• Nie Znaleziono Wyników

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Rijnsaterwoudsche polder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Rijnsaterwoudsche polder"

Copied!
121
0
0

Pełen tekst

(1)

!

centrum

voor

onderzoek waterkeringen

I

(2)

Onderzoek naar d e veiligheid van de boezemkade van d e Rijnsaterwoudsche polder. A-76,007

(3)

Rijnsaterwoudsche polder

Blz.

Inhoud

-

1. Inleiding 1

2 . Beschrijving van de polder, de boezem en de

kade 2 2 . 1 . 2 . 1 . 1 . 2 . 1 . 2 . 2 . 1 . 3 . 2 . 1 . 4 . 2 . 1 . 5 . 2 . 2 . 2 . 2 . 1 . 2 . 2 . 2 . 2 . 2 . 3 . 2 . 2 . 4 . 2 . 3 . 2 . 3 . 1 . 2 . 3 . 2 . 2 . 3 . 3 . 2 . 3 . 4 . 2 . 3 . 5 . De polder De ligging Oppervlakte en peilen

Inwoners en economische belangen Eventuele bestemmingsplannen Gevolgen van een doorbraak De boezem

Oppervlakte en peilen

Mogelijkheden tot compartimentering Daling van de boezem bij een doorbraak Gevolgen voor de scheepvaart en de water- huishouding bij een doorbraak

De kade

De lengte van de kade

Beschrijving van het profiel aan de hand van de gemeten dwarsprofielen

Beschrijving van de kade Vreemde objecten

Onderhoud van de kade

2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3. Geschiedenis 8

4. Geologische beschrijving van het gebied 9

4 . 2 . Samenvatting 1 0

4 . 1 . Overzicht van de geologische geschiedenis 9

5. Grondonderzoek 11

len 11

Uitvoering en resultaten van het grond-

onderzoek 11

5.1. Keuze van de te onderzoeken dwarsprofie-

5 . 2 .

5 . 3 . Metingen van het freatisch vlak 1 5 5 . 4 . Keuze van de profielen voor het stabili-

(4)

Vervolg

Inhoud

6. Maatgevende boezemstand 7. Stabiliteitsonderzoek

8. Beoordeling van de gehele kade 9. Samenvatting Blz. 16 17 20

-

2 1

(5)

Bijlagenlijst Rijnsaterwoudsche polder Bijl. nr. 1 2 3 4 4A 5 6 8 9 1 0 11 1 2 Omschrijving Situatie, dwarsprofielen Dwarsprofiel 1 e n 2 Dwarsprofiel 3 en 3A Dwarsprofiel 4 Bijlage geschiedenis Bijlagen L.G.M. brief C O - 2 3 3 6 1 0 / 1 7 (vooronderzoek) Geologisch overzicht L.G.M. Rapport CO-2 3 3 6 1 O / 3 1 (stabiliteitsonderzoek) Foto 1 t/m 3 Foto 4 t/m 6 Foto 7 t/m 9 Foto 1 0 en 11 Foto 1 2 t/m 1 4 Tek.nr. A 4 / 7 6 . 0 4 8 4 Z / 7 6 . 0 4 9 4 Z / 7 6 . 0 5 0 5 Z / 7 6 . 0 5 1 P 2 en K 1 A 4 / 7 7 . 3 9 4 A4 / 7 7 . 3 9 5 A 4 / 7 7 . 3 9 6 A 4 / 7 7 . 3 9 7 A 4 / 7 7 . 3 9 8

(6)

- 1 - 1. I n l e i d i n g I n h e t k a d e r van h e t s y s t e m a t i s c h kadeonderzoek i s e e n onderzoek i n g e s t e l d n a a r d e v e i l i g h e i d van d e boezemkade van de R i j n s a t e r w o u d s c h e p o l d e r . D e z e b e h o o r t t o t h e t Hoogheemraadschap van R i j n l a n d en l i g t i n de p r o v i n c i e Zuid-Holland.

D e kade beschermt e e n z e e r d i e p l i g g e n d a g r a r i s c h ge- b i e d n i e t d a a r i n e e n g e d e e l t e van de bebouwing van R i j n s a t e r w o u d e .

H e t Onderzoek i s u i t g e v o e r d i n de kaden l a n g s de L e i d s c h e V a a r t , h e t Braassemermeer en d e D i j k s l o o t . E r i s e e n v e r k e n n i n g u i t g e v o e r d , w a a r b i j onder meer d w a r s p r o f i e l e n z i j n gemeten, d e b e s t a a n d e g e o l o g i s c h e en bodemkundige gegevens z i j n g e a n a l y s e e r d en gegevens o m t r e n t onderhoud en g e d r a g van de kade werden v e r -

zameld.

H e t grondmechanisch onderzoek en d e r a p p o r t e r i n g h i e r - o v e r i s v e r r i c h t door h e t Laboratorium voor Grond- mechanica ( L . G . M . ) . E r i s t e v e n s gebr'uik gemaakt van gegevens, d i e d e T e c h n i s c h e D i e n s t van h e t Hoogheeni- r a a d s c h a p van R i j n l a n d b e s c h i k b a a r h e e f t g e s t e l d . D a t

l a a t s t e z i j n v o o r a l gegevens o m t r e n t d e g e s c h i e d e n i s e n h e t onderhoud van d e kade.

(7)

- 2 -

2. Beschrijving van de polder, de boezem en de kade

2.1. De polder.

2.1.1. De ligging.

De ten zuiden van Rijnsaterwoude gelegen polder wordt aan de zuidzijde begrensd door de Leidsche Vaart en aan de westzijde door het Braassemermeer. Aan de oost-

zijde wordt de polder begrensd door een wetering langs de weg Rijnsaterwoude-Leimuiden; de Dijksloot.

2.1.2. Oppervlakte en peilen.

De Rijnsaterwoudsche polder heeft een waterstaatkundige

oppervlakte van 40 ha. Het polderpeil is N.A.P.

-

4,86 m.

Het maaiveld in de Rijnsaterwoudsche polder ligt op

N.A.P.

-

4,5

a

4,8 m.

2.1.3. Inwoners en economische belangen.

In het oostelijk gedeelte van de polder ligt de be- bouwing van het dorp Rijnsaterwoude. In de uiterste noordpunt van de polder ligt een gedeelte van een

tuinbouwbedrijf. Verder ligt er in de zuidwesthoek

van de polder een rioolwaterzuivering-installatie. Voor het overige deel bestaat de polder uit weiland en is geen bebouwing aanwezig.

Het aantal inwoners wordt geschat op ongeveer 3000.

2.1.4. Eventuele bestemmingsplannen.

De eventuele bestemmingsplannen met betrekking tot de polder welke verwacht kunnen worden, zijn hoofdzake- lijk uitbreidingen van de bebouwing van Rijnsaterwoude.

2.1.5. Gevolgen van een doorbraak.

Bij een doorbraak van één der kaden zal de Rijnsater- woudsche polder ongeveer 4 m inunderen.

Bij de berekening zijn de volgende aannamen gedaan: a) de boezem is niet gecompartimenteerd.

(8)

- 3 -

b) met slootberging in de polder is geen rekening ge- houden.

c) de oppervlakte van de boezem is ongeveer 4000 ha bij een boezempeil van N . A . P .

-

0,60 m.

Bij een doorbraak van de kade zal wanneer met boven- staande inundatiediepte rekening gehouden wordt

voornamelijk schade ontstaan aan de in de polder liggende bebouwing van Rijnsaterwoude.

Bij een doorbraak langs de Dijksloot zal, indien tot compartimentering is overgegaan de inundatiehoogte aanzienlijk minder zijn.

2.2. De boezem.

2.2.1. Oppervlakte en peilen.

De reeds vermelde boezemwateren staan onder normale omstandigheden met Rijnlands

ding. De boezem heeft een oppervlakte van 4000 ha bij een boezemstand van N . A . P .

-

0 , 6 0 m.

Het boezempeil wordt in de wintermaanden tussen N . A . P .

-

0 , 6 0 en 0,65 m en in de zomermaanden tussen N . A . P .

-

0 , 5 5 en 0,60 m gehouden.

boezem in open verbin-

2.2.2. Mogelijkheden tot compartimentering.

Het is alleen mogelijk de Dijksloot t e compartimenteren.

2.2.3. Daling van de boezem bij een doorbraak.

Bij een doorbraak van de kade langs het Braassemer-

meer of de Leidsche Vaart zal de boezemdaling enkele

centimeters bedragen. Indien langs de oostelijke kade een doorbraak plaats vindt en er kan tijdig tot com- partimentering worden overgegaan, zal de betref- fende wetering in de polder leeglopen.

I 2.2.4. Gevolgen voor de scheepvaart en de waterhuishouding

bij een doorbraak.

Bij een doorbraak van de kade zal, gezien de geringe boezemdaling het scheepvaartverkeer en de waterhuis-

(9)

- 4 -

houding niet ernstig verstoord worden.

2.3. De kade.

2 . 3 . 1 . De lengte van de kade.

De afzonderlijke kadegedeelten hebben achtereenvol- gens de volgende lengten:

a) langs de Leidsche Vaart ongeveer 0,5 km.

b) langs de Braassemermeer ongeveer 1,0 km

c) langs de Dijksloot ongeveer 1 , 0 km.

2 . 3 . 2 . Beschrijving van het profiel aan de hand van de ge- meten dwarsprofielen.

De dwarsprofielen zijn ruwweg representatief voor de

op bijlage 1 aangegeven trajecten: zo is:dwarsprofiel

1 representatief gesteld voor het kadegedeelte I langs

de Leidsche Vaart;

dwarsprofiel 3 representatief gesteld voor het kade-

gedeelte I1 langs het Braassemermeer:

dwarsprofiel 4 representatief gesteld voor het kade-

gedeelte I11 langs het Braassemermeer

De kade langs de Leidsche Vaart voorzover deze buiten de bebouwing van Rijnsaterwoude ligt, heeft in profiel

-

1 een waterkerende hoogte van N.A.P.

-

0 , 2 3 m. Het

is een groene kade met een helling van het binnentalud

van circa 1 : 5 en een ongeveer 2,5 m brede teensloot.

H e t buitentalud is praktisch onverdedigd en vrij ern- stig beschadigd door de recreatie-vaart.

De profielen 2, 3 en 3a zijn gemeten over de kade

langs het Braassemermeer.

Profiel 2 heeft een waterkerende hoogte van N.A.P.

+

0,02 m en een binnentalud van circa 1 : 4 , 5 . De teen-

sloot is hier ongeveer 3 , 5 m breed. O p de kruin ligt

een kleikap en het buitentalud is verdedigd met ge-

zette basaltblokken (30 à 50 kg) en ingewassen met

cement. Het onderwaterbeloop is over een breedte van

circa 8 m bestort met stortsteen ( 1 0 à 30 kg) tot

(10)

- 5 - P r o f i e l 3 h e e f t e e n w a t e r k e r e n d e h o o g t e van N.A.P.

+

0 , 3 2 m en e e n h e l l i n g van h e t b i n n e n t a l u d van c i r c a 1 : 4 , 5 . D e t e e n s l o o t i s h i e r ongeveer 2 m b r e e d . Op d e k r u i n l i g t ook h i e r een k l e i k a p en h e t b u i t e n t a l u d i s op d e z e l f d e w i j z e v e r d e d i g d a l s b e s c h r e v e n b i j pro- f i e l 2 . H e t o n d e r w a t e r b e l o o p i s o v e r een b r e e d t e van c i r c a 6 m b e s t o r t m e t s t o r t s t e e n ( 1 0 à 3 0 kg) t o t e e n d i e p t e van N . A . P .

-

2 , 3 m. P r o f i e l 3A i s i n g r o t e l i j n e n i d e n t i e k a a n p r o f i e l 3 , z i j h e t d a t d e z e l a a t s t e e e n w a t o n r e g e l m a t i g e r b i n - n e n t a l u d h e e f t . P r o f i e l 4 h e e f t e e n w a t e r k e r e n d e h o o g t e van N.A.P.

-

0 , 0 5 m en e e n h e l l i n g van h e t b i n n e n t a l u d van c i r c a 1 : 5 . D e t e e n s l o o t i s h i e r ongeveer 4 m b r e e d . Voor h e t b u i t e n t a l u d l i g t e e n ongeveer 20 m b r e d e v l i e t s t r o o k w e l k e a l s o e v e r v e r d e d i g i n g , d e r e e d s i n v o r i g e p r o - f i e l e n 2 e n 3 vermelde s t e e n c o n s t r u c t i e h e e f t . 2 . 3 . 3 . B e s c h r i j v i n g van d e kade. D e kade l a n g s de L e i d s c h e V a a r t i s b u i t e n d e bebouwing van R i j n s a t e r w o u d e e e n g r o e n e kade m e t e e n i n r e d e l i j k e s t a a t v e r k e r e n d e g r a s m a t . D e t e e n s l o o t l i g t op c i r c a 1 0 m u i t d e t e e n van de kade. H e t b u i t e n t a l u d d a t onverdedigd i s , i s b e s c h a d i g d door d e a a n l e g van r e c r e a t i e - v a a r t u i g e n . I n de k r u i n - ongeveer 2 , 5 m b r e e d

-

s t a a n e e n g r o o t a a n t a l s t a l e n p a l e n o m j a c h t e n , e t c . a a n v a s t t e leggen.

Gedurende de onderzoekingen i n d e z e p o l d e r i s begon- nen m e t h e t d r a s t i s c h v e r b e t e r e n van de oevervoor- z i e n i n g l a n g s d e kade van d e L e i d s c h e V a a r t . G e b r u i k t werden 2 , 5 m l a n g e g e c r e o t e e r d e p a l e n h.o.h. 1 m, welke t o t

-

+

boezempeil

+

0 , 4 m weggedrukt werden. H i e r a c h t e r werd p u i n e n grond a a n g e b r a c h t ( f o t o 1, 2 e n 3 ) - OP h e t k a d e g e d e e l t e d a t b i n n e n de bebouwde

kom van R i j n s a t e r w o u d e l i g t s t a a t de bebouwing o p

binnen- en b u i t e n t a l u d ( f o t o 4 en 5 ) . Diverse s o o r t e n o e v e r v e r d e d i g i n g worden h i e r t o e g e p a s t .

Waar d e kade l a n g s de L e i d s c h e V a a r t a a n s l u i t o p d e kade l a n g s h e t Braassemermeer i s e e n kwelplek gecon- s t a t e e r d ( f o t o 6 ) .

(11)

- 6 -

Voor de kade langs het Braassemermeer is plaatselijk vlietland aanwezig.

De kade langs het Braassemermeer is evenals de kade langs de Leidsche Vaart een groene kade, met een

kleikap op de 1 à 2 m brede kruin (foto 7).

Op het buitentalud en onderwaterbeloop is een gezette

steenglooiing aanwezig (foto 8 en 9). Plaatselijk

is de overgang van de gezette steenglooiing naar de grasmat aangetast. Het binnentalud heeft een rede- lijke, plaatselijk wat hobbelige, grasmat. Bij de per- ceelscheidingen zijn veepaadjes aanwezig. De teen-

sloot is plaatselijk onderbroken (foto 1 1 ) .

Het buitentalud heeft een matige tot slechte grasmat. De overgang steenglooiing-grasmat is plaatselijk ern-

stig aangetast, door golfoploop etc. Dwarsprofiel 3 A

is voor dit gedeelte redelijk representatieflfoto 10 en 14).

De kade met vlietland heeft een ongeveer 2 m brede

kruin, een onverdedigd buitentalud en een matige

grasmat, met op de kruin een veepad (foto 12 en 13).

Het vlietland ongeveer 20 m breed, is aan de water-

zijde door middel van een steenglooiing verdedigd. De kade langs de Dijksloot door Rijnsaterwoude is tevens de weg van Rijnsaterwoude naar Leimuiden. De

weg is 5 à 7 m breed en op het binnentalud is bebou-

wing tot op kadehoogte aanwezig.

2.3.4. Vreemde objecten.

In de kade langs de Leidsche Vaart liggen, door de aanwezigheid van bebouwing, veel leidingen en kabels. Het gedeelte groene kade langs deze vaart is vrij van vreemde objecten.

De kade langs het Braassemermeer is,met uitzondering van het gemaal dat via een duiker door de kade op het Braassemermeer loost,vrij van vreemde objecten.

De weg Rijnsaterwoude-Leimuiden, welke de oostelijke ka-

de vormt, is bebouwd tot op kadehoogte. Door deze be- bouwing zijn in de kade leidingen en kabels aanwezig.

(12)

- 7 -

2 . 3 . 5 . Onderhoud van d e kade

Z o a l s i n 2 . 3 . 3 . r e e d s vermeld i s , i s l a n g s d e L e i d s c h e V a a r t e e n h o u t e n b e s c h o e i i n g a a n g e b r a c h t , om v e r d e r e a a n t a s t i n g van d e o e v e r t e voorkomen. H e t onderhoud b e s t a a t v e r d e r u i t h e t j a a r l i j k s aanbrengen van h e r - s t e l l i n g e n e n k l e i n e v e r b e t e r i n g e n i n verband m e t d e t o e s t a n d van d e kade en de oeverbescherming.

(13)

- 8 -

3 . G e s c h i e d e n i s ( z i e ook b i j l a g e 4 A )

V o o r zover bekend hebben z i c h i n h e t v e r l e d e n geen doorbraken van d e boezemkade voorgedaan.

(14)

- 9 -

4. Geologische beschrijving van het gebied

Het L.G.M. heeft een geologische studie en een geo- logische beschrijving van het gebied gemaakt. Tevens is een kaart en een geologisch profiel gemaakt (bij- lage 6 K 1 en 6 P2).

4.1. Overzicht van de geologische geschiedenis.

Tijdens de laatste ijstijd (in het laat Pleistoceen) werden periglaciale afzettingen (Formatie van Twente) gevormd, welke door eolitische zanden (dekzanden) worden vertegenwoordigd.

In het begin van het Holoceen begon de zeespiegel- rijzing als gevolg van het afsmelten van het landijs door klimaatsverbetering. De nadering van de zee had tot gevolg, dat de grondwaterspiegel werd verhoogd, wat

er toe bijdroeg, dat veenvorming kon optreden. Het op

deze wijze ontstane veen wordt Basisveen genoemd. In dit veenlandschap drong de stijgende zee steeds ver- der binnen. Er ontstond een marien pakket, dat over het algemeen bovenin uit kleien met plantenresten en onder-

in uit siltige zanden met kleilaagjes of kleien be- staat (Formatie van Calais).

De granulaire samenstelling van deze Calais afzet- tingen werd bepaald door het stromingspatroon. Door locale stroomversnellingen konden geulen worden uit- geschuurd, waarna deze met grove sedimenten worden opgevuld. Op die plaatsen, waar de sedimentatie een rustig verloop heeft gehad, werden kleiige sedimenten afgezet.

De hierna volgende daling van de zeespiegel, gepaard gaande met de vorming van een duinbarriere langs de kust, gaf aanleiding tot nieuwe veengroei. Het aldus gevormde veenpakket wordt samengevat onder de naam Hollandveen. De recente geologische geschiedenis van

de polder stond onder invloed van menselijke of atmos-

ferische invloeden, die in het bijzonder de bovenste lagen van de polder (Hollandveen) wat de kwaliteit of continuïteit betreft, vrij sterk aantastten.

(15)

-

1 0

-

4.2. Samenvatting (zie ook bijlage 6 Kl)

Ter plaatse van de kaden komt in principe het vol- gende profiel voor: (niet op schaal).

~ ~~

Opgebracht materiaal Anthropogene gronden

~ -~

veen

klei met plantenresten

klei zandig tot zand kleiig

veen

zand

Hollandveen

-

Formatie van Calais

Basisveen

(16)

-

11

-

5. Grondonderzoek

5.1. Keuze van de te onderzoeken dwarsprofielen.

Om een indruk te krijgen van de samenstelling van de verschillende kadegedeelten zijn een drietal pro-

fielen onderzocht. Ieder profiel is min of meer re- presentatief voor een bepaald kadegedeelte (zie

beschrijving van de kade hoofdstuk 2.3.2 en 2.3.3.).

Bij de keuze van de representatieve profielen is uit- gegaan van de informatie van het geologische rapport en van de visuele verkenning.

Profiel 1 representeert het kadegedeelte langs de

Leidsche Vaart, waarin

-

gezien de hoogteligging van

de kruin

-

verwacht werd niet of nauwelijks opge-

brachte grond aan te treffen.

Profiel 2 is gekozen, omdat hier kwel was geconstateerd.

Profiel 3 representeert het kadegedeelte langs het

Braassemermeer.

5.2. Uitvoering en resultaten van het grondonderzoek. Het L.G.M. heeft het volgende veldwerk verricht:

7 continuboringen 29 mm

nrs.: 1-1, 2-1 t/m 2-3; 3-1 t/m 3-3.

Tevens is naast de boring in de kruin, in ieder profiel

een middelzware sondering uitgevoerd, 1-1, 2-1 en 3-1;

De profielen werden gekozen in die gebieden die voor een mogelijk stabiliteitsonderzoek in aanmerking komen. Het aantal en de situering van de boringen in deze pro- fielen is in overeenstemming met de vorm en de afme- tingen van de kaden; in principe één in de kruin van de kade, één halverwege het binnentalud en één in het achterland van de kade.

Van de continuboringen zijn de volumegewichten per halve meter lengte bepaald; vervolgens zijn de boringen in de lengte doorgesneden, beschreven en gefotografeerd

(bijlagen 5 F 1 t/m 5 F 7 ) .

Met behulp van de handpenetrometer zijn de vastheden van de diverse grondlagen gemeten; deze waarden zijn

(17)

-

12

-

steeds naast de boorprofielen grafisch weergegeven. De resultaten van de boringen zijn getekend in de

dwarsprofielen op de bijlagen 5 D1 t/m 5 D2. De uit-

komsten van de sonderingen met de betreffende boringen

zijn op de bijlagen 5 S1 t/m 5 S 3 weergegeven, waarbij

de gemeten conusweerstanden en de plaatselijke wrij- vingsweerstanden in kg/cm2 tegen de diepte in m t.o.v.

N.A.P. zijn uitgezet.

Op de bijlagen 5 V 1 t/m 5 V3 zijn de veenprofielen aan-

gegeven, die door middel van een macroscopische deter- minatie zijn vastgesteld.

De pleistocene, vaste zanden beginnen op een diepte van N . A . P .

-

11 m.

De dikte van het Basisveen varieert tussen 0,5 m en 1 m.

De Afzettingen van Calais bestaan in principe uit twee lithologische eenheden te weten:

zand kleiig (de dikte beweegt zich tussen 4 en 5 m)

en klei met plantenresten van circa 1 m dikte.

Beide genoemde eenheden vertonen lage conusweerstanden

van omstreeks 5 kgf/cm Slechts aan de basis in het

zandige deel van dit pakket nemen de conusweerstanden

iets toe, namelijk tot maximaal 12 kgf/cm

.

De kadelichamen zijn hoofdzakelijk uitgespaard veen en direkt onder de kruin van de kade, uit opgebracht materiaal opgebouwd.

Uit de veenprofielen blijkt, dat de veenontwikkeling in dit gebied een regelmatig verloop heeft gehad.

2

2

Ongeveer de onderste helft van deze veenprofielen be- staan uit eutrofe riet- en zegge soorten. De bovenste

helft is mesotroof tot oligotroof- bos, heide en mos

soorten gevormd. De in de boring 3-1 aangetroffen

eutrofe veensoorten boven op het mosveen moet men,

gezien de overige kadeprofielen en ook de naastliggende

boring 3-2, als een locaal verschijnsel beschouwen.

Dergelijke afwijkingen in de veenvorming zijn door een plaatselijke verandering in het waterregime veroorzaakt.

(18)

-

1 3

-

H e t o p g e b r a c h t e materiaal o n d e r d e k r u i n van de k a d e bestaat u i t

-

zand-, k l e i - , e n

-

v e e n - m e n g s e l s , w a a r i n nog

i n h e t p r o f i e l 3 e n k e l e p u i n s t u k j e s z i j n a a n g e t r o f f e n .

H e t é é n e n a n d e r i s nog e e n s i n d e h i e r n a v o l g e n d e

(19)

-

1 4

-

ORIENTATIE Z u i d e l i j k e kade W e s t e l i j k e kade

PROFIEL N o . 1 2 3 Anthropogene Gronden veen z a n d i g m e t z a n d l a g e n 2 m zand k l e i i g 1 , 3 m zand k l e i i g 0,9 m k l e i 0 , 3 m v e e n , z a n d i g m e t p u i n 1 m v e e n , z a n d i g 0,70 m L a a g d i k t e Hollandveen L a a g d i k t e veen 2 , 5 m veen 3 m veen 2 , 6 m C a l a i s L a a g d i k t e k l e i m e t p l a n - t e n r e s t e n k l e i m e t p l a n - t e n r e s t e n k l e i m e t p l a n - t e n r e s t e n 0,6 m 0,8 m 0,8 m C a l a i s L a a g d i k t e zand siltig m e t k l e i l a a g j es 4 , 3 m z a n d , k l e i i g m e t k l e i l a g e n zand, k l e i i g m e t k l e i l a a g j e s b i j n a 5 m 4 , 6 m C a l a i s Laagd i k t e B a s i sve en L a a g d i k t e w a a r s c h i j n l i j k veen veen 0,7 m ca. 1 m 0,9 m F o r m a t i e van Twente

zand zand zand

L a a g d i k t e beneden N . A . P . - 11 m beneden N.A.P.- 11 m beneden N . A . P . ' 11 m

(20)

-

15

-

5.3. Metingen van het freatisch vlak.

Het freatisch vlak is bepaald door middel van open

peilbuizen. De peilbuizen zijn van mei 1 9 7 6 tot april

1 9 7 7 regelmatig waargenomen.

Uit deze waarnemingsreeks blijkt in welke mate het freatisch vlak door neerslag wordt beïnvloed. De ge-

meten freatische lijn is in de bijlagen 2 t/m 4 inge-

tekend. Aan de hand van deze gegevens is een schatting gemaakt van een maatgevende freatische lijn ten gevolge van een langdurig hoge neerslag.

Note:

In het stabiliteitsrapport van het L.G.M. is deze maat-

gevende freatische lijn gekoppeld aan de maatgevende boezemstand.

Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat verho- gingen van de freatische lijn zowel een gevolg zijn van de toegenomen neerslagintensiteit als een verho- ging van de boezemstand. Bij de vaststelling van de

maatgevende freatische lijn is getracht met beide effec- ten rekening te houden. Daarbij worden vooral de ver- hogingen ter plaatse van het binnentalud sterker beln- vloed door de neerslag dan door een verhoogd boezem- waterpeil.

5.4. Keuze van de profielen voor het stabiliteitsonderzoek. Voor een nader stabiliteitsonderzoek komen de profielen

2 en 3 in aanmerking.

Bij profiel 2 leek dit gewenst in verband met de aan- wezigheid van zware materialen in de kruin en het

binnentalud. Tevens was in de nabijheid van dit profiel kwel geconstateerd, hetgeen duidde op een hoge ligging van de freatische lijn.

Profiel 3 is doorgerekend vanwege de ongunstiger profiel-

vorm (teensloot dichterbij dan in profiel 2 ; in het

(21)

-

16

-

6. Maatgevende boezemstand

In het rapport van het Centrum "Systematisch kade- onderzoek 1972" is een beschouwing gegeven over het voorkomen van een maatgevende boezemstand in het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Als maatgevende boezemstand kan in dit geval een stand van N . A . P .

-

0 , 3 5 m worden aangenomen.

(22)

-

17

-

7. Stabiliteitsonderzoek

In hoofdstuk 5.4. is een motivering gegeven voor de keuze

van de profielen 2 en 3 waarin een stabiliteitsonderzoek

is gewenst.

Een beschrijving van het onderzoek en de resultaten is

in rapport CO-233610/31 gegeven. Dit rapport is als

bij lage 7 toegevoegd.

Bij dit rapport kan het volgende opgemerkt worden:

-

De berekeningen zijn uitgevoerd met een hoogst gemeten

freatische lijn en een maatgevende freatische lijn

(zie 5.3.). Daar de profielen gelegen zijn aan het

Braassemermeer kan onder invloed van wind, opwaaiing en golfslag een hogere ligging van de freatische lijn

optreden. Door het breken van de golven op glooiing en

talud zal een groot gedeelte van het stuifwater op het binnentalud terecht komen. Duurt deze situatie lang ge- noeg, dan zal een gedeelte van het binnentalud met wa-

ter verzadigd raken. Daarom is nog een aanvullende bereke-

ning gemaakt met een gedeeltelijke verzadigd binnentalud.

-

Alle profielen worden doorgerekend met de in het onder-

zochte profiel aangetroffen laagverdeling en grond- eigenschappen.

Om het gehele traject, waarvoor het profiel represen- tatief is gesteld, te kunnen beoordelen dient rekening te worden gehouden met mogelijke afwijkingen in de pro- fielvorrn, laagopbouw en grondeigenschappen.

Wat betreft de profielvorm en laagopbouw is getracht

om op grond van de visuele verkenning en het geolo- gisch lengteprofiel een qua stabiliteit wat ongunstig profiel te kiezen.

Binnen het traject is het echter ook mogelijk dat in een soortgelijk profiel slechtere wrijvingseigenschappen aan- wezig zijn dan in het onderzochte profiel zijn aange-

troffen. Om enigszins met deze mogelijkheid rekening te houden is in een aantal gevallen het onderzochte profiel ook doorgerekend met tamelijk veilige waarden voor de eigenschappen van het Hollandveen en de klei met plantenresten (Calais). Deze tamelijk veilige waar-

(23)

-

18

-

den volgen voor dit gebied uit een inventarisatie van

genoemde grondsoorten in Delfland en Rijnland. (C.O.W.

S - 7 4 . 0 9 6 )

.

-

Wat betreft de doorgerekende profielen kan het vol-

gende opgemerkt worden:

Profiel 2

Met de in dit profiel aangetroffen grondeigenschappen worden de volgende minimum evenwichtsfactoren (n) ge-

vonden :

FL-1 (hoogst gemeten freatische lijn) n = 1 / 3 8

FL-2 (maatgevende freatische lijn) n = 1 , 2 2

FL-3 (binnentalud gedeeltelijk verzadigd) n = 1 , 0 6

Voor dit profiel is voor FL-2 nog een extra berekening

gemaakt met de veilige waarden voor het Hollandveen en

de klei met plantenresten (FL-2 met veilige waarden:

n = 1 , 1 4 ) .

Als gevolg van het kleine verschil in de aangetroffen en de veilige wrijvingseigenschappen is de evenwichts- factor slechts weinig lager dan de eerder gevonden

1 , 2 2 .

Op grond van deze evenwichtsfactoren wordt van het kadegedeelte waar kwel is geconstateerd en waarvoor

dwarsprofiel 2 representatief gesteld is, onder maat-

gevende omstandigheden onvoldoende stabiliteit verwacht.

Profiel 3

Met de in dit profiel aangetroffen grondeigenschappen worden de volgende minimum evenwichtsfactoren (n) ge- vonden:

FL-1 (hoogst gemeten freatische lijn) n = 1,60

FL-2 (maatgevende freatische lijn) n = 1 , 3 8

FL-3 (binnentalud gedeeltelijk verzadigd) n = 1 , 0 8 .

Voor dit profiel is eveneens een berekening gemaakt

voor FL-2 met veilige waarden voor het Hollandveen en

de klei met plantenresten. (FL-2; met veilige waarden:

(24)

-

19

-

profiel de gevonden waarden voor de wrijvingseigenschap- pen weinig hoger zijn dan de veilige waarden voor de wrijvingseigenschappen.

Concluderend kan gesteld worden dat de stabiliteit van

dit profiel beter is dan die van profiel 2. Gezien

echter het feit dat de bij FL-3 berekende situatie niet ondenkbaar is, moet het kadegedeelte waarvoor dwarsprofiel 3 representatief is gesteld onder maat- gevende omstandigheden als onvoldoende stabiel worden aangemerkt.

In aanvulling op het hierboven vermelde stabiliteits-

onderzoek is door het COW een aanvullende stabili-

teitsberekening gemaakt voor dwarsprofiel 1. Dwars-

profiel 1 is representatief te stellen voor het

kadegedeelte langs de Leidsche Vaart.

Dwarsprofiel 1 is doorgerekend met veilige waarden

voor de wrijvingseigenschappen voor de klei met plantenresten- en veenlaag. De waarden voor de wrijvingseigenschappen van de overige grondlagen

zijn ontleend aan de profielen 2 en 3 .

Uit de uitgevoerde berekening volgen de volgende

minimum evenwichtsfaktoren (n) :

FL-1 (hoogst gemeten freatische lijn) n = 1,41

FL-2 (maatgevende freatische lijn) n = 0 , 9 2 .

Op grond van bovenvermelde uitkomsten moet het kade-

gedeelte waarvoor dwarsprofiel 1 representatief

(25)

-

2 0

-

8. Beoordeling van de gehele kade

De kade langs de Dijksloot kan, gezien Ge brede kruin, zonder verder onderzoek als veilig worden beoordeeld.

Uit de hoofdstukken 2 t/m 7 kan het volgende over de

veiligheid van de kade geconcludeerd worden:

-

De kade langs de Leidsche Vaart moet op grond van

het in profiel 1 uitgevoerde stabiliteitsonderzoek,

onder maatgevende omstandigheden als onveilig wor-

den aangemerkt (minimum evenwichtsfactor 0 , g ) .

-

De kade langs het Braassemermeer moet op grond van het

de profielen 2 en 3 uitgevoerde stabiliteitsonderzoek

onder maatgevende omstandigheden als onveilig wor-

den aangemerkt (minimum evenwichtsfactor 1,l).

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde ob- jecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kaden betrokken.

De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan:

a. Leidraad voor constructie en beheer van gasleidingen

in, op en nabij waterkeringen van de Technische

Adviescommissie voor de Waterkeringen (T .A.W. )

.

b. Leidraad voor constructie en beheer van vloeistof- leidingen in, op en nabij waterkeringen van de T.A.W.

in

c. Leidraad voor ontwerp, beheer en onderhoud van con-

structies en vreemde objecten in, op en nabij wa-

(26)

-

21

-

9. Samenvatting

1. De Rijnsaterwoudsche polder

De kaden liggen langs de Dijksloot, de Leidsche Vaart en het Braassemermeer en hebben een totale lengte van

2,5 km.

De kade beschermt een zeer diepliggend agrarisch ge- bied met daarin een gedeelte van de bebouwing van Rijnsaterwoude. De oppervlakte van het beschermde ge- bied bedraagt 40 ha.

De onderzochte kade heeft over zijn gehele lengte na- genoeg hetzelfde profiel. De kruinbreedte langs de

Dijksloot bedraagt ongeveer 7 m. De kruinbreedte van

de overige kadegedeelten varieert tussen de 1 en 4 m.

De kade wordt grotendeels beschermd door een gezette steenglooiing; terwijl plaatselijk een damwand aan- wezig is. De helling van het binnentalud bedraagt on-

geveer 1 : 5 ; de kerende hoogte is ongeveer 4 , 5 m.

De kade ligt uit geologisch oogpunt bezien in een- zelfde gebied. De kruin van de kade is opgebouwd uit zandige klei. In de ondergrond van de kade en het achterliggende land worden van boven naar beneden achtereenvolgens de volgende lagen aangetroffen:

- ~ ~ _ _ ~ -

veen

-

Hollandveen

-

Formatie van Calais

-

Basisveen

I

~~

klei met plantenresten

...

klei zandig tot zand kleiig zand

veen

...

(27)

-

2 2

-

Op grond van een stabiliteitsonderzoek kan het vol-

gende worden opgemerkt:

-

De kade langs de Dijksloot kan, gezien de brede

kruin, zonder verder onderzoek als veilig worden beoordeeld.

-

De kade langs de Leidsche Vaart moet op grond van

het uitgevoerde stabiliteitsonderzoek, onder maat- gevende omstandigheden, als onveilig worden aange-

merkt (minimum evenwichtsfactor O , 9 )

.

-

De kade langs het Braassemermeer moet op grond van

het uitgevoerde stabiliteitsonderzoek, onder maat-

gevende omstandigheden, a l s onveilig worden aange-

merkt (minimum evenwichtsfactor 1,l).

-

De aanwezigheid van kabels, leidingen en vreemde ob-

jecten is niet in de beschouwing over de veiligheid van de kaden betrokken.

De aanwezige kabels, leidingen en vreemde objecten dienen te worden getoetst aan:

a. Leidraad voor constructie en beheer van gasleidingen in, op en nabij waterkeringen van de Technische

Adviescommissie voor de Waterkeringen (T.A.W.).

b. Leidraad voor constructie en beheer van vloeistof-

leidingen in, op en nabij waterkeringen van de T.A.W.

c. Leidraad voor ontwerp, beheer en onderhoud van con-

structies en vreemde objecten in, op en nabij wa-

(28)

Rijnsaterwoudsche polder.

(29)

Bijlage 4A

Bijlage bij hoofdstuk 3: Geschiedenis.

De polder is in 1625 gesticht’) door bekading van oever- land langs het Braassemermeer ten westen van de Heeren- weg. Deze Heerenweg, vormende de verbinding tussen Ouds- hoorn langs Rijnsaterwoude, Leimuiden en Kudelstaart

naar Aalsmeer, loopt van zuid naar noord door het oostelijk deel van de polder en op korte afstand evenwijdig aan de

ringdijk van de Wassenaarschen polder; hij is eigendom van en

in onderhoud bij de gemeente Rijnsaterwoude. De bebouwde kom

van het dorp ligt langs deze weg en binnen de polder. Langs de oostzijde van de weg loopt het z.g. Binnenwater van Rijn- saterwoude, dat van ouds door een schutsluis van de Leidsche Vaart gescheiden was. Dit binnenwater worät gehouäen op een

zomerpeil van 0.93 14. en strekt tot boezem en afwa-

tering Van de bebouwde kom, verdeeld in een Oostbon ten oos-

ten en een Westbon ten westen van de Heerenweg.

Het ingepolderde deel van de polder had veel te lijden van de golfslag in het Braassemermeer. De kade langs dit meer werd daarom versterkt door paal- en oeverwerk, hetgeen echter niet het gewenste gevolg had, zodat de ingelanden eerst in 1730 bij de Staten van Holland en Westvriesland en daarna in 1771 bij Rijnlands bestuur octrooi en consent vroegen om hun polder te mogen be- dij ken

,

verveenen en droogmaken3)

.

Deze beide verzoeken werden afgeslagen, doch een hernieuwd verzoek had in 1797 een beter gevolg.

De 4 juli van dat jaar verleenden Hoogheemraden van

Rijnland het gevraagde consent. De bedijking, verveening en droogmaking had plaats volgens een bij het consent gevoegd, uit 31 artikelen bestaand reglement, en kwam in 1834 geheel gereed.

I) Gevers van Endeqeest, Deel 11, blz, 107

2 ) Boezemkaart van Rijnland. ( 1 8 8 4 ) 31 Rijnlands 0,A. Loquet 77 n o , 1831

(30)

- 2 -

De administratieve polder bestaat nu, op grond van dat reglement, uit twee delen: het grootste, westelijke deel of de eigenlijke droogmakerij en het kleinere,

oostelijke deel of het Binnenwater. De droogmakerij

heeft een oppervlakte, binnen de poldergrens (dus met inbegrip van de boven reeds genoemde percelen

boezemland) van 42.26.83 H . A . en het Binnenwater van

7.25.10 H . A . , zodat de totale oppervlakte 49.51.93 H.A.

bedraagt.

De ringdijk langs het Braassemermeer en de Leidsche Vaart moet volgens het veenreglement de kapitale

hoogte hebben van 30 duim ( = 0.78 M.)

+

A.P., met een

tonrondte daarboven van 6 duim (= 0.16 M.) bij een

kruinsbreedte van 1 roede (= 3.77 M.). Die hoogte en

breedte zijn echter bij verre na niet aanwezig. Volgens in juli 1903 van Rijnland's wege verrichte opmetingen

bedroeg de hoogte langs het Braassemermeer 0.09 à 0.18

M.

+

A.P. bij een breedte van 0.75 à 1.20 M. en langs

de Leidsche Vaart 0.21 à 0.09 M. 2 A . P . bij een breedte

van 1.05 ?i1.20 M.

De Heerenweg, dienende, over de grootste lengte, tot afscheiding van beide polderdelen, heeft, volgens

Gevers van Endegeest4) een hoogte van 0.15

+

A.P., en

i s in onderhoud bij de gemeente.

De buitenglooiing van de dijk tegen het Braassemermeer heeft steeds veel te lijden gehad. Zij is verdedigd door paalwerk, beschoeiing, steenglooiing en stortsteen en kostte steeds zeer veel aan onderhoud, dat voor de

droogmakerij zeer bezwaarlijk was. Den 22 juli 11344

kwam het dan ook tot een overeenkomst tussen het bestuur der droogmakerij en dat van Rijnland, waarbij Rijnland het onderhoud van de oeverwerken op zich nam met vrije

beschikking over de dijk daar langs tot op 13 M. uit

de oever gemeten, tegen uitkering door de droogmakerij

van een jaarlijkse vergoeding van f 124,77, berekend,

naar de eenheid van f 3 , - per H.A., over 41.59.20 H.A.

Die overeenkomst is nog steeds van kracht. O.a. werd

(31)

- 3 -

een vak kade ter lengte van ongeveer 1100 M. in 1 8 7 4

van Rijnland's wege verzwaard tot een kruinsbreedte

van 2 M. en een kruinshoogte van 0.40 M. + A.P.

Alle overige kaden worden door de polder onderhouden. De droogmakerij werd bemalen door een windvijzelmolen met ijzeren as en wieken staande in de zuidwesthoek van de polders, bij de samenkomst van de Leidsche Vaart met het Braassemermeer. De vlucht der wieken bedroeg

2 3 . 8 2 M., de middellijn van de vijzel 1 . 1 4 M. en de

spoed in de draad 1 . 3 5 M. De vijzel had een helling

van 25O. Het zomerpeil bedroeg 4 . 4 0 M.- A.P. (Nu geschied een en ander door elektrische gemalen). Waterinlating in de polder geschiedt door aftapping uit het Binnenwater door middel van twee duikers, waar- over straks meer.

Het gebied van het Binnenwater van Rijnsaterwoude vormt, zoals reeds gezegd, de oostelijke strook van de polder. De zorg, dat het van ouds bestaan hebbende verlaat

aan de Leidsche Vaart, steeds zal blijven bestaan werd, met het onderhoud dier sluis, in art. XXVI van het

veenreglement uitdrukkelijk aan het droogmakerij-be- stuur opgedragen. Aan de "Geinteresseerden aan de Oost- en Westzijde der Heereweg", zijnde thans het gemeentebestuur, werd echter de bevoegdheid toegekend

om naar hun welgevallen "een Pijl

,

betrekkelijk

de hoogte of laagte van het water" te slaan. De sluis

werd sedert door de polder onderhouden; een, laatste-

lijk in 1 8 9 9 vastgestelde, keur regelt het gebruik. De

sluis was van hout en had een dagwijdte van 2 . 8 0 M.,

een schutlengte van 1 0 . 2 5 M., slagdrempels diep 1 . 7 2

M. 2 A.P. en deuren kerende tot 0 . 2 3 en 0 . 2 5 M.

+

A.P. 'I; zij werd in 1 8 9 8 en 1 8 9 9 belangrijk hersteld.

(Is nu verdwenen).

De eigenaars van de gronden die, ten oosten en ten wes- ten van de Heerenweg, op het binnenwater, dat tevens voor een deel de ringvaart van de Wassenaarsche polder vormt, afwateren betaalden van oudsher een zg. Molen- en Sluisgeld. De verplichting tot betaling van dat

(32)

- 4 -

Molen- en Sluisgeld werd in genoemd artikel XXVI van het veenreglement uitdrukkelijk bevestigd en de bij-

drage daarbij vastgesteld op een jaarlijks, onver-

anderlijk bedrag van f 3 . 1 0 per morgen, overeenkomende

met f 4.12 per H . A .

Van uit het Binnenwater kan water worden afgetapt zowel naar de Wassenaarsche polder als naar de droog- makerij. De aftapping naar de Wassenaarsche polder geschiedt, door een duiker met schuif in de ringdijk, wanneer die polder behoefte aan waterinlating heeft; die naar de droogmakerij heeft plaats door twee dui- kers, é!$n iets ten noorden van de sluis en één aan het noordelijk deel van de polder bij het dorp; eerst- genoemde duiker is afsluitbaar, laatstgenoemde is

steeds open. Beide duikers zijn in onderhoud bij de polder en dienen bepaaldelijk tot afwatering van het Binnenwater, wanneer het peil daarin te hoog is. Een bijzonder reglement voor de gehele polder werd

het eerst vastgesteld bij Statenbesluit van 4 juli

1 8 6 1 no.VIII), goedgekeurd bij K.B. van 25 augustus

d.a.v. no. 1 0 (B.P.B. no. 4 3 9 ) . Vermits er in de

polder niet meer dan 6 stemgerechtigde ingelanden

aanwezig waren, was art. 7 van het A . P . R . van toe-

passing en werd de polder beheerd door een Vertegen- woordiger.

In 1 8 9 6 werd het reglement echter, met het oog op de mogelijkheid, dat het aantal stemgerechtigde ingelanden zich zou uitbreiden, herzien, en werd bepaald, dat het bestuur voortaan zou bestaan uit een Voorzitter en twee Poldermeesters. Nochtans werd de bepaling,dat, wanneer het aantal stemgerechtigde Ingelanden niet

meer dan zes bedraagt, en art. 7 van het A . P . R .

mitsdien van toepassing bleef, het beheer aan een Vertegenwoordiger blijft opgedragen, gehandhaafd. Dit

laatste heeft tot nu toe steeds plaats gehad.

Bij de herziening werd tevens de grensomschrijving ver- beterd en werd in het reglement de verhouding, waarin de onverveende delen langs het Binnenwater tegenover

(33)

- 5 -

veenreglement van 1 7 9 7 steeds hebben gestaan. Met name

werd de grens van de onverveende delen nauwkeurig om- schreven, en bepaald, dat die gronden een vaste

omslag van f 4 . 1 2 per H.A. in de polderlasten zouden

betalen.

Tot de overige in het reglement omschreven vrijdommen behoren: de eigendommen van de polder; de openbare wegen en voetpaden, als zodanig op de legger vermeld;

de stenen glooiing langs het Braassemermeer en de boven reeds genoemde percelen boezemland nabij de sluis.

Het nieuwe reglement werd vastgesteld bij Statenbe- sluit van 2 2 'juli 1 8 9 6 no. VI

' I ,

goedgekeurd bij K . B .

van 11 september d.a.v. no. 3 2 (B.P.B. no. 9 8 8 ) .

In de jaren 1 8 9 8 - 1 9 0 2 werd de omslag in de droog-

makerij steeds geheven over een oppervlakte van 41.38.95 H.A.; hij bedroeg in die jaren resp. f 2 5 , - ,

f 2 5 1 - 1 f 2 5 , - , f 2 0 , - en f 1 7 , - per H.A. Het molen-

en sluisgeld werd steeds geheven over 7 . 2 5 . 1 0 H.A.

en bracht jaarlijks f 2 9 . 8 7 op.

Behalve de keur op het gebruik der schutsluis bestaat er generlei polderverordening.

(34)

1

centrum voor onderzoek waterkeringen

' A a n W a t e r s c h a p De A a r l a n d e n , t.a.v. d h r . i n g . D.H. G r o o t v e l d ,

' .

I 1

uw kenmerk: ons kenmerk 1 1 &,3,,'A7

bijlagen: 'c-gravenhage, '4 ondewerpKadeverbet e r i n g 1 l a n g s de L e i d s c h e Vaar t . P . B e l g r a v e r uw brief van: 23 november 7982 behandeld door: H i e r b i j zend i k u v o l g e n s a f s p r a a k de i n g e v o e r d e g e g e v e n s v a n h e t f i t a b i l i t e i t s o n d e r z o e k i n p r o f i e l 1 van de R i j n s a t e r w o u d s c h e p o l d e r . D e aangehouden l a a g s c h e i d i n g i s o v e r e e n k o m s t i g de 29 mm b o r i n g i n d i t p r o f i e l . De i n g e v o e r d e volumegewichten van l a a g 1 en 4 z i j n b e p a a l d d o o r m i d d e l i n g van de gemeten volumegewichten i n d e z e l a g e n . A l l e u i t k o m s t e n z i j n a f g e r o n d op é é n c i j f e r a c h t e r de komma.

De c en j8 waarden komen o v e r e e n met de waarden van de 66 m m b o r i n g i n p r o f i e l 2. D e hoogstgerneten f r e a t i s c h e l i j n i n p r o f i e l 1 i s gemeten met b e h u l p van open p e i l b u i z e n i n d i t p r o f i e l ( z i e b i j l a g e 1, f r e a t i s c h e l i j n 1 ) .

B i j de b e s t u d e r i n g van h e t g e d e e l t e l a n g s de L e i d s c h e Vaart d i e n e n we 3 g e v a l l e n t e o n d e r s c h e i d e n :

a > . Het o v e r g a n g s g e b i e d l a n g s d e L e i d s c h e Vaart t u s s e n d e boezemkaden

van r e s p . d e Brasemermeer e n de L e i d s c h e Vaart.

b). Het g e d e e l t e l a n g s d e L e i d s c h e Vaart waar kwel voorkomt.

c ) . Het g e d e e l t e l a n g s d e L e i d s c h e Vaart waar geen kwel voorkomt.

ad a ) . D e wijze van o v e r g a n g van h e t k a d e p r o f i e l l a n g s de Brasemermeer ( p r o f i e l 2 met Fl-3 z i e r a p p o r t A-76.007 e n b i j l a g e G 1 v a n d i t r a p p o r t )

naar h e t p r o f i e l l a n g s d e L e i d s c h e Vaart i s m o e i l i j k e x a c t t e geven. Het komt m i j V Q O r d a t een g e l e i d e l i j k e o v e r g a n g d e v o o r k e u r h e e f t d a a r i n h e t n a b i j de Brasemermeer g e l e g e n g e d e e l t e van d e L e i d s c h e Vaart b i j W.Z.W. wind o v e r f i t u i v e n d w a t e r op h e t b i n n e n t a l u d t e r e c h t k a n komen.

verzoeke bij uw antwoord kenmerk en

datum dezec te vermelden e n slechts

één zaak in een brief te behandelen

postbus 20907

2500 EX 's-gravenhage

hooitskadel

tel. (070) 88 93 70

(35)

centrum voor onderzoek waterkeringen

ons kenmerk: 1169 blad nr.: 2

Daarnaast zal hier bij W. en N.W. wind, door opstuwing, tijdelijk een hogere waterstand kunnen optreden J dan de geldende maatgevende waterstand.

ad b). Het gedeelte langs de Leidache Vaart waar kwel voorkomt heeft bij de berekening met FL-2 een evenwichtsfactor '1, hierbij is rekening gehouden met een gedeeltelijk verzadigd binnentalud (zie bijlage 1 ,

freatische lijn 3 ) .

ad c ) . Het gedeelte van de Leidsche Vaart waar geen kwel voorkomt heeftbij

hierbij is rekening gehouden met de maatgevende freatische lijn. (zie bijlage 1 , freatische lijn 2).

berekening met F1-2 een evenwichtsfactor van ongeveer N = 1.2,

De berekening bij maatgevend hoogwater voor het gedeelte langs de Leidsche

Vaart waar kwel voorkomt (Fl-2 met freatische lijn 3 vlgs. bijlage I ) ligt in de zelfde orde van grootte als de berekening bij maatgevend hoogwater voor de kaden langs het Brasemermeer bij overstuivend water.

De uitkomst:-van de berekeningen voor het gedeelte waar geen kwel voorkomt stemt geheel overeen met de berekening (met F1-2) in profiel 2 zoals beroichreven in het rapport A-76.007 en op de bijlage G - I van dit rapport. Zoals uit de afname van de evenwichtsfactoren blijkt hangt de mate waarin de kade &kent te worden verzwaard voor een belangrijk deel af van de hoogte van de freatische lijn.

Het komt mij voor dat hef mogelijk goedkoper en eenvoudiger is om bij de voorbereiding én de uitvoering van het relatief korte kadetraject

( 2

100-,m) uit te gaan van &dn profiel dat voor alle drie de genoemde 'catagoriën een voldoende mate van stabiliteit bezit.

L

w

(36)

centrum voor onderzoek waterkeringen

ons k e n r n e r k : l 1 6 9 blad nr.: 3

-

Mocht u naar aanleiding van het hiervoor gestelde nog vragen hebben dan ben ik gaarne bereid deze met u te bespreken.

Het h o o f d van het Centrum,

-._- -72- -. --

-

/ - , -,- ir. P.C. Mazure. cc Ir. F.Smit, Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.

(37)

I I I J €9 ' Q \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \

(38)

I

laboratoriumwoor grondmechanica

delft

*

STABILITEITSONDERZOEK AAN 2 DWARSPROFIELEN

VAN DE BOEZEMKADE VAN DE RIJNSATERWOUDSCHE POLDER I COr2 3 3 6 10/3 1 Februari. 1 9 7 7 stieltjesweg 2 postbus 69 telefoon: (015)-56 92 23' telex: solab nl 33326 postgiro: 234342

bank: mees en hope nv delft

' Werkzaamheden ten behoeve van opdrachtgevers worden slechts uitgevoerd op voorwaarde dat de opdrachtgever afstand doet van ieder recht op aansprakelijkstelling en zich verplicht tot vrijwaring voor iedere aansprakelijkheid jegens derden.

(39)

In het kader van een systematisch onderzoek naar het waterkerend vermogen van de boezemkaden in Nederland is in opdracht van het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen (COW) door het Laboratorium voor Grondmechanica ( L a ) een stabiliteitsonderzoek uitgevoerd aan 2 dwarsprofielen van de boezemkaden van de Rijnsaterwoudsche Polder.

De resultaten van het onderzoek worden in dit rapport vermeld.

Algemene gegevens betreffende het onderzoek

--

Aantal profielen : 2

Aantal Begemannboringen 66 mm : 4

Totale boorlengte : ca 25 m

Aantal celproeven : 30

(40)

- 1 -

Inleiding

Dit stabiliteitsonderzoek is een vervolg op een eerder door het

LGM uitgevoerd vooronderzoek. De resultaten daarvan zijn in het

eindrapport van het COW vermeld.

I

Dit vooronderzoek heeft bestaan uit het uitvoeren van 7 Begemann-

boringen met een diameter van 29 mm en 3 middelzware sonderingen

in 3 dwarsprofielen (nl. de nrs. 1 t/m 3).

In overleg met het COW werd naar aanleiding van de resultaten

van dit vooronderzoek besloten in de profielen 2 en 3 een vol-

ledig stabiliteitsonderzoek te verrichten.

Omvang van het onderzoek

Ter verkrijging van ongeroerde monsters en aanvullende gegevens omtrent de grondopbouw van de profielen zijn Begemannboringen

met een diameter van 66 mm uitgevoerd. In het laboratorium zijn

uit de boorresultaten in totaal 30 grondmonsters genomen, waarop celproeven zijn uitgevoerd om de wrijvingseigenschappen (c' en @'-waarden) van de diverse grondlagen in geconsolideerde toestand te bepalen.

Verder zijn van een aantal monsters uit de boringen de volume-

gewichten bepaald. Deze zijn naast de wrijvingseigenschappen van belang voor de bepaling van de aandrijvende- en weerstand-biedende krachten bij de s t a b i l i t e i t s b e r e k e n i n g e n . Na het nemen van de

monsters voor de laboratoriumproeven zijn de overige boorresultaten

beschreven en gefotografeerd. Deze foto's zijn als bijlagen F8

t/m F11 bij dit rapport gevoegd.

Op de bijlagen B1 en B2 zijn de boorprofielen getekend, waarnaast

tevens de volumegewichten en de plaatsen van de celproefmonsters

(41)

- 2 -

Om een indruk van de laagopbouw in de kaden te verkrijgen zijn

deze boorprofielen nogmaals getekend in de dwarsprofielen op de bijlage D3. Het verloop van de freatische lijn in elk dwarspro-

fiel is bepaald aan de hand van door het COW geplaatste peilbuizen.

De peilbuizen zijn gedurende enige weken waargenomen tegelijkertijd met de waterstanden in de boezem en in de kwelsloot. Daarnaast

heeft het COW gegevens verstrekt omtrent de maatgevende boezem-

stand. A a n de diverse lagen zijn bepaalde grondeigenschappen toe-

gekend, die per laag constant worden verondersteld. Het is duide-

lijk dat dit rekenmodel slechts een benadering van de werkelijk- heid zal zijn, daar nooit een continu beeld van de ondergrond wordt verkregen, er spreiding in de proefresultaten optreedt etc.

Met het rekenmodel is een aantal stabiliteitsberekeningen gemaakt,

waarbij uitgegaan wordt van cirkelvormige glijvlakken.

D e berekeningen zijn met drie freatische lijnen uitgevoerd, te

weten: Fl-1 : een freatische lijn, waarvan het verloop is bepaald

aan de hand van de peilbuiswaarnemingen

F1-2 : een freatische lijn, waürvan het verloop is aange- nomen bij een maatgevende boezemwaterstand van

0,35 m

-

N.A.P.

F1-3 : deze freatische lijn is eveneens aangenomen bij een

boezemwaterstand van 0,35 m

-

N.A.P. Het verloop

is nu zodanig gekozen dat de kade nagenoeg volle- dig verzadigd is met water. Een situatie die op-

treed bij opwaaiing, golfoverslag of hevige regen-

val.

De toegepaste laagverdelingen en grondeigenschappen, alsmede de re-

sultaten van de stabiliteitsberekeningen zijn op de bijlagen G1 en

(42)

- 3 -

Resultaten

-

Boringen

-

De navolgende b e s c h r i j v i n g van de grondopbouw i n , en beneden h e t kadelichaam i s gebaseerd op Begemannboringen 66 mm.

Verder z i j n de .aangetroffen lagen per p r o f i e l l i t h o s t r a t i g r a f i s c h inyedeeld. D e kennis hiervan i s o.a. van belang voor een c o r r e - l a t i e tussen de grondlagen i n h e t onderzochte p r o f i e l en de lagen

van de overige kadedelen, waarvoor d a t p r o f i e l a l s r e p r e s e n t a t i e f wordt geacht.

Voor een nauwkeurig beeld van de l i g g i n g d e r grondlagen wordt ver- wezen n a a r de desbetreffende b i j l a g e n .

P r o f i e l 2 ( b i j l a g e n B l en D3)

Voor de b e s c h r i j v i n g van de grondlagen i n d i t p r o f i e l i s gebruik gemaakt van boring 2-4 gelegen i n de k r u i n van de kade. Vanaf h e t maaiveld t o t een d i e p t e van c a 0,40 m komt k l e i i g zand voor ( l a a g

1 A ) . Deze l a a g wordt gevolgd door een zandige k l e i l a a g met een

d i k t e van ca 1,2 m ( l a a g 1B e n I C ) . Vervolgeiis wordt een veenlaag aangetroffen waarvan h e t bovenste d e e l i e t s zandig i s ( l a a g 2A).

H e t onderst? d e e l b e s t a a t u i t . veen ( l a a g 2 B ) . Deze lagen z i j n achtereenvolgens 1 , 5 m e n 2,5 m d i k . D e k l e i l a a g m e t p l a n t e n r e s - t e n i s ca 0,70 m d i k ( l a a g 3 ) . De l a a t s t e l a a g i n de beschouwde boring b e s t a a t u i t k l e i met zandlaagjes ( l a a g 4 ) .

I n b o r i n g 2-5, halverwege h e t binnentalud worden beide veenlagen

(2A en 2B) gescheiden door een ca 0,30 m dikke z a n d i n s l u i t i n g ' waarin stukken veen voorkomen. D i t zandlaagje i s e l d e r s i n h e t p r o f i e l n i e t aanwezig. L i t h o s t r a t i g r a f i e : 1A zand, k l e i i g 1B en I C k l e i , zandig 2A veen', i e t s zandig 2B Veen 3 4 k l e i met zandlaagjes

-

Anthropogene gronden

-

Hollandveen

I

I

-

Afzettingen van C a l a i s k l e i met p l a n t enr e s t en

(43)

- 4 -

P r o f i e l 3

In hetb0venst.e d e e l van h e t binnentalud van de kade z i j n , op een onderlinge afstand van 4 meter evenwijdig aan de as van de kade, twee Begemannboringen 66 mm gemaakt waarop de volgende grondbe- s c h r i j v i n g i s gebaseerd.

De grondslag d i r e k t onder h e t maaiveld b e s t a a t u i t zandig veen (laag 1B), de laagdikte i s ca 1,5 m. De veenlaag i s ca 2,2 m d i k ( l a a g 2 ) en wordt gevolgd door een ca 0,6 m dikke laag k l e i met plantenresten. Tenslotte i s i n beide boringen een zandige k l e i - Laag aangetroffen ( l a a g 4 ) . In de kruin van de kade ( i n boring 3-1 u i t h e t vooronderzoek) i s op de zandige veenlaag een k l e i i g e zandlaag aangetroffen ( l a a g IA) met een d i k t e van ca 1,2 m.

L i t h o s t r a t i y r a f i e

1A zand, k l e i i g

1B veen, zandig

/

-

Anthropogene gronden

2 veen ,

-

Hollandveen 3 k l e i met plantenresteh 4 A zand, s t e r k k l e i i g 4B k l e i , zandig

-

Afzettingen van C a l a i s

-

Celproeven

-

( b i j l a g e n C 1 t / m C16)

D e toegepaste procedure van de zogenaamde langzame celproeven werd i n h e t LGM s p e c i a a l voor h e t onderzoek van de boezemkaden ontwik- keld. Z i j b e s t a a t o.a. u i t :

-

h e t opmeten e n h e t wegen van de uitgekozen grondmonsters voor en na de proef

-

de r e g i s t r a t i e van h e t gedrag van h e t monster b i j een 4 - t a l belastingstrappen.

I n h e t navolgende s t a a n de proeven vermeld waarin afwijkingen i n h e t verloop z i j n opgetreden. De overige proeven z i j n normaal ver- lopen.

(44)

- 5 -

Monster nrs. 5, 11, 16B en 23A (veen)

Bij deze monsters is de toename van de horizontale spanning bij de

t.wee eerste bel-astingstrappen dermate klein, dat de hierbij beho-

rende waarden niet goed bruikbaar zijn. De wrijvingswaarden van

de monsters S, 11 en 16B z i j n daarom gebaseerd op de laatste twee

belastingstrappen. Bij monster 23A i s dit niet goed mogelijk,

daar de horizontale spanning ook bij de overige twee belastings- trappen nauwelijks is opgelopen. De oorzaak van deze vaker voor- komende afwijking moet gezocht worden in de vezelstructuur van het veen.

Monster nr. 2B (klei sterk veni,g overgaand in veen iets zandig)

Het trekken van de omhullende aan de cirkels geeft een negatieve c'-waarde. Dit is physisch niet mogelijk. Daar de berekende nega-

tieve spanning gering is, lijkt het ons gerechtvaardigd bij deze

proeven een @'-lijn te tekenen die door het nulpunt gaat en raakt aan de 4e cirkel.

Munster nr. 18A (klei met enkele rietresten)

Bij dit monster i s na de 4e belasting een doorgaande zetting ge-

meten die zo groot is, dat het niet mogelijk is de normaalspanning te bepalen, waarbij het monster zich in geconsolideerde toestand

bevindt. De wrijvingswaarden (c' en 0 ' ) zijn daarom gebaseerd op

de eerste drie belastingstrappen.

Rekenmodellen

-c_

Profiel 2

Dit profiel is aan de hand van de gegevens uit de boringen litho-

stratigrafisch verdeeld in 6 lagen. Daarbij is ook gebruik gemaakt

van een boring uit het vooronderzoek (zie bijlage D3). De zandige

kleilaag is op grond van de gevonden grondeigenschappen verdeeld

in twee lagen (1B en 1C) zodat uiteindelijk 7 lagen in het reken-

(45)

- 6 -

D e grondeigenschappen d i e voor d e berekeningen z i j n g e b r u i k t werden voor de lagen l A , 1B en 1C o n t l e e n d aan één monster gelegen i n de b e t r e f f e n d e l a a g . Voor de o v e r i g e lagen z i j n d e ingevoerde grond- eigenschappen gebaseerd op h e t relcenkuridig gemiddelde van de be- t r e f f e n d e monsters.

O p b i j l a g e G 1 i s de l a a g v e r d e l i n g getekend d i e g e b r u i k t i s b i j de g l i j v l a k b e r e k e n i n g e n . Tevens z i j n d e b i j de m i n i m u m evenwichts- f a c t o r e n behorende g l i j c i r k e l s op deze b i j l a g e getekend.

D e m i n i m u m e v e n w i c h t s f a c t o r e n z i j n i n Onderstaande tabel vermeld.

Profiel 3

O p grond van d e hoedanigheid van d e g r o n d s l a g i s h e t p r o f i e l i n

6 lagen v e r d e e l d , w a a r b i j t e v e n s gebruik i s gemaakt van twee

boringen u i t h e t vooronderzoek ( z i e b i j l a g e D3).

D e ingevoerde grondeigenschappen z i j n voor de meeste lagen ge- b a s e e r d op h e t rekenkundig gemiddelde van de b e t r e f f e n d e monsters. Voor de b e p a l i n g van d e wrijvingseigenschappen van l a a g 1A z i j n

de wrijvingswaarden van monster n r . 9 u i t p r o f i e l 2 g e b r u i k t , t e r w i j l de volumieke massa o n t l e e n d i s aan metingen gedaan ter, behoeve van h e t vooronderzoek.

D e l a a g v e r d e l i n g en d e b i j de minimum evenwichtsfactoren behoren-

de g l i j c i r k e l s z i j n op b i j l a g e G2 getekend. De minimum evenwichts- factoren z i j n i n onderstaande t a b e l vermeld.

(46)

- 7 -

C ’

k ~ / r n ’ l a a g

Analyse van de grondeigenschappen en aanvullende berekeningen

-

O grondsoort

i n P r o f i e l 2

D i t p r o f i e l bevindt z i c h i n de w e s t e l i j k e kade I.angs het Braasseiner- meer. D e uitgevoerde stabiliteitsberekeningen tonen aan d a t de kwa-

l i t e i t van a l l e i n h e t rekenmodel ingevoerde lagen van belang is voor de s t a b i l i t e i t van de kade. D e voor de v e r s c h i l l e n d e lagen ge- vonden waarden komen r e d e l i j k overeen m e t w a t vroeger door h e t LGM voor d e r g e l i j k e lagen i s gevonden. Voor zover meex monsters i n één l a a g voorkomen z i j n de onderlinge afwijkingen van de monsters g e r i n g . D e wrijvingswaarden i n l a a g 2B en l a a g 3(veen en k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n ) vertonen de g r o o t s t e s p r e i d i n g . D e oorzaak i s ge- legen i n h e t f e i t d a t w e t e maken hebben m e t e e n organisch s e d e n t a a t , waarin van n a t u r e g r o t e v e r s c h i l l e n kunnen voorkomen qua opbouw en samenstelling.

E r z i j n aanvullende berekeningen gemaakt m e t de gemiddelde w r i j v i n g s - waarden van Rijnland e n Delfland voor de. lagen 2B en 3 , achtereen- volgens veen en k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n . D e ingevoerde wrijvirigs- waarden z i j n i n onderstaande t a b e l vermeld.

Geval 2 2B 2,06 31,23 veen

3 1,96 21,30 k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n

Geval 2 Fl-2

D e minimum evenwichtsfactor berekend voor d i t geval i s h i e r o n d e r verme Id.

(47)

- 8 -

Geval 2 P r o f i e l 3

Ook d i t p r o f i e l i s gelegen l a n g s h e t Braassemerneer. D e g l i j v l a k - berekeningen tonen aan d a t de k w a l i t e i t van de lagen 1 t / m 4a van b e s ï i s s e n d e invloed i s op de s t a b i l i t e i t van de kade. D e gevonden wrijvingswaarden en volumieke massa's van de monsters i n deze lagen

F1-2 n = 1.,30

z i j n r e d e l i j k i n overeenstemming met w a t vroeger voor deze lagen i s gevonden. De s p r e i d i n g van de wrijvirigswaarden i s h e t g r o o k s t i n de lagen 2 en 3 (veen en k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n ) . Aanvullende berekeningen, waarbij de gemiddelde w r i jvingswaarden van Rijnland en Delfland bepaald voor veen en k l e i m e t p l a n t e n r e s t e n worden ingevoerd, geven h e t volgende r e s u l t a a t .

(48)

Samenvatting en conclusies

Het grondonderzoek en de laboratoriumproeven hebben een bevredigend

verloop gehad. De plaatsen van de monsters in de boorprofielen zijn

zodanig dat in de rekenmodellen voor vrijwel alle lagen monsters beschikbaar zijn ter bepaling van de grondeigenschappen.

De ingevoerde waarden kunnen als representatief voor de ter p'laatse aanwezige grondslag geacht worden.

Een deel van de kade langs het Braassemermeer wordt in dit onderzoek

gerepresenteerd door de profielen 2 en 3.

Bij de gemeten freatische lijn F1-1 bezit de kade in p P O f ? k i ! 2 een

voldoende overmaat aan stabiliteit. Wanneer deze freatische lijn

verhoogd wordt met 0,25 cm (Fl-21, dan is de overmaat aan stabili-

teit niet meer overeenkomstig de gestelde maat; bij de £reatische

lijn F1-3 (kade vrijwel geheel verzadigd) is de minimum evenwichts-

factor zover gedaald dat àe kade nog maar juist in evenwichk is.

De kade in profiel, 3 bezit bij zowel de gemeten freatische lijn

F1-1 als de aangenomen freatische lijn F1-2 een voldoende overmaat aan stabiliteit. Wanneer de kade nagenoeg verzadigd is met water

(Fl-3) is de overmaat aan stabiliteit dermate gering dat de kade

nog maar juist in evenwicht is.

Opgesteld door

Th. Lammerts.

I--

(49)

B i j dit rapport behoren de volgende bijlagen: O : legenda P1 : situatie 1:25000 D3 : dwarsprofielen nrc. 2 er1 3 B l en B2 : boorprofielen C 1 t/m C16 : celproefresultaten G 1 en G2 : resultaten vcw stabiliteitsberekeningen

F8 t / n i F l l : foto's van de boorrecultaten.

(50)

F.L. = f r e a t i s c h e l i j n X l a a q j e s s t u k j e s k l e i zand f i j n zand zand g r o f v e e n k l e i h o u d e n d s i 1 t h o u d e nd z a ndhouderi d humus houdend veenhoudend p 1 an t e n r e s t e n s c h e l p e n q r i nd h o u t r e s t e n k e i 1 eem 1 e e m p u i n k o o ì n s t e e l a a r d e Y 1 = p u l s b o r i n g P.B. S.B. = s t e e k b o r i n g 2 3 4 5 6 7 8 9 10 .1 1 1 2 13 = c o n t i n u b o r i n g 29 mm = c o n t i n u b o r i n g 66 mm = p e i l b u i s = w a t e r s p a n n i n g s m e t e r c . b . C . B . P.B. W . S . M . 3 . = vo.lumieke massa i n t / m = hand p e n e t r o m e t e r w a a r d e kN/m 2 o P T.V. . I - ~' ~ (: - 14 2 = torvatie-waarde i n kN/m 2 = c o h e s i e i n kN/m 15 16

=. hoek van inwendige? w r i j v i n g i n g r a d e n 1 7

18 19 = b e p r o P f d m o n s t e r - C = c e l p r o e f p = v o l u m i e k e massa 1 . 7 0 -i i

I

H = h o r i z o n t a l e d o o r l a t e n d h e i d V = v e r t i c a l e d o o r l a t e n d h e i d Sa= s a m e n d r u k k i n g s p r o e f R = r e s e r v e )8( c a r i t i n u b o r i r i g 2 9 mm c.oritiriuboring 66 mm n = e v e n w i c h t s f a c t o r == c ' + t-q 6' b e s c h i k b a a r c -t tg @ b e n o d i g d voox e v e n w i c h t O ;:s t e e k b o r i r i y

x

= o ~ ~ p e r v l a k t e b o r í n g

V

7 d i e p s o n d e r i n g

V

= m i d d e l z w a r e s o n d e r i n g

/

w a t e r s p a r i n i n g s m e t e r s c h e l p e n t c e l -

rm?

s i l t .

[w]

p u i n

[ml

g r i n d a a r d e L L A B O R A T O R I U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T

'KADEONOERZOEK RIJNSATERWOUDSCHE POLDER. BIJ &AG E

A4

CO

-23361

(51)
(52)
(53)
(54)
(55)

31 n

(56)

L A B O R A T O R f U M V O O R G R O N D M E C H A N I C A T E D E L F T

I

KAOEONDERZOEK RIJNSATERWOUDSC HE POLDER M BIJL:

6

:

SCHAAL

l:lOOhQ

4.

A4

CO-2336

1

O

2 9

BORINGEN

3-4

en3-5

(57)

. ! . . i

. . . . . ,

ior

BIJL

c

1

A

Cytaty

Powiązane dokumenty

S3 Current density-voltage curves of perovskite/silicon tandem solar cell with and without the optimized P2-PDMS attached on the front surface of transparent electrode ITO.. S4 The

Codziennie musiał wizytować większość szpitali, których w stolicy było podówczas ponad dwadzieścia 106 , a już ich samo rozmieszczenie wskazuje, iż poznał Warszawę

Mimo że książka obejmuje obszar Wileńszczyzny, brak w niej pol­ skich pom ników z tego samego okresu, niszczonych przez kolej­ nych okupantów ; takie zestawie­

Flint artefacts: 9 – flake with negative flake scars on the dorsal surface; 10 – mesial fragment of blade with scars on the dorsal surface; 11 – partially initial microflake; 12

Może on już dziś zapisać na sw oim koncie szereg osiągnięć nie kwestionow anych ani p rzez środowisko adwokatury, ani p rzez opinię spoza tego środowi­

[r]

[r]

N astępnie do roku 1933 zajm uje stanowisko zastępcy prokuratora Sądu N ajw yż­ szego ZSRR przy Głównym Zarządzie Politycznym (GPU). 1884) rozpoczął pracę w