Bu de Dienst Binnenwateren/RIZA is een van de gebieden die veel aandacht vragen de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Een overzicht van de werkzaamheden en verrichtingen met betrekking tot
het benedenrivierengebied.
ange tijd werden, veelal na
een doorbraak of een kritieke
i r situatie, nieuwe dijken
ont-worpen door uit te gaan van
een hoogte die één meter bo-ven de hoogstbekende waterstand lag. Door het werk van de Deltacommissié
- en daarvoor al door het werk van
Wemeisfelder [1J - is een dergelijkeafwachtende houding verlàten en is de kansverdeling van extreme
waterstan-den uitgewerkt. De Deltacommissie, ingesteld na de watersnoodramp van
februari 1953, heeft zich over de
bevei-liging van Zuidwest-Nederland gebo-gen. Dit heeft geresulteerd in een plan
voor de afsluiting van een aantal
zeear-men, de vaststelling van
veiligheids-normen en een berekening van de
ont-werppeilen behorende bij het
desbe-treffende veiligheidsniveau [2]. Met al het waarnemingsmateriaal werd een beschrijving van de kansverdeling. van het optreden van de verschillende waterstanden gemaakt. De toelaatbare
kans dat er een waterstand optreedt
Alb. i Overzichtskaart benedenrivierengebied, met claarop aangegeven de peilmeetstations.
R HelIouOaluit SplJknl Dordreckt Kopvin tLand Mzrn, Merando erkendarn-blnnOn Werkendam-Buden Knlznrnuner St. Andrlat
¡e
Veiligheid in het
benedenrivierengebied
Niouaq W.ranrnV M.a,oIaII vIwdlnnIr. A.W. Dollee
De auteur is werkzaam bu de Dienst Binnenwateren/RIZA van Rilkswaterstaat te Lelystad.
waarmee bij het ontwerpen van de dijk geen rekening meer gehouden wordt,
is bepalend voor de hoogte van de dijk.
De waterstand behorende bij deze toe-laatbare kans noemt men het ontwerp-peu. Met deze ontwerppeilen dienden
de dijken in het beschouwde gebied ontworpen te worden met als
voor-waarde dat de dijken dit ontwerppeil nog veilig moeteñ kunnen keren. Het is duidelijk dat - vooral in gebieden die door de zee bedreigd worgebieden
-het keren van hoge waterstanden
al-leen niet voldoende is. Onder omstan-digheden waarbij hoge waterstanden
optreden, kunnen ook hoge golven
voorkomen, die de dijk bedreigen door het overslaan van water, waardoor het binnentalud aangetast kan worden. In het ontwerp van een dijk zal daarom, naast een belasting door waterstanden,
rekening gehouden moeten worden
/
/ Rotterdamflak Hourd
o'
Gouda
Hark.,dae UavaF Schoonhovan
Krimpon a/d Lok
Straafko,t Albl,dan, an Doanoplait Moerdljk ßooen-Menaide G I chi 8anadanMenoada orn n'
met deze door wind veroorzaakte
be-lasting.
In de navolgende beschouwing over de
veiligheid in het
benedenrivierenge-bied wordt alleen op deze belastungen ingegaan; uiteraard wordt de werkelij-ke veiligheid door meer factoren be-paaR', zoals grondmechanische
eigen-schappen van het dijklichaam en de
on-dergrônd, het voorkomen van vreem-de elementen (in dit verband
elemen-ten die niet van grond zijn,
bijvoor-beeld leidingen, huizen, bomen e.d.),
het doordringen van water in het
dijkli-chaam en onder de dijk door, en men-selijk handelen.
Momenteel is de Wet op de
Waterke-ring in voorbereiding, waarbij onder
meer een filósofie over de veiligheid gepresenteerd zal worden. Een kern-punt daarbij is de veiligheidsnorm van
een dijkring. De veiligheidsfilosofie wordt technisch uitgewerkt door de
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW). Het vaststel-len van frequenties van waterstanden
ße'pnc.ke Mees Hagetein Hanoinen Haanb.n,, Hadal liai
:Làb, y Scheepsbouwkunde
Technische Hogeschool
ARCH1EF-58 De Ingenieur - nr. 3 (maart1988)
OX Hoek van Holland Jaa,yndd "
Lok
ato
zal voortaan orn de vijf jaar
plaatsvin-den, opdat tussentijdse
ontwikkelin-gen in het gebied en dus ook in de be-lastingen verwerkt kunnen worden. Hoewel door de Deltacommissie on-derkend is dat de belasting op een dijk uit de factoren waterstand en wind be-staat, wordt niet expliciet aangegeven
hoe met de indirecte belasting door
wind omgegaan dient te worden.
De laatste j aren is door een werkgroep van çle TAW vorm gegéven aan de be-schrijving van de gecombineerde
kans-verdeling van waterstand en wind, zo-dat zowel voor een dijkviak. als voor een dijkring de kans op overschrijding
van een vastgesteld niveau van toelaat-bare belasting bepaaid kan worden [3].
Overschrijding daarvan wordt als een kritieke situatie opgevat.
Watextanden
In het benedenrivierengebied hebben
zich sinds hét uitbrengen van het advies van de Deltacommissie, veci
geometri-sche veranderingen voorgedaan. In de
jaren tachtig deed zich dan ook de
vraag voor, in hoeverre de berekende ontwerppeilen nog actueel waren. Hetbenedenrivierengebied dat zich
uit-strekt van orn en nabij Jaarsveld (Lek),
Gorinchem (Waal) en Heesbeen
(Maas) tot aan de Noordzee bij Hock
van Holland (Nieuwe Waterweg) en
Stellendam (Haringvliet), is vanaf 1960
met een aanta! veranderingen gecon-fronteerd:
- het Volkerak werd afgesloten bij
Willemstad; daardoor ontstonden het zuidelijk en het noordeiijkdeltabek-ken (het rivierengebied ten zuiden,
respectievelijk ten noorden van de
Volkeraksluizen);- het Haringvliet werd algesloten bij Stellendam, waardoor de
getij-indrin-ging op deze zuidrand van het noorde-lijk deltabekken sterk verminderd
werd;
- de
Rijn-kanalisatie werduitge-voerd, waarbij de verdeling van de
af-voeren tussen lisse!, Nederrijn en
Waal via een stuwprogramrnabeIn-vloed kan worden voor de lage tot de gemiddelde afvoeren;
- het vastleggen van de bodem van de Nieuwe Maas voor het tegengaan van de oprukkende verzilting vanuit zee,
waardoor de getij-indringing
beIn-vloed werd;
- het profiel van de Dordtsche Kil
werd verruirnd, waardoor de interactietussen de noordrand en de zuidrand
toenam;
- de scheepvaartgeulen in de Oude
Maas en in het Hollandsch Diep wer-den vastgelegd, .waardoor de
getij-in-dringing (in lichte mate) beïnvloed
wordt;
-
Bovenriln afvoer te Lobith-
de havenmonden van de NieuweWaterweg werden uitgebouwd, waar-door de invloed van de rivierafvoer op de waterstanden in deze tak toenam;
- de Maasvlakte werd aangelegd,
waardoor de vorm van het getij bij
Hock van Holland zich aanpaste;- door alle veranderingen in het
ge-bied door menselijk ingrijpen, ging de natuur zich in morfologische zin
aan-passen, op zoek naar nieuw evenwicht.
Er voltrokken zich dan ook förse
'na-tuurlijke' veranderingen, met name
verondiepingen in de Amer en het
Ho!-landsch Diep en een verdieping van de mond van de Oude Maas; deze
veran-deringen hebben overigens nog niet tot
een nieuw evenwicht geleid.
Voor het berekenen van de ontwerp-peilen is het al!ereerstnoodzakelijk in-zicht te hebben in het verloop van de waterstanden zeif. De waterstanden in het gebied worden gedomineerd door de zeestand en de rivierafvoer.
De zeestand (het getij en de eventuele
stormopzet) wordt gekenmerkt door
een tijdschaal van een halve tot én
dag. De storrnvioed (danwel het getij)dringt het gebied binnen via de Nieuwe
Waterweg. Reductie van het getij
treedt op, afhankelijk van deweer-stand in de takken en de rnogelijkheid tot afvlakking door berging.
De rivierafroer wordt gekenmerkt
door een langere tijdschaal. Zobe-draagt de gemiddelde aaneengesloten
overschiijdingsduur van 6000 m3/s
on-geveer acht dagen; bij een extreme
af-Alb. 2 De betrekkingslijnen van een station (hier te Siledrecht in de situatie zonder stormvloedkering) zijn
bepaald door interpolatie van resultaten van vierenvijftig verspreid liggende combinaties van rafldvoorwaar-den.
voer van 16 500 m3/s bedraagt deze on-geveer twee dagen. Afhankeiijk van de
weerstand vindt opstuwing plaats. Re-ductie van standen treedt op
afhanke-lijk van afvlakking door berging. Het is
niet verwonderiijk dat, vanwege de
lange tijdschaal, er slechts een geringe afvlakking optreedt in het benedenri-vierengebied zelf.
Naast deze twee dominerende
'rand-vorwaarden' worden de waterstanden
in het gebied bepaald door factoren zoals dê aanwezige wind (zowel de
windkracht als de windrichting), de
re-geling bij de verschillende kunstwer-ken zoals het lozingsprogramma bij de
Haringvlietsluizen en het
stuwpro-gramma op de Nederrijn, en tenslotte de aanwezige lozingen en
onttrekkin-gen.
0m het inzicht in de waterbeweging
vast te leggen, is het gebied
geschema-tiseerd tot een netwerk van waterlopen waarin de waterbeweging
ééndimen-sionaaL benaderd wordt. Deze
schema-tisering is voor een aantal omstandig-heden geijkt, waarbij zowel naar middelde getij- en afvoersituaties
ge-keken is als naar stormsituaties (tot NAP +3m) en hoge afvoersituaties
(tot 10 000 m3/s). Bij deze ijking is
in-zicht verkregen in de ruwheden van de verschillende riviertakken [4]; dit
in-zicht is gebruikt orn een extrapolatie te
maken voor extreme situaties.
Met het ééndimensionale model is
voor een beperkt aantal gekozen
corn-binaties van randvoorwaarden de
hoogwaterstand van een groot aantal
stations in het gebied berekend en
vast-gelegd als functie van de hoogwater-stand bij Hoek van Holland en de af-voer van de Bovenrijn te Lobith. Deze relaties, de betrekkingslijnen, worden
voor verdere statistische bewerking
ge-bruikt.
De bepalende stochastische variabelen
zijn in principe de rivierafvoer, de
hoogwaterstand te Hoek van Holland, de windsilelheid en de windrichting.De laatstgenoemde drie variabelen
zijn echter te zamen genomen, omdat enerzijds er - zeker voor de zuidwes-telijke tot noordelijke hoek - een rela-tie aanwezig is tussen windsnelheid en stormopzet (en dus ook met de hoog-waterstand te HVH) en anderzijds de bijdrage van de windopzet in het
ge-bied zeif aan de extreme hoogwater-standen niet fors is (de bedoelde
bij-drage kan oplopen tot ongeveer 4 dm). Het inbouwen van een functionele re-latie tussen deze drie variabelen is in deze fase van de beschouwing danook te rechtvaardigen.
Voor de kansverdelingen van de hoog-waterstanden te Hoek van Holland en
de afvoeren van de Bovenrijn te Lobith zijn de langjarige waarnemingsreeksen
van beide gebruikt (ongeveer tachtig
jaar). Redelijkerwijze kan
aangeno-men worden dat beide reeksen homo-geen zijn, uitgezonderd de laatste
vijf-tien jaar in de reeks van Hoek van
Hol-land, waarvoor een sprong van 10 cm geconstateerd is (bovenop de geringe, stijgende tendens door de
zeespiegel-rijzing). De sprong is een gevolg van de
getijvervorming door de uitvoering
van de werken in de omgeving en is, te zamen met de zeespiegelrijzing tot
on-geveer 1980, meegenomen in de
kans-verdeling van hoogwaterstanden te
Hoek van Holland.
Als er een onde rscheid gemaakt wordt
tussen een winterhalfjaar en een zo-merhalfjaar is uit het
waarnemingsma-teriaal geen onderlinge
afhankelijk-heid tussen de zeestanden en de
rivier-K
2 0 -1 -2
0verschrijdinqfrequentie ¡n extremenfjaar
afvoeren aan te tonen. Daar er ook op meteorotogische gronden geen reden
voor een samenhang van beide
ver-schijnselen is, zijn beide als
onafhan-kelijk opgevat. Door de statistische
be-werking voor beide perioden te
herha-len en de resultaten hiervan vervolgens
samen te voegen, zijn uitspraken op
jaarbasis te doen.
Voor het navolgende is het van belang te onderkennen dat de
hoogwaterstan-den op een specifieke locatie in het
bied als in de tijd onafhankelijke ge-beurtenissen opgevat kunnen worden
[51rn Het gaat er tenslotte orn inzicht te
krijgen in de kans dat er een kritieke
belasting bereikt of overschreden
wordt. Bij een hoge rivierafvoer, in
combinatie met gemiddelde getijom-standigheden, is het de hoogste hoog-waterstand uit een reeks van bijvoor-beeld acht getijden, die als bedreigend opgevat dient te worden. Deze situatie
wordt als één bedreiging ervaren en
niet als acht afzonderlijke. Het gaat er per slot van rekening orn òf er een
kri-tieke situatie (mogelijke doorbraak)
ontstaat en niet of er acht kritieke si-tuaties direct achter elkaar ontstaan. De frequentieverdeling wordt daarom bepaald met:
E(y)=E(Q1)
[l(1P(H1))"]
waarbij E(y) de
overschrijdingsfre-quentie van het peu y voor het
be-schouwde station is, E(Q1)die van de Bovenrijn afvoer Qi en P(H1) de ge-normaliseerde overschrijdingskansvan de hoogwaterstand te Hoek van
Holland. Q1,H1 vormen één van de
combinaties van randvoorwaarden die het peil y bij het beschouwde station veroorzaken. N is het aantal getijden dat optreedt gedurende de tijd dat het afvoerniveau Qi gemiddeld overschre-den wordt.
Toepassing van deze vergelijking op de
betrekkingslijnen leidt tot çeñ
over-schrijdingsfrequentieverdeling van
hoogwaterstanden van het station
5
3
Afb. 3 De overschnj-2 dingsfrequentieverdeling
van de hoogwaterstanden voor een station (hier te
i Stiedrecht zonder storm-vloedkering) wordt ver-kregen door de statis-tische verwerking van de betrekkingslijnen van bet
('cg 10) station.
waarvan de betrekkingslijnen gebruikt
ziin. Deze verdeling geeft overigens
al-leen inzicht in de onafhankelijke
ge-beurtenissen op basis van
rivierafvoer-toppen, waardoor de resultaten alleen voorde lage frequenties bruikbaar zijn
( de zeldzame gebeurtenissen). Voor het samenstellen van de gehele frequentieverdeling is verder gebruik
gernaakt van de verdeling op basis van
de natuurgegevens [6], voor de hoge frequenties tot frequenties van
onge-veer 0, 1 keer per jaar, en van de verde-ling op basis van de verwaarlozing van
de eis van onafhankelijkheid in de tijd, geldig in het tussengebied van de
quenties. Dit leidt tot volledige
fre-quentieverdelingen [7J die, behalve voor de dijken, tevens gebruikt
kun-nen worden voor werken zoals
scheepshellingen, damwanden,
kade-muren e.d., waarbij minder scherpe
ontwerpnormen gebruikt worden. In vergelijking rnet de resultaten, ge-rapporteerd door de Deltacommissie,
ziin vooral de ontwerppeilen in de
orn-geving van Rotterdam hoger. In het verdere benedenrivierengebied zijn
geen grote afwijkingen gevonden,
uit-gezonderd het traject van de
Boyen-Merwede waar, evenals langs de Waal,
aanzienhijk hogere standen gevonden
zijn [8J.
De afwijkingen in de omgeving van Rotterdam [9], opiopend tot 65 cm,
vinden hun oorzaak in de getijvervor-ming bij Hoek van Holland (inclusief
zeespiegelrijzing ca. 15cm), de invloed
van de opzet in de waterstand in de ri-vier door de wind (ca. 30 cm), de in-vloed van het te overwinnen drukver-schil in zout en zoet water (het zoge-naamde dichtheidverhang (ca. 10 cm)) en in invloeden van geometrische ver-anderingen (ca. 10 cm). De
afwijkin-gen langs de Boven-Merwede en de Waal vinden hun oorzaak in de
her-ñieuwde interpretatie van de
ruwheids-ontwikkeling bij toenemende afvoer
op dit traject.
Dijlaingen
Voor dijken geldt dat de belasting ge-vorrnd wordt door het voorkomen van de lokale waterstand en de lokale gol-ven. Als kritieke belasting kan
uitge-gaan worden van de situatie wanrin
meer dan 2 % van de golven een
zoda-fige oploop heeft dat er overslag voigt,
òf van de situatie waarin de
hoeveel-heid overslaand water een kritieke
waarde overschrijdt. De kritiekebelas-ting heeft dan ook lokale kenmerken in zich, niet alleen van het gebied voor de
dijk (strijklengte, waterdiepte, voor-land c.d.) maar ook van de dijk zeif
(oriëntatie, taludopbouw, berm e.d.). Zowel voor een dijkvak als voor een
De Ingenieur - nr. 3 (nsaaxt 1988) 61 o E E 3 b 2
i
Nw. M
dijkring geldt dat nagegaan dient te
worden met welke frequentie de
kritie-ke belasting bereikt of overschreden wordt. Aangezien het optreden van
golven een grote invloed op deze fre-quentie kan hebben, wordt - in tegen-stelling tot de aannamen bij de bepa-ling van de ontwerppeilen - nu wel
re-kening gehouden met het stochastische
gedrag van de windinvloed [lo]. Bij een gegeven Bovenrijnafvoer (Q),
een gegeven windrichting en een
gege-ven hoogwaterstand te Hoek van Hol-land (H), wordt nagegaan voor welke windsnelheid de kritieke belasting be-reikt wordt. De frequentie waarmee in
dit geval de kritieke belasting over-schreden wordt, ugt dan vast met de gehanteerde windstatistiek.
Achter-eenvolgens worden de hoogwaterstan-den H gevarieerd en wordt de wind-roos doorgelopen orn te komen tot de
gesommeerde kans P(FIQ) van het
overschrijden van de kritieke belasting bij één afvoerinterval. Door dit te her-halen voor alle afvoerniveaus Q is de kritieke belastingskans PF te bepaten met:
PF=
f[l
(1P(F1Q))'if(Q)dQ
waarbij PF de kans is waarmee de kri-tieke belasting bereikt of overschreden wordt, P(F1Q) de kans waarmee deze bij een gegeven afvoerniveau bereikt
of overschreden wordt enf(Q) de
kans-dichtheidsfunctie van de afvoer. Bij het bepalen van de kritieke
belas-tingkans van een dijkring wordt uitge-gaan van de kruinhoogten van die ring.
0m te kamen tot de kruinhoogten zelf zal van een andere benadering
uitge-gaan moeten worden. Voor hei toe tsen
van het ontWerp blijft de bepaling van
950
f-E 7-. Ho!lw,d I I P5777.50.0 I / I / --n.---117M. ,npj Otl, 78,,14 NAP. 0bl 22Xnn=
.7 .5fa
t2Afb. 4 De ontwerppeilen bij een trequentie van 1/4000 keer per jaar sluiten in het stormvloedgebied aan op de hoogwaterstanden, veroorzaakt door een storm die
gerniddeid een keer per 4000 jaar optreedt en een gemiddelde afvoer. Zij sluiten in het rivierengebied aan op de hoogwaterstanden, veroorzaakt door een gemid-deld getti en een alvoer die gemidgemid-deld één keer per 4000 jaar optreedt.
de uiteindelijke kritieke belastingis
van de dijkring echter voorop staan. Eén mogelijkheid is het doorrekenen van een beperkt aantal gekozen belas
tingen, waaruit op eenvoudige wijze de
kruinhoogten van verschillende yak-ken voor de dijkring volgen als maxi-mum van de krüinhoogten vougend uit
de dooEgerekende belastingen. Een
andere mogelijkheid is hei per dijkvak
bepalen van de
overschrijdingsfre-quentieverdeling van de kruinhoogten, waarbij het aflezen van deze verdelin-gen bij een bepaaldeoverschrijdings-frequentie de kruinhoogte oplevert
van het desbetreffende dijkvak. Oven-gens kan voor beide mogelijkheden van ontwerpen na een eerste
vast-stellung van de kruinhoogten,
interac-tief met de bepaling van de kritieke be-lastingkans een verdere (economische)
optimalisatie van kruinhoogten plaats-vinden.
Toekomst
De ontwerppeilen, bepaald zoals in het
voorgaande omschreven, leyeren in
het benedenrivierengebied een aantal
knelpunten op, zoals de ingrijpende
dijkaanpassingen in met name het
cen-trum van Rotterdam, het Voorstraàt-traject in Dordrecht en de zuidrand
van de Alblasserwaard. Deze
dijkaan-passingen worden zóigrjpetlgeacht
dat eeñ storth'lbedkéring ó'èögeh
wordt.Door het afsluiten van de Nieuwe
Wa-terweg tijdens stormen is een aantal problemen te voorkomen, andere te
verkleinen. De verlaging van de ont-werppeilen door een dergeuijke afslui-ting, bepaald met de reeds besproken aanpak voor de situatie zonder
storm-vloedkering, is hei grootst direct achter
de kening (ongeveer 1,5 m). Deze
neemt Iandinwaarts gaande af(omge-ving Dordrecht ca. 0,5 m; omge(omge-ving
Sliedrecht ca. 0,2 m) en is bij Werken-dam nagenoeg nihil.
Gedurende de laatste een tot twee
eeuwen stijgt de gemiddelde zeestandten opzichte van het voor Nederland
gehanteerde NAP met ongeveer 2 dm per eeuw. Deze stijging zal naar
ver-wachting niet alleen doorgaan, maar
zelfs in omvang toenemen, waarbij de
schatting voor de komende honderd jaar uiteen loopt van 0,3 m tot 0,7 m
E12].
De gevolgen voor de veiligheid van het
gebied zijn duidelijk; de rol van een
eventuele stormvloedkering daarin is afhankelijk van de zich voltrekkende morfologische aanpassingen. Bij een
volledige morfòlogische aanpassing zal
niet alleen de waterstand omhoog
ko-men doch ook vergrote
baggenin-spanningen daargelaten - in dezelfde
mate de bodem. Zeespiegelrijzing zet
zich dan ook in die situatie volledig
door in de ontwerppeilen.
Elke ingreep in het gebied leidi tot een kleinere of grotere morfologische
aan-passi ng, zodat de waterbeweging in hei geb led weer met de sedimentbeweging
in evenwicht komt. Onderscheid dient daarom gemaakt te worden tussen de
beschouwingen over de invloed van
een ingreep op de ontwerppeilen direct
na de ingreep en de invloed op langere termijn (na aanpassing van de
rivier-con figuratie).
Sprekend voorbeeld is de aanleg van
de Haringvlietsluizen en het vigercBde
gebruik daarvan. Het Haringvliet Hollandsch Diep-bekken is dàarmee
tot sedimentatiegebied geworden; de
ontwerppeilen zullen na moriologische 4 s, F5
,(
HSH..NOP.&9n.I fa t//
,1N I 2 -HO.O115/lInd7-, Iviinn lI LI/IK,nw.w. I vw.nwii I
I os.w.su. I I"-'-° I I I
' I
idjo f 00 ESbI 970 Nw 000 950 940 km SPO 0075 Nw.n5 Mn.w. JOh0.M KIfBnnMbn.-
W.l DeInqenleur - nr. 3 (maart 1988) 63 1020 Ó.(070 Nood 9 I un'» I l020 1020 loo? + - Nw. Wnnnlw.9aanpassing voor een aantal
riviertak-ken hoger zijn dan de huidige bereriviertak-ken-
bereken-de peilen.
De moeilijkheid tot nu toe ¡s het ont-breken van een betrouwbare
lange-ter-mijnvoorspelling van de morfologische
ontwikkeling in kwantitatieve zin: hoe snel vult het Haringvliet zich open hoe reageert de rest van het gebied daar op zijn de vragen die voorde veiigheids-beschouwing van het gebied essentieel zijn. Momenteel is er een eerste aanzet
van een
lange-termijnverwachtings-model [13], waarmee de morfologische
ontwikkeling na een ingreep en de
daarbij horende waterbeweging inge-schat kan worden.Tenslotte
Het moge duidelijk zijn dat met de
pre-sentatiè van de ontwerppeilen het on-derzoek, dat hieraan ten grondslag ge-legen heeft, niet als volledig afgerond beschouwd kan worden. De
aangege-ven facetten stormvloedkering,
zee-spiegelrijzing en de morfologische aan-passiñgen vergen het vergaren van
die-pergaand mzicht in de hydraulische en morfologische verschijnselen.
Tevens zal het onderzoek zich richten op hetverder uitbouwen van de proba-bilistische bnadering van het
ontwer-pen van dijken, met als uiteindelijk
doel het kunnen aangeven van een
vol-doend nauwkeurige inundatiekans
voor een dijkring.
Daarbij komt dat we in de geschiedenis
na een dijkverhoging steeds dachten
Afb. 5 0e ontwerppeilen in geval van de wericing van de stormvloedkenng.
.5 *4 t *2 N6èk van Holland o 1030 1020 137 100011 oâo 98òt Dard. Soui
Nwe Waterweg Ouda
i m2
20 oI
12t
16 tMb. 6 De Iange-termijn mortologische ontwikkeling van het Haringvliet-Hollandsch Diep, afgeschat op de
geconstateerde ontwikkeling ¡n de periode 1970-1980 met het model EMPREL.
dat het voor eeuwig goed was; dat
kwam ons wel eens duur te staan. Na de ramp van februari 1953 is besloten tot vooruitzien. Dat eist blijvend waar-nemen van ontwikkelingen ¡n dena-tuur en voorspellen van
ontwerpom-standigheden op basis van actuele
meetgegevens..,....
. .- U...Literatnur
[1] Wemelsfelder, P.J., Wetmatigheden in bet optreden van stormvloeden; in: De Ingenieur nr. 9, 1939.
Rapiofl Deltacommissie, Staatsclrukke-ni, 1961.
Leidraad voor bet ontwerpen van rivier-dijken, dccl 2 benedenrivierengebied (in voorbeÑiding); Technische Advies-commissie voor de Waterkeringen. Uking waterbewegingsdeel van het mo-del ZWENDL voor normale getijomstan-digheden, hoge afvoeren en stormen; Di-rectie waterhuishouding en waterbewe-ging, district zuidwest; notanr. 13.003.08,
maart 1984.
Made, i.W. van der, Designlevnis in the transition zone between the tidal reach and the river regime reach; IAHS Boe-karest, mci 1969.
Waterstandfrequenties in het noordelijk deltagebied op basis van waterstands-waarnemingen over de periode 1971 t/m
1982; Directie waterhuishouding en
Wa-terbeweging, distñct züidwest; notanr.
61.002.14, juni 1985.
Zeiten, LW. van, Het optreden van hoogwaterstanden in het noordelijk dei-tagebied; Dienst Binnenwateren/RIZA, notanr. 87.018, maart 1987.
Ubels, J.W., Verantwoording van het hoogwateronderzoek op de Bovenrijn, de Waal, het Pannerdeñsch kanaal, de Nedernjn, de Lek en de Ussel; Dienst BinnenwaterenlRlZA, notanr. 86.035,
1986.
Douce, A.W., De maatgevende hoogwa-terstanden in het noordeijk deitagebied; Dienst Binnenwateren/RIZA, september
1985.
Vrouwenfelder, A.C.W.M., Veiligheid rivierdijken overgangsgebied;
TNO-IBBC; nr. B-86-381/64.3.0989.
Urk, A. van, De invioed van een storm-vloedkering in de Nieuwe Waterweg op de hoogwaterstanden in bet noordeijk deltabekken interim nota (versie II); Dienst BinnenwatereníRlZA; notanr.
87.034, september 1987.
Zeespiegeirijzing; Dienst Getijde
wate-ren; mci 1986.
Kranenborg, B., Zetten, J.W. van, De modeliering van de iange-termijnontwik-keling in de morfologie van het beneden-rivierengebiëd; het model EMPREL; Dienst Binnenwateren/RIZA; nota in
voorbereiding. De Jngenieuz - nz 3 (maazt 1988) p'
/- q
f?,' /q
.,
...,.. ../I.!!!- J
/ ,.i,,/ /
.._..!,i /
P
.' V I I I I I I SVKW fr.q,,.ntk.N±.
---
/\
baataand. t000tand//
/
H.iHNAP+4.9m ,tsVKW(T13)1140°PPJ- -
---
bosteando toestand H.v.H. -gem. get/i 90 tÑO 90 &4Okm Noord- Nwe Merw. - Ban. Merw.f- Bov.pMare' - Wool Maass/ui, Goldscha/xoordI Io 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 km km vana f de Haringvliers/uizen [4J [91 [10J m .7 .6
S.oi/kenisseI PuttershoekI S/iedrecht Herwijninl
Ieorincheml 1970 1980 1990 -. - .2010 -. .. 2020