Tilburg,
stad zonder concept
Bespiegeling van 150 jaar stadsontwikkelingHans Wijffels
Tilburg,
stad zonder concept
n Vl ... wo w o ~-D -JO 1111111/111111111111/111/11/11/111111/1111/1/1/1 /1/11111/111111/1'111111 1111111111111111/:11111: 111111/1111: 11111: 1IIIIIIIImllllil illlll,llIIll 111111 111111 111111 1111 i' 111,/;/1111111111111111111111111"" 111111'111 1/11111111/1111/111 JIlIiII/!1I111111111111111 111111/11/1 IJ/lIIÎII/I' BIBLIOTHEEK TU Delft P 2205 4359
2205
435
9
" " " " " lil
C 905334 1629Tilburg,
.
stad zonder concept
Bespiegeling van 150 jaar stadsontwikkeling
Hans Wijffels
Uitgegeven door:
Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1
2628 CN DELFT
telefoon: (015) 783254
In opdracht van: Hans Wijffels i.s.m. Faculteit der Bouwkunde
Technische Universiteit Delft Berlageweg 1
2628 CR DELFT
telefoon: (015) 789111
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Wijffels, Hans
Tilburg, stad zonder concept : bespiegeling van 150 jaar stadsontwikkeling / Hans Wijffels. - Delft: Delftse Universitaire Pers. - 111.
Uitg. in opdracht van auteur i.s.m. Faculteit der Bouwkunde~
Technische Universiteit Delft. - Met lito opg. ISBN 90-6275-312-4
SISO 719.22 UDC 711.4(492*5000)(091)
Trefw.: stadsplanologie ; Tilburg; geschiedenis.
Copyright
©
1987, by Delft Uni versi ty Press, Delft, The Netherlanl All rights reserved. No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or by any information storage and retrieval system, without written permission from Delft University Press.Inhoud:
Ten geleide
Voorwoord/Prof. Dr. Franziska Bollerey
I. Pleidooi voor een zorgvuldige analyse van stadsontwikkeling
11. Stellingen bij de stad als indikator van het historische leefmilieu
1. Inleiding
DEEL EEN
Vorming van een stad, een ongeregelde groei
door-7
9
11
13
19
broken met een aantal totaal ingrepen 23 2. Ontwikkeling van de buurtschappen, een
schake-ring van lintbebouwing met plaatselijke kernen 27 3. Het dichtgroeien van de open binnengebieden 30
4. Het plan Rückert en de praktische tegenstelling 34 5. Twintiger- en dertiger jaren, de periode van de
kleine uitbreidingsplannen 43
6. Komter en Van der Laan, stedebouwkundig
advi-seurs in dienst van de plaats~lijke ~verheid 49
7.
Groeiplan en verkeersplan voor de binnenstadlopen de doorbraken achterna 8. Bijstelling van de planvorming
58 67
DEEL TWEE
Koningsplein en omgeving
9. Koninklijke agrarische- en industriële gronden
10. Verkoop-politiek
11. De initiatieven van Henri van Tulder contra de gemeentelijke overheid en de hiermee gepaard gaande sociale wantoestanden
12. De voorstellen van A. Komter voor de Koningswei en omgeving
13. Plannen van Van den Broek & Bakema
14. Compacte stad en de vier ondersteunende prijs-vragen
15. Slot
DEEL DRIE
Bebouwingsvoorstel voor het Koningsplein 16. Ontwerp voor het Koningsplein en omgeving
Noten Literatuur Herkomst illustraties 6 75 77 80 83 89 95 100 104 107 111 135 151 157
Ten geleide
Deze publikatie is tot stand gekomen naar aanleiding van mijn afstudeerprojekt in de periode van september 1985 tot en met april 1986. In deze periode heb ik onderzoek gedaan naar de verschillende stedebouwkundige ontwikkelingen en ingrepen, waarbij een aantal gelanceerde gedachtengangen en opinies omtrent de stad Tilburg worden vastgesteld.
Dit onderzoek diende om inzicht te verkrijgen in de Tilburgse situatie en om tot een goede afweging te komen voor het
ontwerp dat ik voor het Koningsplein gemaakt heb.
Deze kombinatie van onderzoek en ontwerp had als doel een alternatieve denktrant te tonen omtrent het thema stad en haar planologische bewerkingen, waarbij zowel de historische identiteit en karakteratuur als een ruimtelijke benadering prioriteit krijgen.
Alhoewel de laatste jaren de Tilburgse plannen omtrent stadsvernieuwing weer in een stroomversnelling lijken te komen, kan ik slechts tot de konklusie komen, dat de hypo-these "stedebouwkundige ontwikkelingen te Tilburg, een ont-wikkeling zonder overzicht", weer een nieuwe bewijsvoering heeft gekregen.
Deze publikatie is mogelijk gemaakt door financiële garant-stelling van de Faculteit der Bouwkunde van de T.U. Delft. Bij de tot stand koming van deze publikatie ben ik met name dank verschuldigd aan R. Peeters, van het Gemeente Archief, drs. J. VerhuIst, dienst stadsontwikkeling, A. van, Abeelen en prof~ dr.F. Bollerey.
Voorwoord
I. Pleidooi voor een zorgvuldige analyse. van stadsontwikkeling.
Onderzoek naar de historie van een stad en analyse van stads-ontwikkelingsprocessen zijn een verplichting vanwege twee essentiële factoren.
Onze steden worden enerzijds bedreigd door anonimiteit. Zowel karakteristieke kwaliteiten van architektonische aard als ook ruimtelijk~ identiteiten worden maar al te gemakkelijk opge-offerd aan 'spektakulaire', vaak zelfs spekulatieve nieuwe planning. In het bijzonder (vooral) bedreigd zijn in dit verband de monumenten van het einde van de 1ge en het begin van de 20e eeuw. Bouwwerken en stadsplannen uit de roemrijke geschiedenis der Nederlanden inklusief de Gouden Eeuw tot aan het einde van de 18e eeuw worden in het land breed gewaardeerd. De emotionele en rationele waardering voor de bouwsubstantie van de stad en de architektuur na de industriële revolutie -en vanuit deze industriële revolutie voortgekomen- zijn als het ware de misdeelde kinderen van monumentenzorg.
Pas zeer onlangs is er bij monumentenzorg in Zeist een begin gemaakt met de inventarisatie van monumenten van bouwkunst uit die tijd.
Een lijst van beschermde bouwsubstantie uit de jaren 1830 -1950 (80) had er al lang moeten zijn.
Ze had -als ze er geweest was- waarschijnlijk ook in Tilburg enkele katastrofale b~slissingen tot slopen kunnen verhinderen.
In dit verband is de zorgvuldige analyse van de stadsont-wikkeling van Tilburg van Hans Wijffels een bijzonder waar-devol dokument.
De door allen bewust of onbewust waargenomen "nivellering" van ons urbane milieu -dit geldt vanzelfsprekend ook voor het landschap- is slechts te verhinderen, als zorgvuldig
wordt overwogen van welke ruimtelijke kwaliteiten langdurend ( op lange termijn ) kan worden afgezien en welke nieuwe kwaliteiten gelijkwaardig of beter zijn.
Om goed toegerust te zijn voor dit gedifferentieerde proces van besluitvorming moet naast de prognoses voor de toekomst de historische ontwikkeling even zorgvuldig geanalyseerd worden.
Tilburg heeft reeds een groot gedeelte van zijn stedebouw-kundige en architektonische karakteristiek verloren. Toch vertegenwoordigt dit type stad -evenals b.v. Enschede - een bel~ngrijke p~riade van de Nederlaridse geschiedenis. Verdere onbedachtzame planningsingrepen zouden niet slechts de -regionale identificatie bemoeilijken. Ze zouden ook in het nationale en internationale bewustzijn het eigen imago van deze traditionele textielstad nivelleren.
Het kan niet nadrukkelijk genoeg gezegd worden, dat een stad - en dit geldt ook voor Tilburg - bij alle noodzakelijke aanpassingen aan de eisen van de tijd en bij haar voorberei-ding op de toekomst, toch haar kansen tot ontwikkeling aan-zienlijk vermindert, wanneer ze haar geschiedenis negeert of minstens grof verwaarloost.
11. Stellingen bij de stad als indikator van het historische leefmilieu.
De stad is een door de mensen zelf voortgebracht leefmilieu produkt van juist die graad van ontwikkeling van de maat-schappij, waarin ze is ontstaan.
Ze representeert de verschillende manieren van produceren en leven, de organisatie van een samenleving, zoals deze al dan niet in overeenstemming zijn met de diverse fasen van de
kapitalistische ontwikkeling. (sinds de industriële revolutie) Stad is dus expressie van voortdurende veranderingen in vorm en in gebruik, die bij de aanpassingen aan de eisen van de produktie van waren noodzakelijk worden.
Onder de druk van de bestaande laatkapitalistische omstan-digheden wordt de betekenis van de stad in toenemende mate teruggebracht tot één funktie, de ekonomische funktie.1
Historische informaties worden vaak ( met geweld) onderdrukt. Het gevolg is een tendens naar historische armoede. Bovendien betekent het onderdrukken van informaties manipulatie van de getroffene en versterking van de machtspositie van de manipu-lator. "In besonders sublimer Form t r i t t sie (die Macht) als ein Verhalten auf, das den anderen im Umklaren lässt, was er zu erwarten hat".2
De ontwikkeling of de achteruitgang van de zichtbare ondub-belzinnigheid van bouwstijlen, die kenmerkend zijn voor urba-niteit hangt samen -zoals boven genoemd- met bepaalde ekono-mische en sociaal-politieke ontwikkelingen.
Die ontwikkeling, of degressie is géén toeval, noch het resultaat van het werk van een geniaal architekt. Het analy-seren van deze interdependentie voor wat betreft voorbije stijlperiodes valt ons minder zwaar dan het maken van een
analysê betreffende ons gebouwde milieu, omdat we dit (laatste) niet geleerd hebben.
Een doel van de studie aan een afdeling Bouwkunde zou daarom moeten zijn: het proces van het -zich-analytisch-eigen-maken van het leefmilieu van de stad mee te initiëren en zodoende ook onderbedeelde -qua ontwikkeling en in materieel opzicht-groepen van de bevolking de mogelijkheid te geven mee te kunnen bepalen inzake stad/stadsontwikkeling.
Er wordt gesproken over de noodzaak, "den historischen
Prozess zu erforschen, weil keine Freiheit sein kann, wo der Mensch sich nicht unablässig bemüht, diese Faktoren seines Oaseins zu verstehen. (Denn) ohne kritische Haltung kann er seine Freiheit nicht bestimmen."3
Het historisch-analytische rationele zich-eigen-maken-van het (leef) milieu betekent vergroting van het bewustzijn en is daarmee een faktor van verhoogd politiek verantwoorde-lijkheidsbesef. Het nadenken over historische bouwsubstantie kan, wanneer zoiets mogelijk gemaakt wordt, verder reiken dan sociale noodzaak, kan bij degenen die met planning gekon-fronteerd worden besef voor kultuur-historische produkten wakker maken en daarmee het ontstaan van de eigen klasse alsnog bewerkstelligen.
Juist met het oog op sensibiliserung respectievelijk eman-cipatie van geleidelijk afschaffen van heerschappij en
machtsstructuren kunnen historische-bouwstrukturele modellen dienen als leerinhoud.
Zo zou bijvoorbeeld de antagonistische klassenmaatschappij aan de hand van de analyse van een arbeidershuis, een huur-kazerne en een villa van een fabrikant in Westend of van hele stadsdelen, die telkens het ene of het andere bouwtype representeren, getoond kunnen worden. 4
Bij een omvangrijke stedebouwkundige en architektonische analyse moeten besproken worden: vragen over de status van de produktieve krachten, de producenten, de gebruikers, de opdrachtgevers, enz. ten tijde van het ontstaan als ook
eventuele latere veranderingen in het gebruik respektie-velijk opgelegde veranderingen.
Bij een omvangrijke stedebouwkundige en architektonische analyse moeten besproken worden: vragen over de status van de produktieve krachten, de producenten, de gebruikers, de opdrachtgevers, enz. ten tijde van het ontstaan als ook eventuele latere veranderingen in het gebruik respektie-velijk opgelegde veranderingen.
Ook om een tweede reden moet hier een pleidooi gehouden wor-den voor de bestudering van historische bouwsubstantie en moet aan de bestudering onder andere de rol toegekent worden van een medium dat het bewustzijn vergroot: de anonimiteit
(gezichtloosheid) van veel steden is het resultaat van een planning die zwicht voor de laat-kapitalistische druk tot totale verandering van het gebruik en die gedwee de histo-risch gegroeide stad hieraan opoffert.
Het is hedentendage nog steeds moeilijk voor planners en architekten om de historische waarde van het urbane milieu te beseffen. Afgezien van de sociale noodzaak ontbreekt het aan bewustzijn en aan informaties die een objectief begrip zouden kunnen garanderen. Daarom heb ik altijd getracht prak-tijkgerichte leerinhouden, resp. onderzoeksresultaten die bruikbaar zijn in de stadsplanningpraktijk aan te dragen.
(Vgl. publikaties en diverse adviezen voor de stad Berlijn en voor steden in het Roergebied).
Het ontbreekt planners en architekten naast inzicht in de noodzaak van "niet;-slopen" ook aan kreatieve produktiekracht, die een zinvolle modernisering in de zin van behoud van de identificeerbare en woon-kwalitatieve waarde van historische bouwsubstantie en in de zin van een zinvolle integratie in de totale opbouw van een stad zouden kunnen mogelijk maken.
Wanneer men de beschikking heeft over zeer veel historische, naar vorm en struktuur van elkaar verschillende plannings-objekten, moet de kreatieve produktiekracht van de planner en de bouwer voor bouwt aken van gelijke aard geinspireerd worden.
Onderzoek naar de historische fundamenten, onderzoek naar woning- en stedebouw moet niet doel-op-zichzelf zijn, zich niet voordoen als een afgerond onderzoeksresultaat. Doel is maatstaven en criteria voor nieuwe planning te verkrijgen, als de analyse van historische bouw-initiatieven een deel van het planningsproces is.
Prof. Dr. Franziska Bollerey vertaling: M. Sijnesael - Dols.
januari 1987.
1. Weidner, H.P.C.: Denkmal-Image-Stadtgestaltung, in Deutsche Kunst- und Denkmalpflege 1971, Seite 98.
2. Claessens, Dieter: Rollentheorie als bildungsbürgerliche Verschleierungsideologie, in: Spätkapitalismus oder Industriegesellschaft ? Verhandlungen des 16. dt. Sozio-logentages. Hrsg. Th.W. Adorno, Stuttgart 1969, S. 270. 3. Pross, Harry: Jugend, Eros, Politik: Die Geschichte der
deutschen Jugendbewegung, Bern 1964, S. 9/10.
4. Hier is niet uitsluitend de formeel-esthetische analyse bedoeld, maar juist de indikatorfunctie, waarbij analyses van bijvoorbeeld produktie- en reproduktiemaatschappij
(bijv. op het gebied van wonen) zouden moeten aansluiten. De link naar onze tijd zou door de vraag naar gelijksoor-tige indikatoren in het laat-kapitalistische systeem gelegd moeten worden.
Tilburg, de 'oude stad'.
1. Inleiding.
De Tilburgse stadsontwikkeling is onderhevig geweest aan een aantal diskutabele ingrepen. Een oude textielstad, die zijn grootste industriële expansie in het begin van deze eeuw kende, is een agglomeratie van kleine dorpskernen, onderling verbonden door lintbebouwing. Deze struktuur is, met uitzon-dering van een aantal ingrepen en de na-oorlogse stadsui
t-breidingen, kenmerkend voor de stad.
De toenemende bevolkingsaanwas had als resultaat, dat lang-zamerhand de stadsontwikkeling planmatig tot stand kwam. De eerste impuls in deze richting was het 'Uitbreidingsplan van 1917' van J.H.E. Rückert. Een totaalkonsept, dat door de lokale overheid als te theoretisch werd beschouwd. Van realisering van deze plannen was nagenoeg geen sprake. In de twintiger en dertiger jaren werden, aan de rand van de stad, een aantal kleine uitbreidingsplannen, conform de idee-ën van Rückert, tot uitvoering gebracht. Ook het
gereali-seerde ringbanenstelsel vertoont, louter wat ligging be-treft, een overeenkomst met het 'Uitbreidingsplan van 1917'. Vlak voor de tweede wereldoorlog kwam het eerste 'plan-in-hoofdzaak' tot stand, dat meteen na de oorlog werd
bij-gesteld. In deze tijd vingen de bemoeienissen over de binnen-stad onder adviseurschap van J. van der Laan en A. Komter aan. Een en ander resulteerde in de doorbraakplannen ter bevordering van de infrastruktuur en om een meer stedelijk karakter te bewerkstelligen. Een grootschalige aanzet, die onder maatschappelijke weerstand een halt werd toegeroepen. Herinterpretatie van de Tilburgse situatie resulteerde in het 'struktuurplan oude stad' (1976). Een impuls, die nog geen tien jaar later bijgesteld werd bij de lancering van de plannen voor de 'Compacte stad'.
Het ontwerp betreft een bebouwingsvoorstel voor het Kon-ingsplein te Tilburg. Een lokatie in het centrum van de stad, waar de huidige marktfunktie gesitueerd is na reali-satie van de plannen van Van den Broek en Bakerna, in het kader van de stadsdoorbraken ten behoeve van de geplande veranderingen van de infrastruktuur van de Tilburgse binnen-stad.
Bij de inventarisatie van het plangebied komt de voorge-schiedenis tot uiting; abrupt ophoudende bebouwing en con-frontatie van hoogbouw met kleine ambachtelijke huisjes. Sanering en stadsvernieuwing zijn niet voltooide ingrepen. Deze konstatering was voor mij de aanleiding om, naast een plan voor het Koningsplein en omgeving te ontwikkelen, een beschouwing over de Tilburgse stadsontwikkeling en het plan-gebied te schrijven. Het is enerzijds een historisch onderzoek, waarin zowel de struktuur en ingrepen aan de orde komen en anderzijds de toevalligheden en diskrepanties benadrukt worden.
De beschouwing bestaat uit twee onderdelen. In het eerste ge-deelte wordt ingegaan op de algemene Tilburgse stadsontwik-keling. (voornamelijk binnen de ringbanen)
Dit geschetste beeld wordt ondersteund door het tweede gedeelte van de beschouwing, waarin het plangebied
(Koningsplein en omgeving) aan de orde komt, een voorbeeld dat karakteristiek is voor het Tilburgse beleid.
Het verhaal dient op de eerste plaats als oriëntatie van de Tilburgse situatie, daarnaast wil ik aan de hand van een aantal ontwikkelingen in de Tilburgse stadsplanning aanduiden, dat recente gebeurtenissen niet op zichzelf staan.
Voorgaande aktiviteiten duiden eveneens het gebrek aan van het overzicht van de lokale overheid betreffende de Tilburgse stadsontwikkelingen. Deze stelling, die in de titel van deze beschouwing tot uiting komt, wordt nogmaals bewezen in de plannen voor 'Tilburg compact', welke zijn dieptepunt vindt op het Koningsplein.
Het is niet de bedoeling om een kompleet historisch overzicht te geven. Ik wil door middel van een serie planologische akti-viteiten aantonen, dat stedebouwkundige aanzetten, vaak hun oorspronkelijke bedoelingen gemist hebben.
Dit resulteert in onvoltooide bemoeienissen, die geleid heb-ben tot een verzameling van ingrepen, waarmee de huidige stad gekonfronteerd wordt. Een droevig relaas, die immense tegen-stellingen oproept.
DEEL EEN
Vorming van een stad, een
ongeregelde groei doorbroken
met een aantal totaal ingrepen.
1 Tilburg omstreeks 1850, een verzameling van buurtschappen.
Aantal inwoners + 14.400.
2. Tilburg omstreeks 1900. De open binnengebieden, vooral
rond fte buurtschappen 'Goirke', 'Heike' en 'Heuvel',
3. Tilburg omstreeks 1950. Het gebied binnen het ringbaan-tracée is bijna verdicht. Aantal inwoners + 120.500.
4. Tilburg in 1962. De stadsuitbreidingen vonden voorname-lijk plaats in westelijke- en later ook in noordelijke richting. Boven de kanaal zone is een nieuw industriege-bied gepland. Aantal inwoners + 140.250.
2. Ontwikkeling van de buurtschappen, een schakering van lint-bebouwing met plaatselijke kernen.
2.1 Tilburg, als stad benoemd in 1809 door Lodewijk Napoleon1, is een verzameling van elf buurtschappen. Het vroeg 1ge eeuwse Tilburg was feitelijk een losse agglomeratie van een aantal dorpskernen2. Een stad, die niet zozeer als een
eenheid is waar te nemen, maar een verzameling van verstrooi-de, onsamenhangende huizen, gebouwd in lintvormig gescha-keerde patronen, met op de karakteristieke T-kruisingen enige verdichting, die de buurtcentra aangaven.3 (afb. 5
De binnengebieden waren open landschappen, met een agrarische bestemming. 4
2.2 Tot het begin van de 1ge eeuw hadden de lintbèbouwing en de driehoek-vormige pleinen louter een agrarische funktie. Een struktuur, die karakteristiek is voor het "Kempen-Iand-sChap".5
In eerste instantie werden de driehoekige pleinen begrensd door een aantal boerderijen. De eerste voorbeelden hiervan dateren uit de vroege middeleeuwen.6 De lintstruktuur diende als verkeersstruktuur. Langzamerhand werd ook dit lintweefse~ bebouwd.7 Deze lintbebouwing had als gevolg, dat het akkerland "in de stad" begrensd werd door bebouwing. Deze open binnengebieden werden eventueel nog doorkruisd door kerkepaden.8
Eind 18e_ en begin 1ge eeuw kreeg naast de agrarische be-drijvigheid ook de textielnijverheid een belangrijke rol in de Tilburgse samenleving. 9 (afb. 6) Er was aanvankelijk weinig onderscheid te herkennen tussen de agrarische- en de industriële sektor, vaak betrof het een kombinatie van beide.
(huisnijverheid)10
5. Fragment van een kopie van de 'Caarte figuratieve' om-streeks 1790.
6. Wevershuisjes aan de Reitse Hoevestraat, een voorbeeld van oorspronkelijke lintbebouwing.
"Tilburg schijnt eene verzameling van verstrooide buurtschap-jes, van onsamenhangende groepjes huizen, die dwars en scheef door elkander zijn geworpen en aan een omgekeerde
Neurenburger doos doen denken, waarvan de huisjes wel zijn opgezet, maar nog altoos het schikken tot rijen en straten verbeiden: want soms staan hier en daar de huizen eens
in de rij; weldra ontdekt ge,er weer die uit het gelid schij-nen of die het aangezigt afkeerig van de straat hebben
gewend, want enige straten vindt men er toch, die zich vereenigen op het marktplein den Heuvel genaamd".11
Alhoewel er van een stadscentrum geen sprake was, elke buurt-gemeenschap had zijn eigen kern, bleken "de Heuvel" en "Kerk" een meer verdicht karakter te hebben, dan de andere buurt-schappen.
De oorzaak hiervan was de ligging van deze buurtschappen aan de verbindingsweg tussen Breda en 's-Hertogenbosch en van-wege het feit, dat de lokatie "de Heuvel" het
administratie-centrum van de Tilburgse gemeenschap vormde.12
,2.3 De infrastruktuur van het agrarische landschap is bepalend voor de Tilburgse stadsstruktuur. Verdichting had in beginsel geen invloed op deze struktuur. De toevalsfaktor van de
plaatsbepaling van Tilburg is het aantal buurtschappen, die onderdeel uitmaakten van "de stad". Een eventuele grotere bebouwingsexpansie zou meerdere buurtschappen hebben op-geslokt. 13 Het weefsel van'de lintbebouwing zou dan waar-schijnlijk groter geweest zijn, want deze aard van bebouwing hing samen met de manier van grondgebruik. 14
~ Het dichtgroeien van de open binnengebieden.
~ De Tilburgse stadsuitbreidingen werden gekenmerkt door de minimale bemoeienissen van de overheid, wat betreft de plan-vorming.15 De grootste verdichting vond plaats rond de buurtschappen "Goirke", "Kerk" en "Heuvel". Dit hart van de stad werd in de tweede helft van de 1ge eeuw doorbroken door de aanleg van de spoorweg.16
Arbeiderswoningen werden vooral in de direkte omgeving van de fabrieken gebouwd. De eerste planmatige aktiviteiten be-troffen het plan "Koningswei" en "Nijveroord", als partiku-lier initiatief van de architekt Henri van Tulder en een plan voor een wijk "de Besterd" genaamd. 17
3.2 De eerste verdichtingen langs de lintbebouwing hadden plaats gevonden in de nabijheid van de buurtschappen "Goirke", "Kerk" en "Heuvel". "Goirke", omdat op deze plaats de grootste koncentratie van textielfabrieken te vinden was. (afb. 8 ) Textielfabr~eken met in de direk-te nabijheid de arbeiderswoningen en de direktiewoning gelo-kaliseerd.18
"Kerk" en "Heuvel" kende een grotere verdichting vanwege de gunstige ligging. De Heuvelstraat, de huidige winkelprome-nade, was onderdeel van de route van Breda naar 's-Hertogen-bosch.19 In 1822 werd de rijksweg van Breda naar 's-Herto-genbosch aangelegd. Deze aktie, de weg was aanvankelijk ten noorden van de stad gepland, had als gevolg dat de geïso-leerde ligging van Tilburg enigzins teniet werd gedaan.20 Rond de buurtschappen "Goirke", "Kerk" en "Heuvel" was, in tegenstelling tot andere lokaties in Tilburg, een grote ver-dichtte band te herkennen op de kaart van omstreeks 1900. 21 30
7. Plattegrond Tilburg 1901).
In dit gebied was er enigzins sprake van verstedelijking en was er een grotere diversiteit in bestemmingen te herkennen. Niet louter agrarische- en textielbedrijvigheid.22
Als zodanig had dit gebied een dominante rol in de Tilburgse situatie. Dit gebied was onderhevig aan een grondige ingreep door de aanleg van de spoorweg. (1860-1880).23 De spoor-weg bracht een grote ,erandering in de Tilburgse morfologie teweeg. Tilburg werd verdeeld in een noordelijk- en zuide-lijk stadsgedeelte. Deze scheiding had als gevolg, dat er verschil in ontwikkeling ontstond tussen de stadsdelen. Het gebied boven de spoorlijn, waar ondermeer het buurtschap
"Goirke" lag, kende een ekonomische achterstand in relatie met het gebied onder de spoorlijn. 24
Ondanks dat er van verdichting sprake was, ondermeer reali-sering van fabriekskomplexen in de binnengebieden, was er
van planmatig verkavelen van deze binnengebieden geen sprake.25 Vanwege het feit dat Tilburg geen stadswallen kende, was er geen sprake van schaarsheid aan grond. Dit begon pas een rol te spelen in de huidige eeuw. 26
De planologische bemoeienissen van de lokale:overheid waren minimaal. 27 De eerste planmatige aktiviteitenwaren partiku-liere initiatieven.
Het eerste voorbeeld hiervan is het plan "Koningswei", een initiatief van architekt Henri van Tulder, na bemoeienissen van het Koninklijk Huis rond 1857. (afb. 9 )28
Verder de realisering van het plan "Nijveroord", eveneens een initiatief van Van Tulder.29
Aansluitend op deze wijk, werden er aan het eind van de vorige eeuw arbeiderswoningen gerealiseerd tussen de
Goirkestraat, Houtstraat, Veldhovenring en Wilhelminapark. 30 Aan het eind van de 1ge eeuw kwam de wijk "Besterd" tot stand. Bij deze laatste twee wijken was er al sprake van initiatief van de gemeentelijke overheid. Maar tot echt kwalitatieve maatregelen werd de overheid pas gedwongen na de tot stand koming van de Woningwet in 1901. 31
3.3 Ondanks de toenemende bevolkingsdichtheid van Tilburg, kan de Tilburgse stadsontwikkeling in de vorige eeuw, produkt
van een laissez-faire politiek, getypeerd worden als dorps-achtige ontwikkelingen.32 Dit geldt zowel voor de schaal van bebouwing, als voor de planmatige aktiviteiten.
Centrum-aktiviteiten en investering van de industriën warèn slechts
numerieke feiten. Het vraagstuk van de infrastruktuur was nooit aan de orde gekomen, deze was immers voor 5000 als voor 40.000 inwoners hetzelfde. Ook de ingreep van de aanleg van de spoorlijn had niet als resultaat, dat er strukturele planologische veranderingen hebben plaatsgevonden.
Kenmerkend was, dat de lokale overheid pas initiatief nam, wanneer zij daartoe door hogerhand gedwongen werd. 33 Dit relaas is nog steeds in de binnenstad afleesbaar.
9. Plan Koningswei van Henri van Tulder ( 1866 ) met door-braakvoorstel naar het station.
~ Het plan Rückert en de praktische tegenstelling.
4.1 J.H.E. Rückert ontwikkelde het "uitbreidingplan" voor de gemeente Tilburg in 1917. 34 Dit plan betekende een ken-tering in de opstelling van de gemeente ten opzichte van de plaatselijke ruimtelijke ordening. Het totaalplan sprak zich uit over de huidige- en toekomstige uitleg van Tilburg. 35 Het plan bevat associatieve elementen met ondermeer het tuinstadidee van Raymond Unwin, het werk van Camillo Sitte en van Joseph Stübben. 36 Van realisering van het uitbrei-dingsplan kwam echter weinig terecht. Het plan kreeg
weinig begrip bij de lokale overheid. Zij verkoos een meer pragmatische uitgangspositie. 37 Een en ander leidde ertoe, dat Rückert na de presentatie van "Het Uitbreidingsplan der gemeente Tilburg" zijn dienstverband beëindigde.38 4.2.1 In 1913 werd J.H.E. Rückert aangesteld tot direkteur van
Publieke Werken te Tilburg. (afb. 10)39 Rückert, geboren te Amsterdam en voorheen werkzaam bij de dienst stadsontwikke-ling te Leiden, had een technische opleiding bij de KMA te Breda genoten. Zijn werkzaamheden waren van civiel-techni-sche aard. In 1910 publiceerde Rückert het boek~ Beweegbare bruggen voor gewoon verkeer,,;40
De gemeente Tilburg had Rückert aangesteld vanuit de optie, dat hij een bijdrage zou kunnen leveren in het zoeken naar praktische (pragmatische) oplossingen, in relatie met het woningvraagstuk, de infra-struktuur, kwaliteitsverbetering en uitbreiding van het rioleringsnet, etc. Deze behoefte was ondermeer ontstaan bij de vaststelling van de Woningwet uit
41 ·
1901. Verder was elke Nederlandse gemeente met een bevol-kingaantal van boven de 10.000 verplicht om een uitbrei-dingsplan te ·ontwikkelen. Het was niet de bedoeling van de
10. "Het uitbreidingsplan der Gemeente Tilburg" ( 1917 ) van
J.H.E. Rückert.
11. Zuidelijk gedeelte van "Het uitbreidingsplan der
Gemeen-te Tilburg". De donkere arcering geeft de bestaande
be-bouwing aan, de lichte arceringen de geplande
stadsuit-breidingen.
gemeente om grote strukturele veranderingen te bewerkstelligen.
De werkzaamheden van Rückert in Tilburg hadden echter een
verdergaande strekking. Zijn formulering van "Het
Uitbrei-dingsplan der Gemeente Tilburg" bleek een herinterpretatie van de gehele stad te zijn. Het betrof zowel het bestaande
gedeelte, als de aard van de geplande uitbreidingen. Rückert
inventariseerde de stede bouwkundige diskrepanties en kwam tot voorstellen, die hierop een antwoord gaven. 42
Ondanks dat Tilburg als stad betiteld werd, was in zijn stads-uitleg hiervan weinig te merken. De plannen van Rückert
zou-den bijdragen tot een meer stedelijk karakter. Het gebrek
aan openbare ruimte, werd.gekompenseerd in de nieuwe
stadsuit-leg. "Het Uitbreidingsplan der Gemeente Tilburg" ( de
defi-nitieve versie hiervan dateert uit 1917) bleek een betoog te
zijn van zijn opvattingen omtrent stedebouw en zijn antwoord
hierop in relatie met de Tilburgse situatie.
43
(afb. 10 toten met 18) Belangrijke grondslagen, waarin hij naar zijn werk verwees, waren ondermeer het werk van C. Sitte, R. Unwin, J.Stübben en H.P. Berlage. 44 Verder pleegde Rückert veelvuldig overleg met prof. mr. J.H. Valckenier Kips, hoogleraar aan de T.H. te Delft, bij de tot stand koming van de plannen voor Tilburg.
45
"Het Uitbreidingsplan der Gemeente Tilburg" was een rapport, waarin plannen en aanbevelingen stonden, variërend van ver-anderingen voor de infrastruktuur tot en met de opzet van standaardplattegronden voor nieuw te realiseren woningen voor de verschillende bevolkingsklassen. 46
Rückert stelde een uitbreidingsplan voor, die in zijn opzet enige affiniteit vertoond met de vele doorbraken, die eind 1ge, begin 20e eeuw gerealiseerd zijn. 47 Opmerkelijk was bij het voorbeeld Tilburg, dat deze stad in zijn ont-wikkeling geen beperking kende in de vorm van bijvoorbeeld stadswallen. De ringboulevard, die Rückert rond de stad plan-de, was in het kader van de geplande stadsuitbreiding een
be-~enzing, waarbinnen voor het grootste deel van de nieuwbouw
gerealiseerd moest worden. 48 Buiten de ring zou op spaarzame
wijze gebouwd kunnen worden in de vorm van tuinwijken. De 'representatieve' ring moest de aanleiding geven om een
geregelde groei te bewerkstelligen. Rückert zijn bemoeienissen hadden niet alleen betrekking op de stadsuitbreidingen, maar ook op het bestaande gedeelte. Hij wilde orde scheppen in het totale beeld en rekening houdend met de historische ontwikkeling van de stad, een aantal hervormingen door-voeren.49 Hij benadrukte dat, in verband met de bestaande bebouwing, de ideologie van de symmetriebenadering niet altijd gerealiseerd kon worden.
De ringweg om de stad was gepland als een brede boulevard, waar pleinen, parken, openbare gebouwen, etc. gerealiseerd moesten worden.50 Dit als kompensatie van de verdichtte binnenstad, waar ondermeer een schaarsheid aan groenvoor-ziening was. Een wandelboulevard, die tevens het doorgaande verkeer om de stad moest loodsen.
De wegen, die kenmerkend waren vanwege hun lintbebouwing, moesten dienen als radiaalwegen, die de binnenstad ontslo-ten. Rückert had profielen voor deze radiaalwegen ontworpen, maar realiseerde zich, dat de bestaande lintbebouwing hier niet aan voldeed. Op deze plaatsen moesten de bestaande profielen intakt blijven.51
Rückert signaleerde het probleem van de spoorweg tussen Breda en 's-Hertogenbosch. Een spoorweg die de stad in tweeën deelde, namelijk een noordelijk- en een zuidelijk deel.52 Het spoorwegtracee verhinderde een goede relatie tus-sen de twee stadshelften. Voor dit probleem opperde hij twee verschillende oplossingen. Het ene voorstel hield in, het realiseren van een hoogspoor, zodat er geen belemmeringen meer zijn in de vorm van gelijkvloerse spoorweg overgangen. 53 Deze handeling zou echter de visuele relatie tussen de
twee stadsdelen niet herstellen.
Een andere oplossing was het verplaatsen van de spoorlijn, inclusief het station naar de zuidelijke rand van de stad.54 Rekening houdend met het feit, dat een van de twee voorstellen zou worden uitgevoerd, had Rückert al wegen gepland, die een
goede verbinding tussen het noordelijke- en zuidelij~e
stadsgedeelte zouden bewerkstelligen. Parallelwegen langs de bestaande spoorlijn, moesten zorgen voor het feit, dat indien de spoorwegwijziging niet tot stand kwam, er geen doodlopende wegen zouden ontstaan.
SS
12. Voorstel voor de spoorwegomleiding naar de zuidelijke rand van de stad. "Het uitbreidingsplan der Gemeente
T11-b~rg" ( 1917 ) J.H.E. Rlickert.
Rücke~t gaf ve~kavelingsvoo~stellen voo~ de ~este~ende open binnenplaatsen, die voo~heen een ag~a~ische funktie hadden.
Op deze binnenplaaten plande hij woonwijken voo~ de
ve~schillende bevolkingsg~oepen, voo~zien van voldoende
g~oen,
speelplaatsen, etc.56 Dit in tegenstelling met devoo~gaande pe~iode, waa~ de binnenplaatsen veelal
ongekon-t~olee~d ve~dicht we~den.57
Voo~ de ve~schillende bevolkingsg~oepen wa~en standaa~d platteg~onden ontwikkeld, die ga~ant stonden voo~ een minimum aan woonkwaliteit. (afb. 13 tot en met 18)58 De De Woningwet van 1901 was een van de motieven geweest voo~
Rücke~t zijn aanstelling.
4.2.2 Rücke~t maakte een onde~scheid tussen stedebouwkundige plan-nen ontwikkeld vanuit een a~chitektonische benade~ing en stedebouwkundige plannen ontwikkeld vanuit de civiel-tech-nische discipline. 59 Tot deze laatste g~oep behoo~de hijzelf. Hij zag de a~chitektenbemoeienissen op het gebied van de stedebouwkundige discipline als een bed~eiging van de
ingenieu~swe~kzaamheden. Voo~beeld hie~van wa~en de plannen
van Be~lage voo~ Amste~dam-zuid en het uitb~eidingsplan voo~
Den Haag.60 Hij
e~kende,
dat dev~oege~e
ontwikkeldeinge-nieu~splannen, ondanks dat zij aan de vele eisen min of mee~
voldeden ( de technische discipline ), in esthetisch op-zicht te ko~t schoten. Rücke~t weet deze teko~tkoming aan
het geb~ek aan kennis op dit gebied. In dit opzicht vond hij
de a~chitektonische ~eaktie logisch, maa~ vond dat deze
in-vloed niet teveel gewicht mocht
k~ijgen.61
Rücke~t is lid geweest van de stede bouwkundige ~aad van het
N.I.V.S. ( Nede~landsch Instituut voo~ Volkshuisvesting en Stedebouw ).62
Hie~in
haddenonde~mee~ G~amp~é
Mo
liè~er
Be~lage en Dudok zitting.
Opme~kelijk was, dat Rücke~t zijn voo~stellen koppelde aan
alle~lei p~ognoses en statistische gegevens. Deze
stede-bouwkundige discipline, zoals hij stelde, kwam in "Het Uitb~ei
dingsplan de~ Gemeente Tilbu~g" tot uiting. De voo~stellen,
die in het plan geopperd werden, waren onder andere
gelan-ceerd op grond van statistische bepalingen.63 Dit om de
toekomstige behoeften en ontwikkelingen te kunnen schatten. Zo bepaalde Rückert, dat de oppervlakte van het uitbreidings-plan gekoppeld diende te worden aan het te verwachten bevol-kingsaantal. Binnen de ringbanen, stelde Rückert, moest een
bevolkingsaantal van 112.000 gehuisvest kunnen worden. Een
prognose, die de huidige dichtheid binnen de ringbanen dicht
benadert.64
4.2.3 De werkwijze van Rückert in de Tilburgse situatie stuitte op
veel onbegrip. Als direkteur van 'Publieke Werken', diende
hij zich, volgens de plaatselijke overheid, meer met de
praktische problemen van de stad bezig te houden, zoals de
aanleg en verbetering van het rioleringsnet, etc.
Voor de werkzaamheden van Rückert werd weinig blijk van
waardering uitgesproken. De gemeente zag de noodzaak van
zijn ontwikkelde plannen niet in.65 Onbegrip voor zijn werk,
slechte werkverhoudingen binnen de stedelijke dienst en politiek gelobbie, die zijn plannen ondermijnden leidden tot
het besluit van Rückert om in 1917 ontslag te nemen.
Het-zelfde jaar, waarin 'Het Uitbreidingsplan der Gemeente
Til-burg' werd vastgesteld.67 Het oude beleid betreffende de
stadsontwikkeling, een 'laissez-faire' politiek, kon
onbekom-merd verder gaan. Het verdichtingsproces van de open
binnen-plaatsen nam op grote schaal toe. De steeds schaarser worden-de grond in worden-de stad, gepaard gaanworden-de met het toenemenworden-de wo-ningbouwvraagstuk en uitbreidende industrieën waren hiervan
de oorzaak.
4.3 'Het Uitbreidinsplan der Gemeente Tilburg' van 1917 was een totaalplan, dat een goede realiteitsbasis tot uitvoering bezat. Het plan bevestigde de dorpsachtige struktuur, immers de lintbebouwing bleef onaangeroerd. Ook de voorgestelde woningen, louter kleine eengezinswoningen, versterkten dit beeld. Het betrof een evenwichtig plan, maar droeg niet bij aan de verstedelijking, dat Tilburg benaderd vanuit zijn
bevolkingsaantal (en de p~ognoses van Rücke~t) volgens mij wel verdiende.68 Deze tegenstelling: dorpsachtig karakter - en het streven naar verstedelijking, is één van de hoofdthema's die vooral na de tweede wereldoorlog in de Tilburgse stads-planning aan de o~de was.
Het me~kwaa~dige aan het voo~stel van Rücke~t is, dat hij in het uitb~eidingsplan associatieve elementen zoekt of
kreëe~t uit ande~e stedebouwkundige plannen en konsepten, die in de Tilburgse situatie een specifiek beeld krijgen.69 Hij
k~eëerde een wandelbouleva~d, die het gebrek aan groen en openbare ruimte van de binnenstad moest kompenseren. Het ~esultaat van dit voo~stel is, dat hij de 'stedelijke aktiviteiten' naa~ de stads~and bepleit. Dit omged~aaide
model vind je ook te~ug in de afzonde~lijke uitb~eidings
wijkjes. Ik denk hie~bij aan de beg~enzende lintbebouwing,
waa~ een concent~atie van buurtaktiviteiten zou plaatsvinden. De ve~kavelingsvoo~stellen sloten toevallige~wijze aan op dit bestaande wegennet, zonde~ dat e~ van een ~uimtelijke indikatie van het achte~liggende gebied sp~ake was. Rücke~t bevestigde in zijn plan de dominantie van de lintstruktuu~ en heeft hie~
bij niet voorzien, dat in de toekomst de grote toename van verkeer resulteerde in een overbelasting van deze struktuur.70 Het teko~t aan groenvoo~ziening dat hij signalee~de, had naast zijn voo~stel voo~ de ~ingbouleva~d, ook plaatselijk
gekompen-see~d kunnen wo~den in de open gaten in de lintbebouwing. Ik denk hie~bij bijvoo~beeld aan plaatselijke doo~b~aakjes, waa~
een verwijding of pleintje een relatie hàd kunnen bewe~kstel
ligen tussen de lintbebouwing en de te bebouwen binnengebieden. Het enige voorstel voor g~oenvoo~ziening in de stad, kan men vinden bij Rücke~t zijn voo~stel om de spoo~lijn naa~ de zuidelijke stads~and te ve~plaatsen.
13-18
Standaa~d platteg~onden, die J.H.E. Rücke~t voo~ de ve~schil
lende bevolkingsklassenontwikkelde.
("Uitbreidingsplan de~ Gemeente Tilburg 1917 ).
.jO>. N
~
..
ir--
.
..:.
.
.
____ -;
....
...
.
r,,..,,..'nJi·r'·" .... /II·.·-··-· :0: ~,..
•
! , 7 Groep A. • ' VV'''' Ey\J b 600n
.
1",-
,
Inkomen eneden f ;ij . • ;i' lVoninghuur hoogs.tens f 100,
m~akt c.a.
28
°10
der bev.uit.
r---
...
_--
-
..
.
T.,.,...,nJI~I"'. ar ... "'· ..... _- --.-.e •• _ •• • • • - - - -:! H .... t' ~.
~,
:...f
~:-,
Groep B. Inkomen van f600- f 1000,I
:
.~I f >--woninghuur f 130 p. jaar. maakt c.a. 40°10
der bev.uit. ~_ .... - - - . -_.~ .. -r."..,..i.rHIi.r • • ,,-.0/11. ___ 0 . - - _ •• •• •
-i
Itl
ltl~
~
r
~
p
:
,g,1-Cl
~
~ ~!.
Groep C.j
. Inkomen van flOOO-f 1600,
~
L-._. __________ . __ . _ _ _ _ ---woninghuur f 215 per jaar, maakt c.a. 15
°10
der bev.uit.
F--ou .- _:~:~:;"'-h.-_r.,.,..i.Ji_!,/~ .I ...
JII-- ?-t
:-,
:::: , •,
}L_
.
_
.
_____
_
_
.
___
.
_
_
_
.
__
_
.
_
_
_
_
_
._
.
__
v,.
.
: : - - - - i . n:~~H !;" ~ 1.. Groep D. Inkomen van f1600-f2500.woninghuur f 335 per jaar, maakt c. a. 7
°10
der bev.uit.
Groep
E-Inkomen van f2500-f4500,
woninghuur f 550 per jaar,
maakt c.a. 5 Ofo der bev.
uil. 1---.T.mI'"/~.
-._.11----___ ..
-;----
'
-
-
.
---r
t
'"
'i"..
2~
...
•
!,
r
..
:::: ~•
t- Groep F. Inkomen boven f 4500, woninghuur f. 800 per jaar, maakt c.a. 5 Ofo der bev.~ Twintiger- en dertiger jaren, de periode van de kleine uit-breidingsplannen
5.1 De toenemende vraag naar woningen had als gevolg, dat op
verschillende plaatsen aan de rand van de stad kleine
woon-wijkjes gerealiseerd werden. (afb. 1~ tot en met 22) Veelal
waren het parti~le plannen overeenkomend met "Het
Uitbrei-dingsplan der Gemeente Tilburg" uit 1917 van J.H.E. Rlickert, maar de algemene strekking van het uitbreidingsplan ontbrak. Dit was zeker het geval bij de aanvang van de realisering van de ringweg rond de stad. Een ringbaan louter bestemd als
een ontsluitingroute en voor het doorgaande verkeer.71
Halverwege de dertiger jaren werd het eerste "Plan-in-Hoofdzaak" ontwikkeld waarin de toekomstige stadsuitbrei-dingen hoofdzakelijk aan de westelijke zijde van de stad
werden gepland.72
5.2.1 De steeds schrijnender wordende vraag naar voornamelijkarbei-derswoningen, eiste een meer aktieve rol van de gemeente betreffende de ruimtelijke ordening en realisering van deze
woonwijken.73 Partikulier initiatief had voorheen de
huisvestingsproblemen nimmer opgelost. Tussen 1910 en 1920
was men begonnen om hierin verandering te brengen. Er werden tal van noodwoningen gerealiseerd, die moesten bijdragen aan een tijdelijke oplossing van de woningnood. 74
De gemeente plande in de twintiger- en dertiger jaren
kleinen wijkjes "aan de rand" van de al verdichte stad, woon-wijkjes op de open binnengebieden. De 11ntstruktuur bleef onaangetast, de ongeplande bebouwing karakteriserend. Bij de open kavels aan deze linttracées werden de ontsluitingen van de woonwijken gemaakt. 75
De verkavelingspatronen van deze wijken, inclusief de kleine open 'pleintjes', waren elementen die sterke affiniteit
toonden met "Het Uitb~eidingsplan de~ Gemeente Tilbu~g~.
Voo~beelden van deze wijkjes zijn o.a.: "De Ko~velsche Ke~k
dijk en De Hoogte" (1922), "De Have~velden" (1926), "Het G~oes einde" (1927), "De A~mhoefse Akkers" (1931), "De Soey"
(1927~1933), "De Veldhovensche Hoek" (1931),
Uitb~eidings-plan Ko~vel (1931) en "De Schijf" (1936). In bepaalde
onde~-19. Ge~a~d B~andtst~aat, behorend tot het pa~tieel uitb~ei
dingsplan 'Het G~oeseind' (1927). De platteg~onden van de woningen ve~tonen ove~eenkomst met de modelplatteg~on den, die Rücke~t ontwikkelde.
20. Woningen uit de dertiger ja~en in de Philip
Vingboom-st~aat. (Ontwerp W.M. Oudok)
delen, zoals bijvoorbeeld de pleintjes in deze wijken, is de symmetriebenadering kenmerkend. De pleintjes, gelegen op een
centrale plaats in de wijk waren meestal klassicistisch
geordenend met grasvlakken en bomenrijen. De ontsluitingsstra-ten van deze open plaatsen hadden vaak een iets breder pro-fiel dan de overige straten.76
De gerealiseerde wijkjes waren hoofdzakelijk
arbeiders-wijkjes met enkele standaard woningtypes. De smalle, relatief diepe, donkere woningen vertoonden sterke overeenkomst met
de plattegronden, die RUckert had ontwikkeld voor de
ver-schillende bevolkingskIassen. In de wijken afzonderlijk was
weinig gedifferentieerdheid in het aantal woningtypes. 7S
5.2.2 In de dertiger jaren werd aangevangen met de realisering van het ringbaantracèe. Een rondweg, die voor de
verkeersontlas-ting van de binnenstad moest zorgdragen. De rouverkeersontlas-ting van deze ringweg kwam sterk overeen met de plaatsbepaling van RUckert zijn voorstel voor een ringweg. 79 Maar van de betekenis die RUckert aan de ringweg toekende valt weinig te bespeuren. De aanleg van de ringbanen, een proces dat ongeveer 30 jaar later werd voltooid, betekende een kentering voor de
Tilburgse stadsvernieuwing. Immers, de bebouwing van de twintiger- en dertiger jaren naderde het ringbaantracée,
zodat toekomstige stadsuitbreidingen buiten deze z6ne moesten plaatsvinden. (afb. 21 tot en met 23) Er werd een "plan -in-hoodzaak" ontwikkeld, waarin de toekomstige Tilburgse stads-uitbreidingen voornamelijk in de westelijke richting voor-stelde.SO Dit had te maken met het feit, dat binnen de ge-meentegrenzen in grote mate grond beschikbaar was in weste-lijke richting. De noord- en oostzijde van het Wilhelminaka-naaI, dat in de twintiger jaren gegraven werd, was een potentiële industriez6ne.S1
Het plan in hoofdzaak, vastgesteld in 1939, was een struk-tuurschets waarin de stad in vier superwijken werd onderver-deeld. Dit waren de wijken A,B,C en D. A en B, respektieve-lijk ten zuiden en ten noorden van de spoorlijn, betroffen de
21. Kaart van het noordoostelijk gedeelte van Tilburg. Rechtsboven (lichtgrijs gearceerd) het uitbreidingsplan
'Groeseind'. Linksonder het Wilhelminapark, een
Franki-sche driehoek, het enige park van formaat in de binnen-stad. (Ontwerp L. Springer)
22. Kaart van het centrumgebied van Tilburg. In het zuiden zijn de vooroorlogse stadsuitbreidingen herkenbaar. Ondermeer de 'Korvelse Kerkdijk', 'De Hoogte' en de 'Arm-hoefse Akkers'.
bestaande stad. Wijk C en D, respektievelijk ten noorden en ten zuiden van de spoorlijn, waren de westelijke stadsuit-breidingen. Wijk C was voornamelijk bestemd als arbeiderswijk, wijk 0 hoofdzakelijk voor woningbouw voor de middenstanders. 5.3 Er zijn in de twintiger- en dertiger jaren tal van woonwijken
gerealiseerd in de sfeer, die Rückert tussen 1913 en 1917 ge-kreëerd heeft. Feitelijk betroffen de woonwijken een verdich-ting van de open binnengebieden, die de oorspronkelijke struk-tuur, de geschakeerde lintstruktuur in stand hield. De ver-schillende buurtschappen bleven onveranderd, ongeacht het feit, dat de Tilburgse populatie in de eerste helft van de
82
twintigste eeuw aanzienlijk is toegenomen.- Deze populatie-expantie resulteerde in een totale verdichting, die voorbij ging aan de problemen van de ontsluiting, de infrastruktuur. Het enige antwoord dat zij hierop in deze tijd ontwikkeld had-den, was de aanvang van de realisering van het ringbaanstel-sel, waar de lintstruktuur bij de ontmoeting van deze ring-banen toevalligerwijze op aansloot.
Bij de planning van het ringbaanstelsel had Tilburg voor de eerste maal zijn "stadsgrenzen" bepaald. Immers, deze ring-banen kreëerden hetzelfde effekt als stadswallen.83 Het bete-kende de schepping van een concentrische stad met een oneigen-lijke invulling. De rand van de stad werd zodanig verdicht (uitbreidingingsplannen uit de twintiger- en dertiger jaren), dat op deze plaatsen de grootste bevolkingsdichtheden van de stad bereikt werden. Deze verdichting was zowel afleesbaar in de kompakte wijken met smalle straatprofielen, als in de kleine woningplattegronden.
De zone van de twintiger- en dertiger jaarse stadsuitbrei-dingen was hoofdzakelijk bestemd voor arbeiderswoningen. 84 Deze clusters, die recentelijk voor een groot deel gereno-veerd zijn, vormen in sociaal-ekonomisch- en sociaal-maat-schappelijk opzicht de probleemwijken van de stad. Deze teneur wordt beklemtoond door het feit, dat de gemeente de beslissing heeft genomen, om een dergelijke wijk, Broekhoven I, te gaan slopen. 8 5
Toen de scha~rsheid aan grond binnen het ringbaantracée een feit werd, kon de beslissing niet uit blijven om deze zone te overschrijden. (Het plan-in-hoofdzaak).
Bij de lancering van het "Plan-in-Hoofdzaak" uit 1939 bleef, gezien vanuit morfologisch oogpunt, de 'oude stad' buiten beschouwing. De nieuwe plannen hadden een min of meer auto-noom karakter. De westelijke ringbaan vormde de scheiding tussen de oude- en nieuwe stad.
ATTEGROND VAN
23. Plattegrond van Tilburg, waarin de geplande westelijke uitbreidingen zijn aangegeven.
6. Komter en Van der Laan, stedebouwkundig adviseurs in dienst van de plaatselijke overheid.
6.1 De gemeente Tilburg stelde na de tweede wereldoorlog de architekten Jan van der Laan en Auke Komter aan als stede-bouwkundig adviseurs.SS Hun werkzaamheden hebben een
grote stempel op de na-oorlogse Tilburgse stadsontwikkeling gedrukt. Dit uitte zich in de binnenstad en in de groot-schalige stadsuitbreidingen. Het was de periode van de realisering van grote bouwprojekten, zoals de stadsschouw-burg, het gemeentelijk administratiekantoor, het Konings-plein en de Tilburgse Hogeschool.S9
Achtergrond van de grootschalige bemoeienissen was de poging om het imago van de stad te veranderen.90 Er werd gestreefd, met als achtergrond de verwachting dat Tilburg in het jaar 2000 200.000 tot 225.000 inwoners zou tellen, om de stad een grootstedelijk karakter te geven.91 Een
illusie, die nog steeds afleesbaar is in de huidige situatie.
6.2.1 De gemeente Tilburg had informatie ingewonnen bij de ge-meente Eindhoven en de gege-meente s'Hertogenbosch over de werkwijze, het funktioneren en het omschrijven van de taak-stelling voor een stedebouwkundig adviseur. De keuze voor het Tilburgse adviseurschap viel op architekt J. van der Laan uit Leiden, die een soortgelijke funktie te Eindhoven
92 .
had. De gemeente Tilburg had Van der Laan gevraagd om een voorstel te poneren, waarin hij uiteen zette, in welke vorm hij dacht met een adviserende taak goed te kunnen funktio-neren. Van der Laan deelde mee, dat hij een adviserende taak graag aanvaardde in samenwerking met de architekt Auke Komter uit Amsterdam. 93 Als voorstel in verband met de taak-omschrijving, schreef Van der Laan het volgende:
"- Het ontwerp van stedebouwkundige regelingen in de
bouwde kom en al hetgeen op stedebouwkundig gebied zal dienen te geschieden voor nadere ontplooiing van het stadsleven in de toekomst, waarbij vooral het aanzien van de situatie van belangrijke bouwwerken, en de eisen van
het verkeer, in de eerste plaats aandacht zal worden be-steed.
- Het ontwerpen van een plan van uitbreiding voor de totale gemeente, als plan-in-hoofdzaak, en als plan-in-onder-delen.
- Het geven van adviezen op stedebouwkundig gebied en mede te adviseren in verband met de benodigde survey-werkzaam-heden, welke door derden worden verricht."94
De gemeente aanvaardde een dubbel adviseurschap, namelijk Komter en Van der Laan, in de vorm van een driejarig kon-trakt, dat periodiekmatig verlengd zou worden, afhankelijk van de ondervindingen en de geplande werkzaamheden. Ook het voorstel voor de taakomschrijving werd aanvaard, met de be-perking, dat hun voorstellen alleen schetsmatig werden uit-gewerkt.95 De werkwijze werd als volgt: De plannen worden gemaakt in een samenwerkingsverband tussen Komter en Van der Laan en de gemeentelijke stedebouwkundige dienst (stadsont-wikkeling). Resultaten en voorstellen worden in een maande-lijks overleg met burgemeester en wethouders (B&W, Komter en Van der Laan en de direkteur van Publieke Werken) besproken, waarna de voorstellen bij de gemeenteraad ingediend worden. Uitwerking geschiedt door de gemeentelijke stedebouwkundige dienst.96
Komter en Van der Laan herzien het 'plan-in-hoofdzaak',
dat was vastgesteld in 1939. Andere inzichten hadden geleid tot de konklusie, dat het oorspronkelijk plan gewijzigd diende te worden. De voornaamste onderdelen, die men in het plan wilde wijzigen hadden betrekking op:
- Het verkeersprobleem, mede in verband met het spoorweg-vraagstuk en de verbetering van de verkeersmoeilijkheden in de binnenstad.
- De ligging van de toekomstige woongebieden ten opzichte
van de bestaande stad en van elkander, in verband met het spoorwegvraagstuk en de groenvoorziening.
- De ligging en grootte van de toekomstige industriege-bieden.97
B'ij de herziening van het 'plan-in-hoofdzaak' werd een
onder-scheid gemaakt tussen de stadsuitbreidingen en het werk
in de binnenstad. De uitbreidingen werden uitgewerkt in re-latie met het 'plan-in-hoofdzaa~' uit 1939.
Bijstelling van het 'plan-in-hoofdzaak' had
merkwaardiger-wijs niet geleid tot grote strukturele veranderingen in het "nieuwe" plan~in";hoofdzaak.
De reorganisatie van de binnenstad, waarvan behoudens enkele voorstellen van Rückert, nog geen sprake van was geweest, was een totaal nieuwe opgave.98
Komter en Van der Laan wilden hun plannen afstemmen op
sta-tistische gegevens, prognoses, vragen, die in verschillende bevolkingsgroepen en disciplines leefden. Kortom, heel het maatschappelijk gebeuren, de op handen zijnd~ verande-ringen, de problemen (verkeerstechnisch, woningbouwvraag-stuk, groenvoorziening, handel, industrie, kerkgemeenschap en rekreatie), wensen en voorkeuren moesten geïnventariseerd worden, om deze als randvoorwaarden te gebruiken in hun
voorstellen.99
Zo worden door Komter en Van der Laan verschillende dis-ciplines geraadpleegd, met uitzondering van de Tilburgse bevolking, en wordt als oriëntatiemateriaal de stukken van het Ekonomisch Technologisch Instituut geraadpleegd voor de bepaling van de toekomstige groei van Tilburg.
6.2.2 Bij de analyse van de Tilburgse situatie signaleerden Komter
en Van der Laan een aantal diskrepanties, zoals de verweving wonen-werken, de industrie werd tot nog toe tussen de woon-bebouwing gepland. 100 Van funktiesplitsing was dus weinig sprake. Voorgestelde veranderingen van dit gegeven, schei-ding van industrie en wonen, werd door de gemeentelijke over-heid maar gedeeltelijk in toegestemd. De textielindustrie,
24. Een voetgangersbrug bij de overweg aan de Gasthuisring.
25. De spoorwegovergang Gasthuisstraat-Noordstraat. Deze
fo-to fo-toont het dilemma van de spoorlijn aan.
die 50% vormde van de totale Tilburgse industrie, gaf een afgewerkt produkt, dat vrij eenvoudig is te vervoeren. Kiezen voor een gunstige ligging van deze bedrijven, bijvoorbeeld ten opzichte van de spoorlijn, water of stadsrand, zag de gemeentelijke overheid niet als noodzaak.101
Zij waren voorstanders voor differentiatie in de woonwijken.
"Fabrikanten, intellectuelen, middenstanders en arbeiders
moesten in nauwe relatie met hun werk in één bepaalde
wijk gehuisvest zijn".102 Van de textielindustrie werd geacht geen hinder te ondervinden, de rest van de
indus-triën, die mogelijk wel wijkonvriendelijk werkten, zouden op een speciale lokatie aan de rand van de stad gegroepeerd
worden. Deze motivatie had als voornaamste doel de
oor-spronkelijke situatie in stand te houden. Het was een compromis-voorstel in relatie met het geponeerde ideaal van funktiesplitsing.103
Als één van de eerste voorstellen, als antwoord op de
inventarisatie, wordt de oost-west boulevard langs de
spoor-lijn bepleit en wordt voorgesteld om de spoorlijn
gedeelte-lijk ondergronds-, of een hoogspoor aan te leggen.
Het zijn vooral de infrastrukturele problemen die tot boven-staande ideeen leidden. Vooral het dilemma van de spoorlijn, het probleem dat Rückert al aantoonde (afb. 24 en 25),
had zich in de loop van de tijd steeds meer gemanifesteerd. Het noordelijk gedeelte van de stad kende een sociaal-ekono-mische achterstand ten opzichte van het zuidelijke deel. Het geringe aantal spoorwegovergangen, vaak gesloten vanwege het drukke treinverkeer, versterkten het isolement.104
In de ban van de grote werken, die Tilburg te wachten
ston-den was er in het overleg tussen B&W en stedebouwkundigen (Komter en Van der Laan) een drang naar ingrepen betreff~nde
de totale stad.105 Komter en Van der Laan zochten naar een model, dat het 'stadscentrum' in omvang en aard zou kunnen veranderen.106 Dit uitte zich al in het feit, dat Van der Laan bij de bestudering van het spoorwegvraagstuk in relatie
met de totale stad, hij het wenselijk achtte om het
26. De Spoorlaan, onderdeel van de oost-west boulevard, na
de realisatie van het hoogspoor. Rechts het station naar
ontwerp van Van der Gaast.(1965)
27. Westermarkt, winkelcentrum van de wijk 't Zand.
centrum enigzins te verplaatsen.
De omgeving rond het station zou als middelpunt van de
oude stad enigszins de funktie van de Heuvel en omgeving
overnemen. Dit gebied zou door de nieuwe oost-west
verbin-' ding voor een goede ontsluiting en verbinding met de
nieu-we wijken zorgdragen.
De oost-west boulevard kruiste de ringbaan-west, die als
scheiding funktioneerde tussen de oude en de nieuwe stad.108
Dit leidde ertoe dat het kruispunt het middelpunt van de stad vormde.
Uitgaande van het middelpunt van de stad als verkeersplein,
kreeg ringbaan-west de betekenis van een noord-zuid as.
Langs deze noord-zuid as werd ten noorden van de spoorlijn
aan de westelijke zijde een groenzone gepland, ter
kompen-satie van het weinige groen, dat in de stad aanwezig was.
Op deze groenstrook zou hier en daar speciale bebouwing, zoals bijvoorbeeld scholenbouw, gerealiseerd kunnen worden.
Dit heeft als resultaat gehad, dat uiteindelijk deze strook
door de genoemde soort van bebouwing verdicht is geraakt.109
Het groen-element karakteriseert het verschil tussen de
oude- en de nieuwe stad. De westelijke stadsuitbreidingen, een nieuwe zakelijkheids aanpak, wordt gekenmerkt door hoofdzakelijk stroken verkavelingen, waar het element groen
ruimschoots aanwezig is.110 (afb. 27 tot en met 29)
Dit is ook het geval voor de noordelijke en zuidelijke
stads-'tb 'd' 111
UI rel lngen.
6.3 Ondanks de grootse plannen voor de ontwikkeling en
her-strukturering van de Tilburgse stad, ontbreekt in het werk
van Komter en Van der Laan een hypothese over de totale 112
stad. Ingrepen, die de toekomstige groei van Tilburg moes-ten regelen hadden een beschouwing van Tilburg als totale
stad verdiend.
Het is kenmerkend, dat ondanks nieuwe na-oorlogse opinies
en de ontwikkeling van grote bouwaktiviteiten, de
vooroor-logse planningen een dominante rol spelen in de na-oorlogse
28. Uitbreidingsplan "'t Zand". Een westelijke uitbreiding ten noorden van de spoorlijn, onderdeel vormend van de
superwijk C. (t 1960)
---
...---
---
! !fi
i ; .. --:..29. Uitbreidingsplan "De Reit". Een westelijke uitbreiding
ten zuiden van de spoorlijn, onderdeel vormend van de superwijk D.
stadsontwikkeling. De bestaande- en toekomstige stad werden als twee aparte, praktisch geïsoleerde aktiviteiten be-schouwd. De formele tegenstelling die hier ontwikkeld is,
uit zich dan ook in de huidige Tilburgse situatie. 113
Het is het beeld van een oude industriestad, met een aanzet
voor een alternatief. De oude inboedel is te vinden in de binnenstad, terwijl de investeringen (ondermeer
bedrij-ven en onderwijsinstituten) aan de rand van de stad
geloka-liseerd worden. Deze tegenstelling uit zich ook in het
114 aspekt openbaar groen.
~ Groeiplan en verkeersplan voor de binnenstad lopen de doorbraken achterna.
7.1 Met uitzondering van een enkel wijzigingsvoorstel
voor de Tilburgse binnenstad van J. van der Laan, zIJn de grootschalige doorbraakvoorstellen in de vijftiger- en zes-tiger jaren ontwikkeld. Aanvankelijk was het kreêren
van een stedelijke openbare ruimte ter ontlasting van de Heuvelstraat als verkeersader het hoofdmotief. Later werden de bemoeienissen van Van der Laan en Komter veel grootscha-liger en werd de Tilburgse infrastruktuur aan de kaak ge-steld. Dit resulteerde onder andere in de lancering van de
'city-ring' een ringweg rondom het hart van de stad, die voor een snelle doorstroming moest zorgdragen.116 Voordat met de uitvoering werd begonnen, was het bijna zeker, dat dit ringkonsept nooit voltooid zou worden.117 Het resul-teerde in een grootschalige aanzet in een oude, gedeeltelijk gesaneerde struktuur.
7.2.1 In 1939 had J. van der Laan een wijzigingsvoorstel voor de Tilburgse binnenstad ontwikkeld. (afb. 47) Een voorstel, waar tegenover de 'Heikese kerk' en het paleis-raadhuis de schouwburg werd- gepland en waar het doorgaanqe ver,keer
(Breda-'s-Hertogenbosch) werd omgeleid.118
Na aanstelling van Van der Laan en Komter als stedebouwkun-dig adviseurs, had Van der Laan erop gewezen, dat Tilburg
zich er wel van bewust moest zijn, zich thans in zijn
stads-ontwikkeling enigermate op een kritiek punt te bevinden. Tilburg moest de overgang maken in zijn struktuur van een middelgrote stad naar de grootstad, waarop de strukturele organisatie diende te worden afgestemd.119
In de uitwerking van deze gedachte heeft Van der Laan echter