•
•
•
•
•
•
•
•
Nr:
2532Laboratorium voor Chemische Technologie
Verslag behorende bij het fabrieksvoorontwerp
van
onderwerp:
.
...
J!.~..
Il1:QdJJkt.ie .. YiuJ....dichlQ.Q.rmethaau ... .uit methanol en chloor
adres: Rietveld 49d, 2611 LH Delft Nolenslaan 8a, 2641 VM Pijnacker
opdrachtdatum : 1 maart 1982
•
INHOUDSOPGAVE \'
.
I Samenvatting II Konklusies en Aanbevelingen 2 III Inleiding 3 I IV Uitgangspunten 4[
.
Externe gegevens 4 2 Inherente gegevens 5I
V Procesbeschrijving 6I
.
2 Processchema Inleiding 6 7 3 Flexibiliteit 9 4 Inbedrijfstelling 10 5 Rekenvolgorde 10•
VI Proceskondities 12 Hydrochloreringsreaktor RI 12 2 Droger 14 3 Chloreringsreaktor R8 14•
4 Partiële kondensatie 17 5 Destillatiekolommen TI5 en T20 18 VII Apparaatberekeningen 2 IVIII Massa- en warmtebalans 22
•
IX Specifikatie apparatuur 32 X Ekonomische aspekten 37 Investeringen 37 2 Grond- en hulpstoffen 38•
3 Arbeidskosten 38 4 Overige kosten 38 5 Kostprijsberekening 39 6 Ekonomische evaluatie 40•
XI Literatuur 4 I XII Symbolenlijst 42 BIJLAGEN•
I Proceskondities 45 I Hydrochloreringsreaktor RI 2 Evenwichtsberekeningen 473 Het drogen van de produktstroom 49
•
4 Chloreringsreaktor R8 515 Partiële kondensatie 59
':.
•
•
INHOUDSOPGAVE (vervolg bijlagen)
•
I I Apparaatberekeningen 61 Hydrochloreringsreaktor RI 61 2 Absorptietoren T5 62•
3 Kompressor C6 63 4 Chloreringsreaktor R8 63 5 Koelcircuit 64 6 Destillatietoren T15 66•
7 Destillatietoren T16 69•
•
•
•
•
•
•
-•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
I SAHENVATTINGIn dit verslag 1S een eerste aanzet gegeven voor het ontwerp van een kontinu proces ter bereiding van dichloormethaan uit methanol en chloor. Het proces valt in drie delen uiteen:
- reaktiesektie 1: vloeistoffasereaktie tussen methanol en zoutzuur onder vorming van monochloormethaan.
- reaktiesektie 2: gasfasereaktie tussen monochloormethaan en chloor onder vorming van dichloormethaan (en hoger gechlo-reerde methanen).
- scheidingssektie: scheiding van reaktanten, hoofd- en bijprodukten. De reaktanten worden teruggevoerd naar de reaktie-sekties.
Het proces 1S ontworpen op een kapaciteit van 24,5 kton dichloormethaan per jaar, waarbij is uitgegaan van BOOO bedrijfsuren per jaar. Aan bijprodukt wordt jaarlijks 2,B kton chloroform gevormd. De rendementen zijn BE,2 % in chloor en 94,0 % in methanol.
De jaaromzet is begroot op 35647 kDFl en de benodigde investerine 1S 15756 kDF1. De return on investment bedraagt 52,9 %.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
2 11 KONKLUSIES EN AANBEVELINGEN Konklusies:- Het beschreven proces ter bereiding van dichloormethaan uit methanol
en chloor is ekonomisch en technisch haalbaar.
- In vergelijking met de traditionele procesvoering komen bij het beschreven proces aanzienlijk minder bij- en afval produkten vrij,
die bovendien eenvoudig te verwerken zijn, zodat de milieu-belasting gering is.
- Het ontworpen proces verbruikt weinig energie.
Door een kleine aanpassing ~s het proces geschikt te maken voor
de produktie van hoger gechloreerde methanen.
Aanbevelingen:
- Nadere gegevens omtrent de kinetiek van zowel de
hydrochlorerings-als de chloreringsreaktie zijn noodzakelijk om tot een nauwkeuriger
ontwerp te komen.
- Om een~nvoudiger scheiding van reaktanten en produkten te
reali-seren verdient het aanbeveling het proces bij een hogere druk door
te rekenen.
- Door een nader onderzoek naar de warmtehuishouding in de chlorerings
reaktor is wellicht een hogere omzetting te bereiken en dien ten
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
3 III INLEIDING (7,19,23,29)Aanleiding tot dit voorontwerp is de nog steeds groeiende markt voor dichloormethaan. Dit hangt samen met de gunstige eigenschappen van deze stof, vnl. zijn onbrandbaarheid en lage giftigheid. Zo vindt dichloor-methaan toepassing als verfafbijtmiddel, lage druk drijfgas, samen met of ter vervanging van fluor-houdende koolwaterstoffen, en als drijfgas samen met LPG om de brandbaarheid van deze laatste stof te verlagen. Verder wordt het gebruikt bij het blazen van polyurethaanschuimen, als chemisch tussenprodukt bij de bereiding van sommige medicijnen, kleurstoffen e.d. en als oplosmiddel voor wassen, oliën, inkt en kunst-stoffen. Tenslotte is dichloormethaan te gebruiken als koelmiddel voor diepkoelen.
In de Verenigde Staten van Arnerkia steeg de jaarproduktie van 85 kton 1n 1964 naar 190 kton in 1970 en 275 kton in 1974. Daarna trad een lichte daling op, gevolgd door wederom een stijging: 221 kton in 1975 en 247 kt on in 1976. De jaarproduktie in Europ~ en Japan bedroeg 1n 1976 resp. 137 en 68 kton.
De toepassing van dichloormethaan is als volgt verdeeld: afbijtmiddel (50%), oplosmiddel (12%), drijfgas (10%), kunststofverwerking (8%), en de rest 20 % (USA, 1973).
Een van de nadelen van de klassieke bereidingswijze van dichloormethaan uit aardgas en chloor (29) is de grote hoeveelheid zoutzuur die vrijkomt. Vooral sinds het goedkoper beschikbaar zijn van methanol is daarom
voor een andere procesvoering gekozen, waarbij methanol met zoutzuur reageert tot monochloormethaan, dat vervolgens gechloreerd wordt tot dichloormethaan. Dit heeft als voordeel dat slechts geringe hoeveelheden bijprodukten (vnl zoutzuur en chloroform) ontstaan.
De giftigheid van gechloreerde koolwaterstoffen noodzaakt tot het treffen van goede veiligheidsmaatregelen. De effekten van monochloorrnethaan
en in mindere mate van de hoger gechloreerde methanen op het menselijk lichaam zijn vooral gelegen in aantasting van het centrale zenuwstelsel
(hoofdpijn, verlies van koördinatievermogen, duizeligheid etc.) en in aantasting van organen als de lever en nieren.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
4 IV UITGANGSPUNTENIV-1 EXTERNE GEGEVENS
Op grond van de geproduceerde hoeveelheden dichloormethaan (zie inleiding) hebben we gekozen voor een jaarproduktie vanN25 kton, bij 8000 bedrijfs-uren. Dit betekent een produktie van 10 mol dichloormethaan/s.
Als grondstof worden methanol en chloor gebruikt, terwijl een weinig 88 gew.% zwavelzuur als hulpstof wordt gebruikt.
De specifikaties zijn (29): Methanol: Chloor: zwavelzuur: 99,7 mol% CH 30H - 0,3 mol% H 20 - 99,0 tot 99,5 mol% C1 2 - 0,5 mol% CO 2 - 0,1 tot 0,2 mol% N 2 en 02 - minder dan 100 ppm H 20 - 50 mol% H 2S04 - 50 mol% H 20
De elsen waaraan dichloormethaan moet voldoen
minder dan 5 ppm 11 100 ppm 11 5 ppm 11 100 ppm 11 50 ppm 11 50 ppm ZlJn (23) : HCl H 20 vrlJe halogenen CH3Cl CHC1 3 CC1 4
uit het proces komen drie afvalstromen, te weten een water/HC1/methanol mengsel, een stroom 63 gew% zwavelzuur en een gasspui waarin CO2' N
2, en 02 afgevoerd worden. Om in de methanol reaktor een zo groot mogelijke HCI -overmaat te hebben kan het nuttig zijn deze laatste spui te wassen met de binnenkomende methanol stroom teneinde Hel terug te winnen. Verder zal het aanwezige monochloormethaan onschadelijk moeten worden gemaakt met loog.
•
•
•
ti
•
•
•
•
•
•
•
•
5IV-2 INHERENTE GEGEVENS
In de volgende tabel wordt een samenvatting van enkele gegevens
weer-gegeven.
TABEL V-I. Enkele gegevens van de gebruikte stoffen .
komponent kp 0 0 AlT
°c
explosiegrenzen T k . C smp C vlampunt p . CH 3Cl CH 2C12 CHC1 3 C1 2 HCl CH 30H H 2S04 rlt krlt°c
in lucht vol %°c
bar- 24 - 98 brandbaar 630 7,1
-
18,5 143,8 66,8 40 - 96-
605-
237 60,8 61 - 64 --
-
263 54,7 - 34 -102-
-
-
144 77,1 - 85 -144-
-
-
51,4 83,2 65 - 94 10 385 5,4 - 44,0 240 79,5-
-
-
-
-
-
-Voor de overige fysische grootheden wordt verwezen naar Gallant (10),
Gmelin (11), Keenan (18) en Ya\vs (37).
Over de giftigheden van de verscheide stoffen kan het volgende worden
opgemerkt (19). Monochloormethaan is een tamelijk giftige stof, waarvan
gevaarlijke konsentraties niet goed waargenomen kunnen worden. Bovendien
kan er een tijd van enkele uren voorbijgaan tussen blootstelling aan de dampen en de eerste vergiftigingsverschijnselen. Deze laatste
zijn voornamelijk hoofdpijn, verminderd gezichtsvermogen en andere
verschijnselen die samenhangen met aantasting van het centrale
zenuw-stelsel. Voor de hoger gechloreerde methanen geldt min of meer het-zelfde, waarbij blootstelling tevens kan leiden tot aantasting van
lever en nieren.
In een vlam ontleden de chloormethanen onder de vormlng van
fosgeen-en zoutzuurdampfosgeen-en. Ook de andere genoemde stoffen zijn giftig tot zeer
giftig, terwijl HCl en H
2S04 mengsels met water erg korrosief ZlJn.
MAC ppm 100 200 10 1 5 200 1 mg/m 3 -I
•
•
•
•
•
•
•
I
I.
•
•
•
•
I
·
6v
PROCESBESCHRIJVING V-I INLEIDINGGegeven de syntheseroute voor dichloormethaan uit methanol en chloor
blijven nog een aantal keuze mogelijkheden over:
a. De hydrochloreringsreaktie van methanol en waterstof chloride kan
zowel in de gas- als vloeistoffase worden uitgevoerd, met of zonder gebruikmaking van een katalysator.
b. De chloreringsreaktie tussen monochloormethaan en chloor kan even-eens zowel ~n de gas- als vloeistoffase plaats vinden. De gasfase-reaktie is ~n het algemeen ongekatalyseerd (thermisch geïnitieerde
radikaalreaktie) , terwijl in de vloeistoffase gebruik gemaakt moet
worden van een initiator.
Fotochemische chlorering van monochloormethaan valt a priori af
van-wege de volgende nadelen:
J. het toevoegen van elektrische energie aan een exotherme reaktie
is verspillend.
2. problemen ten aanzien van het lichttransport in de reaktor als
gevolg van koolstofafzetting zijn niet denkbeeldig. 3. de benodigde lampen zijn duur en kwetsbaar.
4. de reaktie moet plaats vinden bij een lage temperatuur met als
gevolg hoge koelkosten.
Bij de hydrochlorering van methanol is gekozen voor de
vloeistoffase-reaktie vanwege de volgende voordelen in vergelijking met de
gasfase-reaktie ( I), ( 4), ( 8):
I. een vollediger omzetting van methanol. 2. minder dimethylether produktie.
3. eenvoudiger temperatuurregeling en een betere produktieregeling
ten gevolge van de verdamping van het produkt.
4. er ~s geen aparte scheidingstrap nodig om de bulk hoeveelheid
water die vrijkomt bij de reaktie af te scheiden.
Een nadeel van de vloeistoffasereaktie is de benodigde hoge druk om de reaktanten in de vloeistoffase te houden.
I
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
7In de literatuur bestaat veel twijfel omtrent het nut van het gebruik
van katalysatoren zoals ZnCl
2 bij deze reaktie. Daarom is gekozen voor
een hydrochloreringsreaktie van methanol zGnder katalysator.
Bij de substitutieve chlorering van monochloormethaan lS gekozen voor de gasfasereaktie met thermische initiatie. Voordelen ln vergelijking
met de vloeistoffasereaktie zijn ( 8),(27),(23):
4
1. de reaktie is zeer veel sneller (bijna 10 x zo snel ). 2. geen aanschaf van dure initiatoren.
Er zlJn echter ook nadelen ln vergelijking met de vloeistoffasereaktie:
1. de reaktie is iets minder selektief (83 mol% versus 94 mol%, (27» .
2. de temperatuurbeheersing is moeilijker.
Bij de afweging heeft vooral de snelheid van de reaktie de doorslag
gegeven. Tevens bleek uit de literatuur dat de temperatuur bij de gas -fasereaktie op verschillende manieren bevredigend geregeld kan worden door:
1. een lage C 12/CH3C I verhouding. 2. het meevoeren vaD inerte gassen.
V-2 PROCESSCHEMA
In figuur 6-1 is het proces in een flowsheet weergegeven. In figuur 6-2 is het blokschema geschetst. Aan de hand van het flowsheet wordt de proces route beschreven.
In Rl vindt de hydrochlorering van methanol plaats. Methanol wordt door P2 ln de reaktor gepompt, terwijl met recycle-stroom 4 HCI-gas in de
reaktor wordt geleid. Het gevormde water wordt met de overmaat HCI afgevoerd, terwijl de produktstroom met CH
3CI in de partiële kondensor (H3 en V4) en de absorptiekolom T5 wordt gedroogd. Dit drogingsproces is noodzakelijk om korrosie en een reaktie tussen water en chloor in het vervolg van de procesroute te voorkomen. De monochloormethaa n-s~room wordt samen met een waterstof chloride en monochloormethaan
bevattende recycle-stroom door de kompressor C6 op reaktiedruk gebracht.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
H2\ Ko .. lwal.r-CH 2 CI 2 Spul Zwavelzuur- (63X)BEREIDING VAN DICHLOORMETHAAN CCH 2CI 2 ) UIT METHANOL EN CHLOOR
c=:>
Slr-oomnumm.r- ~ T .. mp.raluur In °C~
Abeol . druk In,e
SN/m2 FIGUUR 6-\ HET FLOWSHEET "Aal DI Jk.hoorn Joop van Koolen
Fabrl .. kevooronlwerp No: 2532 Ju I i 1982
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
91n warmtewisselaar H7 op de voor de initiatie van de radikaalreaktie benodigde temperatuur gebracht. In de adiabatische reaktor R8 vindt de exotherme chlorering van monochloormethaan plaats. De vrijkomende reaktiewarmte komt ten goede aan de opwarming van de produktenstroom, welke in warmtewisselaar H9 onder opwekking van stoom wordt afgekoeld. In warmtewisselaar H7 wordt de produktstroom nog dieper gekoeld onder
opwarming van de reaktantenstroom.
In de navolgende scheidingstrein moet een HCI-bevattende stroom naar reaktor Rl, het ongereageerde monochloormethaan samen met een als inert dienende hoeveelheid Hel naar R4 en de produkten dichloormethaan en chloroform gescheiden worden. Om de benodigde destillatiekolommen zoveel mogelijk te ontlasten wordt de produkt stroom eerst door twee partiële kondensors (H10+V11 en H13+V12) geleid. De vloeistofstroom, waarin de produkten zich bevinden, wordt naar de destillatiekolom T15 geleid, waar de produkten van de reaktanten worden gescheiden. De gasstroom vanuit de laatste kondensor wordt gesplitst in een stroom naar reaktor Rl en een stroom naar reaktor R8. De recycle-stroom naar reaktor R8 bevat o.a. HCI om de reaktantestroom te verdunnen.
Hiermee wordt voorkomen dat de temperatuur in R8 te hoog wordt.
De bodemstroom uit destillatiekolom T15 bevat het hoofdprodukt mono-chloormethaan en het bij produkt chloroform, met eventueel gevormde
hogere koolwaterstofverbindingen. In de destillatiekolom T20 wordt
tenslotte het zuivere produkt dichloormethaan gescheiden van de overige produkten.
V-3 FLEXIBILITEIT
Het proces 1S ontworpen voor een jaarproduktie vanv25 kton. Door echter de druk op te voeren kan met name de kapaciteit van R8 vergroot worden.
De destillatie-unit is ontworpen op 70% van de maximale belasting,
zodat ook daar nog enige ruimte is voor een groter produktie. De kapaciteit van reaktor Rl 1S op te voeren door de temperatuur te verhogen onder
een gelijktijdige drukverhoging om de reaktanten vloeibaar te houden.
Het is echter mogelijk dat overdrachtssnelheden de mate van
flexibili-teit in reaktor Rl beperken.
Een andere vorm van flexibiliteit van het proces 1S, dat ook hoger gechloreerde methanen dan dichloormethaan geproduceerd kunnen worden,
door dichloormethaan terug te voeren naar R8. Uiteraard moet in dat
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
. 10geval de destillatie-unit aangepast worden.
V-4 DE INBEDRIJFSTELLING
De problemen rond de inbedrijfstelling zullen zich vnl. toespitsen
op het opstarten van Rl en R8. Beide reaktaren kunnen echter wel
onafhankelijk van elkaar opgestart worden, mits resp. HCI en CH
3CI
van buitenaf beschikbaar zijn en bovendien voldoende bufferkapaciteit
voor beide stoffen aanwezig is. Reaktor RI kan worden opgestart door
de reaktor te vullen met een (warm) methanol/water mengsel, waarna
HCI toegevoegd kan worden.
Om de reaktantenstroom naar R8 op de juiste begintemperatuur te krijgen
zal tijdens het opstarten extern verwarmd moeten worden.
V-5 DE REKENVOLGORDE
Om de rekenvolgorde van het proces vast te stellen lS gebruik gemaakt
vam d~ methode van Lee en Rudd (24). In het proces zoals weergegeven
in het blokschema in figuur 6-2 zijn drie
cycle cycle 2 -:ycle 3 blokken 4 en 5 blokken 4,5 en 6 blokken 1,2,3,4 en 5
cycles aanwezig, te weten:
Blok 5 komt ln alle drie de cycles voor, dus dit blok vormt het begin
van de iteratieve berekening van het proces. Na blok 5 kunnen onafhankelijk
van elkaar twee wegen worden ingeslagen:
a. blokken 6 en 7 b. blokken 1,2,3 en 4
•
J J ~-
-~ HCI en CH0 chloor-t ,.
J ~ ~-
r~-
~
CH3Q
methanol+-
I...
..
2..
..
3...
...
4-
•
..
IA ),
c;:...
6 l(f
t
•
"-HCI en CH 3Q
~.,
I. Hydrochloreringsreaktor 5. Partiële kondensatie 2./3. Droogsektie 6. Scheiding CH3CI - CH 2Cl2 7
..
CH;CI 4. Chloreringsreaktor 7. Scheiding CH 2CI2- CHCl3+
2•
Figuur 6-2. Blokschema van het proces .
•
•
Figuur 6-3. Blokschema van de rekenvolgorde .
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
12 VI PROCESKONDITIES VI-I HYDROCHLORERINGSREAKTOR RIDe reaktievergelijking voor de hydrochlorering van methanol lS:
CH30Hg + HCl -7 CH
3CL + H20 + AH
g g g r,g (6-1 )
N 1 --"'7 /-I r I~N ~ <,_ L.
Aaangezien we te maken hebben met een exotherme reaktie ln de
vloeistof-fase moet vgl. 6-1 als volgt herschreven worden:
CH 30HI + A HMeOH 1 _""'IJ. J, g + HClg -7 CH CL 3 g + H 2
°
1 + tJ.. H H + A H (6-2)20 1-» g . r, g
Aangezien onder de gekozen reaktiekondities HCl en CH
3Cl gasvormig ZlJn
en dus ook in de gasvorm de reaktor inkomen resp. uitgaan, zijn deze twee
komponent en in de reaktievergelijking als gassen opgenomen. In principe
moeten alle komponenten ln de vloeistoffase zijn, maar dan moeten de
kondensatiewarmtes weer ln de warmtebalans verwerkt worden. Netto maakt
het dus geen verschil uit.
6
Met 6.~eOh l~g ~4,5xI0 J/kmol (10), &oHH
°
l-)g en 6H r,g . 33,Ox10 J/kmol (29) wordt 6-2: 26
40,6x10 J/kmol (18)
(6-3)
In de literatuur blijken weinig gegevens voorhanden omtrent de kinetiek
van deze reaktie .. Volgens Vigdorovich (31) is de 2e-orde reaktiekonstante
k=0,5xI0-3 m3/kmols in een waterige oplossing van HCl en methanol bij ongeveer 100 °C. Het is echter niet duidelijk of en hoeveel het gevormde water de reaktiesnelheid belnvloed.
In een nevenreaktie kan eventueel dimethylether gevormd worden uit
methanol. Onder de gekozen reaktiekondities (zuur milieu) kan de vorming van dimethylether echter verwaarloosd worden.
Onder gematigde omstandigheden zal zich in de reaktor een twee-fasen
evenwicht instellen. In bijlage 1-2 wordt beschreven hoe het evenwicht
•
•
•
•
•
•
•
•
•
I
.
\3Als reaktor model is gekozen een kaskade van 3 ideale tanks ~n ser~e. De argumenten voor deze keuze zijn:
I. een bijna volledige omzetting van methanol.
2. een goed kontakt tussen de vloeistof en gasfase en een snelle
stof-/r-":::'"
Ir" overdracht is te realiseren..
V
( ,,) V' 3. een kaskade van drie tanks is eenvoudig door te rekenen.
)~
,.)-\ ",'- 4. door roeren is een snelle wannteoverdrach,t naar het koelmedium te
i'~
bereiken.(
De reaktorberekeningen z~Jn weergegeven ~n bijlage I-I. Uitgangspunten voor die berekeningen zijn:
I. drie GIL tanks in serie.
2. een 2e-orde reaktie in de vloeistoffase.
isotherme reaktie, dus afvoer van de reaktiewarmte door middel van
~-koelen.
4. tussen de tanks in z~Jn gas en vloeistof ~n evenwicht. 5. de tanks zijn ideaal gemengd.
ad 3. De temperatuur is op 1000C gesteld om de reaktanten zoveel mogelijk
~n de vloeistoffase te houden .
De in- en uitvoer stromen van de hydrochloreringsreaktor RI z~Jn weer-gegeven in tabel VI-I.
TABEL VI-I. Gegevens over ~n- en uitgaande stromen van reaktor RI.
komponent G. L. G uit L uit ~n ~n CH 3Cl molls I ,7
-
12,5 -HCL molls I I ,6-
0,01 0,8 H 20 molls-
-
I ,4 9,4 CH 30H molls-
10,9 -, 0,015 0,06 Totaal 13,3 10,9 13,9 10,3 Temp K 263 293 373 373 Druk bar 8,0 8,0 7,5 7,5•
•
•
i
•
•
•
•
•
•
•
•
14 VI-2 DROGERuit reaktorRl komt een effluent met de volgende samenstelling: 12,5
mol CH
3Cl/s, 1,4 mol H20/s, 0,015 mol CH OH/s en 3 0,01 mol HC1/s. 0
Om het water te verwijderen wordt eerst gekoeld tot 40 C, zodat een
groot deel van het water kondenseert. Dieper koelen ~s niet mogelijk,
o
omdat monochloormethaan dan mee kondenseert (vanaf 35 C).
De totaal hiervoor af te voeren warmte bedraagt 83,8 kH. De afgevoerde
hoeveelheid water is 1,27 mol/s.
De overblijvende gasstroom wordt verder gedroogd met zwavelzuur tot een
watergehalte van 25 ppm. Hiervoor is 5,5 gr. 88 ge.v.% H2S0 4/s nodig,
terwijl 7,8 gr.63 gew.% H
2S04/s afgevoerd wordt. De temperatuur van de uitgaande stromen bedraagt 54 °C.
Voor de berekeningen zie bijlage 1-3.
VI-3 CHLORERINGSREAKTOR R8
In de literatuur wordt algemeen gesteld dat de chlorering van
mono-chloormethaan volgens 2e-orde reaktiekinetiek geschied:
(6-4)
v (6-3)
Verschillende auteurs geven hierbij onderling afwijkende reaktiekonstanten op: a. McKetta/McBee (23,22) b. Johnson (16) c. Belenko (2) k k k 6 37,6exp(-83,lxI0 /RT) 6 5,97exp(-67,8xI0 /RT) 6 84,4exp(-81 ,lxlO !RT) 2 m /sN 2 m /sN 2 m /sN
Belenko en Johnson maakten bij de bepaling van de reaktiekonstante beiden gebruik van flulde bedden. Dit kan betekenen dat overdrachts-weerstanden de grootte van de gemeten konstanten hebben belnvloed, zodat w~J voor onze berekeningen van de reaktiekonstante zoals
gepresen-teerd door McKetta (23) zijn uitgegaan. Ook voor de te verwachten volg-reakties, te weten de chlorering van dichloormethaan en chloroform, zijn de reaktiekonstanten zoals gepresenteerd door t1cKetta gebruikt:
•
'
.
•
•
'
.
•
•
•
•
•
•
15 (6-6) 6 2met k = 23,8exp(-84,OxI0 IRT) m IsN
(6-7)
met k
Om een zo volledig mogelijke omzetting van chloor' te verkrijgen, is gekozen voor een buis-reaktor. Aangezien de reakties zeer snel zijn (verblijf tijden kleiner dan I s) wordt een adiabatische reaktor ver-ondersteld. In bijlage 1-4 wordt het reaktorgedrag in een model beschre-ven op basis van de warmte- en massabalanzen. Dit model gaat uit van een isobare, adiabatische, stationaire, non-isotherme buis-reaktor met drie 2e-orde equimolaire volgreakties van ideale gassen. Dit model is met behulp van een komputer doorgerekend met de in tabel VI-2 gegeven begin omstandigheden. In deze tabel is ook de samenstelling van de uit-gaande stroom weergegeven.
TABEL VI-2. Gegevens van in- en uitgaande stromen van reaktor R8.
komponent ln uit CH 3Cl molls 38,4 27,6 CH 2C12 molls - 10,0 CHC1 3 molls
-
0,8 CC1 4 molls-
-C1 2 molls 11,6 -HCl molls 26,9 38,5 -- -Totaal 76,9 76,9 Temp. K 600 832 Druk 105N/m2 8,8 8,7 De verhouding CH3C1/C12 lS 3:1 gekozen op basis van de gegevens van Ullmann (29) en McKetta (23). Het meevoeren van een hoeveelheid HCl door de reaktor is noodzakelijk om de temperuur in de reaktor niet boven
570
°c
te laten stijgen. Boven 570°c
kan nl. pyrolyse optreden (23).De geproduceerde hoeveelheid CC1
4 bleek verwaarloosbaar klein te ZlJn en kan dus buiten de kwantitatieve beschouwing blijven. Kwalitatief levert eventueel gevormde CC14 ook geen problemen op, daar het als
•
.
e
•
•
'
.
•
•
•
•
•
•
•
16De begin temperatuur is gekozen op 600 K, omdat beneden deze temperatuur de reaktie nauwelijks op gang komt (thermische initiatie). Een hogere begintemperatuur is niet noodzakelijk, omdat de reaktie al bij 600 K voldoende snel is, en bovendien bij een hogere begintemperatuur ook de eindtemperatuur hoger zal ZlJn, hetgeen vanwege de al eerder genoemd
pyrolyse niet gewenst lSo
De druk is gekozen op 8,7 bar om in de navolgende destillatie-unit de scheidingen nog bij milde omstandigheden te kunnen uitvoeren.
•
•
•
•
I
•
•
•
j•
,
.:1
H
17VI-4 PARTIELE KONDENSATIE
Voor de berekening van de bij de partële kondensatie optredende
even-wichten z~Jn we uitgegaan van de volgende methode:
We nemen aan dat de oplossingen en gasfasen zich ideaal gedragen
(volgens Kirk-Othmer (19) is dit praktisch het geval). De stoffen
voldoen dus aan de wet van Raoult:
en vanwege de ideale gasfase geldt:
p.
~
(6-8)
(6-9)
Hierin ~s y.: de fraktie van komponenet i in resp vloeistof en gasfase
~
p.: partiaaldruk van komponent i in het beschouwde evenwicht
~
Pi : de druk van de zuivere komponent i bij de heersende temp.
p : de totaal druk van het beschouwde evemvicht tot Er geldt dus: en met
2.
x. ~ I enL.y.
~ y. 1 x. 1 Ptot Ptot*
p. 1*
x. p. ~ ~ y. 1Stellen we de ingaande gasstroom G. = 100 (mol), dan geldt G .
~n Ult
G
=
gasstroom en L=
vloeistofstroom. Een massabalans voor komponent i levert:y. . i ( G.
~,ln ~n x. ~,Ult . L. Ult + y. ~,u~t . G. Ult Vullen we (6-11) en (6-12) hierin ~n dan volgt voor y .
i, uit .
100 + ( Ptot Pi /
x -
I)L 100*
y . . l,~nBij een bepaalde temperatuur kunnen we met 6-1 I en 6-14 x. en y.
~ 1 (6-10) (6-1 I) 100 - L . , u~t (6-13) (6-14)
iteratief berekenen door L te variëren totdat voldaan wordt aan de e~s
~x. = 1 en ~y.= I. Voor deze berekening is een programma geschreven
1 ~
•
•
I
,)•
•
•
•
•
•
•
•
18Door de temperatuur te kiezen kunnen we de samenstelling van de
gas-en vloeistofstromgas-en vastlegggas-en. Hierbij spelgas-en de volggas-ende overwegingen
een rol:
- Het liefst nemen we de temperatuur zo hoog mogelijk (300C)
om nog koelwater als koelmiddel te kunnen gebruiken.
- De temperatuur moet zo laag zijn dat er zo min mogelijk
dichloormethaan in de gasfase terecht komt, omdat de gas fase
wordt teruggevoerd naar de chloreeringsreaktor, zodat di-chloormethaan wordt omgezet naar tri- of tetradi-chloormethaan.
Doordat beide bovenstaande wensen niet ~n één apparaat z~Jn te verenigen
hebben we besloten de kondensatie ~n twee stappen uit te voeren.
In de eerste stap wordt bij 300C een deel van de gasstroom gekondenseerd,
o
de rest van het gas wordt verder gekoeld tot -10 C. De resultaten van
deze tweetraps kondensatie zijn weergegeven ~n tabel VI-3.
De resultererende gasstroom wordt gesplitst en teruggevoerd naar de
reaktoren RI en R8. De vloeistofstroom gaat naar de destillatiekolom T15.
TABEL VI-3. Massabalans over partiële kondensatie apparaten.
komponent ~n uit gas uit vloeistof
molls (%) molls (%) molls (%) CH 3CI 27,6 (35,9) 4,0 (12,7) 23,6 (52,0) CH 2Cl2 10,0 (13,0)
-
10,0 (22,0) CHCl 3 0,8 ( 0,01)-
0,8 ( 1,8) HCI 38,5 (50,1) 27,5 (87,3) 11,0 (24,2) Totaal 76,9(100,0) 31,5(100,0) 45,4(100,0)VI-5 DESTILLATIEKOLOM}ffiN TI5 EN T20
Bij de beschrijving van beide destillatiekolommen z~Jn we uitgegaan
van de volgende aannamen:
- Het systeem gedraagt zich ideaal in gas- en vloeistoffase - De verhouding tussen de molaire verdampingswarmten is konstant
over het beschouwde temperatuurtrajekt.
- De eerste (multikomponent) destillatie is te beschrijven met een destillatie van mono- en dichloormethaan (sleutel-komponenten) .
19
van de molaire verdampingswarmten konstant is, deze verhouding moet
•• dan ook gelijk aan I zijn. Om dit te bereiken wordt aan één van de
•
•
•
•
•
•
•
•
~~~Jkomponenten (de lichtste) een pseudomolgewicht toegekend. De molfrakties
(;',.Jr
..
in gas- en vloeistofstromen veranderen daar door volgens:"
I/X' (6-15)
en
I/X (6-16)
met X ::;: echte molfraktie, X'= pseudomolfraktie, Hl
M; = pseudomolgewicht.
echt molgewicht,
Voor de berekening is gebruik gemaakt van een programma voor de
reken-machine TI 58, geschreven door Wesselingh (36).
Destillatiekolom TI5
De voeding van deze kolom komt uit de gasvloeistofscheiders VII en V12,
o
op een temperatuur van 8 C. In de kolom dient een scheiding gerealiseerd
te worden tussen HCl en CH
3Cl enerzijds en CH2C12 en CHC13 anderzijds.
Voor q geldt: q (6-17)
Beschouwen we alleen mono- en dichloormethaan, dan volgt uit de logP - H
6 6
diagrammen van McKetta (23): (p=8 bar) H
L=4,5xIO J/kmol, HG=32,3xIO J/kmol
4
en H
F=5,4xIO J/kmol, dus q = 1,16. Hierbij is al gerekend met pseudo-molgewichten voor monochloormethaan (M'=75,75). Verder geldt:
X;
= 0,609, X~ = 0,9995 en X~ 6,7x10 -5De eisen voor top en bodem samenstelling volgen uit de volgende
over-weg~ngen:
Aan de top moet zo m~n mogelijk dichloormethaan komen, omdat
deze stroom terug gaat naar de chloreringsreaktor R8. - De eis voor de bodem is vastgelegd door de
produktspeci-fikatie.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
20TABEL VI-4. Enkele gegevens van de scheiding in TI5 bij P= 8,0 lOS N/m2.
komponent ln top bodem
CH 3CI molls 23,6 23,6
-CH 2Cl2 mol/s 10,0-
10,0 CHCl 3 molls 0,8-
0,8 HCl molls II ,0 I I ,0 -Temp°c
8,0 27,0 105,0 Schotels 4,6 8,6 R 0,96 3,57 Destillatiekolom T20In deze kolom wordt dichloormethaan gescheiden van chloroform, en
de eventuele andere, zwaardere komponenten. De voeding van deze kolom komt uit de reboiler van kolom TI5 en lS gezien zijn samenstelling praktisch op kooktemperatuur, dus q = I.
De verhouding van de molaire verdampingswarmten lS 1,17, dus H~H Cl = 99,45.
Verder geldt:
~
=0,914,X~
= 0,99994 (50 ppm chloroform) enx~2
=
0,0043. De gegevens omtrent de stromen ln kolom ZlJn vermeld ln tabel VI-5.TABEL VI-5. Enkele gegevens van de scheiding ln T 20 bij P= 7,5 lOS N/m2.
komponent ln top bodem
CH
2Cl2 molls 10,0 10,0
-CHCl3 molls 0,8
-
0,8Temp U
c
lOS lOS 129Schotels 14,7 13,3
I
.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
21 VII APPARAATBEREKENINGENVoor de berekening van de volgende apparaten wordt verwezen naar
bijlage 11: RI, T5, C6, R8, C14, T15, H17, HI9 en T20.
Alle apparaten Zijn gespecificeerd in de apparatenlijsten (H IX).
Van de warmtewisselaars zijn de uitwisselende oppervlakten A berekend
met behulp van de volgende formule:
Q
u
x A x AT (7-1 )waarin Q de uitgewisselde warmte, U de warmteoverdrachtskoëfficient
die met behulp van de Wärmeatlas (38) is geschat, A het uitwisselend
oppervlak en AT het gemiddelde temperatuurverschil tussen shell en
•
IN
Voor-waarts
22Massa -en
Warmtebalans
Retour
UIT
M
Q
M
•
M
M
Q
Q
Q
0,3
LJEi
- '-I
6o~
(i) _ .•.•
0,6
Q
I«h.,; ... " ,1'"
•
o
51./9 -Li60
I®
It®
o :JoQt
+
356
t,O
•
Qr"'trd~.VIl
--+-422,3
Q,.e~ ~I ~,35 o6si
35 0•
- +
l(o~1 ""o,.te.-
r--+=-@
sp""': (l)3
;
,35
281,7
0,20 I- 3QO,0
/,0
kofj",~Jtr ~3·
83
8
',0
,
,•
I)6 s
6
@
- 4"10•
V4
@
~Sp~
0,,023
-47,q
o
6.~.~ 0 0•
@)
,~ 0,006hw'"
h
z
@
~@
TS
hw+
h
z
-7,4
0 , 0 0 9•
c 6?'
~-"
f
I
.
o
611 '1.4o
6q?
.. - --_
..._ - - -
48~7- .-60,3
r
.
15Q3_ 660
-_
.
-s6,o
t - - -- -_ ..-
-
1 - - - -2,/11 f•
Q
.
O
0,824
-
q,o
0 )
.-3.745
/335.0•
'3,')45"
? 3/.a
1---- - _.- -i I I 3 145" I•
\I 04 0•
I1 SO,5 -3 ?l{S" ') 254 S--•
-D.4l{ ko ... d.0,4tr
q
(~/6
•
3 ?4:S ,::t.35.Q•
_.3,i4'5
3,74~ 0.0 1I04p•
3 ?45' _~31 Cl•
B,8
&,9
74/,3
1---.--.•
3 ?45
-50Cl4-•
3,7.45 24 - sOO"4@
.. - - .._
-•
VII
1.222-- L/441
2 ~-27.,•
(2'3)~
/s
@
T ' - - --- ._.------ ---
-bS3 .ç--1(1(90 _'73. "•
HI~-_
.
_
-
_
. . I.Q80 - QS.q , ~.5~3•
- IJOD8
@
1317- 6
6"s
•
ffi
VitIRI
(I ~® A
,
RI: 'S- I T6
@
o.50a - 35. {,-016q1
-'if{'J .-•
--363
,
0
•
/.(~Bo !(61.
ItJ
·
f
•
J/,b
/8
·
7
qqc9.5
VII1,222
444
I•
l--')314 .qOo -, '.1-,/;)_:- 6,6
5 I146
- 48{, I•
Vd! TIS ' - - --_._ .. 0.0 4~ - ," I I ~"J SqT
-
- ,Q).; I•
Zo
•
•
•
I
I'
e
•
•
•
•
•
O.SI
~-a·7
o.4b
1/.3
--- --_.
-
----
-1I4q.q
2.~3q_ iJ9.'J
- -
I I2.73Q
_ 552 I D OL/b 2 ft I--q52,4
-
--25T/S'
...-15 .stoo~ ,.-Hlq
0.5/
I - - - --- 1 - - - -TIS~fJ
--~--- -36t}1
Ieb
33 I. 5q 3-
-6~ D I -1.146 Iu9ó \
-ITl0
I I IO
.
oq
b
- /5,Q
I -900""H23~_
0,46
/I.
"3
q50.4
f--- -V.22•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
s't,
LJ3a
3
686,3
~Massa in kg/s
Warmte in kW
26 \"-\21V22
T.WTt
i
O~!J5
@
~ " I . . . . -~Totaal
:.
54,43f}
Fabri eks voorontwerp
No:
2
"
532
--- -_._-._-- -.--_ .. _ --- -I-IQ3,2
I I I I ,368b,3
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
27OPMERKINGEN BIJ DE \.JARMTEBALANS
- Na doorrekening van het processchema blijkt er een "gat" van 56 kH
te zijn. Dit is mogelijkerwijs te wijten aan afrondingen bij de apparaat
-berekeningen. Omdat ons de tijd ontbreekt om een en ander nauwkeurig
na te gaan, voeren we bij de kompressor dus ekstra vermogen in.
Ten opzichte van het totaal in- en afgevoerde vermogen is deze 56 kH ongeveer 1% en dus kleiner dan de rekennauwkeurigheid.
-_De enthalpie van de koelwater- en stoomstromen is weergegeven tov een eigen nulpunt, dat niet noodzakelijkerwijs hoeft te korresponderen
met het in het schema aangenomen nulpunt, Omdat een en ander geen
invloed heeft op de warmtebalans hebben we in de balans alleen het
)
;'-•
•
A pparaatst-oom
, Componenten
CH~Cl
C Hz
Ol.
eH C/3 Cl%.Hel
eH)
01-/I-lzO
(-1
280"
Totaal:
Ap~araatst'oom
, Componenteh
CH7.C I
CH.2.CI~C.J·I
CJ:c
eb
/-( Cl
CI1"j()fI
fi,o
f-{,S0~Totaal:
M
in kg/s
Qin
kW
•
M
o 34B 0, ~lt<5M
063/ <: /ó1<
10 .3 0015o
656
•
1
Q-L[bo.*;_
- 460,"). ,6
Q3LJ
I 42
3S,q•
•
•
•
2
3
M
0.
M
Cl
M
o 0 ~6 o,92LI __ 9_,0 0,'(Z3 o OOIhw
o ODSh"Z.
o oob
hw+nz
D,
82.Lf_ q,o
o,soq
?
ä
M
QM
QM
o 63L 0 0631 0.02. Q _ 'IS, {, ~ ' 0 .3 c. 00 :l 3 0<
10 • .3 o. '"]0 -34' 4 o.oZS 47. Cf 0 0 0 4 c, ~o, - 3Qo, 0 0.656 - '-i7·Q 0,633Stroom /Componen
t
en staat
•
•
L/0.
M
-'I, $' -31, I 0348 -35,6o
?'4~Cf
QM
0 0.631 0/23
ppt)!J 0063'
-•
5
Q
_/.160,. , -46
0/110
Q '1.4 I>;,4
I ••
N Cf:>~
r
I
.
•
•
Apparaatstroom
, Componenten
CH'1,(I
Cl-lzC/t
('
~Ic/3
Cl,{-ICI
C~10HH?o
/-1,50Totaal:
Apparaatstroom
+
Componenten
(I-hOc_H.
Cl'} CHc/~ CI7..Hef
Totaal:
M
in
kg/s
Q
in
kW
-•
•
IfM
Q<
(0 .. 3 <:'ló3 0013 - '-i~Lq_ 0.01.0- Li71,Q
/6
M
Cl
f.q:;t15191
.
6
o
9lll Ifj~ 00.oG2
.~644
3·f45
1104.0•
•
•
•
,,t
13
M
Cl
M
Cl
M
I Q'2.D-46
2.u;
3q I I' 0082
- 6,
1 D.q»1.
I ().oo3hw-?S
0.002_ J'1Z +0' 0.008hw+hz
-7.'1{.!LZ/
- /0').:32.q2/
1'1
I(J
M
QM
Cl
M
/.308 -53b
1.30Li1Y2. (,
1.304 I0
,
8so
36
·9 0850 o oc,b
3.':) (l.oab I I o.q82- b,./
1 4(lS IDB.,) '.l.[~5. 2.2qo- I'4
·
t
3. /. Y 5' 23/.q
3
.
745
Stroom /Componenten staat
•
J4
Cl
5
.
3
3?
q.o
Iq
Q 48lt.S 215.Q la·cf
brs
.
!
I1335Cj
•
15M
U13Qo
.~2..LI0081
3·745
to
M
'·344 ' 0.85'0 o Mi6
• I 'tbS-3
,
1
45•
Q 0 0 D I 0 Q fV34.&
:U.II l, '3o .~ , , 0'12.4 .
.2.25~,
5
•
N \D!
•
•
A pparaa tsT'room
, Componenten
C~hcl CH1- Ch
c~ch-ltl.,
Ho
Totaal:
Apparaatstroom
, Componenten
CH,CI
CJ{"
Cl?
rl-I c/~ Cl,Ntl
Totaal:
M
in
kg/s
Qin
kW
"
•
.tI
M
1.3q4
(') 8;50 o. CIa6
I. Ltn~3·745
.<.b
M
o.Ilb (YJ.~8,o
.
6
q f•
•
•
•
•
•
22-
23
24
QM
Cl.
M
Cl
M
Cl.
- (!Jo.3 0.000
- ZI.2-
0,1./04 - tSO' of"\Rf:, -4.S234./ 0 .. 17." =s 3 (j)
6
'J 2- _ 2 ~/)8
23.5 O.Oll. 0.1 0.084 _ J.1.lJ _ 71.5 1,34 '3 -LJó.'J . I'J 061 _ ~t').R n.u? ~-
~,,
- 5Cjo
.
4 __
L~~~_~.3 I. 22~ -(/44, I ()·soq ___ -35",627-
28
:2
Q
M
Q
M
Q
M
Q-b (
o.Q40-31'1
&
0
.
188
- 364.2. I. (q2- 5"<63
0
.
116'
- b5
6
0.1')8- 65"
.
b
o
.rJs-o_:<06.6
D.Oll3
.
6
0.0/2_:s_.6
Q.
{)(}6
_ 2")..0 -42.b '.343-
.256.J1
O
.33
CL
- r;3 ,
o.lt.D I - 2/3 Cl 1 - 48·1-
2
.
5.23
.
-1oo~ ~ __ 31t ___
_
___ 6
,6
L 5Z
·
~_~q
___
:~6o
/
8
Stroom /Componenten staat
•
•
,zS'
M
Q 0 .'202 -106
'.061 iJ- ?3.?
'
.
206
-JJ~
30
! I I ,M
Q I I.( 33&
,')3 ':) io
'-'0/
-'4
02,.
,739
- &f
.
7
·
•
w o)
•
•
ApparaatsTroom
" Componenten
c.~C'C H-z. cl
2-C/-Iet?
CI,_
Hef
Totaal:
Apparaatstoom
, Componenten
CH ..
CIeH,
cl.,
CI-/
cl
"I..cl?
J..1C/
Totaal:
M
in kg/s
Q
in
kW
•
•
31M
Ql33&
-533.6
0.'-<0 (- dJ.s
.z·73q
-~s.z, I36
M
Q 0 .006 - /5.00
.
oq6
_15
.
q.
•
•
•
•
•
•
•
•
3Z
33
34
'3:>SM
0.
M
Cl
M
0.
M
Q I I L!b
- 4$h , I Iqz.
_ l.i?
So 8s o
- 143.2. 0 8 5 0 -/4'3.2 O.oqb- n.o
• Io
'-IO!-
18.s-, I',I
lf6
- yO/' ,
1,:>q3- 66,0
O.q4b - Zi', 1o.Ss-o
-lq3.Zw
M
Q
M
QM
Q
M
Q
I
I
I
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
IX 32 SPECIFIKATIE APPARATU~~Apparatenlijst voor warmtewisselaars, fornuizen
---Apparaat No: H
3
'V .17
H9
H10
pi .ipem\1ar'!lt( \'Iarmte pi j pem;arrnte pi jpem'larmte
Benaming, ,-lis selaar wisselae.r Hisselaa,r His:jclaar
tbv parti'él( tbv o p\-larr.len tbv stoomop- tbv parti~le
type kondensatie voed.ing Hekkin~~ kondensatiè
Medium koehrê,ter/ reaktanten/ realdie- koehrater/
pijpen-/ reaktie- reaktie- proQukt/ reakti·
~-mantelzijde pr·:)d.ukt produkt keteh.rater produkt
Ca pac i~~.~.t , ui tgewi'ss.~lde
83
,
8
. -~1104,0
918,6
741,3
warm te
'
in kW. Warmtewisselend oppevl. in m 26,6
330
11,4
21,7
Aantalpa~ärfê{
1
1
1
1 Abs. ~~.jt.* druk in bar3,0/7,4
9,0/8,68,6
/
1
'1
,0
3,0
/8
,3
pijpen-/
mantelzijde temp. in/
uit in oe pijpzijde20/40
40/327559/380
,20/40
mantelzijde100/40
380/]221
3
5/220
12
2/30
Speciaal te ge- . roestva.st roestvast roestvast
bruiken mat. Hastelloy B sta.a.l staal staal
Geschat
2
e U H/m K350
50
30
0
10
00
koelmiddelstroo1,0
8,8
kg/s : opgei\1ektestoom6,44
*
aangeven wat bedoeld wordtH 13 pi j:nen ... rarmte 1:1isselaar tbv partiële konolen.sa t:k-e reaktie-produkt/ koelmid,tel
(
(
tu
('l ) v ... ") J _ . ~635,5
14,4
1!
3,0/1
,0
; 1 ,30/-10
-23/-23
roestvast stEal10
00
2,0
•
33Apparatenlijst voor warmtewisselaars, fornuizen
---Apparaat No: H 16 11:
17
H19
Ir2
1
:r
23
pijpemvarmte pij-penwarmte pi j pen1tlarrn te pijpenwarrnte pi jpen~"al"!i1te
•
Benaming, wisselaar wisselaar wisselaar wisselaar Hisselaartbv koel- tov tO:;JkOD- tbv reboiler tov toplcon- tov reboiler
type circuit densor
T15
T
15
densorT20
T20
•
Medium koell-later/pijpen-I koelmiddel koehrater/ topprodu.1<t bodemprodu1c
T15/
kochmter/ topprodukt bo demnro1'20
/
duldmantelzijde ("
v··3
Tof "\j l)T15
stoomT20
sto:::>mCapaci:t~i-.t,
•
uitgewisselde . :;.'...
....
998,5
366,4
,
1149,9
950,4
95
2,Li . -~. _. warmte'.l,nkW.
Warmtewi'sselend oppevl. in m2 '40,5
52,3
29,013,
0
2:0,5
•
Aantalpa~älfê{
1
1
1
1
1
I
Abs. ~.* I I I druk in bar3,
0/9
,0
3,0/7,7
7,5/4,0
3,0/7,0
7,0
/
11,0
1 i I•
pijpen-I
I!
mantelzijde i temp. inI
uit in oe•
pijpzijde20/33
20/30
105/105
20/40
129/1 29
,. , > mantelzijde195/4
5
37/27
19
0
/14
4
105/1 05
2
2
0/185
Speciaal te ge- roestvast roestvast roestvast roestva3t roestvast
brui ken mat.' staal staal staal staal staal
•
Geschat2e U Wim K1000
1000
1000
10
00
1000
•
koelmiddel18,7
8,7
11,3
kg/s I stoom0,51
0,46
•
*
aangeven wat bedoeld wordt•
34•
Apparaat No:R
1
V 4
T 5
R
8
V 11
geroerde gas/vloeisto dro 0 gto ren buizenreakto gas/vloeisto
Benaming, ta.n.kreaktor scheider tbv tbv reaktie scheider tbv
met keerscho reaktieprodul produlcten reaktiepro
type ten ten du.~ten
•
Abs~*: druk in bar7,5
7,3
7,1
8,7
8,2
•
temp. in oe1QO
40
-54
327/55
9
30
Inhoud in m3
1,32
gekombi gekombiDiam. in m
0,8
neerd0,35
0,
0
25
per neerd•
1j
h in m2,7
met H3
1,2
3,0
buis met H 10"
.. Vulling: 3(•
schotels-aant. klokjes,4
vaste pakking katalysator-typ2-
, ,
-
vorm•
8Ilir.a.a.:t koeling4,0
m 2 :co.e.r.sn.eJ..b.e~d .• Hz3,0
:r:o.e.~e.rrnpg~!1. !CW1,0
•
Speciaal tege-Hastelloy B ge-Hastelloy B Hastelloy B roestvast roostvast
bruiken mat. staal
316
staal316
aantal 1
1
1
95
1 S:2:x:i::ejparallel•
.
•
•
3(aangeven wat bedoeld wordt
•
35•
Apparaat No: V 1 :2T
15 1118
T 20
V22
gas/vloeistol destillatie gas/vloeistof destillatie vloeistof
scheider toren voor scheider na toren voor verzamel vat
Benaming, tbv reaktie CH
3
Cl/CH2
C12 topkondensor CH2G12/ CHC13
type produkter scheiding T'l).
scheiding
•
Abs~:I( druk in bar8,0
7,7
7,5
7,5
7,0
•
temp. in oe-10
37/1 05
27
105/1
29
105
Inhoud in m3
.gekombi geko:nbiDiam. in m neerd
0,75
neerd0,75
met H
13
met H 171 / h in m
10,0
27,0
•
Vulling: :I(
schotels-aant. zeef, 2..,. ,1 zeef,
54
•
vaste pakking katalysator-type•
-
,
,
-
vorm...
" ".
".
" " " " ".
" " " " "...
" " " " " "..
" " ".
" " "•
Speciaal te ge- roestvast roestvast roestvast roestvast roesvast
bruiken mat. staal staal staal staal staal
•
aantal·serie/parallel
•
Ii:I(
aangeven wat bedoeld wordt
•
•
•
..
•
•
•
I
•
,
.
i
.
I
•
•
Apparaat No: Benaming, type te verpompen medium Capaciteit in ~ kg/s* Dichtheid in kg/m\n/Uit Zuig-/persdruk in bar(abs}llif-üi.~
temp. in°c
in / ui t Vermogen in kW theor./ prakt. Speciaal te ge bruiken mat aantal serie/ parallel 36P 2
C6
C14
methanol centrifugaal centrifugaal
voedingpomp kom:J,ressor kompressor
(centrifugaal voor voor CH
3
ClCH
3
Cl/HCl inkoelcir-mengsel cuit
methanol CH Cl/HCl CH
3
Cl3
$T""> as0,35
2,92
1.98884
12,84/15,31
2,4
4
/11,71
1,0/8,
0
7,
0
/
9
,0
1,
0
/9,0
20/20
2
1/44
-23/195
0,31/0,62
42,2/60,3
254/363
•
•
..
•
•
•
•
•
•
•
•
37x
EKONOHISCHE ASPEKTEN X-I INVESTERINGENDe schatting van de benodigde investeringen is gebaseerd op de Lang-methode (24). In tabel X-I zijn de basisinvesteringen per apparaat
(zie voor de apparaatspecifikatie H IX) weergegeven. De prijzen zijn
overgenomen uit het Webci-prijzenboekje 1980 (35) .
TABEL X-I De kosten van de verschillende apparaten.
apparaat no. prlJ s .. (kDFl ) apparaat no. prij s (kDFI)
RI 165 CJ4 500 P2 2 T J 5 2) 100 H3 I ) 55 HI6 40 T5 2) 120 HI7 1 ) 50 C6 200 HI9 35 H7 170 T20 2) 300 R8 40 H21 1 ) 30 H9 330 H23 30
HiO I) 30 opslag tanks
grondstoffen 500
HI3 1 ) 25 opslag tanks 300
produkten
\
Het totale basis investeringsbedrag is dus 3022 kDFI. Dit bedrag moet vermenigvuldigd worden met de totale Lan~-faktor, welke 4,74
bedraagt voor gas/vloeistofprocessen. Dit betekent een totale investering van 14324 kDFI. Dit bedrag geldt echter voor J980. Als we aannemen
dat van 1980 tot 1982 de prijzen van de apparaten met 10% zijn gestegen,
komen we op een investering voor 1982 van 15756 kDFI.
Met een afschrijvingsduur van 10 jaar en gemiddelde rentekosten ten
bedrage van 10% over de helft van de investering (10% is de aangenomen
rentevoet), bedragen de vaste kosten 1576 + 788 = 2364 kDFl per jaar.
1) Gekombineerd met GIL scheidingsvaatje.
2) De kosten van de schotels zijn op 20% van de (lege) kolomkasten
•
•
•
•
•
•
I
•
•
•
•
•
X-2 GROND- EN HULPSTOFKOSTEN
In tabel X-2 z~Jn de benodigde hoeveelheden grond- en hulpstoffen met de bijbehorende prijzen vermeld (5). De benodigde hoeveelheid stoom
~s gekorrigeerd voor de geproduceerde stoom in H9.
TABEL X-2 De kosten van grond- en hulpstoffen.
grond/hulpstof
I
hoeveelheid (kton/p.j.) prij s (kDFl/kton) kosten (kDF1/p.j.)methanol
~'
10,0 655 6550 chloor 23,7 400 9480 zwavelzuur (88 gew. %) 0,02 150 3 stoom (3 bar, 190 °C) 15,3 7,3 112 koelwater (20 °C) 1400 0,06 84 TOTAAL 16229 X-3 ARBEIDSKOSTENDe Wessel-relatie (24) voor de bepaling van het aantal manuren per ton
produkt is :
kDFl/p. j .
manuren = k x aantal staSP7g
ton prod. (kap./dag) , (10- J)
Hierin is k = 10 (voor kontinue processen), het aatal stappen 3 ( twee
reaktietrappen en een scheidingstrein) en de kapaciteit per dag 73,5 ton. Dit betekent:
(manuren/ dag) (10 x 3 x 73,5)/(73,5)0,76 84 10,5 man/dag
Met v~er ploegen van 3 man, ofwel 3 volkontinue funktieplaatsen à
300 kDFl per jaar, zijn de arbeidskosten 900 kDF1/jaar.
X-4 DE OVERIGE KOSTEN
De kosten van de verwerking van de afvalstromen schatten we op 500 kDFl per jaar. De onderhoudskosten stellen we op 5% van de investering, ofwel 709 kDFl per jaaé. De kosten van verzekering zijn geschat op 1%
•
•
•
•
•
•
'
.
I
I I•
•
•
39Het benodigde werkkapitaal stellen we op 10% van de totale jaarkosten, ofwel ongeveer 2000 kDF1. De kosten van het beschikken over werkkapitaal zijn rentekosten en met een rentevoet van 10% bedragen deze kosten 200 kDFl per jaar.
In tabel X-3 z~Jn de overige kosten samengevat.
TABEL X-3 De overige kosten.
kostensoort kosten (kDFl/ jaar)
verwerking afvalstromen SOO
onderhoud 709
rentekosten werkkapitaal 200
verzekering 158
TOTAAL 1567
X-5 DE KOSTPRIJSBEREKENING
Alvorens de kostprijs van het hoofdprodukt dichloormethaan berekend kan worden, moet de opbrengst van het bijprodukt chloroform op de kosten in mindering worden gebracht. Aangezien dit bij produkt nog ver -ontreinigingen zoals tetra en hogere koolwaterstoffen kan bevatten, is een ekstra scheidingstrap waarschijnlijk noodzakelijk. Daarom schatten we de netto verkopprijs 20% lager dan de marktprijs voor technisch zuiver chloroform, die 1880 kDF1/kton bedraagt. De Jaarpro-duktie van chloroform is 2,8 kton, hetgeen overeenkomt met een netto opbrengst van 2,8x1500 = 4200 kDFl per jaar.
In tabel X-4 z~Jn alle jaarkosten samengevat en opgeteld, waarna de netto opbrengst van chloroform ~n mindering is gebracht. De kostprijs van dichloormethaan is dus bij een jaarproduktie van 24,5 kton gelijk aan 16860/24,5
=
688 kDF1/kton .TABEL X-4 DE TOTALE KOSTEN
kostensoort kosten (kDF1/ jaar)
af schrij ving + rente 2364
grond- en hulpstoffen 16229 arbeid 900 overige 1567 TOTAAL 21060
-
4200 = 16860 kDFl/jaarI
I1
I
• 40
I.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
X-6 EKONOMISCHE EVALUATIEDe verkoopprijs van dichloormethaan ~s 1455 kDF1/kton ( juni 1982, (5)).
Bij een jaarproduktie van 24,5 kton betekent dit een omzet van 35647 kDFl
per jaar.
De brutowinst bedraagt 35647 - 16860 = 18787 kDFl per jaar, en de winst
na belasting (50%) 9394 kDFl per jaar. Nu kan de return on investment
index (Ral) berekend worden met behulp van de volgende vergelijking:
Ral \vins t (na bel)
I + I
vast werk
9394
15756+2000 xIOO% 52,9%
Hierin ~s I de (vaste) investering en I het werkkapitaal.
vast werk
De hoge winstgevendheid van dit proces is vnl. te danken aan het
forse prijsverschil tussen de grondstoffen en het eindprodukt. Dit
betekent echter ook dat de winstgevendheid zeer gevoeling zal zijn
voor ontwikkelingen in de marktprijzen van de betreffende chemicalien.
De relatieve geringe bijdrage van de vaste kosten in de kostprijs
houdt in dat eventuele wijzigingen van de apparaten onder behoud van
de hoge rendementen geen grote veranderingen in de kostprijs te weeg