jitdieping van de inhoudelijke kant.

(29)

De avond verliep volgens schema en had een afwisselend en geanimeerd verloop. Alle deelnemers worden in deze opzet aan het werk gezet. Als onderzoeker moet je maar afwachten wat er gebeurt. Het is duidelijk een andere situatie dan die van het groepsgesprek waar je sturend aanwezig kan zijn.

2.2.3 De derde bijeenkomst met werkers en bestuurders (17 november), 34 deel-nemers

Programma en gerealiseerd tijdschema

19.32 Opening met korte terugblik op vorige bijeenkomsten en introductie van de onderzoekers die in januari het haalbaarheidsonderzoek instellen; omdat deze avond over uitgangspunten gaat leek het nuttig hen bij deze bijeenkomst uit te nodigen.

19.36 Introductie van de opdracht en toelichting daarop; de bedoeling is dat men in 5-tallen uitgangspunten gaat formuleren waaraan de te kiezen varianten dienen te voldoen; er wordt mondeling instructie gegeven en een schriftelijke ter hand gesteld van ieder 5-tal.

19.50 20.46 21.02 21.35

In 5-tallen worden uitgangspunten geformuleerd. Koffiepauze

Plenaire presentatie van de resultaten van het werk in 5-tallen.

Huiswerkopdracht aan dezelfde 5-tallen met het verzoek om gehoord hebbende de uitgangspunten van de andere groepen een nieuwe lijst te maken en die ook te priori teren en de volgende keer (27 november) te presenteren via de overheadprojector (dus bondige formulering in i 7 pun-ten t.b.v. een sheet).

21.51 22.00

Evaluatierondje over het vorige huiswerk en de opzet van de avond. Sluiting.

Instructieopdracht

a Aan de deelnemers wordt gevraagd eerst voor zich zelf op papier te zetten welke uitgangspunten in welke te kiezen variant dan ook aan bod zouden moeten komen; b Vervolgens zoekt men andere mensen - liefst mensen die men niet kent en zeker

niet mensen die tot de eigen organisatie behoren - en formeert men 5-tallen. Naast mondelinge instructie kreeg ieder groepje de volgende schriftelijke instruc-tie mee:

"Het groepje kiest voor de duur van dit gesprek een voorzitter en een se-cretaris.

Dan vertelt iedereen wat hij heeft opgeschreven. De anderen kunnen dan vragen stellen ter verduidelijking: geen discussie. Iedereen komt aan de beurt, ook de voorzi tter en de secretaris.

De voorzi tter let er vooral op dat er bij het vragen naar verduidelijking en de reactie daarop geen discussie ontstaat. De voorzitter zorgt dat iedereen voldoende aan bod komt en let op de tijd.

De secretaris schrijft beknopt op wat men naar aanleiding van het geschre-vene naar voren brengt en -indien nodig- wat er daarna nog als verduide-lijking aan wordt toegevoegd. Tijdens de afronding zet hij/Zij op papier wat het groepje zal inbrengen in de plenaire groep.

Bij de afronding is de hele groep verantwoordelijk voor de inbreng in de plenaire bijeenkomst. De voorzitter zorgt ervoor dat de laatste vijftien minuten worden besteed aan het goed samenvatten van het besprokene. Aan de hand van de aantekeningen van de secretaris beslist de groep welke

(30)

pun-ten belangrijk zijn, dm naar voren te brengen. Ook hierbij is het niet de be-doeling dat er wordt gediscussieerd over de juistheid van de standpunten; ieders mening mag aan bod komen. U kiest alle genoemde dingen die een of meer keer zijn gesteld en die u belangrijk genoeg vindt.De secretaris legt dit ten behoeve van de terugkoppeling naar de plenaire bijeenkomst met trefwoorden op papier vast."

Met deze oefening wordt al meer in een vergaderachtige setting maar toch nog zeer kleinschalig gewerkt aan het leggen van de grondslagen voor de te realiseren voor-ziening. De nadruk in de opdracht ligt op het naar voren brengen van een persoonlij-ke zienswijze en het in tact laten daarvan bij het stellen van vragen ter verduidelij-king. Vervolgens wordt gepoogd overeenkomsten te ontdekken en die te verwoorden.

In

de instructie wordt beklemtoond dat het hier om een eerste poging gaat en dat pas na het horen wat er in andere groepen geklonken heeft een volgende stap gezet kan worden. Benadrukt wordt ruimte te scheppen voor ieders zienswijze. Men hoeft het niet eens te worden.

Presentatie groepswerk

Daar de secretarissen de punten op papier gezet hadden en eerst doorgesproken in de groep vond een vlotte presentatie plaats. Er was geen behoefte bij de andere groepsleden om de rapportage aan te vullen of ander in te kleuren. We geven nu de formulering zoals die door de secretarissen zijn opgeschreven:

Groep 1:

1.

In geval van opname; voldoende leefruimte.

2. Ouderen dienen zwaarwegende stem te hebben; keuzevrijheid bij be-slissingen t.a.v. zaken als opname.

3. Economisch, sociaal, financieel haalbaar. 4. Afgestemde samenwerking aan de basis. 5. Ouderen dienen op hulp te kunnen rekenen. 6. Hulp op maat.

7. Bij eventuele accomodatie: optimale leefbaarheid. 8. Creatief bestuur (inspelend op ontwikkelingen, flexibel).

9. Ouderen niet scheiden door verschillende zorgbehoefte; voorkomen van verhuizing ui t Monster.

10. Mogelijkheid tot accute opvang, ook dagopvang.

11. Accomodatie multifunctioneel karakter, ook een wijkfunktie.

12. Accent op preventie in ruime zin (geen verplichte opname, niet in groep moeten wonen; maar ook ten aanzien van ongelukken)

13. Optimale wijkfunctie. Groep 2:

1.

Centrale ligging, met goede busverbinding en nabijheid van winkels. 2. Mogelijkheden voor aanpassingen in de woning. (rolstoelers, badkamer) 3. Gebouwd op basis van groeimodel, zodat de capaciteit eenvoudig kan

worden vergroot. 4. Laagbouw.

5. Dienstencentrum (restaurantfunctie, ontspanning, dagopvang). Er moe-ten voldoende diensmoe-ten worden aangeboden, maar niet zo dat ini tiatief tot zelfwerkzaamheid ontnomen wordt.

6. Een adviescommissie voor het dienstencentrum, vanuit verschillende disciplines, zodat een bestuur niet verstart.

(31)

7. Vervoersmogelijkheden op professionele basis (maaltijden, recreatie) 8. Voldoende reserveplaatsen voor tijdelijke opname.

9. Ziekenboeg: Verzorgingsplaats met aparte slaapkamer. Groep 3:

1.

Goede ondersteunende leefsituatie, die veiligheid biedt en activeert, zowel lichamelijk als geestelijk.

2. Open wijkfunctie met veel voorzieningen (wijkverpleging, artsen, be-jaardenwerk, 24-uurs-bereikbaarheid, tijdelijke opvangmogelijkheid). 3. Voldoende privacy (ruime kamer, balkàn).

4. Groenvoorzieningen.

5. Zei fstandigheid, zo lang mogelijk 'eigen financieen beheren. 6. Huisdieren •

. 7. Huis van algemene signatuur.

8. De accomodatie moet een centrum worden voor een breed samenwer-kingsvcerband op medisch, maatschappelijk en sociaal nivo.

9. In principe een huis met 45 plaatsen, indien financieel mogelijk kan een aantal plaatsen een alternatieve invulling krijgen.

Groep 4:

1.

Centrale ligging, dichtbij winkels en openbaar vervoer. 2. Ruim uitzicht.

3. Parkeergelegenheid.

4. Mogelijkheid voor dienstverlening aan ouderen in de gemeente. Ont-moetings- plaats voor gesprekken en recreatie.

5. Indien verpleegafdeling geen scheiding van echtgenoten. 6. Goed leefklimaat.

7. Flexibel bestuur.

8. Bestemd voor alle levensbeschouwingen. Groep 5:

1.

Flexibel bestuur.

2. Niet alleen zware gevallen. 3. Voorkomen vereenzaming.

4. Ruime opzet, met balkon en/of tuin. Eigen keuze van inrichting moge-lijk. Dienstruimtes ondergeschikt aan wooneenheden. (AB •• ?)

5. Multifunctioneel dienstencetrum met' extramurale zorg

(maatschappe-lijke dienstverlening, kruiswerk).

6. Tijdelijke opname (dagverzorging, weekopvang,echtparenzorg, logeer-ruimte bij noodopvang).

7. Niet te weinig eenheden i.v.m. sociale controle.

8. Rekening houden met de wensen van toekomstige bewoners.

9. Het zekerstellen van de kostenaspecten van de 24-uurshulp. Ligt het geld klaar, of is dit nog onzeker.

10. Verzorging moet aansluiten op de behoefte (voldoende personeel, 24 uurs hulp op maat)

11. Eventueel onafhankelijke beooràeling van de behoefte aan hulp. 12. Variant moet acceptabel zijn voor de bestaande instituten en

organisa-ties. De personeelsbezetting van de andere huizen mag niet in gevaar komen.

13. Vrije keus. Iedereen uit Monster moet in Monster kunnen blijven, maar ook mogelijk op elders opname te krijgen. Geldt ook voor wel of niet opname en de mate van thuiszorg.

14. Eventueel huisdieren toelaten.

15. Eventueel huisvesting van ouderen combineren met die van jongeren. 16. Het gevaar van veel ouderen en alle diensten bij elkaar is dat de

Cytaty

Powiązane dokumenty

Ubezpieczeniowe 1961, nr 12, s.. jazdów mechanicznych będzie stanowił istotne zagrożenie dla życia, zdro­ wia i mienia osób trzecich, tak długo w pełni powszechna ochrona

W tym okresie, zwłaszcza w IX–XI w., skarby zyskały specyficzną formę — zazwyczaj tym terminem ozna- cza się gromadne znalezisko przede wszystkim srebrnych, rzadko

Historia wymaga też zastanawiania się i dochodzenia do prawdy oraz badania przyczyn i początków ist­ niejących rzeczy, dlatego, według Ibn Chalduna, można ją uznać za jedną z

Porównane zosta y %rednie wyniki poziomu empatii (wg. INTE i IRI) i nasilenia odczuwanego gniewu w grupach z niskim i z wysokim wska)nikiem zagro!enia wykluczeniem

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

[r]

Figuur 11.7 Snelheidsprofielen gemeten door Nikuradse; gladde wandstroming (figuur ontleend aan

Toruńskie Planetarium działa w ramach Fundacji Przyjaciół Planetarium i Muzeum Mikołaja Kopernika w Toruniu, która założona została 8 V 1990 r.. Jest to fundacja