• Nie Znaleziono Wyników

Over Wegen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over Wegen"

Copied!
34
0
0

Pełen tekst

(1)

     

Intreerede  

prof. dr. ir. S.M.J.G. Erkens 

19 september 2014 

 

(2)
(3)

 

 

 

OVER WEGEN 

 

Intreerede  

prof. dr. ir. S.M.J.G. Erkens 

19 september 2014 

 

 

 

 

 

Rede  in  verkorte  vorm  uitgesproken  op  19  september  2014  in  een  gecombineerde  ceremonie met de intreerede van prof. dr. Tom Scarpas. 

   

(4)

                               

(5)
(6)

Mijnheer de rector magnificus, leden van het college van bestuur, collegae hoogleraren en  andere  leden  van  de  universitaire  gemeenschap,  collegae  wegenbouwers,  RWS‐ers,  lieve  vrienden en familie: van harte welkom! 

 

   

Hoewel  we  er  sinds  een  paar  jaar  allemaal  van  doordrongen  zijn  dat  ervaringen  uit  het  verleden geen garantie bieden voor de toekomst, vormen ze wel de basis van onze huidige  kennis. Voor ik u vertel over mijn visie op de toekomst van de wegbouwkunde en de rol van  onze sectie daarin, wil ik daarom eerst terug kijken. Tom heeft u in zijn rede de geschiedenis  van ons onderzoek en de ontwikkelingen daarin in de afgelopen decennia laten zien, ik wil  wat algemener beginnen.  Ik heb namelijk gemerkt dat veel mensen wegbouwkunde, asfalt en bitumen relateren aan  de  snelwegen,  auto’s  en  de  olie  industrie  en  daarmee  aan  de  moderne  tijd.  Maar  de  geschiedenis van ons vakgebied gaat veel verder terug. 

(7)

   

Ook  voor  archeologen  is  bitumen  een  bekend  materiaal  ([1],  [2]).  Hoewel  we  het  tegenwoordig  vooral  kennen  als  restproduct  van  de  olie  raffinage,  komt  bitumen  ook  in  natuurlijke  vorm  voor  (foto  1,  sheet  3).  Rond  die  natuurlijke  bronnen  wordt  het  al  sinds  40.000  jaar  voor  Christus  gebruikt  om  bijvoorbeeld  speerpunten  aan  schachten  te  bevestigen (foto 2, sheet 3) en karaffen waterdicht te maken (foto 3, sheet 3).    Later gebruikte de Egyptenaren het voor het conserveren van mummies (foto 4, sheet 3)  en  5 tot 6 eeuwen voor Christus werd het in en om Babylon als voegmiddel (foto 5, sheet 3) en,  ook toen al, in deklagen voor wegen (foto 6, sheet 3) gebruikt.        

(8)

De redenen die het in die tijd tot een populair materiaal maakten, maken het ook nu nog tot  een goede bouwstof voor de wegenbouw: 

 het  is  viskeus,  als  je  het  langzaam  belast  of  warm  maakt  kun  je  het  makkelijk  vervormen  

 het plakt  

 het is min of meer waterdicht  

Als de eigenschappen niet zoveel veranderd zijn en er zoveel eeuwen ervaring is, vraagt u  zich  misschien  af:  zijn  er  nog  wel  vragen  over?  Genoeg  om  niet  een,  maar  twee  nieuwe  hoogleraren aan te stellen?        Ik kan u geruststellen, Tom en ik hoeven ons niet te vervelen want die vragen zijn er zeker  nog! Daar zijn een drietal redenen voor:    Ten eerste het grote aantal variabelen, om te beginnen in onze materialen. Bitumen is een  restproductie van de olie raffinage [3]. De samenstelling van ruwe olie varieert sterk tussen  bronnen. Een voorbeeld dat drie verschillende bronnen vergelijkt [4] is gegeven op sheet 4.  In de raffinage worden er dan specifieke groepen van moleculen uit gehaald, de groepen die  onze  benzine,  kerosine  en  dergelijke  vormen.  Je  dikt  de  verschillen  dus  eigenlijk  in  en  die  verkoop je als bitumen. 

Om  er  asfalt  van  te  maken,  voeg  we  er  dan  stenen  en  zand  aan  toe  die  ook  weer  sterk  variabel  zijn.  Bij  de  productie  hebben  de  temperatuur,  tijd  &  hevigheid  van  mengen  en  verdichten  ook  weer  invloed.  En  dan  hebben  vervolgens  ook  het  weer  (wel/geen  strenge  winters, hete zomers), de ondergrond en het verkeer (variabel in de tijd, door het land en  tussen landen) invloed op het gedrag van de weg.  

(9)

Als je al die variabelen wilt mee nemen, krijg je een proeven matrix van honderden, zo niet  duizenden variabelen. Daarom wordt een vraag altijd ingeperkt, zodat we met veel minder  parameters  toch  een  beeld  te  krijgen  van  een  cruciaal  deel  van  de  samenstelling  en  het  gedrag.  

 

Daar komt de tweede reden waarom er nog genoeg vragen zijn om de hoek, mijn promotor  prof. Molenaar noemde dit in zijn afscheidsrede: “de fragiele relatie tussen wetenschap en  praktijk”  [5].  Wegbouwkunde  is  een  toegepaste  wetenschap:  het  gaat  er  in  allereerste  instantie om DAT het werkt, niet WAAROM het werkt. Zodra er een werkende oplossing is  gevonden,  neemt  de  aandacht  voor  het  probleem  af,  niet  alleen  bij  aannemers,  ook  bij  wegbeheerders en zelfs bij onderzoekers.     De derde reden is dat de verwachtingen die we hebben en de eisen die we stellen aan onze  wegen in rap tempo veranderen.        Ter illustratie toon ik hier op sheet 5 wat foto’s die de ontwikkelingen rond de Nederlandse  snelweg  in  een  kleine  eeuw  tijd  laten  zien.  Zo  zien  we  dat  gedurende  deze  jaren  de  bebouwing  rond  de  weg  flink  toeneemt,  dat  tussen  1950  en  1980  geluidshinder  en  – schermen hun intrede maken en dat in 2014 de schermen geavanceerder zijn en de snelheid  is teruggebracht.     Als ik zeg dat er nog veel vragen zijn in de wegenbouw, bedoel ik niet dat er tot nu toe niks  is bereikt, integendeel! Het onderzoek dat tot nu toe is gedaan, heeft de wegenbouw niet  alleen instaat gesteld de op deze foto’s getoonde veranderingen bij te benen, het heeft ze  mede mogelijk gemaakt! Zo zouden zonder de ontwikkeling van nieuwe asfaltmengsels die  aan speciale eisen voldoen, zoals ZOAB, dat beter zicht geeft bij regen en geluid reducerend 

(10)

werkt er nog veel meer maatregelen nodig zijn geweest om zoveel verkeer zo dichtbij dichte  bewoning te kunnen faciliteren. 

 

   

Als  we  dan  kijken  naar  de  schadeontwikkeling  in  ZOAB,  verloopt  dat  ongeveer  zoals  in  de  figuur linksonder op sheet 6 is aangegeven. Hier ziet u de conditie van het wegdek, bovenin  is het nieuw, onderin is het punt waar vervanging nodig is. Horizontaal is de tijd gegeven. De  gemiddelde levensduur van de rechterrijstrook is zo’n 10 jaar en die van de andere stroken  15 jaar [6] en dat is sinds ZOAB halverwege de jaren ’80 grootschalig werd ingevoerd gelijk  gebleven.   Dat lijkt misschien geen bijzondere prestatie, stilstand is tenslotte achteruitgang. Maar het  ligt wat ingewikkelder.    

Een  weg  wordt  ontworpen  voor  het  dragen  van  verkeer.  Als  we  kijken  naar  de  verkeerscijfers  [7],  zien  we  dat  het  verkeer  op  de  snelwegen  groeit  in  de  tijd.  Dat  zal  u  waarschijnlijk niet onbekend voorkomen. 

Als ik de intensiteit op de snelwegen in 2000 gebruik, zo’n 55 miljard voertuigkilometers en  dat omreken naar het aantal aslasten dat in dat jaar gemiddeld over het asfalt gaat, dan kan  ik een tweede horizontale as invoegen met daarop de verkeersbelasting. 

 

Maar  dat  is  uitgaande  van  constante  verkeersdrukte,  in  werkelijkheid  neemt  het  verkeer  toe.  Bij  toenemend  verkeer,  zou  je  bij  gelijke prestaties  van  het  asfalt,  verwachten  dat  de  levensduur in jaren afneemt. Maar dat is dus niet het geval. Als ik die toename in verkeer  mee neem in de grafiek, gaan de curves uit elkaar lopen. De levensduur in de tijd blijft gelijk,  10 en 15 jaar, maar in die tijd gaan er veel meer auto’s over de weg.  

(11)

De  toegepaste  benadering  in  de  wegenbouw  heeft  de  maatschappij  daarmee  aardig  wat  opgeleverd en de opgedane kennis en ervaring is deel geworden van onze vakkennis. Maar  het is de vraag of die kennis en ervaring ook in de toekomst voldoende zullen zijn. Die vraag  komt  voort  uit  de  grote,  wereldwijde  ontwikkelingen  van  deze  tijd,  ze  zullen  u  dan  ook  bekend voorkomen [8,9,10,11,12,13,14]. 

 

   

Deze  ontwikkelingen  beïnvloeden  alles  en  iedereen,  ook  de  wegenbouw  en  als  we  kijken  naar  de  manier  waarop  die  invloeden  daarin  doorwerken  zien  we  een  veelvoud  aan  effecten: 

 

Zo uit de klimaatverandering zich in meer extreem weer (neerslag, temperaturen [15,16]),  daarmee  veranderen  de  weersbelastingen  voor  wegen.  Ook  zien  we  een  stijging  van  de  grondwaterstand  en  daarmee  mogelijk  invloed  op  de  drooglegging  van  zowel  nieuwe  als  bestaande wegen. Voor bestaande wegen is dat een nieuw probleem, waarvoor ook nieuwe  oplossingen  nodig  zijn.  Voor  nieuwe  wegen  zal  het  betekenen  dat  de  ontwerpmethoden  hierop aangepast moeten worden. 

(12)

    Druk op grondstoffen betekent concreet dat de materialen waar we asfalt uit maken, zoals  het uit olie gemaakte bitumen, schaarser en duurder worden [17]. Dat zal dus effect hebben  op de prijs, en het leidt tot een zoektocht naar alternatieve bouwstoffen.    Door groeiende onzekerheid in de ontwikkeling van de bevolkingsgroei [18, 19] en, vanwege  het  feit  dat  mensen  tot  op  steeds  hogere  leeftijd  actief  blijven,  onzekerheid  in  de  relatie  tussen  de  bevolkingssamenstelling  en  het  verkeersaanbod,  neemt  de  mogelijke  variatie  in  de  benodigde  wegcapaciteit  toe.  In  de  ontwerpmethoden,  zowel  verkeerstechnisch  als  wegbouwkundig, zal rekening gehouden moeten worden met deze onzekerheid. 

 

Voor  de  wegbouwkunde  uit  globalisering  zich  onder  andere  in  internationale  regelgeving,  zoals  de  EN  13108‐1  serie  voor  asfalt,  die  ingepast  moet  worden  in  de  lokale  omstandigheden  van  bevolkingsdichtheid,  grondsoort,  weer,  verkeer  en  grondstoffen.  Het  voordeel van dergelijke internationale regelgeving is dat het uitwisselen van gegevens over  materialen en materiaalgedrag makkelijker wordt, het nadeel is dat veel van de materialen  en gebruiksomstandigheden sterk regionaal bepaald zijn en dat veel empirische ervaring zijn  nut verliest bij de invoering van nieuwe proefmethoden en eisen.    De individualisering uit zich in beter geïnformeerde burgers met hoge verwachtingen, zowel  als  weggebruiker  als  als  omwonende.  De  economische  crisis  drukt  de  budgetten  voor  onderhoud  en  onderzoek  en  leidt  tot  groeiende  behoefte  aan  afweegmodellen  voor  investeringen in de tijd en over verschillende objectsoorten heen. Dit is de aanleiding voor  de groei van asset management benaderingen. En dan is er nog de veranderende rol van de  overheid, die leidt enerzijds tot een versnippering van kennis en anderzijds tot andere rollen  en verhoudingen in de sector. 

(13)

   

Het  sleutelwoord  voor  de  wijze  waarop  deze  wereldwijde  trends  doorwerken  in  de  wegenbouw  is  “verandering”:  steeds  snellere  veranderingen  en  groeiende  variatie,  in  de  belastingen  door  weer  en  verkeer,  in  de  bouwstoffen  die  we  gebruiken  en  in  de  verwachtingen van de weggebruikers en omwonenden en de onderlinge samenwerking.    

De uitdaging voor de wegenbouw voor de komende jaren is  niet zozeer om goede wegen te  bouwen,  dat  we  dat  kunnen  hebben  we  de  afgelopen  decennia  wel  aangetoond.  De  uitdaging  ligt  hem  er  in  om  in  een  snel  veranderende  wereld  goede,  duurzame,  kosteneffectieve wegen te blijven bouwen en onderhouden. Want de ervaring, rekenregels  en data die we hebben, zijn gebaseerd op de materialen, belastingen en ervaringen uit het  verleden,  hoe  sneller  de  veranderingen  gaan,  hoe  groter  de  kans  wordt  dat  ze  niet  meer  gelden  voor  de  verhardingen  van  vandaag,  laat  staan  die  van  morgen.  Hoe  beheers  je  de  risico’s  die  aan  nieuwe  methoden  en  materialen  kunnen  kleven,  bijvoorbeeld  een  veel  kortere levensduur, of een nieuw asbest‐ of teerprobleem, zonder tien jaar of langer nodig  te hebben om ervaring op te bouwen? 

 

Ik  ben  ervan  overtuigd  dat  het  antwoord  zit  in  het  kortsluiten  van  informatie  over  de  levenscyclus van verhardingen in combinatie met het nauwer verbinden van onderzoek en  praktijk. 

(14)

   

Ter  illustratie  wil  ik  met  u  kijken  naar  die  cyclus  (sheet  10):  Het  maken  van  een  goede  wegverharding  begint  met  het  gebruik  van  de  juiste  grondstoffen  en  het  mengsel‐  en  constructie  ontwerp.  Maar  dat  bepaald  alleen  de  potentiele  kwaliteit.  Bij  de  productie  en  uitvoering  wordt  bepaalt  in  hoeverre  die  potentiele  kwaliteit  ook  gerealiseerd  wordt.  En  vervolgens  bepalen  het  gebruik  en  het  onderhoud  of  de  geleverde  kwaliteit  ook  optimaal  benut wordt.  

Hier komen al die variabelen die ik eerder noemde, van de samenstelling van het bitumen  en  de  verhouding  in  grondstoffen,  het  mengen,  verdichten  en  weer  en  verkeer  tijdens  gebruik  bij  elkaar.  Daarom  richten  onderzoeken  zich  vaak  maar  op  een  stap  in  de  cyclus,  meestal  de  materialen  en  mengsels,  of  op  het  volgen  van  praktijkgedrag.  Ik  ben  ervan  overtuigd dat, om de huidige en toekomstige uitdagingen aan te kunnen, we onderzoek en  praktijk sterker met elkaar moeten verbinden en dat dat  begint bij het blijvend verbinden  van  de  stappen  in  deze  cyclus.  Niet  alleen  als  we  onderzoek  doen,  maar  ook  in  onze  standaard monitoring. Want in alle stappen van de cyclus wordt informatie ingewonnen, het  wordt alleen niet bij elkaar gebracht. Daar valt nog veel te winnen. 

 

Dit  is  niet  alleen  cruciaal  voor  het  tijdig  signaleren  van  veranderingen  in  prestaties  en  het  verantwoord en snel valideren van innovaties, maar ook voor het valideren van modellen en  theorieën en voor het voeden van asset‐management systemen met up‐to‐date informatie  over levensduur van materialen en technieken. Daarmee is het in het belang van alle spelers  in de sector en de gebruikers van onze wegen. 

(15)

   

Nu lijkt zo’n gezamenlijk belang voldoende om zaken in gang te zetten, maar het sluiten van  de  informatie  cyclus  en  het  verbinden  van  wetenschap  en  praktijk  is  niet  eenvoudig  gebleken. Het leggen van een relatie tussen modellen en metingen op verschillende schalen  en het uiteindelijke gedrag in de praktijk is, zoals Tom in zijn rede heeft laten zien, de rode  lijn  in  onze  samenwerking.  Het  begin  daarvan  gaat  terug  tot  de  samenwerking  tussen  wegbouwkunde en mechanica, waarmee mijn beide promotoren professor Blaauwendraad  en  professor  Molenaar  het  vakgebied  “mechanica  van  wegenbouwmaterialen  en  – constructies” zijn gestart. Zij waren daarmee hun tijd vooruit, want die modellen worden nu  wereldwijd gebruikt in het onderzoek. Tegelijkertijd worden ze nog nauwelijks in de praktijk  gebruikt.  

 

Terugkijkend  is  dat  ook  wel  begrijpelijk,  want  de  methoden  en  modellen  die  we  ontwikkelden  waren  lastig  in  te  passen  in  een  werkwijze  met  materiaal  keuzes  en  vooronderzoeken  per  project.  Maar  sinds  2008  werken  we  met  Europese  normen  voor  asfalt,  met  een  redelijk  complex  en  kostbaar  type  testing  onderzoek  dat  vijf  jaar  geldig  is.  Daarmee lijkt de tijd rijp voor een nauwere relatie tussen wetenschap en praktijk, want met  die  frequentie  is  de  interactie  tussen  onderzoek  en  praktijk  veel  makkelijker  te  realiseren.  Ook  speelt  mee  dat  de  keuze  voor  die  functionele  proeven  is  mede  ingegeven  door  de  steeds  snellere  veranderingen,  zodat  er  door  inzicht  in  wat  een  goed  asfaltmengsel  is  makkelijker en sneller ingespeeld kan worden op veranderingen. 

 

Op  dit  moment  zijn  we  nog  niet  zover,  ook  hier  speelt  het  grote  aantal  variabelen  ons  parten  en  we  zien  aanzienlijke  verschillen  in  functionele  eigenschappen  tussen  materialen  die we voorheen als 1 mengselsoort beschouwden. En die eigenschappen knopen we nu nog  noodgedwongen  aan  het  gedrag  in  de  weg  via  samenstellingsgegevens,  omdat  we  geen  andere  relaties  hebben.  Tegelijkertijd  zien  we  dat,  door  dat  de  Europese  normen  meer 

(16)

vrijheid  bieden,  de  variatie  in  bouwstoffen  en  samenstellingen  toeneemt  waardoor  het  steeds lastiger wordt om te weten welke relatie er tussen samenstelling en eigenschappen  bestaat.       

Dit  is  nu  iets  waarbij  onze  modellen  hun  meerwaarde  kunnen  bewijzen.  Want  als  we  consequent ook de eigenschappen bepalen die nodig zijn om de modellen te voeden, wat bij  een 1x per 5 jaar type test nauwelijks een probleem kan zijn, wordt het nadeel van al die  snelle veranderingen opeens een voordeel. Want elke verandering geeft via het effect op de  eigenschappen  inzicht  in  de  onderliggende  mechanismen.  Op  die  manier  ontstaat  er  ondanks  de  veranderingen  weer  continuïteit,  kunnen  de  modellen  en  proeven  verder  worden  aangescherpt,  veranderingen  tijdig  worden  verwerkt  in  regelgeving  en  kunnen  de  effecten en risico’s van die veranderingen sneller worden ingeschat. 

 

Om dit en de rol die onze groep daarin kan spelen concreet te maken, wil ik hier een paar  voorbeelden geven. 

(17)

    Een van de uitdagingen waar we voor staan is het opbouwen van een referentiekader dat  ons in staat stelt veranderingen in de materialen, zoals meer hergebruik of de ontwikkeling  van bio‐bitumen te volgen, het effect op de eigenschappen in te schatten en te valideren en  dit te koppelen aan de eigenschappen in de weg.     Dat het niet alleen mijn rooskleurige wereldbeeld is dat aangeeft dat de tijd rijp is, blijkt uit  het  feit  dat  we  sinds  een  paar  jaar  samen  met  landelijke,  gemeentelijke  en  provinciale  wegbeheerders, verschillende aannemers, maar ook met CROW en met TNO en RWS onder  de  vlag  van  InfraQuest,  werken  aan  het  opbouwen  van  een  gezamenlijk  referentiekader  voor de validatie van de huidige normen. We gebruiken het Nederlandse wegennet, dat een  van de dichtste ter wereld is [20], als een levend laboratorium om dit kader op te bouwen.  In dit NL‐LAB programma richten we ons in eerste instantie op de validatie van de huidige  functionele  eisen  in  de    Europese  normen  voor  asfalt,  maar  het  geeft  ook  inzicht  in  het  effect van zowel productie en uitvoeringsparameters op de overeenkomsten en verschillen  tussen asfalt uit het laboratorium en dat in de weg.  

 

Daarmee  vormt  dit  het  begin  van  dat  referentiekader  voor  continuïteit  bij  alle  veranderingen en het sneller kunnen beoordelen van innovaties. Binnen het project wordt  in detail naar een beperkt aantal uitvoeringsprojecten gekeken, door dit te verbreden naar  meer algemene informatie voor alle projecten kan de opbouw van het kader fors versneld  worden. 

(18)

   

Vanuit  de  TU  kunnen  we  hieraan  bijdragen  door  de  combinatie  van  geavanceerde  proefmethoden en modellen. Die zullen we inzetten om inzicht te krijgen in de invloed van  bouwstoffen  op  de  asfalteigenschappen,  en  daar  modellen  voor  te  maken  die  uiteindelijk  ook  schadeontwikkeling  kunnen  voorspellen.  Dat  klinkt  complex  en  dat  is  het  ook,  want  daarbij  spelen  complexe  chemisch‐fysische  processen  rond  veroudering  en  healing  en  de  interactie tussen de grondstoffen een rol, maar we hoeven niet te wachten tot we na jaren  het eindproduct hebben. Ook tussendoor is de informatie al te gebruiken om het effect en  de risico’s van nieuwe producten in te schatten. 

 

De  meest  basale  relatie  hiervoor  is  de  regressie  relatie  tussen  samenstellingsgegevens  en  eigenschappen, zoals deze in het verleden al vaker zijn gebruikt (van der Poel, Uge) en ook  nu  nog  in  de  MEPDG  in  de  VS  wordt  gebruikt.  Ze  geven  de  relatie  tussen  eigenschap  en  samenstelling, zonder begrip van de manier waarop die relatie ontstaat. Maar je kunt hem  wel gebruiken om te zien of nieuwe producten er ook aan voldoen, of dat ze afwijken. En uit  de  invloed  van  de  parameters  in  de  regressierelatie  kun  je  halen  waar  je  je  met  het  fundamentele onderzoek op moet richten. Dat leidt dan tot geavanceerdere modellen.   

Je  kunt  de  modellen  gebruiken  om  proeven  te  simuleren  en  zo  verschillende  soorten  proeven aan elkaar te relateren en het gemodelleerde en gemeten gedrag te vergelijken. De  volgende serie sheets laat de simulatie van een indirecte trekproef en de daarin voorspelde  schade ontwikkeling zien. 

(19)

    Door die voorspellingen te vergelijken met daadwerkelijke metingen, zoals in de figuur op  sheet 35, kun je zien of je model goed genoeg is. In de figuur geven de de rode, zwarte en  blauwe lijnen zonder markers de voorspellingen en de lijnen van dezelfde kleur met markers  geven de metingen bij dezelfde vervormingssnelheid.    

(20)

   

Als  je  een  model  hebt  dat  de  bekende  materialen  goed  genoeg  voorspeld,  kun  je  het  ook  gebruiken om nieuwe materialen in te schatten door te kijken of een nieuw materiaal zich  gedraagt  zoals  de  materialen  die  je  kent.  Klopt  de  voorspelling  voor  een  nieuw  materiaal  goed?  Dan  weet  je  wat  je  kunt  verwachten  en  is  het  risico  beperkt.  Wijkt  de  voorspelling  (meer dan gebruikelijk) af? Dan is het risico groter, vraagt het meer monitoring en validatie,  maar kun je aan de andere kant je inzicht en model verbeteren! Dat is een manier waarop  onderzoek aan de universiteit niet alleen bijdraagt aan het algemeen belang, maar daar zelf  ook weer van profiteert.  

Want  je  krijgt  inzicht  in  welke  parameters  de  meeste  invloed  hebben  op  het  gedrag,  daar  kun  je  dan  onderzoek  naar  doen  om  te  komen  tot  modellen  die  op  basis  mechanische,  fysische of chemische relaties eigenschappen te voorspellen, waardoor het mogelijk wordt  om  ook  voor  materialen  buiten  het  directe  ervaringsgebied  gedrags‐  en  levensduur  voorspellingen te doen doordat je begrijpt hoe de bouwstoffen elkaar beïnvloeden. 

 

Voor  nieuwe  materialen  die  buiten  de  voorspellingen  van  de  beschikbare  modellen  vallen  en die dus grotere risico’s kennen, kun je extra validatie slagen invoeren, bijvoorbeeld door  semi‐praktijk toetsen te doen voor je het gaat toepassen. 

(21)

   

Dat gebeurd bijvoorbeeld in de opzet van het onderzoekstraject naar een nieuwe generatie  super  stille  wegdekken  (PERS)  dat  vanuit  RWS  met  verschillende  marktpartijen  en  onderzoeksinstituten  wordt  gedaan.  Op  voorhand  wordt  via  modellen  gekeken  naar  kritische  locaties  in  de  constructie,  in  deze  simulatie  ziet  u  dat  voor  deze  materialen  de  hechting  aan  de  onderliggende  constructie  een  belangrijke  parameter  is.  Als  de  gegevens  van de werkelijke materialen bekend zijn, kunnen die als input voor de modellen gebruikt  worden en kan het gedrag in de proeven en onder verkeer gesimuleerd worden. Door dat te  vergelijken  met  metingen  in  de  LINTRACK,  waar  een  reëele  verkeersbelasting  wordt  aangebracht,  wordt  extra  zekerheid  verkregen  over  de  kwaliteiten  van  het  materiaal  voor  dat dit op de weg wordt toegepast. 

(22)

   

Een  ander  aspect  van  het  sluiten  van  de  informatie  keten  en  het  delen  van  kennis  hangt  samen met het bepalen en voorspellen van levensduren en vooral restlevensduren. Dat is  een  uitdaging  voor  vrijwel  alle  civieltechnische  bouwwerken.  Onze  infrastructuur  is  grotendeels  van  net  na  de  tweede  wereldoorlog,  het  ligt  en  staat  er  langer  dan  waar  het  ooit  voor  ontworpen  was  en  het  kost  kapitalen  om  het  allemaal  te  vervangen  en  vernieuwen, maar ook als het niet of niet goed werkt en er daardoor omgereden of gevaren  moet worden, of erger, slachtoffers vallen. Je wilt dat dus doen waar het nodig is, maar niet  waar dat niet het geval is.     Dat vereist het monitoren van de toestand, zodat je tijdig in kunt grijpen. Bij wegen gebeurd  dat van oudsher visueel maar dat dekt niet alle cruciale informatie, zoals draagkracht, en het  wordt ook alsmaar gevaarlijker en moeilijker  door de bredere, drukkere wegen. Toch is die  informatie  cruciaal.  Gelukkig  gaan  de  ontwikkelingen  in  monitoringstechnieken  snel,  er  worden  al  veel  meetmethoden  gebruikt  die  onder  verkeer  kunnen  worden  toegepast  en  anderen  zijn  in  ontwikkeling  zoals  scanning  lasers  in  het  LCMS  systeem  om  rafeling  te  detecteren,  maar  ook  snelle  draagkrachtmetingen  en  hoge  resolutie  camera’s.  En  er  zijn  meer exotische ontwikkelingen rond satellietmetingen, sensoren in het asfalt en het gebruik  van techniek in de auto’s op de weg om een up‐to‐date beeld van die weg te krijgen.  

 

Daarbij  is  het  van  groot  belang  om  die  metingen  te  kunnen  vertalen  naar  objectieve  schadebeelden en levensduren, zodat je er je onderhoudsplanning op  kunt baseren. Maar  om  een  stap  verder  te  komen,  moeten  we  die  gegevens  koppelen  aan  andere  data  van  dezelfde locatie, zoals materiaalgegevens en aanlegcondities, dan wordt de informatie over  de levenscyclus kortgesloten en dat levert gegevens op over de levensduur van materialen,  constructies en onderhoudstechnieken.  

(23)

 

Dat is voor ons als onderzoekers interessant om onze modellen en theorieën te testen en te  verbeteren,  modellen  die  weer  gebruikt  kunnen  worden  om  continuïteit  te  bieden  in  een  veranderende  omgeving  door  ze  te  gebruiken  om  levensduren  te  voorspellen  en  de  oorzaken van verschillen in levensduur te analyseren.  

 

Maar informatie is vooral maar het is vooral cruciaal bij het gebruik van kosten analyses en  Asset Management afwegingen.  

Door de beperktere budgeten moet er gekozen worden waar geld voor wordt uitgegeven.  Als  dat  is  tussen  de  ene  en  andere  asfaltmaatregel,  kunnen  deskundigen  prima  adviseren  welk probleem groter is. Maar als het gaat om een keuze tussen lantaarnpalen en asfalt, is  dat  lastiger.  AM  kan  daarbij  helpen  en  zal  dus  steeds  belangrijker  worden.  Maar  een  AM  model is ook maar een model en de kwaliteit van de afweging wordt bepaald door die van  de ingevoerde data. Garbage In blijft Garbage Out, dus zonder objectieve levensduur data  maken we niet optimaal gebruik van de mogelijkheden. 

 

 

Dat  waren een  paar  concrete  voorbeelden  van  hoe  we  als  sector  de  uitdagingen  waar  we  voor  staan  aan  kunnen  en  wat  we  daar  als  TU  aan  bij  kunnen  dragen.  Maar  naast  onze  bijdragen op het terrein van onderzoek, leveren we een zeker zo belangrijke bijdrage via het  onderwijs. Tom heeft al veel vertelt over de opzet van ons onderwijs, maar ik wil er even op  terug  komen,  omdat  ook  daar  de  snelle  veranderingen  in  onze  omgeving  hun  invloed  hebben.  Om  de  kwaliteit  van  het  onderwijs  en  onze  studenten  op  peil  te  houden,  rusten  onze plannen hiervoor op drie pijlers.  

(24)

De  eerste  pijler  is  en  blijft  de  ervaring  uit  het  verleden:  we  bouwen  in  Nederland  goede  wegen,  je  hoeft  maar  naar  buiten  te  kijken  omdat  te  zien.  De  kennis  en  vaardigheden  daarachter moeten we studenten meegeven. Dat is en blijft de basis van ons onderwijs.    

Tegelijkertijd wil je dat studenten na hun afstuderen een meerwaarde hebben voor de hun  werkgever.  Dat  zit  hem  deels  in  de  state‐of‐the‐art  in  materialenkennis  en  reken‐  en  ontwerpmethoden,  dat  is  de  verdieping  die  we  ze  mee  willen  geven.  Daarnaast  moeten  studenten ook beschikken over de kennis en vaardigheden om snel aan de slag te kunnen.  Het  zijn  de  potentiele  werkgevers  zelf,  die  het  beste  aan  kunnen  geven  wat  hun  werk  inhoud en aan welke vaardigheden zij behoefte hebben. We werken dan ook in en rond ons  onderwijs graag samen met wegenbouwers. We praten met hen over de invulling van onze  vakken  en  zij  dragen  als  gast  docenten  bij  aan  colleges.  Soms  aan  reguliere  colleges,  bijvoorbeeld  Pavement  Construction  and  Maintenance,  waar  het  grootste  deel  van  de  colleges  verzorgt  worden  door  medewerkers  van  aannemers  en  producenten  en  soms  in  een  serie  colleges  over  een  speciaal  onderwerp,  zoals  eind  vorig  jaar  in  de  Capita  Selecta  over  “Asset  Management  for  rail  and  road”,  waar  RWS‐ers  vanuit  AM  en  het  beheer  en  onderhoud  van  snelwegen  het  road‐deel  hebben  gegegeven.  Door  dit  soort  inzet  van  mensen  uit  de  sector  in  het  onderwijs,  krijgen  studenten  de  mogelijkheid  bij  hen  in  de  keuken te kijken. Voor ons is het bovendien motiverend en het helpt om het onderwijs aan  te laten sluiten bij de behoeften van de sector. Deze inhoudelijke en situationele verdieping  vormt de tweede pijler onder ons onderwijs. 

 

Tenslotte  willen  we  ook  dat  onze  studenten  hun  meerwaarde  houden  ondanks  de  snelle  veranderingen.  Je  wilt  ze  dus  niet  alleen  leren  WAT  ze  moeten  doen  in  een  bepaalde  situatie,  maar  ook  HOE  en  WAAROM.  Dan  kunnen  ze  ook  onder  veranderende  omstandigheden  hun  kennis  toepassen.  Dat  past  goed  in  de  universitaire  traditie  om  studenten  analytisch  vermogen  en  kritisch  denken  te  leren.  Deze  derde  pijler  onder  ons  onderwijs  verbind  de  brede  basis  met  de  verdiepende  kennis.  Tezamen  geven  deze  drie  pijlers de student een profiel dat erg populair is: de T‐shaped professional. Professor Marcel  Hertogh had het er in zijn intreerede uitgebreid over en ook de decaan van Civiele Techniek  noemde  dit  profiel  in  zijn  intreerede.  En  hoewel  ik  onderschrijf  dat  flexibiliteit,  de  vaardigheid om  te  blijven  leren en ontwikkelen  en  het  kunnen  overbrengen  van  je  ideeën  van groot belang zijn, wil ik hier toch ook twee kanttekeningen plaatsen bij het beeld van de  T‐shape.  

 

De  eerste  kanttekening  hangt  samen  met  de  grote  nadruk  op  de  professional  die  zowel  breed als diep is. Natuurlijk is het in een snel veranderende wereld van belang om kennis uit  verschillende  disciplines  te  verbinden  om  tot  oplossingen  te  komen,  maar  dat  wil  niet  zeggen  dat  elk  teamlid  dezelfde  mix  van  inhoudelijke  en  verbindende  kennis  en  vaardigheden moet hebben! Doordat veel problemen en projecten complex zijn, worden ze  in multidisciplinaire teams opgepakt. Studies naar succesvolle teams [21,22,23,24] laten zien  dat  diversiteit  cruciaal  is  voor  succes.  Verschillen  in  onder  andere  persoonlijkheid,  achtergrond, leeftijd, cultuur brengen diverse benaderingen van het probleem met zich mee  en  voorkomen  een  dwingende  groepscultuur  die  tot  tunnelvisie  leidt.  Het  beste  team  is  geen  team  met  allemaal  dezelfde  T‐tjes,  maar  een  tetris  team  waar  verschillende  vormen  een  sterk  geheel  vormen.  Laten  we  onze  studenten  zowel  een  brede  basis  als  verdieping  meegeven,  maar  geef  ruimte  voor  de  persoonlijke  verschillen  en  pers  niet  iedereen  in  hetzelfde T‐vormige hokje! 

(25)

De  tweede  kanttekening  is  dat  het  nog  wel  een  hele  uitdaging  is  om  alle  gewenste  verbreding en verdieping kwijt te kunnen in het curriculum. Beiden spelen immers op alle  schalen en onderwerpen. Ik verwacht dan ook dat er op termijn differentiatie nodig is, om  bepaalde  onderwerpen  doormiddel  van  oefeningen,  zelfstudie,  e‐learning  en  dergelijke  te  ontsluiten, zodat studenten meer opties krijgen zonder de onderwijslast te hoog te maken.  Het  bijkomende  voordeel  daarvan  is  dat  dit  het  makkelijker  maakt  om  dat  soort  onderwerpen  ook  voor  mensen  van  buiten  de  universiteit  te  ontsluiten  en  daarmee  de  interactie  tussen  wetenschap,  of  in elk  geval  universiteit, en  praktijk  verder  te  versterken.  Dat is een onderwerp waar ik de komende jaren graag met de sector en de universiteit aan  verder werk. 

 

Het  wordt  tijd  om  richting  een  afsluiting  te  gaan.  Ik  wil  nogmaals  benadrukken  dat  wegbouwkunde een vakgebied is met een enorme historie en een geweldige toekomst.   

   

Het  is  wetenschappelijk  interessant  door  de  complexe  chemisch‐fysische  relaties  die  de  eigenschappen  op  de  verschillende  schalen  koppelen  en  die  zaken  als  veroudering  en  healing  controleren.  En  het  is  maatschappelijk  relevant,  op  enige  afstand  door  de  directe  link naar grondstoffen schaarste, olie‐ en CO2 problematiek en dichtbij via onze persoonlijke 

mobiliteit.    

Door de breedte en de diepte van de relevante kennis, de verdeling van informatie over de  levenscyclus  van  verhardingen  en  over  de  verschillende  spelers  in  de  sector  is  wegbouwkundig  onderzoek  en  –onderwijs  een  gezelschapsspel  geworden.  Alleen  samen,  door  een  nauwere  samenwerking  tussen  wetenschap  en  praktijk  en  het  sluiten  van  de 

(26)

informatieketen, kunnen we de snelle veranderingen het hoofd bieden. We nodigen u dan  ook graag uit om, zo meteen op de receptie of in een later stadium, hierover door te praten.        De foto op deze sheet (sheet 40) komt uit de campagne “zonder transport staat alles stil”  van Transport en Logistiek Nederland, bedoeld om aandacht te vragen voor het belang van  transport.  

En  ze  hebben  natuurlijk  helemaal  gelijk.  Zonder  transport  inderdaad  geen  koopavond.  Zonder  transport  ook  geen  publiek  hier  vandaag  bij  deze  intreeredes.  Maar  zonder  infrastructuur, beste toehoorders, is er geen transport! 

(27)

   

 

Dames en heren, dank u voor uw aanwezigheid en uw aandacht, “Ik heb gezegd!”. 

(28)
(29)
(30)

 

Referenties: 

 

Referenties in de tekst: 

[1]   J.  Connan,  Use  and  trade  of  bitumen  in  antiquity  and  prehistory:  molecular  archaeology reveals secrets of past civilizations,   

Phil.  Trans.  R.  Soc.  Lond.  B.  1999  354  1379  33‐50  doi:10.1098/rstb.1999.0358  (published 29 January 1999) 

[2]   Schwartz,  Mark,  David  Hollander,  and  Gil  Stein,  “Reconstructing  Mesopotamian  Exchange  Networks  in  the  Fourth  Millennium  BC:  Geochemical  and  Archaeological  Analyses of Bitumen Artifacts from Hacinebi, Turkey”, Paléorient 25:67‐82, 1999  [3]   Asphalt  Production  and  Oil  Refining  –  Pavement  Interactive, 

http://www.pavementinteractive.org/article/asphalt‐production‐and‐oil‐refining/  [4]  Corbett,  L.W.  (1984),  Refinery  Processing  of  Asphalt  Cement”,  Transportation 

Research Record 999, National Research Council, Washington DC, USA 

[5]   Molenaar, A.A.A., the fragile link between science and practice in road engineering,  Afscheidsrede 22‐6‐2012, TU Delft 

[6]  Verra, N.,  Bol, M. van de en Gaarkeuken, B., “De levensduur van ZOAB ‐ Gemiddelde  levensduurbepaling  op  basis  van  MJPO‐2003,  Rijkswaterstaat,  Dienst  Weg‐  en  Waterbouwkunde, Afdeling Realisatie en Onderhoud  

Infrastructuur IR‐N‐03.004 / DWW‐2003‐066, 26 maart 2003  

[7]   mobiliteitsbalans 2013, Kennis Instituut voor Mobiliteit, Ministerie van  Infrastructuur en Millieu 

[8]  Sandra  Erkens,  Paul  Waarts,  Tom  Scarpas  en  Andre  Molenaar,  “InfraQuest  Masterplan  2012‐2015:  Wegen  De  gebruiker  centraal  in  integrale  en  duurzame  oplossingen”, februari 2012  [9]  Ertrac Road Transport Scenario 2030+    [10]  FEHRL SERRP IV: Five Year Development Plan  [11]  Refine, Building Infrastructure networks of a sustainable Europe  [12]  RWS Hinderarm organiseren wegonderhoud  [13]  RWS InnovatieProgramma Wegbeheer  [14]  RWS 2020 Toekomstbeelden voor Rijkswaterstaat 

[15]  US  National  Oceanic  and  Atmospheric  Administration,  National  Climatic  Data  Center 

http://www.ncdc.noaa.gov/cmb‐faq/globalwarming.html#q6 

[16] KNMI’14: Climate Change scenarios for the 21st Century – A Netherlands perspective; by  Bart van den Hurk, Peter Siegmund, Albert Klein Tank (Eds), Jisk Attema, Alexander  Bakker, Jules Beersma, Janette Bessembinder, Reinout Boers, Theo Brandsma, Henk  van den Brink, Sybren Drijfhout, Henk Eskes, Rein Haarsma, Wilco Hazeleger, Rudmer  Jilderda,  Caroline  Katsman,  Geert  Lenderink,  Jessica  Loriaux,  Erik  van  Meijgaard,  Twan  van  Noije,  Geert  Jan  van  Oldenborgh,  Frank  Selten,  Pier  Siebesma,  Andreas  Sterl,  Hylke  de  Vries,  Michiel  van  Weele,  Renske  de  Winter  and  Gerd‐Jan  van  Zadelhoff,  Scientific  Report  WR2014‐01,  KNMI,  De  Bilt,  The  Netherlands, 

www.climatescenarios.nl 

[17]  Pierre‐René BAUQUIS, “Les pics mondiaux de production du pétrole et du gaz et leurs  impacts  sur  l'avenir  des  énergies“,  presentation  pour  l’Audition  de  la  Chambre  des  Représentants, Bruxelles, Belgique, 26 février 2008 

[18]   Eurostat news release concerning the Population projections 2008‐2060 ‐From 2015,  deaths projected to outnumber births in the EU27, STAT/08/119, 26 August 2008 

(31)

[19]   WORLD POPULATION TO 2300, United Nations Department of Economic and Social  Affairs, Population Division, ST/ESA/SER.A/236, New York, 2004  [20]   2010 WORLD DEVELOPMENT INDICATORS, paragraph 3.13 Traffic and congestion,  the world bank  [21]   Christiaan Rizy, Stuart Feil, Brenna Sniderman, Mary Ellen Egan, Global Diversity and  Inclusion Fostering Innovation Through a Diverse Workforce, Forbes Insights  [22]  Thomas Barta, Markus Kleiner, and Tilo Neumann, Is there a payoff from top‐team  diversity?,  http://www.mckinsey.com/insights/organization/is_there_a_payoff_from_top‐ team_diversity, McKinsey Quarterly, April 2012  [23]   Roy Y.J. Chua , Innovating at the World’s Crossroads: How Multicultural Networks  Promote Creativity, Paper 11‐085, Havard Bussiness School, 2011  [24]   Lu Hong and Scott E. Page , “Groups of diverse problem solvers can outperform  groups of high‐ability problem solvers”, Proceedings of the National Academy of  Sciences (PNAS) November 16th, 2004, Vol. 101, no. 46, pg 16385–16389, Edited by  William J. Baumol, New York University, New York       

(32)

Referenties voor figuren en foto’s op de sheets:  Sheet 3, foto 1:   http://www.geulogy.com/pitch_lake_asphaltlake_la_brea_trinidad_tobago_natural_ tar_bitumen.html  Sheet 3, foto 2:   Bitumen hafting from tool, HN2259 Op. 7 locus 25, Hacinebi Tepe, Anatolia, Turkey,  http://faculty‐web.at.northwestern.edu/anthropology/stein/HNfindsBitumen.html  Sheet 3, foto 3:  

Juglet  with  bitumen  waterproofing.  HN201  Op.  1  locus  12,  http://faculty‐ web.at.northwestern.edu/anthropology/stein/HNfindsBitumen.html  Sheet 3, foto 4:   Bitumen used to preserve mummies : http://www.phoenixint.dk/page9.aspx  Sheet 3, foto 5:   Bituminous material used in the ziggurat in Ur, Iraq,   Source: Letter from Iraq: The Ziggurat Endures, Michael Taylor,  Archaeology Archive,  Volume  64  Number  2,  March/April  2011, 

http://archive.archaeology.org/1103/letter/american_soldier_ur_iraq.html  Sheet 3, foto 6:  

Bitumen  pavement  in  Babylon) 

http://architecture.about.com/od/themiddleeast/ig/Iraq‐Photos/Procession‐Street‐ in‐Babylon.htm    Sheet 5 Rotterdam Overschie 1936 en 1950:  http://www.wegenforum.nl/viewtopic.php?f=7&t=17782&start=60  Sheet 5 Rotterdam Overschie 1970:   http://www.wegenforum.nl/viewtopic.php?f=7&t=465  Sheet 5 Rotterdam Overschie 2014:   http://www.nrc.nl/nieuws/2014/02/25/maximumsnelheid‐a13‐en‐a10‐terug‐naar‐ 80/  Sheet 5 ZOAB versus DAB:  http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Wegdek_met_ZOAB_(l)_en_dicht_asfalt_(r) _na_een_regenbui.jpg    sheet 8, figuur rechtsboven:  from: Pierre‐René BAUQUIS,  

“Les  pics  mondiaux  de production du  pétrole et  du  gaz  et leurs  impacts  sur  l'avenir  des  énergies“,  presentation  pour  l’Audition  de  la  Chambre  des  Représentants,  Bruxelles, Belgique, 26 février 2008  sheet 8, figuur rechtsonder:  World population from 1800 to 2100, based on UN 2010 projections and US Census  Bureau historical estimates population in Europe is decreasing, as part of total  http://en.wikipedia.org/wiki/File:World_Population_by_Continent_and_10_Most_P opulated_Countries.png united nations populations division  Sheet 8, linksboven:  KNMI 2014, klimaat scenario’s   http://www.klimaatscenarios.nl/getallen/overzicht.php?wel=neerslag&ws=grafiek& wom=gemiddelde neerslag     

(33)

Sheet 13:  

Graph: http://wdi.worldbank.org/table/3.13, version 23/09/2013   

Sheet 37: 

“Infrared  thermography  revolutionises  hot‐mix  asphalt  paving  June  2007,  Temperature  Measurement“; 

http://www.instrumentation.co.za/news.aspx?pklnewsid=25134  FOCUS, 

Accelerating  Infrastructure  Innovations,  Federal  Highway  Administration,  USA,  Intelligent Compaction: One Giant Step Forward in Quality Control 

Sheet 37: 

https://www.fhwa.dot.gov/publications/focus/11jul/11jul03.cfm  Terrestrial  Lidar  to  Map  Flooding  from  Hurricane  Isaac,   http://gallery.usgs.gov/photos/09_01_2012_rVMy5DCp53_09_01_2012_0#.VBKbOK PCS70  Sheet 37:  Pavement Profile Scanner creates 3D pavement image, photo from Fraunhofer IPM,  http://www.robaid.com/tech/faster‐and‐more‐precise‐way‐to‐scan‐road‐ surface.htm   Sheet 37:  Traffic Speed Deflectometer; http://www.greenwood.dk/tsd.php   Sheet 37: 

LCMS  laser  scanning  measurements  on  ARAN,  photo  provided  by  Rijkswaterstaat,  Petra Paffen 

(34)

Cytaty

Powiązane dokumenty

Cmentarz ten ku mnie wołaniem przeklinał, drzewa skrzypiące pod wichrem się kładły, chmurzysków orkan gnał i lasy zginał strojąc niebiosy kłębnemi

Une traduction moderne anonyme rend bien l’idée principale d’Horace : « Si, dans un mauvais poète, je trouve deux ou trois passages plaisants, je m’étonne et j’admire ;

Understanding the Role of Cycling to Urban Transit Stations through a Simultaneous Access Mode and Station Choice Model.. Ton, D.; Shelat, S.; Nijënstein, Sandra; Rijsman, Lotte;

Powstaje pytanie, czy słusznie na eksponowanie pamiątek upamięt- niających czasy represji stalinowskich wybrano X Pawilon Cytadeli Warszawskiej. Wydaje się, że tak. Nowa

Księgi graduałów to jed en z działów kodeksów liturgicznych zawierających teksty śpiew ane w ciągu całego roku kościelnego. piękne prefacje zw. O polskich

Modyfikacje w Psalmach są kwestią korekt tekstu hebrajskiego, różnice w Księdze Przysłów – odmienności tekstu hebraj- skiego – pisze autor, posługując się

Our present-day socio-technical energy regime is a global integrated technical arrangement based on cheap high-yield energy sources (fossil fuels) with built-in ‘progressive’

Dowodów jego bezpośredniego udziału w w alkach partyzanckich nie