8CHNISCHE HOGESCHOOL Afdeling der
~G- en WATERBOUVYKUNDE
.-.-.-.-.
Gegevens en beschouwingen over
De waterbeweging in kanalen veroorzaakt door scheepvaart in aansluiting op het Cellege Scheepvaartwegen van
prof.ir. L. van Bendegom, samengesteld door ir. F. van Rossum.
INHOUD. blz.
I. Inleiding 2
II. Theoretische benadering van wat erbeweging
door scheepvaart 4
III. Grafieken van waterbeweging door scheepvaart G
IV. Stroomsnelheid 8
V. Vaarsnelheid 11
VI. Oeververdediging 12
VII. Samenvatting 14
VIII. Literatuur 15
IX. BUlagen 15
? '-
.
De waterbeweging in kanalen veroorzaakt door scheepvaart.I Inleiding.
Waterbeweging in kana len kan de volgende oorzaken hebben: a. watertransport in aan- of afvoerkanalen (irrigatie, drainage)
waardoor stroming en niveauverschillen ontstaan;
b. plotselinge wijzigingen in wa tertransport (schutt en met slui zen, capaciteitsverandering in waterkrachtwerken) waardoor transla-tiegolven ~n stromingen ontstaan;
c. scheepvaart, waardoor stroming. niveauverschill en. golving en turbulentie ontstaan;
d. ~ind~ wa~rdoor golven, stroming en niveauverschillen ontstaan. In het volgende worden alleen de versch~nselen, veroorzaakt door de scheepvaart nader bezien. Hierb~ wordt meer de nadruk
( gelegd op de waterbpuwkundige dan op de scheepsbouwkundige en vervoereconomische zijde van het vraagstuk.
De waterbeweging tengev~lge van de sche8pvaart wordt ender-scheiden in:
een primair versch~nsel n.l. retourstroom en spiegeldaling;
en een secundair verschDnsel dat zich voordoet als een g_lfpatroon.
f vaarrichting ---=-.. .-"
.
~
~
Doordat voor een varend schip water wordt verdrongen en achter het schip een holte moet worden opgevuld. zal een teru g-stroming van water langs en onder het schip plaa'.:shebben. De voor deze stroming benodigde .snelheidshoogte geeft een niveau-verlaging (spiegeldaling) in het gebied waar de terugstroming
3 • De retourstroom kan zo sterk worden dat gronddeeltjes worden
mee-genomen. Voor de bodem van het kanaal is dit niet erg omdat de verplaatsingen door in tegengestelde richting varende schepen elkaar in de regel ongeveer zullen opheffen, al zal hierdoor wel een oneffen bodem kunnen ontstaan.
Echter zullen gronddeeltjes van het talud. zodra ze in bewe-ging komen, naar beneden gaan waardoor dus het kanaalprofiel ver-andert en tevens schade 'aan de oeververdediging kan ontstaan. De spiegeldaling en de retourstroom zijn een maat voor de scheeps-weerstand; snel varen in een klein ~anaalprofiel vereist veel energie. Later zal blijken dat bij een bepaalde verhouding tussen schip en kanaal overschrijding van een zekere grenssnelheid niet mogelijk is.
Een varend schip wordt begeleid door een golfpatroon.
,
~~\~
dwarsgolven
~I~
hek .hoe~
W
l
~ggO
lV
en
hekgolven dwars golven
De hoogte van de golven is een maat voor de nuttel~ze energie
die het schip aan het water overdraagt; het nuttig effect van een scheepsschroef is .n.l. maar 30-35%. Door het schip een zodanige vorm te geven dat slechts kleine gol ven ontstaan, alsmede door het aanbrengen van een schroeftunnel kan de scheepsbouwer het
rendement vergroten. Het grootste deel van de overenergie bevatten de dwarsgolven. Gelukkig veroorzaken deze weinig last omdat ze in diep water bl ijven en door inwendige wrijving langzaam uitdempen.
De boeg- en hekgolven, waarvan de hoogte ongeveer gelijk is aan de spiegeldaling, breken bij een waterdiepte van ongeveer
1,3 x golfhoogte; er ontstaatdaar een heftige turbulentie en dus een sterke aanval op de oever.
De schroef veroorzaakt een roterende straal, die niet gevaa r-l~k is voor de bodem als de diepte ~nder het schip meer dan 1 m bedraagt; soms geeft het roer echier een gevaarl~ke wending aan deze straal.
4.
II Theoretische benadering van waterbeweging door de scheepvaart.Retourstroom en spiegeldaling vormden onderwerpen van be-spreking op de internationale sc'heepvaartcongressen van 1949
(Lissabon)1) en 1953 (Rome)2). Aan. de deelnemende landen werd een studie hierover gevraagd. Voor Nederl and was dit een erezaak; de theorie die ir. Sch~f in 1949 ontwikkelde wordt op het ogenblik algemeen aanvaard. In 1953 legden ir. Sch~f en Prof. Jansen het congres nog een verbe:tering van deze theorie v~~r.
Als vereenvoudigingen werd aangenomen dat:
1. de retourstroom gelijkmati g verdeeld is over het dwarsprofiel,
2. de spiegeldaling constant is over kanaalbreedte,
3. het schip t.p.v. het grootspant de spiegeldaling voIgt,
4. wr~ving en turbulentie te verwaarlozen z~n.
TI€ waterbeweging kan ten opzichte van een assenstelsel dat zich met het schip verplaatst als een permanente stroom ·worden beschouwd. T.o.v. dat assenstelsel staat het schip als het ware
stil en stroomthet water normaal met een snelheid
=
v=
vaarsnel-heid van het schip en naast het schip met een snelheid
=
v + Ut waarin u = retoursnelheid van het verdrongen water t.o.v. de oever.II I v v+u v < e - -<-,,-Q p<--:--<:-- ~ ~ ~
C
---..
...---
-
.--/' -~ " " , -- ~ ~ ~- ' <0---B .---~---~ ~Prof. Krey stelde de volgende twee vergel~kingen op:
Continuiteitsvoorwaarde: 3 )
Q door doorsnede I
=
Q door doorsnede II..
5 •
Bewegingsvergelijking van Bernoulli (permanente beweging zonder
wrijving, dus energi ehoogte constant)
2 (v + u)2 .J2... + h + v JL + h -2g
=
z + 2g pg pg (v + u)2 2 of z=
v (2) 2g-2"g
,waarin F
=
dwarsprofiel van het kanaal,f
=
oppervlak ondergedompeld deel van het grootspant vanhet schip
h
=
F:B=
gemi ddelde diepte van het kanaal,z
=
spiegeldaling,B
=
kanaalbreedte.Na het kiezen van het scheepstype, de vaarsnelheid en het
kanaalprofiel (voor overdiepte en ruimte bij passeren, zie De Technische Vraagbaak)4) zijn de waarden van f, v, F en B bepaald
en de onbekenden u en z op te lossen.
Ir. Schijf voerde ~et de beide vergelijkingen wiskundige
be-werkingen uit. Deze waren niet principieel, maar ze leidden tot
een principiele ontdekking n.l. het bestaan van de z.g. natuur-lijke grenssnelheid bij een bepaalde verhouding van schip tot ka-naal. Een schip met een sterke motor, dat tracht boven deze
grens-snelheid te komen, maakt alleen meer gelven.
Physisch is deze grens te verklaren door een schip, varend
in stilstaand water te vergelijken met een pijler in stromend water.
pi,iler -~ 2
- 2 -~
_ _ _ _ ... _ _
~
.
~
_ _ _ _~~EL-/ 7 /' 7
,
, ,
,
'
,
,
1~,
,
~~
,
,
,=
11:
~
:,
Zonder opstuwing heeft het debiet een maximum waarde als
(v + u)2 2g 1 2
=
"3
(h +~g
)iii
I ,l6.
Vaart een motorschip met een eenparige snelheid door een kanaal, dan is de resulterende kracht op het schip gel~k nul en dus de
achterwaarts 'gerichte kracht K1 van de schroef op het water gelijk
aan de voorw-:.arts gerichte krac'..1t K2 van de boeg op het water.
Op de moot vvater ABeD is de resulterende kracht = 0, ZOd2.t h1 = h2.
Opstuwing treed·t bier niet op; er is d~s een maximum debiet en
een grenssnelheid. Dit geldt ook voor een slsepboot met
sleep-schepen.
Bij een beweging vanaf de wal of door middel van een
lucht-schroef kan wel opstuwing optreden: hier bestaat geen
snelheids-limiet ; de-weerstand wordt echter zeer hoog.
geldaling
l
\'-- - - -7
-
-
_L
opstuwing -4f-'-
--
.
..
--
.
-=~_
-=-~
_
~,
h2> h1 // / ~ ~,-.-.-/-/, ; ; / .. / f / / / ( / // ; , , / / /,
I I' IRet is heel bewerkelijk uit de drie vergelijkingen, gemerkt l
1, 2 en 3 de waarde van v expliciet uit te drukken in de bekende
waarden voor F, f en h. Daarom wordt de oplossing gegeven in de vorm van diagrammen o·
I Gr§:fieke~ van waye:rbewegi.~~~)_!' GchePl'...:.Ta§..-:::.! .. :_
Door in de vergel ijkingen 1 en 2 de z te elimineren vond
ir. Schijf een waarde van u uitgedrukt in f = F. h en v en evenzo
door u te elimineren een dergelijke formule voor z. Uitgedrukt in de dimensieloze grootheden v:
vgh,
u '~ \/gh en z:h werden afgeleid;f 2
r
u:II
gh) 2 1 } - + u:. II gh ) - 1 1 -F
-2"
v gh ( 1 ( 1 0\
+=
v ~ \/{jj1 V ~ \/ gh zie bijlage L1 _ f
F
E -
(1 + 2-r.!.L)-i
= 09 zie bijlage 2.v : gh
Bij aangenomen waarden voor f : F en v geven de diagrammen de re-tourstroomsnelheid u en de spiegel daling Zo
Sneller varen geeft groter u en z; maar bij een bepaalde f?F worden er boven een zekere snelheid geen waarden voor u:
ygb
en voorz:h meer gevonden. De hoogste krommen geven de grenssnelheid aan.
In onderstaande grafiek komt deze grens als omhullende van een aantal rechten naar voren. Voor een bepaalde waarde van
z/h : v2/ gh in de vergelijking van bijlage 2 blijkt n.l. een lineair
2
verband te bestaan tussen f:F en v :gh n.l.
f 2 1.
1 v ( 1 2 P )--2
°
-
F
=
P gh-
+=
waarin p
=
z/h v2/ghBij een zekere verhouding f:F is geen groter snelheid mogelijk dan de waarde behorende bij de omhullende.
In beide diagrammen is tevens een stippellijn getrokken die overeenkomt met 0,9 maal de grenssnelheid, de economische
snelheids-grens zoals later zal blijken.
In bijlage 3 is nogmaals weergegeven de grenssnelheid gedeeld
door \/ gh alsmede de bijbehorende waarden van u:
V
gh en z: h. Verruimen van een kanaalprofiel (dus verkleinen f:F) geeft eengrotere grenssnelheid (verkeersversnelling) en verkleining van de retoursnelheid; de verhouding z:h heeft een maximum bij f:F
=
0,23 en gaat pas wanneer f:F zeer klein wordt belangrijk dalen.8.
Het vergro~en van de diepte is ten aanzien van het versnellen
van de vaart meer effectief dan verruimen door verbreding; in
het . eerste geval stijgt immers tevens \fgh en bij dezelfde waarde
van Vg :
V
gh is de grenssnelheid groter.Opmerking: het dimensieloos maken van de coordinaten van de diagrammen biedt het voordeel dan men onafhankelijk is van het een-hedenstelsel,
IV Stroomsnelheid.
De uit bljlage 1 gevonden retourstroomsnelheid, eventueel
vermeerderd met snelheden door afwatering. schutten of wind mag
niet zo groot warden dat gronddeeltjes in beweging komen.
Voor samenhangende grond, waarbij d·] t oelaa tbare sne lheid af
-hangt van het poriengehalte, is nog geen theoretische afleiding
bekend. Onderstaande t abel geeft het resultaat van metingen in
kanalen (Leliavsky)5). .
Maximale gemiddelde stroomsnelheden: u voor een waterdiepte van 1 m: poriengehalte 0,65-0,55 0,55-0,35 0,35-0,25 u u u m/sec zandige klei (zand 501<,) 0,45 0,90 1 ,30 zware klei 0,40 0,85 1 ,25 klei 0,35 0,80 1 ,2O magere klei 0,32 0970 1 ,05
Voor niet-samenhangend materiaal kan met behulp van het
dia-gram van Hjulstrom (zie De Technische Vraagbaak) worden bepaald blj welke snelheid een korrel van een bepaalde diameter in beweging komt.
Ook kan men ui tgaan van de schuifspanning "G.I == sleepkracht
2
per m •
"G ==
y- •
R . I in kg per m2 Ui tu
==c
VRi
volgtu
==c
\/
~
Uit een groot aantal proefnemingen werd als benaderde kritieke
waarde gevonden (Lane)6)
~
\
1 ,
t
=
0,071 d, waarin d=
gemi Jdelde korreldiameter in mm.:Iierin is C
=
18 log""k-
12 R9.
Voork ~ 0,01, 0,05 en 0,10 ill zljn op b~lage 4 aangegeven de
kri-tische stroomsnelheden als functie van R en d, waarin
F - f
R - natte omtrek kanaalprofiel
V~~r een korrel op een talud moet de sleepkracht samengesteld
worden met de ontbondene van de zwaartekracht evenwijdig aan het
beloop_ a8.nzicht
1
talud doorsnede G a G sin a. ~ sino.Er is nog juist evenwich~ als:
G . coso. • tg<P =VG2 sin2a
a = hoek van het talud en
<p = hoek Vian inwendige wrijving.
Sa= sleepkracht door stroom
//kanaal-as
G cos a
, waarin
u a
=
C\/1
en dus evenredig met~s
aDe correctiefactor voor de t oelaatbare snelheid voor een korrel
op een talud wordt dus
'tl
2 2 _ \( cos atg <p-_ . tg 2 <p . 2.
:,
nn
a . 2 S l n <p10. Voor verschillende waarden van a en cp geeft bijlage 5 de
grootte van deze taludfactor; het blUkt dat een helling van 1:3
een redelUk toelaatbare verhouding geeft. Ook in de praktUk houdt
deze helling goed stand.
Correcties zijn nodig daar de waarden van de tabel en de bi
j-lagen 4en 5 betrekking hebben op een recht kanaal met een waterdiep
-te van 1 m.
Bochtcorrectie.
3U stroming door bochten zal de spiraalstroom de sleepkracht op de holle oever vergroten. Voor een gegeven bodemmateriaal is
dus een kleinere gemiddelde snelheid toelaatbaar. Lane geeft de volgende factoren voor snelheidsreductie:
kanaal zonder bochten 1900 kanaal met weinig bochten 0,95 kanaal met veel bochten 0978.
Dieptecorrectie.
V~~r waterdiepten groter dan 1 m mogen de bovenbedoelde snel
-heidswaarden worden vermenigvuldigd met
de factor - gemiddelde snelheid bU diepte h
- gemiddelde snelheid bU diepte 1
Op bijlage 6 z~n aangegeven de stroomsnelheden in een verticaal
volgens de formule 1 U h
=
U 1 hb
Ugemiddeld=
11
1 z 1/6 d zo
6 h 1/ 6 6 Ugemiddeld= '7
u1=
'7
uh 6 h 1/ 6'7
uh u1 dieptecorrectieb -
=
=
7 u 1 u1 h 1/ 6 • I I I V~~r diepten: 10,00 m 5,00 4,50 4,00 3,50 3,00 2,50 .2,00 . 1zijn de dieptecorrecties: 1,47 1,31 1,29 1,26 1,23 1,20 1,16 1,12i
'( .1 f 'j. t - ---- i i I
v
1 1 •
Vaarsnelheido
-Ret gebruik van de diagrammen werd besehreven uitgaande van
gekozen waarden voor f~F en voor v. De keuze van de vaarsnelheid
behoeft een toelichting. De scheepvaart is gediend door grote sne1-heid met k1eine vasrwcerstand, du,g do 0:1." 8811 ruim kanaal. De ci
viel-ingenieur verge1ijkt de kosten van grondaankoop en aanleg v~~r
ver-schil1ende profielen. Voor het bepalen van de meest eeonomische oplossing als eompromis tussen seheepvaartbe1angen en kapitaa
ls-l asten is een rentabiliteitsberekening gewenst.
De keuze van dwarsprofie1 limiteert de snelheid. Zelden zal
een sehip met de natuur1ijke grenssnelheid varen. Niet alleen
ont-breekt gewoonlijk het daartoe benodigde motorvermogen, maar boven-dien is het energieverbruik daarvoor onevenredig hoog. Beperking van de vaarsnelheid tot 0,90 x grenssnelheid (zie stippellijnen op
bijlagen 1 en 2) halveert de spiegeldaling, die een maat is voor de benodigde brandstof.
'Vel moet worden nagegaan welk risico het varren met grenssnel
-heid voorhet kanaal oplevert, omdat kustvaarders en sommige rivier-scbepen voldoende vermogen hebben en er bij naderen van een sluis
of brug soms aanleiding kan zijn zo snel mogelijk te varen.
Enkele snel1e glij-boten l ichten zich tijdens het varen uit het
water; men noemt dit planeren, hierbij nadert de verhouding f:F tot nul.
Voor de scheepsweerstand, waarop hier niet wordt ingegaan,
wordt verwezen naar de l i teratulJ.ropgaven
7)
8).
Alle beschouwingen hadden betrekking op ~~n sehip, varendein de as van een kanaal. Een sehip dat l angs een oever vaart geeft daar
'groter r et ourstroom en sptegeldc:.ling dan uit de diagrammen volgt
tr
en ondervindt grote~ weerstanQ. In het algemeen wordt alleen van de ~anaal-as afgeweken bij passeren, waarbij veelal vaart wordt ver-minderd. Tegenliggers hebben geen moeilijkheden; tUssen de sehepen
zijn retourstroom en spiege1daling gering. Een schip dat een
mee-liggend schip inhaal t heeft het aanvankelijk gemakkelijk I zijn
voor-steven komt in de spiegeldaling van het opgelopen sehipi het is eehter moeilijk deze kuil te verlaten en bij een klein snelheids-verschil bleek voorbij varen zelfs onmogelijk. Bovendien worden de beide schepen door de dubbele spiegeldaling tussen de sehepen naar
',I
12. elkaar toegezogen. Reglementair moet een opgelopen schip vaart verminderen en ruimte geven door zo ver mogelljk naar bakboord uit te wijken 9) •
Voor berekening van retourstroom en spiegeldaling wordt uitT
gegaan van een veel voorkomend groot schip, varend in de as van het
kanaal met de economische snelheid. Afhankelijk van het belang van
de scheepvaartroutewordt· voor deze_sne.lheid gekozen 10 a .1'4 Jrm/uur, overeenkomende met een grenssnelheid van 11,1
a
15,6 km/uur of3,1
a
4,3
m/sec.Op de meeste kanalen is de vaarsnelheid gebonden aan reglemen- II
taire grenzen, veelal afhankelljk van de grootte van de schepen. I
Voor de Delftse Schie zljn bljvoorbeeld de grootste toegelaten snel-
I
heden voor stoom- en motorvaartuigen 12 km/uur en voor slepeni
J
i,
7,2 km/uur.
Oeververdediging.
De civiel-ingenieur heeft niet alleen oog voor de aanlegkosten van een kanaal, maar hlj tracht ook de onderhoudskosten te beper-ken. Golven die tegen de oever breken geven een grote turbulentie en zo een sterke aantasting van het beloop. am dit breken te voor-komen wordt soms een oplossing met een verticale wand gekozen,
waarbij de waterdiepte bij de oevers niet minder dan 1,5 golfhoogte mag bedragen. De hoogte van de scheepsgolven is ongeveer gelljk aan
de grootste optredende spiegeldaling. Uit proeven bleek deze
laat-ste gelljk aan
194
keer de berekende spiegeldaling, daar deretour-stroom niet gelljkmatigover het profiel verdeeld" is. Zoptredend
=
1,4
z=
golfhoogte.Vereiste waterdiepte wordt dan 1,5 x
1,4
z=
2,1 z onderplaatse-lijke spiegeldaling van
1,4
z dus totaal3,5
z onder laagstekanaal-peil. am het breken van de golven te voorkomen moet dus over deze
hoogte een damwand voor een verticale oeverbegrenzing zorgen. Boven het hoogste kanaalpeil moet rekening worden gehouden
met de golfoploop
=
8 H tg a cos ~waarin H
=
golfhoogte=
1,
4
za
=
taludhelling bljv. tg a=
1:2~ = hoek tussen golfrichting en normaal op oever bijv. 450
-=====-
I '.'I
-I
>
13. 1
Golfoploop
=
8 . 1,4 z . 0,5.=
4 z.\/
2
-Gewoonlijk V'vordt boven de damwand zetwerk van natuursteen of
betonzuilen tot deze hoogte opgetrokken.
De peilen van 3,5 z - LKP en 4 z + HKP moeten eventueel nog
gewDzigd worden door invloeden van lozen, inlaten,schutten of wind.
Voor de oeververdediging heeft men de keuze uit drie typen: type I: een verticale wand:
- -
- -
-
J
I
type II: een doorlopend verdedigd talud, waarop dus golven breken~
... J,i ... .
type III: een verticale wand onder water met een verdedigd
boventa-lud: HKP --tItP----Il' -/39 5 z ... v ... . , I·' ,~I' I I ,r·
-. I f ,of: .§amenvatti~ HKP ·L:rte:::.
J
·4··
···;···
·
···
·
···
·
·~
"
~
ml],5:
, '
~
-,<1/ "'-.' I.::--
/ / '-14.Ter bepaling vanhet kanaalprofiel worden gekozen een verwacht
groot scheepstype (diepgang en f) en zijn vaarsnelheid (v).
Diepgang en speling (zie TIe Technische Vraagbaak) geven een
schat-ting voor h. Op bijlage 1 is ordinaat dan bekend.
De stippellijn geeft de waarde van f:F en dus van F.
Uitgaande van voldoende speling bij passeren wordt een kanaalprofiel
ontworpen met een oppervlakte van tenminste F m2 (taludsb.v. 1
:3);
h
=
F:B zonodig corrigeren).Met F en h bepalen de bijlagen 1 en 2 de wasrden van u en z.
Overschrijdt u de toelaatbare snelheden genoemd in hoofdstuk IV, dan
moet F vergroot worden, waarbij verdiepen doel treffender is dan verbre-·
den. TIe z-waarde bepaalt de hoogte der oeververdediging. Eventuele
invl oeden van lozen, inlaten, schutten of wind zowel bij u als bij z
in rekening brengen.
Tot slot enkele waarden van bestaande kanalen n.l. de Twentekanalen9
het Julianakanaal en het Amsterdam':"'nijnkanaal 1 0) .
schip: II /I kanaal
"
II il f:F h=
F:Bmax. tonnage
breedte x diepgang dwarsprofiel
=
f bovenbreedte=
B bodembreedte diepte ~warsprofiel=
F Vghv grens
ygh
(bijlage 1)v grens in m/sec Vgrens in km/uur Twente . 1350 t 9,5. 2,5 23,75 37,00 18,60 3.30 92,00 0,26 2,48 4,94 0,41 2,03 7, 3
reglementaire max.snelh.in m/sec
v
=
Ch.1
0 grenssnelh. in m/sec 1 ,83 0,37 0,20 0,95 0, 10 0,25 v :V
gh u :I{'@.
(bijlage 1) u z z h (bijlage 2) Juliana 2000.t 12 .2.8 33,60 46,50 16.00 5,00 169,00 0,20 3,64 5,97 0,48 2,87 10, 3 1 ,67 0,28 0,08 0,48 0,03 0 9 11 A'dam-Rijn grootste Rijnschip 13 • 2,9 37,70 75,00 50,00 4,20 260,00 0, 15 3,46 5,84 . 0,54 3, 16 11.4 2,85 0,49 0,15 0,88 0,08 0,28 I~J!/
"
I I J. c... \ \ ) \. .. ).... A
y"'"\ <'" ",/. < • ! I I, 1-r.t(
f ..:!I·r·
'-. , IVIII
~ 1)
Literatuur.
XVlIe Internationale Scheepvaartcongres Lissabon 1949.
-- 2) XVIIIe "
I
'
Rome 1953.f
~~
5 )
Hydraulica Collegedictaat Prof. Thljsse. De Technische Vraagbaak, deel W.
An introduction to fluvial hydraulics, Leliavsky. River training and bank protection.
b
6)
Flood control series nr. 4 United Nations.
7) Hydromechanische Probleme des Schiffsantriebs, Kempf. 8) Weerstand en .voortstuwing van schepen, Lam~eren.
9)
Manoeuvreren, De Boer.10) Wegwljzer voor de binnenscheepvaart. IX Bijlagen.
1. Lijnen van constant e waarden u : Vgh
in diagram van f:F en v : \/gFi. 2. Lljnen van constante waarden z : h
in diagram van f:F en v : Vgh
3. Grenssnelheid :
\/g;;
en bijbehorende u :V
gh en z : h als functies van f:F4. Lijnen van constante waarden van kri tische stroomsnelheden als fUnctie van R en d.
5.
Taludfactor.6. Stroomsnelheden in verticaal en dieptecorrectie.
15. II i I , i)-i I , .1'.
,
j
" .m:
0,
1 .--I· N, I:"'P-:
:J~ i I I ._{ I' I IDe si tuatie van het stuwcomple.x.
Een stuwcomplex in een scheepvaartweg kan de vol
-gende onderdel en omvatten (fig. 1)~
1. het eigenlijke stuwlichaam; slechts zelden gevormd
door een geheel vaste of regelbare stuw; meestal
be-staat deze uit een of meer beweegbar e stuwen ten behoeve
van de scheepvaart bij hoogwater, terWijl soms een gedeel
-te uitsluitend( bestemd is voor waterafvoer, t en behoevc
van de fijnregeling van de waterstand, of ~ bij zeer brede
rivieren - omdat de scheepvaart voldoende heeft aan een
deel van de rivierbreedte, en in het overige deel dus
een goedkopere oplossing mogelijk is~
2. aansluitende riviervakken, mecstal over een bepaalde
l engte met vastgelcgde oevers ter verhindering van
on-gewenste bedveranderingen;
3.
een of meer schutsluizen, soms geplitst naar lang-zame vaart (8Iucpsl~izen) ennaar snelle scheepvaart
(motorschepen); een enkele maal t evens dienend voor
hoogwaterafvoer;
4.
aansluitcnde kanalen, kanaalmonden en wachtplaatsen;5.
zelden een speciale kloine schutsluis voor het schut-t en van roeiboton, zeiljachten, enz.6. zelden een speciale vlotstuw voor het via een
hellen-de goot aflaten van houtvlotten ;
7.
eon of meer wat erkrachtcentrales;8.
toel ei dingskanalen voor de centrales;9.
vistrappen of vissluizcn en glasaalgoten (mont6e) ;10. grondophogingen met workplaatsen en andere
dienst-gebouwen en -woningen;
11. een werkhaven9 soms t evens vluchthaven bij ijs;
12. verkeorsbrug;
13. oeververdedigingen, kaden, dijkcn, afsluitdammen,
dienstwegon, afwateringswerken van aangrenzende gronden,
enz.
Des t e meer functies in een stuwcomplex verenigd
zijn (scheepvaart, waterkracht, irrigatie, verkeersbrug),
des t e moeilijker zal hot zijn om aan aIle - onderling
vaak tegenstrijdige - vorlangcns en eisen te voldoen.
·
.
Primair moet worden gesteld dat de hoogwater- en
ijsafvocr niet ontoelaatbaar gestoord worden door de
aan-wozigheid van hot stuwcomplex.
Van even groot bolang is dat de scheepvaart9 zowel
bij gestuwde als ongestuwdo rivier, het stuwcompl ox
ge-makkelijk en veilig kan passeren. De hiertoo te stollen
eisen komen nog nader tor sprake.
Bij lagodruk-krachtwerkon zijn onige cm moer of
min-der verval van directe invloed op de productie. De to
e-lei dings- en afvoerkanalen naar en van deze worken dienen
extra energieverliezen zoveel mogelijk t e boperken.
Alleen bij oon doolmatige ligging van de vistrappon
enz. is cen Goede werking illog.;:;lij.k~
Do situatio van het complex diont zodanig to zijn dat
een zo groot mogolij.k gebied bovenstrooms van het complex
gehulpen kan worden aan oen natuurlijko afwatoring naar
het lago benedonpand van rivior of sluis.
De ligging van het stuwcomplox dient evontueel
zo-dan}-g te zijn 9 da t oen gunstig wogtrac8 aan kan slui ten
op de overbrugging.
Het bonedonsluiskanaal en do eventuolo werkhaven
zullen wellicht dionstklaar gemaakt mooton worden als
vluchthaven bij ijsgang. Eon veiligo ligplaats dient dan
verzekprd te zijno
De dienstwoningen, kantoren onz. zullen zo mogelijk
ook bij hoogwater boreikbaar ~oaton zijn, on niot te vor
van eon verzorgingscentrum mogen liggon.
Bij deze en andere GiBeD komt nog het vorlangen Qat
de aanleg- en onderhoudskosten van het complex laag
zul-len blijven en het beheer overzichtelijk (concentratie).
Verder de eis dat uitvoering van het project mogelijk is
zonder in bepaalde fason van uitvocring de waterafvoer
of de scheepvaart ontoelaatbaar te hinderen, en tenslotte
het verlangen om tookomstigo uitbreidingen (sluizen,
wa terkracht) mogelijk t e houden zonder ingrijponde en
kost-bare wijzigingen van het complex.
Bij het opmaken van eon kanalisatieplan zal de
plaats van de stuwen in het algemeen bepaald worden uit
J.
weI enige speling, zodat de nader e plaatsbepaling kan
worden bepaald aan de hand van de mogclijkheden welke
de situatie van het betreffende riviervak biedt. Deze mogelijkheden ~crtoncn grote variatic zoals uit het volgcnde kan blijken.
Soms is het niet t o vermijden dat het stuwcomplex
moet worden gel egd in een riviervak, waarvan het bed zeer nauw is door de aanwezigheid van heuvels of
stads-bebouwing direct langs de oevers.
In dat geval zal de stuw gebouwd worden in de
be-staande rivier en zal voor de sluis en de sluiskanalen
nauwelijks ruimte gevonden kunnen worden op de oever. De scheiding tussen rivier en sluiskanalen bestaat dan uit een enkele wand. Ook al is het dan mogelijk om een
zodani-ge toe stand te ontwerpen dat het natte dwarsprofiel bij
hoogwater ter plaatse van het complex niet veel minder
is dan boven- en benedenstrooms, dan geeft toch vaak de
uitvoering van het werk grote moeilijkheden. Tijdens deze
uitvoering - welke een aantal jaren zal vergen - moet
de laagwaterafvoer maar ook de hoogwaterafvoer zo min
mogelijk gestoord worden en moet ook de scheepvaart
voortgang kunnen vinden. Men zal het werk dan in
gedeel-ten moe ten ui tvoeren, elk gedeel te in afzonderlijke
bouw-put. Men kan b.v. eerst de stuw in twee of drie gedeelten
uitvoeren en de plaats van de sluis voorlopig reserveren
voor hoogwaterafvoer. In verschillende gevallen zal het
echter nodig zijn om juist eerst de sluis te bouwen,
om-dat in de volgende bouwfasen van de stuw de scheepvaart
te veel wordt gehinderd, maar dan door de sluis kan
wor-den geschut.
Ter besparing van ruimte of ter vereenvoudiging
van de uitvoering is ook weI een oplossing gekozen
waar-bij stuw, sluis en waterkrachtwerk niet in hetzelfde
dwarsprofiel van de rivier werden gelegd maar onderling
verschoven. Overwogen zou verder kunnen worden om de as
van het krachtwerk loodrecht t e plaatsen op de stuwas of
om de verbindingsdammen tussen de kunstwerken - evenwijdig
4.
behoeve VQn de hoogwaterafvoer. Deze oplossingen worden echter weinig meer toegepast in verband met de hierdoor
veroorzaakte ongewenste waterbeweging.
In de meeste gevallen zal de situatie wel enige
speling toelaten. Men kan dan het complex - of een deel ervan - buiten het laagwaterbed bouwen~ en na
voltooi-ing de rivier omleggen. Men kan ook de rivier t~del~k
omleggen? de stuw in de oude rivierbedding bouwen en
tenslotte de rivier weer terugleggen. Welke oplossing men zal kiezen, zal afhangen van de situatie van de
ri-vier ter plaatse.
Fig. 2 geeft schematisch in dwarsdoorsnede een stuw
met sluis in een nauw bed tussen heuvels. Aangegeven is
de fasen, waarin de bouw kan geschieden.
Vele rivieren bezitten een ruim hoogwaterbed
waar-in alle £ewenste ruimte is voor het plaatsen van een stuwcomplex. Is het l aagwaterbed recht of flauw gebogen~
dan zal het complex direct naast de rivier gelegd wor-den in een flauwe bocht van de rivier, welke na
vol-tooiing omgelegd wordt.
Ook b~ dit type rivier ziet men echter wel dat de stuw toch geheel of ten dele in de bestaande rivier
wordt gelegd ter besparing van het bij omlegging nodige grond- en oeververdedigingswerk. Een kostenvergel~king
zal moeten uitmaken wat de goedkoopste oplossing is. Een dergelijke oplossing zal men alleen kiezen als het
laagwaterbed zo ruim is dat een gedeel telijke tijdelijke afdamming geen bezwaren kan geven.
Fig. 3 geeft schetsmatig een situatie waarin de stuw is gel egd in een flauwe rivierbocht, terw~l de sluis i s ontworpen in een rechts afsn~ding.
B~ rivieren welke sterk bochtend zijn zal men
over-wegen om het t e bouwen stuwcomplex t e l eggen in een
kunstmatige bochtafsnijding, waardoor tevens de ligging van het laagwaterbed wordt verbeterd en eventuele slechte riviervakken worden ge~limineerd. De uitvoering van het werk wordt in dit geval veel eenvoudiger (~~n bouwput met ringd~k, minder bemaling, geen fasen-uitvoering) ,
5.
terwijl vaak gelegenheid bestaat om het complex
verbin-ding te geven met het hoge land of de bandijk. Ret
grondverzet en de oeververdedigingen ten behoeve van de
aansluitende riviervakken kan echter vrij kostbaar worden;
kostenvergelijking en afwegen van voordelen zal ook hier nodig zijn.
De bochtafsnijding moet aan de rivier worden
aange-sloten met ruime bogen? waarvan de straal z6 moet
wor-den gekozen, dat de aanzanding van de binnenbocht (het
bodemdwarsverhang) het voor de scheepvaart vereiste
vaar-profiel niet beperkt. De rivier is dan over de volle
normaalbreedte bevaarbaar. Is de rivier echter zeer breed
dan is een vaargeulbreedte van 6 ~ 10 maal de
scheeps-breedte (2 ~
4
baansweg) voldoende.Fig.
4
geeft de situatie van het stuwcomplex inde Maas bij Roermond, hetwelk in een afsnijding is gebouwd.
In het algemeen zal men niet overwegen een
stuw-complex te bouwen in een afsnijding, welke de rivier
sterk inkort. Ret in deze coupure zich instellende
steile verhang zal in de geopende stuw een
stroomsnel-heid veroorzaken, welke voor de scheepvaart hinderlijk
kan zijn. Bovendien zal, gezien de vereiste vaardiepte,
het coupure profiel smaller zijn dan het rivierprofiel.
In smalle rivieren kan zich dan het geval voordoon, dat
het stuwprofiel geen ruimte biedt voor voldoende wijde
scheepvaartopeningen.
Indien een stuwcomplex moet worden gelegd in een
vrij meanderende ri vier met vertakkingen en geulen dan
zal toch in elk geval een zekere regulering boven- en
benedenstrooms nodig zijn om de scheepvaartgeul vast te
houden nabij de scheepvaartopeningen van de stuw en nabij
de kanaalmonden. Aansluiting van het complex aan 6~n
der hoge oevers is gewenst.
Ret complex kan weer in een dar hoofdgeulen worden geplaa tst of in een nevengeul waarbij dan later de
hoofd-geul wordt afgesloten en de betreffende nevengeul wordt
vergroot. Uiteraard zal het gehel e vertakte bed? met
uitzondering van de resterendo laagwater- en
I
waarbij dE) afdamming - voorzover dienende tot afvoer
van hoogwater - bestand moet zijn tegen het
overstro-mende water.
In de bovenstaande gevallen is steeds veronde
r-steld dat het geheel van stuw, sluis, waterkracht9 enz.
in ~~n complex wordt geconcentreerd. Vermeld werd steeds
dat, bij beperkte ruimte van het rivierbed9 soms de
on-derdelen worden verschoven. Er kunnen echter ook andere
redenen zijn om de onderdelen ver uiteen to leggen. De
situatie van de rivier, de bodemgesteldhcid, combinatie
met andere werken, of toekomstige uitbreidingsplannen
kunnen hiertoe aanleiding geven.
6.
Fig 5 geeft de situatie van het stuwcomplex in de
Maas bij Linne. De stuw is gebouwd in een korte
afsnij-ding naast de rivier9 de schutsluis in een sterk
inkor-tende afsnijding, waardoor de sluisvaart aanmerkelijk
kor-ter werd dan via een sluis naast de stuw het geval zou zijn geweest.
De situatie van de rivier boven en (of)
beneden-strooms van de stuw kan zodanig zijn dat een goede
aan-sluiting met het sluiskanaal alleen mogelijk is op grote
afstand van de stuw. In dat geval zal het wellicht
goedkoper worden om de sluiskanalen en sluizen niet
vlak langs de rivier te leggen maar een andere route te
laten volgen, waarbij de sluis op grotere afstand van de
stuw en niet meer loodrecht op de as van de stuw komt
te liggen. Het sluiskanaal zal soms tevens moeten dienen
als toegang tot een haven. De aanwezige bebouwing of
bodemgesteldheid zal soms meebrengen dat een stuw wel
geprojecteerd kan worden maar de sluis op een andore
plaats moet komen. Een bijzonder geval troedt op als men
een bochtafsnijding kan maken, maar de hieruitvolgende
rivierinkorting ongowenst is b.v. in verband met de
bodemverlaging bovenstrooms. In dat geval zal men de
sluiskanaal een kortsluiting laten maken (fig. 5 stuw
Linne in de Maas).
Een ander bijzonder geval doet zich voor bij de stuw
7.
te Komps in de boven-Rijn direct beneden Bazel (fig. 6). Bonedenstrooms van di t punt i s de Rijn slecht bevaarbaar door een rotsdrempel (Istein) en door andere ondiepten. Een lateraal kanaal (Grand Canal d'AIsace) zal over dit
deel van de Rijn tot Straa tsburg in de toekomst de
scheep-vaartweg gaan vormen. Bovenc1ien zal door dit kanaal Gen deel van het Rijnwa ter worden gE)leid en zal bij elke sluis
in het kanaal een waterkrachtwerk worden geplaatst,
zo-dat t ovens ene:rgi e-opwekking kan plaatsvinden.
Ten behoeve van deze waterafleiding en ten behoove
van de vaardiepte op het Rijngedeelte boven de
kanaal-mond tot Bazel is nabij Kemps een stuw gebouwd. In dit
geval zijn sluis en waterkracht gecombineerd.
Gelei-delijk wordt het kanaal stroomafwaarts verlengd met een
kanaalpand, een stel sluizen, een waterkrachtwerk en een
ui tmonding in de Rijn. Bp elke volgende stap wordt een
nieuw pand gemaakt en de oude kanaalmond gesloten. De
eerste stap (stuw + eerste sluispand) werd r eeds voor de
oorlog voltooid. De tweede stap (sluis en waterkracht
(Ottmarsheim) is kort geleden voltooid. In verband met di t plan is de si tuatie van het stuwcomplex Kemps
afwij-kend geworden van de normale oplossingen.
Zo zijn er in de praktijk vele stuwcomplexen aan te
wijzen welke door bepaalde eisen een bijzondere si tuatie hebbon gekregcn.
Zoals reeds eerder werd opgemerkt spelen de
scheep-vaarteisen een grote rol bij het on twerpen van de si tua-tie van de onderdelen van het complex. Indien de stuw gedurende een deel van het jaar bij grotere waterafvoer
openstaat, kunnen ton aanzien van de scheepvaart 3
toe-standen worden onderscheiden:
1. open rivier, scheepvaart door de stuw, normale
---==~----==~~==-=~~---.,
./
2. gestuwde rivier9 scheepvaart via de sluis; hoge
bovenwaterstanden met kleine stroomsnelheid 9
.
lage8.
waterstanden bene den de stuw met grotere
stroomsnel-heden; weinig zandtransport;
3. over gangs toe stand 9 ri vier of reeds open of vrijwel
open voor waterafvocr 9 doch scheepvaart door de sluis
(tijdens plaatsen of strijken van de stuw); normale
stroomsnelheden op de rivier.
Hoever men met de eisen zal gaan9 'zal onder meer
afhangen van het type scheepvaart (moej_lijk handelbare
slepen of m.otorschepen) 9 en van de vraag of de
scheep-vaart gewend is aan gekanaliseerde rivieron. ED het
voor-komen van een enkel stuwcomplex op een overigens
gemak-kelDke scheepvaartroute zal men hogere eisen stellen.
Voor alles geldt verder dat de scheepvaart steeds
een vroegtijdig overzichtelijk beeld krijgt van het
voor-liggende vaarwater met stuw 9 kanaalmond9 enz. Dit geldt
vooral voor de afvaart9 die - wil ZD bestuurbaar blDven
-met vrD grote snelheid het stuwcomplex zal moeten
nade-reno In verband daarmede moet het complex zo mogelijk
worden gelegd in een r echte dan wel zeer flauw gebogen
strokking van '1 500
a
2000 m' lengte.ED open rivier en aannemende scheepvaart door de
stuw9 kunnen de volgende eisen worden gesteld:
1. het natte dwarsprofiel ter plaatse van de stuw mag
niet veel kleiner zDn dan in de rivier; vooral bD
hoogwater dient de stroomsnelheid in de stuw ongeveer
even groot to zDn als in de rivier9 en wel speciaal
in verband met het gevaar van het breken van de
tros-sen van slepen;
2. de totale wijd te van de sCheepvaartopeningen dien t
on-geveer gelDk te zDn aan de vaargeulbreedte in de rivier;
3. indien er meerdere openingen zDn, dan dienen de
op-vaartopeningen bij sleepvaart toch tenminste 25
a
30meter wDdte te hebben (bD overigens ideale
water-beweging); bij duwvaart zal men oen wijdto van tweemaal
de breedte van de duwsleep eisen. Voor afvaart zullen
zwaardere eisen gesteld mooten worden; bij ideale
de breed t e van dE~ duwsl eep. Is inhal en op de ri vier taegestaan dan zal dit zo mogelUk oak in de stuwopening
moeten kunnen geschieden9 althans voor de afvaart. Een
afzonderlUke opening hiervoor verdient de voarkeur. BU brede niet genormaliseerde rivier en worden hogere eisen
gesteld~ de ligging der lage zandbanken, welke in doze
rivier en elk jaar anders is, zal tot stromingen l eiden
welke de stuwopeningen scheef aanstromen. De vereiste
openingen worden dan zo groot, dat een oplossing met grote afsluit~lementen niet meer mogelijk i s. BU derg
e-lUke stuwen zal vaak bU hoogwat er de route via de sluis
worden genomen;
4.
de stuw moet gel egen zUn in cen zeer flauw gebogen ofrecht riviorvak. Zou de stuw in een scherpe bocht lig
-gen dan zou niet alleen een ongewenste spiraalstroming
optreden, maar zou ook door het bodemdwarsverhang de
diepte in het dwarsprofiel ongelijk zijn. Eon ongelijke
drempelhoogt e en ongelUke af sluitel ementen zouden hier
-van de consequentie zUn hctgeen minder gewcnst i s. Boven-strooms van de stuw moet het riviervak zo mogelijk r echt
en tenminste een kilomet er lang zUn, zodat over deze
lengte geen gebogen stroomdraad voorkomt en de afvaart
in een rechte strekking de stuw kan passeren;
5.
in verband hiermede zUn gl adde oevers, afgeronde pUlers,enz. gewenst zodat geen ongewenste neerstromingen de
soheepvaart ui t de koers Imnncn brengen bij het zich
richten op de scheepvaartopening. Een haakse ligging van de stuw t.o.v. de rivieras i s dan ook zeer gewenst; 6. de afvaart moet l iefst al op enkel e kilometers boven de
stuw het zicht op de opening krUgen;
7. de afvaart-, resp. opvaartopeningen (aangeduid door bor
-den) moeten liefst aan die zijden van de rivier liggen
welke de scheepvaart ook zou nemen indien geen stuw
aan-wezig zou zijn.In verband met het feit dat op vo
rschil-lende rivieren het stuurboordswal (rechts) houden bij
passeren is voorgeschreven (Maas, IJssel), op ander e rivie-ren alleen bij slecht zicht (Rijn, Waal) , is de mooiste oplossing verkregen als het trace zodanig wordt gemaakt dat t er plaatse van de stuw geen natuurlUke ove
rsteek-10.
plaats is? maar een yak waar van nature stuurboordswal
wordt gehouden;
8.
Voor de navigatie is het bet er indian de stuwopeningop de overheersende windrichting ligt.
Bij gestuwde rivier zal de scheepvaart de weg via de
sluis moet en nemen. De eisen die dan gesteld kunnen worden
zijn in sterke mate afhankelijk van het type scheepvaart en
van de stroomsnel heid op de rivier boven de stuw. De mond
van het bovensluiskanaal is hierbij het meest precaire punt.
Tijdens de gestu.,wde rivier i s de stroomsnelheid meestal
zeer gering bij deze mond. In de ovcrgangstoest and tijdens
het strijken of plaatsen van de stuw treden echter grotere
stroomsnelheden Ope Ook dan zal de schoepvaart de kanaal
-mond moet en invaren.
Voor het geval dat op do rivier vrij grote
stroomsnol-heden voorkomen in de peri ode dat de scheepvaart door de
sluis gaat, kunnen de volgende eisen worden gesteld:
1. een vroegtijdig zicht op de mond van het kanaa19 zodat
de afvaart tijdig koers kan veranderen9 en rekening kan
houden met de overige scheepvaart op het kanaal;
2. indien de afvaart de mond misvaart? moet bovon de stuw
nog voldoende ruimte zijn om op te draaien (sl epen
mini-maal
:!.
1000 m);3.
de mond van het boventoal oidingskanaal moet zodanigliggen dat de afvaart gemakkelijk naar binnen komt; deze
mond mag. echter bij open rivier ook weer geen stroom
uitwerpen. Een compromis tussen beida Gi sen moet
ge-zocht worden; modelonderzoek kan hierbij helpen.
()
In de fig.
1
en 9 zijn twee extreme toestandon gegeven:in fig. 8 is de toestand voor de scheepvaart bij gestuwde
rivier ideaal; bij open rivier treedt echter een hinderl ijke
neerstroming op voor de sch§,apvaart.
Bij ze er bre de ri vier en hoeft di t geen be zwaar t e geven
omdat de scheepvaart dan buiten deze neer kan blijven.
Uiteraard is dit ook geen bezwaar indien de schecpvaart
al tijd de sluisweg neemt. Een enkel e maal zal de mond van
het boventoel eidingskanaal stroomvangend kunnen worden
ge-l egd, indien de sluizen bij hoogwa ter dienst doen als wa te
---.,~
"11.
In fig. 9 is de andere extreme toe stand gegeven,
waarbij de vaart bij open ri vier ideaal is; bij gestuwde
rivier zal de scheepvaart sterk van koers moe ten veranderen
om het kanaal in te varen. Vooral bij de overgangstoestand
(open rivier en dus grote stroomsnelhoden9 maar scheepvaart
door de slui ) kan dit moeilijkheden geven.
Een zeer kleine hoek tussen k~naalas en rivieras9 en
al s gevolg daarvan1 een wijde kanaalmond geeft hierin
ver-betering. Een dergelijke l ange onderbreking van de oeve
r-geloiding kan echter weer bezwaren geven 1. v. m. het
ont-staan van verondiepingen. Over het al gemeen is dit bezwaar
niet zo groot omdat de waterdiepte boven de stuw toch
groot is,
De toe stand voor de scheepvaart wordt gunstiger als
de mond is gelegen in een buitenbocht van de rivieri de
invaart wordt dan beter. De grotere stroomsterkte in
buiten-bochten zal echter een afronding van de splitsingspunt
nodig kunnen maken ter verhindering van stroomuitwerping
(fig. 10) .
Een mond in een binnenbocht is zeer ongewenst1 niet
all een i.v.m. de mindere diepte maar vooral i.v.m. het
moeilijker binnenkomen 9
4. de ligging van de mond moet liefst zodanig zijn dat bij het
invar en de schepen dezelfde oever ,kunnen blijven houden;
het gevaarlijke oversteken met risico van op de punt varen
wordt hiermede vermeden (fig. 11);
5. ook het uitvaren van het boventoeleidingskanaal door slepen
moet liefst zodanig kunnen geschieden dat de scheepvaart,
op de rivier komende, voorlopig dezelfde oever kan houden.
Het gevaarlijke overgieren wordt hiermede vermeden (fig.12);
6. de l engte van het boven toel eidingskanaal moet zodanig zijn
dat binnenvarende slepen (die zichzelf niet kunnen
afrem-men) voldoende l engte vinden om uit te lopen alvorens de
wachtplaatsen te bereiken. Een lengte van 6
a
800 .ill isvoor slepen een minimum cis bij groters stroomsnelheden
op de rivier;
7. voor het benedentoeleidingskanaal en mond gelden deze eisen
niet in die mate. Aangezien de waterdi epte bcneden de stuw
-12.
mond niet aan ,de ondiepe binnenbocht liggen. Een flauwe
buitenbocht is aangewezen terwijl voorkomen moet worden
dat op de overgang van rivier en mond sterke aanzanding
optreden kane De onderbreking van de stroomgeleiding moet
hier dus klein-zijn. Eventueel kan gebruik worden gemaakt
van de ei-vormige mond waarin de neerontwikkeling zo krach-· ..
tig kan zijn, dat een goede geleiding van de rivier wordt
verkregen (fig.13).
Gezien de vele bovengenoemde vaak aan elkaar
tegen-strijdige eisen moet hot uitgesloten worden geacht dat een
foutloze oplossing kan worden gegevcn.
Zo kan ten aanzien van het afgebeelde stuwcompl ex
Roermond (fig. 4) worden opgemorkt9 dat het bove
nsluis-kanaal aan de verkeerde zijde van de rivier ligt, een weinig
gunstige mond heeft en veel t e ,kort is. Het
benedensluis-kanaal is eveneens te kort als wachtplaa ts 9 terwijl de
zand-bank in de binnenbocht ter plaatse van de mond nog
merk-baar is.
Ten aanzien van het stuwcomplex Linne (fig. 5) kan
worden gezegd dat de havenmond wel zeer wijd i s en tot
ster-ke bankvorming in de tegenoverliggende bocht moet leiden.
Bij de stuw Hagestein (fig.14) liggen de kanaalmonden
niet ideaal, terwijl bij open rivier de afvaart wellicht
enige hinder zal ondervinden van uitwerpende stroom aan de
punt van het boventoeleidingskanaal. Zo nodig kan in de
toekomst de bovenmond nog wat versmald worden om dit
uit-werpen en eVe aanzanding van de mond tegen t e gaan.
Over het algemeen zullen dergelijke kleine gebreken
Technische liogeschool Delft
Afd Weg-en Waterbouwkunde
AL6 WATERBOUWK.
·
. ..... . . . . . . . .· ., .. .... .. .
Alg
o
OVCJrzichi
stuUJcom
ple
x.
F
ig.1.
.... : .:.:.1:-:':':"" ,':':':':':':':":':':':':':':', .. ... .. .. ... waterkrachtwerk :....00---.--..... ' ......... ' . . .. ... ... . , ... . • • • • • • • • • • • I • • • • , • • • • • • • . . , . .. . ' .. ... ... ... . , .... , .. ... .... ... , . " . .. . . , . .. .... . . ,' .............. ... ....... ......... . .. . . . . .. . . . . . . .. . . " scheep-vaart+ afvoerop-ening-=-e,,--n --"'s=tu"-'-w'---_ _ • +; ;Vistrap
t
/I"bootsluis sluizen ~~vlotstuw ... .... . . 6 ~ , . " ... ,: .. '1" ... . b' ovenslu/skanaal ... ... .. .. ,..
···
·
·
·
···:7euens,u"~~i~~
·
.
..
~
r
.::
.:::
•.•••
.•
.
:.:/.:
•.•
••
•.
.
•.•••••••••••••• :·
....
.
....
...
...
:
•
•.
•.•
•
WO""9,,L2:
S2I
.
I
i"""'
"'"9
StuUJ
tJrt
nauUJ
b
e
d
9bouwf
aseJrt.
Fig.2.§ W §.H..UJl§ afvaart opvaart I I I I I I I ~~ >-<::::: I -J I I I *. r. , ./1' _ __ J I L ___ :J ][
n
m
Bouwfasen: I-JII-li-Ill,of: TIl-lII-l-li
Stuw
.
~~
.
f~~~~~
bocht.
Fig.3 .. ... ' ... , ... . . , .... ... .... " . , ... " .... ' ... '.' ... , ... , . . .. , ...
.
~~~~~~~~~::::::~~~~~·S·~·#.·#
·
~·#·
~
·
~·~~~~::::~~~7777~~~:.:.~~
:::: .. ~. .. . ... . .:::::.:.:: :.::.: :.: :.::,: :.::.::,::. :':,::.::.::.::. >. >. >, >, >. >. >. >. >. >. >. >. >, >. >. >. >.:.' >.>. >. >, >. >,: :::::::. . . . :-:-:-.
. . :-: -:.: -:.:- : . . " ...-: ..:- :- :-...:-..:-:-..: . :-:. ....:: ::: : :: ::::: .....:::: : :::: :::::: :: ::: .: : :: :. , : :::.:-' .. · ... ,' .. ... . , ... .... " ... .... .... .. ... ... .... ... ... ... ' . ' .. • • • • • • ', •••••• '. ' ••••••• ', '0' . : . : . :-:-:->:. :-:< <.: -:.:.:-'.. . . .. .: <-: -: -: <-:-:.» :-:.:-:-:-'.' ... ,',' ... ... .!c',·,1!)!Sch.'! h",f<}sc'i1oo/ Oe/f't
"t:,' II'e;1-N' 1'V.'1terDOl!wkul7de
~iL7, WATf.'fjOUWi(
Situutie S
l
uts
en
StU1JlY
te
Roermond
Schaal 1.12500 / / / / /
,
,//\'
I / I I I I I I I I I I I I I I / / Fig.,",l
~L6. -, ;/I/~.:/r'5(Jl7f
51 uis in grote
bochtafsnyding
Situutie
Sluis
en
Stuw
1£
Linne
Schaal 1: 12500
~:;o ! '.- ,.. .• "~I 0;"-/..-'-1'1"''', '~~,,-'
.. _':';.' IVAT.c '-3 ~-, .1"/'\.
Situatie Stuwcomplex
Kemb~L
/~,-",/>"" ~". --7c' njfi72~..,.,,,, ....-r_
A.~i.Y: 11/.=7:;' -C'/7 P1~cerbov J-vlrll/ld~
AL6: !1'·FERBrJUWI\:
- - - -- - -500
-Stuwcom.plex
Jochen~rteilrL
~J/A
- -'f50=====_=-=~~-=--=
-=
~
~-
= ~
"O
~
!!1i
~~
;
'
~~~~7::C5"
''''
~
~ WaterKracht werA--DORAY Arvoeropen/ngen ~ ~ ~~
JOCHENSTEIN o~CJ
fF oo
OnderKanaa/ ~\
Te<-hnls,-),p t/(/<lC'sL';'vol OelFt ,1;;/ i V,'J -,'?n II ait!rDoJllwkunJe ·1:,". 11/ iIIEIi'8f7UWA • • • • • • • • • • • • • • , • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • I • • • • • • • • • • • • " • • • • " ... .. " ... " ... , .... ... .. .. ... .... . .. · ... . .. .. .. .. . .. . . .. . . . .. . . .. . . .. . .. . ' .. ... " . .. . . .. . ... . . " . . . . . .. ... .. . . .. . . . .. . .. . . . ... .. . . . .. .. .. . . . . . . . . . .. . . . .. .. . . . . .. .
p
/2~
~
~~
··
~
..~
·
·~
..·~·:
0
.:_:_~:.
...:
...:7.:.:_~:.:_:7.:_:~
... ...
:.
·
~
·
...~
,- ---,-===:===---!
. . ....
....
.....
. ....... .
... ' .' .'':--. , , -• • • • • • • • ' • • • • • • • • , I • • • • • • • • • , • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • I • • • • • • • • • • , • • • • • • • • • • • • • • • • • • , . .. ' " .... ... .. ... , .. ... ... , .. . , . , ... , ... , .... . .. . , ... ... ... ... . , . , ... . , ... ' " .. .... ... .. . . . ... ... .... ... ... . ... . · . .' ... .... ... ... , . .. . . .. . . .. . ... ' .. .. .. ... .. ... ... .... . , ... , ... " ... " ... , . .. . . . . " ... .... ... .... , ... .. . · ... ... .. " .. ... ' " ... ' .. .... ' . . . ., ... ... .... .... .... ... . ... ... , . · " .... .... . . ... .. .. . .. . . .. .. .. .... . . .. .. .... . . . . . . . " ... .. . • . . • . . . • . • . . . '7. ':-7. .-:-. -=-. .,.-,. .-.,... -:"'. ~.. .': -: -: . :-:- :-:-:- :-:-:- : ''-:. .-:-. -:-. .:-:". -:-. -:-:. .-:". "':"' ... ' . . '. -: . :-:- :- :-:-: -: -: -: -: . :-:-
:-:-: -: -: -: -: -: . :-:-:-:-:-
. :-. : -: . -: .-:
. -: . . -: -: -: -: -: -: . :-: -: . :-.. ' . , .. , , .. . . . . . .. . . · ... ... ... .... ' . . . . , . , .. . .. ... . , ... .... . · ... ... ... , .. , .. .............. :->: -: -:.:-:-. -: -: -:.:-:-:-:-:-... . · · ......... ... . . · · ... , ... ... '. . ' .... . ' ..... ' ................................ . . . . .. . . . . . . . , .... " fj .. . . " . " o 1/ e /J s / (/ /s If-... a/Jaa/..
· ., ... .. , ... . " .. " .. ..
...
....
...
:
•
.
••.•.
:
.•..•.
.
.•...•.
~
... ... .. --- Fig. 9 ~. Fig.iO.
---~.~.-~~------9
rtechnisc/ie lfogescllOol Delft ,lfd /IIleg-en Waterbouw/wnde
AL6. JliI,4TERBOUWK.
Situutie bovenstrooms kanaalmond
10
v.
m
e
0rvaurt
uit slulskanaaL
· ... .. .. , .. . . :.: .... .. ............................. . " ... .... ... ' " · ... .. .. .. ... " ... . · , ............................... . . . . ' .. , ., ... . . . . .. . . " ... ... .... ... ... .. ... ... ... . · .. ... .. .. ... .. .. . , . ... . ... ... .. .... .. ... , ... . , .... .... .... .. ... .... .. " .. . .................................... . . . . . .. . . .. . .
Faubef in verband met avergieren.
.· . .. ." ..'." ... . . , .. :.;.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.:.: ...... . -~,-, • ...:...:,:" • .:..c"" " " " ' . " •
---
---. ... . . . '. . " , ... . --. . . . . . . , . . .... . .
----
----Fig_ 12
l
----~ ··
.... ., ... ... ... " .., ... ... ... " .., ... . .. . Goede oplossing. . ... ... ~. -:-. , . . . . ,. --, ... ... ... . . ., . . .. , ... . .. .. .. .. .. .... . . .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . j,
Techn/sche flogeschoo/ Delft·
Afd. fllI"y-en W",terboqwkllnde
AL6. WATERBOUWJ(.
. . . . . . .. . .. . .. .
. , .... , ...
. . . ..
Fig. 13. Mond benedensluiskanaal
in bu iten bocht. . .. .... .. .... ... . . . . . .. . . . . . . ... . . :-. ';"';',-='---~ ... ... " " ' " ' -.. .. ... ... ... " ..... ... .... .
...
..
...
.
.. .
..
;;~<t
..
....
gOede.s/eepvaarirou'e •••. ...... . ... ..~) ~
... . :->-< . ' . - - - . . ...-:
.
>::::}.
--
--
---
--,
0:::::::::::::::
:::
::~:::~:::~:::::::::.:::::::::::::::':::'
:
::'::::
::
:::::
:
::'
::
:
:::::::::.:~
Fi9.H. 5ituatie bovenstrooms kanaalmond ... .. i.v.m. afvaart naar sluis .
.. . . . . . . .. . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . ' ... . " ... .... ... .. .. . .. . . . . . . . . .
[ •• ' ••
·
.•••••••••.
0
~>"
.
.
..
"
..••••..•.
.
•..•.
t ' 7 slenartroute ...•.•.•••.• . . . .. .. . .. . "op de punt varen" ,'" .".-L3. W4T£1?8LJUWK. Gem. Yreesw!J'k
Situ((]ti~
Gem.lfagli?steln Schaal 1:25.000 o 500m Ikm ~ _ _ _ = = _ _ _ == ____ .E== __ _ = = _ _ _ =dl Toelichtins= D::.rL~~-~ Bcmdjir ~)}»> Zomerkaden /(ribben-t-.+ .... -+. Gem een feJrens
+ . .j. Gem. E vercitnJen + --j. __________ i---~-=~=---~