Cl 84.11
waterloopkundig laboratorium
delft hydraulics laboratory
duinafslag ten gevolge van de stormvloed op
1 en 2 februari 1983
toetsing van het rekenmodel DUROS voor de
verwachting van duinafslag tijdens stormvloed
verslag onderzoek
R 587
INHOUD
blz.
1. Inleiding 1
2. Doel van het onderzoek 3
3. De randvoorwaarden. 4 3.1 Het profiel In de kustzone voor de stormvloed 4 3.2 Het profiel In de kustzone na de stormvloed 5 3.3 De korreldiameter D C Q 6 3.4 Het stormvloedpell 7 3.5 Golfhoogte 9 4. Bepaling van de opgetreden duinafslag met het programma HOKKUB. 10
5. Berekening van de verwachte afslag volgens rekenmodel DUROS 11 5.1 Het rekenmodel DUROS 11 5.2 Mogelijke foutenbronnen 13 5.3 Berekende hoeveelheid afslag .\ 14
6. Vergelijking van de berekende en de opgetreden hoeveelheden afslag..16
7. Conclusies. 19
LITERATUUR
TABELLEN
1 Geanalyseerde en getoetste T.A.W. raaien, overzicht 2 Meet- en peildata van de T.A.W. raaien
3 Korreldiameterverdeling D5 Q langs de Noord-Hollandse kust
4 Korreldiameterverdeling D50 langs de Texelse en Amelandse kust 5 Overzichtstabel DUROS berekeningen T.A.W. raaien Noordholland 6 Overzichtstabel DUROS berekeningen T.A.W. raaien Texel en Ameland 7 Verzameltabel van over T.A.W. raaigroepen gemiddelde waarden
FIGUREN
1 Getoetste en geanalyseerde T.A.W. raaien langs de Nederlandse kust 2 Korreldiameterverdeling D50 langs de Noord-Hollandse kust
3 Korreldiameterverdeling D5 Q langs de Texelse en Amelandse kust
4 Maximum peilschaal metingen langs de Noord-Hollandse kust 5 Maximum peilschaal metingen langs de Texelse en Amelandse kust
6 Geinterpoleerde stormvloedpeil, grenspeil en maximum peilschaal metingen voor de Noord-Hollandse kust
7 Geinterpoleerde stormvloedpeil, grenspeil en maximum peilschaal metingen voor de Texelse en Amelandse kust
8 Golfhoogten tijdens de stormvloed
9 Berekening duinafslag, voorbeelden zandverplaatsing 10 Principe van het rekenmodel voor duinafslag
11 Aangenomen waterstandsverloop tijdens superstormvloed
12 Duinafslag als functie van het stormvloedpeil met de duur als parameter naar M 1819 deel 1
13 Duinafslag stormvloed 1-2 februari 1983, berekeningen en metingen 14 Duinafslag stormvloed 1-2 februari 1983, berekeningen en metingen,
gemiddelden over de T.A.W. raaigroepen
BIJLAGEN
1 Overzicht Stormvloeden, naar Rapport SR57 Bijl. 2
2 Van de getoetste T.A.W.-raaien: het profiel v66r de storm, het profiel na de storm en het met DUROS berekende afslagprofiel
•DUINAFSLAG. TEN, GEVOLGE- VAN DE.STORMVLOED OP 1.EN 2 EEBRUARI 1983
•Toetsing- van h e t • rekenmodel, DUROS voor, d e - v e r w a c h t i n g van d u i n a f s l a g t i j d e n s s t o r m v l o e d
1. .Inleiding
Een belangrijk deel van Nederland ligt beneden zeeniveau. De beschermende waterkering bestaat voor een groot gedeelte uit duinen. Het is dus van belang
te weten of deze duinen een afdoende bescherming vormen tegen overstroming. Ingevolge de Deltawet wordt gestreefd naar een dusdanige veiligheid, dat stormvloeden met een maximale waterstand gelijk aan het ontwerppeil zonder calamiteiten kunnen worden weerstaan. Voor de duinen houdt dit in dat de afslag, die zal optreden tijdens de ontwerpstormvloed niet mag leiden tot een doorbraak.
Reeds vele jaren, wordt onderzoek uitgevoerd naar de mate van duinafslag die verwacht moet worden tijdens de ontwerpstormvloed. Vanaf 1965 wordt dit onderzoek geïnitieerd en begeleid door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, werkgroep 5, Duinen als Waterkering. Door deze commissie werd
in 1972 de "Richtlijn voor de berekening van duinafslag tengevolge van een stormvloed" gepresenteerd [ 1 ] .
De berekeningsmethode in deze richtlijn berustte op waarnemingen van duinafslag in de natuur aangevuld met een aantal speculatieve aannamen. Sinds de presentatie van de richtlijn in 1972 is uitgebreid experimenteel onderzoek verricht naar duinafslag in twee- en drie-dimensionale
modelopstellingen. Daarnaast werden natuurwaarnemingen uitgevoerd. Inmiddels zijn de bereikte resultaten verwerkt in een nieuwe berekeningsmethode DUROS (Dune Erosion) genaamd. Het rekenmodel is op het Waterloopkundig Laboratorium "De Voorst" ontwikkeld en in november 1982 gepresenteerd [ 2 ] .
Deze berekeningsmethode zal de basis vormen voor de leidraad voor de
beoordeling van de veiligheid van duinen als waterkering. Deze Leidraad, die nog in 1984 zal verschijnen, dient als vervanging van de richtlijn uit 1972
[1].
Op 1 en 2 februari 1983 is de Nederlandse kust getroffen door een stormvloed, die voor de sectoren Westholland, Den Helder en Delfzijl valt onder de
2
-qualificatie lage stormvloed en voor de sectoren Schelde en Harlingen onder de qualificatie middelbare stormvloed. Aangezien deze stormvloed zorgde voor niet onaanzienlijke duinafslag werd deze op advies van werkgroep 5, door de
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen aangegrepen als toetsing voor het rekenmodel DUROS.
Deze toetsing is uitgevoerd voor alle T.A.W. raaien in Noord-Holland, Texel en Ameland. Voor een overzicht van deze raaien wordt verwezen naar figuur 1 en tabel 1.
Het onderzoek is uitgevoerd op het Waterloopkundig Laboratorium de Voorst door ir. P. Vellinga en ir. G.K.F.M, van Banning. Dit verslag werd samengesteld door ir. G.K.F.M, van Banning.
-3-2. Doel, van het, onderzoek
Het doel van het onderzoek kan als volgt worden samengevat: - inventarisatie van alle metingen voor deze stormvloed, - bepaling van de opgetreden duinafslag,
- berekening van de, op grond van het rekenmodel DUROS, te verwachten duinafslag,
- toetsing van het rekenmodel DUROS door vergelijking van berekende en gemeten hoeveelheden duinafslag,
- interpreteren en verklaren van verschillen tussen gemeten en berekende duinafslag.
4
-3. De randvoorwaarden
De randvoorwaarden voor het rekenmodel DUROS worden bepaald door het profiel voor de storm, de korreldiameter D50 en de stormvloedomstandigheden. De hoeveelheid opgetreden duinafslag wordt berekend uit het inhoudsverschil van het gemeten kustprofiel boven stormvloedpeil voor en na de storm. In dit
hoofdstuk zullen achtereenvolgens verschillende randvoorwaarden zoals die zijn afgeleid uit gegevens van R.W.S. Adviesdienst Hoorn en KNMI worden behandeld.
3.1 .Het pxofiel van,de -kustzone vfiór de stormvloed
De meting van het profiel in de kustzone bestaat uit drie gedeelten n.1. de overduinmeting, de strandmeting en de loding. Voor de bepaling van de
hoeveelheid afslag, zijn alle drie deze metingen van belang. Het profiel v66r de stormvloed is in de bijlagen weergegeven als een doorgetrokken lijn.
De overduinmeting
De laatste overduinmeting v65r de stormvloed is voor vrijwel alle onderzochte raaien in de maanden september en oktober van 1982 uitgevoerd (zie tabel 2 ) . Aangezien het duinprofiel door de jaren slechts geringe veranderingen
ondergaat, mag worden aangenomen dat deze metingen goed overeenkomen met de ligging van het duinprofiel vlak v66r de stormvloed. Indien de overduinmeting landinwaarts niet ver genoeg beschikbaar was, is de laatste landinwaartse meting horizontaal geëxtrapoleerd.
De strandmeting
Voor alle T.A.W. raaien is als doel gesteld de strandmeting eens in de veertien dagen uit te voeren, om op deze wijze een goede benadering te verkrijgen van de ligging van het strandprofiel vlak voor een optredende stormvloed. De laatste strandmeting v86r de stormvloed heeft voor alle
getoetste raaien plaatsgevonden in de laatste drie weken voorafgaande aan de stormvloed (tabel 2 ) .
De strandmeting strekt zich in het algemeen uit vanaf enige meters boven de duinvoet tot aan de laagwaterlijn.
-5-De loding
De loding van het profiel zeewaarts van de laagwater-lijn heeft voor de T.A.W.-raaien in Noord-Holland in de septembermaand van 1982 plaatsgevonden, voor Texel in november - december 1982 en voor Ameland in april 1982 en in januari 1983. Voor de berekening van het afslagprofiel met behulp van het rekenprogramma DUROS is alleen het stuk van de loding dat zich dicht onder de kust bevindt van belang.
Voor het samenstellen van het totale profiel in de kustzone v66r de
stormvloed, dienen de overduinmeting, de strandmeting en de loding op elkaar te worden aangesloten. Hierbij levert vooral de aansluiting van de
strandmeting op de loding enige problemen op. Indien voor bepaalde afstanden uit de hoofmeetraai meer dan één meting beschikbaar was (overlappen van metingen), is steeds de meting genomen die qua meetdatum zo dicht mogelijk voor de stormvloedsdatum ligt. Soms geeft dit bij de overgang grote sprongen in waarden (zie bijlagen). Indien de metingen niet op elkaar aansloten omdat er metingen ontbraken, zoals in sommige Noord-Hollandse raaien het geval was, (aangegeven met kruisjes in Tabel 2) dan is er tussen de laatste meting van de strandmeting en de eerste meting van de loding, lineair gelnterpoleerd.
3.2 Het, profiel in de kustzone n ^ de stormvloed
De meting van het profiel in de kustzone na de stormvloed bestaat slechts uit 2 gedeelten, n.1. een strandmeting en een loding. Deze metingen worden
aangevuld met de reeds v66r de stormvloed gepeilde overduinmetingen. Voor de berekening van de duinafslag, uit vergelijking van de profielinhouden boven stormvloedpeil, is dus alleen het meest landwaarts gelegen stukje strandmeting van belang. Voor de DUROS-berekeningen is het profiel na de stormvloed
vanzelfsprekend niet van belang, hoogstens als toetsing zoals verderop in dit rapport zal gebeuren. Het profiel na de stormvloed is in de bijlagen
weergegeven als een streep-stiplijn.
De_strandmeting
De strandmetingen zijn in Noord-Holland en Texel binnen 1 a 2 dagen na de storm uitgevoerd, voor Ameland is de strandmeting 19 dagen na de storm uitgevoerd.
-6-De_loding
De loding van alle getoetste T.A.W.-raaien heeft twee a drie weken na de storm plaatsgevonden.
Voor het samenstellen van de totale profielen in de hele kustzone is hier dezelfde procedure toegepast als bij het profiel van voor de storm. Bij meer dan één meting is de meting het kortst na de stormvloed genomen; bij het ontbreken van metingen is lineair gelnterpoleerd. Waar gelnterpoleerd is, is dat in tabel 2 aangegeven met een kruisje.
3.3 De•korreldiameter
Voor de bepaling van de mediane korreldiameter D^Q in de T.A.W. raaien is
gebruik gemaakt van metingen van de korrelgrootte verdeling langs de
Nederlandse kust. Deze metingen werden verkregen van Rijkswaterstaat, Directie Waterhuishouding en Waterbeweging, District Kust en Zee, Adviesdienst Hoorn. De zandmonsters zijn om de twee kilometer genomen en wel op plaatsen langs het duin zoals aangegeven in de kleine subfiguurtjes bij de figuren 2 en 3. De monsters zijn allemaal genomen in de periode lopend van augustus 1982 tot aan de stormvloed. Een overzicht van de monstermetingen die gebruikt zijn voor de D50 bepaling zijn gegeven in tabelvorm in de tabellen 3 en 4 en in figuurlijke vorm in de figuren 2 en 3.
Voor de bepaling van de D5Q-waarde van een bepaald profiel is de onderstaande redenering gehanteerd.
Voor de hoeveelheid duinafslag is voornamelijk de korreldiameter D^Q v a n het
afgeslagen zand van belang. Hiervoor is de D50 waarde op enige hoogte boven de duinvoet en wel op een zekere horizontale afstand achter de voorkant van het duinprofiel (in dit geval monster nummer 5 op 1,50 m achter de voorkant van het duinprofiel) het meest representatief.
Naarmate de hoeveelheid duinafslag groter wordt, gaat ook de D50 w a a rd e van de
voorste duintop een rol spelen (monsternummer 3 ) . Daarnaast is voor de verdeling van het zand op het strand en indien ook daar nog afslag
plaatsvindt, monsternummer 6 van belang. Zodoende is consequent de volgende gewogen middeling uitgevoerd:
D5 Q (nr.6) + 2 D ^ (nr.5) + D (nr.3)
-7-Indien voor een bepaald monster meerdere metingen beschikbaar waren is steeds het gemiddelde genomen.
Voor de T.A.W. raaien is vervolgens tussen de gevonden gemiddelden gelnter-poleerd. De ingevoerde waarden zijn vermeld op de overzichtstabel 5 voor Noord Holland en op de overzichtstabel 6 voor Texel en Ameland.
3.4 Het stormvloedpell
De stormvloed van 1 en 2 februari 1983 is de zwaarste stormvloed, die de Nederlandse kust heeft getroffen sinds de januari storm in 1976. Uit het verslag van de stormvloed [3] is af te leiden waar en op welk moment de stormvloedpeilen optraden. Uit de bijlagen van dat verslag kan vervolgens worden afgeleid wat de bijbehorende waterstanden zijn. Ter informatie is het overzicht van de stormvloed, bijlage 2 uit rapport SR57 bij dit verslag als bijlage 1 toegevoegd.
Daarnaast is er informatie beschikbaar in de vorm van, door maximum peilschalen langs het strand geregistreerde, hoogste waterstanden. Deze gegevens zijn slechts voor een klein aantal raaien beschikbaar maar wel meestal op 2 plaatsen in een raai. Deze plaatsen zijn aangegeven als afstand
in meters land- of zeewaarts van de hoofdmeetraai. Er zijn zodoende voor elke maximum peilschaal ook steeds twee bodemniveau1s beschikbaar n.1. het
bodemniveau op die bewuste plaats in het kustprofiel v66r en na de storm. Men dient te bedenken dat de gemeten waterstanden voor een klein gedeelte bestaan uit golfopzet en voor het overgrote deel uit stormvloedopzet. Ter indicatie, bij deze storm bedroeg de stormvloedopzet gemiddeld 2 meter, terwijl voor de maximum golfset-up een waarde van 5/16 y H^r ma g worden aangehouden. Bij
een y van 0,6 en een H^r v a n 3 m komt dit overeen met een maximum set-up van
orde 0,5 m. De meetgegevens zijn m.b.v. lineaire inter- of extrapolatie
herleid naar een bodemdiepte van N.A.P. + 0,5 m. Indien voor een bepaalde raai slechts één meting beschikbaar was is de waterspiegelhelling herleid uit
eerdere registraties bij qua windrichting vergelijkbare stormvloeden. Een en ander is zichtbaar gemaakt op de figuren 4 en 5. Opvallend is de toenemende waterspiegelhelling langs de Noord-Hollandse kust in zuidelijke richting, blijkbaar is er vlak bij Den Helder minder golfopzet als verder naar het
zuiden. Het verloop van de gelnterpoleerde maximum peilschaalmetingen langs de kust is als stippellijn uitgezet in de figuren 6 en 7. Hieronder volgt een beschrijving van de optredende stormvloedstanden per kustgedeelte, indien
-8-wordt uitgegaan van het lineair gelnterpoleerde stormvloedpeil volgens figuur 6 en 7, zoals herleid uit het stormvloedrapport ( 3 ) .
.Noord-Holland ten zuiden.van km paal 42.
Voor het stuk kust ten zuiden van km paal 42 treedt de maximum stormvloedstand op gedurende het Ie hoogwater op 2 februari 1983 tussen 6 en 8 uur. Voor de waarden van deze maximum stormvloedstanden wordt verwezen naar figuur 6. De waarden van deze peilen zijn voor de peilstations langs de Nederlandse kust uit het stormvloedrapport gehaald, daartussen is lineair geinterpoleerd. Uit figuur 6 is echter ook te zien dat er gedurende het 2e hoogwater op 1 februari 1983 tussen 17.00 en 19.00 uur eveneens sprake is van een stormvloed. Alleen tussen km 42 en km 53 is deze stormvloed significant t.o.v. de
stormvloed gedurende het Ie H.W. op 2 februari. In dit gebied is er dus sprake van een tweelingsstormvloed. Op het effect daarvan voor de berekende
hoeveelheid afslag wordt in hoofdstuk 6 teruggekomen. Ter indicatie van de stormvloed is in figuur 6 tevens het grenspeil aangegeven. De voor de T.A.W. raaien aangehouden stormvloedpeilen zijn vermeld in de overzichtstabel 5.
•Noord-Holland -ten noorden van km .paal ,42,.
Voor het stuk kust ten noorden van km paal 42 treedt de maximum stormvloed-stand op gedurende het 2e hoogwater op 1 februari, tussen 18.00 en 23.00 uur. Tussen km 10 en km 42 is er eveneens sprake van een stormvloed gedurende het Ie hoogwater van 2 februari tussen 7.00 en 9.00 uur. Zie verder figuur 6. De voor de T.A.W. raaien aangehouden stormvloedpeilen zijn vermeld in de overzichtstabel 5.
TexeJL
De maximum stormvloedstand op Texel treedt op gedurende het 2e hoogwater van 1 februari, vallende tussen 23.00 uur op de Ie februari en 0.30 uur op de 2e februari. De maximum waarde wordt constant verondersteld langs de hele Texelse Kust op 2.80 m + N.A.P. (figuur 7 ) . De waarde is herleid uit de gegevens van het stormvloedrapport [ 3 ] .
Ameland
Voor Ameland treedt de maximum stormvloedstand op gedurende het 2e hoogwater van 1 februari, vallende tussen 0.30 en 2.00 uur op de 2e februari. De maximum waarde is afgeleid uit het stormvloedrapport en bedraagt 3.20 m + N.A.P.. De
-9-waarde is constant verondersteld voor de hele Amelandse kust (figuur 7 ) . De hier beschreven benaderingswijze voor het maximum stormvloedpeil is een simpele en weinig doeltreffende methode. De duur van de stormvloed is niet meegenomen en de peilen zijn slechts lineaire interpolaties voor de Noord-Hollandse kust, terwijl voor de waddeneilanden Texel en Ameland slechts de
peilschaalmetingen van de getijschrijvers te Nes op Ameland en te Oude Schild op Texel beschikbaar zijn. Bij gebrek aan beter zijn de toetsingsberekeningen uitgevoerd met deze gegevens.
3.5 Golfhoogte
Voor de golfhoogte zijn vrijwel geen gegevens beschikbaar vlak bij de
Nederlandse kust. De metingen zouden moeten komen van de golfmeetboei nabij Egmond aan Zee en de golfmeetboei nabij Texel Txl3 genaamd. De golfmeetboei nabij Egmond aan Zee heeft tijdens het hoogtepunt van de storm wel gewerkt, maar door de slechte verbinding met het ontvangststation zijn de gegevens niet geregistreerd. De golfmeetboei nabij Texel heeft in deze periode niet gewerkt. Verdere gegevens van de golfmeetboei ten noorden van Ameland zijn nog niet beschikbaar. Wel zijn beschikbaar golfmetingen van navigatieboei Euro 5, lichteiland Goeree en platform Penzoil-K13. De lokaties van deze meetpunten zijn:
Euro-5 : 3° 40' 30" 0. 52° 00' 18" N. Goeree : 3° 40' 12" 0. 51° 55' 30" N. Pennzoil : 3° 13' 0. 53° 13' N.
De metingen geven de significante golfhoogte voor ieder halfuur.
Tot slot is er door het KNMI in de Bilt voor de storm van 1 en 2 februari 1983 een golfvoorspellingsmodel gedraaid. Dit model, G0N0 OPER genaamd, geeft de significante golfhoogte voor het punt IJmuiden gelegen op 52° 34' Noord en 4° 04' Oost op een diepte van 25 m. Overigens geeft het model slechts éénmaal in de zes uur een signifikante golfhoogte.
Rekening houdend met de plaatsen waarop de meetgegevens en de uitkomsten van het voorspellingsmodel gegeven zijn, is uiteindelijk gekozen voor de metingen van Pennzoil K13 als meest representatief voor Texel en Noord-Holland. Bij gebrek aan beter zijn dezelfde Hs waarden ook voor Ameland aangehouden.
De meetgegevens alsmede de G0N0 OPER resultaten en de aangehouden significante golfhoogten zijn in figuur 8 weergegeven.
Rekening houdend met het tijdstip waarop de hoogste stormvloedpeilen zijn opgetreden is dé representatieve golfhoogte voor de T.A.W. raaien afgeleid. De ingevoerde waarden zijn vermeld in de tabellen 5 en 6.
-10-4. ,Bepallng van de opgetreden duinafslag met, het programma HORKUB
Voor de bepaling van de opgetreden hoeveelheid duinafslag is gebruik gemaakt van het horizontale kuberingsprogramma HORKUB. Dit programma bepaalt de inhoud van het kustprofiel boven stormvloedpeil v6ór en na de storm. Het verschil is de werkelijk afgeslagen hoeveelheid duin.
In feite is voor deze horizontale kubering alleen het meest landwaartse stuk strandmeting van belang, immers een overduinmeting is na de storm nog niet uitgevoerd. Zeker indien de strandmeting beperkt is gebleven tot het niveau van de duinvoet is de betrouwbaarheid van de berekende hoeveelheden
betrekkelijk gering. Een voorbeeld hiervan is raai 11.75 in Noord-Holland waar na de stormvloed slechts 1 meting boven stormvloedpeil beschikbaar is.
De met het horizontale kuberingsprogramma berekende hoeveelheden duinafslag staan vermeld in de overzichtstabellen 5 en 6.
-11-5. Berekening van de te .verwachten, hoeveelheid- duinafslag met behulp van, het rekenmodel, DUROS
5.1 Het rekenmodel DUROS
Hieronder volgt een summiere beschrijving van het rekenmodel, voor een uitgebreid verslag wordt verwezen naar het onderzoek hierover [ 2 ] . Het
afslagprofiel met daarin verwerkt de invloed van de golfhoogte en de korrel-grootte wordt beschreven door de formule:
>g y - 0.47U K^)!"» ( ü ^ ) " " » • 18]«" -2,0
waarin:
y = diepte beneden stormvloedpeil in m, x = afstand vanaf de duinvoet in m,
HQ s = significante golfhoogte op "diep water"
w = valsnelheid van het duinzand in m/s (D50 i n zeewater van 58 C)
Dit is een andere valsnelheid dan oorspronkelijk in het programma zat. De formule voor de valsnelheid was tot nu toe gebaseerd op leidingwater van 10° C en luidde
log (l/w) = 0,476 (log D5 Q)2 + 2,180 log D ^ + 3,190
De bijgestelde formule voor zeewater van 5° C waarmee alle berekeningen zijn uitgevoerd luidt:
log (l/w) = 0,476 (log D5 Q)2 + 2,180 log D5 Q + 3,226
Voor de achtergronden van deze verbetering wordt verwezen naar de notitie over valsnelheden, M 1263 IV b [ 4 ] .
Het met de formule bepaalde afslagprofiel strekt zich uit vanaf:
x = 0, y = 0 tot
x = 250 ( H Q g / 7 , 6 )1'2 8 ( 0 , 0 2 6 8 / w )0'5 6 met
1 2
-Boven de duinvoet is de helling van het profiel 1:1. Aan de zeewaartse zijde wordt het profiel begrensd door een helling 1:12,5.
De duinafslag ten gevolge van een stormvloed kan worden bepaald door het schuiven van dit profiel (met y = 0 is stormvloedpeil) ten opzichte van het beginprofiel tot een situatie is bereikt waarbij het erosieoppervlak gelijk is aan het aanzandingsoppervlak. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat het zand alleen in zeewaartse richting kan worden verplaatst, zie figuur 9.
De rekenprocedure voor de bepaling van duinafslag is geautomatiseerd in de vorm van een numeriek computermodel, genaamd DUROS. De naam is afgeleid van het woord duinexosie.
Het rekenmodel heeft als invoer:
- kustprofiel voor de stormvloed - stormvloedpeil (s.v.p.)
- significante golfhoogte op "diep water" ( H QS)
- korrelgrootte van het duinzand
Het rekenprogramma heeft als uitvoer:
- ligging van kustprofiel na de stormvloed in de vorm van een tekening - hoeveelheid duinafslag boven stormvloedpeil
- teruggang van het duin ter hoogte van stormvloedpeil - positie van de duinvoet na de stormvloed
- positie van de top van het duinfront na de stormvloed.
Het principe van het rekenmodel voor Duinafslag is weergegeven in figuur 10.
Voor de toepassing van het rekenmodel moeten de volgende opmerkingen worden gemaakt.
- Het model geldt voor de Nederlandse situatie waarbij wordt uitgegaan van een stormvloedverloop met êén top waarbij het niveau van stormvloedpeil minus 1 m, gedurende 5 a 6 uur wordt overschreden, zie ook figuur 11. - Het model geldt alleen voor situaties waarbij de korrelgrootte van het
-13-150 \m < D5 Q < 400 um
- Het model geldt alleen voor situaties waarbij de steilheid van de golven groter is dan de waarde H 0S/ Lo = 0>02.
- Over het algemeen zal vlak na de stormvloed een strandprofiel worden
gemeten dat iets lager ligt dan het profiel van het rekenmodel. Dit is het gevolg van een herverdeling van zand na het hoogtepunt van de stormvloed. - Voor de golfhoogte H QS moet de significante golfhoogte worden ingevoerd.
Als richtlijn kan hierbij worden uitgegaan van de significante golfhoogte op een waterdiepte van 20 21 25 m.
Het rekenmodel DUROS is geïmplementeerd op de computer van de Dienst
Informatieverwerking van Rijkswaterstaat, de ünivac (U-1100). Het rekenmodel is tevens beschikbaar bij het Waterloopkundig Laboratorium.
Het programma is geschreven in de computertaal Fortran-5.
5.2 «Mogelijke foutenbronnen
Uitgaande van de veronderstelling dat de berekeningswijze volgens DUROS een goed resultaat geeft mits de invoer juist is kunnen er 4 mogelijke
foutenbronnen in de invoer worden aangewezen, nl.: - Korrelgrootte van het duinzand
- Het kustprofiel voor de storm
Significante golfhoogte op "diep water" - Stormvloedpeil
Daarnaast kan als foutenbron worden aangewezen, de achteraf bewerking die nodig is om het tijds- en vormeffekt van de stormvloed weer te geven, indien niet wordt uitgegaan van een nette enkeltoppige stormvloed, met een regelmatig verloop zoals beschreven in 5.1 (zie ook figuur 1 1 ) .
Uit rapport M 1819 deel I [5] is de duinafslag boven stormvloedpeil als functie van het stormvloedpeil met de stormduur als parameter af te leiden. Dit is gebeurd in figuur 12. Bij een constant stormvloedpeil van N.A.P. + 5,0 m, een H QS van 7,6 m en een Tp van 12 sec. treedt na 5.48 uur een hoeveelheid
duinafslag op van + 275 m3/m'. Een proef onder dezelfde omstandigheden met een
variërend stormvloedpeil volgens figuur 11 en een maximum stormvloedpeil van N.A.P. + 5,0 m, geeft een geheel ander afslagverloop. Uit een en ander blijkt
-14-heel duidelijk dat er sprake is van een tijds- en vormeffect. De juiste manier om deze invloeden te verdisconteren in het eindresultaat is nog niet bekend. In feite valt. het effect van een tweelingstormvloed ook onder deze
achterafbewerking. Men dient hierbij te bedenken dat een eenvoudige
achterafbewerking door de afslag volgens DUROS met een bepaalde factor te vermenigvuldigen niet werkt. Immers een minimale afslag maal een factor, die kleiner zal zijn als 2, blijft een minimale afslag.
Voor het DUROS programma zijn vooral het stormvloedpeil en de korrelgrootte van het zand van invloed op het eindresultaat. Voor de significante golfhoogte op "diep water" geldt dit in mindere mate. Hoe minder de opgetreden afslag des te belangrijker is de invloed van een fout in het uitgangsprofiel is.
Toegespitst op de stormvloed van 1 en 2 februari 1983 gelden de volgende opmerkingen:
- De mogelijkheden van fouten in de invoer voor wat betreft de korrelgrootte, zijn tot een minimum gereduceerd door de gebruikte middelingsmethode. De gevonden korreldiameters liggen binnen de grenzen zoals aangegeven voor het DUROS model.
- Door de frequentie van meten van de kustprofielen is de fout hierin relatief klein voor wat betreft het werkelijke profiel direkt voor de storm. Bij kleine hoeveelheden afslag kan echter een kleine fout van grote invloed zijn.
- Door de wisselende golfhoogten tijdens de stormvloed is een zekere onnauw-keurigheid in de aangenomen significante golfhoogte niet te voorkomen. Het uiteindelijke effect van deze fout is relatief klein. Doordat er geen golfhoogte metingen voor Ameland beschikbaar waren kan de fout in de hiervoor aangenomen golfhoogte toch van invloed zijn.
- Door de lineaire interpolatie van de stormvloedpeilen tussen de
meetstations, en het niet voldoen aan de voor DUROS gestelde eisen ten aanzien van duur en vorm van het waterstandsverloop tijdens de stormvloed, kunnen aanzienlijke fouten optreden.
5.3 Berekende hoeveelheid afslag
De berekende hoeveelheden afslag staan voor de Noord-Hollandse raaien vermeld in tabel 5 en voor de. Texelse en Amelandse raaien in tabel 6. Alle berekende afslagprofielen zijn samen met het profiel vóör en na de stormvloed getekend
-15-in de bij dit rapport gevoegde bijlagen. Van elk profiel langs de kust dat berekend is, is zowel een overzichts- als een detailplot beschikbaar. De figuurnummers slaan op de nummering in de totaaltabellen 5 en 6.
Het profiel in de kustzone voor de stormvloed is getekend als een doorgetrok-ken lijn. Het profiel in de kustzone na de stormvloed is getedoorgetrok-kend als een streep-stip-lijn. Het afslagprofiel volgens DUROS is getekend als een
streepjeslijn. Gezien de grote variabiliteit van de korreldiameter mag uit de figuren worden geconcludeerd dat de helling van het berekende afslagprofiel bijzonder goed aansluit bij de gemeten profielen. Het rekenmodel is gebaseerd op een sluitende zandbalans in dwarsrichting. Deze basisveronderstelling wordt niet zonder meer bevestigd door de metingen. Vermoedelijk heeft een
herverdeling van zand plaatsgevonden in het tijdsbestek tussen de stormvloed en de strandmeting. Vooral de helling van het afslagprofiel boven de waterlijn vertoont een zeer goede overeenkomst met het profiel na de storm.
-16-6. .Vergelijking van de berekende en. de opgetreden hoeveelheden afslag
De waarden voor de vergelijking van de gemeten en berekende afslag
hoeveelheden zijn samengevat in de tabellen 5 en 6. Een en ander is tevens weergegeven in figuur 13. De streepjeslijnen in figuur 13 geven de
standaardafwijking volgens het rekenmodel. Uitgaande van een normale verdeling zou 68% van alle resultaten binnen de streepjeslijnen moeten liggen. Van de 47 punten liggen er 8 buiten de standaardafwijking zijnde 17%, zodat de toetsing geslaagd mag worden genoemd.
Algemeen kan gezegd worden dat de waarden voor Ameland zeer goed kloppen, dat voor Texel de DUROS berekeningen te veel en in Nóord-Holland vanaf km. raai 16
tot en met 60 de DUROS berekeningen te weinig afslag geven.
Tenslotte zijn de T.A.W. raaien per groep uitgemiddeld en nogmaals weergegeven in tabel 7 en figuur 14. Ook hier blijkt een nogal aanzienlijke afwijking tussen berekende en gemeten hoeveelheden afslag, specifiek voor de raaigroepen 3, 4, 5, 6 en 7 in Noord-Holland.
De oorzaak hiervoor dient naast het effect van de tweelingstormvloed voor de raaigroepen 4 tot en met 6 gezocht te worden in het waterstandsverloop tijdens de stormvloed. Een nadere analyse van de vorm van de gemiddelde getijkromme en het verloop daarvan langs de Nederlandse kust leert het volgende: Ten zuiden van het eiland Goeree is er sprake van een enkeltoppige min of meer
regelmatige getijgolf. Ter plaatse van Hoek van Holland ontstaat bij laag water een zogenaamde agger. Deze onregelmatigheid in de vorm van de
getijkromme schuift langzaam langs de getijkromme en tegelijkertijd langs de Hollandse kust omhoog tot hij ter plaatse van Den Helder het hoogste punt in de getijkromme heeft bereikt om vervolgens weer te verdwijnen. De sterkte van het verschijnsel verloopt van plaats tot plaats en met de intensiteit van het getij (bij springtij grote agger, bij doodtij een kleine of geen agger) [ 6 ] . De gemiddelde getijkromme van Den Helder heeft daardoor een bijzonder kenmerk tijdens het hoogwater n.1. een uitgerekte vorm als gevolg van een zogenaamde "dubbele kop". De eerste "kop" beëindigt een snelle rijzing van het laagwater, waarna een verdere langzame rijzing wordt afgesloten door de tweede "kop". Bij gemiddeld tij doet dit verschijnsel zich voor langs het noordelijke gedeelte van de kust van Noord-Holland, bij Den Helder is dan de tweede "kop" het hoogst, bij Petten de eerste "kop". Tussen deze twee koppen zit een
1 7
-duinafslag is naast de hoogst optredende waterstand ook de duur van de
overschrijding van dat maximum niveau minus 1 m van belang. Vooral indien de onregelmatigheid in de vorm van de getijkromme zich in de buurt van het hoogwater bevindt, kan dit resulteren in een langdurig optreden van een hoog waterstandsniveau, resulterend in extra duinerosie. Gemiddeld treedt deze situatie op tussen Petten en Den Helder (verspringen van hoogwatertijdstip met ± 3 u u r ) . Indien er sprake is van een stormvloed zal de windopzet niet alleen
zorgen voor een verschuiving van het tijdstip van hoogwater, (stijgende windopzet leidt tot vervroeging en dalende windopzet leidt tot verlating van het tijdstip van hoogwater) maar bij een dubbele kop zal de invloed van de wind, van de laagste kop de hoogste kunnen maken. Er treedt dus ook een verschuiving op van de plaats langs de kust waar het hoogwater verspringt.
Een en ander toegespitst op de stormvloed van 1 en 2 februari 1983 geeft het hierna volgende beeld. Voor de waterstandsverloopkrommen op het relevante stuk
tussen IJmuiden en Texel zijn de getijschrijver registraties weergegeven in figuur 15.
Haven-IJmuiden: Voor de haven van IJmuiden geldt dat weliswaar de stormvloed op 2 februari om ~ 7.00 uur M.E.T. de hoogste is maar de voorafgaande
stormvloed op 1 februari is slechts weinig lager. Van de zes uur durende overschrijding van de maximum waterstand - l m , zoals in DUROS verondersteld, is hier geen sprake meer, deze waterstand wordt gedurende meer dan 11 uur overschreden. Kenmerkend is nog dat reeds in IJmuiden de tweede "kop" de hoogste is. Het verspringen van het hoogwater vindt dus ten zuiden van
IJmuiden reeds plaats.
Petten: Ter hoogte van Petten is de stormvloed van 1 februari overheersend. Ook hier is duidelijk de tweede kop de hoogste en is er sprake van een
langduriger overschrijding van het maximum stormvloedpeil -1 m als in DUROS is aangenomen.
Den Helder: Hoewel ook hier tijdens de stormvloed nog sprake is van de dubbele "kop", is dit effect door de extra versterking van het tweede hoogwater bij rijzende windopzet nauwelijks meer herkenbaar. De kop van de waterstands-verloopkromme is wel nog iets verbreed maar veel invloed op de duinafslag zal dit niet meer hebben.
-18-Oude Schild: Voor -18-Oude Schild op Texel is er weer sprake is van een net enkeltoppig stormvloedsverloop op 1 februari. Voor het verloop van de waterstand op 2 februari is er echter nog duidelijk sprake van een dubbele "kop" die het gevolg is van het door de afnemende windopzet minder verzwakken van de eerste kop als van de tweede kop.
Resumerend kan gesteld worden, dat de met DUROS berekende duinafslag hoeveel-heden voor de raaigroepen 3 tot en met 7, ofwel van enkele kilometers ten zuiden van IJmuiden tot enkele kilometers ten zuiden van Den Helder, te weinig duinafslag aangeven. Zij moeten dan ook niet als representatief voor de
toetsing worden beschouwd. Dat de berekende hoeveelheden veelal toch binnen de standaardafwijking van het model vallen is te wijten aan de voor DUROS kleine afslaghoeveelheden en de grootte van de standaardafwijking hierbij.
-19-7. .Conclusies
Het DUROS-model voor de voorspelling van duinafslag geeft een goede
kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van de hoeveelheid duinafslag. Het DUROS-model geeft voor relatief lage stormvloeden zoals die van 1 en 2
februari 1983 een grote spreiding. Deze spreiding, de aangegeven standaard-afwijking van de hoeveelheid duinafslag is er = 0,10 A + 20 m V m ' • De marge van 20 m^/m' hierin is onafhankelijk van de afslag.
Er wordt dus bij lage stormvloeden gewerkt in de marge van het model, omdat niet te voorkomen meetonnauwkeurigheden in de invoer grootheden, een grotere onnauwkeurigheid in het eindresultaat geven dan de werkelijke
afslaghoeveelheid. Toch blijkt het model ook voor deze stormvloed redelijk goed te voldoen. Slechts 17% in plaats van de te verwachten 34% van alle berekende afslaghoeveelheden valt buiten de standaardafwijking van de gemeten hoeveelheid duinafslag. De toetsing als zodanig mag dan ook geslaagd worden genoemd.
In de praktijk blijkt het verzamelen van de juiste invoergegevens voor het voorspellen van de afslaghoeveelheden, een groot probleem. De foute uitkomsten lijken eerder te zijn veroorzaakt door minder nauwkeurige invoergegevens dan door een verkeerde beschrijving van het afslagproces in het DUROS-model. Het verdient aanbeveling het model variabel toepasbaar te maken voor willekeurige stormvloeden, waarbij het tijds- en vormeffekt van de water-standsverloopkromme in de berekeningen kan worden verdisconteerd. De wijze waarop dit moet gebeuren zal nader moeten worden onderzocht. Wil het model nog beter toepasbaar worden voor lagere stormvloeden, dan is een goede meting van de waterstandsverloopkromme, ter plaatse van de door te rekenen duinprofielen onontbeerlijk.
Dit geldt vooral voor de Noord-Hollandse en de Texelse kust. Op deze stukken kust is er namelijk sprake van een langdurige hoge waterstand als gevolg van een dubbele "kop" in de getijkromme.
.LITERATUUR
1 Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Richtlijn voor de berekening van duinafslag ten gevolge van een stormvloed, juli 1972
2 Waterloopkundig Laboratorium
Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens superstormvloed, Verslag onderzoek, M1263 deel IV, november 1982
3 Rijkswaterstaat, directie Waterhuishouding en Waterbeweging, Operationele Afdeling
Verslag van de stormvloeden van 1 en 2 februari 1983 (SR57).
4 Waterloopkundig Laboratorium
Valsnelheid van zand en zeewater van 5° C. Notitie ten behoeve van de toepassing van het rekenmodel voor duinafslag, M 1263 V b, september 1983
5 Waterloopkundig Laboratorium
Systematisch onderzoek naar kenmerkende factoren voor duinafslag Verslag modelonderzoek, M 1819 deel 1, december 1982.
6 Rijkswaterstaat, Hoofddirectie van de waterstaand, Directie Waterhuishouding en Waterbeweging.
Getijtafels voor Nederland vanaf 1980 's Gravenhage, mei 1982.
Noord-Ho Hand
5.68
6.08
6.48
10.54
11.15
11.75
16.26
16.68
17.08
28.00
28.32
28.64
40.00
40.50
41.00
48.00
48.50
49.00
59.50
60.00
60.50
61.00
61.50
70.00
70.50
71.00
Texel
9.20
9.60
10.01
19.12
19.52
19.92
22.11
22.51
22.91
26.00
26.40
26.80
Ameland
9.60
10.00
10.40
13.60
14.00
14.40
21.00
21.40
21.80
1
r-l1
<u H1
vu 1-1 rH oi u o z km raai 9.60 10.00 10.40 13.60 14.00 14.40 21.00 21.40 21.80 9.20 9.60 10.01 19.12 19.52 19.92 22.11 22.51 22.91 26.00 26.40 26.80 5.68 6.08 6.48 10.54 11.15 11.75 16.26 16.68 17.08 28.00 28.32 28.64 40.00 40.50 41.00 48.00 48.50 49.00 59.50 60.00 60.50 61.00 61.50 70.00 70.50 71.00 vóór de overduin-met ing ll-10-'82 - > • • * ll-10-'82 6- 9-'82 14-12-'82 6- 9-'82 7- 9-'82 " 30- 9-'82 7- 9-'82 11 6- 9-'82 " 4-ll-'82 30-ll-'82 10- 9-'81 4-ll-'82 14-10-'82 4-ll-'82 it •t ti 30- 9-'82 i i tt l-10-f82 tt tt tt 29-9-'82 i i " i i i i i t 30-9-'82 28-9-'82 it stormvloed strand-meting 10-l-'83 ti " ti ii " it " 21-l-'83 28-l-f83 20-l-'83 " " i i 26-l-'83: i i 1 1 i i i i t i " i i i t 21-l-'83 ti i i 17-l-'83 it ti 21-l-'83: ti it 20-l-'83 i i n i i 11-1—»833 it ti l o d i n g 24-l-'83 i i i i i i 1 1 i t 6-4-'82 2-12-'82 i i i t t i 1 1 i i 5-ll-'82 14-9-'82 t i ti ti it •t ti ti it it tt 15-9-'82 it » " •• » it " ti » it na de strand-meting 21-2-'83 it " it " it i i ti i i 3-2-'83 i i t i " i t i i - ii t i i i t i 3-2-'83 » tt tt tt t i 4-2-'833 i t i i t i tt i t t i tt i i it i i it tt i t i i stormvloed loding 18-2-'83 i i » •t it ti it •t it 16-2-'83 i t i i » t i i t i i i t i t i t 1 1 t i 17-2-'83 i i tt ti i i it it tt " i i ti ti it i t ti •t tt ti 22-2-'83 ti it ti tt it ti ti x = lineaire interpolatiekmr. 68.00 66.00 64.00 62.00 58.50 56.75 54.00 52.00 50.00 46.00 44.00 42.00 40.00 37.75 36.00 34.00 32.00 30.00 26.54 16.47 14.62 12.65 9.48 7.89 6.08 2.10 D50 Noord-Holland (pm)
®
190
207
288
262
280
157
196
205
232
228
249
271 .
303
270
317
284
280
292
235
296
318
226
314
236
228
232
®
243
194
266
262
299
200
203
201
216
225
245
232
245
240
306
220
243
243
237
284
250
237
277
254
189
228
©
206
183
208
239
243
205
200
216
222
226
227
248
244
240
247
243
258
239
230
280
285
205
246
229
224
225
gem.
221
195
257
256
280
191
201
206
222
226
242
246
259
248
294
242
256
254
235
286
276
226
279
243
208
228
gem.
50,
+ 2xD
Haven IJmuiden
Hondsbossche Zeewering
50 (
D50.
kmr.
30.41
28.60
24.40
22.51
20.91
19.52
18.53
15.86
13.92
12.10
D50 Texel (nm)
©
215
231
269
214
215
204
201
197
199
204
©
199
182
216
192
197
205
202
176
194
195
0
204
205
213
212
193
220
202
196
192
205
gem.
204
200
229
202
201
209
202
195
186
200
kmr.
24.00
20.00
18.00
16.00
14.00
12.00
8.00
6.00
4.00
2.00
D50
©
171
164
185
184
179
190
181
187
184
187
Ameland
©
170
167
160
163
176
154
165
178
203
176
(Hm)
©
164
163
160
169
161
162
169
188
189
178
gem.
169
165
166
170
173
165
170
183
195
179
gem.
50
+ D,
50,
Noord Holland
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
Raai (km) 5.68 6.08 6.48 10.54 11.15 11.75 16.26 16.68 17.08 28.00 28.32 28.64 40.00 40.50 41.00 48.00 48.50 49.00 59.50 60.00 60.50 61.00 61.50 70.00 70.50 71.00 S.V.P.(m)
2.68 2.68 2.68 2.67 2.67 2.67 2.66 2.66 2.66 2.58 2.58 2.58 2.47 2.47 2.47 2.50 2.50 2.50 2.58 2.58 2.59 2.59 2.60 2.68 2.68 2.68 D50
(Mm)
209
209
209
265
259
250
284
286
288
242
244
246
258
255
251
223
223
223
273
270
266
263
260
248
254
261
HOs
(m)
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
5.0
4.5
4.5
4.5
4.5
4.5
4.5
4.5
4.5
DUROS afslag (m3/m) 35.46 48.04 7.67 1.50 33.45 14.57 3.48 7.88 4.46 13.12 5.90 1.20 2.15 2.36 0.12 20.43 0.34 1.04 0.80 7.98 0.85 22.58 14.61 23.63 13.29 8.96 gem.= 11.38 Horkub (m3/m) 41.17 21.27 9.80 11.26 13.98 1.45 8.72 25.63 22.85 26.43 25.30 11.60 20.47 24.21 16.97 55.13 7.15 21.28 18.60 53.35 24.31 52.37 48.76 10.58 15.01 10.35 gem.= 23.00 Valsnelh. (m/sec) 0.024345 0.024345 0.024345 0.032944 0.032029 0.030653 0.035825 0.036127 0.036428 0.029426 0.029733 0.030040 0.031876 0.031418 0.030806 0.026503 0.026503 0.026503 0.034160 0.033703 0.033096 0.032639 0.032182 0.030346 0.031265 0.032334 Teruggang duinvoet(m)
6.83 9.35 8.83 5.41 9.89 6.44 7.07 6.65 5.91 5.08 8.75 5.82 5.10 5.83 1.48 3.32 3.17 4.66 4.32 6.63 4.25 4.80 4.36 15.51 14.18 10.65 gem.= 6.86Texel 1 2 3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 Raai (km) 9.20 9.60 10.01 19.12 19.52 19.92 22.11 22.51 22.91 26.0 26.4 26.8 S.V.P. (m) 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 2.80 D50
(|im) 200 200 200 205 207 208 202 202 206 218 215 212 HOs (m) 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 DUROS afslag (m3/m') 39.49 47.26 24.24 50.40 38.72 25.65 38.75 39.03 32.00 48.72 75.50 52.85 gem.= 41.89 Horkub m3/m') 70.02 71.70 34.43 19.60 29.27 20.07 19.49 20.02 19.40 30.28 69.24 38.15 gem.= 36.80 Valsnelheid (m/s) 0.022958 0.022958 0.022958 0.023729 0.024037 0.024191 0.023266 0.023266 0.023883 0.025732 0.025270 0.024808 Teruggang duinvoet (m) 6.02 3.43 5.42 6.61 5.23 4.73 5.51 11.12 10.97 5.53 5.79 6.04 gem.= 6.37 Amel. 1 23
4
5 67
89
Raai (km) 9.60 10.00 10.40 13.60 14.00 14.40 21.00 21.40 21.80 S.V.P. (m) 3.20 3.20 3.20 3.20 3.20 3.20 3.20 3.20 3.20 D50(nm)
168 167 167 171173
172 165 166167
Hos (m) 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 DUROS afslag (m3/m') 4.57 9.33 7.61 35.77 41.70 35.45 33.39 40.89 22.03 gem.= 25.64 Horkub (m3/m') 10.31 7.00 8.37 38.41 45.23 33.13 35.89 38.07 37.35 gem.= 28.20 Valsnelheid (m/s) 0.018057 0.017905 0.017905 0.018513 0.018818 0.018665 0.017601 0.017753 0.017905 Teruggang duinvoet (m) 5.56 16.04 8.90 13.85 13.34 10.88 10.51 10.80 8.57 gem.= 10.94Loka-tie
.an
d
T—1 I-I 1 >-* O o i-i (*\ <U H d I-l i-H fll1
raai groep nr. 1 2 34
5
67
8 9 10 11 1213
14
15 T.A.W.-raai-serie rond km.paal (km) 6.08 11.15 16.68 28.32 40.50 48.50 60.50 70.50 9.60 19.52 22.51 26.40 10.00 14.00 21.40 S.V.P. (m) 2.68 2.67 2.66 2.58 2.47 2.50 2.59 2.68 2.80 2.80 2.80 2.80 3.20 3.20 3.20 D50
gem. (Hm) 209 258 268244
255 223 266 254 200207
203 215 167 172 166 HOs (m) 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.04.5
4.5
5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 DUROS afslag (m3/m') 30.39 16.51 5.27 6.47 1.54 7.27 9.36 15.29 37.00 38.26 33.26 59.02 7.17 37.64 32.10 Horkub (m3/m') 24.09 8.90 19.07 21.11 20.55 27.85 39.48 11.98 58.72 22.98 19.64 45.89 8.56 38.92 37.10 Max.peil-schaal metingen (m) 2.95 2.93 2.99 2.83 2.81 2.79 2.91 2.74 3.10 3.16 3.06 2.98 3.24 3.18 3.38 Teruggang duinvoet (m) 8.34 7.25 6.54 6.55 4.14 3.72 4.87 13.45 4.96 5.52 9.20 5.97 10.17 12.69 9.96Km 2600 26 CO 26 80 kmr kmr kmr _ — 21.00 13.60 9.60 21.40 14.00 10.00 ^ ^ / tcrschelling 21.80 \ 10.401\ / \ in in '" _^~—'— ""^om«land ^^holw«rd l/ich.ooa Km Km Km Km Km Km Km Km Km Km Km 22 20 19.12 9.20 5 6 8 1054 16.26 28.00 CO. 00 6 8 0 0 5950 6100 70.00 2280 19.52 9 6 0 6 08 11 15. 16.68 28.32 CO 50 C8 50 60.00 6150 70 50 2300 ^ i 1992 ^ ^ ^ 10 01 _ ^ _ ^ ^ 6C8 f 11 75 " ^ J 1708 "~^^ J 28.64. / 41.00 J 4900 ƒ 6050 /imuidei 7100 J
GETOETSTE EN GEANALYSEERDE T.A.W. R AAI EN
LANGS DE NEDERLANDSE KUST
m o c o E c '5TJ • e c O c o w 4-o In c O
E
c ' D TJ o (D CO m CM i lE
CD X haven U muiden Hondsbos: Zeewering che •Ji» f—o
CM O O CM CM O CM O CM CM8
CM korreldiameterm8%
T23
O OJ=8
ó O Q Ü: UJ3
UJ Xo z
o5
KORRELDIAMETERVERDELING D
5 0LANGS
DE NOORD - HOLLANDSE KUST
m
o c oE
•
(0 1 -o tr? c o • Q O tf) CO o 1/) c oE
o (0 • m X CM i lE
O O) X O>—X*V.
- T / J 1 CM Ofe z
<
_ lu
g
CM O CM CM O CM CM O O CM O CO O (Okorrcld ia meter D50 (|im)
<-O
19
: = C M U Lü co oE
KORRELDIAMETERVERDELING D
5 0LANGS
• /
/ p
00 / • • • / / m <o /J
o' otf"
2-/
7
o 8/ /*w /
/ '
I / I ""*
o ^
1E
Ó O O c in c°' I
ino
rrf m 0) m oo fm
CM+ w a t e r s t a n d boven N.A.P ( m ) <-MAXIMUM PEILSCHAAL METINGEN
VOOR DE NOORD-HOLLANDSE KUST
3,50
indien gegevens max. peilschaal niet
beschikbaar waren zijn deze
aan-gevuld met waterspiegel hellingen
uit eerdere sv. n.l. 18-1-'83en16-12-'82
Tx 9,60 ' X '
2,90
2,80
• 1.50
• 0,50 -0,50
-> bodemniveau t.o.v. N.A.P(m)
MAXIMUM PEILSCHAAL METINGEN VOOR
DE TEXELSE EN AMELANDSE KUST
o o q • « - •
ii
hoogte boven NAP (m)
<-GEINTERPOLEERDE STORM VLOEDPEIL GRENSPEIL
EN MAXIMUM PEILSCHAAL METINGEN VOOR DE
NOORD - HOLLANDSE KUST
\ / 3: I et CVJ n 1 <\J 1 ^ ~ > CL
8
CO CM:
8
cd Cfz
UJ\
\
\
\
\
# >• CO CO 1 CM «-CL' S. V CL O O O O ro o oo CM2
CM O X LU*•§
CM CM ohoogte boven N.A.P (m)
<-°s
q
II
GEINTERPOLEERDE STORMVLOEDPEIL GRENSPEIL
EN MAXIMUM PEILSCHAAL METINGEN VOOR
DE TEXELSE EN AMELANDSE KUST
CM
GOLFHOOGTEN TUDENS DE STORMVLOED
oppervlak L'-;-:-:< _ oppervlak X///A
VOOR DE S T O R M V L O E D NA DE S T O R M V L O E D
BEREKENING DUINAFSLAG, VOORBEELDEN
ZANDVERPLAATSING
I
m
5
o
O5
c
CD Q< "o
O *
0 z
» Q
1 S
>
Im
m
m
z
O
Dm
stormvloed peil
T
afslagprofid
0,75 H
O safslagprofid schuift in landwaarts^
richting tot afslag = aanzanding
128
)' (
056
)
r 128 056 nQ5 \
afslagprofid : ( 7
J6/H
0 s)y= 0,47 [(7,6/H
Q s)' (w/Q0268) x
+18] -2pO
( H
O sis significante golfhoogtc op diepwater, w is valsnclhcid van
< ee t
"5
E
^ i_ <n c e»°-A
O *^ ndver i c d (g e rst a nvl o " o>
1
\
\
V
• \ \ 1 f \v
A
i / olg e 1^1
N t_ Q.O8«
"o a > > i V ^ ^ / ^ f \ \ \s
)
)
o
• •4-f Oz . .
V i 3 k O *-•o
3 O O Q. O ^ O tri ^" f f eg «-' **• »-" waterstand in m < z 'AANGENOMEN WATERSTANDVERLOOP
TUDENS SU PERSTORMVLOED
1
5 0 0 4 0 0 3 0 0 o.->; c/i
1
2 0 0 1 0 0 HOs =7,6 m T =12 s«zc duin hoogte 15, m / < / • I 3 4 (j / (j ( \ i I / r ^ ^ ^ 5 t = 32,86 ui / r- — » • " r t ' t : t : J 6 r 16,43 uur :5 48 uur 1,64 uur 0,55 uur v—• T07 Tos T2 9 •> S.V.P(m)DUINAFSLAG ALS FUNCTIE VAN HET
STORMVLOEDPEIL MET DE DUUR ALS
PARAMETER NAAR M 1819 DEEL1
100 8 0
I
1
f
I
•g 'o 'S O3
2
d=0,10 A + 20 (m3/m1) A is berekende duinafslag 2 0 8 0->• gemeten hoeveelheid duinafslag ( m / m ' ) • A me land
x Texel
• Noord Holland
DUINAFSLAG STORMVLOED 1-2 FEBRUARI
1983 BEREKENINGEN EN METINGEN
100 E et
j
}
0 c T 'c ÖUf
] 3 3 6 0 > > berekend e ho c t •tv/ on 0c
[l
Öz 0,10 A * 20 ( m3/ m ' ) A is berekende duinafslag 8 / //
/
x Z
+1/ '
5/
/ / / / X 12 / ) 2 0 4 0 • Ameland x Texel • Noord Holland / 9x //
/
/
/
A
/
/
/
/
/
/
ö
/
d 4r
6 0gemeten hoeveelheid duinafslag (m3/nrï)
)UINAFSLAG STORMVLOED 1-2 FEBR-1983
BEREKENINGEN EN METINGEN,GEMIDDELDEN
OVER DE TA.W. RAAIGROEPEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
8 0
o
CM
h(m boven N.A.P)
WATERSTANDSVERLOOP TUDENS DE STORMVLOED
VAN 1 EN 2 FEBRUARI 1983
SR 57 B'JLAGE 2
DATUM 1983 1 FEBRUARI 2 FEBRUARI
UREN MET e. 8 12 16 20 8 12 16 20 WIND-RICHTING MP OOSTERSCHELDE 'JMUIDEN TERSCHELLING m / i BEAUFORTSCHAAL ORKAAN 12 30 20 10
ZEER ZWARE STORM n
STORMACHTIGE WIND 8 HARDE WIND KRACHTIGE WIND 6 VRU KRACHTIG MATIG MP OOSTERSCHELDE X ' ZWAK DELFZ'JL
HOEK VAN HOLLAND
VERKLARING : B'JZONDERHEDEN HW -STAND: M BOVEN GRENSPEIL ( STORMVLOED) ff MINDER DAN 50cm I
/ M E E R DAN 50 cm (BENEDEN GRENSPEIL i ^ Verbindingslijn tijdstippen hoogwater BEWAKINGSADVIES DESBETREFFENDE SECTOR:
j { UITGEBREIDE BEWAKING I BEPERKTE BEWAKING
De getallen geven per vermeld station aan het verschil ( i n cm ) tussen de opgetreden hoogwaterstand en het grenspeil.
In een periode met stormvloedhoogwater-standen aan noordelijke resp. zuidelijke stations, is de windkrachtverlooplijn van TERSCHELLING resp M.P OOSTERSCHELOE gemarkeerd
OVERZICHT STORMVLOEDEN
rijkswaterstaat
dir. waterhuishouding en waterbeweging hoofdafdeling waterhuishouding
Bijlage 2
1 IO U I •*• CMCVO) > ro cMoocn o •«•«o i • • co o o o CM -«• K. io oo r> t O O O I O •OlOOr^OOQ • • O • IO *— •— •— * •"•* CMlOCMOrO 1 1 1 10 LU
HEI
D
UN
T
DUINVOET
'
INVOE
T '
N
G
AGHOEVEE
l
_l 0. O<_J UI U W Q O W 0_ Z < 2 OU. > O_J W U Q K • < / ) I O < U-«— Z5UI N (OXOX<ZO>-<f,
/
J
o o o o o o o o IO O IO OBEREKENING DUINAFSLAG
o o / ( \ / 600 . o o o o o o o o CM 000.0 0 0 0 00 8 o o .00 9 0 0 400 . o o 200' . o o o .0 0 -20 0 i.O O o o o o o •• IO O 1 — <MR t 1 DATUM 5 . 6 8 1 1983 LOCATIE > NOORD-HOLLAND £A
F
D
E
HOOFDRAA
l
VA
N
AFSTAN
D
1\
t10 1O ÜJ <• (MCVOI > • ro <vooo> o •»m> . . . a s o o o OJ •«• K. 10 oo PO ( 0 0 0 ) 0 •OICON.COQ • - o • w — — » - • .— ( v i o c M o r o i i i t o w n o n n i i n n n n — i t - U J o ÜJ UJ OüJQOCO O. Z < 3 OU. CO _I=)UJ=3< > O_l COÜJQCC • coio< u. — O Ü J n C0XQX<ZOt-< >UJ UJ zo o i i < o o et o u. o o o z o o o in oo o in o o IO (kl) - d ' V - N N3A08 31000H <r
BEREKENING DUINAFSLAG
KMR > 5-68 DATUM •. 1983 LOCATIE •• NOORD-HOLLANDu> 1 . o r °r ^ t/> \ ^ 0 ^ ^ P ? ^ ^ z in ÜJ * o o a t * >• r> ao — oo o *••*• . . . 00 I S O O I O • — — O M Q • • O .OOCMCVCM • • -O / W C V -O * - 1 1 1 CTÜJ 1 - ÜJ ÜJ ÜJ O *•• > > Ü J ÜJ O Z O O ~ *— •—' > X ÜJ Z 3 Z U U _» O. 3 < _ l ÜJ O UI O O CO 0- Z < 3 OU. CO J D W 3 < > o_i COÜJQOC: • coin< Ü . ^ - 3 Ü J u CO O > Z 1—
/
f
1 /n
i\ / i((
l \ iU
IS
iV )y
siVN
rV
1 1 o o o o o o in o IO o in o ro en •«• o * o> — i i fin • i • \/ • t\ M~I fl rtn T I i n n n •—' INJ o V N NdAUU J l J U U M ^BEREKENING DUINAFSLAG
KMR •• 6 . 0 8 LOCATIE •• o o \ 1 JJ •? -r o os
o ^-o < O 0 o c • * l c i y O ÜJ O £p n ik o * *-• *VL ^ ^ O Z O < O CO O ü. o < — o o o o CO o o o o (O o o o o * o o o o o o o o o o o CM 1 o o lo o 1 DATUM •• 1983 NOORD-HOLLANDro * • * OOO CMO (000)0 • OOO)* 00—00 •— •— o • • O -OOCMOMCM CMOTOIOT 1 1 1 1 1 O. UI ^ L UI 0- Z CO • coin< 1 1 1 D u n I— UI > U J z o z UI > • o OQ I O f O Q • •—• O) UI n _ i UI UI UI o Z3ZOO ^3 ^ ^ i i ^» - * * O. 3< _ l C9UIOOC0 -J3UJO U . couiaac u. —r>uj n (W) o o cv» , .N N3A08 o o o> 31900H o o «o <= — o o PO
BEREKENING DUINAFSLAG
KMR •• 6-08 DATUM 1983 LOCATIE : NOORD-HOLLANDCD • V ) * C/J IO UI • CM00IO > ro CM — n o o o o OM K. ro — CM n • • o • • CMCMCVI • •— CMWCMOK. 1 1 I 00UI n n n n D u n n i i — i 1— UI Ui U I Ol— > > U I UI o z o o ~ • - —> x UI Z 3 Z U U I =>Q~ Z < i n " ^ ^ _j UI OLÜQOC0 0_ Z < 3 OU. CO _ I 3 U 3 < => o—i c/juiacg• (/} ^ ^ ^ f 11 t-^ ™"> 111 g WIQX<ZOl-<
|
1 <y
^^
o o o o o tn o in N. fO O IO (W) " d V N N3A08 3 1 3 0 0 H <BEREKENING DUINAFSLAG
/
)(
*
MS\
1 / / - • . — " O O o m r^ o i — KMR •• 6 - 4 8 LOCATIE •• o o t o o (O"" £
o — o < < o c o c ^" L — c c O l O fl i i ) ) ) O 11. o * CM Z eb o < * 1 O C/J o u. o ^ o o • o 00 o o o o <o o o o o o o o o CM o o o o o o o CM 1 o o o 1 DATUM •. 1 9 8 3 NOORD-HOLLANDi . W z in ut •* CMoom > ro CM — w o * • . . . oo o o o cM^ro — o i r o • • o • • CMCMCM • •— cMincMON. i t i ooui X 1- UI UI UI > U I UI o z o o UI Z 3 Z O U x =>o.-z< -1 O. 3 < _ J UI OÜJOOCO O. Z < 3 OU. CO _I3UI=>< > O _ l COUIOdC • c o m < ü. —=>uta M I Q > « Z O I - < -—. '
1
lil
II
A
7
IJ
/
//
/
//
O O O O O o m o IO o o N. in CM o (W) - d V N N3A08 31900H < —BEREKENING DUINAFSLAG
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
/
i1 /
/
y
j
/)
/
c
/
Y
A /) I I /1 1 y / / s / / ^1f
o in CM i KMR « 6 . 4 8 LOCATIE « o ~ o c o 00 — cc a | j UB O O o oó
Q U . O »2 1
CO u. o • * o o / 1 o 1 1 o o 00 1 o o o CM 1 o oö
T
o o o o CM 1 o oó
CM 1 o o o 00 CM 1 o o in DATUM « 1983 NOORD-HOLLANDR
587
FIG.3A
o o o o IO en o ro o o CM l • • OQ ro o ro CM <o — • (O C M i n C M O — I I I IOLU II II II II II II U II II I *~ LU LU LU >Ld Z O LU Z 3 Z O O I =)Qi—Z< _l O. Z><_J LU OUJQOCO O. Z < 2 OU. > O-J couiaec •COIO< Ll.i-'3LUII M I Q X < 2 O > - < o o o o c:11 — C) o o o o o CM O Z O < O CO o u. o < o o o o 00 o o o o (O o o o o o o o o CM o o o o o o CM I o o o o o o IO ro o o IOo ro i o o (W) - < J - V N N3A0S 31000H o o I
BEREKENING DUINAFSLAG
KMR •• 10-54 DATUM •• 1983 LOCATIE •• NOORD-HOLLAND• • (O • • — — ~ • — ( M I O C M O — I I I IOÜJ X II II II II U II II II II _J t- ÜJ ÜJ ÜJ (W) N3A09 31900H <
-BEREKENING DUINAFSLAG
KMR •• 10.54 DATUM •• 1983 LOCATIE •• NOORD-HOLLANDÓME °|
1
z 0 ) LU CM O> — — > • o ro — CM o (Min • • • m K . O ro •«••«»• oo oo a> u > o o i o • r s . i D i n c o a • • LO • fO — — — • •— cvimcMoro i i i O I U I n n n n o n o n n _ i l _ QJ LU U I Oi- > >LU UI O Z O O J , 1 t , ^ ^ ^ p UI Z 3 Z O U X =3Q^-Z< UI OLUQOCO 0. Z < 3 OU. > O _ J co LU ace COXO» <<ZOI—</
o o o o o in o LO o m o N. ro o r> (W) - d - V N N3A09 31000HBEREKENING DUINAFSLAG
o o T O / 1f
l
l
f
/
1/ / / )1
]
\
9 / /7
o 00 ~~ £ o ^-o < o a: o o (O U. — o o O LU o o o < > o o z o < O CO o u. CM < o o o o o o o o o 00 o o o o o o o o • * o o o o CM o o o o o o oo O LOCM N. O 1 — KMR •• 1 1 . 1 5 DATUM •• 1 9 8 3 LOCATIE •• ^m v ' ^ ^ • V 1 & « ^ NOORD-HOLLANDen <M o CM i n O) — — ro — C M . . . UI o m r ^ o ro •«»••«»• oo oo o icotno • • • 10 • ro cMtncvjoro n n n n D o U I X _ l UI 0. Z CO > O_l • COtrt< MIQ>< N.10W00O •— — — 1 1 1 n n o t— UJ O t -z o 1—•—> Z3Z Q. Z5 * i~> en ui D _ l UI UI > UJ o X o o z < < _ l OÜJQÜM < 3 -JDUu u .o < CO U I Q CC u. —3UI n <zo l - <