• Nie Znaleziono Wyników

Integraal waterkeringbeheer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Integraal waterkeringbeheer"

Copied!
4
0
0

Pełen tekst

(1)

1

integraal waterkeringbeheer

symposium t.g.v. het afscheid van ing. J. Boekhout als Hoofd Technische Dienst van het waterschap Het Vrije van Sluis

waterkeringstechniek

ir. H.J. Verhagen, associate professor in coastal engineering, International Intstitute for Infrastructural, Hydraulic and Environvmental Engineering, Delft.

uitgangssituatie

De uitgangssituatie in West Zeeuwsch-Vlaanderen is water. Met een eilandje erin. Maar dat hoef ik aan de hier aanwezigen niet uit te leggen. Van dat water is in de loop der tijd land gemaakt. Er zijn dijken gebouwd. Soms goede en hoge, soms wat minder stevige. Het gevolg was dat er zo nu en dan een polder overstroomde. Ook dat hoef ik u niet te vertellen. De geschiedenis van deze streek is af te lezen in het landschap. Er is hier geen mooie gladde kustlijn, maar een samenraapsel van dijknollen, stukjes duin, dijken langs de zee, een veelheid van binnen-dijken, etc.

Die binnendijken keren nu geen water meer. Toch zijn zij nog steeds van belang voor de waterkeringszorg in dit gebied. Maar daarover straks meer.

Een ander belangrijk aspect van de uitgangssituatie is, dat hier mensen woonden, en gelukkig nog steeds wonen. De bewoners van dit gebied moesten zichzelf verdedigen. En ik wil de nadruk hierbij leggen op zichzelf. Dit stuk werd door Nederland altijd als een uithoek gezien, met alleen een bepaalde militaire waarde (je kan hier zo mooi de scheepvaart op de Westerschelde afsluiten), maar voor de rest was het ver weg. En de problemen van dit gebied met zeer lage, aan zee gelegen polders, zijn toch wel heel anders dan die van de Belgische Vlamingen.

Kortom, de bewoners moesten het zelf uitzoeken en oplossen. En dat leidde tot de bekende waterschapsstruktuur, die iets unieks in de hele wereld is.

Vanuit mijn werk (ik tracht buitenlandse studenten enige kustwaterbouwkundige kennis bij te brengen) heb ik vrij veel contact met mensen uit gebieden met vergelijkbare waterbouwkundige problemen. Technisch zijn die problemen vaak helemaal niet zo moeilijk. Het grootste probleem daarbij is de realisering van de oplossing. De centrale overheid is ver weg, en de politiek is niet geïnteresseerd in oplossingen in een uithoek van het land. Een tot overmaat van ramp zie je vaak dat de grondeigenaren vaak helemaal niet zo geïnteresseerd zijn in de produktiviteit van de agrarische bedrijven op de door hen verpachtte grond. De pachters hebben in deze landen dan ook weinig steun van de eigenaren bij verbeteringen in de infrastructuur. En grondeigenaren die op hun eigen bedrijf werken vind je in ontwikkelingslanden helemaal niet.

Doordat in Nederland de eigenaren van de grond wel belangstelling hadden voor beveiliging van hun land, en voor verhoging van de rentabiliteit van hun grond (en dat kwam vaak omdat zij in hun eigen bedrijf werkten), waren deze eigenaren ook bereid hierin te investeren.

En het was voor iedereen in dit gebied dan ook duidelijk dat er gezamenlijk wat ondernomen moet worden.

Dat is precies de kern van het waterschap. Het is een samenwerkingsverband van belang-hebbenden om een bepaald doel te bereiken. In dit geval het beschermen van het land tegen overstroming.

Het waterschap wat zo ontstaan is, is een heel bijzonder instituut in de wereld. Je vind het eigenlijk verder nergens. Veel van mijn studenten vinden, als ze de waterschapsstruktuur bij ons gezien hebben, dat ze die ook maar in hun eigen land zouden moeten oprichten. Maar dat blijkt niet te

(2)

2 functioneren. Een waterschap kan je niet van bovenaf instellen. Een waterschap moet groeien vanaf de basis.

grondslagen

Een probleem bij het ontwerpen van een dijk is altijd geweest hoe hoog hij zou moeten worden. In het verleden werd een dijk vaak zo gemaakt dat hij een halve meter hoger was dan de vorige stormvloed. Dat is natuurlijk een niet zo goed uitgangspunt. Want er kan altijd wel een hogere storm komen (dat hebben we in 1953 gezien), bovendien kan het harder waaien, zodat de golven hoger worden (ook dat hebben we in 1953 gezien). Daarboven op komt nog dat het land inklinkt en de zeespiegel stijgt. Dit laatste is niet alleen een gevolg van het nu in de mode zijnde broeikaseffect, in de laatste paar eeuwen is de waterstand steeds met zo'n 20 cm per eeuw gestegen.

Een belangrijke doorbraak in het denken over veiligheid is gemaakt door de Deltacommissie na de stormvloed van 1953. Die heeft toe gesteld dat dijken niet meer ontworpen moesten worden voor een bepaalde gegeven waterhoogte, maar dat er uitgegaan moest worden van een kans.

De kans dat een dijk doorbreekt moet erg klein zijn. De Deltacommissie heeft gesteld dat een dijk ontworpen moet worden op een storm die gemiddeld 1x per 10.000 jaar voorkomt. Dat betekent dat de kans dat iemand zo'n storm meemaakt ongeveer 1 % is. Die kans is ongeveer even groot als de kans dat uw huis afbrandt.

Voor Zeeland, Friesland en Groningen is gesteld dat gewerkt moet worden met stormen die gemiddeld 1x per 4000 jaar voorkomen. Deze reductie is niet gemaakt omdat Zeeuwen minder belangrijk zijn dan Hollanders, maar omdat het effect van een overstroming in Holland veel groter is dat in Zeeland. Er wonen daar veel meer mensen in een polder, de polder is veel dieper, en er is een veel grotere economische bedrijvigheid. Het is voor de nationale economie natuurlijk veel erger als je niet meer van Rotterdam naar Amsterdam kunt, dan dat de weg van Breskens naar Terneuzen onder water staat.

Dat idee van een ontwerpstorm met een bepaalde kans is door de technici verder uitgewerkt in oploopformules voor golven, precieze berekeningen voor de waterstand, standzekerheid van dijken, etc. Ik zal u daar vandaag maar niet mee vermoeien. De heer Boekhout en zijn dienst hebben er in ieder geval voor gezorgd dat alle waterkeringen hier in dit gebied nu aan die norm voldoen.

De heer Boekhout gaat nu weg bij het Waterschap, maar de dijken blijven hopelijk wel. En, zoals ik in het begin al zei, de waterstand stijgt, het land zakt. We moeten dus wel in de gaten blijven houden dat de dijken sterk genoeg zijn. Daarvoor is in de Wet op de Waterkering vastgelegd dat het Waterschap iedere 5 jaar moet controleren of de dijken nog wel aan de meest recente eisen voldoen. Het Rijk zal iedere 5 jaar de aangepaste waterstanden en golfgegevens leveren, het Waterschap moet de dijk inmeten, en nagaan of alles nog voldoet. Deze rapportage moet het Waterschap inleveren bij de provincie. De bedoeling van deze regeling is dat het Waterschap alert blijft, en dat de belanghebbenden dus automatisch op de hoogte blijven van hun veiligheid. Ik neem aan dat die vijfjaarlijkse rapportage in de Algemene Vergadering aan de orde komt.

gevolgen deltawerken

Uit het voorgaande is al gebleken dat er na 1953 het nodige moest gebeuren, en dat is ook gedaan. Met voortvarendheid is men hier aan de slag gegaan. Omdat deze streek niet de slechtste dijken van Zeeland had, stonden de meeste verbeteringen ten westen van Breskens relatief laag op de prioriteiten-lijst. De toch wel te zwakke duintjes moesten verbeterd worden.

(3)

3 Als waterbouwkundige denk je bij verbeteren natuurlijk in eerste instantie aan een sterke dijk, met een stevige glooiingsconstruktie, die niet veel onderhoud vergt. Rechte dijken met mooi kort gras, zonder bomen en struiken waren vele jaren het ideaalbeeld van de waterbouwer.

Maar de waterbouwer leeft niet op een onbewoond eiland. De maatschappij is de laatste paar decennia behoorlijk veranderd. Er kwam veel meer belangstelling voor het leefklimaat. Er kwam oppositie tegen strakke regelgeving, die alleen omwille van de regelgeving bestond. Over het algemeen zijn waterbouwers niet de meest progressieve denkers, maar deze streek vormt daarop een positieve uitzondering. Er is hier door het waterschap getracht constructief mee te denken met de wensen van andere gebruikers in de kuststreek. Zo is men in een aantal gevallen gekomen tot een zeer vruchtbare samenwerking met de Gemeente Oostburg t.a.v. de inrichting van de waterkeringsstrook. De dijk moet natuurlijk aan de minimale waterbouwkundige eisen voldoen, maar dat kan je op een aantal verschillende manieren realiseren. Daarom zijn veel dijken langs de kust hier aangelegd met een duinachtige achterkant, waardoor ze voor de recreanten een stuk aantrekkelijker geworden zijn.

Een praktisch probleem dat zich hier in Zeeuwsch-Vlaanderen voordeed, was dat er op een paar plaatsen op het duin bebouwing stond. Natuurlijk kan je je als waterschap star opstellen, en simpelweg eisen dat alle bebouwing verdwijnt. maar je kan natuurlijk ook onderzoeken hoe schadelijk bebouwing is. In het Waterloopkundig Laboratorium is al een groot aantal jaren geleden een onderzoek gedaan naar het effect van een bunker in het duin(met een hotel erop). Dit onderzoek is speciaal voor dit kustvak uitgevoerd, en is later trendsettend voor alle bebouwing op duinen in Nederland geworden (Overigens zeer tot verdriet van veel waterschappers, omdat bleek dat de negatieve effecten van bebouwing in de duinen veel minder groot waren, dan zij eerst altijd aangenomen hadden).

Op veel moeilijke punten hier langs de kust is men zo tot zeer creatieve oplossingen van de problemen gekomen, waarbij zoveel mogelijk getracht is alle functies in het kustgebied zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen. Dit was overigens alleen maar mogelijk doordat er ook op technisch niveau een hele goede samenwerking was tussen het Waterschap enerzijds en de technische adviseurs van Rijkswaterstaat anderzijds. Ook het meer formele overleg over de verzwaringen tussen Rijk en Waterschap onder voorzitterschap van de Provincie heeft uiteindelijk tot een zeer fraai resultaat geleid.

Zeeuwsch-Vlaanderen is in deze duidelijk trendsettend geweest. tegen de tijd dat vrijwel alle besluitvorming over de deltaverzwaringen in deze streek afgerond was, kwam de Minister van Verkeer en Waterstaat met de Kustbeleidsnota. In deze nota staat, naast het belangrijke feit dat het rijk de taak op zich neemt om de kustlijn op z'n plaats te houden, dat er vooral integraal naar de kuststrook gekeken moet worden. Dat betekent dat niet alleen naar het zeeweringsaspekt gekeken moet worden, maar ook naar alle andere functies van de kust. Kort samengevat komt het er op neer dat het rijk vindt dat het in heel Nederland moet gebeuren zoals het in Zeeuwsch-Vlaanderen gebeurt is.

nieuw beleid

De trend die door Zeeuwsch-Vlaanderen gezet is (een streven naar een meer integrale benadering van het gebruik van de kuststrook), is dus het nieuwe landelijke beleid. Daar bij komt dat het rijk in het vervolg de kustlijn op z'n plaats zal houden d.m.v. zandsuppleties.

Het gevolg van dit laatste is dat enerzijds de stranden over het algemeen wat breder zullen worden (hetgeen natuurlijk heel prettig is voor de strandrecreatie). Ook dat bij het bepalen van de veiligheid van de duinen hoeft geen rekening meer gehouden te worden met een doorgaande kusterosie.

(4)

4 De waterkeringbeheerder is veel meer in staat om aan de wensen van de andere gebruikers van de waterkering te voldoen.

Het gevolg hiervan is dat er steeds minder dwingende redenen zijn om bepaalde gebruiksvormen van strand en duinen uit veiligheidsoverwegingen te verbieden.

Door de garantie van het rijk is het technisch geen probleem meer om de duinen geheel vol te bouwen met appartementen, zoals dat bij de zuiderburen gebeurt is.

Het is natuurlijk wel de vraag of dit vanuit een maatschappelijk standpunt wenselijk is. Hierover zal de streek een mening moeten hebben, en een en ander duidelijk in bestemmingsplannen moeten vastleggen.

Voor de dijken geldt eigenlijk hetzelfde. Ook in de dijkbouw is technisch erg veel mogelijk. Het bouwen van een wolkenkrabber met appartementen voor rijke bootbezitters boven op de waterkering is technisch uitvoerbaar. Natuurlijk hangt er wel een prijskaartje aan, maar gezien de totale kosten van zo'n project zijn de meerkosten daarvoor te overzien.

Wel komt hier een ander probleem om de hoek kijken. En dat is het probleem van het omgaan met de waterkering op de hele lange termijn. Na een groot aantal jaren zal de waterkering niet meer voldoen, en waarschijnlijk verhoogd moeten worden. Ik spreek hier over periodes in de orde van een halve tot een hele eeuw. Het gebouw op de dijk zal tegen die tijd ook wel aan vervanging toe zijn, dus dat is niet het probleem.

Wat wel een probleem is, is het gebouw ernaast. Het blijkt namelijk dat een ontwikkeling nooit stopt met één gebouw, maar dat er meer komen. Dat ene, enkele gebouw op de dijk is het probleem niet. Maar als er één gebouw staat, waarom mag er dat geen tweede naast komen ? En een derde ? En zo gaat dat door, en na een aantal jaren is de hele dijk volgebouwd met gebouwen van verschillende ouderdom. Dat is wat er bijvoorbeeld in de Zuidhollandse waarden gebeurd is. Hele dorpen bestaan daar uit een aansluitende lintbebouwing op de dijk. En je kan toch niet het hele dorp slopen voor een dijkverzwaring ? Ook Dordrecht is zo'n probleem. Het hart van de stad is de waterkering. Een verhoging van die dijk is uitgesloten. En er is dus een probleem.

Het is heel moeilijk om aan te geven waar die grens ligt voor het toestaan van nòg een gebouw. Voor het waterschap zal dit in het komende decennium een van de moeilijkere taken zijn.

Voorbeelden hiervan zijn ook in Zeeuwsch-Vlaanderen te zien. Het hotelletje "De Blanke Top" op die ene bunker was destijds geen probleem. Maar om als bedrijf te overleven was uitbreiding nodig. En later nog meer uitbreiding. En als je op dit moment het gehele complex ziet, is het de vraag of de duinbeheerder dit voor ogen had, toen hij de eerste keer toestemming gaf voor een kleine uitbreiding.

Hetzelfde zien we bij de strandpaviljoens. Een paar paviljoens op het strand in de winter is geen probleem. Een aaneensluitende paviljoenbebouwing is niet wenselijk vanuit standpunt van kustbeheer. Wanneer moet je stoppen met het geven van vergunningen voor het plaatsen van dergelijke paviljoens ?

conclusies

Door het nieuwe beleid en de nieuwe technieken van kustverdediging is er veel meer vrijheid gekomen voor het gebruik van de duinen door andere functies.

Dit betekent dat er veel minder een waterstaatkundige noodzaak is om het gebruik van de duinen door andere functies te reglementeren. Het gevolg hiervan is wel dat andere regelmechanismen (bijv. de bestemmingsplannen) moeten voorkomen dat er zich in de kuststrook maatschappelijk minder wenselijke ontwikkelingen komen.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Z drugiej jakby strony m uzyka świadczyła także o nim sam ym, o jego przeżyciach osobow ych i ona jest pewnym, w ręcz podstaw ow ym źródłem dla jego

Działalność wydawnicza Muzeum Pierwszych Piastów na Lednicy ma za zadanie nie tylko publikację wyników najnowszych badań archeologicznych, etnograficznych i

Życie ascetyczno-m istyczne chrześcijanina jest uw arunkow ane obecnością w duszy trzech cnót teologicznych: wiary, nadziei i miłości.. Należy zauważyć, że życie m

Z szeroko zakrojonej problematyki prawdy w świetle filozofii języka, epistemologii, kognitologii, semiotyki, krytycznej analizy dyskursu, seman- tyki lingwistycznej i

Dnia 17 VI 210 r. odbyło się nadzwyczajne zebranie Komisji Badań nad Antykiem  Chrześcijańskim,  organizowane  wspólnie  z  Katedrą  Historii 

In Paris, contemporary parks and gardens not only express new forms of nature, they also form part of a green infrastructure network in their own right.. As a series

With the advent of using flexible kites for extracting wind energy and propelling ships, kite design is moving out of the ”comfort zone” and certain design rules of thumb do not

Muzeum Mickiewicza w Śmiełowie winno stać się przede wszystkim celem wycieczek młodzieży szkolnej i jej wychowawców, powinni trafić tu również członkowie