• Nie Znaleziono Wyników

Bevolking en voorzieningen in beweging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bevolking en voorzieningen in beweging"

Copied!
270
0
0

Pełen tekst

(1)

BEVOLKING EN

VOORZIENINGEN IN

·

BEWEGING

Een onderzoek naar de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw van grote en middelgrote steden en hun implicaties voor het voorzieningen-apparaat vanuit een ruimtelijk perspectief.

R.J. Schouw/J den Draak

(2)
(3)

n -.I~ ~O NO ~(X) N-D

i1l1lillllllllllllllllllillllllllllllililllilllillllllllllliilllllillill 111111\\\\\\\11111111\1111111111\\1\ 1111111111111\\1\\\\\11111\\1111111: 111111\\\\\\ 11\11111111111111\ \\1\\\ I1I1II I11111 \\\\1\ Iml\lll!l!11111

"BEVOLKING EN VOORZIENINGEN IN BEWEGING"

1 21271 BIBLIOTHEEK TU Delft P 2188 5333

IIII

~

1111111

C 897124

(4)
(5)

/

BEVOLKING EN VOORZIENINGEN IN BEWEGING

Rapport Nr. 53 februari 1986

Een onderzoek naar de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw van grote en middelgrote steden en hun implicaties voor het voor-zieningenapparaat vanuit een ruimtelijk perspectief.'

R.J. Schouw J. den Draak

Delftse Universitaire Pers/1986

III ,

'

..

(6)

Uitgegeven en gedistribueerd door:

Delftse Universitaire Pers

Mijnbouwplein 1 ~ 2628 RT DELFT

telefoon: (015) 783254.

In opdraeht van:

Instituut voor Stedebouwkundig Onderzoek

Berlageweg 1 2628 CR DELFT

telefoon: (015) 78T088

CIP-gegevens, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

SChouw, R. J.

Bevolking en voorzieningen in beweging: een onderzoek naar de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw van grote en middelgrote steden en hun implicaties voor het

voorzieningenapparaat vanuit een ruimtelijk perspectief/

R.J. Schouw, J. den Draak. - Delft: Delftse

Universitaire Pers. - 111. - (Rapport/Instituut voor

Stedebouwkundig Onderzoek: nr. 53)

Met lito opg. - Met samenvatting in het Engels.

ISBNnummer: 90-6275-266-7

SISO 719.22 UDC 314:911.375.7 (492)

Trefw.: demografie; Nederland / stedelijke verzorgingsstructuur . Nederland.

Copyright (c) 1986 by Institute for Town Planning

all rights reserved. No part of this book may be

reproduced in any form, by pr int, photopr i nt,

microfilm or any other means without written

permission from the publisherj Delft University Press.

(7)

Samenvatting

"Bevolking en voorzieningen in beweging"

De afgelopen vijftien jaar is de bevolkingsopbouw in grote en middelgrote steden ingrijpend gewijzigd. Tal van steden werden jaren achtereen geconfronteerd met een dalend inwonertal. Bo-vendien vonden er binnen een betrekkelijk korte periode, onder

invloed van selectieve migratieprocessen en maatschappelij ke

ontwikkelingen snelle veranderingen in de

bevolkingssamenstel-ling plaats. Verschillende bevolkingsprocessen zoals

gezinsver-dunning, veroudering, toename van het aantal alleenstaanden

etc. deden zich voor in de steden als geheel. In verschillende

stadsdelen manifesteerden bepaalde bevolkingsontwikkelingen zich echter sterker dan in andere stadsdelen. Tussen

stadswij-ken en -buurten zijn de verschillen wat betreft de

bevolkings-opbouw in de loop der jaren dan ook sterk toegenomen.

Als een van belangrijkste gevolgen van de bevolkingso

ntwikke-lingen kan worden beschouwd de kwantitatieve en kwalitatieve

verandering in het stedelijk voorzieningenapparaat. Onder

in-vloed van de bevolkingsveranderingen is de verzorgingsbehoefte van de stedelijke bevolking immers drastisch gewijzigd met soms

verstrekkende gevolgen voor het draagvlak van voorzieningen. Sinds het inzicht is gegroeid dat van vele kanten grote inspa

n-ning vereist is om steden weer gezond en leefbaar te maken is ook de verzorgingsproblematiek steeds meer in de belangstelling

komen te staan. Reden voor de overheid om bij haar ruimtelijk-ordeningsbeleid meer aanr:lacht te schenken aan de

verzorgings-situatie, terneer ook daar nieuwe maatschappelijke ontwikkelin-gen op sociaal-economisch en sociaal-cultureel gebied haar

hierover tot nadenken dwingen.

In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de

relatie tussen bevolkingsontwikkelingen en de

verzorgingssitu-atie. De belangrijkste verschuivingen welke" zich de afgelopen jaren voordeden in de stedelijke bevolkingsopbouw (vraagzijde)

en de verzorgingsstructuur (aanbodzijde) zijn onderzocht en ge

-analyseerd. Daarbij is sterk de nadruk gelegd op bevolkingspro-cessen in de stad als geheel en in verschillende delen van de stad in samenhang met de voorzieningenproblematiek zoals die

zich vooral op wijk- en buurtniveau manifesteert.

Gebleken is dat tussen de bevolking en het voorzieningenappa-raat sprake is van een complexe relatie, wat voor een

belang-rij k deel samenhangt met het gecompl iceerde karakter van stede-lijke verzorgingsstructuren. Bij verschillende voorzieningen

zoals de detailhandel in de dagelij kse goederensector , het

ba-sisonderwijs en de zorgvoorzieningen voor ouderen is geconsta-teerd dat er sprake is van een samenhang tussen bevolkingsont-wikkelingen en de verzorgingsstructuur. Het blijkt echter dat niet-demografische factoren in bepaalde gevallen soms meer ef-fect hebben voor de stedelijke verzorgingsstructuur dan demo-grafische factoren.

(8)

De komende vijftien jaar kunnen een aantal stab·iliserende ten-den zen in de dynamiek van de stedelijke bevolking worden verwacht ten aanzien van de ontwikkelingen in het inwonertal. In de verzorgings·structuur moet men echter nog rekening houden met aanzienlijke verschuivingen, onder anrlere vanwege na-ijlingseffecten en ontwikkelingen binnen de verzorgingsstruc-tuur zelf.

De mogelijkheden voor het ruimtelijk beleid om via enige stu-ring van de bevolkingsopbouw de draagvlakproblematiek structu-reel aan te pakken lijken vool"alsnog betrekkelijk gering. Een beter, meer op de behoefte van de stadsbevolking afgestemd voorzieningenapparaat vereist vool"al een flexibeler verzor -gingsbeleid. Hiervoor is een beter inzicht in het consumenten-gedrag en de verzorgingsbehoefte van de huidige en toekomstige stedelijke bevolkingsgroepen noodzakelijk. Nader onderzoek naar de implicaties van stedelijke bevolkingsveranderingen voor de verzorgingsstructuur en. de behoefte aan voorzieningen van

(9)

Abstract

"Changes in population and goods and services"

In the past fifteen years the population composi tion in large-sized and medium-large-sized ei ties has changed considerably. Year af ter year many cities have experienced a considerable decrease in the number of inhabitants. As a result of selective mi

-gration processes and structural social changes, the population

composition has changed rapidly. Some of the population pro-cesses 1 i ke the decli ning number of people per housing unit, the increasing number of aged people, the increasing number of

one-person households and so on, appear in the entire urban area. But others manifest themselves stronger in, particular parts of the urban area. It also became evident th at apparent differences in population developments exist in various parts

of the city, districts or neighbourhoods.

One of the main consequences of the population developments in

urban areas is the quantitative and qualitative change in the

structure of goods and services. As a result of the changing size and composition of the urban population, the demands for goods and services have changed considerably. In some cases this has a far-reaching impact on the range of goods and ser-vices.

It is obvious that the cities need much governmental attention and financing in order to become viabie and healthy again. This also means that much attention should be paid to the issue of goods and services. Therefore, the Government should, in their policies in urban planning concentrate on the issue of goods

and services. A change in policy is also necessary in view of new social-economic and cultural developments.

This report contains the results of a study of the relationship between population developments and the structure of the goods

and services. The main changes which recently occurred in the

population composition (demand) and the structure of the goods

and services (supply) in urban areas were analysed. In this study we concentrate on the population processes appearing on

city- and district level which are closely related to the

changing structure of goods and services. The analysis of the stt'ucture of goods and services in the urban areas shows us

that there is a complex relationship between population changes and the structure of goods and services. It is evident th at in

some cases non-demographic factors have more influence on the urban structure of goods and services than demographic factors. In the future the changing composition and locational patterns of the population may become even more important for the demand for goods and services than the changes in the size of the po-pulation. Furthermore, it has been concluded that the possibi-lities for regulating the population composition via urban planning, in order to balance the structure of the goods and services to the population are limited. Therefore a more flex-ible approach towards developments in the urban structure of

(10)

goorJs and services is needed and we stress the i:rnportance of the demand for goods and services of the c-urrent- and fut ure

urban population. A flexible approach in policy and planning is needed in order to establish a more convenient urban structul"e of goods and services but thïs requires insight into the popul-ation changes, the consumers behaviour and the demands of

(11)

INHOUDSOPGAVE PAG. Samenvat ting ...••••.•.••••..•...•.•.••••••..••.••...•••.. V Abstract .••...•...•...•...•...•....•... VII Voorwoord ••••..•...•..•...•...•...•..•••... X[II 1. 1. 1. 1.2. 1. 3. 1.3.1. 1.3.2. 1. 4. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3.

3.3.

3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.4. 3.4.1. 3.4.2. 3.4.3. 3.4.4. 3.5. 3.5.1. 3.5.2. 3.5.3.

3.6.

4. 4.1. INLEIDING Aanleiding en doelstelling ...•.•... 1

Bevolking en voorzieningen; een schets van het probleemveld ...•.•.••...••...•..

3

Een nadere uitwerking .•.•...••...•••••....•.•••. 6

Aspecten van vraag en aanbod ...•...••... 6

De afstemmingsproblematiek in een ruimtelijk kader .•...•... 9

De probleemstelling en onderzoeksopzet ...•. 11

HET ONDERZOEKSKADER, BEGRIPPENAPPARAAT EN OPERATIONALISERING Inleiding ...•... 15

De stedelijke context .•...•...•.••...••... 15

De stedelijke bevolking: de vraagzijde ... 16

Het voorzieningenapparaat: de aanbodzijde ..•.•. · ••• 19

Ter afsluiting ...•...•...•... 24

BEVOLKINGSPROCESSEN IN NEDERLANDSE STEDEN Inleiding ... 27

Bevolkingsveranderingen in de steden als geheel ... 27

De bevolkingsomvang ... 27 De bevolkingssamenstelling ...•.•••.•...••.... 31 Samenvatting en conclusies ...•..

39

Bevolkingsveranderingen in binnensteden .•••.•....• 40 De bevolkingsomvang ...••... 40 De bevolkingssamenstelling ... 41 Conclusie ...•...•.•...•.•...• 44

Bevolkingsveranderingen in vooroorlogse woon-gebieden ..•...•...•...•.. 44

Inleiding ....•..•.•.•••.••...•.•...•.... 44

De bevolkingsomvang ••.•..••...•..•...••.•.•....•.. 45

De bevolkingssamenstelling •••••••••••....••••..•.• 46

Conclusie ....•...•...•.••..••.•...••.•.. 51

Bevolkingsveranderingen in oudere naoorlogse wijken ..•...•••..•... 51 De bevolkingsomvang ...••.•....••..•.•.••.•...••••• 51 De bevolkingssamenstelling .•.•...••.•...•... 52 Conclusie ...•••.•••...••••.•..••..•••.•.•..•... 55 Slotopmerkingen •••..•••..••.•.•...•••..•••.••... 55 Noten hoofdstuk 3 •.•....••....••...•... 58 ONTWIKKELINGEN IN DE VERZORGINGSSTRUCTUUR IN NEDERLANDSE STEDEN Inleiding ...•...•..•....•...•..••...•... 59 IX

(12)

4.2. 4.2.1-4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.3.3. 4.4. 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. 4.5. 5. 5.l. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.6.l. 5.6.2. 5.6..3. 5.6.4. 5.7. 6. 6.1. 6.2. 6..2.1. 6.2.2. 6.2.3. 6.3. 6.3.1.

Veranderingsprocessen aan ne aanbodzijde van de

verzorgingsstructuur .•....•••••.•.•••••••••••....• 59

Inleiding ...•..•....••...•••.• 59

Overhei d en collectieve voor zieningen •.•••••••••.• 60 Schaalvergroting en ruimtelijke concentratie in

de verzorgingssector ...•.••••.•.•••..•...••.•.••..• 62

Kostenontwikkelingen in de verzorgingssector ...•.• 63 Veranderingen in de s tedel ij ke verzorgingsstruc-tuur •...•...•....•...•...•. _ ...•.•••. 65

Inleiding ..••..•...•..•••••.••.•.•••..•.••...•. 65 Private voorzieningen: ne distributieve sector •... 65

Publieke voorzieningen: de collectieve sector ••••• 71

Ontwikkelingen in het voorzieningenapparaat in

binnensteden, vooroorlogse woonwij ken en

na-oorlogse woongebieden ...•...••.•.. 84 Binnensteden en het voorzieningenapparaat •....•..• 84 Vooroorlogse woongebieden en het voorzieningen-appar-aat ...•...•..•....•...•... 87 Oudere naoorlogse wijken en het

voorzienin-genappal"aat ••..•..•.•.•..••••..•..•..•....•.•..••. 90 Samenvatting en conclusies ...•.•.•••••••.••••. 92 Noten hoofdstuk -4 ..••••••.•••••••..•••.•.•.•••.••• 95

HET GEBRUIK VAN VOORZIENINGEN IN STEDELIJKE GE-BIEDEN

Inleiding .•.•...•...••..•.••..•...•... 97 Koopkrachtontwikkelingen en bestedingseffecten •••• 98 Veranderingen in de tijdsbesteding en het

ge-bruik van voorzieningen •...••.•..•.•...•••.• 100

Woonsituatie, bereik en mobiliteit ...•.•..•..•. l03

Sociaal-culturele ontwikkelingen en het gebruik

van voorzieningen ...•..•...•••....•••..•..• 105

Het voorzieningengebruik door verschillende

stedelijke bevolkingsgroepen ...•...•...• l0& De jongere één- en tweepersoonshuishoudens •...• 107 Etnische minnerheden ..••..•..•.•.•.•.•••.••••...• ll0 "Nieuwe welgestelden" •...•..•••...•...•.••...••• 113 Ouderen .•.•...••.•••••...••..•...•...• 115 Conclusies en slotbeschouwing ....•..••.•...• 120 Noten hoofdstuk 5 ....•...•...••..••.•••..•.••..•• 122 ONTWIKKELINGEN IN DE BEVOLKINGSOPBOUW EN DE

VERZORGINGSSTRUCTUUR IN UTRECHT, HAARLEM EN

NIJMEGEN

Inleiding ...•...•. 123

Een korte karakteristiek van Utrecht, Haarlem en N ijm.egen ...•.•...•.•.•....••.• 124 Utrecht ... " .•...•...•...• , ...•..•. 124

Haarlem •••...•...•.••...•..•.•.•... 126

Nijmegen ..••.••••.••.•••..•.•.••••••.•...••...••• 127 Bevolking en voorzieningen in de binnensteden ..•. 129

(13)

6.3.2. 6.4. 6.4.1. 6.4.2. 6.5. 6.5.1. 6.5.2. 6.6.

7.

7.1. 7.2. 7.3. 7.3.1. 7.3.2. 7.3.3. 7.3.4. 7.4. 7.4.1. 7.4.2. 7.4.3. 7.5. 7.5.1. 7.5.2. 7.6. 8. 8~ 1. 8.2. 8.3. Voorzieningen ... 132

Bevolking en voorzieningen in de vooroorlogse stadsbuurten ...••....•.•..•...••••.••.... 139

Bevolking ....•.•.•••••..••.•••...•..•.•••..•...•. 139

Voorzieningen •.•...•.•...•.•..•....•••••.. 141

Bevolking en voorzieningen in de oudere na-oorlogse wijken .•...•...•..•.•...•....•• 145

Bevolking ...•••..•...••.•....••... 145

Voorzieningen ...•...•.•..•....•...•....•... 148

Samenvatting en conclusies ...•.•...•..•...•. 152

Noten hoofds tuk 6 ...•... 157

TOEKOMSTIGE BEVOLKINGSONTWIKKELINGEN EN DE DRAAG-VLAKP ROBLEMA TIEK Inleiding •..•...•...•...•...•... 159

De samenhang tussen bevolkingsprocessen en de dynamiek in de verzorgingsstructuur ... 160

Toekomstige demografische ontwikkelingen ...•••... 163

Inleiding •..•..•... 163

Verwachtingen op landelijk niveau •...•.•... 163

Verwachtingen op stedelijk niveau ...•.•... 168

Toekomstige intrastedelijke ontwikkelingen ... 175

Toekomstige ontwikkelingen in de verzorgings-structuur ...•....•...•...•... 177

Inleiding ...••...•.•. 177

Verwachtingen op stedelijk niveau •...•...•..• 179

Toekomstige intrastedelijke ontwikkelingen in de verzorgingsstructuur .•...•..•...•...• 187

Ruimtelijke ordening en stedelijke verzorgings-structuur ••....••...•••...•.•..•...• 192

Inleiding ...•...•..•.... 192

Draagvlakproblematiek en stedelijke herinrich-ting ...•...•.•..•.•...•....• 193

Samenvatting en conclusies ...•....••... 195

Noten hoofds tuk 7 ...•..•.••..•...••. 198

CONCLUSIES EN SLOTBESCHOUWING Conclusies ...••••••.•.•..••..•..••.. 199

Ruimtelijk beleid en stedelijke verzorgings-structuur ...•...•.•...•.••.•.•.•. 202

Evaluatie en aanbevelingen voor nader onderzoek .. 210

Li teratuur lIj st ..•••.•.•....•••.•••.•..•.•....•••.•.•...• 217

Geraadpleegde bronnen per gemeente .••••.•.•...•••••..•••. 228

Bijlagen .••...•••...•..•.•...•..•..••.••. 230

(14)
(15)

Voorwoord

Door de Rijksplanologische Dienst werd eind 1984 aan het

Insti-tuut voor Stedebouwkundig Onderzoek van de Technische Hoge-school te Delft opdracht verleend tot het verrichten van een

literatuurstudie naar de sociale en culturele aspecten van be-volkingsontwikkelingen in steden. Deze opdracht sloot aan bij

een onderzoek naar segregatie van bevolkingscategorieën in s tadsgewes ten dat een onderdeel vormt van het voorwaar del ij k

gefinancierde project "Herinrichting verstedelijkt gebied" van de Afdeling Bouwkunde.

In overleg werd besloten het onderzoek toe te spi tsen op de stedelijke herstructurering in relatie tot de bevolkingsproces-sen en de ontwikkelingen in het draagvlak van voorzieningen. De begeleiding van de studie vond plaats door een commissie on-der voorzitterschap van Prof.dr. M. de Smidt (Geografisch In-stituut Rijksuniversiteit Utrecht). Verder bestond de commissie uit de volgende leden: ir. J. Elsinga, mw. drs. M. van Geenhui-zen, drs. F. de Kuijer, ir. G Nassuth (Rijksplanologische

Dienst), drs. R. van Eijkeren (Dienst Stadsontwikkeling

Rotter-dam), mw. ir. H. van Eys (Onderzoeksbureau OD 205) en drs. F. Knol (Sociaal en Cultureel Planbureau). Voorts hebben verschei-dene collega's van de Technische Hogeschool Delft een bijdrage

geleverd bij de totstandkoming van dit rapport. Met name willen we hier noemen Prof.dr. P. Drewe, ir. J.Th. Gantvoort, ir. P.

Guyt en drs. E. Hulsbergen.

Tijdens het onderzoek hebben wij veel medewerking ondervonden

van verschillende onderzoeksdiensten in de gemeenten Utrecht,

Haarlem en Nijmegen. Een woord van dank is hier zeker op zijn

plaats, evenals voor ir. H. Heida en ir. H. den Otter van het

Planologische Studiecentrum TNO voor het beschikbaar stellen

van bevolkingsgegevens.

Tot slot vermelden wij dat de verwerking van de teksten op uit-stekende wijze is verzorgd door Astrid Aukes en Annemieke

Bal-Sanders waarvoor wij hen zeer erkentelijk zijn.

R.J. Schouw

J. den Draak

(16)
(17)

I. INLEIDING

1.1. Aanleiding en doelstelling

Het beeld dat de foto op de omslag van deze publicatie uitdrukt spreekt voor zich. Men ziet een inmiddels geheel verlaten woon-blok, een oudere vrouw die haar hond uitlaat (vermoedelijk één van de laatste overgebleven buurtbewoners) en een aantal

dicht-gemetselde winkels. Met het wegtrekken van de bevolking is het bestaansrecht voor deze winkels vervallen.

Toen in de jaren zeventig de trek uit de stad massale vormen

had aangenomen en de samenstelling van de stedelijke bevolking

zich in snel tempo begon te wijzigen begon men zich allengs meer zorgen te maken om het dreigende perspectief voor het ste-del ij k voorzieningenapparaat . Stedebouwkund igen en ruimtelij ke

ordenaars hadden een somber beeld over de ontwikkelingen in de verzorgingsstructuur voor ogen, met name wanneer het zaken be-trof zoals de afkalving van het voorzieningenapparaat en de da-ling van het verzorgingsniveau.

In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de

problematiek rond de stedelijke bevolkingsveranderingen en de ontwikkelingen in de verzorgingsstructuur. Vooral nu er een duidelijke prioriteit is toegekend aan het behoud en beheer van

bestaande stedelijke gebieden bestaat er een behoefte aan

(nieuwe) inzichten in de relatie tussen maatschappelijke pro

-cessen zoals bij voorbeeld demografische ontwikkelingen en de

ruimtelijke inrichting.

De nu volgende studie moet dan ook worden gezien tegen de

ach-tergrond van de recentelijk sterk toegenomen belangstelling voor de herinrichting van verstedelijkte gebieden en de

stede-lijke herstructurering. In de Structuurschets stedelijke gebie-den ligt het accent op de bestaande steden en stedelijke

agglo-meraties. Als gewenste situatie wordt beschouwd het tot stand

brengen van een bundeling van wonen, werken en voorzieningen in en aansluitend aan de steden. Ruimtelijke inrichting is niet langer synoniem met grootschalige uitbreidingsprojekten in ge -bieden buiten de stad. Integendeel, het accent is meer en meer komen te liggen op de herinrichting van bestaande stedelijke gebieden en de intensivering van het stedelijk ruimtegebruik. In deze studie staan de demografische ontwikkelingen en dan vooral de gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor het functioneren van steden centraal. Demografische ontwikkelingen

hebben het afgelopen decennium geleid tot drastische verande -ringen in de omvang en samenstelling van de stedelijke

bevol-king.

Als één van de gevolgen van deze stedelijke

bevolkingsontwikke-ling wordt beschouwd de verandering (aantasting en

verschui-ving) van het draagvlak voor allerhande stedelijke voorzienin-gen. Voor het stedelijk voorzieningenapparaat betekent dit vooral gezien de daling van het aantal voorzieningen en de ver-mindering van de diversiteit een aantasting van

(18)

voorzieningen-ni veau. Hoewel over de vermeende samenhang tussen stedelij ke bevolkingsontwikkelingen en het funktioneren van het voorzie-ningenrapport veel wordt 'beweerd', is de empirische en theore-tische onderbouwing hiervan gering en wordt zelden aangetoond wat nu die invloed is van een veranderende bevolkingsopbouw op het draagvlak van voorzieningen. Tal van auteurs hebben dit probleem reeds gesignaleerd (zie o.a. Van der Loo, Snel en De VFies, 1981; Stadig, 1982; Kok, 1982; RPD, 1985). Van der Loo e.a. (1981, p. 88) konstateren met betrekking tot dit onderwerp een opmerkelijk gebrek aan gegevens en onderzoeksmateriaal, waarbij ze een onderverdeling maken in drie categorieën, n.l.: - gegevens omtrent de omvang, kwaliteit en situering van

voor-zieningen in verschillende steden of delen van steden (aan-bod) ;

- gegevens omtrent de kwant i tatieve en kwali ta t ieve ontwikke-ling van meerdere voorzieningen in verschillende wijken en/of verschillende steden (dynamiek);

- gegevens omtrent de aansluiting van de aanwezige voorzienin-gen bij de aanwezige wensen, noden en behoeften van bepaalde bevolkingsgroepen- of categorieën (afstemming).

Met name gegevens over de afstemming van de aanwezige voorzie-ningen en de wensen en behoeften van de bevolking zijn van be-lang om aan te kunnen geven hoe de voorzieningenstructuur func-tioneert. Er is echter nog weinig bekend over de mate waarin bepaalde bevolkingscategorieën van het veelal hiërarchisch op-gebouwd voorzieningenstelsel gebruik maken, hoe zij dit beleven en in welke mate aan de behoefte wordt tegemoet gekomen.

Gezien het voorafgaande is het niet verwonderlijk dat recente-I ij k in verschillende onderzoeksprogramma' s gewezen word t op het belang van onderzDek naar het draagvlak van stedelijke en stadsgewestelijke voorzieningen in het licht van veranderingen in de bevolkingsomvang en samenstelling (zie PRO Jaaradvies 1983 en 1984). De Smidt (1984) stelt dat over de relatie bevol-king en draagvlak op verschillende ruimtelijke niveaus en onder verschillende ruimtelijke condities nader inzicht geboden is. Centraal in dit onderzoek staat dan ook de relatie tussen maat-schappelijke processen en ruimtelijke inrichting, waarbij de aandacht speciaal gericht zal zijn op de samenhang tussen ste-del ij ke bevolk ingsontw ikkel ingen en de ontwikkel ingen en het functioneren van het stedelijk voorzieningenapparaat.

De doelstelling van dit onderzoek luidt:

Het verkrijgen van inzicht in de ontwikkelingen die zich het afgelopen decennium in de (middel)grote steden hebben voorge-daan ten aanzien van de bevolkingsomvang en -samenstelling en het niveau en draagvlak van de voorzieningen in hun onderlinge relatie.

Met het oog op de herinrichting van verstedelijkte gebieden zullen de resulta ten van het onderzoek dan ook aanwij zingen moeten bevatten over een optimale afstemming van de

(19)

(toekomsti-ge) bevolk ingssamenstelling en het, qua omvang, samenstell ing

en situering ten dienste van de bewoners staande

voorzieningen-apparaat.

1.2. Bevolking en voorzieningen: een schets van het probleem veld

Voor een ieder die met een oplettend oog om zich heen kijkt zal

het de afgelopen jaren zijn opgevallen dat het voorzieningenap-paraat in de steden sterk aan het veranderen is. Veel scholen

en kleine winkeltjes zijn verdwenen, het assortiment van een

groot aantal winkels is gewijzigd, er zIJn meer horecavestigin-gen gekomen en het aantal fast-food bedrijven neemt snel toe

enz. enz.

Het zal duidelijk zijn dat bevolkingsontwikkelingen hun invloed

hebben op het st edel ij k voorz ieningenapparaat. B ij de relat ie bevolking en voorzieningen is er echter sprake van wederzijdse beïnvloeding in die zin dat het voor een voorziening van belang

is dat er voldoende bevolking met voldoende draagkracht binnen

de reikwijdte van de voorzieningen aanwezig is, immers zonder

bevolking is er geen bestaansrecht voor voorzieningen. Aan de andere kant is de bevolking, in verband met het verzorgingscom-fort, vooral gebaat bij een goed functionerend voorzieningenap-paraat (gemeten naar o.a. omvang, samenstelling, bereikbaarheid van de voorzieningen). Hoewel uitonderzoek is gebleken dat de

aanwezigheid van voorzieningen op zich weinig invloed heeft op

de verhuisgeneigdheid (Driessen en Beereboom 1983) zijn er

steeds meer geluiden hoorbaar, inhakend op actuele tendenzen, die het sleutelen aan het stedelijk voorzieningenapparaat van groot belang achten bij het doen herleven van de stad (Bart en

Jansen 1985).

De ontwikkeling van stad tot stadsgewest heeft een grote in-vloed gehad op de veranderingen in de verzorgingsstructuur. Ten tijde van het massale proces van suburbanisatie van het wonen werd de stad uiteengelegd in een centrale kern en een aantal in functioneel opzicht op deze kern gerichte groeigemeenten. De stedelijke structuur onderging de verandering van compacte naar uiteengelegde stad.

Vele inwoners van de stad - en in het bijzonder de jongere

ge-zinnen met kinderen - werd de mogelijkheid geboden om naar tere woongebieden in de suburbs te trekken. Slechts voor be-paalde voorzieningen, die deze suburbane gebieden niet boden waren de bewoners van deze gebieden genoodzaakt terug te vallen op de centrale stad.

In dezelfde periode veranderden de centrale steden onder in-vloed van processen als stadsverval, cityvorming, bevolkings-ontwikkelingen en verkeerskundige- en stedebouwkundige ingrepen sterk van karakter. Kenmerkend voor de ontwikkeling van de cen-trale steden in de jaren zeventig is dan ook dat er zich een

relatief korte periode snelle en ingrijpende veranderingen vol-trokken.

(20)

Bovendien wordt duidelijk dat de stedebouwkundige- en bevol-kingsontwikkelingen in de verschillende stadsdelen duidelijk van elkaar verschillen. In de binnensteden wordt betrekkelijk veel aandacht geschonken aan de bedreiging van van de woonfunc-tie terwijl de oudere woongebieden rondom de binnenstad gelei -delijk het hoofdobject van de stadsvernieuwing vormen. In 1974 wees Jobse al op een aantal bevolkingsprocessen in oudere na-oorlogse wijken en de mogelijke consequenties daarvan voor

on-der meer het voorzieningenapparaat.

De ontwikkelingen in de centrale steden en met name de verande-ringen in de bevolkingsopbouw worden veelal direct in verband

gebracht met de veranderingen in het stedelijk voorzieningenap-paraat. Op stads- en stadsgewestelijke niveau wijst men in dit

verband vooral op het verlies van zgn. hoogwaardige

voorzienin-gen (bepaalde kulturele voorzieningen en gespecialiseerde win -kels), terwij 1 op wij k- en buur tni veau het verlies aan

klein-schalige voorzieningen (basischolen, buurtwinkels, etc.) als

voorbeeld wordt aangehaald (zie ook Elsinga 1983). Er wordt daarom ook wel gesproken over een algemene

draagvlakproblema-tiek die zich op wijk- en buurtniveau manifesteert naast een

meer specifieke draagvlakproblematiek van de hoogwaardige voor-zieningen in het centrum van de centrale steden.

De draagvlakproblematiek wordt over het algemeen zeer eenzijdig en simplistisch benaderd. In tal van beleidsnotities en onder-zoeksrapporten bestempelt men de ontwikkelingen met betrekking

tot het draagvlak als één van de stedelijke problemen waarvoor

(zowel ruimtelijke als niet-ruimtelijke) oplossingen moeten

worden gezocht.

In veel grootstedelijke structuurplannen uit de jaren zeventig wordt aandacht geschonken aan het streven naar een evenwichtige

bevolk ingsopbouw, welke het draagvlak van stedelij ke voorzie-ningen ten goede zou komen (zie ondermeer Kasper en Koopmans

1981, Den Draak en Den Adel 1981, Kok 1982).

De achtergrondvisie van de stadsbestuurders is vaak als volgt. In de loop der tijd is het stedelijk gebied opgevuld, ingericht

en uitgebreid op basis van geconstateerde behoeften. Daartoe

zijn investeringen gedaan in ondermeer gebouwen en infrastruc-tuur. De gewijzigde maatschappelijke verhoudingen mede als

ge-volg van demografische processen hebben in tal van sectoren het

evenwicht verstoord. Voor stadsbestuurders en ruimtelijke

orde-naars aanleiding zich af te vragen hoe de noodzakelijke en

ge-wenste aanpassingen in het stedelijke gebied kunnen worden

uit-gevoerd door optimaal gebruik te maken van reeds gedane inves-teringen. De aandacht is dan vooral gericht op het benutten en

de bereikbaarheid van de stedelijke voorzieningen, vooral omdat er door de leegloop uit de centrale steden sprake is van een

bepaalde overcapaciteit van een aantal voorzieningen.

De mogelijkheden voor het bouwen-als-draagvlak-voor-voorzienin-gen moeten ook in dit licht worden bezien (PPD-NH 1983). De

achterliggende gedachte is wederom dat de bevolking naar de

(21)

Bij de meeste studies over de draagvlakproblematiek ontbreekt echter een duidelijke probleemanalyse. In veel gevallen berus-ten de analyses over de bevolkingsveranderingen en de dynamiek in de verzorgingsstruktuur dan ook op een aantal meer hypothe-tische uitspraken over de vermeende samenhang tussen deze twee zaken zoals bijvoorbeeld:

- De leegloop uit de steden van voornamelijk jonge, draagkrach-tige gezinnen met kinderen leidt tot een aantasting van het voorzieningenapparaat en in het bijzonder van een aantal hoogwaardige voorzieningen in de binnenstad. Het functioneren van hoogwaardige voorzieningen is gebaat bij de aanwezigheid van dergelijke groepen in de wijken in en rond het stadscen-trum.

-, In een qua bevolkingssamenstelling homogene woonbuurt is er sprake van een betere afstemming van de bevolking en het voorzieningenapparaat dan in een meer heterogene woonbuurt. - Sommige voorzieningen hebben een aantrekkende werking op

be-paalde bevolk ingsgroepen. Sleutelen aan het stedel ij k voor-zieningenapparaat kan de stad behoeden voor een verdere

leeg-loop en een aantrekkende werking op bepaalde bevolkingsgroe-pen. Sleutelen aan het stedelijk voorzieningenapparaat kan de stad behoeden voor een verdere leegloop en een aantrekkelijk alternatief scheppen voor het buiten de stad wonen.

Wil er, naar onze mening, sprake zijn van een zinvolle bena de-ring van het onderwerp bevolking en voorzieningen dan moeten allereerst een aantal zaken worden onderkend.

1. De problematiek rond het thema bevolking en voorzieningen heeft een zeer complex karakter. Niet alleen heeft men te maken met ontwikkelingen binnen een zeer gedifferentieerd voorzieningenapparaat en een sterk heterogeen opgebouwde bevolking, maar bovendien stuit men op allerlei zeer com-plexe structuren aan vraag- en aanbodzijde.

2. De draagvlakproblematiek moet niet bij voorbaat worden be-schouwd als één van de stedelij ke problemen. Ten eers te spelen dergelijke ontwikkelingen zich ook af in andere

ge-meenten (b ij v. kleine kernen) of in Neder land als geheel (afname van het aantal leerlingen/scholen). Ten tweede kan men zich afvragen in hoeverre er hier nu sprake is van pro-bleemsituaties. Het onderkennen van stedelijke problemen (zie ook Rongen 1983, p. 8) is sterk afhankelijk van de be-trokkenheid bij het onderwerp, de invloed van het

abstrak-tieniveau (wat is een draagvlak of een draagvlak probleem) , gehanteerde waarden en normen en de di sc ipl ine van de

on-derzoeker (ruimtelijk-, economisch-, rnaatschappelijk- of bestuurlijk probleem).

Voor een deel hebben we te maken met een veranderingsprocessen die bij een dynamische stad horen. De veranderingsprocesssen zijn deels irreversibel, zoals ondermeer blijkt uit een studie

van Ter Hart (1974) over de bereikbaarhe idsproblemen van de binnensteden. Hij stelt daarin dat het idee van een alles-over-heersende city is gebaseerd op een verouderde

transportstruc-tuur , waarin ondermeer het openbaar vervoerssysteem een domi-nante rol speelde.

(22)

Het verloop van de stedelijke bevolking blijft echter onzeker. Over de mogelijke gevolgen van een nieuwe periode van economi-sche groei voor bijvoorbeeld de migratie kan alleen nog maar worden gespeculeerd (Kruyt 1983). U i t de I i tera tuur spreekt over het algemeen de verwachting dat vooral sociaal-ruimtelijke processen die leiden tot verdergaande veranderingen van de ste-delijke bevolkingssamenstelling en spreiding nog wel enige tijd zullen doorzetten (zie o.a. Verbaan, Puylaert en Van Staalduine 1983). Veranderingen die ongetwijfeld nog hun gevolgen zullen hebben voor de verzorgingsstructuur in de toekomst.

1.3. Een nadere uitwerking

Op basis van de globale literatuurverkenning is het mogelijk om

het onderzoeksonderwerp verder te struktureren. Wanneer we in

het algemeen de relatie stedelijke bevolkingsontwikkelingen en

het voorzieningenapparaat bezien dan kunnen we een tweetal be-langrijke aspekten onderscheiden.

1. Aspekten van vraag en aanbod; zowel aan de vraagzijde (be-volking) als aan de aanbodzijde (voorzieningen) zijn voort-durend ontwikkelingen en processen gaande en dienen zich

steeds weer nieuwe trends aan. De dynamiek van de

bevol-kingsontwikkelingen (omvang en samenstelling) en van de ont-wikkelingen in het voorzieningenapparaat (omvang, kwal ita-tieve samenstelling, bereikbaarheid, etc.) dienen te worden onderzocht en geanalyseerd.

2. Ruimtelijke aspecten; naast de invloed die uitgaat van een aantal kenmerken van bevolking en voorzieningenapparaat (om-vang, samenstell ing etc.) wordt de afstemmingsproblematiek tussen bevolking en voorzieningen sterk belnvloed door een aantal ruimtelijke aspecten. Zowel de bevolking als de

voor-zieningen zlJn niet gelijkmatig verdeeld over de stad.

Spreiding, concentratie, segregatie etc. zorgen voor het

ontstaan van specifieke verzorgingsgebieden en woonmilieus.

Een tweede belangrijk ruimtelijk aspect is het schaalniveau waarop de samenhang tussen bevolking en voorzieningen wordt beschouwd. Op stadsgewestelijk niveau spelen andere factoren een rol dan op een lager schaalniveau.

1.3.1. Aspecten van vraag en aanbod

In dit onderzoek richten we ons op twee objecten, te weten de bewoners en de verzorgingselementen (voorzieningen) in stede-lijke gebeiden. De nadruk komt te liggen op de dynamiek in de bevolk ingsontw ikkeling en de verzorgingsstructuur (die elkaar wederzijds belnvloeden). Als invalshoek nemen we de veranderin-gen in de stedelijke bevolking ervan uitgaande dat de aanwezige ruimtelijke structuur wordt geconfronteerd met een veranderende bevolkingsomvang en -samenstelling, wat een aantasting van het draagvlak van voorzieningen kan inhouden. De Smidt (1984, p. 9) merkt op dat het veranderend draagvlak ook te maken kan hebben

(23)

met het wijzigend tijd-ruimte bestek van bewoners. Beide ont-wikkelingen worden belnvloed door een drietal processen name-lijk:

demografische processen; sociaal-economische processen; sociaal-culturele processen.

Figuur 1.1. geeft een schematisch overzicht van de verschillen-de factoren die verschillen-de afgelopen verschillen-decennia bepalend zijn geweest voor de veranderingen in de verzorgingsstructuur.

t)\T\':I;';Io:II.I\', \',\\ 1:1 SIIIIU 1.'t.l: nI.\OI.!\I\{;

T . :i:Jnl:.11 S\'l' r- I -lee ft I )J,,-minderin:,.: ofl

o:1bolll,(n:r-vt"rmc('rd('rln~ g,ri.i:ins.;l

hui!'lwudens-1 -~;lIncnstcll ing

,,"rdunnin!,

I

hf shouden,

I

Î

I

'\

I---_J_c_mo_'_"_a_f_i _,,_!_,"_"_r_o,_· "_,_,_"_n-1 \ natullrlijkc S!roci mi !!ra t ie ink~\I~u.'n=, (d:II;I1I') hcrol'n('n~t rtKtuur (tOCtI:ln\\,' "'·crJ...clo ll:'-!\c iJ) \'('·r:ll~\h.'ril\l~('n in IcC'f!'[ijl '.'11 !'tcJcli.ik milieu (ml'cr op Je "cn:;l~'.In<lilstc \rro'oonOI1l~eVln~~ !!l' r J l hl)

7

DYSXIISCIIE STEDELIJKE \'ER<c.nr.I~GSSTIWCTUUI(

net":erk V,1n \"oorzieninrcn ln relatie tot de bevolkinr. in een ,,"cbied

voorzieninren g:~ty!,ecrd n~3T aard.

Clrn-/

v;}n~, situcrin~, k"":llitatle\iC sar'\C'llstcl- ~

L -I_inr. _en f_unct_ ie. _ _ ---.JI " "

r---~~---.

I }\EORlJ FS 1 ECO:,O!l SCllf: n~~TI':I ~Kr.L 1 ;-.:Gf:: O\'[RItf: llJSPELE J 11

sch:'l;l 1 ,'e r:~rot in!'.

COll .. ; \!1l t r:l t i. c t c ntl en:. en ",nndkkc! in~ ,';ln kostcl\

tcd':noll.l!'ischc (lntl,ikke! in,l! (0.:1. :luto:nat i~cril:r)

(lptUIl:~t :ln,h,'re strU1.:tUl'cn 1 iJlr~:t:"·

rlell' ( i l " l'\ l l t. hUllrtccotlon'.ic1

rUimtelijke I.'rdeninp. ol'cri,\! 'Io'('n i n ?i>ou,,'P ro~ r ~ mr.e rin f

:H cdc\lCluwkund i. ~e [n(!Tc!"l'n St,lJSI.:OnCcnt ie

rl:'1nnin~. \:;\1\ voor:'ienin.l'.Cï "crkccr!'kundif,l' in~~rcpcn

I

cl.'C"nol'lische steun

(subsidië-TI nr)

J(\!'I1'~trclaillf,- en ... ·oonn.\mt

c-n:n.lc 1 in~!shclcid

Figuur 1.1. Een overzicht van factoren die van invloed zijn op de verzorgingsstructuur

(24)

In onze benaderingswijze stellen we de ontwikkeling van de ste-delijke bevolking centraal; een ontwikkeling welke de afgelopen vijftien jaar sterk de invloeden heeft ondervonden van een aan-tal maatschappelijke processen:

1) Er zijn de afgelopen tijden tal van demografische verande-ringen op de stedelijke bevolkingsopbouw van invloed geweest waarbij wat betreft de voorzieningen onderscheid moet worden

gemaakt tussen de invloed van de aantalsvermindering van de

stedelijke bevolking en de verandering in de samenstelling. 2) Bij de sociaal-economische veranderingen speelt de

economi-sche stagnatie een belangrijke rol. In relatie met de voor-zieningen kunnen we hierbij wijzen op de inkomens- en

beste-dingsontwikkelingen en de veranderende beroepenstructuur met

ondermeer een geweldige stijging van de werkloosheid de

af-gelopen vijf jaar.

3) Het belang van sociaal-culturele veranderingen voor de

ste-delijke bevolkingsontwikkeling moet niet worden onderschat.

We zullen de veranderingen in het waarden- en normenpatroon in de samenleving bij het onderzoek moeten betrekken in ver-band met de invloed die hiervan uitgegaan is op de huishou-densvorming (b.v. relatievorming, echtscheiding,

vruchtbaar-heid, enz.) en op het stedelijk leefklimaat. Van Engelsdorp

Gastelaars e.a. (1983) wijzen in dit verband op het

toegeno-men belang van de nabije woonomgeving als bezigheidskader mede in verband met de toegenomen vrije tijd (zie ook Blok-land 1981).

4) Naast deze bevolkingsontwikkelingen hebben ook tal van

(be-drijfs)economische ontwikkelingen hun invloed op de dynamiek

in de stedelijke verzorgingsstructuur. Als belangrijkste ontwikkelingen noemen we:

de kostenontwikkeling t.a.v. arbeid, huisvesting en ener-gie;

de ontwikkelingen met betrekk ing tot het schaalniveau, ofwel het proces van schaalvergrot ing dat zich in vele sectoren heeft voorgedaan (Bak 1984);

ontwikkelingen ten aanzien van ruimtelijke

concentratie-bewegingen deels onder invloed van het sc

haalvergrotings-proces;

technologische ontwikkelingen zoals de snel toegenomen automatisering;

opkomst van nieuwe trends zoals de buurteconomie, niet-regul iere detailhandel, nieuwe winkel formules en

winkel-centra etc.;

5) Tot slot moet nog worden gewezen op de invloed die uitgaat

van het overheidsbeleid op de verzorgingsstructuur. Buit

(1978) stelt dat de invloed van de factor ruimtelijke

orde-ning op de voorzieningen nu en in de toekomst als groot, bijzonder onderschat en versluierd mag worden beschouwd. Voorzieningen in steden worden geconfronteerd met ingrepen

in de ruimtelijke structuur zoals de voorbereiding en uit-voering van herinrichtingsplannen en verbeterplannen.

(25)

Be-paalde stedebouwkund ige concepten (b. v. compacte stad) of planningsideeën (functionele hiërarchie) kunnen eveneens van belang zijn met betrekking tot de ontwikkelingen in de ver-zorgingsstructuur hebben. De planning van winkelcentra, zie-kenhuizen, verpleeghuizen, bibliotheken, culturele gebouwen enz. getuigt hiervan.

1.3.2. De afstemmingsproblematiek in een ruimtelijk kader

Een van de belangrijkste aspekten bij de afstemming tussen vraag en aanbod is de ruimtelijke verdeling van zowel de voor-zieningen als van verschillende bevolkingsgroepen over de stad en het stadsgewest. De ruimtelijke geleding is mede bepalend voor het scheppen van een al dan niet voldoende draagvlak voor de stedelijke voorzieningen.

Op het terrein van de verdeling van de bevolking over de stad zijn veel studies verricht. Men legt over het algemeen de rela-tie tussen bevolkingskenmerken en woningkenmerken op basis waarvan men komt tot een sociale indeling van de stad. Een veel gebruikte indeling is de categorisering van de stedelijke woon-wijken in verschillende zones (gebaseerd op de bouwperiode van de woningen).

Er wordt dan onderscheid gemaakt tussen:

1. binnensteden (waarin zich veelal het centrum bevindt); 2a. 1ge eeuwse woonwijken (ca. 1850-1915);

2b. de wijken uit de periode tussen de wereldoorlogen (1920-1940);

3. de naoorlogse nieuwbouwwij ken; de aandacht zal vooral wor-den toegespitst op de oudere naoorlogse wijken uit de jaren vijftig en zestig waarvan uit de literatuur (Jobse 1974) blijkt dat veranderingen in de bevolkingsopbouw zich daar sterk manifesteren.

Bij de verdeling van de voorzieningen over de stedelijke gebie-den spelen verschillende factoren een belangrijke rol, wat sterk afhankelijk is van het type voorziening (o.a. de bereik-baarheid, de nabijheid, de attractiviteit van een winkelgebied of centrum, de invloed van het ruimtelijk beleid, de verdeling van bevolking, etc.). In studies over de spreiding van voorzie-ningen over de stad wordt de ruimtelijke verdeling vaak afge-leid van de verzörgingsfuncties van de voorziening ofwel de ge-ografische neerslag van het verzorgingsniveau. Men onderscheidt dan ondermeer het stadscentrum met zijn hoogwaardige voorzie-ningen, grotere delen van de stad met voorzieningen op stads-deelniveau en buurt- en wijkgerichte voorzieningen. Afwijkend van dit beeld zijn de zogenaamde perifere vestigingen, welke meer recentelijk sterk in opkomst zijn.

Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de afstemmingsproblematiek tussen vraag en aanbod op verschillende ruimtelijke niveaus kan worden benaderd. Er kunnen verscheidene ruimtelijk-functionele niveaus worden onderscheiden, namelijk buurt, wijk, stadsdeel,

(26)

stad en stadsgewest. Met betrekking tot stedelijke bevolkings-ontwikkelingen merkt Knol (1984) terecht op dat het voor voor-zieningen een groot verschil uitmaakt of deze vooral lokaal verzorgend dan wel bovenlokaal verzorgend zijn. In de I i tera-tuur omtrent deze ruimtelijke afstemming wordt veelal dan ook een indeling gemaakt in twee niveaus, namelijk een stadsgewes-telijk niveau (bovenlokaal) en het buurt- en wijkniveau (lo-kaal) (Van Engelsdorp Gastelaars 1983, Elsinga 1983, RPD 1985, etc. ).

Deze verschillende niveaus worden dan vaak gekoppeld aan de draagvlakproblemen voor verschillende categorieën voorzienin-gen. De afstemming op stadsgewestelijk niveau richt zich vooral op de meer hoogwaardige voorzieningen. Hierbij wordt sterk de nadruk gelegd op draagvlakverlies en de bereikbaarheid van voorz ieningen, terwij I op het laags te ni veau de veranderende bevolkingssamenstelliQg, de draagvlakverschuiving en de nabij-heid van voorzieningen in verschillende deelmilieus meer cen-traal staat.

We zullen ons aansluiten bij de indeling in twee schaalniveaus,

waarbij we een zekere pr ior itei t toekennen aan het laagste schaalniveau. Hiervoor zijn een aantal argumenten te geven: het belang van de woonbuurt blijkt de laatste jaren te groeien. Van Engelsdorp Gastelaars e.a. verwijzen ondermeer naar de groeien de groep relatief immobiele bevolkingscategorieën en het gewij-zigde tijdsbestedingspatroon waardoo'r de woonbuurt als bezig-heidskader aan belang wint. Ook de verwachtingen over de voort-gaande sociaal-economische processen in de stad, het ontstaan van meer en meer specifieke deelmilieus en het daarop afgestemd raken van het voorzieningenapparaat geven aanleiding om meer accent te leggen op het laagst'e schaalniveau. Volgens de RPD (1985, p. 75) vindt de afstemming van de functies wonen en voorzieningen dan ook meer plaats op een lager schaalniveau. Hoewel er een zekere prioriteit wordt gegeven aan het laagste schaalniveau moeten een aantal belangrijke aspecten die verband houden met het hoogste schaalniveau, het stadsgewest, niet wor-den verwaarloosd. Verondersteld mag worden dat de stedelijke bevolking een bijdrage levert aan het draagvlak voor de meer hoogwaardige voorzieningen. Echter, de discussie over de mate van oriëntatie van gewestbewoners op de voorzieningen in de centrale steden kan niet los worden gezien van de ontwikkelin-gen in het grootstedelijk voorzieningenapparaat.

In figuur 2.1. worden de ruimtelijke aspecten van de afstem-mingsproblematiek van stedelijke bevolking en voorzieningen schematisch weergegeven.

(27)

SHJlrLIJU H1:\'OI.Kl~C omvang VRAAG '\'\,\H VOOR: I EN 1 ~;C1:\ verschilt per. woonmilieu .\,\\1~(11\ L\, \·Olll~= I E.\ J .\GJ:\ \'cr:".:hi lt ~1('r I"H=OHGl ~;(;S­ STRUCTUlIH - OI:I\':·H"!P - samcnst\..·11in~1. fune t î ('

samen~tellinr v~rJclinf V:lll

de bevolklll!!

OVl'f Je' "'Don

-mi 1 i ('us - situ('rin~

.

r -a ___ _ _ _ _ _ _ _ _ ____ _ _ _ _ J

.

h0d van \'oor:l<." -n i n~'.cn on ve r-se h i IJ enJe

BEVOLt; I:-IC I)i

HET STAnSGE\'.TST - il.:1Jlh'czighcid Villl V001":jellillgcil - hereikbaorhei,1 - nahijh('jJ - KC'llzemOr,el i.ikheid o &...- - --- - - -- - - ---- -- - - --- - - -- -- --- '

Figuur 1.2. Een schematische weergave van de afstemmingsproble-matiek op verschillende ruimtelijke niveaus

1.4. De probleemstelling en onderzoeksopzet

Het studieveld dat zich richt op de stedelijke bevolking en de voorzieningen in hun onderlinge relatie is nog slechts in ge-ringe mate verkend. Integrale studies over het functioneren van stedelijke voorzieningen in samenhang met veranderingen in de bevolking ontbreken nog goeddeels. Deze constatering is, gezien de belangstelling dat dit onderwerp al tijden geniet bij vooral gemeentelijke overheden en ruimtelijke ordenaars, enigzins ver-rassend. De discussies op dit gebied worden dan ook gekenmerkt door een aantal veronderstellingen die matig of slecht onder-bouwd zijn.

Uit bovenstaande overwegingen en op basis van de globale lite-ratuurverkenning kunnen we de volgende probleemstelling formu-leren:

1. Welke veranderingen hebben zich, vooral in het afgelopen de-cennium voorgedaan in de omvang, samenstelling en spreiding van de stedelijke bevolking en waaruit zijn deze te verkla-ren?

Welk gebruik wordt er door te onderscheiden bevolkingscate-gor ietln gemaakt van voorz ieningen in stedel ij ke gebieden en worden hierbij belemmeringen ondervonden en/of tekorten er-varen?

(28)

2. Welke veranderingen hebben zich, vooral in het afgelopen de-cennium voorgedaan in de stedelijke verzorgingsstructuur en het draagvlak van verschillende categorieën voorzieningen? Hebben (selectieve) migratieprocessen ertoe geleid dat het draagvlak van bepaalde stads- of regiogerichte voorzieningen is aangetast, het functioneren van voorzieningen is beln-vloed en dat het voorzieningenapparaat van karakter is ver-anderd?

3. Doet zich in de huidige situatie een discrepantie voor tus-sen enerzijds het aanbod van stedelijke voorzieningen en an-derzijds de vraag naar en het gebruik van voorzieningen wel-ke ten dienste (zouden moeten) staan van de bevolking van een bepaalde wijk of buurt, en hoe is deze dan te verklaren? Zijn er de komende 15 jaar in bepaalde voorzieningensectoren of bepaalde stedelijke gebieden afstemmingsproblemen te ver-wachten tussen de vraag naar en het aanbod van voorzienin-gen?

4. Zijn er verschillende categorieën van voorzieningen - zowel commerciële als niet-commerciële - in stedelijke gebieden te onderscheiden die op grond van de discrepantie tussen de vraag en het aanbod van voorzieningen voor herinrichting in aanmerking komen? Hoe verhouden de mogelijkheden van wijzi-ging in het aanbod van voorzieningen zich in de relatie tot: - het verbeteren van de bereikbaarheid van voorzieningen, - het streven naar functiemenging en

- een zekere sturing van de bevolkingsopbouw in die zin dat de ruimtelijke configuratie hiervan meer correspondeert met het voorzieningenaanbod.

Het accent van deze studie ligt op het aanduiden van knelpunten in de stedelijke verzorgingsstructuur ten gevolge van verande-rende deelbevolkingen. Van de Wijst en Van Nimwegen (1984, p. 3) merken op dat: " ... vanwege de verwevenheid van maatschappe-lijke processen met bevolkingsvraagstukken de gevolgen van de-mografische ontwikkelingen merkbaar zijn in tal van sectoren". Maar juist vanwege deze verwevenheid is het zeer moeilijk om de demografische component te isoleren van andere maatschappelijke processen.

Bovendien reageren zowel consumenten als producenten in de tijd. Aan de vraagzijde v inden er voor tdurend verander ingen plaats (koopgedrag, verzorgingsbehoefte en oriëntatie, etc.). Voorzieningen zijn echter niet statisch, de aanbieders van de voorziening zullen zo mogelijk inspelen op de wijzigende om-standigheden om daarmee te trachten verl iezen te compenseren. Er zit dus een bepaalde tijdspanne tussen het (demografisch) proces en de gevolgen daarvan.

De bijdrage van dit onderzoek aan de problematiek is niet zo-zeer probleemoplossend alswel probleemanalyserend. Het onder-zoek heeft deels een beschr ij vend karakter, waarbij we zullen trachten ontwikkelingen met betrekking tot de bevolking en de voorzieningen te inventariseren. Daarnaast is het de bedoeling om al onderzoekend inzicht te krijgen in de wijze waarop

(29)

ver-schillende verschijnselen en ontwikkelingen op elkaar inwerken om deze zo mogelijk te verklaren. Daarmee krijgt de studie een meer verkennend karakter.

In dit onderzoek wordt dan ook hoofdzakelijk gewerkt met: a. bestaand (empirisch) onderzoeksmateriaal en statistische

ge-gevens welke kunnen worden geanalyseerd en vergeleken, b. vergelijkingen van ontwikkelingen in verschillende steden. De vorm van deze studie is die van een literatuuronderzoek, aangevuld met analyses van statistische bronnen. In het onder-zoek wordt een dr ietal steden als case-study betrokken om de problematiek van de bevolkingsontwikkelingen en het voorzienin-genapparaat in een stedelijke contekst te beschouwen en te ver-gelijken (zie hoofdstuk 6).

Om een antwoord te geven op de in de probleemstelling

geformu-leerde onderzoeksvragen is het onderzoek als volgt opgezet. Allereerst komen in het volgende hoofdstuk de belangrijkste be-grippen aan de orde waarbij tevens aandacht zal worden besteed aan de categorisering van de stedelijke bevolking en het voor-zieningenapparaa t. Vervolgens komen in respectievelij k hoofd-stuk 3 en 4 de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en het voorzieningenapparaat in stedelijke gebieden aan de orde. Het gebruik van voorzieningen door verschillende bevolkingscatego-rieën staat in hoofdstuk 5 centraal. In het daarop volgende hoofdstuk worden de ontwikkelingen in een aantal geselecteerde steden nader beschouwd. In hoofdstuk 7 wordt vervolgens een re-latie gelegd tussen de draagvlakproblematiek en de ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk staan tevens de toekomstige ontwik-kelingen in de stedelij ke bevolk ingsopbouw en de verzorg ings-structuur centraal. Het geheel wordt besloten met een slot-hoofdstuk waarin de belangrijkste conclusies staan vermeld en enkele aanbevelingen voor verder onderzoek zijn opgenomen.

(30)
(31)

2. HET ONDERZOEKSKADERö BEGRIPPENAPPARAAT EN OPERATIONALISERING 2.1. Inleiding

Het onderzoeksobject valt uiteen in factoren en variabelen aan de vraagzijde (bevolk ing) en de aanbodzijde (voorz ieningen). Dit hoofdstuk is gericht op de begrippen en operationalisaties, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de categorisering van de stedelijke bevolking en van de voorzieningen. Alvorens we hierop ingaan in respectievelijk paragraaf 2.3. en 2.4. wordt in paragraaf 2.2. aandacht besteed aan de stad en de in-deling van stedelijke gebieden. In paragraaf 2.5. worden de be-grippen in hun relatie weergegeven in een schema.

2.2. De stedelijke context

De aanleiding voor dit onderzoek vormen de veranderingsproces-sen in de bevolkingsopbouw en het voorzieningenapparaat in ste-delijke gebieden. Tussen de verschillende steden en steste-delijke gebieden is echter sprake van een enorme verscheidenheid. Een veel gebruikt criterium om steden van elkaar te onderscheiden is het inwonertal. In het verdere verloop van de studie beper-ken we ons, aan de hand van het indelingscriterium inwonertal, tot de grotere gemeenten in Nederland. De nadruk zal worden ge-legd op de 17 grootste gemeenten met een inwonertal van rond de 100.000 personen of meer (zie figuur 2.1.).

Figuur 2.1. Ligging van de 17 grootste gemeenten in Nederland

(32)

Onder die 17 gemeenten nemen de 'grote vier' uiteraard een bij-zondere plaats in. Voor deze steden is ondermeer de duidelijke uitsortering van het ruimtegebruik kenmerkend, waardoor een zo-nale benadering mogelijk wordt. Dit in tegenstelling tot de middelgrote gemeenten waar specifieke locale omstandigheden en geheel eigen kenmerken een dominerende rol kunnen spelen. Hoe-wel de draagvlakproblematiek in de grote steden veruit de meeste aandacht heeft getrokken van zowel beleidsvoerders als wetenschappers, blijken zich ook in de middelgrote steden ont-wikkelingen in het draagvlak van de voorzieningen te voltrekken onder invloed van een veranderende bevolkingsopbouw. We zien dan ook dat in de gemeentelijke structuurplannen van deze ge

-meenten veel aandacht wordt geschonken aan de draagvlakproble-matiek (zie o.a. het Structuurplan Nijmegen en het Structuur-plan Haarlem).

Reeds in het eerste hoofdstuk is benadrukt dat in dit onderzoek het accent ligt op intra-stedelijke processen. Immers, de ver-wachting is dat in de toekomst de afstemmingsproblematiek tus-sen bevolking en voorzienipgen zich vooral op het laagste schaalni veau zal manifesteren. Echter, bepaalde aspecten van deze problematiek kunnen niet op stadsniveau of lager worden bestudeerd. Stedelijke invloedssferen strekken zich nu eenmaal ver uit buiten de gemeentegrenzen. Functionele relaties o.a. op het terrein van het wonen en de verzorging spelen zich voor een

dee~ af op stadsgewestelijk niveau.

Stadsgewesten zijn grotere centra of centrale steden met om rin-gende gemeenten die wegens de vele onderl inge relaties één functioneel geheel vormen. In het kader van deze studie wordt mede in verband met de beleidsdoelstelling omtrent het draag-vlak van stedelijke voorzieningen en de gewestbevolking uit de Structuurschets Stedelijke Gebieden (1983, p. 9), dan ook aan-dacht geschonken aan het ondersteunende karakter van de bevo l-k ing van de 'oml iggende kernen - welke b innen de invloedssfeer van de centrale steden vallen - voor het draagvlak van de de stedelijke voorzieningen.

2.3. De stedelijke bevolking: de vraagzijde

Een eerste onderscheid dat we hier aanbrengen is de onderver-deling van factoren en begrippen aan aanbodzijde (voorzienin

-genkant) en de vraagzijde (bevolking). Vraag en aanbod ontmoe-ten elkaar op een bepaalde plaats. Instellingen en ondernemin-gen (soms verenigd in verzorgings- of winkelcentra), komen op een bepaalde lokatie in contakt met de consumenten welke afkom-stig zijn uit bepaalde woongebieden. We zullen nu allereerst ingaan op de vraagzijde.

Uit verschillende studies naar stedelijke bevolkingsontwikke-lingen blijkt dat zowel de omvang als de samenstelling van de stedelijke bevolking de afgelopen jaren sterk is gewijzigd (zie o.a. Van den Berg e.a. 1981, Van der Loo e.a. 1981, Mandemaker

(33)

1983). Dit betekent dat de huidige ~.!:~!gin~sbeho~fte van de stedelijke bevolking afwijkt van die van een aantal jaren gele-den. Aan de verzorg ingsbehoefte zijn echter twee aspecten te

onderscheiden, namelijk:

1. De intensiteit van de verzorgingsbehoefte, welke valt onder te verdelen in

a. het aandeel van de bevolking dat een specifieke

voorzie-ning nodig heeft of wenselijk acht (participatie),

b. de gebruiksfrequentie, het aantal malen en de

tijdseen-heid dat de participant gebruik maakt van een voorzie-ning.

De verzorgingsintensiteit is sterk afhankelijk van het soort voorziening (bijv. dagelijkse- niet dagelijkse goederen), de beschikbare tijd en geld en de manier waarop de beschikbare tijd en geld wordt aangewend voor het verkrijgen van ver-schillende goederen en diensten.

2. De ve!:,~orgings_or i~_n_tat ie, ofwel de mate waar in bewoners en

huishoudens in een gebied of plaats voor de bevrediging van

hun verzorgingsbehoefte gebruik maken van een bepaalde voor-ziening op een bepaalde plaats.

De verzorgingsoriêntatie wordt ondermeer beïnvloed door:

de ruimtelijke spreiding van de verzorgingselementen,

de bereikbaarheid van verschillende voorzieningen, het beschikbare vervoermiddel en het gebruik ervan, traditionele oriêntatiekenmerken van de bevolking

(au-tochtoniteit, woonduur, werkadres, perceptie),

multi-purpose aspecten, bijv. de aankoop van diensten en goederen in ruimte en tijd concentreren om deze te combi-neren met een ander reisdoel.

In een situatie waarin de behoefte aan een voorziening (latent) wel aanwezig is, maar de omvang of de samenstelling van

verzor-gingsstructuur de bevrediging van die behoefte niet (meer)

mo-gelijk maakt, kan er van de kant van de huishoudens

behoefte-inductie of behoeftesubstitutie optreden. Het feitelijk gebruik

van voorzieningen hoeft dus geen afspiegeling te zijn van de behoeften aan voorzieningen.

Het zal duidelijk zijn dat niet elk individu of elk huishouden - we hebben niet alleen te maken met individuele bewoners, maar ook met samenlevingsverbanden van meerdere bewoners - van elke voorzieningensoort gebruik maakt of gebruik kan maken. Bepaalde voorzieningen zijn speciaal bestemd c.q. gericht op de behoefte van speciale consumentgroepen.

In sommige gevallen kan het verplichtende karakter van een voorziening een rol spelen, bijv. de schoolplicht voor het on-derwijs, in de overige gevallen richt men zich op de behoefte van huishoudens zonder dat hier sprake is van enige verplich-ting. Zo zijn er speciale voorzieningen voor ouderen, voor et-nische minderheden, voor jongeren, voor gezinnen met kinderen etc.

Kijken we naar op de belangrijkste veranderingen in de stede-lijke bevolkingsopbouw van de afgelopen jaren, dan blijkt dat

(34)

er een aantal ontwikkelingen spelen zoals onder meer de voort-schrijdende vergrijzing, het ontstaan van een multi-raciale stadssamenleving, veranderende patronen in de relatievormen, huishoudensvorming en relatie-ontbinding, veranderende arbeids-verhoudingen en inkomensposities van grote groepen van de be-volking (werklOOSheid, part time-arbeid, groei van het aantal uitkeringsgerechtigden).

De bevolkingsopbouw van de grote en middelgrote steden wordt momenteel dan ook gekenmerkt door een relatief omvangrijke groep jongeren tussen de 20 en 30 jaar, bejaarden en bewoners tussen de 55 en 65 jaar, een groot aantal inwoners van buiten-landse afkomst, een sterke vertegenwoordiging van het aantal alleenstaanden en niet in gezinsverband samenwonenden en grote groepen in de bevolk ing met een laag inkomensni veau. De ver-schillende onderscheiden bevolkingsgroepen worden vaak in ver-band gebracht met verschillende soorten voorzieningen (bijv. hogere inkomensgroepen en hoogwaard ige culturele- en winkel-voorzieningen , ouderen en bejaarden voorzieningen etc.) en het gedrag inzake het voorzieningengebruik (bijv. etnische minder-heden en het consumptief gedrag, jongeren en voorzieningenge-bruik enz.).

Op basis hiervan kunnen we een aantal huishoudenscategorieën onderscheiden die door hun omvang en/of sterke groei in de af-gelopen jaren van groot belang zijn voor de stedelijke bevol-kingsopbouw en een sterke invloed uitoefenen op het aanwezige voorzieningenapparaat:

1. Een- en tweepersoonshuishoudens; deze huishoudensgroep is de afgelopen 15 jaar sterk in omvang toegenomen. De leeftijd van de leden van het huishouden schommelt tussen de 20 en 30 jaar en men is veelal nog bezig met een (hogere) opleiding of men is werkloos. Het besteedbare inkomen is relatief laag (basisniveau), het consumptiepatroon kan sterk afwijken van overige huishoudensgroepen en men staat nog aan het begin van een woon- en beroepscarrière. In deze bevolkingscatego-rie bevindt zich, naast een groep met een betrekkelijk laag inkomen ook een categorie tweeverdieners die meer in de ho-gere inkomensklassen vallen

2. Huishoudens van etnische minderheden; ook deze stedelijke bevolkingsgroep is sinds het begin van de jaren zeventig sterk in aantal toegenomen. De oudere en de middelbare huis-houdens (zgn. eerste generatie) worden gekenmerkt door kin-derrijke gezinnen en een relatief laag opleidings- en

inko-mensniveau. De verzorgingsbehoefte van deze huishoudens

wordt nog sterk door culturele waarden en normen beïnvloed, wat gevolgen heeft voor de verzorgingsstructuur.

3.

Huishoudens, al dan niet met kinderen, bestaande uit de be-ter opgeleiden en de hogere en middelbare inkomensgroepen. De leeftijd van de hoofden van huishoudens varieert van 30 tot 45 jaar en de levenstijl van deze huishoudens is stede-lijk geörientieerd. Deze huishoudensgroepen worden wel om-schreven als 'de nieuwe welgestelden' (Van Engelsdorp Gas-telaars ) I maar ook vallen hieronder zogenaamde 'spij

Cytaty

Powiązane dokumenty

Ale zdolnością tw orzenia (i analizow ania) łańcuchów ta k ich sy­ gnałów, stanow iących fonem y (elem enty dźwiękowe) słów, odznacza się tylko czło­ wiek.. Tak na

Portret naukowy Floriana Śmiei zaprezentował zebranym dziekan Wydziału Filologicznego profesor Marcin Cieński, zaś laudację na cześć Profesora wygłosiła profesor Beata

Bezlitosne przedstawienie ludzkiej śmierci, obnażanie jej przez trupią quasi-anatomię przekazuje widzom nieznośną trwogę wobec śmierci Boga, która nie różni się tu od

– Zbigniew Szczerbik, Historia Gminy Osjaków od II połowy XVI wieku do 1793 roku; – Zdzisław Włodarczyk, W dobie Prus Południowych i Księstwa Warszawskiego; – Robert

Kontekst antropologiczny mariologii według św.. Marek Gilski Kontekst antropologiczny mariologii według św. Augustyna, związku pomiędzy mariologią a antropologią. Doktora z

a) Plate buckling in stiffened panels: One of benefits of using a detailed deck model is the reliability based retropective strength assements of hull structure. The most

następnie kilka wątków genologia zaczerpnęła ze stylistyki pragmatycznej w propozycji Barbary Sandig, w Polsce jej postulaty zrealizowali jako pierwsi Maria Wojtak i Jan Mazur..

Teksty : teoria literatury, krytyka, interpretacja nr 1,