• Nie Znaleziono Wyników

Dijkdoorbraak Tholen: December 1894

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dijkdoorbraak Tholen: December 1894"

Copied!
13
0
0

Pełen tekst

(1)

i—> \J^> «5,7 -

"2-C3

80.12

(2)

S-80.056

Centrum voor Onderzoek Waterkeringen Opgesteld door F.M. Waarsenburg en P. van Dam (praktikanten)

(3)

Inhoud Biz 1. Inleiding 1 2. Historisch overzicht van het ontstaan van de

Nieuw-Strijenpolder 2 3. De oorzaken van de dijkdoorbraak op Tholen in december

1894 volgens de beschikbare bronnen 3 3.1. Oorzaak volgens: De Gedeputeerde Staten van Zeeland 3 3.2. Oorzaak volgens:"Beknopt praktisch leerboek der

Burgerlijke- en Waterbouwkunde", door B.F. Plasschaert deel II 1898 3 3.3. Oorzaak volgens:"De oeververdediging in Zeeland

sedert 1860" door M.B.G. Hogewaard, Hoofdingenieur

van de Provinciale Waterstaat in Zeeland 3 3.4. Oorzaak volgens:"Historisch overzicht waterschap

Poortvliet van vóór 1920" door C. Hol lestel Ie,

gemeente archivaris van Tholen 4

4. Conclusie 5 5. Literatuurlijst 6

Bijlagen

1. Situatie van de Strienepolders omstreeks 1894. 2. Doorsnede van de~di.jk"v66r de_.doorbraak:{-van 1894. 3. Geschematiseerd dwarsprofiel waarin aangegeven het

(4)

1. Inleiding

De hiernavolgende notitie geeft een korte samenvatting van literatuur met betrekking tot de dijkdoorbraak van december 1894 in de Nieuw-Strijenpolder op het eiland Tholen.

De dijkdoorbraak werd waarschijnlijk veroorzaakt door een zandmeevoerende wel.

(5)

2

-2. Historisch overzicht van het ontstaan van de Nieuw-Strijenpolder

De polder Nieuw-Strijen vormt samen met de Oud-Strijenpolder de Strienepolders.

De Oud-Strijenpolder is ontstaan op de bodem van de Striene, een riviertje dat vroeger de grens vormde tussen Zeeland en Brabant.

De Striene is reeds vroeg verzand doordat deze werd afgesloten door de omdijking van de polder Schakerloo.

Een doodlopende inham bleef bestaan. Deze inham vulde zich snel met zand en slib en in 1220 werd de inham voor een groot gedeelte afgedamd.

Hiervoor was de aanleg nodig van een vrij korte dijk, de Olifants-dijk, lang 400 m.

Nog geen eeuw later (in 1310) was het resterende deel van de inham eveneens verzand. Daardoor was de Oud-Strijenpolder niet langer waterkerend en werd de Nieuw-Strijenpolder bedijkt (afgedamd) om de waterkerende taak over te nemen.

De Zuiddijk werd afgegraven en de Oud-Strijenpolder werd toegevoegd aan de polder P o o r t v l i e t .

Omstreeks 1579 was het onderhoud van de Nieuw-Strijenpolder zo hopeloos verwaarloosd dat men de bedijking aan haar l o t wilde overlaten.

Dit was voor de polder Poortvliet reden om de Nieuw-Strijenpolder op te kopen en met haar eigen stelsel van dijken samen te voegen. Tot 1894 bleef de polder voor onheilen gespaard.

Voor de situatie van omstreeks 1894 zie bijlage 1 terwijl bijlage 2 het toenmalige dwarsprofiel weergeeft.

(6)

3. De oorzaken van de dijkdoorbraak op Thoien in december 1894 volgens de beschikbare bronnen

3.1. Oorzaak volgens: De Gedeputeerde Staten van Zeeland

Het bezwijken van de dijk is niet direct een gevolg van over-slag en/of stormschade maar wordt toegeschreven aan kwel. De kwelstroom vond plaats in de vermoedelijk slechte onder-grond, en is onder invloed van de hoge stormvloeden kort voor de doorbraak, in werking getreden.

De dijk was over een lengte van +_ 60 m totaal verdwenen,vermoede!ijk weggezonken in een grondgat.

Ter hoogte van de doorbraak bevond zich, een zeer laag voorland en binnendijks lage uitgegraven gronden die onder invloed van de zee verder zijn uitgeschuurd.

3.2. Oorzaak volgens:"Beknopt praktisch leerboek der Burgerlijke- en Waterbouwkunde" door B.F. Plasschaert deel II 1898

Op 30 december 1894 toen een hevige storm woedde, is door één van de dijkwachters van de Nieuw-Strijenpolder op het eiland Tholen vlak voor een oesterput een uit de grond opwellende waterstraal waargenomen die in omvang voortdurend toenam. Er volgde daarna een langzaam inzinken van de dijk,

welke over een lengte van 54 m plotseling wegzonk.

Het zeewater stroomde met donderend geweld de polder binnen. De oorzaak van deze opwellende straal is hoofdzakelijk gezocht in de slechte constructie en het minder goede onderhoud van de dijk.

3.3. Oorzaak volgens:"De oeververdediging in Zeeland sedert 1860" door M.B.G. Hogewaard Hoofdingenieur van de Provinciale Water-staat in Zeeland

De oorzaak van de dijkdoorbraak is vermoedelijk een wel geweest, ontstaan onder invloed van de hoge waterstanden tijdens de vooraf-gaande stormen van 22/23 dec. en 29/30 dec. 1894.

3.4. Oorzaak volgens:"Historisch overzicht waterschap Poortvliet

van vóór 1920" door C. Hollestelle gemeente archivaris van Tholen De oorzaak van de dijkdoorbraak is niet toe te schrijven .

(7)

. 4

-aan de onvoldoende capaciteit of hoogte van de dijk maar moet grotendeels worden toegeschreven aan de slechte kwaliteit van het materiaal waaruit de dijk was samengesteld. De dijk was samengesteld uit zand met een dunne kleibekleding.

Als bijkomende factor bij de doorbraak kan worden genoemd het feit dat de dijk rustte op de bedding van het voormalige riviertje de Strienne.

Lange tijd voor de doorbraak was al waargenomen dat de dijk lekte of "traande", waarschijnlijk veroorzaakt door de niveauverschillen tussen de waterstand in de Oosterschelde en de waterstand in de achter de dijk gelegen oesterput.

(8)

4. Conclusie

De oorzaak van de doorbraak op 30 dec. 1894 t.p.v. de oude rivier-bedding zou als volgt kunnen worden beschreven.

T.g.v. het niveau verschil tussen de wisselende buitenwater-stand van de Oosterschei de en de erachter gelegen oesterput is een grondwaterstroming tot stand gekomen welke gronddeeltjes heeft kunnen meevoeren.

Deze gronddeeltjes kunnen of uit het dijklichaam afkomstig zijn of uit de rivierbedding.

Het dijklichaam bevatte veel zand en de rivierbedding bevatte een .mengsel vanTzamferTsl i.b_^ i

In ieder geval zijn zoveel gronddeeltjes weggevoerd dat de dijk wegzonk.

Voor een schema van dit z'gn. "pipingverschijnsel" zie bijlage 3. Resumerend kan worden gesteld dat de dijkdoorbraak hoogst waar-schijnlijk veroorzaakt is door een zandmeevoerende wel.

(9)

6

-5. Literatuurlijst

- Uittreksel van Provinciale Waterstaat van Zeeland aan het bestuur van het waterschap Poortvliet 4 januari 1895.

-"Beknopt praktisch leerboek der Burgerlijke en Waterbouwkunde" door B.F. Plasschaert deel II 1898.

-"De oeververdediging in Zeeland sedert 1860" door M.B.G. Hoge-waard,Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat in Zeeland. -"Historisch overzicht Waterschap Poortvliet van vóór 1920" door

C. Hollestelle, gemeente archivaris op Tholen.

-"Tussen Afsi uitdammen en Deltadijken" deel II Noord Zeeland M.H. Wilderom.

(10)

WatenschaD PooptvllëC (PooptvlleCpolder) Klaas Steeland Polder

Meen Tholensche Gat

Situatie van de Strienepolders (met enkele vroegere gegevens).

SITUATIE VAN DE STRIENEPOLDERS OMSTREEKS

Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

get

\

gew gez schaal 1:22.500

werknrs-80.056

bijlage

tek nr A^ - 8 1 .

(11)

OOSTERSCHELDE NIEUW-STRIJEN POLDER

-LOSSE STEEN IKRENKEL BERM)

CO,

Centrum voor Onderzoek WoJerkeringen

DOORSNEDE VAN DE DIJK VOOR DE DOORBRAAK VAN i89*f

\T

V

gew gez schaal 1:250 werknr S-80.056 bijlage 2 tek nr

(12)

ZANDMEEV0EREH3E WEL GRONDWATERSTROMINO, / OUDE RIVIERBEDDING /

RICHTING ZANDÜITHOLLlNG

Cérifrüm voor Onderzoek Wdferkerlngèn

GESCHEMATISEERD DWARSPROFIEL WAARIN AANGEGEVEN HET PIPINGVERSCHIJNSEL

get gew gez

schaal 1:100 werknr S-8O.O56

bijlage 3

(13)

Cytaty

Powiązane dokumenty

W pełni świadomy niebezpieczeństw i uproszczeń, jakie niesie z sobą chęć sprowadzenia specyfiki, dokonań i zasług konkretnego człowieka do jednego m ianow nika,

We meet a wide spectrum of CE in practice: from a simple appearance 

Według Possela i Bielickiego sprawa ta łączy się ściśle z postacią Twardow skiego.. Barbara Giżanka oczywiście nie wchodzi tu w

Dotychczasowe edycje spuścizny pamiętnikarskiej Henryka Bogdańskiego ob­ jęły jego wspomnienia z powstania listopadowego (Lwów 1882) oraz z konspi­ racji

Experiments in which nitrate depletion occurred showed that elemental sulfur could be used both as electron donor (oxidation to sulfate) and as electron acceptor (reduction

„Prezbiter imieniem Piotr, który pochodził z Rzymu, opowiedział nam to wyda­ rzenie dotyczące świętego Grzegorza - papieża tegoż miasta. «Zostawszy papie­

„Wiara rodzi się z tego, co się słyszy, tym zaś, co się słyszy, jest Słowo Chry- stusa” (Rz 10, 17).. Chrześcijanie wyznają, że Chrystus jej jedynym pośred- nikiem

Tadeusz Patrzałek: „W ymagania z literatury stawiane uczniom przez nauczycieli języka polskiego”. Gertruda Wichary: „K ształcenie kultury literackiej uczniów na