• Nie Znaleziono Wyników

Hoogbouw en compacte stad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoogbouw en compacte stad"

Copied!
90
0
0

Pełen tekst

(1)

\

\

\

Hoogbouw

en compacte stad

BIBLIOTHEEK TU Delft

P 2106 5334

1111111111111

c

868358

19765

(2)

• .":.-. ·"fl". : ..

'Hoogbouw en compacte stad' verschijnt in de reeks 'Ontwerp en theorie', onder redactie van Arie Graafland en Harm Tilman en bevat bijdragen van: Carel Weeber, Arnest Boender, Herman de Kovel, Harm Tilman, Arie Graafland, Joost Meuwissen, Jeanneke Bruggeling en Marjan Lamers.

"

(3)

Hoogbouw

en compacte stad

Harm Ti/man

Arie Graafland

(redactie)

(4)

Uitgegeven door:

Delftse Universitaire Pers

Mijnbouwplein 11

2628 RT Delft

(015) 783254

Grafische adviezen:

Jan Does

Copyright

©

1984 by Delft University Press.

No part of th is book may be reproduced in any form, by print, photoprint,

microfilm or any other means without written permission from the publisher:

Delft University Press.

(5)

Inhoud

9 Voorwoord

10 Drie hoogbouw projecten Carel Weeber

21 De vormgeving van torens Arnest Boender

29 Over de plaatsing van torens Herman de Kovel en Arnest Boender 39 Hoogbouw en compacte stad

Harm Tilman

53 Programma voor een celibatairen-woonmachine aan het IJ in Amsterdam

Arie Graafland

67 Plan Eindhoven Wereldstad Joost Meuwissen

87 Hoge woongebouwen in Rotterdam Jeanneke Bruggeling en Marjan Lamers

(6)
(7)

Voorwoord

Sinds enige jaren ligt in de Nederlandse debatten over de

stedelijke plan vorming het accent op het in beschouwing nemen van de bestaande bouwvoor raad , ten nadele van het denken in uitbrei-dingen. Toch is de stedebouw er nog niet in geslaagd het vraagstuk van de compacte stad in haar instrumentarium op te nemen.

Stadsvernieuwingsvoorstellen hebben in veel gevallen geleid tot lagere dichtheden dan voorheen.

In dit verband is het interessant om de strategie van de compacte stad te konfronteren met hoogbouw als architektonisch model. Hoog-bouw staat immers voor een meer economische benutting van het bestaande en derhalve voor intensivering van het gebruik in termen van voorzieningen en verkeer. Daarmee is niet gezegd dat hoogbouw de oplossing biedt voor de stadsvernieuwingsproblematiek. Deze relatie lijkt eerder nader onderzocht te moeten worden dan als probleemoplossend aangewezen te kunnen worden.

De voorstellen die in dit boek ontwikkeld worden zijn globaal in te delen in:

het vraagstuk van de programma-ontwikkeling; hoogbouw als sociale condensator met een specifieke bevolkingspolitiek en gedragsregulatie, en

de relatie tussen voorzieningen en instellingen. Hoogbouw op stedelijk niveau waarbij de benutting van de potenties van de bestaande context centraal staat.

Het boek intervenieert in een lopende discussie, niet de politieke context staat centraal maar de relatie architektonische programma-ontwikkeling en stedelijke struktuur.

H.T. A.G.

(8)

10 11

Woontoren Kijkduin, gezien van-uit het zuidoosten

(9)

Drie hoogbouw projecten

Carel Weeber

Ivoontoren Kijkduin

Aan de westelijke stadsrand van Den Haag i.s op een terrein van ca. 5000 m2 een woongebouw, parkeergarage met daktuin en zwembad ontwikkeld. Het woongebouw met 40 woonlagen op een dubbele onder-bouw is op de noordrand van het terrein geplaatst, op de as van de Laan van Meerdervoort met aan de voet op de zuidzijde een parkeergarage. Tussen beide gebouwen in ligt de beschutte hoofd-toegang. Door de hoogte van ca. 120 m vormt het gebouw een be -langrijk oriëntatiepunt voor zuid-westelijk Den Haag, waardoor zowel het einde van de Laan van Meerdervoort als het begin van de badplaats Kijkduin worden gemarkeerd.

Per verdieping zijn vier royale hoekwoningen met uitzicht op zee om een kern gegroepeerd. De langwerpige plattegronden verbreden zich op de hoger gelegen verdiepingen en zijn met de voorzijde op de westelijk gelegen duinen en de zee gericht. De drie- en vierkamerwoningen hebben een woonoppervlak dat ongeveer 25% hoger ligt dan in de premiesector bij dezelfde woningcapaciteit mini -maal vereist wordt. Zo is het woonoppervlak, waaronder inbegrepen de zitkamer, slaapkamers en keuken van de driekamerwoning 65 m2. Door de langwerpige plattegrond, zonder inpandige vertrekken, hebben alle woningen een optimale geveloriëntatie. De zitkamers liggen alle op hoeken van het gebouwen hebben serres die met de woonruimte kunnen worden samengevoegd. De woningen worden met vier snelliften vanuit de kern ontsloten. Op de tweede tot en met negenentwintigste woonlaag zijn de driekamerwoningen gelegen, op de dertigste tot en met eenenveertigste woonlaag de vierkamer-woningen. De twee-en-veertigste verdieping wordt in beslag geno-men door technische ruimten, en heeft een uitzichtterras. Het woongebouw staat op een 6 m hoge sokkel van zwarte natuu r-steen waarin de hoofdtoegang en de bergingen zijn ondergebracht. De kleuren van de geëmailleerde gevels verglijden volgens aanwij-zing van Peter Struycken van donkerblauw tot licht grijsblauw, zich versmeltend met de kleuren van zee en wisselende luchten. Onder de glaskap op de parkeergarage bevindt zich het zwembad. Van de 356 parkeerplaatsen is de helft bestemd ter vervanging van het huidige parkeerterrein.

(10)

12 13

Bebouwingsplan

omgeving 'In de Bogaard' te Rijswijk

Inleiding

Gevolggevend aan de uitnodiging van Burgemeester en Wethouders van Rijswijk op 10 februari 1983 om - overeenkomstig het daartoe door de Raad op 28 oktober 1982 genomen besluit - in kompetitie met een drietal andere bedrijven een bebouwingsvoorstel te maken voor de omgeving van het winkelcentrum In de Bogaard, is hiermee onmiddellijk na de informatie-bijeenkomst op 29 april 1983 begonnen.

Als leidraad bij de ontwikkeling hebben de hoofddoelstellingen gegolden uit het door Kolpron Adviseurs opgestelde programma van eisen van april 1983:

1) Het binnen het stedelijk gebied van Rijswijk realiseren van een verdichting middels woningbouw welke aansluit op de ge-konstateerde woningbehoefte in Rijswijk.

2) Het middels hoofddoelstelling 1 een bijdrage leveren aan het verminderen van het gebrek aan bouwlokaties in het Streekplan-gebied Zuid-Holland West.

3) De kwaliteit en de levendigheid van het stadsdeelcentrum In de Bogaard verhogen door aanvulling met een kwalitatief aan-trekkelijk woonmilieu.

4) Het plangebied een betere aansluiting geven op de omliggende wijken.

5) Het verdichten van-de omgeving van In de Bogaard zonder af-breuk te doen aan de parkeercapaciteit van het winkelcentrum. 6) Een nieuw woonmilieu kreëren dat aanvaardbare oplossingen te

zien geeft betreffende de bescherming tegen geluidhinder. 7) De ontwikkeling van het plangebied doen verlopen zonder dat

een onoverkomelijke verzwaring van financiële lasten voor de Gemeente ontstaat.

De vertaling van deze doelstellingen heeft geresulteerd in een -in bouwteamverband ontwikkeld - bebouw-ingsplan, waarin het funktionele programma volledig is opgenomen. Het plan is op 15 juli 1983 aan het Gemeentebestuur gepresenteerd.

Stedebouwkundig plan

Op basis van de "Begane grond-variant" voor het autoverkeer uit het door Tebodin op 11 april 1983 opgestelde rapport:

(11)

"Voor-Perpektief woontorens vanuit het zuiden

Bebouwingsplan omgeving

In de Boogaard, Rijswijk, maquette

(12)

W+d' ,,!!., ,...-: ww BB • AM PPi'i" III _);Ij!I_,-I.,,, ! I • _ • + AM Woningtype M3 en woningtype N2 14 15

r---

1~ ~ ______ ~'W14~$ __________ ~'~117L' __ ~nH~ __ *,~"

__

~lru'"~ __ + VEILIGHEIOS -TRAPPENHUIS

7

~t7 -LIFT HAL SLAAPKAMER WOONKAMER I WONING TYPE N2 I ~ ___ _ ~l!l~' _ _ .~)~S~~ _ _ _ _ + lRfO

....

1

j.

I

~

!I ' . _11

1'1

(13)

onderzoek infrastruktuur In de Bogaard e.o.", is het stedebouw-kundig plan ontwikkeld. In een lineaire struktuur is gekozen voor een opzet, waarbij zo nauwgezet mogelijk wordt aangesloten bij zowel het bestaande stedebouwkundige, als het funktionele gegeven. Dit houdt in dat:

- aanwezige stedebouwkundige thema's worden opgepakt en door-gezet;

- het winkelcentrum met het kantorengebied wordt bevestigd en benadrukt;

- de aanvullende woningbouw aansluit bij de aanwezige woningen.

Veel betekenis is toegekend aan de bestaande karakteristiek, die als het ware is afgerond. De nieuwe elementen sluiten als vanzelf-sprekend aan en voegen zich dan ook moeiteloos in de bestaande situatie.

Rijswijk heeft haar eigen karakteristiek en behoudt deze ook na de ingebrachte toevoegingen. Het is juist deze karakteristiek waardoor een dergelijke programmatische verheviging specifiek

in Rijswijk toelaatbaar is. Elders, zeker in meer historische

milieus, zou dit tot een totale beeldomslag leiden, terwijl het hier lijkt te gaan om niets meer dan een logische voltooiing.

Het plan is zodanig opgezet, dat een fasering probleemloos valt

te realiseren. Dit is bereikt door de bouwkundige onderdelen per hoofdfunktie (wonen, winkelen, werken, parkeren e.d.) en

woning-kategorie (woningwet, premiehuur, premiekoop e.d.) strikt geschei-den te hougeschei-den.

Ter bespreking wordt het plan gemakshalve in drie delen gesplitst:

- het woongebied ten noorden van de Generaal Spoorlaan;

- het midden gebied tussen de Generaal Spoorlaan en de Sir Winston Churchililaan;

- het woongebied ten zuiden van de Sir Winston Churchililaan.

Het noordelijk woongebied

Doorslaggevend voor de oplossing van dit planonderdeel waren de bestaande haakvormige woongebouwen langs de Prinses Beatrixlaan, die gekenmerkt worden enerzijds door hun ritmiek, anderzijds door het geboden uitzicht in zuid-westelijke richting vanuit de woningen.

Om deze karakteristieken te behouden is gekozen voor een opzet waarbij vijf woontorens voor de gesloten koppen van de bestaande woonblokken zijn geplaatst.

De torens - waarvan er twee in de premiehuur- en drie in de

premiekoopsektor zijn gedacht - bevatten elk 130 woningen in 22 lagen op een onderbouw. Vooral het riante uitzicht rechtvaardigt de gekozen woonvorm.

De nodige parkeerplaatsen voor dit gebied zlJn geheel op eigen

terrein, op maaiveldniveau, ondergebracht, waarbij naast het

parkeren voor bezoekers - langs de nieuw aan te leggen ont-sluitingsstraat - het parkeren voor de bewoners is gerealiseerd middels te verhuren c.q. te verkopen plaatsen onder de groen-dekken. Deze verhoogde dekken - waarop dus niet wordt geparkeerd

-zijn vanuit de torens gelijkvloers ontsloten.

De totale parkeercapaciteit van het noordelijk woongebied

(14)

16 17

_--i ...

" 4 J. • • _'IU

Het middengebied

Ondanks het zware programma met name wat betreft de parkeereisen -is voorkomen dat het winkelcentrum aan de randen van de hoofd-wegen wordt afgesloten. In principe zijn slechts de hoeken voor-zien van hoger opgaande bebouwing. Voor het overige beperkt de bebouwing zich tot half verhoogde boven half verdiepte parkeer-voorzieningen. Hierdoor blijft het winkelcentrum vanaf de

omliggende wegen goed waarneembaar en bovenal toegankelijk zowel voor de voetganger, de fietser als voor de automobilist.

Op de hoek van de Sir Winston Churchililaan en de Prinses

Beatrixlaan is een carré-vormig woongebouw (blok 3) geprojekteerd,

gedeeltelijk in 8 en gedeeltelijk in 10 lagen boven een half

verdiepte parkeerlaag. Het bouwblok - waarin 506

woningwet-woningen en wooneenheden zijn ondergebracht - sluit aan op de

bestaande woonbebouwing langs de zuidzijde van de Sir Winston Churchililaan.

Met de keuze voor een gesloten blokvorm wordt bereikt, dat bijna alle woningen tenminste aan één zijde gelegen zijn aan een rustige en weldadige groenvoorziening boven op het dak van de parkeergarage. Het groendek biedt door middel van een doorgang aan de zijde van het winkelcentrum ter hoogte van de Maxis ook voor het winkelend publiek de gelegenheid om uit te rusten. Op elke hoek van "Het Carré" bevinden zich de toegangen tot de woningen. De parkeergarage wordt aan de zijde van het ministerie-gebouw ontsloten.

Op de hoek van de Prinses Beatrixlaan en de Generaal Spoorlaan

ligt een kantoorgebouw in 20 lagen en ter grootte van ca. 20.000

m2 b.v.o., dat via een loopbrug verbonden kan worden met het bestaande HBG-kantoor aan de overzijde van de Prinses Beatrix-laan.

Dit representatieve kantoorpand oriënteert zich met de hoofd-entree op de centrale as van Rijswijk: de Generaal Spoorlaan. Het parkeren van dit gebouw is ondergebracht op het benedenniveau van het aangrenzende parkeerdek.

Ter hoogte van de tweede toren - in gebruik bij het ministerie

van W.V.C. - bevindt zich op de hoek van de Generaal Spoorlaan en de hoofdroute in het winkelcentrum een lokatie met uitwisselbare

funkties. Hier is de mogelijkheid gecreëerd om ofwel een

kantoor-gebouw van ca. 5000 m2 in 5 lagen boven op winkel- en horeca-voorzieningen, ofwel een hotel van 160 kamers met bioskopen en disco te realiseren.

Met deze bebouwing wordt de direkte invloedssfeer van het winkel-centrum doorgetrokken tot aan het trottoir van de Generaal

Spoorlaan. De benodigde parkeerplaatsen liggen op het

beneden-niveau van het aangrenzende parkeerdek.

··-Tussen en terzijde van de drie hoekgebouwen bevinden zich drie

dubbele parkeerdekken met een totale capaciteit - inklusief

26 plaatsen aan de winkelcentrumzijde langs de Sir Winston

Churchililaan en de Generaal Spoor laan - van 2360 parkeerplaatsen. Gelet op het programma van eisen is parkeren in twee lagen on-ontkoombaar. Desondanks is, doordat half verhoogd en half ver-diept wordt geparkeerd, een relatief goedkope oplossing gevonden, die het gebruikelijke maaiveld-parkeren zo dicht mogelijk

benadert. De toegangen zijn gespreid over het gebied, terwijl de bezoekers - nadat .de auto verlaten is - het centrum op drie

(15)

vitale punten benaderen via korte overdekte hellingen, waarin rollende trottoirs zijn opgenomen.

Voor de fietsen zijn rondom het winkelcentrum stallingen gepro-jekteerd langs de fietspaden.

Het benzinestation aan de oostzijde van de Prinses Beatrixlaan is verlegd naar een uitsnijding van het parkeerdek langs die-zelfde laan, zodanig dat er sprake is van een met de bestaande toestand vergelijkbare situatie. Wanneer er geen konkurrentie in het spel is, kan de wasstraat ondergebracht worden in een uit-breiding van het bestaande benzinestation aan de westzijde van de Prinses Beatrixlaan.

Een verlenging van een voorgestelde overkapping van de winkel-route - uitkomend op de westrand van het centrum - tot over het verplaatste benzinestation heen, geeft een prachtige gelegenheid om de aandacht van de voorbijganger voor het winkelcentrum te trekken.

Samen met de verplaatste reklametoren worden op deze wijze de toegangen tot het centrum gemarkeerd.

Voorgesteld wordt om de bestaande vijver naast de Maxis te ver-vangen door een pleintje, waarop, in het verlengde van de bestaande kiosken, nieuwe kiosken kunnen worden geplaatst. De bebouwing van "Het Carré" vormt aan de zuidzijde de natuur-lijke en levendige begrenzing van dit gebied.

Tussen de achterzijde van de Maxis en de oprit van het belendende parkeerdek is ruimte gereserveerd voor de bevoorrading van de Maxis.

De randen van de half verhoogde parkeerdekken vormen de begrenzing van het winkelcentrum langs de omliggende wegen. Aan deze randen wordt middels een metalen frame en beplanting op maaiveldniveau vorm gegeven. Het frame biedt - mits goed uitgevoerd - een uitstekende ondergrond voor reklameboodschappen, die mogelijk als lichtreklame zijn uit te voeren. Hierdoor zal de karakteris-tiek van met name het betreffende gedeelte van de Prinses Beatrixlaan vooral kunnen worden bepaald door de aanwezigheid van het winkelcentrum.

Het zuidelijk woongebied

Hièr zijn in twee bouwlichamen 346 woningen opgenomen.

Woongebouw "Het Rond" (blok 1) - in 16 lagen op een onderbouw op de hoek van de Admiraal Helfrichsingel en de Prinses Beatrixlaan gelegen - oriënteert zich op het uitzicht over de groenstrook tussen Rijswijk en Delft. Deze bijzondere woon lokatie leent zich uitstekend voor de premiehuursektor. Het gebouw heeft een capa-citeit van 112 woningen.

Woongebouw "De Haak" (blok 2) sluit met 12 lagen op een onder-bouw in hoogte aan op de bestaande woningbouw langs de Sir Winston Churchilllaan en geeft vorm aan het nieuw te konstrueren verkeersknooppunt Prinses Beatrixlaan - Sir Winston Churchilllaan. In het gebouw zijn totaal 234 woningwetwoningen en HAT-eenheden ondergebracht.

(16)

)·,.,-rr=X' . . . . P.'·_·lJ'_::z:m:= x= ') 'I 1'.

18 19

en wel in twee vormen. Een deel van de benodigde plaatsen wordt gevonden op de beganegrond onmiddellijk aan de achterzijde van de gebouwen, waarbij tevens overdekt kan worden geparkeerd onder de lange poot van "De Haak". Daarnaast is een garage geprojek-teerd, waarvan één laag half verdiept ligt en de andere half verhoogd.

Via de Ocarinalaan worden de dekken ontsloten.

Behoudens enkele bezoekersplaatsen kunnen de parkeerplaatsen aan de bewoners worden verhuurd.

In het totaal is er ruimte voor 356 auto's.

Woontorens

In de vijf - in het noordelijk woongebied geprojekteerde

-torens zijn in het totaal 650 woningen ondergebracht, waarvan 260 in de premiehuur- en 390 in de premiekoop-sektor. Iedere toren bevat 130 woningen, onderverdeeld in 44 tweekamerapparte

-menten en 86 driekamerappartementen.

In 22 lagen op een onderbouw kijken de woningen het Westland over. Onder groendekken zijn op maaiveldniveau twee afsluitbare parkeer-voorzieningen opgenomen respektievelijk met een capaci teit van 248 en 340 plaatsen, die tegelijk met de woningen kunnen worden verhuurd dan wel kunnen worden verkocht. Langs de achterliggende ontsluitingsstraat - die nagenoeg samenvalt met de huidige oostelijke weghelft van de Prinses Beatrixlaan - is aanvullend nog in 112 vrije parkeerplaatsen voorzien, waardoor de totale parkeercapaciteit uitkomt op 700 plaatsen.

Op de beganegrond van de woontorens liggen behalve de centrale trappenhuizen en liften, de kontainerruimten en de bergingen.

Een aantal bergingen is gesitueerd op het niveau van de middels hellingbanen ontsloten groendekken op de eerste verdieping.

De torens hebben een zodanige plattegrond dat alle woningen een uitzicht hebben in zuid-westelijke richting.

De loggia's zijn door middel van windschermen afsluitbaar van de buitenlucht, waardoor de bruikbaarheid ondanks de hoge ligging behouden blijft.

(17)

Prijsvraag Grote Kerkplein,

Arnhem, perspektief Toren Grote Kerkplein

I---I-=+:- ~_

DO OJ

q

1

0 D

'

o

0 0

1

0

0

0

--

0

~T~Ö

i

O

0

o

0r.~,0

0 0

0

0

0

0 0 0

I---f-~ ~ ~

0 0

I---0 I---0

0

0

0 0

O

,

O

I

0

C

1

0 0

0

0

0

C

0 0

(18)

20 21

Prijsvraag

Grote

Kerkplein te Arnhem (1983)

Dit plein is door vorm en vormgeving nauwelijks geschikt om de Eusebiustoren en kerk op te nemen. Het betekent, dat dit met aan-vullende middelen moet w~den gecorrigeerd. De toren met kerk vormt dan het uitgangspunt bij de keuze hiervan.

De volgende maatregelen zullen moeten worden genomen:

1) De omgevende lelijke gevelwanden worden afgedekt door middel van een bladerdak, d.w.z. het plein wordt volgezet met bomen op een stramien van 6,60 m. Deze maat is afgeleid uit het functioneren

. van de weekmarkt.

2) In het verlengde van de kerk, dwars over het plein, wordt een zelfstandig te detailleren as geïntroduceerd.

3) Deze as wordt bovendien stedebouwkundig bevestigd door middel van een hoog gebouw hieraan. Door de hoogte gaat het gebouw met de kerktoren een kontrapuntische relatie aan. De beganegrond van het gebouw is ontworpen als dagmarktgebied.

Behoudens de kelder en de eerste verdieping is het gebouw geschikt als kantoor. De eerste verdieping herbergt enige algemene voorzie-ningen en profiteert van het dakterras.

4) In het centrum van de as is een plaats ontworpen voor een kunstwerk, bijvoorbeeld het beeldhouwwerk van Henri Moore, dat nu door Arnhem zwerft.

5) Als gemiddelde kleur van het gebouw is de kleur gebruikt die complementair is aan de gemiddelde kleur van toren en kerk, de dominerende kleur in het gebied.

6) De gevarenzone om de toren wordt gemarkeerd door een verhoogd gazon.

Dit stelsel van hoofdmaatregelen is in dit stadium voldoende. Allerlei details kunnen later moeiteloos worden toegevoegd.

(19)

De vormgeving van torens

Arnest Boender

Na de vele discussies over het welles of nietes van hoogbouw wordt

het tijd een stapje verder te gaan en moet onderzoek worden gedaan,

dat ervanuit gaat dat torens gebouwd zullen worden. Stel dat men

besluit een toren te bouwen, dan moet er kennis van zaken zijn.

Zonder al te hoog van de toren te blazen, wil ik hier een soort

in-leiding geven op het ontwerpen van torens, een in ons land nog

onbekend vak.

De vormgeving van torens

Het vormgeven van torens is iets bijzonders in de architectuur.

Allerlei kennis die bij het ontwerpen van laagbouw is opgedaan,

blijkt onbruikbaar, vooral wanneer de toren een wolkenkrabber is.

Een toren is een relatief begrip. Wat precies onder een toren moet

worden verstaan, valt niet te zeggen. De enige echte voorwaarde die

gesteld kan worden, is dat het gebouw hoger moet zijn dan het breed

is. Daarmee sluit je al een hoop bouwsels uit die vaak ten onrechte

een toren worden genoemd.

Een toren zijn is niet alleen een kwestie van afmetingen, het is

vooral de uitdrukking die een gebouw tot een toren maakt. Een gebouw

kan met dezelfde afmetingen meer of minder een toren zijn,

afhanke-lijk van de expressie die eraan gegeven is.

De toren als geheel

Een gebouw dat hoger lijkt dan het is, bijvoorbeeld door een

over-heersend verticale detaillering, is eerder een toren dan een gebouw,

dat lager lijkt dan het is. Gebouwen lager laten lijken dan ze zijn,

is een kunst die overigens in ons land heel goed wordt verstaan.

De expressie van een toren is individual i teit met karakter. Deze laatste is het makkelijkst te bereiken door de toren volledig los

te houden van de aanbouw, hetgeen voor de fundering een technische

noodzaak is. Dikwijls biedt het programma van eisen hiertoe weinig

mogelijkheden, maar dan kan een goede detaillering er nog voor

(20)

22 23

Het ontwerpen van een toren kan niet, zoals dit bij laagbouw ge-bruikelijk is, van binnen naar buiten gebeuren. Daarvoor is de vorm te dwingend. De vorm is - samen met de kern en de constructie -een belangrijk onderdeel van de allereerste ontwerpactiviteiten. Tot voor kort was de vorm van hoge gebouwen geen enkel probleem. Het sprak vanzelf, dat het een rechthoekige doos zou zijn. Alle aandacht kon toen gegeven worden aan de detaillering, de verhou-dingen, de plaatsing en de constructie. Op dit ogenblik is het helemaal niet meer vanzelfsprekend om een gewone doos te ontwerpen. Men ontwerpt nu juist geen doos. Als er nu een doos gebouwd wordt, krijgt men de indruk dat er geen architect aan te pas is gekomen en vaak vraagt een opdrachtgever expliciet bij het verlenen van de opdracht om iets anders dan een doos. De doosvorm ondervindt tegen-woordig een slp.chte waardering. De meeste kritiek op deze vorm is oppervlakkig en onterecht.

Geen doos

Voor een andere vorm kan echter worden gepleit, als het erom gaat een echte toren te bouwen en niet een gebouw, dat toevallig de af

-metingen en verhoudingen van een toren heeft. Cesar Pelli geeft hiervoor een goed argument: "Bij hoogbouw in de vorm van één grote doos bevindt zich het zwaartepunt in het midden, zoals bij elke rechthoek. Als je naar die gebouwen kijkt, dan richt je blik zich op het midden. Wanneer je naar de vorm van een goede wolkenkrabber kijkt, dan richt je blik zich naar de top. Daarom lijken onze ge-bouwen hoewel ze maar half zo hoog zijn als het World Trade Center in feite tweemaal zo hoog" (1). Pelli beweert dus, dat een

gebouw - hij heeft het over zijn ontwerp voor Battery Park City tegenover het World Trade Center in Manhattan - door zijn vorm vier keer zo hoog kan lijken als een doos, die ruim zes keer zo hoog is als breed . . . . Dat is natuurlijk een beetje overdreven, zeker voor de vorm waarover hij het heeft, maar toch. Dit is de eerste keer dat ik een goed argument tegenkom om iets anders dan een doos te bouwen. Het brengt mij op de gedachte om de blinde kritiek op de doos te interpreteren als een roep om torens!

Het is duidelijk dat de keuze tussen een hoog gebouwen een toren bewust gemaakt dient te worden vanwege de vele consequenties, die eraan vast zitten. In veel gevallen kun je als architect kiezen tussen een schijf en één of meer torens. Je kunt ook proberen een schijf te maken van een aantpl torens of omgekeerd van een aantal torens een schijf te maken. Er. zijn maar weinig gebouwen die exact volgens het eerste programma van eisen tot stand komen. Ook wanneer de architect niet bij de formulering ervan betrokken is geweest, kan hij zich niet aan alle verantwoordelijkheid onttrekken, ook al heeft hij er niets aan veranderd. Wanneer het programma van eisen meer dan 50.000 m2 omvat, ligt het in het algemeen minder precies vast dan wanneer het om 5000 m2 gaat. Hoe groter de op-dracht, hoe groter de kans dat er - ik noem maar wat - een

restaurant of 10 verdiepingen bij kunnen komen. Als het om 100.000 m2 of meer gaat, dan kan de architect, als hij daarvoor overtuigende.

1) Cesar Pelli, gecit.in: Jan Rutten, Hans Wijnant, "Wolkenkrabbers zijn uitdrukking van vertrouwen in de toekomst", in: Bouw, bijlage bij no.11, 28 mei 1983, blz.19-20.

(21)

ii I

Cesar Pelli, Battery Park City, New York, maquette

Arnest Boender: proberen van

torens een schijf te maken

c::::Jc::::J c::::Jc::::J D O c::::JD D D D D D D D D D D D D c::::Jc::::J CJCJ CJCJ CJCJ CJc::::J CJCJ DCJ

O.M.A., Hoogbouw Boompjes,

Rotterdam, perspektief vanaf

rivier c::::Jc::::J c::::Jc::::J c::::Jc::::J c::::JD D O D O c::::JD D O c::::JD ~~DD A c::::Jc::::J c::::Jc::::J c::::Jc::::J c::::Jc::::J c::::Jc::::J c::::JD D O c::Jc::J c::Jc::J c::Jc::J c::JD c::JD D O D O c::JD Dc::J c::Jc::J c::Jc::J c::Jc::J c::Jc::J c::Jc::J c::Jc::J c::Jc::J D O

(22)

24 25

Coolse Poort, Churchillplein, Rotterdam

Schema van maximale afstanden waarop een textuur zichtbaar is

Europoint, Rotterdam, paviljoen tussen torens (1)

Size

o

f particle, in

millimeter

s

(inches)

50

(2

.

0)

25

(1.0)

20

(

0

.

8

)

10

(0.4)

(2)

Di

s

tance

,

in meters (feet)

200

100

(23)

argumenten kan aanvoeren, altijd 1000 m2 aan het gebouw toevoegen. Op deze manier zijn veel torens tot stand gekomen, want het mani-puleren van het programma van eisen kan een belangrijke rol spelen in het realiseren van een bepaalde wenselijke, hetzij gewilde vorm.

De volgende vormgevingsproblemen zijn typerend voor hoogbouw in het algemeen of voor torens in het bijzonder.

De voet

De voet van een toren, de wijze waarop hij de grond raakt, moet

passen bij het geheel en toch een eigen wereld zijn, omdat daar de enige plaats is waar mensen lijfelijk met de buitenkant geconfron-teerd worden.

Er bestaat een algemeen misverstand met betrekking tot deze confron-tatie. Het is de veronderstelling dat de voetganger vernederd en geweld aangedaan wordt door het perspectief boven hem van een mate-loze wand die ongenaakbaar de lucht in schiet. Men begint dan over de menselijke schaal. Dat is de schaal van dat wat mensen maken, in tegenstelling tot dat wat de natuur maakt. Als wat mensen maken be-doeld is voor het menselijk lichaam, b.v. een deurknop of een trap-leuning of een stoel, dan is de menselijke maat bepalend, want bij een deurknop op 3 meter hoogte kan geen mens. Als het om iets gaat waar het menselijk lichaam niet direct mee in contact hoeft te komen, b.v. een plafond dat je niet aan kunt raken, dan speelt de menselijke maat geen rol anders dan voor het vaststellen van de menselijke schaal. Je kunt de hoogte van het plafond in lichaams-lengtes, duimen of voeten, meten, maar we hebben voor meters ge-kozen. Er zijn mensen die vinden, dat je in een muur van 10 m hoog moet aangeven, hoe hoog een mens is, zoals dat b.v. in een middeleeuswe kerk gebeurde door er één op te schilderen. Maat geven noemen ze dat, maar zolang we stereoscopisch kunnen kijken en ons vrij rond kunnen bewegen, is daar geen enkele noodzaak voor. Pas als je een ruimte groter of kleiner wilt doen lijken; kun je de menselijke maat weer ter hand nemen, niet de middelmaat, maar een kleuter of een reus. Dat deden ze in de middeleeuwen ook. Het mis-verstand dat mensen zich aan de voet van een mateloze gevel ver-nederd voelen, is waarschijnlijk gevoed door bewuste of onbewuste associaties van overgevoelige generaties met het fascisme. Dat zou kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld Amerikanen er geen enkele moeite mee hebben.

Een bekende oplossing voor het verzachten van de overgang naar een steile gevel is te vinden bij het gebouw de Coolse Poort in Rotter-dam. Daar achtte de gemeente het noodzakelijk om de voet van de hoogbouw weg te werken achter wild vormgegeven laagbouw die midden op de stoep alle aandacht voor de toren weg moet nemen. De gevol-gen hiervan zijn dat de hoogbouw in een sfeer van illegaliteit terechtkomt en als hij toch gezien wordt, de kans loopt monster-achtig gevonden te worden. Niet alleen vanwege de grootte, maar ook omdat de vorm verloren is gegaan in een onoverzichtelijke samenklon-tering. Hoog Catharijne is zo'n geval. Goede bedoelingen werken hier averechts. Je kunt er beter een echte toren van maken uit één stuk.

Namen als paperclip, ponskaart, potlood voor de toren van Piet Blom,

(24)

26 27

en inktpot voor het hoofdgebouw van de NS in Utrecht tonen aan dat er een behoefte bestaat om grote gebouwen te reduceren tot dingetjes die je in je hand kunt nemen en waarmee je kunt spelen. De mense-lijkheid van de architectuur van het grote gebaar is altijd grof onderschat. Imponeren is onlosmakelijk met architectuur verbonden en geïmponeerd worden is helemaal geen onplezierige ervaring. Alleen zaken als windhinder of gevaar voor vallend materiaal kunnen het noodzakelijk maken om rond de toren iets te bouwen, zoals bij de Europoint gebouwen. Natuurlijk is de beganegrond bij hoogbouw een uitstekende plaats voor het neerzetten van kiosken en derge-lijke. Het is ook van groot belang voor het functioneren, maar het moet tot aankleding beperkt blijven. 7

Het l i j f

Het l i j f van een toren bestaat uit op elkaar gestapelde verdiepingen, die meestal precies dezelfde zijn. Hoewel er de meest uiteenlopende functies in ondergebracht kunnen worden, is het de gewoonte om hiervan in de gevel niets te laten zien. Architecten als Le Corbusier en Wright hebben wel onregelmatige plastische gevels ontworpen voor hoogbouw, maar het is toch een tamelijk onmogelijke opgave en het dient nergens voor. Ook de poging om het aantal ver-diepingen telbaar te maken, past slecht bij torens. Waar het om gaat bij het ontwerpen van de buitenkant van het lijf, is de keuze van een tweedimensionaal patroon, een soort behang.

Relief in de gevel kost extra geld, bemoeilijkt het onderhoud en veroorzaakt dikwijls een hinderlijk geluid als het een beetje waait. Afgezien daarvan is het effect minder naarmate de repetitie groter wordt en ieder re lief in de detaillering heeft de neiging plat te slaan op een groot vlak. Kerktorens hebben meestal zoveel relief, dat er helemaal geen binnenruimte meer overblijft. De absolute zichtbaarheid van details nee~t ook af als een gebouw hoog is, bijgaande tabel geeft hiervoor een indicatie.

Kleurkeuze is er tegenwoordig te over en is zeer bepalend voor het uiterlijk. Het contrast van een toren tegen de achtergrond van de hemel is afhankelijk van het verschil in lichtintensiteit. Als er geen verschil is, dan maakt alleen een kleurverschil onderscheidinger mogelijk. Tegen een witte lucht wordt het grootste contrast bereikt door de kleur groen, dan rood, blauwen tenslotte zwàrt. Tegen een blauwe lucht geeft een witte toren het grootste contrast.

De top

De klassieke driedeling van Sullivan ligt niet alleen esthetisch voor de hand,maar kan ook op functionele gronden toegepast worden. Wat voor gebouw het ook is, de voet en het l i j f hebben duidelijk verschillende functies, maar de top heeft behalve als dak geen eigen functie. Iedere functie die er aan gegeven wordt is een schepping, daarom kan de top ook weggelaten worden, functie én top. Er zijn situaties waarin dit een perfecte toren oplevert, omdat de doos vorm in een compositie, zelfs met alleen maar onge-stapelde andere dozen, als taal een compleet scala van uitdruk-kingsmogelijkheden heeft. Een dergelijke toren is dus erg afhanke-lijk van zijn omgeving.

(25)

Mies van der Rohe, Lake Shore Drive Apartments, Chicago,

(26)

28 29

Ontbreekt de juiste omgeving dan z1Jn er ruwweg drie mogelijkheden:

De doosvorm krijgt een accent, b.v. door in de top een gril aan te

brengen. Zo'n subtiele onderscheiding is zelfs in staat om een

vierkante toren een gezicht te geven; als die gril maar aan één

gevel zit, dan is het net alsof dat de voorkant is. Hierop zijn

veel variaties mogelijk, maar gewone mensen zijn niet erg gevoelig

voor deze expressies. Het valt ook niemand op, dat de SHELL toren in Rotterdam geen gezicht heeft, maar een soort kous over zijn kop. De gril is functioneel als er een apparaat achter zit dat lucht nodig heeft. De top van de AT&T van Philip Johnson is in deze zin niet functioneel te noemen. Toch heeft hij aan de top een functie

gegeven. De top moet ervoor zorgen dat het gebouw een toren wordt,

en daarvoor is karakter en individualiteit nodig. Iedereen noemt het gebouw een wolkenkrabber, terwijl het helemaal niet zo hoog is. De AT&T is de eerste van een nieuwe generatie wolkenkrabbers. De Empire State en de Chrysler zagen eruit, alsof ze echt niet hoger zouden kunnen zijn, maar daar gaat het al lang niet meer om. De wolkenkrabber leek uit te sterven na de Sears Tower in Chicago, omdat deze in hoogte voorlopig niet overtroffen ,zal worden. De

. , " IJ'

toren van 250 verdiepingen die Wright heeft ontworpen is niet alleen in vormgeving absurd, maar is een absurd idee en het was misschien

ook wel de bedoeling van Wright om de wolkenkrabber om zeep te helpen. De AT&T is verantwoordelijk voor de wedergeboorte van de wolkenkrabber met persoonlijkheid, die zich uitdrukt in een taal die veel mensen verstaan, vooral niet-architecten. De top heeft

een functie.

De derde mogelijkheid ligt het meest voor de hand. Het is niet

lo-gisch om op de bovenste verdieping machines neer te zetten als je

die ook ergens anders kwijt kunt. Je kunt er de hoogste huur vragen

en er zelf een unieke functie bij verzinnen die ook een speciale

vorm aannemelijk maakt, zoals de zonnecollector op City Corp.

Ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt dat het ontwerpen van hoogbouw

I

en torens in het bijzonder een apart vak is, dat tamelijk los staat

van laagbouw. Ik hoop ook, dat er belangstelling zal ontstaan voor onderzoek, dat zich niet beperkt tot de buitenkant en,de vraag van

(27)

Over de plaatsing van torens

Herman de Kovel en Arnest Boender

Inleiding

Eén van de belangrijkste beslissingen en één van de meest bepalende faktoren voor hoogbouw is de plaatsing. De invloed van een hoog gebouw op de omgeving is enorm. Hierbij wordt nog niet eens gedacht aan windhinder of schaduwwerking, maar vooral aan de niet natuur-kundige wisselwerking met de stad.

In ons land worden beslissingen over de plaatsing van een toren

voornamelijk op esthetische gronden genomen, die het onderwerp

van discussie bij uitstek vormen voor schoonheidscommissies. Dit in

tegenstelling tot Amerika en eigenlijk alle plaatsen op aarde waar

een hoogbouwmilieu gecreëerd is. Daar zijn economische gronden over

het algemeen doorslaggevend en heeft de overheid een begeleidende

taak, waarbij esthetica nauwelijks een rol speelt. Iedere projekt-ontwikkelaar in Manhattan weet dat de plaatsing bij een wo

lken-krabber bepalend kan zijn voor de financiële haalbaarheid van een

projekt. Verplaatsing van honderd meter kan katastrofale gevolgen

hebben wanneer hierdoor de voordeur niet op een eersteklas lokatie komt te liggen. De keuze van Citycorp voor Lexington Avenue is dan

ook een geweldige gok geweest, hoewel de grond aan deze straat

beduidend goedkoper was dan aan Fifth Avenue. Voor het bouwen van

een wolkenkrabber op een niet eersterangs lokatie geldt de stelregel dat "goedkoop duurkoop" kan zijn. Ook in Nederland spelen econo

-mische faktoren een belangrijke rol bij de keuze voor een

hoogbouw-lokatie, maar de grondprijzen zijn hier niet zo geliberaliseerd dat

zij bepalend worden voor de haalbaarheid van een toren.

Hiërarchie in de plaatsing

Visueel kan het volume van een flinke stacaravan voor een kilometers' lange boulevard met paleizen van grote betekenis zijn als het de

vorm heeft van een paal: de obelisk op het Place de la Concorde. De grote betekenis van dit klassieke stedebouwkundige element wordt

verkregen door de plaatsing midden op de as, als teken dat hier een

bijzonder punt van de boulevard ligt. Ook de vorm van de obelisk,

het verticale element ligt heel gevoelig. Wanneer op het beroemde

plein het welbekende Amsterdamse Burgerweeshuis zou staan, dan zou

de visuele betekenis voor de boulevard te verwaarlozen zijn. Hoogstens op korte afstand zou het gebouw een lichte irritatie

(28)
(29)

p. 30:

High Stubbins, Citycorp Center, New York

5th Avenue, New York

San Gimignano, Italië

(30)

32 33

oproepen. Wanneer de obelisk vervangen wordt door een forse toren,

waarbij de monumentale plaatsing gehandhaafd blijft, zal het gebouw

de stad of een deel daarvan gaan domineren en nadrukkelijk uiting geven van de macht die de eigenaar bezit.

Tot voor kort waren de dominerende gebouwen voornamelijk kerken en

paleizen. In totalitaire systemen zijn het nog altijd de

regerings-gebouwen die domineren. Dat in Nederland tegenwoordig bij voorkeur

woningbouw domineert zegt natuurlijk veel over de machtsverdeling

in de maatschappij, maar het principe van de hiërarchie in de stedebouwkundige plaatsing blijft gelijk. Een kenmerk van een hiërarchische stedebouw is de uitzonderingspositie die de toren in-neemt: aan het einde van een as, aan de kop van een plein, enzovoort.

Veel van de Europese steden en zeker de esthetische stratenplannen

van bijvoorbeeld Berlage zijn in wezen driedimensionaal ontworpen.

De mooie figuurtjes met brede en smalle, lange en korte straten

maken verschillen in bouwhoogtes vanzelfsprekend, de straten zijn

eersterangs, tweederangs, derderangs, enzovoort. Het plaatsen van

hoogbouw wordt in dit soort plannen een esthetische beslissing,

waarbij de torens op zorgvuldige wijze geplaatst worden als

stede-bouwkundig accent. De zorgvuldigheid waarmee de torens in plannen

van Berlage geplaatst worden, is in een hiërarchische stedebouw

algemeen. Het kan zelfs voorkomen dat ook de behoefte aan torens

centraal geregeld wordt, zoals in Moskou gebeurd is om de centrale

macht van het Kremlin te doen uitwaaieren.

Particulier initiatief

In de duizenden jaren oude traditie van incidentele torens vormden

enkele Italiaanse stadjes in de Middeleeuwen een uitzondering. In

Bologna en in San Giminiano ritselde het vroeger van de torens; ze

stonden overal en trachtten allemaal te domineren door hoogte.

Iedere particulier wenste zich de grootste, zoals bijvoorbeeld de familie Asinelli in Bologna die de trotse bezitter was van een bijna 100 meter hoge toren. In de 13e eeuw stonden er in Rome 44 van deze statussymbolen, in Florence 150 en in Bologna 180. Van deze torens staat nu nog maar een klein deel overeind, maar zelfs nu geeft vooral de concentratie in San Giminiano nog altijd een

spectaculair aanzicht. Hoewel sprake is van totaal verschillende

maten, is deze middeleeuwse situatie goed te vergelijken met

Manhattan, waar een explosie van particulier initiatief in de

20e eeuw gebouwen de lucht in doet schieten. In Manhattan is het

bovendien nog moeilijker om te domineren omdat hier een regelmatig

stratenplan aanwezig is, waar iedere kavel in principe

gelijkwaar-dig is. Gebouwen die veel groter zijn dan de andere eromheen,

kunnen geplaatst worden, zonder dat er sprake is van domineren

van de direkte omgeving. Op enkele honderden meters afstand kan

de Empire State Building onvindbaar lijken voor een toerist die

wandelt over Fifth Avenue, maar het huisnummer vergeten is. Op grote afstand. is de kolos echter zeer bepalend voor de opwindende

skyline van de stad.

Natuurlijk is het wel zo dat er binnen de stad sprake is van meer

en minder aantrekkelijke blokken voor hoogbouw, maar de kwaliteit

wordt voornamelijk bepaald door wat er met de omringende blokken

gedaan is. Over het algemeen is het zo dat hoe meer er gebouwd is, hoe aantrekkelijker het is om daar iets aan toe te voegen. Er zijn dan ook enkele concentraties van hoge gebouwen, maar de

(31)

I

l

ligging ervan is niet in het stratenplan zichtbaar. Downtown

Manhattan, de zuidelijke concentratie, ligt echter voor een deel

in het door de Hollanders als Nieuw-Amsterdam aangelegde deel van

de stad. Daar zijn smalle kromme straten, waar hoogbouw snel tot

extreme situaties leidt en noodt tot regulering. Dat di t in New

York nauwelijks gebeurd is, komt door de Amerikaanse grondpolitiek,

waarin uitgebreide regulering gezien wordt als een beperking van

de vrijheid van eigendom. Bij een tweedimensionaal stratenplan

in de vorm van een regelmatig grid kan deze vrijheid het beste

gewaarborgd worden en kan door de gelijkwaardigheid van de kavels

de regulering tot een minimum beperkt blijven. In alle niet

regel-matige stratenplannen is regulering een grote opgave, tenzij h'

oog-bouw in zijn geheel geweerd wordt; een bekende oplossing in

Europese steden.

Geconcentreerde hoogbouw

Belangrijk voor het goed functioneren van een stad is dat hoge

gebouwen niet alléén staan, maar in de nabijheid van

gelijkwaar-dige bouwwerken. Door de gelijkwaardigheid kan er sprake zijn van

een visuele concurrentie. Bij eenmalige hoogbouw ontbreekt deze en

is er al snel sprake van domineren. Bovendien zal het wonen op

50 m hoogte in b.v. het huidige centrum van Rotterdam

aantrekkelij-ker zijn dan op 100 m, omdat in het laatste geval niet de stad

maar de horizon en de wolken het uitzicht bepalen. Het is dan ook

jammer dat de geplande ponskaart, de 120 m hoge woontoren aan het

Weena zo nadrukkelijk als incident gezien wordt. De éénmaligheid

van de beslissing komt al tot uitdrukking in de plaatsing van het

gebouw aan het einde van de Lijnbaan-as. Wederom de klassieke

Berlagiaanse oplossing. Wanneer gekozen wordt voor plaatsing naast

de as, dan ontstaat er een wezenlijk verschillende situatie, waarin

iedere andere plaats aan het Weena een potentie ie torenlocatie zal

worden, doordat het excuus voor de eenmaligheid als beëindiging

van de as ontbreekt. Een toren vraagt nu eenmaal om meer en een

nieuwe toren moet bij voorkeu; daar geplaatst worden waar al een

concentratie aanwezig is. Geconcentreerd plaatsen van hoogbouw

geeft in ons land echter wel een probleem dat in veel buitenlandse steden met grote concentraties niet of nauwelijks bestaat, namelijk

de buitengewone aandacht en strenge normen ten aanzien van

belemmeringshoeken. Het hanteren van deze strenge normen leidt tot

een overvloed aan ongewenste open ruimte rond een hoog gebouw.

Natuurlijk is een behoorlijke lichttoetreding in een woning veel

waard, maar door strenge normen worden bepaalde kwaliteiten die

bij de binnenstad van een grote stad horen moeilijk haalbaar.

Om de weg vrij te maken voor geconcentreerder bouwen heeft de

ge-meente Rotterdam kort geleden de belemmeringshoek voor woningen

in het centrum gewijzigd van 45 naar 60 graden, wat een grote ver~

betering is. Toch leiden de normen nog tot problematische

situa-ties, zoals momenteel aan het Schouwburgplein waar de bewoners

van de lage nieuwbouw protesteren tegen nota bene de hoogte van

de toneeltoren van de geplande schouwburg. Misschien zijn deze

door normen gesteunde protesten redelijk in een buitenwijk,

maar op een eerste klas locatie zijn ze vol ledig uit verhouding met de belangen van de stad.

W~nneer er grotere concentraties hoogbouw willen komen, dan zal er

(32)

34 35

gezorgd hebben voor de mythe dat met hoog bouwen de dichtheid niet opgevoerd wordt.

CIAM

Van grote invloed op het denken over hoogbouw is de CIAM geweest. Grote delen van steden, in ons land vooral de naoorlogse uitbrei-dingen, zijn gerealiseerd volgens de ideeën zoals die door de CIAM ontwikkeld werden. De CIAM heeft voor het eerst in de geschiedenis een systematische toepassing bedacht voor hoogbouw; niet om de dicht·

heid op te voeren maar juist om open ruimte te creëren. HOOgbouw werd beschouwd als de oplossing om veel mensen in het groen te laten wonen, in een moderne variant op de tuinstad. De meeste ge-slaagde CIAM-voorbeelden die uitgevoerd zijn liggen echter in de stad zelf en zijn vooral te waarderen vanwege het prettige contrast dat de gebouwen hebben met hun dichtere omgeving. De open ruimte rond de Bergpolderflat is een verademing in de wijk waar ze staat. Het Hansaviertel in Berlijn is een voorbeeld waar gewoond wordt in een park dat deel uitmaakt van een groot stadspark, maar waar wel alle stadsleven in de directe nabijheid te vinden is. Deze wijk heeft bovendien nog de voor CIAM-stedebouw ongewone kwaliteit dat zij heeft weten te ontsnappen aan het socialistische streven naar gelijkheid. Ieder gebouw is hier door een andere architect ontworpen De genoemde voorbeelden zouden zonder de directe nabijheid van de stad een totaal andere betekenis hebben.

CIAM-stedebouw is anti-stedelijk, zoals ook al in de ver doorgevoerd, scheiding van functies tot uitdrukking is gekomen. Stadscentra zijn de stiefkinderen van de CIAM. Stadsleven wordt gekenmerkt door het gelijktijdig aanwezig zijn van verschillen, zowel in gebruik, vorm-geving als leefstijl. Juist deze verschillen zijn in de hygiënische CIAM-plannen consequent uitgebannen. Eén van de bekendste CIAM-ideologen, Sigfried Giedion, heeft op latere leeftijd onderkend dat de moderne stedebouw nog geen antwoord heeft weten te vinden op de specifieke problemen van stadscentra. Hij zag dit als de grote ontwerpopgave voor de nieuwe generatie. Het probleem ligt echter in de uitgangspunten van de CIAM die zich nadrukkelijk afzetten tegen stedelijke situaties. De noordpijl, belernrneringshoeken en standaardtabellen geven nu eenmaal zolang de stand van de zon gelijk blijft een gelijke uitslag voor de buitenwijk van een provinciestad en het centrum van een metropool.

Herwaardering binnenstad

Uit onderzoeken naar het wonen in hoogbouw komt steeds naar voren dat de waardering sterk afhankelijk is van de plaatsing. Een grote fout die in de jaren zestig gemaakt is, het is al meerdere malen benadrukt in de artikelen die het laatste jaar over hoogbouw ver-schenen, is dat hoogbouw aan de rand van de stad geplaatst werd. Behalve deze ongelukkige plaatsing is ook het toewijzingsbeleid debet geweest aan de lage waardering voor hoog wonen. De keuze voor

een woning in hoogbouw wordt vaak niet op vrijwillige basis geno-men, maar uit nood geboren. Jonge gezinnen die dromen van een rijtjeshuis zullen dan ook proberen zo snel mogelijk hun bescheiden ideaal te verwezenlijken. De groep die over het algemeen positief kiest voor het wonen in hoogbouw is de steeds groter wordende groep van één- en tweepersoonshuishoudens. In buitenwijken en

rand-1

(33)

gemeenten voelt deze groep zich al snel 'marginaal en onaangepast' doordat zij afwijkt van wat daar als normaal geldt. Bovendien is een belangrijk deel van de activiteiten van deze groep buitenshuis en wel in de binnenstad. Met het groeien van deze groep potentiele gebruikers van stedelijke voorzieningen, is er een herwaardering gekomen voor het wonen in de binnenstad. Nu echter niet in gezellige ouce huisjes, maar in appartementen waar modern comfort gecombineerd wordt met de gemakken van de stad.

Status

De motivatie bij het kiezen voor een binnenstadslocatie ligt bij kantoorgebouwen anders dan bij woningbouw. De aanwezigheid van hoog-waardige stedelijke voorzieningen is natuurlijk een voordeel bij het aantrekken van personeel, maar daartegenover staat de problema-tiek van de bereikbaarheid en het parkeren van auto's. Voor Amster-dam is deze problematiek zelfs bepalend geweest voor de beslissing om nieuwe kantoren aan de rand van de stad te plaatsen, wat ten koste gaat van een gevarieerd stadsleven dat juist zeer gebaat is bij een menging van functies.

Een niet te onderschatten aspect bij de keuze voor een goede locatie in de binnenstad, vooral voor hoogbouw, is de status en het prestige. Met name voor hotels en instellingen, zoals banken, is de status die ontleend wordt aan een goed adres buitengewoon belangrijk. Voor verzamelgebouwen met veel kleine vestigingen kan het adres zelfs van doorslaggevend belang zijn: Coolsingel 1 op het brief-papier. Wanneer het om prestige gaat, kan ook de hoogte van groter belang zijn dan een optimaal ruimtegebruik van de grond en het ge-bouw. Zo wordt er in een recente Amerikaanse monografie over hoog-bouw gewezen op een voorbeeld in Toronto waar drie banken kort na elkaar een gebouw plaatsten, waarbij de nieuwste steeds wat hoger werd dan de vorige. Deze banken in Toronto zijn van mening dat het marktaandeel beinvloed wordt door de aanwezigheid van een hoog ge-bouw met de naam van de bank erop.

Rotterdam

Wanneer tot slot nog eens gekeken wordt naar de Nederlandse situatie wat betreft de kansen voor hoogbouwconcentraties, dan is duidelijk dat Rotterdam van de grote steden de meeste troeven in handen heeft. Door het ontbreken van een waardevolle historische binnenstad kan de hoogbouw geplaatst worden waar zij het best tot haar recht komt, namelijk in het centrum van de stad. Een ver doorgevoerde functie-menging, een belangrijke voorwaarde voor een intensief stedelijk leven, behoort hierdoor tot de mogelijkheden. Bovendien heeft Rotterdam een voor Nederlandse begrippen uitstekende infrastruktuur met hoogwaardig openbaar vervoer als de metro, waar concentraties hoogbouw alleen al door de economische voordelen een vanz elf-sprekende oplossing vormen. Ironisch genoeg zal zelfs de ring van stadsvernieuwingsgebieden rond het centrum in het voordeel van ge-concentreerd bouwen werken. Door deze ring ligt er namelijk een duidelijk afgebakend centrum ingeklemd tussen gebieden waar andere wetten en normen gelden.

Een belangrijk deel van het Rotterdamse centrum wordt gevormd door het Lijnbaangebied, dat gebouwd is volgens de door de Opbouw, de

(34)

36 37

Lijnbaan Rotterdam, huidige

situatie

Le Corbusier, Plan Voisin,

(35)

plaatselijke afdeling van de CIAM, ontwikkelde gedachte dat hoog-bouw gecombineerd moet worden met laaghoog-bouw. Deze gedachte is in het na-oorlogse Rotterdam tot een ver doorgevoerd thema geworden dat ook in de uitbreidingen van de stad op ruime schaal toegepast is. In het Lijnbaangebied heeft dit geresulteerd in lage winkelpromena-des waarachter de hoogbouw zich verheft in de vorm van een serie middelhoge schijven en in een serie kantoor torens , ingeklemd tussen de Lijnbaan en de Coolsingel. De voetganger wordt in dit deel van het centrum een directe confrontatie met hoogbouw conse-quent ontnomen. Het rond dit thema gevoerde beleid heeft naast een aantal mooie delen ook tot bizarre situaties geleid, zoals bij de Coolse Poort aan de Cool singel waar de laagbouw door gebrek aan ruimte op het trottoir geparkeerd werd, pal voor de ingang. Het ligt voor de hand om bij het verdichten van dit deel van het centrum de typische Rotterdamse thema's voort te zetten. Hierbij valt te denken aan het voorbeeld van de zojuist in uitvoering ge-nomen toren op het beursgebouw, dat uitstekend illustreert hoe bovenop of in plaats van de bestaande lage delen van de stad nieuwe series hoogbouw binnen het thema gerealiseerd kunnen worden. De voorwaarden voor een Culture of Congestion zijn aanwezig, name-lijk een toenemende druk op het centrum en een beperkt werkterrein.

(36)

38 39

-

----

-

---

---

---

---

--

-"

Ludwig Hilberseimer,

Schema van een Hochhausstadt,

Ost-Weststrasse, 1927

Otto Wagner, XXII. Wiener Gemeinde

(37)

,

Hoogbouw en

compacte stad

Harm Ti/man

In het huidige stedebouwkundige debat wordt het vraagstuk van her-inrichting en aanpassing van de gebouwde omgeving vooropgesteld. In de stedelijke planvorming komt de nadruk te liggen op een intensive-ring van het grondgebruik in die delen van het bestaande stedelijke gebied, waar in het verleden de grootste investeringen zijn gedaan in de sfeer van infra-structuur, voorzieningen en gebouwenvoorraad. Voorlopig is de situatie echter nog zo, dat de genoemde vraagstelling nog nauwelijks doorwerkt in de gehanteerde concepten en instrumenten.

(1). Hier wreekt zich waarschijnlijk het ontbreken van een stedelijke theorie, die de noodzakelijke onderzoeksprogramma's op gang had kunnen brengen.

De Hochhausstadt van Ludwig Hilberseimer

Het boek Groszstadtarchitektur, dat Ludwig Hilberseimer in 1927 pu-bliceerde (2), vormt een goede aanleiding tot een dergelijke theorie. Dit handboek herwaardeert de stad als een instrument van de maat-schappelijke en economische ontwikkeling. Het onderstreept de noodzaak om binnen de dynamiek van de productieprocessen en de nieuwe vormen van openbaarheid en privaatheid, die hierdoor worden bewerkstelligd, de stedebouwkundige technieken opnieuw samen te voegen.

De uitwerking van de proposities van de Groszstadtarchitektur komt overeen met de introductie van het plan voor een Hochhausstadt: "Statt noch weiterer Ausbreitung in der Ebene, weitere Konzentration, weitere Zusammenballung. Aufbauen der einzelnen Stadt-elemente, funktionell voneinander geschieden, der Höhe nach. Gewissermassen zwei Städte übereinander. Unten die Geschäftsstadt mit ihrem Auto-verkehr. Darüber die Wohnstadt mit ihrem FussgängerAuto-verkehr. Unter die Erde der Fern- und Stadtbahnverkehr" (3).

In een lezing over dit onderwerp, die ik vorig jaar aan de THE hield ben ik uitgebreid op dit plan ingegaan (4). Ik heb daar gezegd, dat dit plan niet alleen een vertikale oplossing biedt voor een aantal grootstedelijke problemen (minimalisering van verplaatsingen tussen wonen en werken, meer adequate relaties tussen woonplaats en gemeen-schappelijke voorzieningen en instellingen), maar tevens een formele bevestiging vormt van de historische elementen van de stad (zoals de wolkenkrabber, het blok, de straat) in de ordening van de stad.

(38)

40 41

Het plan vormt het enige alternatief voor de snelle groei en wanorde van de grote stad. De rode draad van Groszstadtarchitektur is, dat het plan orde is. Deze orde is niet direct realiseerbaar in de fysieke omgeving. Het plan valt immers wel samen met de bestaande stad, maar verschaft daarentegen een oriëntering op het verhevigde gebruik er-van (in Oud-Berlijn zouden twee maal zoveel mensen kunnen worden ondergebracht), via een vertikale oplossing van de meest nijpende stedelijke problemen. Deze voorstellen kunnen daarom niet worden gelezen als stadsontwerpen of normeringspogingen: "Beides ist eine Unmöglichkeit, denn is gibt keine Stadt an sich. Städte sind Individualitäten, deren Physiognomie von dem Charakter ihrer Land-schaft und ihrer Bewohner und von ihrer Funktion im Staats- und Wirtschaftsleben afhängig ist. Es sind lediglich theoretische Untersuchungen und eine schematische Anwendung der Elemente, aus denen eine Stadt sich aufbaut. Eine Festlegung ihrer Beziehungen

untereinander. Ein Versuch durch Neuorganisation und Neuverwendung dieser Elemente eine ökonomischere Durchbildung eines Stadtorganismus zu ermöglichen" (5). Het functioneren van het plan, als theoretisch schema, verandert van stad tot stad en van stadsdeel tot stadsdeel. In decentrale stedelijke gebieden zal dit plan een grotere relevantie hebben dan aan de randen van het stedelijke gebied.

De theorie van de stedelijke centra

Hilberseimer's theoretische overwegingen die zijn opgebouwd rond het stedelijke als een intensivering van het bestaande, kunnen daarom gezien worden als onderdeel van een probleemstelling, die de theorie van de stedelijke centra op het oog heeft. Het vraagstuk van intensi-vering van het bestaande is immers gegeven in de problematiek van het stadscentrum. Gezien het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat het niet kan gaan om het weer opnemen van de operatieve modellen van de Groszstadtarchitektur. De problemen van de hedendaagse stad zijn geen problemen van letterlijke citering. De gebouwen met gemengde functies, die Hilberseimer voorstelt m.b.t. de opbouw van de compacte stad, kunnen niet worden gescheiden van de dynamiek van investeringen in stedelijke infrastructuur en stedelijke instellingen van het voor-oorlogse Berlijn. Ik ben ervan overtuigd, dat de problemen van her-gebruik en de rol van de stad in de economische ontwikkeling vooral moeten worden bestudeerd vanuit de hedendaagse structuur van het grootstedelijke gebied. De theses die hier worden ontwikkeld, zullen niet kunnen worden toegepast op nederzettingsverschijnselen van andere continenten, ook al zullen de definities van stad, centraal stedelijk gebied en grootstedelijk gebied misschien niet verschillen. Uitgangspunt van mijn uiteenzetting is dus niet de historische stad. De huidige ontwikkelingen op het gebied van de technologie hebben er-toe geleid, dat vele economische activiteiten "footloose", d.w.z. niet sterk gebonden aan een fysieke plaats, zijn geworden. Daarom is het niet perse noodzakelijk, dat het centrale gebied van een stad samenvalt met de historische stad of met het geometrische centrum

van de stad. De term centraal gebied krijgt alleen een specifieke

betekenis m.b.t. problemen die verbonden zijn aan de functionele organisatie van de verhoudingen tussen elementen van de stad en tussen de stad en andere duurzame nederzettingsvormen.

Het feit, dat in de Nederlandse steden, zoals Leiden en Groningen, in het historische centrum tal van bevoorrechte functies zijn gesi-tuéerd, en dat door de duurzaamheid van enkele fundamentele functies

(39)

-de historische stad soms voor een deel samenvalt met het centrale gebied, doet aan deze betekenis niets af. De term "historisch centrum" stelt de verhouding tussen historiciteit en centraliteit (6) als gegeven, en kan daarom misschien beter worden gelaten voor wat ze is. Het probleem dat in de theorie van de stedelijke centra wordt onderkend, is juist de verhouding tussen bestaande nederzettings-structuren en de stedelijke centraliteit die de uitkomst vormt van de functionele structuur van het grootstedelijke gebied.

Het zal daarom geen verbazing wekken, dat de theorie van de centrale gebieden de negentiende eeuwse logica van de scheiding tussen open-baar en privaat initiatief omdraait. Het stadscentrum wordt immers gezien als een goed uitgerust gebied, als stedelijke instelling bij uitstek en als iets anders dan het historische centrum. De stadscentra worden gekarakteriseerd door een concentratie (en geen centralisatie) van goederen en voorzieningen. Door functionele specialisatie

spitsen deze centrale gebieden alle openbare en private investeringen toe op een paar punten van het grootstedelijke gebied.

De politiek die de consolidering en intensivering van de centrale stedelijke gebieden op het oog heeft, verschilt van de 1ge eeuwse hypothese, die door Otto Wagner voor de controle van de stedelijke uitbreidingen is opgesteld (7), met name op één punt: ze wordt ont-plooid in een productiemilieu. Het gaat er om het behoud, dat wel het scheppen van arbeidsplaatsen en grootstedelijke voorzieningen. De grenzen van het centrale gebied liggen niet vast, maar worden bepaald door de dimensionering van de in het centrum gesitueerde, economische activiteiten en zullen bijgevolg voortdurend veranderen. Deze eco-nomische activiteiten die met de centrale functies zijn verbonden, worden bijna uitsluitend geëffectueerd door private programma's. De politiek van de stedelijke centra valt derhalve onder een complexe politiek m.b.t. de economische werkelijkheid van het totale groot-stedelijke gebied.

Maar er is nog een ander belangrijk verschil. Genoemde politiek baseert zich op de duurzaamheid van enkele centrale functies in be-paalde gebieden van de middelgrote en grote steden van ons land. Ze vormt dus geen theorie van de stad die zich uitbreidt, of van de stad voor de toekomst, maar baseert zich op het opsporen van bestaande stedelijke feiten en de intensivering ervan. Ze gaat uit van een behoudende optiek ten opzichte van de stad. Het bestaande wordt be-houden, door het nieuwe te laten behoren tot de intensivering van het bestaande, maar zonder de vorm ervan te veranderen, door een structuur aan te bieden die eigen is aan het nieuwe (de schaal van het stadscentrum), doch door tegelijk de ideeën te herwaarderen die de verwijzingsmodellen voor de opbouw van de stad vormen.

Het idee dat A.& P.Smithson formuleerden als referentie voor hun Berlijn-Hauptstadt plan, was "een vorm van het stadscentrum, die de strevingen zou kunnen symboliseren van een technologische maatschap-pij - van Europa in het algemeen en Duitsland in het bijzonder" (8). Dit plan voor het centrum van Berlijn is gebaseerd op bewegings-patronen. De centrumbestemmingen worden in beschouwing genomen op basis van een optimale circulatie van auto's (op één niveau) en voetgangers (op twee niveaus, waaronder een verhoogd eigen niveau): "The rectangular road net, and the angular pedestrian platform, together form a pattern of spaces within which variations can be made, or buildings added, without destroying the basic concept. Integrated with this system of low platforms are some high buildings

(40)

-42 43

Structuurplan Binnenstad Leiden, 1978. Probleemkaart centrum-voorzieningen

A.& P.Smithson,

Berlin Hauptstadt plan, 1957

"'''"re',.n A. u. P $MITHSQN SIGMOND.WONKf '-"~~~"~l

I

E IN 3. PRE IS

Cytaty

Powiązane dokumenty

of microstructure and mechanical properties (according to standards PN-EN ISO 6892- 1:2016-09, PN-EN ISO 148-1:2017-02 and PN-EN ISO 6507-1:2007) were performed on samples

Jednak, aby powołanie rady fiskalnej przyczyniło się do zwięk- szenia dyscypliny budżetowej, instytucja ta powinna posiadać ścisłą niezależność operacyjną i finan- sową

Different forms of proximity can either facilitate or hamper collaborations: geographical, organizational, cognitive, social, systemic or personal proximity all potentially

Jego istnieniu zagroziła jednak budowa zapory na D u n a jc u 1: zmiana przebiegu granicy związana z bu­ dow ą pozbawiła obiekt pierwotnej funkcji; jednocześnie

W ykładnia przepisów ubezpieczeniow ych przyjęła, że okres niezdolności do pracy z tytu łu m acierzyństw a (12 tygodni) p ow inien być traktow any tak jak okres

Wąsek oparł swoje twierdzenie, że lansowana przeze mnie koncepcja — przyj­ mująca, że spór na temat wdeloczynowej i jednoezynowej konstrukcji przestęp­ stwa

Steggerda (4) berekende met dezelfde formule (la) de ligging van het polymerisatie-evenwicht en de samenstelling van het even- wichtsmengsel van de n-1-alkenen. In zijn

Also, the main task of forming a valuable attitude to the communicative process of applicants is not only the acquisition of new knowledge through Web-quests, trainings, binary