• Nie Znaleziono Wyników

Widok Duurzame Neerlandistiek 2012 en later... of de ‘neerlandistieke Mercator-projectie’ 500 jaar ná Mercator

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Widok Duurzame Neerlandistiek 2012 en later... of de ‘neerlandistieke Mercator-projectie’ 500 jaar ná Mercator"

Copied!
17
0
0

Pełen tekst

(1)

Wrocław 2013

Stefan KIEDROŃ (Uniwersytet Wrocławski)

Duurzame Neerlandistiek 2012 en later...

of de ‘neerlandistieke Mercator-projectie’ 500 jaar ná Mercator

Abstract

In this article an analysis is given of the today’s situation of the academic developments of Nether- landish university research and education. The occasion for this analysis was the 500th birth anni- versary of Gerardus Mercator in 2012, the founder of the cartographical projection — famous, but with many distortions. I investigate the different ‘projections’ of the Netherlandistics intra muros and extra muros, describing the existing relationships between different ‘parts of the Netherlandistic world’: the Dutch Language Union, the International Society for Netherlandistics (IVN), the Dutch and Flemish universities and the Netherlandistic departments of foreign universities. I analyse also possible existing distortions in the today dramatically changing academic world. The questions are:

what are the dangers and what are the chances for the Netherlandistics today; and: which projection is correct and which one is distorted. Finally, a possible way out is sketched: the forming of ‘Durable Netherlandistics’.

In 2012 werd een groot jubileum gevierd dat niet zo veel opzien baarde als het had verdiend: de 500ste verjaardag van Gerard de Cremer, genaamd Mercator (1512–1594), de schepper van de wereldberoemde ‘Mercatorprojectie’.1 Deze cartografische projectie van de wereld werd als model algemeen aangenomen — maar men had wel ingezien dat ze met veel geografische vervormingen verbon- den is. Antarctica lijkt net zo groot als alle andere continenten samen, Afrika lijkt ietsjes kleiner dan Groenland, terwijl het bijna 15 keer groter is, Groenland weer lijkt 3 keer zo groot te zijn als Australië, terwijl het juist andersom is... Kortom:

een projectie vol vervormingen.

1 Deze bijdrage is een omgewerkte tekst van de lezing die door de auteur op 30 augustus 2012 tijdens het 18e Colloquium Neerlandicum ‘Andere Werelden’ van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek aan de Universiteit van Antwerpen werd gehouden. Ik wil mijn hartelijke dank uitspreken aan Antoinet Brink (Coïmbra), Wilken Engelbrecht (Olomouc), Siegfried Huigen (Stel- lenbosch en Wrocław) en Achmad Sunjayadi (Jakarta) die de eerdere versies van deze tekst hebben becommentarieerd.

Neerlandica XXII-księga.indb 81

Neerlandica XXII-księga.indb 81 2014-01-21 09:15:372014-01-21 09:15:37

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(2)

Het jubileum van Mercator vormde de aanleiding voor een analyse van verschillende existerende neerlandistieke ’projecties‛. Op die manier zou onder- zocht worden of de neerlandistiek als geheel of de delen ervan in de vandaag dramatisch veranderende (academische) wereld (ontwikkelings)kansen heeft, en zo ja: welke? De basisvraag is daarbij: welke van de neerlandistieke ‘projecties’

is juist en welke is vervormd? De eerste stap zou daarbij zijn om die verschillen- de ‘projecties’ op te sporen. De volgende stap zou zijn om te onderzoeken of de voorkomende perspectiefvervormingen, waar nodig, te behelpen zijn — zowel waar het om bedreigingen gaat als ook waar het om kansen gaat in de wereld van de neerlandistiek. Tenslotte zou deze analyse moeten leiden naar het antwoord op de vraag ‘Hoe verder in de neerlandistiek?’. Een mogelijke oplossing zou het vormen van een ‘Duurzame Neerlandstiek’ kunnen zijn.

Neerlandistieke ‘Mercatorprojecties’ — het ‘Moederland’

De neerlandistieke ‘projecties’ worden door de vakgenoten verschillend gebruikt.

En vaak komt het — net als bij Mercator — tot perspectiefvervormingen. Één projectie wordt ontwikkeld door ‘het Moederland’: Nederland en Vlaanderen.2 Vroeger werd de in het ‘Moederland’ beoefende neerlandistiek ‘intramuraal’

genoemd. Een andere projectie wordt ontwikkeld door West-Europa, een andere door Centraal-Europa, nog een andere door Zuid-, Noord- of Oost-Europa. De op dit continent beoefende neerlandistiek werd vroeger ‘extramuraal’ genoemd.

Weer een andere projectie is aan te treffen in landen als Indonesië of Zuid-Afrika

— vanwege speciale (historische) banden met het ‘Moederland’. Tenslotte is er ook nog een projectie te vinden voor de neerlandistiek in de Nieuwe Wereld of in het Land van het Midden: de VS en China — vanwege de politieke en econo- mische betekenis van deze landen.

Bij elke van die projecties is de verhouding tussen de intramurale en de extra- murale neerlandistiek belangrijk. De begrippen ‘intramurale neerlandistiek’ en (daartegenover geplaatst) ‘extramurale neerlandistiek’ werden in de laatste jaren vervangen door ‘Moederland’ en ‘Internationale Neerlandistiek’ (IN). Men wil zo de beide (hemi?)sferen van de vakbeoefening verbinden. Het antwoord op de vraag of dat gelukt is, moet nog gegeven worden. Het zoeken van dat antwoord wordt vergemakkelijkt door een analyse van de twee sferen.

In het ‘Moederland’ kunnen wij drie centra onderscheiden. Het politieke centrum is de Nederlandse Taalunie (NTU), het academische centrum wordt

2 Sinds 10 jaar behoort ook de Republiek Suriname tot de Nederlandse Taalunie (zie Lila Gobardhan-Rambocus, “Taalpolitiek in een veranderende samenleving. Suriname na 1975” in dit nummer van Neerlandica Wratislaviensia, pp. 55–64). Maar met het begrip ‘Moederland van de neerlandistiek’ worden hier alleen de Europese landen van de NTU bedoeld.

Neerlandica XXII-księga.indb 82

Neerlandica XXII-księga.indb 82 2014-01-21 09:15:372014-01-21 09:15:37

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(3)

gevormd door de Nederlandse en Vlaamse universiteiten, het sociale centrum is de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN). Voor de vroeger genoem- de ‘intramurale’ neerlandistiek kan de Landelijke Vereniging van Neerlandici (LVVN) als het sociale centrum gezien worden, maar deze legt ook verbanden naar de IVN. Daardoor worden (bewust?) de ‘muren’ tussen intra (LVVN) en extra (IVN) afgebouwd.

Het intergouvernementele politieke centrum van het ‘Moederland’, de Nederlandse Taalunie, is zeer actief zowel op het gebied van de neerlandistiek in Nederland en Vlaanderen alsook op het gebied van de neerlandistiek buiten het moedertaalgebied. Een speciale plaats op het ‘Taalunieversum’, de site van de NTU, heeft ook de ‘Neerlandistiek wereldwijd’, waar o.a. een kaart van ‘locaties in de wereld’ te vinden is, en waar veel wordt verteld over de activiteiten en de verspreiding van de neerlandistiek in de wereld, over de ‘belangrijkheid van het Nederlands’ enz... Men kan hier ook lovende uitspraken over de internationale neerlandistiek lezen:

De neerlandistiek is een bloeiende, internationale discipline die wereldwijd wordt beoefend.3

Maar in de tijd van crisis vindt men hier niet alleen positieve geluiden. De NTU constateert ook het volgende:

Wij verkeren in een periode van opgelegde besparingen. [...] Vandaar de noodzaak tot een verfi jning van het NTU-beleid.4

Het ‘crisis’-geluid is hier onmiskenbaar en het (politiek mooie) woord ‘ver- fijning’ betekent in feite ‘schrapping’ van sommige activiteiten. Maar nog eens:

de NTU is zeer actief in alle sferen van de neerlandistiek en ondersteunt deze zeer sterk.

Over het academische centrum in ‘het Moederland’, dus de Nederlandse en Vlaamse universiteiten, kan men zeggen dat zij vroeger zeer ‘intramuraal’

ageerden en dat zij de ‘Internationale Neerlandistiek’ (die zij zo ongeveer als een

‘Auslands-neerlandistiek’ hadden behandeld5) niet interessant vonden. Dat was in het verleden te zien aan het minimale aantal contacten met hun buitenlandse collega’s, dat is nog vandaag te zien aan de niet zeer actieve deelname aan bijv.

de IVN-colloquia. Daarbij zou zeker ook gedacht moeten worden aan het beleid van de NTU om méér ‘extramuralen’ op sprekerslijsten te zien waardoor de

‘intramuralen’ zich misschien minder engageren (vanwege de ontbrekende finan-

3 www.taalunieversum.org/neerlandistiek/index.php; deze en alle andere in deze tekst geci- teerde sites werden in het voorjaar en in de zomer van 2012 bezocht.

4 www.taalunieversum.org/neerlandistiek/index.php.

5 Naar het decennia geleden gangbare begrip ‘Auslandsgermanistik’ dat door de Duitse ger- manisten tegenover hun collega’s germanisten aan buitenlandse universiteiten vaak — en expliciet

— werd gebruikt in de zin van ‘minderwaardig’.

Neerlandica XXII-księga.indb 83

Neerlandica XXII-księga.indb 83 2014-01-21 09:15:372014-01-21 09:15:37

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(4)

ciering door hun universiteiten). Feit blijft echter dat dit gevoel van ‘extramuraal zijn’ nog steeds aanwezig is. Evie Coussé, neerlandica uit Göteborg, heeft dat zo verwoord:

Ik zou graag zien dat neerlandici in het buitenland meer zichtbaar zouden zijn in de neerlandis- tiek in Nederland en België. Hoe komt het dat er in de tijdschriften als Nederlandse Taalkunde of Nederlandse Letterkunde hoofdzakelijk neerlandici publiceren uit Nederland of België?

Hoe komt het dat ik op conferenties over het Nederlands voornamelijk Nederlanders en Belgen tegen het lijf loop? Wellicht zijn de neerlandici in het buitenland met minder en bovendien zal in vele buitenlandse afdelingen het zwaartepunt op onderwijs liggen zonder veel ruimte voor onderzoek. Maar heeft het ook niet met lef te maken? Durven om als niet-moedertaalspreker in het Nederlands te publiceren? Durven om als docent uit een kleine afdeling Nederlands het op te nemen tegen die hooggeleerde professoren uit Nederland en België?6

En sommige van die neerlandici hebben ook het gevoel dat zij wel ‘nuttige gastarbeiders’ zijn op het gebied van de neerlandistiek maar dat zij (zoals iemand van deze neerlandici het formuleerde) ‘alsjeblieft in hun eigen land moeten blijven’. Aan de andere kant is een omgekeerde ontwikkeling bemerkbaar: pogingen om (de beste) buitenlandse studenten neerlandistiek naar Nederland en Vlaanderen te lokken...

Er is in de laatste jaren echter ook een positief signaal over de verhoudingen tussen het ‘Moederland’ en de ‘Internationale Neerlandistiek’: groeiende samen- werking tussen ‘het Moederland’ en de IN binnen de Europese Unie op het gebied van wetenschappelijke projecten. Deze ontwikkeling wordt ook door de NTU, de Nederlandse NWO en het Vlaamse FWO gestimuleerd: hopelijk brengt dat goede resultaten voor de academische samenwerking tussen het ‘Moederland’ en de IN in de toekomst.

Over het sociale centrum in ‘het Moederland’, de IVN, kan men zeggen dat zij heel veel werk heeft verricht voor de IN — voor de vakgroepen neerlandistiek in 43 landen over de hele werld. Er is dus veel elan binnen de IVN — maar aan de andere kant is er misschien wel weinig invloed. Niet alleen dat de IVN niet zeer ‘zichtbaar’ is voor de politieke en de academische wereld (en ‘zichtbaarheid’

is uiteraard het sleutelwoord bij veel activiteiten), er is ook weinig respons en misschien zelfs weinig waardering geuit door neerlandici van de IN. Dat is bijv.

te zien aan de refreinachtige frase bij elk bericht op de IVN-site: “Er zijn nog geen reacties geplaatst”. Uiteraard: men stelt zich als (potentieel) lid van zo’n vereniging de vraag “Wat krijg ik daarvoor terug?”. Maar een oud-bestuurslid denkt daarbij: juist bij de IVN krijgt men er zeer veel voor terug — het wereld- congres waarvoor men geen waanzinnig bedrag moet betalen, ontmoetingen met collega’s neerlandici uit de hele wereld — en heel veel ideeën voor de toekomst.

Dat laatste werd ook expliciet verwoord door de IVN-voorzitter Jan Renke- ma die vóór het vertrek naar het 18de IVN-colloquium in Antwerpen een brief naar de leden had gestuurd met daarin de vraag — naar de toekomst:

6 http://www.ivnnl.com/nieuws.php?id=331.

Neerlandica XXII-księga.indb 84

Neerlandica XXII-księga.indb 84 2014-01-21 09:15:372014-01-21 09:15:37

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(5)

Deze brief is bedoeld om een (klein) deel van uw denktijd te vragen op uw reis naar een van de mooiste steden in de Lage Landen. [...] Het IVN-bestuur is van mening dat het belangrijk is dat wij als colloquiumdeelnemers ook nadenken over de toekomst van de neerlandistiek en de functie van de IVN daarin. Denkt u eens aan uw werkplek die u nu tijdelijk hebt verlaten.7

Neerlandistieke ‘Mercatorprojecties’ — Internationale Neerlandistiek

Als men naar de NTU-kaart van de ‘Neerlandistiek wereldwijd’ kijkt (die trouw- ens precies de Mercatorprojectie van de wereldkaart volgt) dan ziet men binnen de IN een regionale en ook een inhoudelijke verspreiding (die laatste volgens het niveau van de aangeboden opleiding) die verre van gelijkmatig is. Er zijn zeer veel vakgroepen in Europa en betrekkelijk veel vakgroepen in Zuid-Afrika.

Er zijn ook enkele centra in Azië: enkele docenten in China, veel docenten in Indonesië. Dat is uiteraard begrijpelijk — en historisch gegroeid: de Europese buurlanden en de voormalige koloniën van Nederland. Ook in Noord-Amerika bestaan enkele neerlandistieke centra.

Maar verder? Niets... Er zijn grote ‘lege vlaktes’, ook in landen met een (deels) Nederlands verleden of met heel veel contacten met de Lage Landen.

Niets is te vinden in Brazilië (waar men immers tot vandaag aan de ‘Tijd van de Vlamingen’ in de 17e eeuw memoreert8), niets is te vinden in India — en de beide landen worden door de NTU als prioriteit-landen (men denke aan BRIC) gezien.9 Niet eens een lectoraat Nederlands is te vinden in Sri Lanka of in Pakistan of in Taiwan, en heel Noord-Afrika is eveneens ‘leeg’....

Men kan dus constateren dat de IN zich in problemen bevindt. Maar is dat niet te scherp geformuleerd? Een balans helpt om een antwoord op die vraag te vinden.

De Europese Unie is voor de NTU een ‘centraal punt’. Dat is begrijpelijk.

Maar dan: waarom zijn er in Polen en in Tsjechië tientallen neerlandici (som- migen van hen zelfs als Professor Ordinarius — de hoogste status in de acade- mische wereld!) — en in Luxemburg (in de Lage Landen!): 0 docenten. Zoeken wij in andere EU-landen? Welja: in Griekenland 1 docent, in Ierland eveneens:

7 Brief Jan Renkema, voorzitter van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek aan de deelnemers aan het 18de Colloquium Neerlandicum ‘Andere Werelden’, Antwerpen 2012, in archief van de auteur.

8 Zie daarover o.a. Eliane Moury Fernandes, Sandra Melo Cavalcandi, Tempo dos Flamengos e outros tempos. Brasil século XVII, Recife 1999, Harald S. van der Straaten, Brazil — ADestiny:

Dutch Contacts through the Ages, The Hague 1984.

9 Wel was 20 jaar geleden in India een lectoraat Nederlands in Pondicherry, vandaag Pu- ducherry, actief — zie Lijst van docenten in de neerlandistiek aan extramurale universiteiten en Ledenlijst IVN, Nr. XXIV — juni 1992, Woubrugge, p. 77.

Neerlandica XXII-księga.indb 85

Neerlandica XXII-księga.indb 85 2014-01-21 09:15:372014-01-21 09:15:37

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(6)

1. Waren er in Duitsland in 1992 61 docenten, zijn het in 2012 tien minder: 51 docenten. Waren er in Frankrijk in 1992 38 docenten, zijn het in 2012 slechts 26 — bijna 1/3 minder.10

En ook in de ‘speciale landen’ (de NTU spreekt hier over een ‘bijzondere relatie’) is het aan het veranderen. In Indonesië zijn er 69 docenten maar slechts 2 neerlandistieke centra. De directeur van Dutch Studies aan de Universitas Indo- nesia Achmad Sunjayadi formuleert het nog duidelijker:

De Vakgroep Nederlands van de Universitas Indonesia in Jakarta-Depok is de enige vakgroep Nederlands die in Indonesië (en zelfs heel Zuidoost-Azië) bestaat; bestaat sinds 1970 en telt thans meer dan 300 studenten. Er zijn 18 docenten bij deze vakgroep betrokken. Naast ruim 300 hoofdvakstudenten volgen jaarlijks ook zo’n 200 studenten colleges Nederlands als bron- nentaal bij de rechtenfaculteit, terwijl bijna 50 studenten communicatief Nederlands als bijvak kiezen.11

Laten wij naar Zuid-Afrika kijken. Over de wankele positie van het Neder- lands zei Siegfried Huigen uit Stellenbosch 15 jaar geleden het volgende:

Voor wie zich in Zuid-Afrika bezighoudt met de studie van de Nederlandse en Afrikaanse taal, literatuur en geschiedenis, was 1998 geen goed jaar.12

Twee jaar later moest Huigen zijn trieste frase herhalen:

Er valt weinig opbeurends te melden over de ontwikkelingen in de Zuid-Afrikaanse neerlan- distiek.13

Nog eens twee jaar later klonk Huigen triest — en tegelijk hoopvol:

Tijdens een door de SAVN georganiseerde vergadering gaven vertegenwoordigers van de be- langrijkste departementen deprimerende beschrijvingen van hun situatie. Tegelijk heb ik ech- ter de indruk dat in 2002 het dieptepunt is bereikt en dat het [...] weer beter gaat.14

Wel moet daarbij worden opgemerkt dat de — zeer trieste — ontwikkeling van de neerlandistiek in Zuid-Afrika vooral te maken had met binnenlandse rege- lingen. Toen in 1994 11 officiële talen werden ingevoerd en naast het Afrikaans en het Engels ook nog 9 Bantoe-talen werden erkend, betekende dit een groot

10 Zie Lijst van docenten in de neerlandistiek... uit 1992 en de IVN-site http://www.ivnnl.com/

docenten.php uit 2012.

11 Zie http://www.ivnnl.com/nieuws.php?c=0&id=376.

12 Siegfried Huigen, “Verslag van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika over het jaar 1998”, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1998–1999, Leiden 2000, pp. 186–187.

13 Siegfried Huigen, “Verslag van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika over het jaar 2000”, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 2000–2001, Leiden 2002, p. 167.

14 Siegfried Huigen, “Verslag van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika over het jaar 2002”, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 2002–2003, Leiden 2004, p. 210.

Neerlandica XXII-księga.indb 86

Neerlandica XXII-księga.indb 86 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(7)

verlies voor het Afrikaans. Er waren te weinig geïnteresseerde studenten — ook voor het Nederlands dat enkel in correlatie met een studie Afrikaans kon blijven bestaan in de academische curricula. Dit had de opheffing of inkrimping van veel vakgroepen als gevolg. Sinds ca. 10 jaar is echter een stabilisatie te zien — uiteraard op een veel lager peil dan vroeger.

In de Internationale Neerlandistiek zijn echter ook plaatsen die zelfs dat lage peil niet hebben. Er is een reeks ‘Vanishing points’: vakgroepen die vroeger wel existeerden en later volledig verdwenen. Één van hen werd reeds genoemd: Pudu- cherry in India. Maar dat is niet alles. Vakgroepen of lectoraten Nederlands zijn ver- dwenen in Australië, in Estland (Europese Unie!), in Maleisië (‘speciale banden’!), in Nieuw Zeeland... Geen academische instelling — maar wel belangrijk voor de verspreiding van de Nederlands cultuur — is het Institut Néerlandais in Parijs. Deze verdienstelijke instelling wordt na meer dan 55 jaar door de Nederlandse overheid gesloten — eind 2013. IN-croyable... En — terug naar de IN — recent waren alarmerende berichten te horen uit Noord-Europa. Tijdens de regiovergadering van het docentenplatform Noord-Europa in de herfst van 2011 waren de volgende geluiden te horen:

Uit de getuigenissen van de docenten bleek dat het Nederlands ernstig bedreigd is aan de verschillende universiteiten in Noord-Europa. De situatie bleek het ernstigst in Kopenhagen en Göteborg waar de universiteit onlangs besloten heeft om de gehele opleiding Nederlands af te schaffen. Na enige discussie bleek dat het probleem niet ligt bij een gebrek aan interesse bij de studenten maar dat het moeilijk is de universiteiten in Scandinavië te overtuigen van het belang van onderwijs in kleinere talen (zoals het Nederlands) in een wereld waar het Engels steeds meer als een lingua franca optreedt. Het is de ambitie van het docentenplatform om van het Nederlands opnieuw een afstudeervak op bachelorniveau te maken in Noord-Europa.15

Internationale Polonistiek

Om de situatie tussen het ‘Moederland’ en de IN te kunnen vergelijken, is voor een neerlandicus ‘extra muros’ slechts één weg gebaand: kijken naar de studie van zijn moedertaal in zijn ‘Moederland’ en die vergelijken met de studie ervan in het buitenland (in dit concrete geval de IP: Internationale Polonistiek). Het is waar- schijnlijk de ervaring van elke neerlandicus buiten het Nederlandse moedertaal- gebied — en heel zeker wanneer dat taalgebied ver afgelegen is, hoe moeilijk het is om de eigen universiteit te overtuigen dat men serieuze en belangrijke dingen doet. ‘Hoeveel studenten heeft u?’ — ‘Tweehonderd hoofdvakkers!’ — ‘Nou, wij hebben tien duizend...’. Dat was de teneur van een rector, uit de rechtenfaculteit, wel te verstaan. Einde gesprek...

In zo’n situatie is misschien de enige remedie te spreken over de ‘Aus- lands-polonistiek’. Polen beschikt niet over een ‘Poolse Taalunie’. Deze functie

15 Zie http://www.ivnnl.com/nieuws.php?id=261.

Neerlandica XXII-księga.indb 87

Neerlandica XXII-księga.indb 87 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(8)

vervult (?) het Poolse Ministerie van Buitenlandse Zaken, concreet het Depar- tement voor Publieke en Culturele Diplomatie. De adviseurs van dat ministe- rie, hoogleraren polonistiek Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka en Adam Pawłowski, hebben in 2012 een speciaal rapport over de ‘Uitdagingen voor de Poolse taalpolitiek in het buitenland’ opgesteld.16 Zij stellen vast dat Pools in feite pas na de toetreding van Polen tot de Europese Unie in het Europese communi- catie-circuit verscheen, als een van de officiële talen van de EU.17

Interessant klinkt hoe de auteurs van dit rapport hun doelgroep ‘voor de promotie van de Poolse taal en cultuur’ zien. Het zijn, schrijft Adam Pawłowski, de buitenlandse gebruikers van het Pools, soms zonder goed ontwikkelde taal- competenties maar potentieel in de cultuur of economie van Polen geïnteresseerd.

Ook buitenlandse studenten in Polen of slavisten in het buitenland (een belang- rijke opmerking die hier echter ontbreekt, zou zijn: deze slavisten zijn voor het leeuwendeel studenten Russisch — de overgang van de studie van deze grote taal naar de studie van het Pools gebeurt slechts zelden). Verder: buitenlandse medewerkers van Poolse firma’s, vooral de kinderen van immigranten. En ook:

leden van de Polonia (zo wordt de Poolse diaspora genoemd, door generaties heen over de hele wereld verspreid; niet te verwarren met de Expats).18 De sterkte van het Pools als studieobject ligt volgens Pawłowski o.a. in het Latijnse alfabet waarin het wordt opgeschreven, waardoor ze ‘in Europese context’ boven het Russisch, ‘vandaag de enige Slavische wereldtaal’, gesteld kan worden, in de

‘brugfunctie’ naar kleinere Slavische talen van de Europese Unie, tenslotte — in de demografische omvang ervan in de EU, en uiteindelijk: de associatie met het politiek-economische succes van Polen.19

16 Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, Wyzwania polskiej polityki ję- zykowej za granicą: kontekst, cele, środki igrupy odbiorcze, Warszawa: Ministerstwo Spraw Zagra- nicznych — Departament Dyplomacji Publicznej iKulturalnej, 2012.

17 Adam Pawłowski, „Wstęp” [Inleiding], “Polszczyzna na dobre wkroczyła do europejskiego obiegu komunikacyjnego w2004 r., stając się jednym zofi cjalnych języków Unii [Europejskiej]”, in: Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, op. cit., pp. 5–6, hier p. 5.

18 Adam Pawłowski, „Warunki historyczne icele promocji zagranicznej polszczyzny”, „Gru- pą docelową działań promocyjnych są: zagraniczni użytkownicy polszczyzny, czasami nieposia- dający rozwiniętych kompetencji, ale potencjalnie zainteresowani kulturą lub gospodarką naszego kraju. Wtej liczbie znajdują się stypendyści i/ lub studenci zagraniczni wPolsce, studiujący języki słowiańskie za granicą, zagraniczni współpracownicy polskich fi rm, osoby związane zpolskimi instytucjami za granicą, mieszkańcy bliskiego idalszego pogranicza, operatorzy ruchu turystycz- nego. Członkowie Polonii zcałego świata iPolacy za granicą. Osoby niepoczuwające się do więzi zPolską, ale pozostające wadministracyjnej wspólnocie, jaką od 2004 roku tworzy poszerzona oPolskę Unia Europejska ijej otoczenie. Zamieszkujący Polskę obcokrajowcy, którzy zdecydowali się na związanie swej przyszłości znaszym krajem, awszczególności dzieci imigrantów”, in: Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, op. cit., pp. 7–26, hier p. 14.

19 Adam Pawłowski, „Warunki historyczne…”, „Łacińska pisownia, która wkontekście euro- pejskim daje polszczyźnie przewagę nad rosyjskim, obecnie jedynym słowiańskim językiem świa- towym; status bezspornie największego pod względem demografi cznym języka słowiańskiego Unii

Neerlandica XXII-księga.indb 88

Neerlandica XXII-księga.indb 88 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(9)

Het blijft nog af te wachten of deze — zo hoog gegrepen — pogingen suc- cesvol zullen zijn... Wel is het zo, en dat zien de auteurs van het hier besproken rapport over de IP ook in, dat het meest prestigieuze onderwijs van de Poolse taal in het buitenland aan universiteiten plaatsvindt. De ‘formatieplaatsen binnen de lectoraten’ (‘miejsca lektorskie’) worden door het Poolse Ministerie voor Weten- schap en Hoger Onderwijs toegewezen. In 2012 waren er 97 universiteiten in 31 landen over de hele wereld waar Poolse lectoren gedoceerd hadden. Daarvan waren er 18 in Rusland, 13 in de Oekraïne (deze twee landen vanwege historische banden met Polen), 9 in Frankrijk (in het noorden van dit land leeft een grote Poolse minderheid) en 7 in Italië. In andere landen (Bulgarije, Groot-Britannië, België, Tsjechië, Moldavië, Roemenië, Slowakije en Hongarije) existeren 3 of 4 lektoraten. En, meldt het rapport met trots, in 2012 zal een lector Pools ook in het Brasiliaanse Curitiba werkzaam zijn.20

Men kan dus vaststellen dat de situatie van de IP en die van de IN verge- lijkbaar zijn. Uiteraard is de situatie van de IP niet rooskleurig. Anna Dąbrowska schrijft dat enkele buitenlandse lectoraten Pools reeds meerdere jaren ‘in een crisissituatie verkeren’; zij noemt ook de redenen: gebrek aan hoogleraren, gebrek aan nieuwste vakliteratuur, ten aanzien van de verwachtingen van de potentiële studenten te langzaam veranderende curricula — ten slotte financiële problemen van universiteiten of faculteiten.21 Slechts bij enkele van die factoren, schrijft Dąbrowska, kan men zo handelen dat de instellingen waarin de polonistiek func- tioneert, dit niet als een inmenging in hun interne aangelegenheden ervaren.22

De IP heeft het dus moeilijk. En dat alles ondanks het feit dat ‘het Pools in 2004 voorgoed in het Europese communicatie-circuit verscheen’ (Pawłowski).

Men zou dus moeten ‘ingrijpen’, schrijft Dąbrowska, vooral waar de vakgroep Pools (lectoraat? eenmanspost?) dreigt te worden opgeheven — zij noemt als

Europejskiej oraz liczna obecność jego użytkowników wcałej Europie; skojarzenie zsukcesem polityczno-ekonomicznym Polski”, p. 16.

20 Władysław Miodunka, „Polszczyzna wprogramach edukacyjnych”, „Prestiżowym miej- scem nauczania języka polskiego są zagraniczne uniwersytety, wktórych — najczęściej wramach studiów slawistycznych, wtym także polonistycznych — prowadzi się nauczanie języka polskiego jako obcego. Miejsca lektorskie są obsadzane przez Ministerstwo Nauki iSzkolnictwa Wyższego [...]. Wroku akademickim 2011/2012 w31 państwach świata lektorzy polscy pracowali w97 uczel- niach [...]”, in: Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, op. cit., pp. 27–45, hier pp. 32–33.

21 Anna Dąbrowska, „Polonistyki zagraniczne wnauczaniu języka polskiego jako obcego”,

„brak wysoko wyspecjalizowanej kadry profesorskiej, brak współczesnej literatury naukowej, zbyt wolno dostosowujące się do współczesnych potrzeb programy nauczania, do czego dochodzą jeszcze problemy fi nansowe uczelni czy wydziałów”, in: Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, op. cit., pp. 46–60, hier p. 46.

22 Ibidem, „Tylko na niektóre ztych czynników można oddziaływać tak, by instytucje, wra- mach których funkcjonują wjakiejkolwiek formie tzw. polonistyki, nie odebrały tego jako ingero- wania wich wewnętrzne sprawy”, p. 47.

Neerlandica XXII-księga.indb 89

Neerlandica XXII-księga.indb 89 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(10)

voorbeelden Nieuw Zeeland, enkele Duitse universiteiten en plaatsen met bijzon- der moelijke onderwijs- en / of leefomstandigheden.23

De vraag is nu: wie zou er moeten ingrijpen? Zoals gezged: een Poolse Taalunie bestaat niet. En al komt de beschrijving van de ontwikkelingen binnen de IP de neerlandici bekend voor — hier en daar zijn er financiële moeilijk- heden, hier en daar worden vakgroepen ingekrompen of zelfs geliquideerd — toch hebben de neerlandici het makkelijker. Daarbij: ‘Auslands-polonistiek’ of

‘Auslands-bohemistiek’ als argument voor de eigen universiteit in de discussie over de neerlandistiek gebruiken — helpt misschien. Laat de Poolse politieke of academische overheid naar vakgroepen Pools in de wereld zoeken die zo sterk zijn, als de Poolse neerlandistiek.

De toekomst van de neerlandistiek

Dat betekent geenszins dat met zich nu tevreden moet stellen met de huidige situatie binnen de neerlandistiek (afgezien uiteraard van de inderdaad catastrofale situaties zoals in Noord- of Zuid-Europa waar een inkrimping op grote schaal plaatsvindt). Stilstand is geen ontwikkeling maar een achteruitgang — en men wil toch aan de toekomst denken. Dit betreft zowel structuren als programma’s.

Voor de IP heeft Anna Dąbrowska reeds vastgesteld dat men aan de buitenlandse universiteiten steeds vaker Polish Studies vindt i.p.v. de traditionele filologie;

deze laatste is vandaag de dag weinig populair.24 Dat is trouwens ook bij andere

‘filologische studies’ te zien; men denke aan verschijnselen als ‘English Studies’

of ‘Classical Studies’.

Ook binnen de IN ziet men dat veel vakgroepen die vroeger de (ouderwetse)

‘filologie’ beoefenden, nu naar ‘Dutch Studies’ overgaan. Over het nut van de filologische benadering schreef de bekende Amerikaans-Palestijnse literatuurhis- toricus Edward W. Said tien jaar geleden het volgende:

To young people of the current generation the very idea of philology suggests something im- possibly antiquarian and musty, but philology in fact is the most basic and creative of the in- terpretive arts. It is exemplifi ed for me most admirably in Goethe’s interest in Islam generally, and Hafi z in particular, a consuming passion which led to the composition of the West-Ostli- cher Diwan, and it infl ected Goethe’s later ideas about Weltliteratur, the study of all the litera- tures of the world as a symphonic whole which could be apprehended theoretically as having preserved the individuality of each work without losing sight of the whole.25

23 Ibidem, „Interweniować trzeba przede wszystkim tam, gdzie jednostce polonistycznej grozi likwidacja, jak na przykład wNowej Zelandii ina niektórych uniwersytetach niemieckich, lub też wmiejscowościach oszczególnie trudnych warunkach nauczania i/ lub bytowych lektorów języka polskiego”, p. 53.

24 Ibidem, p. 47, noot 1.

25 Edward W. Said, „Preface (2003)”, in: Orientalism, 25th Anniversary Edition, London 2003, pp. XII–XXIV, hier p. XIX.

Neerlandica XXII-księga.indb 90

Neerlandica XXII-księga.indb 90 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(11)

Maar deze ‘vooruitgang van filologie naar Studies’ was niet te stuiten. In

‘het Moederland’ werd ‘filologie’ vervangen door ‘studie Taal- en Letterkunde’

of ‘studie letteren’ — maar ook dit is veranderd (zie bijv. de veranderingen bij de ‘Nieuwe vakgroep Letterkunde’ van de Universiteit Gent).

De ontwikkelingen binnen de academische wereld leidden, zowel in het

‘Moederland’ als ook in de IN van de vroegere ‘fundamentale universiteitsstudies’

naar de meer hedendaagse ‘praktische hogeschool-opleiding’. In de IN werden de meeste docenten taaldocenten — hoewel er ook nog meerdere taalkundigen en letterkundigen te vinden waren. Dat laatste was misschien het resultaat van vroegere ontwikkelingen — zie de recent gestichte MA-opleiding in het Poolse Poznań, Polen, waar men nog deze beschrijving vindt:

Zoals bij de BA-opleiding ligt de nadruk op cultural studies, maar betreft het een opleiding waarin ook aandacht aan taalverwerving, taal- en letterkunde wordt besteed.26

De daarnet genoemde ‘praktische hogeschool-opleiding’ is dus hier niet zo expliciet. Het komt tot vandaag trouwens ook niet zo vaak voor dat bijv. de Zakelijk-Neerlandici of de tolken en vertalers binnen de neerlandistiek worden opgeleid — in de IN is dit vandaag op twee universiteiten terug te vinden: in Bratislava (Slowakije) en in Olomouc (Tsjechië).

Wat is dus ‘De toekomst van de neerlandistiek’? Deze vraag werd in oktober 2011 door de IVN als een (zorgwekkende?) vraag gesteld, en wel met de formu- lering ‘Vijf vragen aan...’ verschillende docenten van de IN. Er werden docenten in verschillende landen op verschillende continenten bevraagd en er werd naar een antwoord gezocht. De antwoorden waren uiteraard zeer uiteenlopend. Daar- bij moet toch wel zeer duidelijk gesteld worden: sinds ‘mensenheugenis’ werd binnen de neerlandistiek deze vraag naar de (wankele) toekomst van de neerlan- distiek gesteld. Reeds in 1964, dus bijna 50 jaar geleden, schreef Walter Thys, hoogleraar aan de Universiteit Rijsel (Lille), voorzitter van de ‘Werkcommissie van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten’, de voorloper van de IVN, en organisator van het eerste Colloquium Neerlandicum in 1961 in ’s-Gravenhage (en de volgende vijf) over

het besef dat de aanwezigheid van onze taal en cultuur in het buitenland noodzakelijk is om de toekomst van onze gemeenschap te vrijwaren.27

En in 1977 schreef Thys:

Wil de Nederlandse taalgemeenschap niet onherroepelijk van de wetenschappelijke en cul- turele wereldkaart geveegd worden, dan moet zij voortgaan met de grootste zorg te besteden

26 www.amu.edu.pl/wa/Department_of_Dutch_and_South_African_Studies.

27 Walter Thys, “Woord vooraf”, in: Verslag van het tweede colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Werkcommissie van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten, Brussel 1964, pp. 3–6, hier: p. 3.

Neerlandica XXII-księga.indb 91

Neerlandica XXII-księga.indb 91 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(12)

aan het onderwijs van het Nederlands aan buitenlandse universiteiten, en waar het mogelijk is, ook aan middelbare scholen, tot op het moment dat het buitenland die taak helemaal zelf kan opnemen.28

Dat was ca. 35 jaar geleden. Dat de door Thys genoemde taak (het onderwijs van het Nederlands aan buitenlandse universiteiten door het buitenland volledig over te nemen) door de IN geenszins te vervullen was, wordt hier even niet besproken. Maar ook voor het ‘Moederland’ was het perspectief niet duidelijk.

Bij de viering van ‘20 jaar jubileum Neder-L’ stelde dit elektronische tijdschrift eveneens de vraag naar de ‘Toekomst van de neerlandistiek’ en boedoelde daar- bij: het ‘Moederland’. Er werden zeer uiteenlopende antwoorden gegeven door (meestal) ‘Moederland-neerlandici’ (nota bene: ook hier waren de reacties van de potentiële lezers vaak: “Geen reacties van potentiële lezers”). Bij één statement was er wel een reactie geplaatst. Het statement kwam van Bas Jongenelen, docent Nederlands aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg, en droeg de titel: “Geen zorgen voor de toekomst van de neerlandistiek”:

Er worden veel zorgen gemaakt over de toekomst van het onderwijs in en over onze taal. Zelf vind ik ook dat de examens Nederlands in het voorgezet onderwijs van een armzalig niveau zijn. Dat er op veel scholen geen tot beroerd weinig literatuurgeschiedenis gegeven wordt, is in mijn optiek heel… rottig.

Ik bekijk het graag langs de andere kant: over twintig jaar is de universitaire studie Nederlands volledig opgegaan in de brede bachelor ATCZ (Algemene Talen, Culturen en Zo). Er is dus niets om je zorgen over te maken — alle problemen die we nu ervaren, zijn over twintig jaar opgelost. Daar ben ik heel optimistisch over.29

De reactie daarop kwam al heel snel van de Utrechtse neerlandicus Fabian Stolk:

Vandaag ontvingen Utrechtse neerlandici dit bericht: “Vandaag heeft het faculteitsbestuur [Geesteswetenschappen] ons verteld over het voornemen onze beide departementen [d.w.z.

Nederlands en Moderne Talen] samen te voegen, en wel in de loop van 2013.” Dat is over één jaar; negentien jaar eerder dan voorspeld, zei de optimist.30

ATCZ in progress...

‘Duurzame Neerlandistiek’

Een mogelijke oplossing voor de moeilijke ontwikkeling van zowel de neer- landistiek in het ‘Moederland’ als in de IN zou het vormen van een ‘Duurzame Neerlandistiek’ kunnen zijn. Dit begrip is gevormd naar het voorbeeld van het

28 Walter Thys, „Neerlandistiek ‘extra muros’”, in: D. M. Bakker, G. R. W. Dibbets (red.), Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde, Malmberg-Den Bosch 1977, pp. 315–336, hier p. 336.

29 www.nederl.blogspot.com/2012/06/bas-jongenelen-geen-zorgen-voor-de.html.

30 Ibidem.

Neerlandica XXII-księga.indb 92

Neerlandica XXII-księga.indb 92 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(13)

Monitor Duurzaam Nederland 2011, voorbereid door het Centraal Bureau voor de Statistiek (tweede uitgave). ‘Duurzaam Nederland’ is in de laatste jaren een graag gebruikte frase voor de omschrijving van de gewenste ontwikkelingen in maatschappij, economie, cultuur...

In het genoemde rapport wordt de Nederlandse samenleving op haar ‘duur- zaamheid’ getoetst. Het gaat daarbij om een soort balans van het verleden, het vaststellen van de huidige situatie als ook — en dit lijkt het belangrijkste com- ponent te zijn — de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. Wij lezen daarin:

De monitor laat zien op welke terreinen het vanuit een duurzaamheidsoptiek goed gaat en waar er zorgen bestaan. Met deze publicatie wordt bijgedragen aan de discussie met politiek, beleid en wetenschap over een duurzame (lange termijn-) ontwikkeling van de Nederlandse samen- leving. Vergeleken met de uitgave van 2009 is de methode verder verfi jnd en internationaal afgestemd. De monitor presenteert een verzameling indicatoren, die de duurzame ontwikke- ling goed beschrijft. Drie belangrijke aspecten komen hierbij aan de orde: de toestand op dit moment, de gevolgen van het handelen in Nederland voor de mogelijkheden van een duurzame ontwikkeling elders in de wereld en de effecten van het huidige handelen voor de toekomst.31

Laten wij dus — in het voetspoor van deze redenering — kijken naar de mogelijkheden voor de neerlandistiek in de toekomst: Duurzame Neerlandistiek.

Elke universiteit bevat twee hoofdelementen van haar activiteiten: het onderzoek (door docenten) en het onderwijs (voor studenten). Zou ze alleen aan onderzoek doen, dan wordt zij een Academie van Wetenschappen en krijgt zij zodoende een heel ander karakter dan tot nu toe. Zou zij alleen aan onderwijs doen, dan wordt zij een hogere beroepsschool en krijgt zij zodoende een lager status dan een universitas waardig is. De ene en de andere taak — onderzoek en onderwijs — zijn dus nauw met elkaar verbonden.

Maar: in de huidige wereld, waar zo veel over financiële en demografische crisis wordt gesproken, wordt zowel onderzoek als onderwijs bedreigd. Vooral dat tweede bepaalt vandaag verschillende activiteiten van de universitaire neer- landistieke centra. Dat is uiteraard logisch: geen studenten = geen werk voor de docenten op de universiteit. Hoe zou dan een ‘duurzame neerlandistiek ‘ in deze situatie kunnen (moeten) ageren?

Er zijn verschillende mogelijkheden…

Een eerste mogelijkheid werd reeds geschetst en wordt in de laatste tijd veelvuldig geïmplementeerd: ‘Dutch Studies’ in plaats van ‘Filologie’ of ‘Taal- en Letterkunde’, en dat, waar mogelijk, in samenwerking met andere vakgroepen en faculteiten. De vraag is daarbij of dat — binnen de serieuze academische wereld

— niet een doodlopende weg is. Niet alle vakgroepen Nederlands zijn die rich- ting op gegaan. Een voorbeeld kan hier de Universiteit Antwerpen zijn waar nog steeds een ‘Departement Letterkunde’ en een ‘Departement Taalkunde’ bestaan.

31 Monitor Duurzaam Nederland 2011, Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011, p. 3.

Neerlandica XXII-księga.indb 93

Neerlandica XXII-księga.indb 93 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(14)

Een andere mogelijkheid is het omvormen van de tot nu toe bestaande

‘neerlandistiek’ in ‘communicatiewetenschap’. Ook hier rijst de vraag of dat niet een ‘modeverschijnsel’ is. En ook hier kan men (in het ‘Moederland’ en aan een van de beste Nederlandse universiteiten) een voorbeeld van consensus vinden: in Utrecht bestaat het ‘Departement Nederlands’ naast het departement ‘Media en Cultuurwetenschappen’. Anderzijds vinden wij in Groningen een ontwikkeling richting ATCZ: de Afdeling Nederlandse Taal en Cultuur.

Een derde mogelikheid — met een modieus (pardonnez moi le mot..) tintje

— voor de neerlandistiek zouden ‘Gender Studies in wereldperspectief’ (of een soortgelijk geformuleerd studievoorstel) zijn.

Er wordt in de IN ook steeds vaker over de moedertaal en / of het Engels als instructietaal in het curriculum voor de neerlandistiek gesproken. Men wil naar het Engels switchen (excuse-moi pour le mot americain!) om zo meer potentie- le studenten aan te trekken. Maar ook om op die manier internationaal ‘stevig te staan’. Dit is reeds in een deel van het ‘Moederland’ tot realiteit geworden:

in Nederland. Wil men bijvoorbeeld aan de Leidse universiteit naar medewer- kers-neerlandici van het ‘Instituut Culturele Disciplines’ (niet meer: taal- en let- terkunde) zoeken dan vindt men ‘Members Medieval and Early Modern Studies’

of ‘Members Modern and Contemporary Studies’. Toegegeven: op die manier bereikten de Nederlandse universiteiten de hoogste rangen in de Shanghai-ran- king. Maar voor de IN-neerlandici is deze ontwikkeling een hinderpaal — zij willen hun studenten in het Nederlands onderwijzen en zij horen ‘Speak English’.

Zelfs de NTU die nog in het vorige decennium zeer duidelijk tegen het gebruik van het Engels bij neerlandistieke activiteiten was, ziet zich genoodzaakt om op de eigen site van de ‘Taaluniecentrum NVT peiling’ (NVT staat daarbij voor ‘Neder- lands als Vreemde Taal’) een uitleg over de afkorting CLIL te moeten geven:

Onder CLIL verstaan we: ‘Content and Language Integrated Learning’. CLIL verwijst naar het gebruik van een vreemde taal om vakinhouden te onderwijzen. Leerlingen krijgen bij CLIL bij- voorbeeld de vakinhouden van aardrijkskunde of wiskunde niet in de moedertaal aangeboden maar in een vreemde taal.32

Moedertaal of Engels zullen heel zeker helpen — niet alleen bij beginnende studenten maar ook bij gevorderde studenten. En in enkele landen is de moeder- taal het Engels — het gebruik ervan helpt nog meer. De reactie van Henriette Louwerse (‘Vijf vragen aan...’) verwondert dus niet:

In Sheffi eld bestaat de sectie Nederlands sinds 1948 als bijvak maar sinds 2001 is het een hoofdvakstudie geworden met naast taalverwerving ook modules moderne letterkunde en so- ciolinguïstiek. Studenten moeten het combineren met Duits, Frans of geschiedenis. In totaal hebben we zo’n 35 hoofdvakstudenten, verdeeld over een vierjarig bachelorprogramma. Daar- naast hebben we nog een zelfde aantal bijvakkers die alleen het taalprogramma volgen. Ge- combineerd met Duits hebben we vier MA studenten Germanic Studies en twee promovendi.

Daarmee zijn we qua studentenaantallen de grootste sectie in Groot-Brittannië.

32 www.enquete.taalunie.org/vragenlijst.

Neerlandica XXII-księga.indb 94

Neerlandica XXII-księga.indb 94 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(15)

Ik moedig bijvoorbeeld studenten nu aan om in goed academisch Engels te schrijven over Nederlandse onderwerpen. In Nederland en België probeert men vooral in het Engels te publi- ceren, waarom zou ik mijn studenten dan hun belangrijkste wapen uit handen slaan door ze te dwingen in het Nederlands te schrijven? Ze staan veel sterker als ze zich juist zien als ‘cultural translator’.33

Toch willen neerlandici in niet-Engelstalige landen hun studenten wel in het Nederlands onderwijzen. En gelukkig zijn er nog steeds mooie reacties te verwachten (‘Oh wat leuk, je spreekt Nederlands...’) — van de kant van de Vlamingen...

Á propos ‘moedertaal en Nederlands’: een interessante optie voor de IN zou kunnen zijn om de opleidingen ‘Tolken / Vertalers’ te ontwikkelen om zo de beroepsperspectieven van de studenten te kunnen verhogen. Concrete voorbeelden (Bratislava en Olomouc) werden reeds genoemd. Anderen zullen weliswaar volgen — er is er zeker vraag naar op de (Europese en niet alleen Europese) arbeidsmarkt. Daarbij dient echter een belangrijke opmerking te worden gemaakt: het oprichten van dit soort opleidingen vergt zeer gespeciali- seerde docenten en benodigt ook nogal forse investeringen in de infrastructuur.

Het kan dus misschien het best in samenwerking met andere studies vreemde talen worden gerealiseerd.

Het voorstel ‘Tolken en Vertalers’ gaat misschien vrij sterk richting hogere beroepsschool. En het component ‘onderzoek’ mag zeker niet worden vergeten.

Dat academische onderzoek moet dus zeker worden — en wordt ook (door universiteiten en door ministeries) — gestimuleerd. Maar de huidige studenten houden het vroegere academische model vaak voor gezien en zijn toch wel sterk pragmatisch gericht: met het oog op hun latere beroepskansen. In deze situatie zou dus naar de oplossing gekeken worden dat de onderzoeksprojecten (soms noodgedwongen) op een apart pad, dus parallel en niet direct gerelateerd zouden worden aan het (praktische) onderwijs.

Voor de huidige universiteit is ook de samenwerking met de omgeving — bijv. via partnersteden, middelbare scholen of regionale verbanden — van belang om zo tussen het ‘elitair academisch’ en het ‘praktisch professioneel’ vlak de

‘Gouden middenweg’ te kunnen vinden. De institutie van een elitaire universiteit waarvan iedereen vroeger had gedroomd en — in de ogen van veel academici — ook vandaag nog zou kunnen (moeten?) dromen, is waarschijnlijk voorbij. Die regionale samenwerking zou dus misschien de wankele positie van de universi- teiten — en van de universitaire neerlandistiek — kunnen stabiliseren.

Met die laatste opmerking is ook de laatste vaststelling verbonden: de wan- kele positie van de universiteiten is veroorzaakt door — de invoering van de BA-MA-structuur. Deze constatering is misschien gedurfd — en (nog) niet vaak aan te treffen. Toch kan men het observeren: de universitaire opleiding die in

‘3’ en dan in ‘2’ (in Nederland slechts ‘1’) en dan nog eens (voor degenen die

33 http://www.ivnnl.com/nieuws.php?id=257.

Neerlandica XXII-księga.indb 95

Neerlandica XXII-księga.indb 95 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(16)

willen) in ‘4’... jaar studie gefragmenteerd is, leidt tot een vervlakking van de universiteit en van de universitare studie. De doctorale studie — het zoeken naar wetenschappelijke resultaten en niet naar didactische vaardigheden, vroeger door assistenten doorgevoerd die vandaag ‘studenten’ worden genoemd — wordt dat nog meer. Voor een ‘duurzame neerlandistiek’, en nog algemener: voor een ‘duur- zame universiteit’ zou het dus als leus moeten gelden: De BA-MA afschaffen!

Een ‘projectie’ voor de neerlandistiek in het volgende decennium (2012–

2022) of zelfs de volgende kwarteeuw (2012–2037), hopelijk niet zo vervormd als die van Mercator — een ‘duurzame neerlandistiek’ wereldwijd — is een moeilijk te voorspellen toekomstperspectief. Zij moet echter wel worden gefor- muleerd, want aan de toekomst wordt vandaag gebouwd. Nog eens: stilstand is achteruitgang. In deze bijdrage gaat het daarbij niet zozeer om die neerlandici die, zoals ik, nog enkele jaren actief willen zijn in deze academische wereld (met als ‘pensioenperspectief’ het jaar 2025). Nee, het gaat hier vooral om de jongere collega’s neerlandici rondom mij, rondom ons. Zij willen uiteraard nog zeer vele jaren in deze academische wereld blijven werken — en zij willen als neerlandicus / neerlandica zeker niet tot een ‘uitstervend ras’ behoren.

Bibliografi e

Dąbrowska, Anna, „Polonistyki zagraniczne w nauczaniu języka polskiego jako obcego”, in: Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, Wyzwania polskiej polityki językowej za granicą: kontekst, cele, środki i grupy odbiorcze, Warszawa: Ministerstwo Spraw Zagranicz- nych — Departament Dyplomacji Publicznej i Kulturalnej, 2012, pp. 46–60.

Dąbrowska, Anna, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, Wyzwania polskiej polityki językowej za granicą: kontekst, cele, środki i grupy odbiorcze, Warszawa: Ministerstwo Spraw Zagra- nicznych — Departament Dyplomacji Publicznej i Kulturalnej, 2012.

Fernandes, Eliane Moury, Sandra Melo Cavalcandi, Tempo dos Flamengos e outros tempos. Brasil século XVII, Recife 1999.

Gobardhan-Rambocus, Lila, “Taalpolitiek in een veranderende samenleving. Suriname na 1975” in Neerlandica Wratislaviensia, XXII / 2013, pp. 55–64.

Huigen, Siegfried, “Verslag van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika over het jaar 1998”, in: Jaar- boek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1998–1999, Leiden 2000, pp. 186–187.

Huigen, Siegfried, “Verslag van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika over het jaar 2000”, in: Jaar- boek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 2000–2001, Leiden 2002, p. 167–168.

Huigen, Siegfried, “Verslag van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika over het jaar 2002”, in: Jaar- boek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 2002–2003, Leiden 2004, p. 210–211.

Lijst van docenten in de neerlandistiek aan extramurale universiteiten en Ledenlijst IVN, Nr. XXIV

—juni 1992, Woubrugge.

Miodunka, Władysław, „Polszczyzna w programach edukacyjnych”, in: Anna Dąbrowska, Włady- sław Miodunka, Adam Pawłowski, Wyzwania polskiej polityki językowej za granicą: kontekst,

Neerlandica XXII-księga.indb 96

Neerlandica XXII-księga.indb 96 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

(17)

cele, środki i grupy odbiorcze, Warszawa: Ministerstwo Spraw Zagranicznych — Departament Dyplomacji Publicznej i Kulturalnej, 2012, pp. 27–45.

Monitor Duurzaam Nederland 2011, Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011.

Pawłowski, Adam, „Warunki historyczne i cele promocji zagranicznej polszczyzny”, in: Anna Dą- browska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, Wyzwania polskiej polityki językowej za granicą: kontekst, cele, środki i grupy odbiorcze, Warszawa: Ministerstwo Spraw Zagranicz- nych — Departament Dyplomacji Publicznej i Kulturalnej, 2012, pp. 7–26.

Pawłowski, Adam, „Wstęp”, in: Anna Dąbrowska, Władysław Miodunka, Adam Pawłowski, Wy- zwania polskiej polityki językowej za granicą: kontekst, cele, środki i grupy odbiorcze, Warsza- wa: Ministerstwo Spraw Zagranicznych — Departament Dyplomacji Publicznej i Kulturalnej, 2012, pp. 5–6.

Renkema, Jan, Brief voorzitter van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek aan de deelne- mers aan het 18de Colloquium Neerlandicum ‘Andere Werelden’, Antwerpen 2012.

Said, Edward W., „Preface (2003)”, in: Orientalism, 25th Anniversary Edition, London 2003, pp. XII–XXIV.

Thys, Walter, “Woord vooraf”, in: Verslag van het tweede colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Werkcommissie van hoogleraren en lec- toren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten, Brussel 1964, pp. 3–6.

Van der Straaten, Harald S., Brazil — A Destiny: Dutch Contacts through the Ages, The Hague 1984.

Walter Thys, „Neerlandistiek ‘extra muros’”, in: D.M. Bakker, G.R.W. Dibbets (red.), Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde, Malmberg-Den Bosch 1977, pp. 315–336.

www.amu.edu.pl/wa/Department_of_Dutch_and_South_African_Studies.

www.enquete.taalunie.org/vragenlijst.

www.ivnnl.com.

www.nederl.blogspot.com.

www.taalunieversum.org.

Neerlandica XXII-księga.indb 97

Neerlandica XXII-księga.indb 97 2014-01-21 09:15:382014-01-21 09:15:38

Neerlandica Wratislaviensia 22, 2013

© for this edition by CNS

Cytaty

Powiązane dokumenty

Potockiego funkcji prezesa Komisji Rządowej Wyznań Religijnych i Oświecenia Publicznego Królestwa Polskiego przy jednoczesnym przewodniczeniu ruchowi wolnomularskiemu,

If a method of surface infiltration testing could be developed that measured the infiltration performance of whole sections of permeable pavements at the same time, this

Celem części pierwszej pt.: „Perspektywa naukowa" (s. 49-143) jest nakreślenie, tak bezstronnie jak to jest możliwe, naukowej panoramy świata przyrody, od

In het geval van het verstevigen van een bestaande koker, door het aanbrengen van een energie-absorberende constructie tegen een tussenwand, moeten niet alleen

tion events that can be visually interpreted as such are weak and discontinuous. These might have even been further attenuated by the surface-wave attenuation or simply re- moved

Artykuł został opracowany do udostępnienia w Internecie dzięki wsparciu Ministerstwa Nauki i Szkolnictwa Wyższego w ramach dofinansowania działalności upowszechniającej

В доказательство существования само- стоятельного устнопоэтического слова у зырян он указывает на оригинальность распространенных в народе «пиес»

Można jednak zaobserwować zjawisko występowania nietypowych immunofenoty- pów komórek białaczkowych, polegające na braku ekspresji jednej charakterystycznej deter-