• Nie Znaleziono Wyników

Klimaatadaptatie door corporaties, waarom niet?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Klimaatadaptatie door corporaties, waarom niet?"

Copied!
5
0
0

Pełen tekst

(1)

KLIMAATADAPTATIE DOOR

CORPORATIES, WAAROM NIET?

DOOR MARTIN RODERS, TU DELFT, FACULTEIT BOUWKUNDE – OTB ONDERZOEK VOOR DE GEBOUWDE OMGEVING

N

et als op mondiaal niveau zal ook in Nederland het kli-maat de komende decennia gaan veranderen1.

Door de klimaatverandering kunnen effecten als droogte, extreme neerslag2 en hoge temperaturen3 ervoor zorgen

dat het leefklimaat in stedelijke gebieden achteruit gaat. Om de achteruitgang zoveel mogelijk te beperken, zijn er voor de acto-ren in dit stedelijke gebied maatregelen te treffen op het gebied van kli-maatadaptatie. Dit wordt gedefinieerd als: “Iedere actie die bewust of onbewust genomen wordt om de negatieve effecten van klimaatveran-dering te beperken, of de voordelen ervan te benutten”4. Het

Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering heeft in 2012 een ‘Maatregelenmatrix’ gepubliceerd met 155 adaptatiemaatregelen voor de gebouwde omgeving5. Een belangrijke partij in het aanbrengen van

adaptatiemaatregelen op woningniveau zijn woningcorporaties. Door hun woningen klimaatbestendig te maken dragen zij bij aan het verzor-gen van een gezonde woning en leefomgeving voor de huurders, wat past bij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ook zijn corpora-ties gebaat bij een prettig leefklimaat op buurtniveau, een belang wat zij delen met gemeentes, waardoor ze goede partners van elkaar kunnen zijn bij het doorvoeren van maatregelen in de woonomgeving.

De corporaties tonen zich in hun beleidsplannen en jaarverslagen echter weinig bewust van de risico’s van klimaatverandering en de mogelijkhe-den van klimaatadaptatie6. Om de corporaties beter te informeren en te

ondersteunen in hun overwegingen om tot de implementatie van adap-tatiemaatregelen over te gaan en de voordelen ervan te benutten, zijn diverse instrumenten te ontwikkelen. Op hoofdlijnen zijn deze zoge-naamde ‘governance’ instrumenten gebaseerd op informatievoorzie-ning, financiële of politieke prikkels en regelgeving. Voor een goede aansluiting op de bedrijfsvoering van corporaties, is het belangrijk te weten wat deze partijen weten van adaptatiemaatregelen en hoe zij er tegenover staan. Hiervoor zijn twaalf beslissers en beleidsmakers van woningcorporaties gevraagd hun oordeel te geven over de haalbaarheid van een aantal klimaatadaptaties in de bestaande sociale woningvoor-raad. In deze studie lag de focus op adaptatie aan toenemende hitte als gevolg van klimaatverandering. Omdat dit onderzoek deel uitmaakt van een groter programma, Kennis voor Klimaat, ligt voor deze studie de nadruk op het implementeren van de maatregelen – de ‘hoe’ vraag.

Andere deelstudies richten zich op het ‘waarom’ en het ‘wat’. De onder-zoeksresultaten van dit artikel zijn derhalve ook van waarde voor het implementeren van andersoortige maatregelen.

INTERVIEW

Voor de studie zijn twaalf medewerkers van woningcorporaties geïnter-viewd. De deelnemers waren vanuit hun functies betrokken bij de beleidsvorming voor technische zaken en hadden zicht op de ontwikke-lingen in de totale woningvoorraad (zie Tabel 1). De woningcorporaties waarbij ze werkten, waren variërend in grootte en het werkgebied was zoveel mogelijk over het land verspreid (zie figuur 1). Alle interviews hebben plaatsgevonden in december 2012.

Figuur 1 Werkgebieden van woningcorporaties (gebaseerd op gemeentegrenzen)

Het klimaat verandert, met als gevolg meer warme en droge periodes en meer extreme regenval.

Door hun woningvoorraad klimaatbestendig te maken, kunnen woningcorporaties woonkwaliteit

op termijn waarborgen en schade beperken. Maar waarom doen ze dat nog niet?

(2)

Tabel 1 Geïnterviewde personen

No. Functie Gemeente Locatie Verhuur

eenheden 31/12/2011

Categorie

1 Directeur Gieten Noord 1,537 Klein

2 Hoofd technische dienst /

adjunctdirecteur Wolvega Noord 2,809 Middelgroot 3 Duurzaamheids-

coördinator Groningen/ Hogezand/ Stadskanaal/ Emmen

Noord 29,304 Groot

4 Teamleider

vastgoed-beheer en ontwikkeling Gennep Oost 2,531 Klein

5 Manager vastgoed Ulft Oost 4,053 Middelgroot

6 Adviseur beleids-

ontwikkeling Arnhem Oost 23,515 Groot

7 Manager vastgoed De Bilt Midden 4,978 Middelgroot

8 Kwaliteitsmanager

techniek Kerkrade Zuid 5,948 Middelgroot

9 Senior vastgoedspecialist Goes Zuid 6,129 Middelgroot 10 Senior consultant

strategie en beleid Tilburg/Breda Zuid 26,316 Groot

11 Manager vastgoed Alkmaar West 10,069 Groot

12 Technisch adviseur Rotterdam/

Delft West 37,663 Groot

Bron: onderzoek auteur

Het interview bestond uit diverse onderdelen. Als eerste zijn drie open vragen gesteld om er achter te komen wat de deelnemers wisten van kli-maatadaptatie. Resultaten uit een eerdere studie naar beleidsdocumen-ten van corporaties wees namelijk uit dat zij weinig bewustzijn tonen op dit vlak6. Het is echter wel mogelijk dat individuele beleidsmakers meer

kennis hebben van adaptatie, maar deze nu nog niet, maar in de toe-komst wel in het beleid van de corporaties zullen verwerken. De vragen naar het bewustzijn werden gevolgd door een korte presentatie van de effecten van klimaatverandering om ervoor te zorgen dat alle respon-denten een gelijk bewustzijnsniveau hadden. De achterliggende gedach-te van de presentatie was dat indien mensen zich bewust zijn van de effecten en risico’s van klimaatverandering ze maatregelen voor kli-maatadaptatie beter kunnen beoordelen.

De beoordeling van een reeks individuele maatregelen vond dan ook plaats in de volgende fase. Deze maatregelen zijn beoordeeld op aspec-ten die belangrijk zijn voor de implementatie in de bestaande woning-voorraad. De aspecten worden hieronder kort toegelicht. ‘Aanlegkosten’ en ‘Aanlegcomplexiteit’ zijn beoordeeld om de maatregelen van de bestaande voorraad te vergelijken met die voor nieuwbouw. De aspecten ‘Onderhoudsintensiteit’, ‘Overlast voor huurder tijdens implementatie’ en ‘Negatieve invloed op het comfort tijdens de gebruiksfase’ zijn beoor-deeld omdat deze van invloed zijn op de huurderstevredenheid, een belangrijke prestatie-indicator voor de dienstverlening door woningcor-poraties7. Voor de beoordeling van de aspecten waren drie

antwoordmo-gelijkheden: hoog, middel en laag (zie tabel 2 voor de grenswaarden). Vervolgens zijn er enkele aspecten aan bod gekomen die betrekking had-den op de inspraak van de huurder voor het doorvoeren van de maatre-gel. Allereerst was de vraag óf toestemming gevraagd moest worden (antwoordmogelijkheid ja/nee). Vervolgens was de vraag of het lastig zou zijn om deze toestemming te krijgen (antwoordmogelijkheid ja/ nee). Tenslotte dienden de deelnemers aan te geven wat zij het meest

logische moment vonden om de maatregel te implementeren (uitge-drukt in jaren). De deelnemers hebben zoveel mogelijk maatregelen beoordeeld, tenzij de maatregel op voorhand ondenkbaar geacht werd. Indien nodig zijn de factsheets geraadpleegd voor een verdere toelich-ting van de maatregel.

In het laatste deel zijn opnieuw open vragen gesteld, dit maal over de haalbaarheid van de maatregelen. De deelnemers is gevraagd welke maatregelen direct geïmplementeerd zouden kunnen worden, welke maatregelen een grote implementatiekans hadden en welke maatregelen een kleine implementatiekans hadden.

Tabel 2 Grenswaarden antwoordmogelijkheden interview Haalbaarheid algemeen

X Niet haalbaar Aanlegkosten

L Beperkte onrendabele investering, ≤ €1,000; of rendabele investering ≤ €5,000 en terugverdientijd < 10 jaar

M Rendabele investering ≤ €5,000 en terugverdientijd ≤ 25 jaar

H Rendabele investering > €5,000 of terugverdientijd 25 jaar Aanlegcomplexiteit

L Kleine inspanning om in bestaande situatie aan te leggen (DHZ of vakman onderhoudsdienst corporatie)

M Middelmatige inspanning om aan te leggen (gespecialiseerd bedrijf, lage inspanning voor bedrijf; ≤ 2 mandagen)

H Hoge inspanning om aan te leggen (gespecialiseerd bedrijf, hoge inspan-ning voor bedrijf; > 2 mandagen)

Onderhoudsintensiteit voor corporatie L Lagere intensiteit dan bestaande situatie M Intensiteit gelijk aan bestaande situatie

H Hogere intensiteit dan bestaande situatie Overlast voor huuder tijdens implementatie L Nauwelijks/geen overlast bij implementatie M Matige overlast bij implementatie

H Grote overlast bij implementatie Negatieve invloed op comfort

L Nauwelijks/geen of positieve invloed op huurder in gebruiksfase M Kleine negatieve invloed op huurder in gebruiksfase

H Grote negatieve invloed op huurder in gebruiksfase Bron: onderzoek auteur

KLIMAATBEWUSTZIJN

Op de vraag: “Wat weet u van klimaatverandering?” gaven de meeste deelnemers aan dat ze wisten dat de temperatuur op aarde zou stijgen. Sommigen noemden gevolgen als zeespiegelstijging en smeltende ijs-kappen op de Noord- en Zuidpool. Ook werd geantwoord dat klimaat-verandering de ozonlaag aantast en dat het schadelijk voor de wereld is: “De aarde gaat kapot. In minder dan 100 jaar zijn er veel maatregelen genomen met schadelijke gevolgen”. De film ‘An inconvenient truth’ van Al Gore was de belangrijkste informatiebron. Andere bronnen waren opleiding en media.

De deelnemers waren ook in staat om wat meer specifieke risico’s van kli-maatverandering te noemen, waaronder problemen met hitte en overstro-ming en/of zeespiegelstijging. Eén respondent vatte zijn antwoord kort en krachtig samen: “We krijgen een heet hoofd en natte voeten”.

(3)

Hoewel vrijwel alle deelnemers zich bewust waren van in ieder geval één van de risico’s, had slechts één deelnemer een positief antwoord op de vraag of hij/zij te maken had met de impacts van klimaatverandering in het dagelijks werk. In dit geval ging het om het plaatsen van een koelin-stallatie in een zorgcomplex voor ouderen. Enkele andere deelnemers zeiden ermee in aanraking te komen, maar terwijl de studie specifiek op klimaatadaptatie was gericht hadden hun argumenten vooral betrek-king op mitigatie- en/of duurzaamheidsaspecten: “In relatie tot verduur-zaming, ja, niet met klimaatverandering zelf, we willen de voorraad schoner maken, de ambitie is energieneutraal in 2030”.

De laatste vraag in het bewustzijn gedeelte was: “Kunt u adaptatiemaat-regelen noemen?” Hierop werd koeling genoemd en ook isolatie. Maatregelen op regionale of nationale schaal (bijv. dijkverhoging) wer-den ook genoemd. Een aantal deelnemers kon geen adaptatiemaatregel noemen, maar hun antwoorden hadden betrekking op mitigatiemaatre-gelen, zoals “Tot en met 2026 wordt de energieprestatie van de bestaan-de voorraad verbeterd, we hebben er € 25 miljoen voor gereserveerd”. BEOORDELING MAATREGELEN

De beoordeling van een aantal maatregelen liep behoorlijk uiteen; waar bijvoorbeeld sommigen de aanlegkosten hoog inschatten, werd deze door anderen middelhoog of laag gevonden. Dit was ook het geval bij ‘Aanlegcomplexiteit’ en ‘Onderhoudsintensiteit’. Om toch heldere con-clusies te kunnen trekken, zullen alleen de maatregelen besproken wor-den waar deelnemers consensus vertoonwor-den. In deze studie was het cri-terium voor consensus dat het meest genoemde antwoord het dubbele moest zijn van het antwoord dat op de tweede plaats kwam (zie Tabel 3). De maatregelen ‘Slaapkamers aan de noordzijde’ en ‘Geen slaapkamers op de bovenverdieping’ werden als onhaalbaar beoordeeld. De

belang-rijkste reden hiervoor is de typologie van veel woningen, die het niet toelaat dat de indeling zo gewijzigd wordt dat alle slaapkamers aan de noordzijde liggen. Evenzo geldt, dat in grondgebonden woningen het veranderen van de indeling om geen slaapkamers op de bovenverdie-ping te hebben, te ingrijpend werd gevonden. Voor appartementen op de bovenverdieping van een gebouw is verplaatsen naar beneden zelfs onmogelijk.

Eén van de maatregelen die haalbaar gevonden werd, was ‘Warmte- en koudeopslag in de grond’. De maatregel werd wel duur ingeschat, omdat bij deze maatregel het afgiftesysteem van de verwarmingsinstallatie aangepast moet worden. Veel deelnemers beoordeelden ook ‘Blauwe daken’ (daken waarop water een laagje water (3-5cm) geborgen kan wor-den) als haalbaar, maar duur, enerzijds omdat ze verwachtten de onder-liggende constructie te moeten versterken, anderzijds vanwege het per-manente risico van lekkage. Een andere duur beoordeelde maatregel was het aanpassen van ‘Architectuur’, omdat hiervoor de gevelindeling (of andere bouwdelen) gewijzigd moet worden. De maatregel ‘Extra zonwe-ring’ met glazen lamellen werd ook als duur beschouwd, onder andere vanwege de benodigde achterconstructie. Bovendien leek het op basis van de factsheet meer een maatregel voor utiliteitsbouw. Tenslotte werd ook de ‘Dubbele gevel’ als duur beschouwd, maar niet ondenkbaar. ‘Groene daken’ werden ingeschat als middelduur. Veel deelnemers waren bekend met de maatregel en sommigen hadden al groene daken toege-past in hun woningvoorraad. Ook het plaatsen van ‘Horren’ werd als middelduur ingeschat. Men verwachtte dat het succes van deze maatre-gel sterk afhankelijk was van de bewonersbereidheid om een dermaatre-gelijke maatregel toe te laten. In vele gevallen zou de verantwoordelijkheid voor onderhoud en correct gebruik bij de bewoners moeten komen te liggen. Het aanbrengen van materiaal of verf met een ‘Hoge reflectiewaarde’

Maatregel Aanlegkosten

Aanleg-complexiteit Onderhouds-intensiteit implementatieOverlast invloed op Negatieve comfort

Ingreepmoment

Warmte- en koudeopslag (WKO) in de bodem H H L 25-40

Koeling door rivierwater H L 25-40

Groene daken (groene overkapping) M M L L 25-40

Verticaal groen L L

Groene verblijfruimtes L L 25-40

Blauwe daken H L L 25-40

Beschaduwen van gebouwen M L L

Sproei installaties terrassen en (platte) daken L

Natuurlijke ventilatie in gebouwen L L 25-40

Standaard toepassen horren M L L L L direct

Architectuur (o.a. oriëntatie op zon en wind) H L L 25-40

Hoge reflectiewaarde/materiaalkeuze M L L 25-40

Geïsoleerde, warmtewerende gebouw(ensembles) M L L 25-40

Mediterrane bouwstijl H L H L 25-40

Overhangende dakranden M L 25-40

Slaapkamers aan noordzijde X Maatregel niet haalbaar gevonden en niet verder beoordeeld

Geen slaapkamers op bovenverdieping X Maatregel niet haalbaar gevonden en niet verder beoordeeld

Extra zonwering H L

Schuine daken L H L 25-40

Water in een atrium L L

Dubbele gevel H M L 25-40

(4)

werd ook als middelduur ingeschat. Een aantal deelnemers vond de maatregel op zich zelfs goedkoop, maar de kosten voor het onderhoud van lichtgekleurde gevels werd hoog ingeschat omdat ze sneller vuil worden. Een bekende maatregel was het verzorgen van ‘Geïsoleerde gebouwen’, wat door vele corporaties al gedaan wordt in het kader van energiebesparing. De kosten en aanlegcomplexiteit werden als middel-hoog ingeschat.

Er waren geen maatregelen die - met consensus - als lage investering aangemerkt werden.

OP WEG NAAR IMPLEMENTATIE

In vergelijking met de beleidsdocumenten van corporaties tonen de individuele medewerkers van corporaties een redelijke mate van kli-maatbewustzijn op mondiaal niveau en waren ze in staat enkele risico’s en gevolgen te noemen. Echter, ze zijn zich nog niet bewust van de situ-atie in hun dagelijkse werk, terwijl de impacts van klimaatverandering (hittestress, vochtschade door overstroming) wellicht sneller dan ver-wacht een bedreiging kunnen vormen voor de woonkwaliteit van de woningen. Het is nog niet te verwachten dat de deelnemers op korte ter-mijn al overgaan tot het implementeren van klimaatadaptaties. Bovendien konden ze nauwelijks concrete adaptatiemaatregelen noe-men.

De eerste stap om tot de invoer van adaptatiemaatregelen over te gaan, kan zijn het creëren van bewustwording bij de medewerkers van woningcorporaties. In deze studie is dit gedaan met een korte presenta-tie als onderdeel van het interview. Eenmaal bewust van de noodzaak van de maatregelen, waren de deelnemers ook beter in staat om ze te beoordelen. Bovendien is bewustzijn noodzakelijk om beleid te ontwik-kelen dat een basis vormt voor de implementatie van de maatregelen. In de huidige situatie was de afwezigheid van beleid een van de belangrijk-ste redenen waarom de deelnemers het onwaarschijnlijk achtten dat sommige maatregelen geïmplementeerd zouden worden.

FINANCIËLE ASPECTEN

Het klimaatbewustzijn en het vermogen om adaptatiemaatregelen op haalbaarheid te beoordelen, is nog geen garantie voor implementatie. Veel deelnemers gaven aan dat ook al waren maatregelen direct te imple-menteren, ze dit niet zouden doen. Het kostenaspect was één van de belangrijkste argumenten om maatregelen een kleine implementatie-kans toe te dichten. De betaalbaarheid van maatregelen is daarom een belangrijke barrière voor de implementatie van klimaatadaptatiemaat-regelen in de bestaande voorraad. Een ander aspect dat met betaalbaar-heid te maken heeft, is het verkrijgen van bewonerstoestemming om de maatregel door te voeren. Indien namelijk de huur verhoogd wordt om de maatregel te financieren, is de bewoner over het algemeen minder snel geneigd de maatregel te accepteren. Dus als de corporatie de maat-regel wil implementeren zonder het risico te lopen dat huurders niet bij willen dragen en daardoor implementatie belemmeren, moeten er alter-natieve middelen gezocht worden.

Eén oplossing op financieel vlak is gebaseerd op de veronderstelling dat de maatregelen de woning duurzamer en/of klimaatrobuuster maken en daardoor de toekomstwaarde van de woning doen stijgen8. Hierdoor

wordt de haalbaarheid van investeringen groter. Ook moet de corporatie de dialoog aangaan met de bewoners om te bepalen hoeveel geld zij voor een comfortverbeterende maatregel over zouden hebben. Een andere sector die benaderd kan worden om de financiële implementatiebarriè-res weg te nemen, is de bouwsector. Als in deze sector de samenwerking

verbetert, zal de efficiency hoger worden9 waardoor er meer

investe-ringsruimte voor adaptatiemaatregelen overblijft.

Ook is het mogelijk om de maatregelen mee te koppelen (of ‘mainstrea-men’) met andere aanpassingen, bijvoorbeeld door maatregelen toe te passen die niet alleen gunstig zijn op het gebied van adaptatie, maar ook op het gebied van mitigatie. Door bijvoorbeeld isolatie aan te brengen wordt in de zomer de warmte buiten gehouden (adaptatie) en in de win-ter wordt deze binnen gehouden (mitigatie). Datzelfde geldt voor het aanbrengen van groene daken en/of gevels omdat deze enerzijds zorgen voor waterbuffering en verdampingskoeling, en anderzijds voor een betere luchtkwaliteit. In dat opzicht kan klimaatverandering beter beschouwd worden als één van de vele aspecten waar woningcorporaties zich mee bezighouden in hun vastgoedbeheer, in plaats van een com-pleet nieuw onderwerp10. Hierbij dient wel aangemerkt te worden dat

het aanbrengen van maatregelen die meerdere doelen dienen ook tot suboptimalisatie kan leiden11.

De deelnemers verwachtten dat de meeste maatregelen gekoppeld zou-den kunnen worzou-den aan reguliere onderhoudsmomenten, in cycli van 25-40 jaar. Met het oog op de lastige financiële situatie waarin woning-corporaties zich momenteel bevinden, kan deze relatief lange imple-mentatiecyclus een voordeel zijn, omdat nieuwe kansen zich in deze periode kunnen voordoen. Echter, ook al worden de extremere invloe-den geprojecteerd voor 2050 of zelfs 2100, toch dient er nu al rekening mee gehouden te worden, zodat de adaptatiemaatregelen op tijd geïm-plementeerd zijn.

COMPLEXITEIT

Zoals hierboven beschreven, kan de bouwsector een belangrijke rol spe-len om financiële barrières weg te nemen. Het betrekken van deze sector kan ook bijdragen aan het opheffen van de barrière ‘complexiteit van de maatregelen’. De deelnemers vonden dat diverse maatregelen op tech-nisch gebied te complex waren om te implementeren. Bovendien was technische complexiteit één van de redenen om een maatregel een klei-ne implementatiekans toe te dichten. Maatregelen met een grote imple-mentatiekans hadden juist een lage complexiteit. In die zin zouden woningcorporaties hun positie als vrager in de markt moeten gebruiken om meer innovatie van de bouwsector te verlangen12 om hindernissen

op het gebied van zowel complexiteit als financiering van de maatrege-len weg te nemen.

CONCLUSIE

In dit artikel is het beleidsveld klimaatadaptatie als een zelfstandig onderwerp beschouwd, zonder de invloeden van andere beleidsvelden, zoals energiebesparing of duurzaam materiaalgebruik mee te nemen. Hierdoor was het mogelijk om de huidige staat van beleidsontwikkeling te belichten om er vervolgens oplossingsrichtingen voor te genereren. Het verdient aanbeveling om voor de maatregelen voortvloeiend uit deze beleidsontwikkeling wel te kijken naar mogelijkheden van meekop-pelen, om hiermee synergievoordelen te behalen.

De open vragen naar de haalbaarheid van klimaatadaptaties en de beoor-deling van de maatregelen door specialisten van woningcorporaties heb-ben een breed antwoordveld opgeleverd. Veel deelnemers waren zich niet bewust van het feit dat adaptatiemaatregelen deel zouden moeten uitma-ken van hun dagelijkse werkzaamheden, waardoor implementatie van maatregelen op dit moment niet of niet bewust plaatsvindt.

Ten tijde van de interviews werd implementatie van los staande adapta-tiemaatregelen niet als haalbaar beschouwd. Om de haalbaarheid te

(5)

ver-groten, moet allereerst bewustzijn gecreëerd worden. Alleen dan zullen woningcorporaties beleid gaan ontwikkelen dat erop gericht is adapta-tiemaatregelen te implementeren en kan er naar synergievoordelen met andere beleidsvelden worden gezocht. Ook is het wenselijk dat barrières van financiering en technische complexiteit weggenomen worden. De lange periode waarover klimaatverandering zich ontwikkelt, is in dit geval een voordeel; er is nog tijd om plannen te maken om de maatrege-len op verantwoorde wijze aan te brengen. De beoordeling van de maat-regelen heeft uitgewezen dat als barrières weggenomen kunnen worden, de adaptatiemaatregelen veel voordelen kunnen opleveren voor de bewoners. De deelnemers waren het namelijk over één ding eens: maat-regelen hebben een positief effect op het gebruikscomfort van de woning. Bovendien was toename van comfort één van de meest genoemde argumenten om maatregelen een grote implementatiekans toe te dichten. Waarom zouden corporaties dat dus niet doen? TOT SLOT

Deze studie heeft plaatsgevonden onder een klein deel van de Nederlandse corporatiesector. Het kan dus zijn dat het beeld dat in dit onderzoek geschetst wordt, niet voor alle corporaties geldt. Verder onderzoek is nodig om een totaalbeeld van de klimaatrobuustheid van de sociale woningvoorraad te krijgen. De huidige studie is uitgevoerd binnen het nationale onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat, in het consortium Climate Proof Cities. Meer informatie over dit program-ma is te vinden op www.kliprogram-maatonderzoeknederland.nl.

Een uitgebreide versie van dit artikel is reeds verschenen in Structural Survey, Emerald Press, Volume 31 (2013), issue 4, p. 267-282.

Referenties

1. KNMI, 2008. De toestand van het klimaat in Nederland in 2008, De Bilt. 2. Wardekker, J.A. De Jong, A., Knoop, J.M., & Van der Sluijs, J.P., 2010.

Operationalising a resilience approach to adapting an urban delta to uncertain climate changes. Technological Forecasting & Social Change, 77, pp.987–998. 3. Kleerekoper, L., Van Esch, M. & Salcedo, T.B., 2012. How to make a city

Climate-proof, adressing the urban heat island effect. Resources, Conservation and Recycling, 64, pp.30–38.

4. HM Government, 2006. Climate Change: The UK Programme, Norwich: TSO. 5. MWH, 2012. Maatregelenmatrix, een overzicht met 155 klimaatmaatregelen,

Delft: Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering.

6. Roders, M., Straub, A. & Visscher, H., 2012. Awareness of climate change adaptati-ons among Dutch housing associatiadaptati-ons. Open House International, 37(4), pp.61–71. 7. Van Mossel, H.J., 2008. Securing high performance maintenance service delive-ry. In Koopman, M., Van Mossel, H.J., & Straub, A., red. Performance measure-ment in the Dutch social rented sector. Amsterdam: IOS Press, pp. 117–134. 8. Lützkendorf, T., Fan, W. & Lorenz, D., 2011. Engaging financial stakeholders: opportunities for a sustainable built environment. Building Research and Information, 39(5), pp.483–503.

9. Chao-Duivis, M.A.B. & Wamelink, J.W.F., 2013. Juridische aspecten van ketensa-menwerking, The Hague: Institute for Construction Law.

10. Berkhout, F., Hertin, J. & Gann, D.M., 2006. Learning to adapt: Organisational adaptation to climate change impacts. Climatic Change, 78, pp.135–156. 11. Pinkse, J. & Kolk, A., 2012. Addressing the Climate Change - Sustainable

Development Nexus: The Role of Multistakeholder Partnerships. Business & Society, 51(176).

12. Blayse, A.M. & Manley, K., 2004. Key influences on construction innovation. Construction Innovation, 4(3), pp.143–154.

Cytaty

Powiązane dokumenty

również podpisy należące do przedstawicieli ziemiaństwa, jednak nie w tak dużej ilości jak to miało miejsce w księdze gości zwiedzających pałac w latach 1887-1935,

Initial rent setting  Maximum rents are  determined by a contract  between landlords and the  state  Maximum rents are 

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

[r]

Miał ogromne zasługi dla tego miasta jako autor wielu interesujących projektów, w tym hoteli Holiday i Sheraton, znany był także jako projek- tant

OreneHt 3KcnpeccnBHOCTn MO^eT ycnoBHO onpeaenaTtca OTHoraeHneM nncna nnaKaTOB k nncny «ronocoB»; ana.. aKpnn 3nMM 2011-2012 OHa

Wojciech Kudyba, chcąc uniknąć nieporozumień recepcyjnych, już we wstępie odcina się od obcych mu spolityzowanych metod czytania i pisania o poezji: „Doświadczenie

Wszyscy, zarówno goście jak i gospodarze, rozstawali się z przeświadczeniem, iż Zjazd przyczynił się do dalszego ulepszenia pracy Towarzystwa, które ma już