OPTIMALISATIE door SNUIVER-SIMULATIE
m.mmel -515
damputer-simulatie van het dynamisch drukverloop in de Machinekamer aan boord
van ?Zwaardvis"-klasse onderzeeboten onder snuivercondities
Door : MAX de JONGE
,
September 1'988
CONFIDENTIEEL Id 19J11 CONFIDENTIEELECU
EenK.I.M.
OPTIMALISATIE DOOR SNUIVER-SIMULATIE
Len computer-simulatie van het dynamisch drukverloop in de Machinekamer aan board van "Zwaardvis"-klasse onderzeeboten
onder snuivercondities
Door LTZT-2 M.A.A. de Jonge
8816'
Distibutie 1 x C.M.S. 1 x I.O.Z. 1 x D.M.K.M. 2 x HWERTUBC
1 x HWERTUBO afd. CIZBT"n 2 x H.W.O. K.M.
1 x VOTD 2 x COZD
1 x NeVesBu tav. Ir. D.. Stapersma 1 x HWV KIM
4 x Prof. dr. 1r. E. van den Pol 1 x KLTZT F. Bander
DC CDT. Hr.Ms. Zwaardvis 2 x LTZT-2 M.A.A. de Jonge 3 x OGB KIM
I
Scriptie-opdracht voor LTZT 3 M. de Jonge t.b.v. het. tweede Saar van de voortgezette vorming.
TNT ETDING
Het functioneren van dieselmotoiemnnder<onderzeeboot-)snuiverconditieS is een ietwat. singulier prableem.
Bij nieuwbouw wordt veelal gebruik gemaakt van Waltests, waarbij ide te verwachten snuivercondities zo goed mogelijk worden nagebootst. Door het ontbreken van de bootromp als buff ervolume hebben deze walsimula-ties vaak echter hun beperking. Een mogelijkheid om aan deze beperking te ontkomen zou een computersimulatie van het drukverloop in de boot als functie van een op te seven "open" en "sluit" karakteristiek van de snuivertopklep kunnen zijn. Hiertoe is door mij, geassisteerd door ir. J.M. Boom enige Jaren geleden een aanvang gemaakt en vel
dieselmotoren met een medhanisch aangedreven drukvulgroep.
Vervolgens heeft LTZT 3 KMR ir. R.H.M. Borsboom onder mijn leiding 1.
e.e.a. toesepast t.b.v. de BRONSORUB 12/215.
OPDRACHT
L. Bestudeer:
-J.M. Boom, 1. van den Pol.
'De luchtdruk in een diesel-electrisdh voortgestuwde OZB tijdens snuivervaart, een computer-simulatie".
KIM-rapport, Den Helder - R.H.M. Borsbonm
"Metingen en simulatie van het shuivergedtig van. de DRUB voor WALRUS-condities".
KIM/BRONS rapport, Den Helder 1985,.,
2. Onderzoek in overleg met BRONS-INDUSTRIE het naijlen van de dirdk-vulgroep van de GRUB bij snuiverdrukveranderingen emstel de invloed daarvan op het drukverloop in de MK vast.
t.a.v.
-2
Bestudeer kritisch het door Boom beschreven model van het ventilatie-systeem en onderzoek her ventilator-gedrag bij "omkeren"
van de
luchtstroom als gevolg van drukverschillen tussen verbindende compartimenten.
Verricht indien mogelijk daadwerkelijke drukmetingen als functie van de topklep a/b ZWV-klasse en verifieer deze met de
computer-simulaties.
Herschrijf en vul her "Boom-rapport" aan met Uw bevindingen
en
ver-beteringen. Maak tevens zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid om te verwijzen naar scripties van Uw voorgangers en
desbetreffende artikelen van mijn hand opdat Uw literatuurlijst
een compleet beeld kan geven van war het KIM t.a.v. dit onderwerp
heeft geproduceerd, hetgeen een mogelijke
voortzetting van Uw werk kan bespoedigen.
Implementeer e.e.a. in BASIC-PLUS op de KIM-computer(s).
Geef, nadat de relevantie
van Uw computerprogramma is aangetoond,' d.m.v. enkele computerruns een vergelijk tussen
dieselmotoren van hetzelfde vermogen maar uitgerust met resp.
een mechanisch en een uitlaatgassen aangedreven drukvulgroep en wel in dezelfde onder-zeebootconfiguratie en met
een identieke "open & sluit" karakteris-tiek van de snuivertopklep.
confidentieel
Voorwoord September 1988
Lucht is een schaars artikel aan boord van onderzeeboten onder water
maar ook op snuiverdiepte,wanneer er toch een verhinding is met de
atmosfeer. De dieselmotoren bij conventionele onderzeeboten zorgen ervoor dat onder snuivercondities , de luchthuishouding niet optimaal is . Deze zijn het die de lucht van buiten
aanzuigen en zodoende een drukverschil creeren tussen boot en atmosfeer. Net aanzuigen van deze lucht maar aok het afvoeren van de verbrandings=i gassen gaat via het snuiversysteem.
De door dit systeem opgelegde drukverschillen kunnen de motor extra
helasten,en een terdege afstemming van hoot-indeling,dieselmotor en snuiversysteem is in de ontwerp-fase noodzakelijk.
Een computer-simulatie betreffende deze
luchthuishouding zou een
helpende hand kunnen bieden om een inzicht te krijgen van de drukken welke optreden onder deze condities.Zeker in de ontwerpfase waar een
reele wal-simulatie,door het ontbreken
van het huffervolume i.c. de bootromp, moeilijk realiseerhaar is zou dit een oplossing kunnen zijn. Voorwaarde is een programma dat uitgebreid getest is en zogoed mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid.
In het navolgend verslag zal geprobeerd
worden om een dergelijk
programma, waarvan reeds delen beschikbaar zijn, te realiseren.Dit verslag dient tevens als afronding van het tweede jaar van de
voortgezette vorming(KIm) aan de Technische Universiteit Delft.
Bij deze wil ik gaarne vermelden diegenen die ik
zeer erkentelijk bin voor hun medewerking aan deze opdracht: - dHr. C.J. Bill ,MEOB
= ir. D. Stapersma ,NEVESBU BRONS N.V.,Appingedam
Onderzeedienst,Den Helder afd. REPRO , K.I.M.
afd. R.T.D., K.I.M.
dhr. G. Witsiers, K.I.M. dHr. H. Hessel, K.I.M. = Prof.dr.ir. E. Van den Pol
LTZT-2 M.A.A. de Jonge
confidentieel
2
-confidentieel 1. InhoudBopgave Opdrablit VooTwoard InhoudsopgaVe I 2. Symbolenlijst
II 7 pleselmotoren met mechanischr aangedreven drukvulgroepr,
ls
Dieselmotoren met afvoergassen aangedreVen drukvulgroep 10.
8.1 luchtverbruiks-kenveld ORUB 21
8.2 Eventuele vertraging drukvulgroep
22 8.2.1 Metingen ORUB op naijlen drukvulgroep 23
8.2.1.1 Te meten parameters 24 8.2.1.2 Meetopstelling 24 8-2.1.3 Meetprogramma 26 8.2.1.4 Resultaten en conclu-sies 27 9 Het Simulatie-prbgramma .19 14 9.1 Globale opzet simulatie-programma
29 9.2 Parameters 30' 9.2.1 In te voeten parameters. 30' 9.2.2 Vaste parameters 31
9.3 Aanvang en stationaire toestand
33 9.4 Variabele tegendruk
35
confidentieel 3 Inleiding
4 Model Onderzeeboot uZwaardvis'-klasse
8 5 Snuiversysteem 9 5.1 Inlaat-gedeelte 9 5.2 Uitlaat-gedeelte 11 16 Ventilatiersysteem 1.3 6.1 Open verbinding 13 6.2 Ventilatiekanalen-systeem 14
6.2.1 Ventilatie-kanaal met open verbinding, 15
6.2.2 Ventilatie-kanaal met ventilator 15
6-3 Benadering totale ventilatie-schema
16 2 1 3 5 7 8 2
contidentieel,
11.2.1 Conlusies uit vergelijk simulatie en weckelijkheLd 12 Conclusies
51
15 Overzicht van de referenties en de gebruikte literatuur 52
Bijlages r 1 1 Ctmperessor-karakteristiek
2 ,;; Specificaties apparatuur meting ORUB
3 ; Calibratie-gegevens sensoren meting ORUB
4 J; Meetprogramma ORUB
5 7 Resultaten stationaire meetpunten
ORUB
6 ; Resultaten dynamische meetpunten ORUB 7 ; Uitvoering simulatie op beeldscherm 8, 7 Plot drukverloop MK
9 Invloed omgevingsdruk
Invloed omgevingstemperatuur
Invloed temperatuur MK nabij aanzuig compressor Invloed weerstanscoefficient snuiversysteem
Invloed doorsnede snuiverinlaat-systeem
Invloed extra volume HK en verkleining MK Specificaties apparatuur meting ZWV
Calibratie-gegevens sensoren meting ZWV
Meetprogramma ZWV
Resultaten meetrun 1 ZWV Resultaten meetrun 2 ZWv Resultaten meetrun 3 ZWV
Overzicht resultaten 2-pens schrijver
22 t/m 26 ; Vergelijk meetruns met simulatie-programma
Uitdraai drukken en volumestromen
Vergelijk afvoergassen DVG en mechanische DVG
confidentieel
9.5 Ventilatie en de verschillende volumina 36
9.5.1 Luchtstromen ventilatie-kanaal met ventilator 37
9.5.2 Luchtstromen ventilatie-kanaal zonder ventilator 38
9.5.3 Totale luchtstromen en drukveranderingen 39
10 Verwetking van de resultaten tilt het simulatie-programma 42
11 De werkelij4cheid
4'4
11.1 Metingen aan boord van Hr.Ms.ZwaardVig
4,4 11.1.1 Te meten parameters 44 11.1.2 Meetopstelling en cal=ibratie 45 11.1.3 Meetprogramma 46 11.1.4 Resultaten 47 11.2 Simulatie en werkelijkheid 48 3 49 ;
confidentieel
2.Symbolenlijst confidentieel 5 A : Doorsnede m2 : Specifieke gasconstante J/kg.KCl(I,J) : Doorsnede
ventilatie-kanaal
van volume I naar J M2
C2(I,J) : Luchtstroom van I naar J bij 1 mBar drukverschil
m3/s C3(I,J) : Maximale opvoerhoogte ventilator
mBar C4(I,J) : Volumestroom ventilator bij max. opvoerhoogte
m3/s C5(I,J) : Opvoerhoogte ventilator
mBar
D2 : Rekengrootheid MOOS de dichtheid
kg/J dP : Drukverschil
mBar
dPBACK : Verandering van de tegendruk
mBar dt : Tijdsinterval : Weerstandscoefficient Kl : Rekengrootheid weerstand snuiverinlaat-systeem m2 : Aantal motoren -M1 : Molmassa lucht kg/kmol M2 : Aantal volumina -M(t) : Dynamische massastroom op tijdstip t kg/s Ms(t) : Stationaire massastroom op tijdstip t kg/s : Massa kg : Toerental omw/min PO :
Atmosferische,buitenboords druk mBar
P1 Druk in de Machinekamer
mBar P1(/) : Druk in volume I
confident ieel
P2(I) : Druk in volume I op tijdstip t+dt mBar
Pv : Vermogen kW
J.)
: Dichtheid kg/m3Q : Volumestroom
m3/s
Luchtverbruik dieselmotor mechanische drukvulgroep m3/s
Inkomende volumestroom m3/s
Uitgaande volumestroom m3/s
Universele gasconstante J/kmol.K
Leidingweerstand in leiding van I naar J (kg.m).5
Snuiverconstante m3.mBar.5/s
Volumestroom ventilatie-kanaal met ventilator m3 /s
Volumestroom ventilatie-kanaal zonder ventilator m3 /s
Totale volumestroom van I naar J m3/s
Totaal uitgaande volumestroom uit volume I m3/s
Totaal inkomende volumestroom in volume I m3 /s
Atmosferische,buitenboords temperatuur Cel.
Totale looptijd van de simulatie s
Berekeningsinterval s
Temperatuur Mk nabij compressor DVG Cel.
Tijd s
Inhoud m3
Inhoud volume I m3
Luchtverbruik dieselmotor m3/s
Volumestroom door snuiverinlaat-systeem M3/S
V : Snelheid m/s confidentieel 6 Ql : Qin : Quit : R :
R2(I,3)
: RSNUI : Sl(I,J) : S2(I,J) : S3(I,J) : S4(I) : S(5) : TO : Tl : T2 : Tm : t : V : V(I) : VMOT : VSNUI :confidentieel
3.Inleiding
In een conventionele,diesel-electrisch
voortgestuwde,onderzeeboot varende onder snuivercondities op een diepte,afhankelijk van het
bootvolume varierende van IS tot 20 meter onder het wateropppervlak,
zal er een drukverschil ontstaan tussen boot en
atmosfeer.Tevens zal
door sluiten van de snuiverinlaat-topklep,als gevolg van zeegang en varierende diepte van de boot,de binnenboordsdruk dalen en de afvoergassen-tegendruk stijgen als gevolg van de toenemende waterhoogte boven de uitlaat.Door deze afsluiting van de luchttoevoer
van buitenaf zullen de motoren hun benodigde luchthoeveelheid uit de boot zelf halen met als gevolg een sterke daling van de druk
binnenboord.Een en ander zal zich proberen te herstellen als wederom luchttoevoer van buiten mogelijk wordt en gepaard gaat met het openen van de snuiverinlaat-topklep.
Bovenstaande houdt in een extra,vooral thermische ,belasting voor de motor aan zowel inlaat- als ook uitlaat-zijde doordat minder lucht wordt aangezogen en dus de luchtovermaat kleiner
wordt met als gevolg hogere gastemperaturen . Bovendien zal dit effect
versterkt worden wanneer er sprake is van klepoverlap waardoor er minder spoeling mogelijk is.
Al
reeds enige jaren is er veel onderzoek binnen de Koninklijke Marine verricht naar het gedrag van een dieselmotor ondersnuivercondities.Dit verslag zal dan ook regelmatig terug verwijzen
naar deze verslagen en artikelen.Zo hebben Klok[1],Norden en Holman[2] en Visser en Ensing[3] onderzoek verricht naar de
prestaties van, en invloed op een dieselmotor onder genoemde condities.Daarnaast geeft v.d. Pol[4/5] in enkele artikelen een samenvatting van het
geheel.
Het vorige geeft reeds enigzins aan dat de hoeveelheid beschikbare
lucht afhankelijk is van snuiversysteem
, bootvolume en -indeling
en tenslotte van het luchtverbruik van de diesels.Reeds in de
ontwerp-fase van nieuw te bouwen onderzeeboten dienen juist deze goed op
elkaar te zijn afgestemd.In
een computer-simulatie, welke het luchtdruk
verloop nabij de motor inlaten weergeeft, is de invloed
van genoemde factoren te bepalen. Boom[6] en Borsboom[7] hebben
in het verleden
reeds een dergelijk programma ontwikkeld
voor respectievelijk diesel-motoren met mechanisch aangedreven
drukvulgroep en afvoergassen
aangedreven types.
Het doel van dit verslag is om beide
programma's te combineren ,verder
te ontwikkelen ,optimaliseren naar en vergelijken met de werkelijkheid
aan boord.Daartoe is onderzoek verricht naar de eventuele vertraging
van een afvoergassen aangedreven drukvulgroep bij de
firma BROWS N.V. te Appingedam,is het ventilatie-systeem geoptimaliseerd,de stationaire toestand duidelijker omschreven en tenslotte een
vergelijk met de realiteit door middel van metingen aan boord van Hr.Ms. Zwaardvis.
confidentieel
4.Model Onderzeeboot "Zwaardvis"-klasse
Gezien het feit dat een van de onderdelen van de opdracht een vergelijk met de werkelijkheid is,zal dus deze situatie ook in het computer-model dienen te warden nagebootst.Het meest voor de hand liggende type onderzeeboot zou de nieuwe "Walrus"-klasse zijn.Echter op dit
moment van schrijven is deze nog niet in de vaart en is dus een meting onder snuivercondities uitgesloten. Een alternatief is een
"Zwaardvis"-klasse onderzeeboot, waarvoor oak is gekozen. In het
verleden zijn reeds veel metingen aan dit type verricht omtrent het snuiversysteem ,zodat veel parameters ,zoals die oak in het
computer-programma warden gebruikt,bekend zijn.
Aldus is het gehele programma opgesteld naar de configuratie van dit type onderzeeboot.Natuurlijk is het mogelijk ,door middel van het wijzigen van de parameters en boot-indeling,te komen tot een ander nieuw te definieeren type onderzeeboot.
In fig.1 is de werkelijke situatie qua indeling weergegeven,en fig.2 geeft de benadering weer zoals gebruikt in het computer-model.De volumina die warden onderscheiden zijn: 1. Machinekamer ; MK
Hekkamer ; BR
Centrale Compartiment ; CC
Boegbuiskamer ;BBK
Batterij Compartiment ; BC
De inhoud van deze volumina kan warden onderscheiden in werkelijke en
meewerkende inhoud.Van het werkelijke volume zal namenlijk slechts een
deel bijdragen in de luchthuishouding doordat het overige deel ingenomen wordt door apparatuur etc.Belangrijk voor het programma zijn
dus de waarden van de meewerkende inhoud,die volgens NeVesBu[8) bedragen: 1. MK ; 250 m3
HK ; 150 m3
CC ; 500 m3
BBK; 200 m3
BC ; 100 m3 (2x50 m3)
Tussen de volumina onderling zijn natuurlijk nog verbindingen via het ventilatie-systeem ,echter dit wordt later behandeld.
De avenge
parameters die een bepaald type onderzeeboot kenmerken indit programma zijn vervolgens:- type en aantal dieselmotoren
snuiversysteem ventilatie-systeem
In het navolgende zal iedere parameter apart behandeld worden.
SMUT
inswirriam
LW.Nribta/3r,
1111_1111111ftIsm
-r1111111SM.
111 W.,111 !SIMLA&
No. s Awe==E
slant
WAR.as-.
Timm
:lei
IMMO
I sotsausxmaiCD)
PA, p.n. case IL syntvoo j LEMUR, sec'IV'tal'ain
MC 011.St ASSAM° DI ,9ES.Hat. 94,St.404RTS.-
all
pjuj
TK. OR.ST.RACtit. ORRN111._a
GEOISt.w.-ULM
SMO.SR, OR. ve. ix
msT.11 I
j.
rata
Witt. wit
MUM.roaatim4t.
I
11121
11.11.111 I
1/00.014P,tt.
NIS AtK t IN "ELM'S
mt,(10
lilt
infe. SPNIVEMK, 114 HD it VIII 91.11 IN3 ttlISS.NBT?wit
Malan
*Rt.!' OR.*H.K. 150 m3 M.K. 250m3 IB.C. 100 m3 500m3
figuur 2: benadering indeling ZWV
B.B.K.
confidentieel
5.,Snuiversysteti
Door middel van dit systeeml verkriigt de dieselmotor zijn benodigde
1
hoeveelheid lucht en vindt tevens afvoer pleats van de rookgassen na de verbranding.Eet is dus zo te splitsen in een inlaat- en
uitlaat-gedeelte.De snuivermast,onderdeel van dit systeem,bevindt zich in het
sail,oftewel de toren,en aorgt voor de verbinding met de
buitenlucht.
De mast bestaat dus uit een inlaat en uitlaat,en is hydraulisch
beweegbaar,zodat op snuiverdiepte(17-18 meter) deze mast uit het sail omhoog komt en zo contact maakt met de atmosfeer.Zie voor overzicht
fig. 3.
SA Iblaatrgedeelte
Dit gedeelte hestaat uitz- snuiverinlaat-topklep
snuiverinlaatmast - snuivertank
= waterscheider
De topklep bevindt zich tijdens het snuiveren slechts enkele decimeters,
boven het zeeoppervlak,dit am de kans op
(radar-)detectie te
verkleinen.Een en ander heeft wel tot gevolg dat door varierende diepte
van de onderzeeboot of door zeegang de topklep onder
water komt.Om nu
te voorkomen dat er water in de inlaat komt is de topklep
voorzien van
sensoren welke bij contact met water er voor zorgen dat deze klep
sluit.Wanneer dit het geval is zal de motor,welke gewoon door blijft
draaien,zijn benodigde hoeveelheid lucht uit de boot
zuigen,wat
inhoudt dat de druk binnenboord zal dalen.Komen de
sensoren wederom
watervrij ,dan zal de klep zich weer openen en kan de binnenboords druk
zich herstellen.Mocht er ondanks de topklep
toch nog water zijn meegekomen door de inlaat,dan dient de snuivertank,welke op het einde
van het inlaatsysteem, is geplaatst,deze hoeveelheid water op te vangen.Deze tank is open uitgevoerd en bevindt zich
in de machinekamer.Via een waterscheider zuigen de motoren nu de
lucht uit
deze tank de. MK binnen.Zie fig.4 voor overzicht. Over het gehele inlaatsysteeth heerst er een
drukval,dP,welke het
verschil is tussen de atmosferische druk,P0,en de machinekamerdruk,P1 en welke de drijvende kracht is achter het binnenstromen van de lucht4
confidentieel 9
-figuur 3: overzicht inlaat en uitlaat in snuivermast
Itgaar
Afv.gasaen koeler
Alg. By. uitl.
(Haanlander) IMI 4MD Lucht
ml.
M.K. Uitlaa topkle Alg. an uitl. .1Now.. Inlaat topklen Hoofd lucht inl.figuur 4: snuiverinlaat- en uitlaat-systeem
jbo ibo
waterscheider
confidentieel
dP P0-Pi
(1)
dP wordt oak wel genoemd de hoeveelheid onderdruk die er heerst in de boot.Duidelijk is dat bij het sluiten van de topklep,de Machinekamerdruk daalt en dus de onderdruk toeneemt.De druk in de Machinekamer en dus ook de onderdruk is een functie van het
luchtverbruik van de diesels (Q1),het volume aan beschikbare lucht (V) en de tijd (t);
dP = P1 = f(Q1,V,t)
(2)
Blijft de topklep dicht dan zal de luchtovermaat steeds kleiner warden' totdat deze zo klein is dat de motor van zelf zal stoppen,echter door
de dieselbeveiliging zullen de diesels eerder
afvallen bij een
bepaalde onderdruk om schade, als gevolg van toename temperatuur,te
voorkomen. Aan boord van "Zwaardvis"-klasse onderzeeboten is dit bij een machinekamer-druk van ongeveer 810 mBar.
In het computer-model is het inlaatsysteem
gekarakteriseerd door twee parameters , namelijk de gemiddelde doorsnede van de
inlaat en de weerstandscoefficient van het gehele inlaat-leidingssysteem.Dit volgt uit
dP 0.5*K*2*v2
(3)
dP = drukverschil ( N/m2 )
K = weerstandscoefficient (-)
= soortelijke massa lucht ( kg/m3 )
v luchtsnelheid ( m/S ) en
Q = v*A
(4) Q = luchtstroom( &Is
) A = doorsnede ( m2 ) d.m.v. formules (3) en (4); Q =V(dP*2*A*A)
(KT)
(5)invoeren van grootheid K1 (m2);
Al4
,
Kl = (200*A*A) !factor 102
i.v.m. overgang naar mBar! (6)
K
Q = K1* 1 *
V-c7
!dP in mBar!(7)
De twee parameters zijn nu overgegaan in een algemene parameter Kl.Nu
(s)
,P
in COP in in
figuur 5: massabalans stationair snuiveren
confidentieel
uitgaande van de stationaire fase geldt dat :massastroom in is gelijk
aan massastroom uit,zie massabalans in
fig.5.Nemende voorts de
veronderstelling dat de dichtheid van de ingaande lucht ongeveer gelijk
is aan de uitgaande,dan;
Qin Quit !in stationaire toestand!
(8)
De
K-waarde en
dus ook de K1-waarde zijn bepaald op, grand vanempirische metingen door NEVESBU[9] en de RDM410).Deze
weerstandscoefficient is opgebouwd uit verliezen bij kleppen,,bochten, inlaten en uitlaten.Deze waardes zijn onafhankelijk
van eventuele
opgelegde drukverschillen, vandaar dat bovengenoemde K-waarde constant
is en dit ook blijft in een dynamische situatie,. Voor de hoeveelheid inkomende lucht,Qin(t),geldt clan;
!Qinet) * kl *
)57
f9)[
De waarde voor de weerstandscoefficient,K,bedraalt Volgens
NeVesBu191
11,25.Deze waarde is ontleend uit een schaalmodel van het inlaatsysteem
voor een "Zwaardvis"-klasse onderzeeboot,gedurende
de ontwerpfase van
dit type.Latere metingen,toen zij in de vaart was,bij de RDM(10) hebben aangetoond dat deze waarde 8,25 is.Het verschil werd
veroorzaakt door
de in werkelijkheid kleinere weerstandswaarde van de
topklep.in het
programma zal oak deze waarde 8,25 warden aangehouden.
Voor wat betreft de tweede parameter, de doorsnede van het
inlaatsysteem A,geldt een waarde van 0.21 m2. Dit is
ontleend uit het
tekeningen boek "Zwaardvis"-klasse onderzeeboten bij de Onderzeedienst
te Den HelderC111.
Aldus is nu oak de parameter K1 bepaaldrwelke exact wordt
berekend door
het programma.
Uitlaat=gedeelte
De uitlaat bevindt zich naast de
inlaat ill de snuivermast.Zoals feeds vermeldt steekt de inlaat boven het wateroppervlak uit,echter
de. uitlaat bevindt zich juist onder water.De reden daarvoor iskans weer om de op detectie te verkleinen.De rookgassen komen regelrecht, via enkele afsluiters , van de motoren
.Duidelijk is nu dat deze rookgassen allereerst het drukverschil over het leidingsysteem moeten
overbruggen maar daarnaast ook de waterkolom die zich boven de uitlaat bevindt. Door varierende diepte van de onderzeeboot en door zeegang kan
tonfidentieel
444.
=
1
confidentieel
deze waterkolom toenemen en zal de te overbruggen druk groter
worden.Nogmaals,de rookgassen en derhalve de motoren moeten deze druk
overwinnen.De te overwinnen druk wordt aangeduid met de tegendruk.Zij
is vooral van invloed op de prestaties van de dieselmotor en de daarbij horende drukvulgroep, zoals Klok[1],Norden en Holman[2] en Visser en Ensing[3] onderzocht hebben.Deze invloed op drukvulgroep en motor komt
later nog aan de orde.
Evenzo als bij maximale onderdruk , zullen de motoren worden afgeschakeld bij een maximale tegendruk;dit wederom om schade aan de motoren te voorkomen.
confidenti eel
6. Ventilatie-systeem
Een grote rol speelt dit systeem wanneer de topklep sluit en zich weer
opent.Want zoals reeds is vermeld zal de dieselmotor bij het sluiten
van de topklep, zijn benodigde hoeveelheid lucht uit_ de boot zelf
halen. De luchtaanzuiging vindt dan pleats via het
ventilatie-systeem. Maar ook bij het openen van de topklep,wanneer de druk in MK maar oak in de andere compartimenten zich herstelt,zal vereffening optreden
via dit zelfde systeem. De MK is in dit geheel het belangrijkste compartiment omdat hier toevoer van, en afvoer aan de buitenlucht plaatsvindt.
Het ventilatie-systeem zorgt VOOE de
verbindingen tussen de verschillende compartimenten.Dit kunnen open verbindingen zijn,deuren
of luiken,of ventilatiekanalen met of zonder
ventilatoren.In fig.6 is
de werkelijke situatie met betrekking tot het ventilatie-systeem
weergegeven voor "Zwaardvis"-klasse onderzeeboten.Hierin zijn vele open
verbindingen te onderkennen ,echter slechts een hiervan is gedurende
het snuiveren werkelijk geopend en dat is de verbinding tussen het CC
en de BBK.
voorts zullen behandeld worden de open verbinding,het kanalen-systeem met en zonder ventilator en tenslotte de benadering van
het totale
ventilatie-schema door het programma.
6.1 Open verbinding
Tussen het CC en de BBK bevindt zich een open verbinding in de vorm van
een open waterdichte deur.Een gevolg hiervan is dat
er slechts een geringe sprake is van een drukverschil tussen deze twee compartimenten zeker wanneer de deur van voldoende afmeting is.
Mocht er een drukverschil onstaan,dan zal er sprake
zijn van volledige
vereffening van de druk in een zeer kleine
tijd.Dit blijkt tevens aan
de hand van een voorbeeld; - Nemende voor de
weerstandscoefficient, K,1.5 ; opgebouwd uit
instroomverliezen van 1,en uitsroomverliezen van 0.5 ,blijkt;
025 2WAARDV1S
LUCHTVERHOUDINCEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE W -COMPART M NT /40
4c/IterMiachkmkamer 400 machinekamer 0 o tit- i -t 4-11 18
00 1te 2
1' I wi .- I ,2030 1 2000 -..a. 1 ..)...4 ... ad
_ -...1 ... OwFAN1 1870 ra/h FAN 2 4000 'MTh FAN 3 6600 rn3Th FAN 4 2000 rn3/h 5.ACU 3650 rn3/11 Alle onbenoeffide Waarden tijh
in
rd/h
1 500 0 2000 voorschip , 9,2 , 5,2 , 10,15 7,5 '11 ,1 ! Imihr mBar mBar mBar mBar
%a. #A 4 g ex T batterUrvlmte 3 'mfddenschip 2000 0
confidentieel
dP = 0.5*1.5*p*v2 izie ook form.3)
eh stellende dat dP = 1 mBar, en pi = 1.2 kg/m3
lOO Oc.r5*1-5*1.2*v2 geeft dat v = 10L5 m/s m
met een doorsnede A. van 1 m2 \mac de deur volgt met form...4
10-5*1 m3/s
hiermee wordt bevestigd dat er al een zeer snelle vereffehing optreedt bij een relatief klein drukverschil.
Zodoende zal het drukverschil tussen beide compartimenteneindien aanwezig ,slechts een kleine waarde
hebben-6.2 Ventilatiekanalen-systerat,
Naast de reeds besproken open verbinding staat de rest van de compartimenten slechts met elkaar in verbinding via het ventilatie= zysteem. Dit systeem is onderverdeeld in het
batterij-ventilatie-systeem ,de mechanische ventilatie en het airco-systeem. Het airco-systeem bestaat uit enkele onafhankelijke units,ieder werkend in een
eigen compartiment en zodanig geen invloed
hebbend op drukvariaties binnen deze ruimte,zij zuigen uit en persen in het zelfde volume.Voor
dit programma zijn zij dus niet van
belang en warden dan oak buiten
beschouwing gelaten. Er geldt slechts een
enkele uitzondering met betrekking tot de unit in de BBK. Deze zal in de navolgende beschouwingen onder de mechanische ventilatie vallen.
met het BC wordt bewerkstelligd door
de batterij-ventilatie.Hier onder hoort dus ook,in tegenstelling tot de specificaties"Zwaardvis"-klasse
onderzeeboten beschreven in Beschrijvingenboek
"Zwaardvis"-klasse
r
onderzeeboten[181,de verbinding tuesen CC en BC.
confidentieel 14
De mechanische ventilatier zorgt voor
de verbindingen tussen de
compartimenten , dus zowel via afzuig- als
oak pers-kanalen, met
uitzondering van het BC.De verbindingen van de
verschillende ruimtes
= ,
Q = = 10.5
confidentieel
Ventilatie-kanaal met open verbinding
Lucht zal alleen door deze kanalen gaan indien et eed drukversch1I is
tussen de compartimenten waar het zich bevindt_Bekend is dat de lucht
stroomt van hoge druk naar lage,en dat de hoeveelheid bepaald wordt
door de grootte van het drukverschil en de doorsnede van het kanaal.Form.3 is hier wederom van toepassing,met een K-waarde voor in=
en uitstroomverliezen van 1.5 .Wanneer voor deze kanalen de doorsnedes
zijn gegeven,is dit deel van het ventilatie-systeem bepaald.Op grand
van het drukverschil dat er over een bepaald kanaal wordt gelegd,is de luchtstroom van het ene volume naar het andere nu te berekenen.
Ventilatie-kanaal met ventilator
Indien er zatch een ventilator bevindt in het kanaal rwordt de beschrijving complex.Alvorens de ventilator in het kanaal te beschouwen zal eerst de ventilator zelf worden
beschreven-De ventilatoren aan board "Zwaardvis'-klasse onderzeeboten warden aangedreven door electrische motoren ,en draaien een constant
toerental.Variabel kan zijn het toegevoerde vermogen en daarbiji horende
opvoerhoogte van de ventilator.Het aan de ventilator toegevoerde
vermogen wordt met een zeker rendement omgezet in een statische en een dynamische druk.Zie fig.7 voor een algemene ventilator-karakteristiek,
ontleent van A&N te Breda.Hierin zijn te zien lijnen van statische
en totale druk,het rendement en een leiding-karakteristiek.Het
werkpunt van de ventilator wordt bepaald door het snijpunt van de
leiding-karakteristiek en statische druk.Het verschil tussen totale
druk en statische druk is de dynamische druk,gelijk aan;
0_5*9*v (N/m2)1
/n een nominale situatie kent de ventilator slechts een beperkt werkgebied. Gewoonlijk is dan oak het eerste kwadrant van een karakteristiek ruim voldoende am de opvoerhoogte van de ventilator te bepalen.Een en ander wordt anders wanneer er een tegendruk verschil
over de ventilator wordt gelegd.Dit houdt in dat de ventilator een, drukverschil moet overbruggen.Er kunnen nu twee
situaties onstaan
namelijk dat dit drukverschil kleiner of groter is dan de maximale opvoerhoogte. Indien kleiner zal de luchtstroom dezelfde richting
behouden , echter in grootte
afnemen.Wanneer echter het drukverschil grater is dan de maximale opvoerhoogte zal er tegenstroom ontstaan,met andere woorden de luchtstroom zal van richting omkeren. De
confidentieei 15
6.2.1.
rif: itho :
ElgragaimultairM
ourissigammiltrig
CE"munnunqn man
inraNaMeLin
--17%we
.11111111111111:i
I
91111,01M
Aire
.::,_ ,Ling
figatilh
_..
v ,
ieh , _ i.. T a;t
; -.:.-"TIVISPIEHan
IA
A
cumin:
vissompoin:notAiih:ips.,
mouparalnielrar
MIUMNIPPIr-
tii, :... . I . .unkunitmisogsmil
:atl,:iii.;agelo
....04#
u
_
1111111110111 ;.
:1PhIS ilitiliteratir
III
, .. 1 arLIMISIMIESI
L: Lir: 4 11141313111101111
A
4074d
,r
1 flmunpasuarnrstinuminum
roased
in
1.1
Illiii":11112,1 111S
R
TAZIONIEIMpirpSaa
M 1111
.,._snlepAptimamomplimgond
n
imarrAmemummanunsiquONOI
n
n
N---.4 1 1 , ...,f N.. .diP.469.44. Sir a
Leti.
Nat .
---"Lawysaingigiall
---I -1-I
---'n71-Magi 415111111111E
r- :7-111111110WITA.11111MEN
anamillonL):::.
allipotti no
amortioncitlopesmaign. ...----gaterse
em...m...ami own
-m-
on
_1,
rann_oriamossmannitipaill
Egg
II!
, .Ungralltillitingaralltir
iOlor
,,..r
. . . .,
.7
I Cr,. 6: ,1.
. 1. I.! .-I -ol ! Lu _fertra ___.; I '. . r le 'Crir.d syt5 11. 9 t.cifi id.
691i :VT Dl 5-0 0 U. et' tit 0 4-, 0 4_1 0 ri 4-) 0 0 0 14!) t--a_.h
s'aconfidentieel
karakteristiek loopt een ander kwadrant in nameliik het tweede kwadrant welke nimmer is weergegeven.Slechts Eck[l2] beschrijft het vermoedelijke verloop van de karakteristiek in dit kwadrant,maar ook in het derde en vierde. Nogmaals: dit is nimmer gemeten,en berust
slechts op vermoedens. Zie voor "meerdere kwadranten karakteristiek"
fig.8. Opvallend is dat wanneer de karakteristiek zich in het tweede
kwadrant bevindt, de omlooprichting van de ventilator gelijk blijft en zodoende nog steeds vermogen levert.De ventilator zal namelijk in dit
geval slechts als weerstand optreden voor het opgelegde drukverschil
en bijbehorende volumestroom.
In het bovenstaande is steeds gesproken over drukverschil dat negatief
werkt op de ventilator,maar ook komt voor dat er sprake is van een zogenaamd "meedrukverschil".Het drukverschil bevordert zo
de volumestroom in richting en grootte waarvan al sprake
was.De
volumestroom zal grater worden ,echter de ventilator zal geen echte bijdrage meer leveren,en zal zelfs eerder als rem optreden.
be volumestroom door een ventilatie-kanaal met ventilator wordt bepaald
door opvoerhoogte ventilator en het drukverschil. be ventilator wordt gekarakteriseerd door het geven van de maximale opvoerhoogte en de daarbij horende volumestroom.Van alle ventilatoren aan board van "Zwaardvis"-klasse
onderzeeboten lopen de karakteristieken parallel, zie fig.9-10-11,en dus door het geven van eerder genoemde parameters liggen de verschillende karateristieken
vast.De benadering die zal gelden voor het globale
verloop hiervan
geeft fig.12,tevens ontleent aan Boom[6].
6,3 Benadering total& ventilatie-schema
Het eerder gegeven schetha,welkes de
werkelijke situatie aan board
weergeeft,is numeriek in een programma ,gezien
de computer-taal waarin
het geschreven is,moeilijk realiseerbaar.De
samenwerking van meerdere
ventilatoren zorgt voor dit probleem.Zij beinvloeden elkaars werkpunten
indien aangesloten op een en het zelfde ventilatie-kanaal.Zodoende is voor een benadering gezocht,en is gevonden door
het creeren van
fictieve volumina.Deze zorgen er voor dat een ventilator
slechts alleen in een kanaal aanwezig is,en dus slechts wordt
beinvloed door het drukverschil tussen de met elkaar verbonden ( fictieve ) ruimtes. Natuurlijk is het zaak am de grootte van deze volumina zo klein
mogelijk te houden,maar ook dient de stabiliteit van het programma te
blijven gewaarborgd . Ook de doorsnedes van de fictieve kanalen moeten in dezelfde orde van grootte
zijn, zoals weergegeven voor het
nominale geval. Fig.13 geeft de
benadering van het ventilatie-schema
confidentieel 16
P stat
-Q
+
;,-I4 ... J.-3a. : .-.,. ' -... I . T---1 L r -. . I .. . . I---I. 1 t----r.74. . ... .', 17 --... .-I : 1.-I , ...' I . 1 i
r--1 rr ---L 1 . II& J. 1 -..i. . I 1 --i-i .....
. 7 1'L
!1,.. , V . -.. ..- ...-. ... I-... ... -.1.--: ' . 3 j 3-.1r. i3 . / .. . 1 , z .-1---;--, , . .. . i . ., . . f CI! --..-r, . 4 .. 1: , : ... : ...'...a
...,...71:.- '''' , ' .. L. ... ,.... ... ... . .. , ." . -'....---1*--I-1--t' .. : '''' I T-. .-ifi a
,
! . ---7- i
-1 --i ..-. . :. i i . ....!... ! ! I-....r.. .1:-...-4-71"
. .,II
-I.-
nj--.'-i
-1.... ! : ALai
'''.''
.... .71
1
; : . 1 1. : . I.. : ; ..._ 1 .1 .. I - i-.. 1 ---.-:i
--. "...,..,. 4'.' 1.01111111
! ....1..:. 1EnEir
vt..
:::.II
-El
CL. fir . -.L.1
. .f
....1....1...-1-1 . . . '-7
: , ' . 'j
. . I 1 1 i r. _
i i-4
criNI
.11
1111 1,,,,nr.
411 11111 ..,
.. . 4--..re...
CO . il -' 1 ... --1.177; ... -.lir."-:.:-LI
6 .. : 7,
...OK . .: ...i......!....:
1 -. 4A 1.: --I .. 1.,...
4
...i... ... .,I.:,. -. .I ...0
.I a 1 IR. .4. -. . ..,,
7:-.: ,.. ...1.... 1. .V.1... ii..: .... ' . . .... , 4 0 t -: 14 li.:i .. I , i .04 .-.,,, 1 1 .. 3, ' I ... --i ... .. ... .. I . .... .... ... . .. a...:. ... ...: : -I3111 a 1, ! it a
kill
'that; MI ED MIlL'ilikkliaill 'FIN'Ofrip
itirj
0
4 AN 23
3144111EMEM
11
ICI M elea
11111Ellg:
V11111 glillalla
o01111EIMMEMPERRIP0-..a
11111111WWEAREffill '
lSfl.a
11111rIgnmARIREr":
alliiiiiiiiilliMMIIIIIiidiLimal.1
111111
IIIINIIIIIMI011011g131:
1ig111111141111111111LAMIIIIwitiT
a
NO
....,111111
1111013113111;111911rem
411111/11
1111111311111111Ergra
:417 a
Li; I.L
A._ A
Ill 111211111111M11115
.i
L i !1111
11111:1111111111"
ilit
':1
0tin AN 11'
MEM
.lir si,
11111
111111413111VIV
t! 4461 A
rt
Ji
II I
NNW 'VIII.
.... 447. 4 :.ingt
, .. '111/11/11
IMMIV
gr rl-i
I 9 ilii1 1111 11111111111;
al
.71tr
3131313111911151
411,
jul
I
lNii1148440
IiiiNgilidiallumitim
nummumummagunnomm.
flIuJ
IEUMMIEURIMINEEMIE
MI NIMIENEMEIE
Roam
muninnerrommul
nopossm.diumen
miumentamonanulm I
U8i J:
MR9911
:01
aminummosna
limo
own noun
1. um
: aRC
Si MILIINENNEMI
SHIMI
I
am oistikaumpuni
sum
mankaame
P stet max. - Q (tegenstroom) P stat
+0
figuur 12: benadering ventilatie-karakteristiek met werklijn ftdie bribenoemde waarden zijn in
figuur 13: benadering ventilatiesysteem met fictieve volumina
0,,03
B.C.
ventilatie-kanaal zonder ventilator met nominale flow-richting : ventilatie-kanaal met ventilator met nominale flow-richting : open verbinding = fictief volume U.,03 0,7 B.B.K. r,03 ,'an 1: 9,2 mBar ; 0,52 m3/s ran 2: 5,2 mBar ; 1:11 m3/s 'an 3: 10,15 mBar ; 1,83 m3/s 'an 4: 7,5 mBar ; 3 0,56 m3/s 'an 5: 11,1 mBar .; 1,01 m Is 0,03 0,03 --4 H.K. 0,03 0,03 M.K. 0,03 C.C. A
H.K. 150m ,r4
003
M.K. 250 .m3 M C.C. / B.B.K, 700 m'3t ventilatie-kanaal zonder 'ventilator
Met nomtnale flow-richting : ventilatie-kanaal met ventilator met nominale .flow-richting
3
Fan 111 9,2 mBar 0,52 m,/s
Fan 2: 10,15 mBar ; 11,83 mys Fan 3: 1,2 mBar ; 0,56 m /s, Fan 4: 7,5 mBar 0f56 in Is
Alle onbenoemde waarden zijn inn
figuur 14: benadering ventilatiesysteeM met, 4 volumina 3 0,03 B.C. 100 ; ;
M.K. / H.K. 400m3 0,03 m2 B.C. 100 m C.C. / B.B.K. 700m3
: ventilatie-kanaal zonder ventilator met nominale flow-richting :
ventilatie-kanaal met ventilator met nominale flow-richting
figuur 15: benadering ventilatiesysteem met 3 volumina Fan 1: 7,2 mBar ; 0,56 3 ml/s Fan 2: 10,15 mBar ; 1,83 m5/s Fan 3: 7,5 mBar ; 0,56 m /s
confidentieel
met betrekking tot bovenstaande.Een probleem is echter de keuze van de
groottes van de fictieve volumina en de doorsnedes van de fictieve verbindingen.Een fictief volume moet zo klein mogelijk zijn,echter de
vraag is of dit oak realiseerbaar is in een
computer-simulatieprogramma,eventueel zou namenlijk de stabiliteit van
een dergelijk programma in gevaar komen door de te kleine fictieve
volumes.Daarnaast kan de vraag gesteld worden of een dergelijke nauwkeurige benadering van het ventilatie-systeem in een
simulatie-programma wel noodzakelijk is.Een en ander kan slechts getoest warden
door naast de benadering van het ventilatie-systeem met fictieve
volumina een meet globale benadering toe te passen.Het grote nadeel van
fictieve volumina is dat er een extra volume wordt gecreerd,waardoor ook het totale bootvolume toeneemt, en er dus een grater buffervolume
ontstaat,met als gevolg een betere luchthuishouding gedurende het snuiveren.
Net het oog op bovenstaande worden twee alternatieve benaderingen
weergegeven.Het eerste alternatief gaat er van uit dat de BBK en het CC
een volume vormen,dit vanwege de,tijdens snuiveren,aanwezige open verbinding tussen deze volumina.In 6.1 is reeds vermeld het relatief
kleine drukverschil dat optreedt tussen beide volumina. Vervolgens, worden de ventilatoren gesplitst per volume ,zodat een ventilator
slechts tussen twee ruimtes werkt.De fictieve volumina blijven bier dus
achterwege.Een tweede benadering gaat oak uit van het feit dat de
BBK en het CC een ruimte vormen ,maar tevens dat de MK en de HK een
ruimte vormen.Dit laatste is gebaseerd op bevindingen aan board van "Zwaardvis"-klasse onderzeeboten,waar beide ruimtes slechts van elkaar
gescheiden waren door een "zwevende" ruimte ,de "mannoeuvreerkamer"
en een waterdicht schot met enkele ventilatie-openingen,zodanig dat er
ook in dit geval sprake was van een snelle vereffening bij een drukverschil. Ook hier werken de ventilatoren slechts tussen twee
ruimtes.Dit leidt tot de benaderigen weergegeven in de figuren 14,15.
Worden de computer uitdraaien van BoomD6) bekeken tav drukken van elk
compartiment als functie van de tijd,dan is te zien dat bij sluiten van de snuiverinlaat-topklep, met name het
CC en de BBK behoorlijk naijlen op de druk in de MK en dat zelfs biji het openen en wederom sluitende respectievelijke drukken nog niet herstelt zijn.Met deze opmerking is de eerste benadering gerechtvaardigd. Net betrekking tot de tweede benadering gelden slechts eigen bevindingen en standpunten
van de Onderzeedienst. Op grand van bovenstaande zal de laatste
benadering worden toegepast en getoetst in het simulatie-programma.
confidentieel
7. Dieselmotoren met mechanische drukvulgroep
Zoals reeds vermeld in hoofdstuk 4,is ook het type en aantal
dieselmotoren aan boord van belang op het snuivergedrag.Met betrekking tot het type wordt onderscheid gemaakt tussen motoren met mechanisch aangedreven drukvulgroep of afvoergassen aangedreven types.Een drukvulgroep zal zorgen voor extra vullucht in de cylinders nodig
voor
volledige verbranding en voor spoellucht welke tevens een koelende werking heeft. Lucht-tekort zal betekenen het snel bereiken van de rookgrens en zal tevens leiden tot hogere temparaturen.Een teveel aan lucht echter geeft onnodige onderdruk in de boot en geeft een daling
van het rendement.Een goede afstemming van drukvulgroep (in vervolg
DVG) en motor is dus van belang,zie v.d. Pol[13].Bij mechanisch aange-dreven DVG'n ,zal de compressor met tussenkomst van een
tandwielover-zetting worden aangedreven door de krukas zelf. Net
aantal
omwentelingen van de dieselmotor,( =omwentelingen krukas ),zal
bij een bepaald ingesteld vermogen, constant blijven. Ook bij wisselende tegendruk of onderdruk zal het toerental gelijk blijven,zolang een en
ander maar binnen de maximaal mogelijke opvoerhoogte van de compressor
blijft,waarbij de luchtovermaat steeds adequaat moet blijven voor het gevraagde dieselvermogen.Een en ander heeft tot gevolg
dat ook de compressor een constant toerental zal draaien.
Het constante toerental van de compressor heeft tot gevolg dat deze nu ook een constante volumestroom aanzuigt.Echter de
massastroom zal wel veranderen ,onder snuivercondities,door toe en afname van
de soortelijke massa.Want;
massastroom = volumestroom * soortelijke massa
Voor een simulatie-programma, welke het dynamisch
drukverloop in een onderzeeboot simuleert,is van belang het
luchtverbruik van de
dieselmotoren,in m3/s,onder elke conditie. Uit bovenstaande blijkt dat dit voor een mechanisch aangedreven DVG constant is ,ongeacht
grootte van tegendruk of onderdruk.De grootte van
dit luchtverbruik
wordt hoofdzakelijk bepaald door de werking van de
compressor. In het computer- programma van
Boom[6] en het nieuw te ontwikkelen programma, is met betrekking tot een dieselmotor met mechanische
drukvulling gekozen voor de 12-cylinder PA-4
Pielstick-dieselmotor, zoals deze oak geplaatst zullen warden aan
board van de "Walrus"-klasse onderzeeboten. De belangrijkste
specificaties van deze motor,
ontleent uit het beproevingsrapport van Alsthom[14],zijn:
nominaal toerental : 1300 omw/min. nominaal vermogen : 1250 kW.
nominaal compressor vermogen : 300 kW.
confidentieel 18
-confidenti eel
nominaal generator vermogen : 950 kW. specifiek luchtverbruik 7,5 kg/kWh.
nominaal luchtverbruik : 2,25 m3/s
Wordt in de, simulatie gekozen voor deze DVG,en this voor deze motor,dan
zal gesteld warden dat nominaal vermogen wordt geleverd,en het
luchtverbruik dan 2,25 m3/s zal bedragen per motor.
Net aantal dieselmotoren kan zelf in de simulatie warden bepaald,maar
normaal wordt uitgegaan van 3 stuks,zoals oak het aantal is op. "zwaardvis"-klasse
confidentieel
8. Dieselmotoren met afvoergassen aangedreven drukvukgroep
Naast de mechanisch aangedreven drukvulgroepen
bestaan ook
dieselmotoren uitgerust met een afvoergassen aangedreven drukvulgroep. De compressor wordt in dit geval aangedreven door een turbine,welke geplaatst is in de uitlaat van de motor.De uitlaatgassen drijven deze
turbine aan ,en aangezien de compressor aan dezelfde as als de turbine is verbonden,wordt zo ook de compressor aangedreven.Zie ook dictaat v.d. Pol[13].
Het grote verschil met de mechanische DVG'n is dat onder wisselende snuivercondities ,het luchtverbruik van de motor in dit geval niet hetzelfde zal blijven,en dus afhangt van de heersende tegendruk en
onderdruk.Naar de kwalitatieve invloed hier van op de dieselmotoren drukvulgroep wordt verwezen naar de verslagen van Klok[1] ,Norden en Holman[2] en Visser en Ensing[3], en de artikelen van v.d. Pol
[4/5] Net eerste probleem voor een simulatie-programma is dat geen
genoegen kan worden genomen met slechts een enkele waarde van
het luchtverbruik.In iedere situatie d.w.z. bij iedere combinatie van onderdruk en tegendruk,moet het luchtverbruik bekend zijn.Behoefte
is dus aan een luchtverbruiks-kenveld van de motor,met
parameters onder-druk,tegendruk en bijbehorende volumestroom.Op een proefstand is dit
realiseerbaar door bij elke instelling van een bepaalde onderdruk en tegendruk, de volumestroom te meten.Echter bedacht
moet worden dat in dit geval slechts stationaire waarden voor de volumestroom
worden verkregen, dit in tegenstelling tot de situatie aan boord waar de grootte van onderdruk en tegendruk continue
veranderen en de DVG zich dus bevindt in een dynamische situatie.In
dit kader is juist onderzoek gepleegd naar de eventuele vertraging van de drukvulgroep in een dynamische situatie.
In het navolgende zal kenveld en eventuele vertraging van de drukvulgroep nader worden belicht:Zoals bij de mechanisch aangedreven
drukvulgroep gekozen is voor de Pielstickdiesel zal hier de keuze
vallen op de BRONS ORUB 215*12 dieselmotor.Deze
motor is geplaatst op "Zwaardvis"-klasse onderzeeboten.Deze zijn uitgerust met
een BROWN BOVERI VTR 250 Z7 drukvulgroep. Specificaties van de motor, verstrekt door BRONS Industrie dd 10-04-85 ter
gelegenheid van het bezoek van STATSDEF aan BRONS Industrie op 10-04-85 ,zijn
nominaal toerental : 1150 omw./min. nominaal vermogen : 992 kW
nominaal generator vermogen : 920 kW specifiek luchtverbruik : 6,9 kg/kWh nominaal luchtverbruik : 1,9 kg/s
confidentieel
N.B.: bovenstaand geldend onder snuivercondities met een
onderdruk van 68 mBar ,een tegendruk van 200 mBar
en een MK-temperatuur van 35 graden Celcius zie voor compressor-karakteristiek bijlage 1.
8.1. Luchtverbruiks-kenveld ORUB
In December 1985 zijn op een proefstand bij BRONS N.V. te Appingedam metingen gedaan om te komen tot het reeds eerder beproken
verbruikskenveld.zie Borsboom[7). In figuur 16 is dit kenveld
weergegeven.Uitgegaan is van constante waarden van de onderdruk en variatie van de tegendruk . Voor iedere situatie werd echter de massastroom gemeten onder stationaire condities. Hetzelfde werd herhaald voor andere waarden van de onderdruk.Het
diagram geeft
dan oak lijnen weer van constante onderdruk, en op de x- en y-assen
zijn respectievelijk uitgezet de tegendruk
en de massastroom.De lijnen van constante onderdruk verlopen nagenoeg lineair,en zullen dan oak als zodanig beschouwd warden, dit am het interpolatie-proces, en het invoeren van dit kenveld in een simulatie-programma te vereenvoudigen.
Fig.17 geeft het kenveld weer dat zal warden ingevoerd in het te ontwikkelen programme.
Bij het interpolatie-proces wordt uitgegaan van het feit
dat de tussen liggende onderdruklijnen parallel lopen met de andere, reeds
weergegeven,lijnen.Om te komen tot de massastroom behorende bij een willekeurige onderdruk en tegendruk wordt uitgegaan van de lineaire interpolatie-methode,zie Numerieke Wiskunde[15].
In het simulatie-programma van
Borsboom[7] wordt het kenveld weergegeven door een serie punten
welke weggeschreven staan in een
aantal matrices. Er is dan een
1-dimensionale matrix met daarin de verschillende onderdruk-waarden (PSUB). Daarnaast een
2-dimensionale
matrix wan in de rijen
corresponderen met de onderdruk-waardenuit
PSUB en de kolommen per onderdrukwaarde, "onderdruklijn"
, de verschillende tegendruk waarden in de respectievelijke punten weergeven (PBACK). Een tweede 2-dimensionale matrix heeft dan
als
inhoud de luchtverbruiken per
motor, MLUCH.Echter wegens gebrek aan
werkgeheugen dienden alle bovenstaande beschreven files te warden
opgenomen in een grate file NSBM.
Bij een gegeven tegendruk en onderdruk wordt door lineaire interpolatie
tussen de vier bekende punten in het kenveld, welke het
_
-ikininuffigu,Lobli...fr,11B,,,,,,w,,,,..aiithub
3,,...{, ourrlill
a
tottimmtim..ilingillisotir
R:,:111,11
'"34.k.iiiti.,11111piiiiii
ill.
f..,...
,,,,,,,
ratiattilirarihria...iikb,,,,,,,iiii,o6e,,,,,po,6,..1._,_..
filimaityroogghwii.iimilliillii
orippomilpRillllatilm%1111,111maill
INIffilffirniIDNIlithiMINfl
2
liliill
ifinehnovi lionimmogijha,.,0...um%111
paquelloimintinilirmitaih. diatithrjcproploghammulIPPAYRIIMIi441g
liIIIIESIg
111111ENIIIIN
III II/
1/291,!lloptw,g,1014RaThEEffifilummilififial
,...,Inatri mor
, .N
1illigingli
4
ipbrailiiritilikii4;11.g13411
11101411/1111firtAISPinESINONFA
lir
Fimitaimii1PililirliTionidup. ; p W: 'Mir MI !Lii IffinliffililliniMIlitialilw Alin!! ithiiithili. ummumralmni .1 .,.,: I . d'H ..1 ,, nimmelEilipfritinil "milli i imi IliI
NilliffilliElli-:illailliiiiiiIMIEIHMERMTNIN ii .EIRMVinfiglEiliel
1111111111111ir 1 ireffitillorall
I iliii11111111111111111111ME111 . ' ElifiliflilliifilllifiV"' uffirmirams uifigrain- - .immirs.
taimmomurscitiAcA
munii
it : 1. ipiimuniqo lompummiumind huii,Illi
millEtad: : iii rififirbilionithhim.irellii..d
P 111111,1101' Liiiii . 1 IIIIIINIPM10111111ill *tilll'i. gffitlifilitililllit
II qiiililiiin°!gli.iiiltilliiMOMININFAIIIII IIMIIII lir t!L i: A IIIIN :, .... Mill IRO t' l lf1111111111M
eifillIEW.diingEI
thil 1 i Aiip ., liii ifil. .11/FM113 11111111111
1401 .1 r f 11 giliii1"10Iii 141011111IMIMIP 'Mil: 111111 ...111911111EtCfliggagilltililla
1 iVigt. .:silli :.11!iglgillallgMliallni
i 1 '
EMI&
iqw; !PI' :1 ! : Wiligli I !Lill m 1 rigiliiii 'IP . NOSIZINERININUitiNpi
gthZijiiiiill L.. lirIltiliiiirlillitefflaillffill
, 1!ThiP.911:111101111;11111: idlillatilMIIIIIMINIIMUMEINIIMII FYI! lilli.igiflai all 'II :1;h1:I!
amm N
tNaNunifiMENINNnl 1
IilliitillIM,..:
:PI W .: uil :I I IP:le: ... !::! Pi....
ggliIIIIINIII ill 1101IN111114iiilII iu 'II Ilififfiilairelli it ' .:. r : miiiiiilliligiliiiiiMAIIMEMEINIgi1114_111111
iiiiimi M111111ill rir 1 IIIIIIII ..1.si.AVIIIIIII:IfiiiiiillElliffill1111111111MIIIIIIIMIIMMIINIMIMM011111 MI
NI Hilt MI ii 1 ... .. u . litililiiiirdilletiiiiiiiiiifilEIPAffiliffillal il INSERIIIMIE niffililliliffilli ii: liTi9V
iiiiii01111101:ifilMIllifill11111$11111fftlIMUMNIMINIII1 mamma
1 L
L.:
I..--1-Ctr:I:F2.:
I ..__
-: ...:. ; .-..._
.. ... .._ ... . _ ,...
... ..
,...
...,;.. ::.,.
. . . t : ..Iasi
:::,.,,..."
...,..
..:JEN
....
...
.. . ..: . .....
. .E
:.:!.
NO
NN
;:.:::.:4:
. i..:,..
.i ..., _
I :... 1 ..a.:... ...:. ,. ' .... . :::; .. -: .1::: Bil Elm
:I!: -it: I,. .1. " : .....
.. .. , le ..;1:: 4.
: :;:i .:.:: tit otII, . . . L... 4 t . owIPnail
:,.,: :-:::
0
' 1:II
I_ .__ _...:._
sin :.::11.
... : I :... : -..,..._,_"..
...,..
:_i_... ...:
. .1 ... . 1 artAlT. -:::,:mm..
in: DIREIRMRIPfl1 gr.. uth gill HE HEta Pyl,,,,
to.
.. . i.. .1 :.$6 : 61. air.
mai -4411
..
. . 111 tr).041111
to
.Rol
mr,.
_...
ea...
r
.:...._
:... 1.uff _.... f.,..,:i.,..:::
-IIIMNE
,li
1,... i,_-...
hit -. .....
...
ALM
. --1 ___ . ;..,...
,...,...
4 --01.81 --1-mgn
( I... i , . . . L., IV,..
. ...I . ....
4: .... .....
.... . . ,166.
......r:
. ..,.. i.:::: :.:. --..:;.:.:._...:.:.,::.:
.--; JO. 4... I:
minir
MEN
am
I
1.. ....Bil
L
: ..,.,"
NO
:matiggpsocalt:imin
Nillifilifillni
MINEIMINIMINIMMI
i::t NM
tv. ;sow sipititiriIN111111111::::111
-. ..-::L. .: I , : 1 .:-. -::,--/'
. . .r
!....',....
.4 .t
120117.9.!,9!
...
a irizittisimm
or. ni
jam
....
ilimmemins
.. ....
::. I .. .: :'::.... . :: :...
::t
ag
-...
:J.: Tril NM
....
.. .... . .. ; . .. .. . . -. .,. . ?...:115. ci....;!::
3. . . :1: 1 a; .... . . .. .. . . . . ... . . ' ., . . i ..; L. 1.::: .--..-::
L.. 1:::71-:-
--J.nazrAisrroatila
cols
confidentieel
gevraagde punt als het ware omringen,het luchtverbruik in dat
gevraagde punt bepaald.
8.2. Eventuele vertraging drukvulgroep
Het in de vorige paragraaf vermelde kenveld is gebaseerd op stationaire metingen.Dit betekent dat in ieder meetpunt de massastroom dan pas werd
gemeten als er zich een stationaire situatie had ingesteld.In de
werkelijkheid veranderen de waarden van onderdruk en tegendruk zich continu, en zal er slechts zelden sprake zijn van een stationaire maar van een dynamische situatie. De vraag is nu of het kenveld zoals dat in een stationaire toestand van toepassing is,00k geldigheid heeft in een dynamische situatie.
Het cruciale punt is de insteltijd die nodig is am te komen tot een
stationaire toestand.De vraag rijst welke parameters ,van invloed op
het luchtverbruik van de motor,een eventuele insteltijd kennen.De onderdrukken en tegendrukken , vanuit de diesel bekeken, worden van buiten af opgelegd en kennen dus geen insteltijd.Over blijft het gedrag van de drukvulgroep en in dit geval de compressor.
Tegendruk- en onderdruk-veranderingen wijzigen het toerental van de
drukvulgroep.Een tegendruk verandering belast in wezen de turbine meet
naar mate de tegendruk groter wordt en minder indien deze kleiner
wordt.Een toename van de tegendruk geeft een verlaging van het turbine
toerental en this ook van het compressor toerental,een afname van de
tegendruk geeft echter juist een toename van het toerental van turbine
en compressor.Verandering van onderdruk heeft slechts een kleine
invloed op het toerental,maar geeft wel een duidelijke verandering op de receiverdruk,zoals dit oak gebeurt bij veranderende
tegendruk.Zie
oak voor deze invloeden op de drukvulgroep de reeds aangehaalde verslagen en artikelen van Klok,Norden en Holman,Visser en Ensing en v.d. Pol.
Van een insteltijd zou dus eventueel sprake
kunnen zijn, wanneer toerental en massastroom beschouwd worden.Een verandering in tegendruk
of onderdruk zou dus misschien niet direct leiden tot een verandering
van het toerental en massastroom,of indien verandering in deze parameters optreedt,de waarden na-ijlen op die volgens het stationaire kenveld zouden warden verwacht.Een onderzoek
naar dit eventuele na-ijl gedrag zou zeker de moeite waard zijn,om te komen tot een dynamisch
kenveld.
Als
onderdeel van dit verslag is,in samenwerking met BRONS N.V. te_
confidentieel
Appingedam,onderzoek verricht naar dit gedrag.Allereerst is geprobeerd am een indruk te krijgen wat er verwacht zou warden van de invloed van de drukvulgroep op het totale dynamische proces,en vervolgens te kijken naar de eventuele verwerking van de te verkrijgen gegevens in het
simulatie-programma van Borsboomi71.
Verwacht werd dat de DVG als gevolg van veranderingen in met name de
tegendruk zou gaan versnellen of vertragen.Mocht de DVG zich gaan vertragen als gevolg van een vergroting van de tegendruk, dan mag verwacht warden dat zij aanvankelijk een grotere-massastroom zal aanzuigen in een dynamische situatie als in een stationaire,met
bijkomend gevolg dat sneller onderdruk zal warden gecreerd.Zal de DvG
zich met een zekere tijdsconstante daarintegen gaan versnellen,ten gevolge van een verkleining van de tegendruk, dan zal naar alle
waarschijnlijkheid de massastroom ,aangezogen door de DVG aanvankelijk
kleiner zijn in een dynamische situatie als in de stationaire.De opzet is nu juist om deze verschillen tussen het dynamische en het stationaire gedrag van de DVG te bepalen en als todanig te verwerken in het simulatie-programma.
Om de gegevens te verwerken zal in het programma een 3-dimensionale karakteristiek moeten warden opgenomen am de instel- c.g. hersteltijden , afhankelijk van de verandering
in tegendruk en onderdruk, waar vanuit wordt gegaan, te bepalen. Tevens zal een correctiefactor bepaald moeten warden welke aldus nauw samenhangt met
de insteltijden om de werkelijke
dynamische massastroom te bepalen afhankelijk van de massastroom in het vorige berekeningsinterval en
de stationaire massastroom in het nieuwe berekeningsinterval.Aldus;
itel dPbact/dt. > 0, dan;
141t2:r$ M(t1)-C*(M(t1)-Ms(t2fl
GOY
Pback s tegendruk
= dynamische massastioom op tijdstip ti = dynamische massastroom op tijdstip t2 Ms(t2) = stationaire massastroom op tijdstip t2
= correctiefactor
Metingen ORUS op naijlen drukvulgroep
Voor deze metingen is op de proefstand biji BROWS N.V. te
Appingedam,gebruik gemaakt van de GRUB 215*12 met de
BBC VTR 250 drukvulgroep, I,zoals deze oak is gebruikt tijdens, de metingen
ten
donfidentisel 23
=
confidentieel
behoeve van het luchtverbruiks-kenveld In Borsbooma71. In het navolgende zullen, achter elkaar behandeld warden welke parameters werden gemeten , de meetopstelling, het meetprogramma en tenslotte de
resultaten en de conclusies.
te meten parameters
Een uitgebreide meting is niet noodzakelijk bevonden daar reeds in het
verleden,zie Borsboom(71, de gehele motor is doorgemeten.De parameters
die van belang zijn voor het bepalen van het naijl-gedrag van de DVG
zijn: tegendruk onderdruk toerental DVG
aangezogen massastroom
barometerstand
temperatuur aangezogen lucht
receiverdruk
Deze laatste is van belang om te bestuderen of een verandering van het toerental oak daadwerkelijk een verandering van de hoeveelheid aangezogen lucht geeft,dan niet te beschouwen of oak hierin een
naijl-gedrag is te onderkennen.Daarnaast werden nog twee extra temperaturen gemeten,namenlijk: - temperatuur uitlaatgassen voor de turbine
- temperatuur in de receiver na de koeler
Meetopstelling
Voor de te meten parameters werd onderscheid gemaakt tussen dynamisoh-e
parameters en stationaire parameters.Het verschil werd veroorzaakt door het felt dat de dynamische parameters rechtstreeks werden geregistreerd
'op een magnetische band door middel van een recorder en op deze manier
continue bijbehorende waarden op band registreerden,terwij1 de stationaire parameters met de hand werden genoteerd en alleen (Jan
aan het begin van een meting en aan het eind.
dynathische parameters. waren; - tegendruk onderdruk receiverdruk
toerental drukyulgroep
INLB, ; De drukken welke wenden gemeten waren Statische drukken
en niet confidebtieel 8.2.1.1. -8.2.1.2. De 24