• Nie Znaleziono Wyników

Gedenkboek ter gelegenheid van het tiende lustrum van de R.K. studenten vereniging "Sanctus Virgilius"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gedenkboek ter gelegenheid van het tiende lustrum van de R.K. studenten vereniging "Sanctus Virgilius""

Copied!
476
0
0

Pełen tekst

(1)

~-··~r~ _

GEDENKBOEK

TER GELEGENHEID VAN HET TIENDE LUSTRUM

VAN DE R

.K.

STUDENTEN VERENIGING

(2)

'. -..t_

-••

•~~ •••••• • • • a•••• • • • •

(3)

---,.t-~

(4)
(5)

Als wij overwegen, hoe groot de geestelijke gevaren zijn, waaraan studenten aan een neutrale Technische Hoge-school worden blootgesteld, en hoeveel overvloedige hulp ons, leden van de R.K.S.V. "Sanctus Virgilius", is toege-stroomd, dan danken wij de goede en grote God van gan-ser harte, dat Hij zich gewaardigd heeft vijftig jaren lang Zijn weldaden door "Sanctus Virgilius" aan ons, Katho-lieke Studenten, uit te delen, en dat h~; ons door onze Vereniging bijna dagelijks leert, hoezeer de geest boven de stof staat en de ziel boven het lichaam,'en hoe hoog Hij zelf boven al het geschapene verheven is.

Op de dag, waarop de Vereniging "Sanctus Virgilius" haar kring van tien lustra gesloten heeft, buigen wij, haar leden, ons neer voor de voeten van U, onze hoog-ste Herder, ons Uw beminde zonen wetend, om U, Hei-lige V ader, nederig dit Gedenkboek aan te bieden, als bewijs van onze kinderlijke aanhankelijkheid, van een dankbaar !tart en van blijvende trouw jegens Uwe Heilig-heid.

Wil ons, Allerheiligste Vader, Uw apostolische zegen schenken, opdat het goede zaad, dat in onze harten ge-stort is, er moge leven, zich moge verspreiden en er groeien, en "Crescendo GramenSementat",

(6)

I:: --_ '.

-INHOUD

OPDRACHT 5 INHOUD.. 7 TEN GELEIDE 9 VOORWOORD 11 LUSTRUM 13 Lustrum-Bestuur 14 Commissie tot Redactie van het Gedenkboek 14

Lustrum-Commissie en Sub-Courmissiën 15 Lustrum-Rede .. 16 OPRICHTERS 31 KRONIEK 33 HISTORISCHE MONOGRAPHIEEN 85 Jaargang 1919 .. 86

Het begin van de oorlog 93

Virgiel tijdens en na de oorlog 98

Virgiel in de Delftse Studenten Gemeenschap 103

ATTRIBUTEN VAN VIRGIEL .. 117

~~~ 1~

Vaandellied

122

Eigen Gebouw .. 124

HEILIGEN VAN VIRGIEL . . 125

Het Leven van Sanctus Virgilius 127

Sinte Barbara .. 141

BESCHOUWINGEN OVER HET HUIDIGE VIRGIEL 145

De Katholieke student en zijn taak 147

Disputen

154

Jaarclubs .. 157

St. Virgilius-Stichting

(7)
(8)

Ten geleide

&J

etallen spreken:

2 Maart 1898 richtten 12 Katholieke studenten "Sanctus

Virgi-lius" op.

2 Maart 1948 is de Vereniging gegroeid tot 800 leden.

Vóór 50 jaar waren de12, zoekende naar verdieping van het eigen

leven en verbreding van de intellectuele horizon, tot het besluit ge-komen, dat men dit slechts met een eigen organisatie kon beuierk-stelligen. Thans rijst de toekomst op in een hersteld Barbaraklooster, waar het hele leven van de Katholieke student zich ontplooien èn verdiepen kan. Van de gezelligheid tot ,d e wijsbegeerte wordt het leven doordrongen met de geest van het eigen geloof, zonder noch-tans in een hinderlijk isolement te willen vervallen.

Om wat bereikt is en om wat nog bereikt zal worden, schrijf ik. op dit Gouden Feest gaarne mijn hartelijkste gelukwensen neer.

Het ga "Sanctus Virgilius" blijvend goed! Crescendo!

De Minister van Onderwijs, Kunsten en

rr

/

etenschappen,

(9)
(10)

VOORWOORD

A

AN HET EIND VAN VIJFTIG VIRGIELJAREN IS HET

~

goed terug te zien op de geschiedenis van de Vereniging, om aan de evolutie, het rijker worden van de doelstellingen en de verschillende richtingen, die leefden en stierven in Virgiel, de hui. dige verenigingsidealen te toetsen.

Minder waarde hebben in dit verband tradities en mores uit vroeger tijden: in een vereniging, die zich zo sterk ontwikkelt, zijn de vormen aangepast aan een bepaalde phase, De vermelding ervan moge gezien worden als de illustratie van de geest van een tijd.

Nu de mogelijkheden, welke de Vereniging biedt, en daarmee de vormen van ons studentenleven in korte tijd zo uitgebreid zijn, is de behoefte ontstaan aan een overzichtelijke documentatie van het geheel.

Hetgeen gegoten is in een voor Virgiel nieuwe, bij uitstek geschikte vorm, een Annuarium, dat nu met het Gedenkboek, waar het een actueel vervolg op is, samen wordt uitgegeven.

We zijn dank verschuldigd aan hen, die ons bij de samenstelling van dit werk hielpen, in het bijzonder het tekengilde "St. Jeroen" en Anton Deering, gedelegeerde van de Delftse Uitgevers Maatschappij. DE REDACTIE.

(11)
(12)
(13)

LUSTRUM·BESTUUR A.

J. J.

van Ginnckcn, A. E. M.Calon, W.

J.

C. Grihnau,

J.

C. C. Vermeer, M.

J.

Fontein, GEDENKBOEKREDACTIE

J. J.

Merz, C. F. Madlener, H. P.

J.

Srneets, G.G.L.M. Cremers, E.M. H.QuanjeI, Voorzitter Secretaris Penningmeester Vice-voorzitter Commissaris. Voorzitter Secretaris Penningmeester Commissaris A Commissaris B.

(14)
(15)
(16)

-LUSTRUMCOMMISSIE G. F.M. Rieter, F.W.L. Stevens, Th. J. v,Gendt, J. A. Zeegers, H.J. L. M. Crijns, SUB-COMMISSIEN Secretariaat: B.H. F. L.Salemans J. W.M.Steeman Fi:wnciën: A.J.A.IJsselmuidcll J.A.Romson Congres: G. M. J. v.Ruitenbeek C.M.v.Baal H.J.J. Notenboom M.J. Brabers Versiering: H.J.v,Balen J.J.Margry J.H.Gribling A.G. M. Croonen Huisvesting : Mej. G.

J. J.

Tonino C.J.M. v.d. Laan J. G.A. J. Lafebcr Voorzitter Secretaris Penningmeester Vice-voorzitter Beheerder. F. W. L. Stevens Th. J.v,Gendt

J

.

A. Zeegers Th.J.v.Gendt

J.

A. Zeegers

(17)

LUSTRUMREDE

Uitgesproken door de Voorzitter van de R.K.S.V. "Sanctus Virgilius", de heer A.

J. J.

van Ginneken, tergelegenheid van het vierde lustrum.

JH[

E T IS MET DE TROTS, DIE LEDEN EN OUD-LEDEN van de R.K. Studentenvereniging "Sanctus Virgilius thans vervult, dat ik het woord tot U richt.Deze trots wordt gerechtvaardigd door al datgene, wat sinds het jaar 1898 onze verenigingvoor de Ka -tholieke student aan de Polytechnische school en de Technische Ho-gescllOol heeft betekend. Zij vloeit voort uit de plaats, welke Virgiel 'in de harten van al diegenen, die eens onder haar leden gerekend werden, tijdens hun studententijd is gaan innemen. Onze vreugde is voor alles een dankzegging aan God, want Hij is het,Die U allen hier steeds heeft gesteund in Uw streven om dat wat U sameubracht en samenhield, de Christelijke liefde, in al Uw werken geheel te door-leven. Hij hielp ons om in de gemeenschap van de stud entenvereni-ging met al haar uitingen steeds dat ene voor ogen te houden, dat in ons leven de bezielende kracht vormt, immers: "als God het huis niet bouwt, werken de houwlieden tevergeefs".

(18)

Vijftig jaar lang hebben studentengeslachten met Gods genade ieder naar vermogen gewerkt en geofferd om op te bouwen, wat wij thans als een sterke burcht bezitten.

Om een vue te geven op vijftig jaar katholiek studentenleven rich-ten wij onze aandacht op drie verschillende perioden. De periode, waarin uitsluitend werd getracht naar geestelijke verdieping. Zij be-gint in 1898 en eindigt bij het verkrijgen van een eigen gebouw in 1922. De tweede periode, waarin naast geestelijke verdieping het ge-meenschapsleven een juiste plaats in het verenigingsleven ging

in-nemen. Deze werd plotseling afgebroken in het jaar 1943. De derde periode, waarin ons ledenaantal de 750 overschreed en waardoor in de eerste jaren na de oorlog een algehele reconstructie van het ver-enigingsleven noodzakelijk werd. Dit tijdperk is daarom nog slechts in het beginstadium. Wij kunnen het zien in het licht van onze toe-komstige taak in deze wereld. Deze hoop ik in het tweede deel van mijn rede nader te omschrijven.

De feiten welke ons bekend zijn vormen als zovele punten de lijn, waardoor het ons gemakkelijk wordt onze gedachtengang in een be-paalde richting te voeren. Belangrijker dan de gebeurtenissen zelf zijn de oorzaken, die ertoe geleid hebben. Deze vormen de bezieling van alle verenigingsuitingen en zijn daarom voor ons van zo groot belang, omdat zij de leidraad zijn bij ons streven om nu voor de toe-komst in de vereniging die harmonische synthese te bereiken, waar-naar vijftig jaar lang door zoveel geestdriftige studenten is gestreefd.

Op 2 Maart 1898 werd in Delft de R.K. Studentenvereniging ge-boren: een wicht met twaalf leden. Deze begrepen, dat alleen een grondige vorming op godsdienstig, cultureel en sociaal gebied een katholiek student geschikt maakt voor een belangrijk deel van zijn toekomstige taak: op eigen verantwoordelijkheid aan de problemen van ons aardse bestaan een effectieve, katholieke oplossing te geven en daarvoor was hun geen offer te zwaar.

(19)

deskun-digen gesproken werd over godsdienstige, culturele en sociale onder-werpen.

Het katholiek sociaal weekblad, op instignatie van prof. mr P.

J.

M. Aalberse, in 1922 gesticht, kan men zien als eerste uiting van sociale interesse bij de leden, waardoor enkelen weldra een eigen groepering vormden voor de bestudering van een bepaald onderwerp. De katholieke sociale actie was daarvan na enige jaren de eerste vrucht, terwijl in 1905 de studentenconferentie van St. Vincentius ontstond om katholiek sociale actie te beoefenen metterdaad door hulp te bieden aan de sociaal minder bedeelde.

Voor het gemeenschapsleven waren de leden practisch aange-wezen op de Sociëteit Phoenix van het Delfts Studenten Corps.

Intussen groeide het ledenaantal en langzamerhand begon de vereniging meer studenten onder haar leden te tellen, welke geen lid waren van het D.S.C. De toegang tot "Sanctus Virgilius" was immers veel eenvoudiger dan die tot het D.S.C. en dit was, vooral voor vele spoorstudenten een aanleiding om zich tot het lidmaatschap van de katholieke studentenvereniging te beperken. Dit had tot gevolg, dat, wij spreken nu over de jaren omstreeks 1906, zich in de vereniging langzamerhand een drang naar gemeenschapsleven binnen de eigen kring deed gevoelen. Na de vergaderingen, welke ongeveer één maal per maand in het gebouw van de Leesvereniging op de Voldersgracht, het tegenwoordige Musica, werden gehouden, bleven de leden nog enige tijd in het gebouw om aldaar problemen van geheel andere aard als de zojuist behandelde te bespreken. De aanwezigheid van een kegelbaan in dit gebouw leidde reeds spoedig tot het ontstaan van een kegelclub, gevormd door een groep leden, welke men de club "West Brabant" noemde.Deze cluh was het, die een zekere vorm van eigen gezelligheidsleven in de vereniging introduceerde. Ook de feesten, waaronder het tweede lustrum van de vereniging van groot belang is, vormden een bron van gezelligheid, terwijl reeds vóór de feesten het contact met de burgerij tot uiting kwam in een dansclub, waarvan het vrouwelijk deel bijna geheel uit de Delftse burgerij was gerecruteerd. Een en ander maakte het mogelijk om op het tweede

(20)

lustrum een eigen bal op het programma te plaatsen, ter gelegenheid waarvan, dit terzijde, de dames de vereniging het vaandel aanboden, dat thans nog de geestkracht van de vereniging verzinnebeeldt.

Met de groei van het verlangen naar gezelligheid kwam de reactie van hen, die tengevolge van deze drang de ontwikkeling op katho-liek gebied en de beleving van het geloof ook in verenigingsverband zagen verminderen. Zij brachten een motie in de vergadering, welke veel overeenkomst vertoont met de katholiciteitsmotie, die in de vergadering van 16 October 194.7werd aangenomen. Wij moeten deze motie zien als het eerste treffen tussen twee groeperingen in de ver-eniging, welke verschilden van mening over de wijze waarop een katholiek student zijn "student-zijn" behoort te beleven: een meningsverschil, dat steeds in de vereniging is blijven bestaan en zelfs soms vrij heftige botsingen veroorzaakte. "Onder ons zijn er", zo sprak tijdens het vijfde lustrum in 1922 de toenmalige voorzitter in zijn feestrede, "voor wie studentenvreugde tot de belangrijke dingen behoort; én onder ons zijn er, die daarvoor weinig aanleg hebben, ja dit zelfs enigszins verafschuwen, omdat zij de uiterlijke tekenen steeds willen zien als de afspiegeling van de innerlijke be-levenis, die het katholiek geloof moet zijn".

Tegenover het toneelspel "De fijne kam", dat omstreeks 1910 het licht zag en door de z.g, rigoristen werden opgevoerd, werd dan ook al snel een ander stuk "De giftfontein" geschreven, waarin duidelijk naar voren kwam, dat het studentikoze in het studentenleven de uiterlijke schittering kan zijn van diepbeleefd geloof.

De oprichting en erkenning van het Muziek- en Toneelgezelschap "Banzaaï" in 1917 kunnen we dan ook zien als een gevolg van ge-noemde gebeurtenissen en in het licht van het streven naar inten-siever onderling contact.

Na het eerste lustrum zien wij de vereniging groeien in waarde. De motie had tot gevolg, dat een cursus in apologie werd georgani-seerd, de K.S.A. bloeide, lezingen over filosofische, theologische en sociale onderwerpen namen in aantal toe .De waarheid werd erkend

(21)

van de woorden, die Dante in zijn Inferno zijn begeleider Vergilius laat zeggen:

"De wijsbegeerte", sprak hij, "kan U tonen, Op meer dan ene plaats, hoe al wat leeft,

Roe heel natuur, waar orde en schoonheid wonen Uit Gods verstand en kunst haar oorsprong heeft; En laat ge U plrysica U onderwijzen,

Gij vindt alras, dat ze U deez.' lering geeft: Des mensen kunst als zij ten top mag rijzen Volgt trouw Natuur, wijl zij Raar leerlinge is;

Zo moogt ge Uw werk des Scheppers kleinkind prijzen". De gezelligheid bleef slechts attractie en behoorde niet tot de doelstellingen van de vereniging; vermeldenswaard zijn de praat. avonden, die georganisecrd werden met het speciaal doelom vaardig-heid in optreden bij de lcden te bevorderen.

De grondslagen voor de eerste periode van de verenigingsge-schicdenis waren gelegd: tot 1918 kan men spreken van een uit-breiding van het verenigingsleven in verschillende groeperingen. De geschetste invloeden deden zich in "Sanctus Virgilius" gelden.

Ik besluit deze eerste periode met een woord van Vergilius: "Tantae molis erat, Romanam condere gentem" dat ik in de geest van Vader Vondel vertaal:

"Met dus veel arbeits stont het Rooms studentenvolck te planten".

De tweede periode neemt zijn aanvang in het jaar 1918. Ret ver-enigingsleven met zijn gevarieerde groeperingen miste nog het bindende element van een eigen huis. Ret is hierom, dat reeds

(22)

spoe-dig na de eerste wereldoorlog in de vergaderingen de wens naar voren kwam om over een eigen gebouw te kunnen beschikken. Men kan zieh voorstellen dat dit onderwerp veel stof tot uitgebreide dis-cussies gaf en in de vereniging zijn dan ook al spoedig twee kampen te onderscheiden ten opzichte van de gedachte over een eigen sociëteitsleven: een geschilpunt, dat steeds, maar vooral onmiddel-lijk na de laatste wereldoorlog, de gemoederen heeft bezig gehou-den. Het is daarom goed thans een ogenblik de aandacht hieraan te wijden.

Is een eigen sociëteitsleven voor de katholieke student een nood-zakelijk vereiste om zich te kunnen ontwikkelen tot dat, wat hij zich als levensideaal voor ogen stelt? Wij zullen om dit probleem te benaderen allereerst moeten zien, welke rol het gezelligheidsleven speelt in een studentenvereniging en speciaal in een katholieke studentenvereniging.

Voor ieder katholiek mens is het geloof geen louter natuurlijke overtuiging, maar een genade en een voorrecht van God, die hem de plicht opleggen deze met zorg te behoeden. Uitgaande van deze stelling kunnen wij vele bijkomstige overwegingen van practische aard buiten beschouwing laten en onmiddellijk de vraag stellen of het leven in een niet positief gelovige omgeving, de omgang met vele andersdenkenden, die niet in Christus geloven, de gehele denk-richting der moderne wetenschap, die hoogstens welwillend neu-traal tegenover het geloof staat, op de aankomende student niet een zodanige invloed uitoefent, dat hij in zijn hierboven genoemde plicht tekort zou schieten, indien hij zijn studentenleven zo zou in-richten, dat hij dagelijks in intensieve aanraking zou komen met bovenvermelde invloeden, terwijl een katholieke studentengemeen-schap mogelijk is, die hem alles kan geven, wat hij als katholiek intellectueel zich zal moeten hebben verworven. Het is mijn mening dat de algemene geest van totale geestelijke vrijheid, die geen be-perkingen duldt in gesprekken en lectuur, reëele gevaren met zich meebrengt. Dit wordt bevestigd door de woorden, die onze hoogver-eerde kardinaal onlangs ter gelegenheid van de katholieke studenten

(23)

-dagen gesproken heeft. Onze plicht en taak om mede te werken aan de opbouwen groei van het Lichaam van Christus maakt een samen-zijn in een katholieke levensgemeenschap voor de meeste studenten noodzakelijk.

Ware het niet, dat genoemd probleem, na de tweede wereldoorlog weer uitvoerig ter sprake kwam bij de reorganisatie van de Delftse studentenwereld, dan zouden wij wellicht deze apologie achterwege hebben kunnen laten, doch thans is het goed om zuiver te zeggen hoe de verhoudingen liggen. Nog immer is het Bestuur ervan over-tuigd, dat om vele redenen het lidmaatschap van het D.S.C. voor een aantal Virgilianen zeer gewenst is; men hegrijpe echter, dat om bovengenoemde redenen niet kan worden gestreefd naar een lid worden van alle Virgilianen van het Delfts Studenten Corps.

In Maart 1922 hezat de R.K. Studentenvereniging "Sanctus Vir-gilius" haar eigen gebouw. Een geheel nieuw stadium was in het verenigingsleven ingetreden, want er waren mogelijkheden gescha-pen, die aan zijn uitingen een geheel ander karakter konden geven. De geestdrift van enkele leden had tot gevolg gehad, dat alle moei-lijkheden van principiële, maar niet minder van materiële aard waren overwonnen. Veel inspanning is nodig om een goed te ver-werven, maar het eist wijsheid en verstandig beleid om dat goed te behouden en juist te beheren. Het moet ons dan ook niet verwon-deren, dat nog niet onmiddellijk en zelfs nog niet na enkele jaren de wegen waren gevonden, die moesten leiden tot het juist aanwen-den van de mogelijkheaanwen-den, die thans open stonaanwen-den. Het sociëteits-leven, aanvankelijk zonder de tradities en mores, die in een studen-tenvereniging zo waardevol zijn, kon nog niet onmiddellijk van het gehalte zijn, dat men zich wenste: er moest gestreefd worden, en wellicht gebiedt de eerlijkheid ons te zeggen: er moet nog steeds gestreefd worden, naar de vormgeving van elke verenigingsuiting, die de levens-gedachte van een katholiek student ten volle dekt. Maar wat belangrijker was: er bestond nu een object, waarvoor ieder lid persoonlijk mede verantwoordelijk was. Bovendien hehoeft men slechts gewag te maken van de oprichting van vele

(24)

sport-onderver-emgmgen, horrelgenootschappen en andere groeperingen om te he

-wijzen, dat de leden in staat waren het eigen gehouw dié rol in het verenigingsleven te doen spelen, die het toekomt.

De horrelgenootschappen "Methusalem" en "Pro Ju ven tu te" ont

-stonden. De sportonderverenigingen "Trafo" en "Repelsteeltje" he

-wezen hun levensvatbaarheid, terwijl naast dit alles de vitaliteit van de vereniging duidelijk sprak uit de totstandkoming van groe

-pen als "de Lift", "Heemvaart" en vele andere. Zij hadden over het verenigingsleven ieder een eigen opvatting en wisten deze ook in hun houding consequent tot uitdrukking te hrengen. Het zij mij toegestaan met deze heknopte beschrijving van de tweede periode te volstaan. Niet, omdat niet een grote verscheidenheid van gebeur-tenissen onze aandacht zou kunnen vragen, maar omdat de jaren tot 1943 een verenigingsleven omvatten, dat men, natuurlijk met zijn vele ups and downs kan opvatten als de doorwerking, de groei, de ten-uitvoerlegging van de gedachten, die tot het reeds genoemde de aanleiding waren.Kortom, als het langzamerhand zich aanpassen van de vereniging aan de veranderde doelstellingen; veranderd, omdat nu ook de intensivering van het gemeenschapsleven met zijn

gevolgen voor de ontplooiïng der persoonlijkheid een in t egr er en d onderdeel van het programma ging uitmaken.

De na-oorlogse periode is nog geen afgesloten geheel. Wij kunnen zijn geschiedenis niet los zien van de situatie van onze Westerse cultuur, die zich sinds 1945 zo duidelijk is gaan aftekenen. Het is daarom dat ik niet zal spreken over al datgene, wat met de zo nood

-zakelijk gehleken reconstructie in onze vereniging samenging. Niet over de enorme uitbreiding van de verenigings-activiteiten op veler-lei terrein, niet over de geheel veranderde situatie in de Delftse studentengemeenschap: het enorme gewicht van onze taak in de huidige samenleving rechtvaardigt mij slechts te spreken over de invloed welke de jongste wereldoorlog op de R.K.S.V. "Sanctus VirgiliuS" gehad heeft. De hezielingen welke ons allen vroeger ge

(25)

-leid hebben zal ik trachten aan te grijpen om op te bouwen, wat nu in deze tijd de leidraad moet zijn bij ons streven om in de vereni-ging het ideaal van ons katholiek studentzijn te belichamen. Dit streven zal zich in deze tijd meer dan ooit moeten concentreren op de grote problemen, waar de situatie van de Westerse cultuur ons voor plaatst. 1)

De tragische curve van onze beschaving: katholicisme, protestan-tisme, natuurlijk theïsme, atheïsme, materialisme heeft haar laagste stand reeds bereikt, immers van een practisch materialisme zien wij de massa reeds overgaan tot een bewust en strijdend materialisme. Al mogen wij van mening verschillen over de uitspraak van New-man, dat er in onze aardse conditie voor een wijsgerige consequente geest geen middenweg bestaat tussen katholicisme en atheïsme, toch kunnen wij ons niet ontveinzen, dat op het strijdperk van deze we-reld steeds scherper het katholicisme ter ene en het consequente atheïsme ter andere zijde als twee machtige ideologieën tegenover elkaar komen te staan. De levende ideeën, aldus Newman, immers zijn niet het zuiverst bij de bron, maar slechts langzamerhand, door veel botsing en beroering openbaren zij hun zuiver consequente ge-stalte. Het is niet moeilijk om heden ten dage deze wet aan de prak. tijk te toetsen, immers in het Rijk van Christus, waarin de mens groter gemaakt wordt dan zijn natuur om tot het Kindschap Gods te worden geroepen, staan wij mct onze levcnsopvatting in schril contrast tegenover die geestesstroming, waarin de mens kleiner wordt gemaakt dan zijn natuur om in de slavernij van een totaal vertechniseerde wereld te passen.

Karakteriseren wij op deze wijze de transformatie-crisie, welke de wereld thans doormaakt, dan kan de conclusie voor ons allen, ka-tholieke studenten, niet uitblijven, dat wij heden ten dage ons Chris-tendom moeten beleven in een geest van christelijk humanisme, dat slechts ten volle zijn kracht kan ontplooien in een persoonlijkheid, welke door een diepgaande kennis van de eeuwige beginselen de 1) Voor dit tweede deel van mijn rede heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het artikel van pater J. H. Walgrave O.P. in "Kultuurleven" van Jan. '47.

(26)

geestdrift bezit om naar de toepassing ervan op de dingen van deze tijd te zoeken. Wanneer hier dan een taak, ja dé taak, ligt voor een katholiek student en ik mag wel zeggen in deze technische wereld speciaal voor een technisch student, dan is het ogenblik gekomen, waarop wij ons moeten afvragen of wij tegen deze taak zijn opgewas-sen, want, waar het uiteindelijk doel van onze studentenvereniging de vorming van een katholieke intellectuele élite op technisch ge-bied omvat, kan niets voor ons van groter belang zijn, dan dat, wat ons allen krachtens onze gerichtheid op één doel, in deze tijd op de eerste plaats moet bezig houden.

Het katholicisme staat als Rijk Gods essentieel gericht op het andere leven en het consequente atheïsme uitsluitend op het aardse, maar nimmer mag men over het hoofd zien, dat het steeds de oppo-nent zal zijn van het materialisme in zoverre het zijn taak in de aardse werkelijkheid te vervullen heeft door het inrichten namelijk van deze wereld volgens de wil van God, uitgedrukt in de natuur der dingen en in het Evangelie. Daarom rust mede en vooral op ons de zending om onder leiding van de Kerk mede te werken aan de verwezenlijking der juiste, aardse idealen en wanneer dan pater

J.

H. Walgrave O.P. in zijn artikel in "Kultuurleven" van Jan. '47 de vraag stelt, of wij katholieken aan de onontwijkbare tijdsproble-men oplossingen kunnen schenken, die ter ene zijde voldoende klaar verantwoord zijn en ter andere zijde concreet in de werkelijkheid zijn doorgevoerd, dan gebiedt de eerlijkheid ons in vele gevallen te antwoorden, dat de feiten ons toelaten daaraan te twijfelen, en wan-neer de mensheid smacht naar een regime, dat gegrond is op de idee der onaantastbare waardigheid van de vrije en redelijke mens, dan moeten wij, in de overtuiging van de geschiktheid van onze beginselen om de problemen der moderne wereld op te lossen, vaak bekennen, dat wij ze niet meer zien in levendige samenhang met die diepe visie, waarin ze eens aan het licht kwamen. Is de eritiek op deze beginselen ook in onze studentenwereld wel groot genoeg om ze van aan een bepaalde toestand aangepaste formuleringen te maken tot de grondslagen van "die oorspronkelijke totaalgedachte,

(27)

waarop onze levensbeschouwing uiteindelijk is gegrondvest? Wij mogen met recht betwijfelen, of wij met de morele en technische op-lossingen van onze tijdsproblemen wel up to date zijn en aann

e-mende dat dit niet het geval is in dit feit de oorzaak zien van de algemene geestelijke malaise bij diegenen, die als katholieken in deze wereld willen leven. Zij voelen zich niet opgewassen tegen de

tijd en missen de strijdvaardigheid en fierheid, welke juist voor jonge mensen een onmisbare eigenschap is en waaruit voortvloeit een zekere geestelijke moeheid, afzijdigheid ten opzichte van actuele problemen en in het algemeen een angstaanjagend gebrek aan be-langstelling voor de vraagstukken van deze tijd, waaraan wij ons nu

minder dan ooit mogen onttrekken.

-Is het in deze omstandigheden noodzakelijk het nut van een con-fessionele studentenvereniging nog te verklaren? De pijnlijke situa-tie doet zich voor, dat juist in een tijd, waarin zulk een grote b

e-hoefte bestaat aan een katholieke intellectuele élitegroep, omdat, zo-als Z.H.de Paus op 7 April '47 zeide tot de 2.000 Franse studenten, welke Hij in audiëntie ontying, de geest van het kwaad zijn ver-woestend werk met verdubbelde kracht voortzet en onnoemelijk veel slachtoffers maakt onder diegenen, die verblind door schone woordenspiegelingen, zich laten verleiden tot diensthaarheid aan het kwaad, men een maatschappelijk nihilisme voelt heersen, dat de interesse voor deze prohlemen niet gaande houdt.

De taak van onze studentenvereniging ligt hiermede vast, en men

kan haar tweeledig zien: allereerst de religieuze verdieping, welke

sle ch t s het deel kan zijn van hem, die door een innig gebedslevell,

dié omgang met God onderhoudt, die hem zal brengen tot juistheid en trefzekerheid van zijn denken maar, waar men de ontwikkeiing

van deze wereld niet los kan zien van de rol, die onze hersenen,

krachtens hun wezen, daarin moeten spelen, ligt onze taak tevens in het vormen van onze geest tot uitwerking der prohlemen, want om vruchtbaar te worden moet onze intuïtie uitgewerkt, beproefd en aangepast worden en daarvoor zijn uitmuntende en gevormde geesten een eerste vereiste. De mensheid snakt naar een geestelijke

(28)

élite, die aan de wereld nieuwe verworvenheden kan geven in ons geval speciaal door een levend houvast aan de beginselen gepaard aan een technische scholing, maar nu op denktechnisch gebied, om de weldaden der bronnen door het beste kanaliseringssysteem over de wijde en dorre vlakte te verspreiden. Naast de Technische Hoge-school, welke uitsluitend een vakwetenschappelijke opleiding beoogt, is derhalve de opdracht, welke wij als katholieke studentenvereni -ging bezitten, wel zeer zwaar en omvangrijk. Wij staan voor het grote probleem, dat tijdens het wetenschappelijk congres onze aan -dacht vroeg: het probleem van de oplossing van een technisch vraag -stuk, die van het standpunt der techniek uit efficient kan zijn, doch noodlottig voor het echte welzijn van het mensdom.

Toen dan ook op 4 December 1946 de "Virgilius-Stichting" ont-stond, werd het duidelijk, dat alom de overtuiging groeide, dat hier in deze tijd niet slechts een taak lag voor de studenten, maar voor de gehele katholieke technische wereld in het algemeen. Alleen een sterk gevoel van saamhorigheid tussen alle studenten en afgestu -deerden kan dié eenheid vormen, die het bolwerk zal zijn, dat tegen het aanbeuken van de goddeloze ideologieën bestand is, en wat meer is de krachtige bron, van waaruit de waarheid en de liefde zullen voortkomen, die alleen in staat zijn de samenleving weer te vestigen op de grondslagen van het Evangelie.

Het behoeft dan ook geen verklaring meer, dat de vereniging, be-seffend dat hij niet meer over de mogelijkheden beschikt om al zijn leden op gelijke wijze deel te doen hebben aan zijn karaktervor-mende en geestelijk verdiepende invloed, het laatste jaar bereid was om met inzet van al zijn krachten de strijd vol te houden, welke tenslone leidde tot de toewijzing van een nieuw gebouw, het voor-malige Barbara-klooster, dat enerzijds alle mogelijkheden biedt om het verenigingsleven ten volle tot ontplooiïng te laten komen en an-derzijds een centrum tot geestelijke verdieping zal vormen voor de grote gemeenschap van katholieke technici, van wier kundigheid en bereidheid om een ideaal hoog te houden het voor een groot deel zal afhangen of een oplossing voor het enorme vraagstuk van de

(29)

wereld zal worden gevonden. Nu meer dan ooit wordtvan ons ver-wacht, dat wij de rijkdom van het geloof niet slechts voor ons zelf behouden, maar hem uitdragen naar die harten, waarin geen liefde meer heerst en de kilte ons doet huiveren.

Ondanks alle gebreken, welke ook ons aankleven, bezitten wij nog steeds de vitaliteit, die ons in staat zal stellen de volledige verwer-ving van onze idealen te bereiken. Niet naar het verleden moeten wij zien, maar naar de toekomst, die bereid is ons alle goed te schen-ken, dat wij verlangen, als wij maar de moed bezitten om met in-spanning van alle krachten ons doel na te streven. En wanneer wij dan ook thans bijeen zijn in de vreugde van een feestviering, dan zal onze blijheid des te groter zijn, naarmate wij meer doordrongen zijn van de taak, die ons wacht, en een juist inzicht hebben in de goede en slechte kwaliteiten van het verleden; immers tussen twee wolken kan een zonnestraal een ongewone pracht en schittering op de aarde werpen, die ons hart omhoog tilt boven de beslommering van onze dagelijkse bezigheden, om ons te brengen daar waar slechts blijheid en onbezorgd geluk ons deel zullen zijn.

De wortel was hecht, moge ook de kroon schoon zijn.

Ik besluit deze rede met de woorden van Albrecht Rodenbach:

"J

a, knapen: het hoofd omhoog, De oude vaan omhoog,

De ziele hoog.

Het verleden leeft in óns, Het heden hoopt op óns, De toekomst straalt voor óns, God zij met ons."

(30)
(31)
(32)

OPRICHTERS VAN DE "ROOMS KATHOLIEKE

STUDENTEN VERENIGING TE DELFT"

Ir A. F. S. Beukers Ir F.M. Beukers

J.

A.

J.

van Haarell

t

H. P.

J. J

orritsma

t

Ir

J

.

A.

J.

l\f. P.Kerssemaekers Ir

J

.

Q. H. Laumans

t

Ir

J

.

K. Mercx IrB.

J

.

W.Reuser

i-Ir R. C.H. Schüngel

t

H. G. Teuwisse

t

Ir E. L. A. van Voorst tot Voorst

t

P.

J.

G. Vorst

t

(33)
(34)
(35)

Virgiel is als een huis.

...

waaraan v

oortdurend

is

gebouwd

(36)

1898-1914

Het leggen van de fundamenten en het optrekken van de muren.

'9

'

4 -'92 '

Wij maken de spanten van het dak.

'9

2 '

Het Huis is onder dak.

1922-1928

Wij richten het in.

'928-'94'

De kamers van het Huis.

194 1-J945

Het Huis staat leeg.

'Van

'945

Het Huis, dat Virgiel is, werd groter en wij weten er de weg niet meer in. Maar wij zullen weer in ons huis

(37)

HET LEGGEN

VAN DE FUNDAMENTEN

DE OMGEVING.

A

AN HET EIND VAN DE VORIGE EEUW WAREN DE

TOE-- \ standen van onderwijs en studentenleven in Delft de omg e-ving waarin Virgiel ontstaan zou, wel zeer verschillend van de teg en-woordige.

In de eerste helft van de eeuw was de Delftse Academie een opleidingsinstituut voor Indische ambtenaren, uitgebreid met de genieafdeling van de militaire academie in Breda. In 1864 kwamen Polytechnische School en Indologisch Instituut onafhankelijk naast elkaar te staan.

De P. S.had vier leerjaren.Alleen in het derde werd niet geëxami-neerd, zodat derdejaars het meeste tijd hadden om in de studenten-wereld verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Rondom de eeuwwisseling werd in universitaire kringen, vooral niet.katholieke, Delft nog niet beschouwd als volwaardig

(38)

acade-misch, De katholieken van die dagen, die door hun sterke eman-cipatiegeest een zo groot mogelijke eenheid zochten, maakten zich hier weinig problemen over.

De veertig katholieke Delftse studenten - voor een groot deel spoorstudenten-nihilisten - zochten veelal hun vermaak in clubjes op hun kasten in Rijswijk en elders waar er van de godsdienstige ontwikkeling weinig meer terecht kwam.

De meesten waren verplicht, hun studie in de vier reglementaire jaren te voltooien, zodat er voor ontwikkeling op ander gebied ook al weinig tijd over bleef.

DE OPRICHTING.

Het eerste idee, iets waar alles mee moet beginnen, werd geboren in een gesprek tussen de spoorstudent Reusel' en de Haagse kapelaan Zoetmulder, die de noodzaak zagen om katholieke studenten bijeen te brengen in een debatingclub, "waar katholiek-wetenschappelijke onderwerpen worden besproken, men elkander rekenschap leert ge-ven van door andersdenkenden en ongelovigen geopperde tegen-werpingen en men zich oefenen kan deze te weerleggen, waar men zich dus krachtiger maakt in de strijd tegen dwaling en ongeloof en men leert inzien, dat men niet tevreden behoeft te zijn met een kinderlijk geloof (zalig zijn de eenvoudigen van geest), maar wel degelijk op redelijke grondslag zijn overtuiging leert vestigen."

Twaalf mensen, waaronder deze Reusel', richtten op 2 Maart 1898 de "R.K.S.V. te Delft" op.

Naast deze expliciete motivering zijn er ook "eisen des tijds" aan te wijzen, die als redenen van de oprichting gezien moeten worden.

Het voorbeeld van andere steden, dat Delft tot navolging aan-spoorde.

De steeds algemener en strijdbaarder wordende emancipatiegeest - of is minderwaardigheidsgevoel een juister woord? Maar dan niet minderwaardigheidsgevoel van mensen, die zich om hun godsdienst

(39)

ten achter gesteld voelden, maar dit gevoel om een godsdienst, die in zijn omgeving niet begrepen werd.

Het verschil in structuur en doelstelling met het huidige Virgiel van de jong-opgerichte vereniging, is zo groot, dat zij haast niet als begin, maar als voorloper ervan gezien moet worden.

Het doel was godsdienstige verdieping van de leden als student.

Het middel, het organiseren van lezingen door sprekers van buiten, het stimuleren van lezingen uit eigen kring. Iets later, het contact met de geestelijkheid.

Het ideaal van een katholiek milieu zou pas komen na de wereld-oorlog.

De taak van de moderator was ook een geheel andere dan nu het geval is: een - zo nodig - corrigerende bij debatten en lezingen van leden, en hiernaast de taak om zelf lezingen te houden, waar-door er in de behandelde onderwerpen meer continuïteit komen kon. De vereniging was onbewust selectief. Buiten de twaalf oprichters waren er in Delft niet veel studenten, die zo goed katholiek waren, dat zij aan de nog zo weinig krachtige vereniging geen afbreuk zouden doen. In het begin was aanmelding alleen voldoende waar-borg, dat iemand als lid op zijn plaats zou zijn. Spoedig kwam de bepaling, dat candidaat-Ieden twee vergaderingen moesten hebben meegemaakt, alvorens geïnaugureerd te kunnen worden, een bepa-ling, waarvan nog dikwijls dispensatie zou worden verleend.

Van een taak, die misschien apostolisch te noemen is, van de vereniging onder alle katholieke Delftse studenten, was in het be-gin zeker nog geen sprake: daarvoor was de band onder de leden zelf nog te weinig hecht.

Om dezelfde reden was er ook geen contact met oud-leden: na het afstuderen was immers de godsdienstige vorming van de student voorbij.

De vereniging kende practisch nog geen optreden naar buiten, en had weinig grote plannen. (vgl. de in 1901 aangenomen naam: "Crescendo Gramen Sementat").

(40)

Van de oprichting af bestond er een reglement, dat in het eerste tiental jaren vele wijzigingen zou ondergaan in de artikelen, han-delende over de organisatie der vereniging.

Er bestond een geringe contributie om reis- en verblijfkosten van sprekers van buiten te kunnen vergoeden, convocaten te kunnen versturen etc. Zuiver huishoudelijke vergaderingen kwamen nog practisch niet voor. Wel was er aan het einde van de meeste ge-wone vergaderingen met lezing, die ongeveer maandelijks gehouden werden, een huishoudelijk gedeelte.

GEZELLIGHEIDSLEVEN

Begrijpelijkerwijs ontstond spoedig de behoefte om na afloop der vergaderingen niet zonder meer uiteen te gaan, maar om over de lezingen nog even in een gezellige omgeving van gedachten te wis-selen. Het tamelijk lugubere vergaderzaaltje op Koornmarkt 42 was hiervoor niet de ideale plaats. Een geschikter lokaliteit voor deze "navergaderingen" werd gevonden in de burgersociëteit "R.K. Leesvereniging" op de Voldersgracht, het huidige "Musica", die door een klein aantal Delftse burgers regelmatig bezocht werd.

Het moge de schijn hebben, dat hier een verandering in de prin-cipes van de vereniging plaats vond, een stap in de richting van een gezelligheidsvereniging, in werkelijkheid echter werd het toen zeker niet zo gezien. De vereniging was misschien haast bang om aan haar godsdienstige opvoedende standing afbreuk te doen, door te zeer een gezelligheidsfactor in haar karakter toe te laten.

Behalve op na-vergaderingen werd de "Lees" dan ook niet door studenten bezocht. De meesten vonden als Corpslid hun dagelijkse ontspanning op Sociëteit "Phoenix".

Het sociëteitsbezoek was uiteraard geheel anders, dan wat wij nu als kern van het studentenleven beschouwen. Men ging om met burgerstamgasten, dikwijls zelfs zonder grote moeilijkheden. Het aantal studenten op een na-vergadering variëerde van twaalf tot twintig. Onder de mensen, die er meestal kwamen, vormden er zich

(41)

spoedig clubjes, welke langzamerhand uitgroeiden tot groepen, wel-ke enigszins tegenover elkaar kwamen te staan.Zo zien we omstreeks 1907 een groep "Westbrabant", waartegenover een tweede groep zonder naam, welke zich later "Banzaaï" zou noemen. In dezelfde tijd bestond er een kegelclub en een dansclub, beiden niet te zien als uitingen van Virgiel, maar als clubjes van Virgilianen, die hierin hun ontspanning zochten.

Wat precies de mentalitcitstegenstelling was tussen de groepen is moeilijk aan te geven. Misschien was het belangrijkste onderscheid de herkomst uit Noord of Zuid. Het voornaamste strijdpunt was de organisatie van feesten en feestjes, wat misschien weer zijn voordelen had, doordat de groepen zo uit zichzelf een feestcom-missie veel werk uit handen namen.

Zo had de feestcommissie bij het tweede lustrum, gevierd op 26 October 1908, alleen de zorg voor een feestredenaar, het officieel, en de administratie en financiering van het feest. Het bal werd verzorgd door de dansclub, voordrachten en speechen door "West-brabant", dat o.a, kwam met het toneelstuk "De fijne kam", waarin diverse mensen grondig gehekeld werden. Spoedig hierna kwam als antwoord het stuk "De giftfontijn" van de groep, die zich naar aanleiding hiervan "Banzaaï" ging noemen (toen dus nog geen ge-organiseerde vereniging met bestuur en leden).

In het begin van dit jaar was het gezelligheidscentrum onder-tussen verhuisd van de Leesvereniging, waarvoor men de huur te hoog ging vinden, naar hotel \Vilhelmina, dat goedkoper was, en een vergaderlokaal ter beschikking kon stellen, zodat de sombere vergaderplaats op Koornmarkt 42 eindelijk verlaten kon worden.

De vergaderingen werden tot het hegin van 1907 gehouden op de Koornmarkt. Van eind 1908 af regelmatig in Hotel Wilhelmina. Hiertussen een trekken van het ene lokaal naar het andere. De hihliotheek, die tot nu toe in een kast ondergehracht was in de

(42)

garderobe van de Leesvereniging, kon nu ook een eigen zaaltje krijgen, wat een grote vooruitgang betekende voor deze instelling, die van haar oprichting in 1900 af reeds een kwijnend bestaan had geleid.

Wilhelmina had echter ook zijn nadelen: de ligging ervan was ongnnstiger dan van de "Lees". Na een bepaald uur moest het hotel stil zijn, wat de vrijheid van de na-vergaderingen niet ten goede kwam. Een en ander bracht de vereniging in 1911 weer er toe haar tenten opnieuw in de Leesvereniging op te slaan. "Voor velen was het een genot, gezelligheid weer te zien stromen tussen de oude bekende muren".

De vergaderingen konden nu ook in "de Lees" gehouden worden, altijd met veel burger-introducé's. Men meende hierin een uitermate goed symptoom te moeten zien voor de stijl van de vereniging.

Het enige eigen lokaaltje, dat de vereniging had, was de lees-zaal, die men nu had kunnen krijgen, en waar men zich terug kon trekken, als men "onder elkaar" wilde zijn.

Omstreeks deze tijd komt er zeker een grotere behoefte aan ge-zelligheid. Als symptomen kunnen wel gezien worden de plannen tot oprichting van een muziek- en toneelgezelschap (dat dus niets te maken had met het vriendenclubje "Banzaaï" van vroeger jaren), ter opluistering van na-vergaderingenen feestjes, het verlangen naar een vaandellied, waarvoor in 1911 een prijsvraag uitgeschreven werd. Het lied werd voor het eerst gezongen op de inauguratie in 1912. Ook de afstand tussen de oudere en jongere jaren, waarop in 1912 gewezen wordt door de president, kunnen wijzen op een gro-tere hehoefte aan gezelligheid bij de jongere generatie.

Het teruggaan naar de Leesvereniging is wel te zien als het begin van het gezelligheidsleven van de vereniging als zodanig. Het gaf mogelijkheid tot sterker band tussen de leden, de vergaderingen

(43)

werden beter bezocht, maar nog steeds bleef het sociëteitsbezoek hoofdzakelijk beperkt tot de na-vergaderingen.

LEZINGEN EN HUN ACHTERGROND

De onderwerpen van de lezingen lagen grotendeels op god sdien-stig en sociaal gebied, aangepast aan de tijd, waarin het socialisme hoogtij vierde. In het begin van de twintigste eeuw is er dan ook nog een andere tendenz merkbaar, n.l. dat men inziet, dat de ka-tholieke afgestudeerde een eigen plaats in moet nemen in de maat-schappij, een plaats, waarin zijn eigen sociale gerichtheid bepaald wordt door zijn katholiek zijn. Daarom moest reeds in de studen-tentijd de katholieke visie op de maatschappij bestudeerd wordcn: n.l. in sociale studiecluhs, sociale lezingen en dergelijke.

De lezingen werden voornamelijk gehouden door de moderator, verschillende sprekers van buiten de vereniging en - vooral in de jaren van 1903 tot 1913 - enkele lezingen van leden. Het maximum aantalledensprekers per jaar is geweest zes in 1909. Omstreeks 1914 was het aantal practisch tot nul gereduceerd.

In de eerste jaren was de opkomst naar onze begrippen zeer groot te noemen (gem i d del d was ongeveer 70% der leden op een vergadering aanwezig). Langzamerhand verminderen de eisen, zo-dat men omstreeks 1913 bij aanwezigheid van 70% van de leden van een goede opkomst sprak.

In 1904 komt het huishoudelijk karakter van de vergaderingen iets meer naar voren: het huishoudelijk gedeelte, dat altijd met de lezing tot vergadering gecombineerd werd, wordt nu meer zelf-standig.

In 1905 komen er voor het eerst enige lezingen met culturele onderwerpen niet lang na elkaar, voornamelijk van leden.

Een nieuwe verenigingsactiviteit, die gedurende vele jaren -zij het in verschillende gedaanten - een belangrijk facet van het verenigingsleven zou vormen, zijn de in 1903 ingestelde debating-avondjes. Hier hield een der leden een korte inleiding, waarna

(44)

debat. Naast nuttigheden op velerlei gebied, brachten zij een grote

band tussen de leden. De praatavonden uit het derde decennium kunnen wellicht ook als verre voortzetting van de debatingavond

-jes gezien worden. De inleider werd aanvankelijk aangewezen door

loting. Later bij toerbeurt.

In 1906 werden de debatingavonden omgedoopt tot vraagavon

-den : het onderwerp werd nu bepaald door vragen, die de le-den tevoren schriftelijk instuurden.

SOCIALE BELANGSTELLING

Na een mislukte poging in 1900, om tot sociaal werk onder de arbeiders te komen in de vorm van studentenlezingen over tech-nische onderwerpen, slaagde in 1907 een andere vorm van sociaal werk: de oprichting van een Delftse afdeling van de Katholieke

Sociale Actie, door studenten. Al spoedig bleek het wantrouwen van de burgerleden in de capaciteiten van studenten zo groot te zijn, dat de Virgilianen volledig uit de K.S.A. verdrongen werden, en nog slechts een of twee vertegenwoordigers er in hadden.

In 1907 had een tweede verzoek van het Hout- en Steenbewer-kersgilde om studentenlezingen te houden meer succes. Zeventien Virgilianen verklaarden zich ertoe bereid. Het eerste practische sociale werk. Hiernaast kwam in 1908 een studieclub van sociale pro

-blemen, als gevolg van een enthousiaste lezing van Juten over vak

-verenigingen.In een sociale cursuskwamen het volgend jaar verschil

-lende bekende sprekers, o.a. Mgr. Nolens.

PHILOSOPHISCHE BELANGSTELLING

Van 1905 tot 1909 werden er door Prof. Beysens uit Warmond philosophie-colleges gehouden in een zaal van het Hoofdgebouw

van de T.H., toegankelijk voor alle studenten. Deze instelling is wel

de voorloper van de cursussen die nu nog gegeven worden in het Gebouw voor Bouwkunde.

(45)

De belangstelling voor deze colleges was nog niet groot: de katholieke studenten van die dagen waren nog niet ver genoeg om behalve de practische problemen ook de philosophische achter-gronden ervan te bestuderen.

CONTACT MET DE BUITENWERELD

Voor contact met de katholieke zusterverenigingen bestond nog absoluut geen belangstelling. Slechts de besturen kwamen aan-vankelijk regelmatig bijeen. Op inauguraties en Diës natalis van zusterverenigingen werd afgevaardigd.

Aan de Unie werd alleen behoefte gevoeld als centraal contact-punt met het buitenland. Bang was men echter, dat de Unie een deel van de autonomie van de verenigingen zou opeisen. Hierdoor mislukte de eerste poging tot oprichting van de Unie in 1903.

Een nieuwe poging in 1908 op initiatief van de Virgiliaan Feber werd eindelijk met succes bekroond.

Zeer veel heeft de vereniging te danken gehad in deze jaren aan Prof. dr van Swaay, de raadsman van vereniging en leden, en aan Dr ir Beekman, die, eerst als lid, later als oud-lid, een grote invloed had op godsdienstig en wetenschappelijk gebied.

WIJ MAKEN DE SPANTEN VAN HET DAK

Het uitbreken van de oorlog bracht ook Virgiel een grote slag toe: de mobilisatie verminderde plotseling het aantal leden. Vooral de ouderen moesten onder de wapenen. De activiteitsmogelijkheden van de vereniging verminderden, de financiële situatie werd slechter, zodat bestaande plannen niet ten uitvoer konden worden

gebracht,

Door de oorlog om ons heen werd een deel van de belangstelling in beslag genomen.

Omstreeks '16·'17 moesten de vergaderingen wel omwille van de noodzakelijke zuinigheid met licht en verwarming, vroegtijdig

(46)

worden afgebroken, waardoor ook de na-vergaderingen dikwijls geen doorgang vinden konden. In deze tijd is ook de T.H. om deze reden enige malen gesloten geweest.

Toch werd er in '16 een nieuwe vorm van verenigingsactiviteit georganiseerd: enige professoren, de moderator en de Deken zouden om beurten met clubjes van ongeveer 10 man een be-spreking houden over een bepaald onderwerp, waarna één uit het clubje hierover een lezing in de verenigingsvergadering zou hou-den, waarna debat. Door het gebrek aan ouderen was er te weinig helangstelling voor deze nieuwe instelling, hoewel men er toch een jaar met lezingen door wist aan te vullen. Het volgende jaar werden de meeste lezingen weer door buitenstaanders gehouden.

GROEI NAAR HET EIGEN GEBOUW

De invloed van de eerste wereldoorlog op Virgiel is zeker minder omvattend geweest, dan die van de laatste. Het aantal leden nam na de oorlog in korte tijd toe-van honderd dertig (waar-van een deel nog in dienst was) tot ongeveer tweehonderd. De vereniging was hierdoor uit zijn organisatievormen gegroeid en zelfs uit zijn doelstellingen geëvolueerd, hierin ruimer geworden: terwijl Virgiel vroeger specifiek katholieke wetenschappelijke vorming nastreefde, zag zij haar taak nu in de universele karak-tervorming van haar leden.

Dit impliceerde, dat het gezelligheidsleven van de vereniging van attractie tot noodzaak werd. Ondanks deze strevingen, die wel niet expliciet zo uitgedrukt waren, maar toch sterk leefden in de geest van die generatie, kwijnde het programmatische ver-enigingsleven, omdat hiertoe een eigen milieu noodzakelijk ge-worden was, dat door het grote aantal leden niet meer met anderen samen gevonden kon worden. Daarom ging de vereniging eind 1919 over van "de Lees" naar Hotel "Wilhelmina", waar zij tenminste reeds een deel van de noodzakelijke ruimte tot haar beschikking had.

(47)

Reeds in Novemher '18 was de "Eigen-Gehouw-commissie" ge-installeerd, welke de opdracht had om te zoeken naar een geheel eigen gehouwen naar de middelen om het te kopen.

Deze algemene evolutie deed de mensen zoeken naar nieuwe vormen voor de kennismakingstijd, waarover in 1920 een enquête onder de leden gehouden werd.

HET VERENIGINGSLEVEN OMSTREEKS 1920.

In de vergaderingen hebhen nog steeds de lezingen de eerste

plaats. Omstreeks '20 zien we de huishoudelijke vergaderingen

talrijker worden.

Eind 1920 werden de "Eerste Vrijdag-praatavonden" ingesteld,

hedoeld als bloemlezing van de studieresultaten van de

onder-afdelingen. Zij waren toegankelijk voor alle Virgilianen en stonden onder leiding van Professoren of afgestudeerden.

De verschillende godsdienstig gerichte onderafdelingen floreer-den.

Een tweede gevolg van de oorlog, dat echter voor Virgiel geen

grote gevolgen heeft gehad, was de oprichting van de Delftse

Studenten Federatie, waarvan in '21 de statuten door Virgilius

werden aangenomen. Even als na de tweede oorlog was er ook nu

een versterkt saamhorigheidsgevoel, zij het hier in veel mindere mate, dat echter in Virgiel weinig weerklank kon vinden, daar men hier te zeer door eigen prohlemen in heslag werd genomen.

Omstreeks '25 is de Federatie een zachte en kalme dood

ge-storven.

HET HUIS IS

ONDE R DAK

De vervulling van de hovengeschetste hehoefte, die vroeg of laat komen moest, was de aankoop van het Eigen Gehouw in De-cernher 1921. De heslissing moest plotseling genomen worden en wel door de voorzitter zonder medeweten van de vergadering, omdat

(48)

de verkoop bij afslag zou geschieden en dus het voorgenomen bod volkomen geheim moest blijven.

De Heer Swarttouw leende de vereniging het geld, dat hem kon worden terugbetaald, nadat Sanctus Virgilius hiervoor obligaties en renteloze leningen had geplaatst onder leiding van de Raad van Advies, een college, bestaande uit ter zake kundigen, spoedig na de aankoop ingesteld, om de grote lijnen van de exploitatie van het Eigen Gebouw aan te geven.

Een plotselinge teleurstelling bij het verzamelen van gelden was het gebrek aan begrip voor de verenigings-evolutie bij de oud-leden, die er zich tegen verzetten, dat het gezelligheidsleven zo geheel door Sanctus Virgilius zou worden geboden. Hierom stelde men het voor, alsof het Eigen Gebouw alleen bedoeld zou zijn als Katholiek cultureel centrum in de Delftse Studentengemeenschap. Door het uitschrijven van twee leningen en het houden van een loterij, gelukte het toch het benodigde geld op te brengen. De obligatielening à 5% werd ondergebracht bij relaties. De rente-loze lening in stukken van f10.- en f25.- bij vrienden en magen van leden.

De overgang naar het Eigen Gebouw is de grote gebeurtenis in de verenigingsgeschiedenis, die een volkomen metamorphose be-tekende. Gaan wij enige direct opvallende invloeden na.

Het Eigen Gebouw werd een object voor de verantwoordelijk-heid van de mensen, dat hen bond aan de vereniging. Vooral de mensen van de eerste generatie voelden deze verantwoordelijkheid sterk, omdat zij de tijd zonder verenigingsgebouw nog gekend hadden, zodat de vereniging nu enige jaren van zeer grote bloei, tevens haar meest onbezorgde tijd, tegemoet gaat.

Gelegenheid voor milieu-vorming, waardoor eigen mores kon-den groeien. Zo kwamen er haken voor de eigen bierpullen, en

(49)

ontstonden er vele liederen. Aan stijl en officiële kleding werd meer aandacht besteed.

Het Eigen Gebouw gaf mogelijkheid voor officiële ontvangsten, wat een directe invloed had op de verhouding tot de professoren en de andere Delftse Studentenverenigingen.

WIJ RICHTEN HET IN

HEEMVAART.

Het streven van vorige Virgiel-generaties was, zoals hun tijd dat eiste, voor een deel gericht op de plaats, die zij als katholiek ingenieur later in zouden moeten nemen; een streven, dat in hoofdzaak naar buiten gericht was. Doch de voortschrijdende emancipatie was deze noodzaak ten dele opgeheven, waardoor een zekere matheid over de studentenmaatschappij kwam: sociale en andere studiekringen kwijnden.

Van nature ontstond in het begin der twintiger jaren een meer naar binnen gericht streven, gericht op een innerlijk nieuwe levens-houding, een nieuwe levensstijl, dat zijn uitweg vond in een be-weging, die spontaan de volkomen passende naam "Heemvaart" kreeg. Hoewel deze beweging opgericht werd in Delft (1923) heeft zij later vele vertakkingen elders gekregen. Spoedig ontstond in Virgiel een groep, die een reactie betekende op de Heemvaart (n iet de Lift, die een meer bemiddelende functie vervulde).

De Heemvaart sprak zich over zijn doelstelling als volgt uit: "Heemvaart is een beweging van R.K. Studenten, die zich ten doel stellen het Katholieke geloof in hun gehele leven tot uiting te brengen door bepaalde middelen". Deze middelen zijn uiteen-gezet in een "ontwerp algemeen leidende beginselen van de Heemvaart" en worden onderscheiden naar hun werkingsgebied. Op godsdienstig terrein is het hoofdmiddel een verdieping in het eucharistisch en liturgisch leven.

(50)

hier-de eerste plaats de zelf). En juist op dit

- - - - -=--- ~ -

-mee werd ook als symptoom van de Heemvaart gezien: het bevor-deren van de oude rei- en volksdansen.

Op maatschappelijk gebied komen op plichten van de stand (dus hier de studie terrein schijnt een tekort te schuilen.

De Heemvaart wilde geen afscheiding van Virgiel, maar valt toch niet vrij te pleiten van een hokjesgcest, zoals de opmerking, die gemaakt werd op een vergadering (Maart 1926) getuigt. Iemand vraagt, "hoe het komt, dat de Heemvaart dààr zit, en hier wij". Na antwoord van een Heemtrekker ("hij vraagt wel degelijk toenade-ring") zette de eerste spreker het Vaandellied in: symbool van het éne Virgiel.

Voor latere generaties leefde dit streven tot zelfheiliging minder, omdat de nadruk veel meer viel op de sociale plichten van de mens, dus zij zagen de noodzakelijke persoonlijke vorming in het veel grootsere verband van de Gemeenschap der Heiligen.

Een beweging, die alleen zelfheiliging ten doel heeft, draagt in zich het gevaar van kwezelachtigheid, welk gevaar tenslotte niet vermeden kon worden. Langzamerhand verloor de Heemvaart de grote lijn uit het oog en werden middelen, zoals drankbestrijding en volksdansen, tot doel. Omstreeks '30 is dan ook van de Heem-vaart, als beweging in Virgiel, geen sprake meer.

LIFT

In de loop der jaren was het percentage Corpsleden binnen Virgiel sterk verminderd. De activiteit van deze mensen voor de vereniging was veel geringer geworden, naarmate het - zij het onprogrammatische - gezelligheidsleven een grotere band tussen de leden maakte en - nog steeds buiten de eigenlijke opzet ---. ook eiste. Ook hierin bracht de overgang naar het Eigen Gebouw verandering. Katholieke Corps-leden - al of niet Virgilianen _ zagen hier een milieu ontstaan, waarin zij zich thuis konden

(51)

voe-len; velen van hen voelden na verloop van enige tijd hun plaats zelfs meer hier dan op de Corps-sociëteit.

Zoals verschillende van hen verenigd waren in het Katholieke Corps-dispuut, zo vormden zij in Virgiel een - wat men zou kunnen noemen Corps-leden Virgieldispuut, de "Lift" ge-naamd, opgericht omstreeks '23, dat in de loop van zijn vierjarig bestaan ook verschillende niet-corpsleden opnam.

Een aanleiding tot de oprichting van de Lift was een reactie tegen de Heemvaart, hoewel hij hiervan toch niet als antagonist te beschouwen is.

Het Lift-centrum was het café van de Weduwe Koot, waar ver-schillende van de leden hun kast hadden. De Lift streed tegen het knorrenkarakter, dat de vereniging in die tijd zeker niet vreemd was, door het poneren van een eigen stijl. Hij had zijn eigen mores en eigen bijeenkomsten, waarom velen hem verweten een ge-heim genootschap te zijn.

Actieve belangstelling had de Lift voor de actuele culturele problemen van de tijd. Verschillende van zijn leden waren initiatiefnemers bij de oprichting van Regionale Studentengilden en het Tilburgse Studentencorps "St Olof". In Virgilius hielden zij een grotc belangstelling wakker voor de toen zo actuele Vlaam-se beweging, waarvan het extremum, het Verdinaso, later in Virgiel veel aanhang zou vinden.

FINANCIELE TOESTAND

Zoals nu Virgiel uit O.D. 18 gegroeid is, zo groeide omstreeks '25 het Eigen Gebouw boven de kracht van de vereniging uit. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te geven. Op de eerste plaats nam het aantal leden in die tijd vrij sterk af. Verder leed het gezelligheidsleven onder de partijstrijd, waardoor veel men-sen elders gingen eten en het aantal diners zo veel kleiner werd, dat de rekening niet meer sluitend te maken was. Acties als de riddermaaltijden van het "Genootschap der Ridders van St Virgiel"

(52)

('26-'27) en "Reddingsbrigade" ('28-'29) konden hierin nauwelijks ver. hetering brengen. De noodzaak tot een hetere kennismaking te komen (Dee, '26) wijst ook in die richting; daardoor kon men de nieuwe leden sterker aan Virgiel hinden. Dc uitroep "eerst echt studentenleven, de diners komen vanzelf" (vergadering Dec. '26) typeert de toestand inderdaad. Een symptoom is ook het verhuren van zalen van het Eigen Gehouw (in '27 en '28).

De derde oorzaak was, dat O.D. 18 in een dure tijd was gekocht, zodat hij de latere waardevermeerdering van het geld een te hoge rente hetaald moest worden.

\ Al met al is de toestand tot '40 toe bijna altijd zorgwekkend geweest.

DE KAMERS VAN HET HUIS

KERNBEWEGING

Omstreeks '27 komt er een splitsing in de Lift tussen de mensen, die hun studentikoze idealen zagen in het voeren van een zekere stijl, en degenen, die meer innerlijke verdieping zochten. De laat-sten vormden zich tot een nieuwe groep, de "Kern" en schaarden zich aanvankelijk onder leiding van de Dominicaan van Sante, een uit België uitgeweken activist.

Het programma van de "Kern".beweging is in grote lijnen te vinden in de "Richtlijnen voor Katholieke Studenten" van pater van Sante, die wijzen op "het persoonlijk herleven van het leven van Christus, naar eigen aard en vermogen, op onze plaats en daar-naast op het herstellen van dit leven in anderen."

De aangehaalde woorden van St Augustinus: "Het is een gave Gods, dagelijks in de wereld te verkeren en niet af te wijken van de goede weg; want velen volharden niet in hun goede voornemen, om hen niet te kwetsen, met wie ze leven", bevatten feitelijk een bondig "Kern"-program.

(53)

"Beestenmarkt". Hiermede kwam een eind aan de groei van de Lift, die zo binnen Virgiel spoedig moest uitsterven. De "Beesten-markt" bleef leven tot onder de tweede wereldoorlog.

DE PARTIJEN

Evenals de aan starheid stervende Heemvaart zou ook de "kern-beweging, veel tegenstand ondervinden. Vooral van 1930 tot 1937 zien we in Virgiel nog twee groepen leven, een, welke men wel noemde de "dure Haagse jongens.", en de groep "Brabant". De Hagenaars waarbij uiteraard ook mensen van elders gerekend wer-den, voor een goed deel spoorstudenten, hielden van feesten èn uit-gaan en stonden in de vereniging ook meer uiterlijke stijl voor. De Brabanders waren gezellige soeiëteitsbezoekers, die geen roeping gevoelden op het gebied van uiterlijke stijl, mits een feest maar ge-zellig was, waar zij dan ook met politieke middelen op aan dreven. Tenslotte zijn nog te noemen de groepen "Turfmarkters", be-staande uit Limburgers, en "Festina Lente", beide zeer gematigde groepen.

Deze partijen - want partijen waren ze wel te noemen, ook in de politieke zin van het woord - stonden soms naast, soms tegen-over elkaar, maar waren heide tegen de "kern" in oppositie. De in-deling Beestenmarkters - anti-Beestenmarkters viel grotendeels samen met de indeling Noord-Zuid.

Het felst was deze strijd wel in de jaren 1930 tot 1933. Als strijd-punten zijn te noemen hestuursverkiezingen, organisatie van fees-ten, officiële kleding van functionarissen, het dragen van de baret. Op vergaderingen werden hegrijpelijkerwijs.wel debatten gevoerd, meer ingegeven door partij-prestige dan door eigen overtuiging, maar rumoerig verliepen ze meestal niet: de aanhankelijkheid aan de vereniging zelf bleef ondanks alles bij iedereen. Over de inrich-ting van de kennismakingstijd bestonden weinig problemen. De "nuldejaars" waren vanaf 8 uur op de sociëteit, moesten 's middags

(54)

bij ouderejaars koffietafelen. Men wilde hen zo wemrg mogelijk binden, daar de kennismakingstijd reeds in het studiejaar viel. Commissiebezoek en "ad hestias" waren door de mores omschreven, Het enige, waarin zich hier de partijstrijd uitte, was in het "zieltjes-winnen", dat begrijpelijkerwijs ook voorkwam en in de waarde, die toegekend moest worden aan de bezoeken van de nuldejaars in de na-kennismakingstijd aan vergaderingen of sociëteitskringen.

Een grote moeilijkheid was de samenstelling van een bestuur, dat voor alle groepen acceptabel was. De kern maakte als serieuze groep het meeste werk van de candidaatstelling, zodat de anderen de oppositiecandidaten stelden.

Zo kon het gebeuren, dat iemand, die geweigerd had zich bestuurs-candidaat te laten stellen, wcl de tegencandidatuur aannam; dat de stemming over de beheerder plaats vond lang voor zijn installatie - naar de vergadering later besliste, onwettig lang - om te voor-komen dat het eerste jaar, dat een andere mening dan het bestuur had, mee kon stemmen.

Had Virgiel in 1929-1930 nog een kern-bestuur, in 1933-1934 was het bestuur samengesteld uit een combinatie van Hagenaars en Bra-banders. In het volgende jaar was deze samenwerking gedaan en kwam er een Haagse groep, toch nog met Brabantse voorzitter. De voorzitter was echter niet de voornaamste man. Zijn taak be-stond uit het leiden der vergaderingen en het zoeken van sprekers voor het volgende jaar. De meeste invloed had toen zeker de be-heerder.

In 1935 was de strijd zover, dat de extremisten van de Haagse en van de Brabantse groep de vereniging verlieten. De anderen tracht-ten de bestaande tegenstellingen zoveel mogelijk te verdoezelen, zo-dat een ogenblik een wapenstilstand-sfeer kon heersen. In 1935-'36 was er een gematigd Beestenmarkthestuur.

De bezwaren tegen het dragen van baret en officiële kleding evenals tegen te grootse feesten waren ten dele een gevolg van de crisis, die in die dagen het hele maatschappelijke leven drukte: De tegenstelling tussen student en arbeider moest zo weinig mogelijk

(55)

ge-accentueerd worden. De door de Heemvaart ingevoerde baret had daarenboven de bijsmaak van sympathie met de kernbeweging.

In1930werd de officiële kledij van het bestuur, het lange jacquet, vervangen door het korte jacquet. 1932-'33 bracht de laatste dood-snik van de baret, zodat men voortaan, ook in avondkleding, bloots-hoofds liep. Als het koud was met een alpinopetje. Als dit jaar geen lustrum had gebracht, had zelfs het bestuur niet in rok gelopen. Het lustrum-bal werd gevierd in het arme Westerkwartier, omdat men daar een grote patronaatszaal kon krijgen. Het Rooms Studentenblad sprak er schande van.

Als reactie hierop wilde de Beestenmarktin het jaar1934-'35 beo paald geen avondfeest meer, maar hiervoor een armenfeest. De'str ij d was fel, tot men de eenvoudige oplossing vond, beide feesten te com-bineren.

In het vorige decennium was het dragen van avondkleding op fees-ten na veel strijd wel tot mos geworden. Nu was de gebruikelijke kle-ding van het bestuur en functionarissen rok, van bokken - die meestal wel een derde van het aantal deelnemers vormden - donker colbert, en van de anderen smoking.

In 1937 droeg het bestuur voor het eerst hoge hoed bij avondkle-ding, terwijl er nu velen als protest op feesten verschenen in trui en plusfour.

Omstreeks dit jaar zien we een nieuwe groepering ontstaan: de "Hectoliters:",als het ware een synthese tussen Hagenaars en Braban-ders. Ondanks hun kleine aantal en korte levensduur van grote in-vloed op de vereniging. Zij zochten een gezellige en stijlvolle sfeer zonder veel met geld te gooien. Hun woon-centrum was in het huis aan de Choorstraat, waar nu Hees gevestigd is. Hun gezelligheid s-centrum was de niet meer bestaande kroeg van Piet Scharloo. Aan-vankelijk telden zij niet meer dan twaalf leden. Toen zij in 1939 rela-tief te veel mensen in hun midden opnamen, was het methun hechte band en daardoor met hun grootste kracht gedaan.

In 1937 kwam er een bestuur, bestaande uit drie Hectoliters, dat met voorzichtige tactiek de vrede in de vereniging wist te bewaren.

(56)

De felste tegenstellingen waren toen eigenlijk reeds verdwenen. Toen in 1940 de hele vereniging haar intrek nam bij de Wed. Koot, in het centrum van de Kern, kwamen er niet veel Hectoliters meer, waardoor de groep langzamerhand van de vereniging vervreemdde.

HET INTELLECTUELE PEIL

Het "politiek overzicht" zoals men bovenstaand verhaal over de dertiger jaren zou kunnen noemen, werpt misschien een zeer vals licht op het algemene peil van de vereniging. Daarom hierover nog het een en ander.

In doorsnee was het Virgiel van voor de oorlog intellectueler ge-oriënteerd - o.a. blijkend in de groentijd - , terwijl het huidige Vir. giel meer op het culturele gericht is. - V gl. de transformatie van Banzaaï van koldervereniging, die slechts uit noodzaak af en toe een stuk opvoerde na veel te korte repetitie, tot culturele vereniging met vele rijke mogelijkheden, met vergaderingen, waarin velen een niet meerbegrepen kolder willen doen leven.

Lezingen over de meest gevariëerde onderwerpen werden iedere veertiendagen gehouden: de opzet van de vereniging van haar begin af. Alleen waren de lezingen nu practisch allemaal van huitenstaan-ders, Huishoudelijke vergaderingen werden niet meer met lezingen gecombineerd, maar hadden toch ook iedere veertien dagen plaats.

WIJSGERIGE BELANGSTELLING

De grote afstand tussen de technische wetenschappen, die zuiver toegepaste wetenschappen zijn, en de diepe grond van ons bestaan, vraagt een fundering, een bezinning op hun plaats in de hele zijns. orde.

Dat daarbij aangesloten wordt aan de Thomistische wijsbegeerte is hegrijpelijk. Deze past door zijn streng logische ophouw in onze, door de technische studie eveneens streng logische, gedachtengang.

(57)

thornis-tische philosophie (van de vakphilosophen namelijk) de grote sprong van de practische wetenschappen in de negentiende eeuw'al ten dele ingehaald had. Maar voor Virgiel was vooral belangrijk de uitermate gelukkige keuze van een Leraar: mag. A. C. Doodkorte O.P., die van 1928 tot 1936 voor Virgiel leergangen gaf. De belangstelling was vrij groot en, wat veel belangrijker was: regelmatig. Het was voor velen een werkelijk studie-object.

De leergang werd verdeeld in drie groepen: een groep inleiding en logica, een natuurphilosophie en metaphysica en een colloquium over bijzondere onderwerpen.

De richting van pater Doodkorte was orthodox Thomistisch. De betekenis was vooral groot, omdat hier voor het eerst een groep leken zich op de studie van de wijsbegeerte toelegde. Door het uit-geven van stencils, die naar de zusterverenigingen werden gezonden, werd ook daar belangstelling voor wijsbegeerte gewekt.

Het grote bloeitijdperk van de kring viel in de jaren 1934-1935. Dr ir F. Tellegen gaf in die jaren de inleidende cursus.

In 1936 overviel de Magister een ziekte, waaraan hij twee jaar later zou overlijden. Voor de vereniging was dit een van de gevoeligste ver-liezen.

De cursussen werden inmiddels voortgezet door pater dr

J.

van der Kooy S.CJ., en door dr ir Tellegen werden bijzondere onderwerpen behandeld.

Deze drie docenten waren bij de Kern zeer gezien, wat hun een voldoende auditorium verzekerde. Meer moeilijkheden waren er bij de organisatie van een Apologetische cursus, welke in 1933 gegeven werd door Pater v.Woesik SJ., in 1934 door Drs Beekman, in 1936 door Pater v.Rooyen, die tevens waarnemend Moderator van de ver-eniging was. Vooral de twee eersten hadden niet de sympathie van de Kern, zodattîit deze groep weinigen de cursussen volgden, terwijl er onder de anderen niet velen interesse in deze richting hadden.

Cytaty

Powiązane dokumenty

N ajistotniejsza wydaje się regulacja przew idująca konieczność zapew nienia w arunków takiego wychowania w ro­ dzinie, które przyczyni się do „właściwego

Эти задачи, а также необходимость исправного проведения организаторских работ связанных с выполнением плана развития армии в период

Trzy nieznane listy Feliksa Nowowiejskiego do profesora Wileńskiego Konserwatorium Władysława Kalinowskiego Komunikaty Mazursko-Warmińskie nr 1,

1998.. M ogło się bow iem w ydaw ać, że proces jego pow staw ania, jakkolw iek długi, nie krył żadnych istotniejszych tajem nic.. Józefa Bema) nazw ać placem A

nalenia, Komisja Europejska, WSP TWP, ITE–Radom, Warszawa 1997, s.. europejskiej oraz statusu nauczyciela. Te kierunki zbliżone są do polskiej reformy systemu edukacji.

Kolejne artykuły wskazują jed­ nak, że autor postanowił opisywać również życie i działalność ludzi nauki, prze­ mysłu oraz rzemiosła, przy czym nie tylko

Celem przeprowadzonego doświadczenia było zbadanie reakcji jęczmienia browarnego odmiany Rudzik na zastosowanie różnych dawek nawożenia azotowego oraz wpływu gęstości siewu

Przychody te są następnie inwestowane w celu późniejszego wykorzystania przy płatnościach dla posiadaczy obligacji, takich jak wypłaty związane z kuponami i wartością