• Nie Znaleziono Wyników

Telemetrie en muskusratonderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Telemetrie en muskusratonderzoek"

Copied!
65
0
0

Pełen tekst

(1)

X1 85.11

Onderzoek Muskusratten TAW

Telemetrie en Muskusratonderzoek S-72.029-VI

Ir. F.K.N. Barends Mei 1985

Technisch adviesbureau

van de unie van waterschappen bv

7400 AL Deventer, Postbus 479, Tel. (05700) 207 11, Telex 49545

(2)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

Onderzoek Muskusratten TAW

Telemetrie en Muskusratonderzoek S-72.029-VI

TAUW B.V. Deventer Ir. F.K.N. Barends Mei 1985

(3)

I

I

I

I

I

I

I

f

I

I

I

I

I

I N H O U D

I

1 . INLEIDING 1 2. SAMENVATTING 2 3. TECHNISCHE ACHTERGRONDINFORMATIE 4 3.1. Algemeen 4 3.2. De samenstellende onderdelen van de aan het dier 5

bevestigde zender

3.2.1. Het werkelijke zenderdeel 5 3.2.2. Batterijen 3 3.2.3. De antenne 10 3.2.4. De bevestiging van de zender op "het dier 12 3.2.5. Aktiviteitsmeting 13 3.2.6. Andere modulaties 15 3.2.7. De verpakking 15 3.3. De zendfrequentie 16 4. PROBLEEMSTELLING EN WERKWIJZE 18 4.1. Probleemstelling . 18 4.2. Werkwijze 19 5. RESULTATEN . 20 5.1. Bevestiging van de zender 20 5.2. Antenne typen 30 5.3. Zendertechniek: frequentie, antennetype, zender- 32

type en reikwijdte

5.3.1. Algemeen 32 5.3.2. Technische gegevens van de zenders 32 5.3.'3. Testresultaten 34 6 . KONKLUSIES 42 7 . AANBEVELINGEN __ 46

Literatuur 47

Bijlagen

(4)

I

I

I

f

f

I

1

I

I

I

I

I

t

I

I

E

i

i

i

INLEIDING

In 1981 en 1933 werd tussen werkgroep 11 TAW en de Com-missie Muskusrattenbestrijding overleg gevoerd over uit te voeren .veldonderzoek naar de graverij door de muskus-rat in waterkeringen. Uit dit overleg kwam al direkt naar voren, dat dergelijk onderzoek een verdere techni-sche onderbouwing vereist. Deze onderbouwing wordt in opdracht van het COW uitgevoerd door TAUW Infra Consult B.V. te Deventer, het onderzoek werd uitgevoerd door ir. F.K.N. Barends.

Tot basis van dit werk dient de visie, dat graverijon-derzoek onder de te verwachten terreinsituatie met be-hulp van telemetrie kan worden uitgevoerd (Werkgroep 11 TAW, 1983. Onderzoeksvoorstel praktijkproef graafgedrag van de muskusrat). Kortweg gezegd, houdt telemetrie in, dat men verplaatsingen en aktiviteiten van het dier meet met behulp van een op of in het dier aangebrachte zen-der. De belangrijkste aspekten met betrekking tot het welslagen van zo'n telemetrisch onderzoek, te wetsn de bevestiging van de zender op het dier en de reikwijdte van de zender, staan in dit rapport in de hoofdstukken 4 t/m 6 centraal.

Eén en ander wordt in hoofdstuk 3 (Technische achter-grondinformatie) vooraf gegaan door een schets van de samenhang der problemen, welke bij toepassing van tele-metrie op de muskusrat zullen optreden. Tevens bevat dit hoofdstuk technische gegevens ten behoeve van hen, die niet vertrouwd zijn met de telemetrie als veldbiologi-sche onderzoeksmethode.

In bijlage 3 en in de appendix (a-6) zijn enkele resul-taten verzameld van proeven met oormerken op muskusrat-ten.

De medewerking van de technische dienst van het RIN was niet alleen een welkome steun in de rug, zij was ook on-ontbeerlijk voor het uitvoeren van de zendertests. Ir. C.J. Swart was behulpzaam bij het veldwerk. Als pro-jektleiders traden op ir. C.J. Swart bij TAUW Infra Consult B.V. en ing; P. Belgraver bij RWS.

Exemplaren van dit rapport kunnen worden besteld bij Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde,, onder vermelding van titel en nummer.

(5)

I

I

I

I

I

I

I

I

f

l

1

I

I

I

f

i

I

t

I

i

i

2 -SAMENVATTING

Ter beantwoording van de door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan Werkgroep 11 TAW gestelde vragen is het naar de mening van de werkgroep noodzakelijk dat prak-tijk- c q . veldonderzoek wordt uitgevoerd naar de gra-verij door de muskusrat.

Teneinde tot een dergelijk onderzoek te komen, heeft de werkgroep in 1983 een onderzoeksvoorstel bij de Commis-sie Muskusratten Bestrijding ingediend. Voorwaarde tot een geslaagde toepassing van de in dit onderzoeksvoor-stel aangedragen observatietechniek telemetrie, is in de eerste plaats de mogelijkheid zenders aan muskusratten te bevestigen. Daarnaast dienen zenders een levensduur te bezitten, welke observatie over een langere periode toestaat.

Tevens dient de reikwijdte en signaalsterkte van het zendersignaal toereikend te zijn om langs de voorgestel-de weg van automatische registratie van het ontvangen signaal bewegingen en aktiviteiten van het dier te kon-troleren.

Uit de in dit kader genomen proeven met verschillende typen (dummy) zenders op muskusratten blijkt, dat een halsbandzender met een in de halsband verwerkte zendan-tenne goede mogelijkheden biedt de muskusrat te bestude-ren. Enkele dieren zijn in gevangenschap ongeveer ander-half jaar onafgebroken met een dummy zender uitgerust geweest, zonder dat de dieren (of de zenders) beschadigd raakten en zonder dat het gedrag van de dieren zich (als gevolg van de aanwezigheid van de zender) wijzigde.

Daarnaast werden veldtests onder onderzoeksomstandighe-den uitgevoerd, waarbij de reikwijdte van verschillende commercieel verkrijgbare of in Nederland gebouwde dier-zenders van bruikbare configuratie onder de loep werd genomen.

Met de zenders met antennehalsband werden betere resul-taten bereikt als met zenders, voorzien van een spriet-antenne.

Gebruik van een zender op de 150 MHz biedt enig reik-wijdte-voordeel boven gebruik van een 30 MHz zender,

(6)

I

i

i

f

i

i

i

l

t

I

terwijl er weinig verschil in gebruiksgemak werd gevon-den tussen beide frequenties als er op statische zenders gepeild werd.

Mogelijk gaan de vaak genoemde gebruiksnadelen van de 150 MHz (signaaldemping en signaalreflektie) sterker spelen als de zenders in beweging zijn (c.q. de te ob-serveren dieren zich bewegen).

Zenders met een levensduur van 3-6 maanden bezitten in ieder geval onder alle omstandigheden (ook ondergronds) een met behulp van een handontvangstantenne gemeten reikwijdte van 500 m.

Gebruik van grotere antennes in hogere posities zal deze resultaten nog aanmerkelijk verbeteren.

Dit rechtvaardigt de konklusie, dat telemetrie een. ge-geschikte techniek is om onderzoek aan de muskusrat mee uit te voeren.

Tegelijkertijd met het testen van dummy-zenders werd met name het oormerk op zijn bruikbaarheid als merkmiddel getest. Hierbij bleek, dat plastic oormerken (mits goed geplaatst) hun nut kunnen hebben in kort lopende merk-proeven. Voor lang lopende merkproeven dient men stevi-ger merken (mogelijk hetzelfde type van metaal) te gebruiken, aangezien na meer dan vier maanden vrijwel alle plastic oormerken doorgebeten werden teruggevonden. De proefnemingen met zenders en oormerken leidden tot een langdurige verzorgingsperiode van proefdieren. Enige ervaringen die met de dieren zijn opgedaan, worden in dit rapport in de appendix weergegeven.

Met het afsluiten door werkgroep 11 TAW van haar werk-zaamheden, gaf de opdrachtgever te kennen, dat de voor-bereidende onderzoeken op het gebied van muskusrat en telemetrie moesten worden stilgelegd.

Het zou bijzonder nuttig zijn, de afrondende test waarin werkende zenders op muskusratten de relatie aktiviteit-aktiviteitsverklikking moet aangeven, toch uit te voe-ren. Immers een ieder die langs deze weg onderzoek aan de muskusrat gaat uitvoeren, zal met dit probleem worden gekonfronteerd.

(7)

1

I

I

I

I

1

I

I

1

I

I

I

I

I

I

1

t

I

I

I

(8)

i

i

3. TECHNISCHE ACHTERGRONDINFORMATIE 3.1. Algemeen

De zender die men ten behoeve van telemetrisch onderzoek aan een dier bevestigt, bestaat uit:

- de eigenlijke zender;

- de voeding (batterij, lichtgevoelige cel, induktie); . - de zenderantenne en de bevestiging.

Als men met behulp van een radio-ontvanger naar een te-lëmetrie-zender luistert, hoort men een pulserende toon. Dit komt doordat de zender aan- en uitslaat om energie te sparen.

Men kan nu op batterij-energie besparen, door de zender langer "uit" te laten staan en korter "aan".

Staat de zender te lang uit, dan gaat het verband tussen opeenvolgende signalen verloren, het oor kan de sterkte van de signalen en de regelmaat nu niet meer beoordelen (zie ook: 3.2.5. aktiviteitsmeting). De orde van grootte van de gewenste pulsf rekwentie is 1 puls per sekonde, die van de pulslengte 25 millisekonde.

Met behulp van de ontvangstapparatuur kan men systema-tisch te korte signalen wat "oprekken" of zelfs de taak van het menselijk oor geheel overnemen.

Uiteindelijk kan'men dan lengte, sterkte en interval van de ontvangen signalen vergelijken via een geautomati-seerd afluisteren en via een geautomatigeautomati-seerde bewerking. Op batterij energie kan ook worden bespaard, door de hoeveelheid energie die men verzendt te beperken. Dit heeft relatief veel invloed op de reikwijdte van de

(9)

I

I

I

i

I

i

I

i

i

i

i

l

i

i

i

I

i

i

t

i

(10)

I

i

t

f

Ook kan baat worden gevonden bij het gebruik van een . zender die minder energie nodig heeft. Het minimaliseren

van de werkspanning van de zender en van de stroomsterk-te door de zender is hierbij een weg die openstaat.

De minimale werkspanning wordt met name bepaald door het zendkristal e.d., terwijl er via grenzen aan de inwendi-ge weerstand (inwendi-gewicht, afmetininwendi-gen) grenzen zijn aan de minimalisering van de stroomsterkte.

Tot slot kan* een beter presterende zender worden ge-bouwd, door energie te offeren voor extra versterking van het signaal.

Bij de bestudering van kleine dieren is de uit presta-tieverbetering voortkomende toename van het zendervolume meestal een groter bezwaar dan de zendergewichtstoename. 3.2. De samenstellende onderdelen van de aan het dier

beves-tigde zender

3.2.1. Het werkelijke zenderdeel

Er kunnen vier typen zenders worden onderscheiden: a Zender zonder zendkristal.

Dit type zender wordt gebruikt voor het volgen van zeer kleine of lichte dieren (muizen, vleermuizen;, gewicht dier minder dan 50 a 100 g ) .

Een nadeel van dit type zenders is de grote gevoelig-heid voor temperatuur veranderingen, waardoor de zend-frequentie gaat variëren. Als gevolg hiervan moet men een grote bandbreedte afluisteren, hetgeen extra ruis met zich meebrengt. Dit effekt wordt nog versterkt, doordat dit type zender toch al een grote brandbreedte benut. Tevens betekent een grote bandbreedte per zen-der, dat weinig zenders per zendband kunnen uitzenden 1 ) .

l)Bijvoorbeeld "de 2 meter band": alle golflengten tus-sen 2 en 3 m. Hierin valt ook de 150 MHz.

Slechts bepaalde banden worden door de PTT voor ge-bruik van deze techniek ter beschikking gesteld, na-dat daartoe een 'verzoek is ingediend.

(11)

6

-Een en ander maakt dit type zender slechts geschikt voor plaatsbepaling van één of enkele individuen op enkele tientallen meters afstand. Het zendergewicht bedraagt minder dan 0,5 g 1 ) .

Uit het oogpunt van gewichts- en volumebesparing is dit type zender vaak niet pulserend uitgevoerd. Dit heeft een negatieve invloed op de levensduur.

b Eenvoudige zender met kristal.

Rondom het zendkristal is nu de minimaal benodigde schakeling gegroepeerd. Deze zenders worden meestal pulserend uitgevoerd ( afm. 5x5x10 mm, gewicht 0,5 -1,0 g.; zie foto 1, de eerste zender).

Foto 1 : telemetrie zenders (fabrikaat AVM) schaal + 1 : 1 van links naar rechts:

- eenvoudige, rondom kristal gegroepeerde zender ( 1,4V / 1 g ) ;

- rondom kristal gegroepeerde zender met extra versterkingstrap (3V / 5 g ) ;

- rondom kristal gegroepeerde zender met extra versterkingstrap (1,4V / 5 g ) .

2) Lichtste batterij weegt 0,6 g.

(12)

1

I

I

§

I

i

f

i

f

i

1

I

f

l

I

i

l

t

i

(13)

7

-c Een uitgebreider, rondom een zendkristal gegroepeerde zender.

Afhankelijk van het toelaatbare gewicht kan men de zender met versterkertrappen uitbreiden. Voor muskus-ratonderzoek komt ten hoogste een zender met één extra versterkingstrap in aanmerking (afm. 20x25x7 mm, gew. 5 g.; zie foto 1., de middelste en meest rechtse zen-der).

De betrouwbaarheid van deze zenders.wordt meestal op-gevoerd, door de schakeling in een afgesloten bus op te bergen. ,

d De hiervoor genoemde typen zenders, maar ook uitge-breidere typen, kunnen worden gebouwd onder gebruik-making van de allernieuwste minimaliseringstechnieken

(IC's/dikke filmtechniek, e.d.).

Dit soort zenders wordt alleen in opdracht gebouwd, onder andere door de TFDL (Technisch Fysische Dienst voor de Landbouw, Mansholtlaan 12) in Wageningen.

De kosten die aan een dergelijke zender zijn verbon-den, zijn aanzienlijk hoger dan de aankoopkosten van kant en klare technieken.

Orde van grootte ontwikkelingskosten f 20.000,= tot f 40.000,=; prijs per zender f 800,=.

Prijzen kant en klare zender f 500,= tot f 1.000,= (+ invoerbelasting e.d. 4 0 % ) .

Het zendertype a is alleen al als gevolg van de be-perkte reikwijdte niet geschikt voor muskusratonder-zoek op ruime schaal. Het zendertype d leent zich, ge-zien de hoge ontwikkelingskosten, niet voor eenvoudi-ge proefnemineenvoudi-gen.

Bij de zendertypen b en c zijn de kosten van techniek het meest beperkt. Het loont de moeite in eerste in-stantie na te gaan, of met behulp van deze typen zen-ders het door werkgroep 11 voorgestane onderzoek kan worden uitgevoerd.

(14)

3.2.2. Batterijen

Voor de batterijen kan men kiezen uit kwik- of lithium-.batterijen.

Lithium-batterijen bezitten een gunstiger verhouding tussen energie en gewicht dan kwik-batterijen. Ook houden lithium-batterijen langer dan kwik-batterijen hun spanning op werkpeil, waardoor de zender langer in werking blijft.

Helaas worden betrouwbare lithium-batterijen slechts in de wat grotere afmetingen en gewichten gemaakt. Hierdoor is men voor het lichte telemetriewerk vaak op kwik-batterijen aangewezen. Kwik-kwik-batterijen hebben een werk-spanning van 1,4 Volt, lithium-batterijen een werk-spanning van 3 Volt.

Ter indikatie: de gewichten van de meest bruikbare bat-terijen variëren van 0,6 tot 47 gram, hetgeen grofweg overeenkomt met een levensduur van een week tot jaren

(zie ook de foto's 2, 3 en 4 ) .

Foto 2: op kwik-batterijen (1,4 tweetrapszender (1,4 V ) .

(15)

9

-I

I

1

I

Foto 3: op lithium-batterijen (3 V) werkende tweetraps-zender (3 V) .

y.'-^•?'''. •''•!•*""

'''..•"•'.-.-Foto 4: op twee serie-geschakelde kwikcellen (2x1,4 V) werkende tweetrapszender (3 V ) .

(16)

3.2.3 De antenne

I

De bij telemetrie gebruikte typen zendantennes kunnen intwee groepen worden ingedeeld: a. De sprietantenne.

Deze antenne is los aan de schakeling gekoppeld. Ver-korting (breuk) van de antenne doet de zender niet uitvallen, al wordt de reikwijdte daardoor wel min-der. .

De sprietantenne zendt in alle richtingen, loodrecht op de spriet, een even sterk signaal uit (zie figuur 1 en foto 5 ) .

b. De loopantenne.

Dit type antenne maakt wel deel uit van de stroom-kring. Het is in feite een spoel met één uitwendige slag (de "loop"). Loskoppeling of breuk van de an-tenne doet de zender stoppen.

De zender met loopantenne kan zo worden-afgeregeld, dat deze het signaal in het vlak van de "loop" uit-zendt. Loodrecht op dit vlak is het signaal minimaal of nul (zie figuur 1 en foto 6 ) .

Figuur 1: veldsterktekarakteristieken van spriet- en loopantenne.

(17)

I

-11-Foto 5: dummy van een muskusratzender met sprietan-tenne.

Foto 6: een muskusratzender met halsband/loopantenne (fabrikaat Wildlife Materials).

(blokje onder zender: een magneetje, dat een inwendige aan/uit-schakelaar bedient).

(18)

De ideale antennelengte ^id staat als volgt in een vaste verhouding tot de frekwentie van de zender:

1^3 = \ X ,waarin 1 = antennelengte in meters, X = golflengte in meters en A. = £ ,waarin f = frekwentie in Herz.

f c = de lichtsnelheid (3,2.108 m/s)

Hieruit volgt dat de ideale antennelengte bij 30 MHz en-kele meters en bij 150 MHz ongeveer een halve meter is. Het ligt voor de hand dat men een dier in de meeste ge-vallen noch een antenne van 2 meter noch (meestal) een antenne van 0,5 meter kan laten meevoeren.

Veelal is de praktische antennelengte korter dan de ideale antennelengten (Praktische antennelengten: loop-antenne 10-25 cm, sprietloop-antenne 20-30 c m ) .

Deze reduktie van de antennelengte oefent derhalve bij de 30 MHz meer negatieve invloed uit op de reikwijdte dan bij de 150 MHz.

Een deel van de antenne kan door een intern spoeltje worden vervangen. Indien een telemetriezender geen uit-steeksels mag bezitten, wordt de externe antenne geheel door een intern spoeltje vervangen (bijvoorbeeld bij im-plantatie) •

3.2.4. De bevestiging van de zender op het dier

Zenders worden op de meest uiteenlopende manieren aan dieren bevestigd. Zenders worden op staarten geplakt of geklemd, op de rug geplakt of gebonden, in de vacht geplakt, op slagpennen geplakt, op snavels geplakt, aan halsbanden bevestigd.

De bevestigingswijze heeft in sommige gevallen invloed op de antennelengte: een halsband.bij een dier waarvan men verwacht dat deze de sprietantenne niet zal laten zitten, bepaalt aldus de antennelengte van de loop- of sprietantenne (de sprietantenne kan nu immers alleen veilig in de halsband worden weggewerkt).

(19)

I

I

I

1

I

I

I

-13-I

Hetzelfde geldt voor het inbouwen van de antenne in de draden, waarmee men een zender bij een dier op de rug fixeert.

Een methode, welke steeds meer wordt toegepast, is im-plantatie van de zender in de buikholte. Deze methode heeft volgens velen het voordeel, dat bij goede toepas-sing het dier weinig hinder van de zender ondervindt. De nadelen zijn in ieder geval erg groot:

- het inbrengen geeft nogal wat problemen voor mens en dier;

- de verwisselbaarheid van de zender is nihil;

men moet met zeer kleine antennes werken, hetgeen negatieve invloed heeft op de reikwijdte van de zender;

het lichaam van het dier omgeeft de zender, dit zou ook invloed hebben op de reikwijdte.

Het is bekend dat een implanteerbare zender plusminus 50% reikwijdte-verlies heeft ten opzichte van een verge-lijkbare uitwendige

zender-Voor systematisch muskusratonderzoek wordt de inplant-methode minder geschikt geacht.

3.2.5. Aktiviteitsmeting

Behalve de plaats waar een dier zich bevindt, kan men met telemetrie ook de aktiviteiten ervan onderzoeken. Het gebruik van een pulserende zender met loopantenne geeft reeds enige aanwijzigingen over aktiviteit of passiviteit van het dier. Zijn de ontvangen pulsen van variërende sterkte, dan betekent dit dat het dier de antenne en dus de nek beweegt. In principe betekenen im-pulsen van konstante grootte, dat het dier stilligt of

(20)

Bewegen c q . rek van een antenne heeft een zeer geringe invloed op de zendfrequentie, welke echter wel zichtbaar kan worden gemaakt. Zo kunnen specifieke bewegingen van sommige dieren (bijvoorbeeld springen of vliegen) soms door middel van de meest simpele zenders worden geobser-veerd.

De bruikbaarheid hangt in het algemeen af van bevesti-gingsmogelijkheid en type antenne, in kombinatie met de aanwezigheid van een bruikbare geprononceerde beweging bij het dier.

Biedt het dier niet de mogelijkheid om aktiviteit langs deze simpele weg vast te stellen, dan gaat men er veelal toe over, een schakeling aan de zender toe te voegen welke de aktiviteit "verklikt". Dit kost ruimte, het mee te dragen gewicht neemt toe en het kost energie.

Zo'n aktiviteitsschakeling bevat vaak een mechanische schakelaar zoals een kwik-cel of een bimetaaltje, welke invloed uitoefent op de pulsfrequentie van de zender. De pulssnelheid zegt aldus het een en ander over graad of aard van de aktiviteit ( foto 7 ) .

Foto 7: halsbandzender met kwikschakelaar (fabrikaat AVM)? bij de pijlen is het kwikballetje zicht-baar dat als schakelaar dient.

(21)

-15-3.2.6. Andere modulaties

De pulsfrequentie kan men ook gebruiken om andere vari-abelen te meten, bijvoorbeeld de omgevingstemperatuur. Daarnaast kan -via extra aanpassingen- lichaamstempera-tuur, hartslag, ademhaling, etc. in de meting worden verwerkt.

Bij kleine dieren wordt dit meestal alleen onder labo-ratoriumomstandigheden toegepast, omdat bij dit soort zenders de battery slechts een zeer beperkte levensduur bezit 1) .

Een telemetriesysteem met mogelijkheden voor de toe-komst, is het overzenden van geluid. Deze zenders worden reeds gebouwd en toegepast; in verband met het gewicht echter alleen bij grotere dieren (zendergewicht orde van grootte 100 a 200 g, bij orthodoxe bouw).

3.2.7. De verpakking

Veelal maakt de verpakking een niet onaanzienlijk deel uit van het zendergewicht. Wil men de zender meermalen gebruiken, dan maakt men de batterijen gemakkelijk be-reikbaar (zie foto 8 ) , hetgeen soms leidt tot het optre-den van lekkages. Tevens is de vorm van het zenderhuis nu veelal minder aan de vorm van het dier aangepast. Meer aangepaste vormen verkrijgt men, door kunststof om de samenstellende onderdelen heen te gieten. Deze kunst-stoffen mogen bij het uitharden niet te heet worden, teneinde beschadiging van zenderonderdelen te voorkomen. Afhankelijk van de diersoort dient men voor een passende verpakkingsvorm te kiezen. Het is zeker niet zo, dat zenderhuizen met wat meer onaangepaste vormen en holle ruimten per definitie ook in meer gewicht resulteren.

1)Bovendien kan men onder laboratoriumomstandigheden de zenders door middel van induktie van energie voorzien.

(22)

Foto 8: voorbeeld van een halsbandzender met dubbele loopantenne en verwisselbare batterij (fabri-kaat RIN-Arnhem).

Met name bij kleinere zenders aan relatief sterke dieren wordt 1/4 tot 1/3 van de totale zendergewicht gevormd door de verpakking en de halsband (-antenne).

3.3. De zendfrequentie

De keuze van de te gebruiken zendfrequentie is van vele faktoren afhankelijk.

Allereerst bestaan er wettelijke toegestane frequenties, die helaas in alle landen verschillend zijn.

(23)

-17-Dit leidt bij bestellingen in het buitenland tot leverantie-vertraging van ongeveer \\ maand, omdat fabrieken alleen de kristallen voor de nationale fre-quenties in voorraad hebben.

Grofweg bezien kan men (in Nederland in overleg met de PTT), kiezen uit de range 25 MHz - 500 MHz. De frequen-ties tussen de 200 MHz en de 500 MHz worden wel gebruikt door hen die vogels bestuderen. Bij vogelonderzoek is de reikwijdte van de zender meestal van doorslaggevende betekenis.

De normaal bruikbare frequenties variëren van 27 - 150 MHz. De 150 MHz kenmerkt zich door een grotere reik-wijdte (zie ook hoofdstuk 3.2.3.: antennes), grotere richtinggevoeligheid, meer schaduwwerking en meer sig-naalreflektie. Bij lagere frequenties is de peilap-paratuur eenvoudiger- hanteerbaar, ook zijn lagere fre-quenties (40-50 MHz) theoretisch doeltreffender in een vochtig milieu. Echter, afhankelijk van de mogelijkheden welke een dier biedt, kan een uitgekiend ontwerp op de 150 MHz (zelfs ter bestudering van vissen in ondiep wa-ter) de voorkeur genieten boven de 30 MHz (Wildlife Materials Inc., Equipment Catalog 1981-1982).

Ook met betrekking tot telemetrisch onderzoek aan de muskusrat moet worden gesteld, dat een vergelijking van de mogelijkheden onder veldomstandigheden in de meest optimale keuze zal resulteren.

(24)

4. PROBLEEMSTELLING EN WERKWIJZE 4.1. Probleemstelling

De toepasbaarheid van telemetrie als onderzoeksmethode met betrekking tot de muskusrat staat of valt met de mogelijkheid het dier blijvend van een zender te voor-zien, waarmee (het voorgestelde) onderzoek kan worden uitgevoerd.

Hiertoe wordt een indeling gemaakt van de aard der vraagstukken, die moeten worden opgelost;

- vraagstukken van zendertechnische aard (zendfrequen-tie, type antenne e . d . ) ;

- vraagstukken met betrekking tot de muskusrat (toe-laatbaar gewicht van de zender, bevestiging van de zender, e . d . ) ;

-- vraagstukken met betrekking tot de gewenste aard van de onderzoeksresultaten (verplaatsingen door de mus-kusrat, graverij door de muskusrat) .

Elke groep van vraagstukken heeft vele relaties met de andere groepen, zoals ook in de technische inleiding duidelijk is geworden.

De probleemstelling wordt daarom toegespitst op het beantwoorden van de volgende vragen:

- kan een zender op een muskusrat worden bevestigd?; - welke typen antennes kunnen dan worden gebruikt?;

heeft een zender van een bruikbare configuratie vol-doende reikwijdte om telemetrisch onderzoek aan de muskusrat mee uit te voeren?

(25)

-19-4.2. Werkwijze

Uit de probleemstelling en uit de technische inleiding zijn vele argumenten naar voren gekomen, welke onder-strepen dat de haalbaarheid (zowel in relatie tot de techniek als tot het dier) van dergelijk onderzoek slechts aan de hand van praktijktests onomstotelijk kan worden vastgelegd. Om deze reden werd een aantal zenders uit binnen- en buitenland verzameld, die op hun werking en reikwijdte werden getest. Tevens werden muskusratten beproefd op . hun reageren op de verschillende, mogelijk

(26)

I

1

I

5. RESULTATEN

5.1. Bevestiging van de zender

Men kan een zender op de volgende manieren op een mus-kusrat pogen te bevestigen:

1. bevestigen in de pels op de rug;

2. bevestigen in/door de huid op de rug; 3. bevestigen op de huid van de rug;

4. bevestigen op de rug door middel van een tuigje (eventueel tesamen met 1, 2 of 3 ) ;

5. bevestigen met behulp van een halsband;

6. bevestigen om de staartwortel of om de poot.

Vanaf augustus 1983 is gepoogd muskusratten (gehuisvest in kooien) op de hierboven beschreven wijzen van een zender te voorzien. Dit leverde de volgende resultaten op.

ad.1

Verschillende ratten hebben een zender in de pels ge-plakt gekregen. Variaties kunnen worden gezocht in te gebruiken hoeveelheid kunstharslijm (komt overeen met de hoeveelheid verlijmd haar) en in de situering op de rug

(hoog of laag).

Voor de proeven werd gebruik gemaakt van verwisselbare dummy-zenders van ongeveer de juiste afmetingen en ge-wicht 1) op een in de pels geplakte basis (foto's 9, 10 en 1 1 ) . Gebruik van een dergelijke basis optimaliseert de verwisselbaarheid van de zender.

(27)

-21-cWfcc,'".

Foto 9: dummy's van sprietantenne-zenders;

links rugzender, rechts s.taartwortelzender.

(28)

Het gebruik van deze bevestigingsmethode in de pels heeft konsequenties voor een onderzoek: de zender zal naar alle waarschijnlijkheid afvallen met het wisselen van het haar in voor- en najaar.

De proefdieren ervoeren de opgeplakte zenders als bij-zonder irritant. Dit is voor een deel het gevolg van de wijde pels van de dieren. Hierdoor heeft de zender de neiging om te zakken. Het kwam erop neer, dat de ratten onmiddellijk begonnen zich -koste wat het kost- van de zender te ontdoen. Binnen 1 a 2 dagen hadden de zenders

(met het haar) losgelaten (foto 11).

De plaats op de rug waar de zender werd bevestigd, maakt niet veel uit: de onderrug kan met de voorpoten worden bereikt, de bovenrug met de sterke achterpoten.

Deze bevestigingsmethode moet voor de muskusrat als on-geschikt worden beschouwd.

Foto 11: afgeworpen rugzender met haarresten en afge-knaagde sprietantenne.

(29)

-23-ad. 2

In het verleden zijn in de V.S. bij onderzoek naar ter-reingebruik op grote schaal merken aangebracht in de rugpels van muskusratten (Errington 1937). Uit de dis-kussie in de literatuur kan men opmaken, dat het veel-vuldig mislukken van deze merkmethode een gevolg is van het ontsteken van de huid, doordat deze zich niet meer goed sluit. Uiteindelijk kwam vast te staan dat deze me-thode alleen toepasbaar is bij jonge dieren, waarbij de huid zich snel zal herstellen en met het merk zal

ver-groeien.

Gezien het relatieve grote gewicht van een zender ten opzichte van een merk en gezien de ervaringen met op de rug geplakte zenders valt van deze methode weinig heil te verwachten (de methode werd niet uitgeprobeerd).

.ad.. 3

De pels van de muskusrat heeft allerlei funkties (o.a. isolatie), waardoor kan worden verwacht dat het plaat-selijk verwijderen van het haar het dier niet ten goede zal komen.

Proeven met het op de kale huid opplakken van de zenders leverden een gelijke reaktie op als bij in de pels ge-plakte zenders.

Deze methode moet in dit kader als onbruikbaar worden beschouwd.

ad. 4

Het gebruik van een flexibel tuigje, waarmee de zender op het dier wordt gebonden, is bij vele dieren -met name bij vogels- toegepast. (RIN Korhoenderonderzoek; AVM Manual 1979). Vaak wordt de zender daarnaast door middel van lijm op één plaats gefixeerd.

De vorm van de muskusrat is weinig geschikt voor een dergelijk tuigje. Daarnaast maakt de wijdte en dikte van de pels het noodzakelijk, een dergelijk tuigje zeer strak om te binden.

(30)

Gezien de met .rugzenders opgedane ervaringen, kan worden verwacht, dat een dergelijke zender met tuig zich mag verheugen in een bijzondere aandacht van het dier of van de andere muskusratten.

Gelijktijdig uitgevoerde experimenten met halsbandzen-ders waarin soepel montagesnoer e.d. was verwerkt, toon-den aan dat de (mede) muskusrat dergelijke dratoon-den niet heel laat. Men zou een bevestiging (overeenkomstig de zenderbevestiging aan de otter, naar Mitchell-Jones 1984) door middel van een stug harnas kunnen overwegen. Aangezien deze harnassen bij veel grotere dieren dan de muskusrat veelal niet voldoen, is beproeving van deze methode achterwege gebleven.

Het gebruik van tuigjes teneinde zenders bij' de muskus-rat om te doen, moet als onbruikbaar worden beschouwd. ad. 5

Indien men een halsbandzender op ëen dier toepast, dient de halsband primair ter bevestiging.

Daarnaast kan de kern van de halsband tevens tot zendan-tenne dienen. Zowel een loopanzendan-tenne als een sprietanten-ne kunsprietanten-nen in een dergelijke halsband worden weggewerkt

(zie ook: Technische Inleiding; hoofdstuk 2 ) .

Een loopantenne die in de halsband is ingebouwd, maakt deel uit van het elektrisch circuit van de zender.

Dit heeft twee konsekwenties:

Ie. Onderbreekt men de halsband (of breekt deze), dan werkt de zender niet meer.

2e. De lengte van de halsband kan niet veel worden ge-varieerd. Hoe korter de halsband (dus hoe korter de "loop"lengte), des te gevoeliger de zender voor een verlenging of verkorting van de "loop".

Tevens neemt het rendement van een zender af met een kortere "loop"lengte: er kan minder energie worden verzonden door een korte, dan door een lange antenne.

(31)

-25-In de praktijk kunnen de moeilijkheden, welke het werken met kleine halsbandzenders oproept, als volgt worden on-dervangen:

- er wordt gewerkt met een "loop" van konstante lengte, eventueel met een variabele halsband (figuur 2 ) .

De zenders kunnen nu exact worden afgeregeld (geopti-maliseerd in hun rendement) en variaties in de . nek-omtrek van de onderzoeksdieren hebben geen invloed op de zenderpresentaties.

Figuur 2: bevestigingsmethoden van halsbandzenders met een invariabele lengte van de "loop".

füZenderblok, - antenne, — h a l s b a n d . - de "loop" lengte wordt vermeervoudigd.

Meestal blijft het -als gevolg van de beperkte hoe-veelheid ruimte- bij een verdubbeling van de "loop" lengte ( fig. 3, foto's 12, 13 en 8 ) .

Deze "loop" verlenging heeft tot doel, de afregeling van de zenders mogelijk c.q. minder kritisch te maken, terwijl een geringe verlenging of verkorting ten behoeve van een juiste bevestiging bij eên lange halsband minder invloed heeft dan een korte.

(32)

Figuur 3: bevestiging van halsbandzenders met een dub-bele "loop".

Ü3zenderblok, - antenne.

Men kan een antenne van soepel snoermateriaal als hals-band gebruiken. De juiste omtrek wordt nu verkregen door de halsband c q . antenne met behulp van een slag en een schuifmanchet te verkorten (figuren 2 en 3, foto's 12 en 1 3 ) . Hierbij is het onhandig bij kleine dieren als de muskusrat, een draad met een massieve kern dikker dan een 0,5 mm te gebruiken.

Echter, draad met een massieve kern van +_ 0,5 mm en zwaarder draad met een gevlochten kern, wordt door de (mede) muskusrat aan- of doorgevreten. Bovendien kauwt de (mede) muskusrat op de schuifmanchet welke de slag op zijn plaats moet houden, zo bleek uit experimenten met dit type zenders.

De bevestigingsmethoden met behulp van buigzaam snoer moeten als minder geschikt voor de muskusrat worden beschouwd.

•(.-. • , , - - ól; i ; , : -r.

-Foto 12: dummy van een muskusrat-halsbandzender met soe-pele halsband (onverkorte toestand)

(33)

-27-Foto 13: dummy van een muskusrat-halsbandzender met soe-pele halsband (verkorte toestand).

Ook werden in het kader van de proeven enkele tientallen dummy-zenders gemaakt van het type "halsband met massieve kern" (foto 1 4 ) . De kern bestond uit 5x2 mm2 of 5x1 mm2 messing strip, het omhulsel bestond uit lagen krimpkous of uit benzine-slang van geringe diameter. Van lieverlede kregen alle voor proefnemingen bestemde

dieren (9 stuks) een dergelijke halsbandzender om 1 ) . Na een half jaar werden van de 11 proefdieren 7 stuks aan de proef onttrokken en op beschadigingen gekontro-leerd (6 met zender en 1 zonder). Eén dier vertoonde een geringe irritatie van de nek, dit omdat de zender enigszins te strak zat.

Van de 4 voor de proef resterende dieren (3 met zender en 1 zonder), waren drie na 1^ jaar nog ongeschonden in leven 2) . Eén dier (met zender) ontsnapte tijdens het

schoonmaken van het hok en werd later als verkeers-slachtoffer aangetroffen. Voor een overzicht van de uitgevoerde proeven, zie bijlage 3.

1) Steeds waren enkele dieren aanwezig, waarmee niet werd geëxperimenteerd. Dit om gedrag te kunnen

verge-lijken.

2) Natuurlijke levensduur gemiddeld 3 jaar, bij bestrij-ding in Nederland: gem. 1 jaar.

(34)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

De drie dieren met dummy-zenders onderscheidden zich qua gedrag in niets van het dier zonder zender. Ter plaatse van de zender ging het (lange donkere) bovenhaar enigs-zins verloren. De dieren vertonen geen aandacht voor de halsband die ze dragen, deze speciale aandacht beperkt

zich tot de eerste dagen dat ze de zender om hebben. Gezien de verkregen resultaten kan worden gekonkludéerd, dat het aanbrengen van halsbandzenders op muskusratten ten behoeve van telemetrisch onderzoek goed mogelijk is.

Foto 14: een reeks dummy-zenders met sprietantenne en massieve messing kern in halsband.

(35)

-29-ad. 6

In Rusland is telemetrisch onderzoek aan de bever uitge-voerd (Sokolov 1977), waarbij de zender op de staart-wortel was bevestigd.

Een dergelijke bevestigingsmethode kan men zich ook bij de muskusrat voorstellen, met dit verschil dat bij dit dier de zender alleen in de vorm van een manchet om de staartwortel kan worden aangebracht. Dit is uitgepro-beerd, echter als gevolg van de grote zijwaartse bewege-lijkheid van de staart traden al snel verwondingen op. De proeven met deze methode werden daarom gestaakt, zo-dat deze methode voor de muskusrat als onbruikbaar moet worden beschouwd. (Foto 9 ) .

Het aanbrengen van een zeer lichte zender om een poot zal dezelfde kansen op beschadigingen inhouden als bij de pootmerken. . _. ... ' .

Uit de literatuur blijkt, dat pootmerken met wisselend resultaat bij veldonderzoek aan muskusratten worden toegepast. De levensduur en/of reikwijdte van een aan een poot te bevestigen lichte zender is daarnaast onvoldoende voor veldonderzoek. Het aanbrengen van een zwaardere zender met voldoende kapaciteit aan één van de poten moet echter als een te verregaande beïnvloeding van het gedrag worden beschouwd.

Resumerend kan worden gekonkludeerd, dat van de uitwen-dige bevestigingsmethoden de zender met halsband bij de muskusrat voldoet.

Een tiental dieren met zo'n zender zijn meer dan een half jaar tot anderhalf jaar onder observatie geweest. In niets onderscheidden deze dieren zich qua gedrag van muskusratten zonder zender. Indien de zenders zodanig worden aangebracht, dat de diameter van de halsband een fraktie minder is dan de diameter van de kop, treden geen verwondingen aan de muskusrat op.

(36)

I

I

5.2 Antenne typen

Halsbandzenders kunnen van een loopantenne of van een sprietantenne worden voorzien. De sprietantenne kan na-tuurlijk altijd jLn de halsband worden verwerkt (figuur 4 ) , hierbij is echter de sprietlengte praktisch gezien aan dezelfde beperkingen onderworpen als de lengte van een loopantenne. Het is met betrekking tot de zender-reikwijdte zinvoller, een sprietantenne te gebruiken welke vrij uitsteekt en zoveel mogelijk de optimale antennelengte benaderd. Om de mogelijkheid tot gebruik van een sprietantenne uit te testen, werden de beproefde halsbandzenders van verschillende sprietantennes voor-zien. De antennes werden gefabriceerd van massieve instrumentsnaren, van gevlochten (geheel metalen) in-strumentsnaren en van zwaardere kwaliteiten gevlochten kabel.

Bekeken is, hoe het uittreepunt van de sprietantenne uit het zenderblok het best gekonstrueerd kon worden (zie

figuur 5 ) .

Figuur 4: verschillende antennetypen bij halsbandzen-ders. A: loopantenne B: sprietantenne C: sprietantenne verwerkt in halsband

D: externe antenne geheel door inwendige spoel vervangen.

-antenne, --halsband, z= zender, b= batterij ^zenderblok

(37)

3 1

-halsbandbescherminq

ha 1sband

roestvrijstalen versterkingsveer

batterijen

Figuur 5: zender met sprietantenne.

Niet één sprietantenne h e e f t h e t echter langer dan een week uitgehouden. De antennes werden inclusief versterkingsveer door andere in de kooi a a n w e z i g e m u s k u s -ratten doorgeknaagd.

Het gebruik van externe sprietantennes b i j telemetrisch onderzoek aan de muskusrat moet worden o n t r a d e n .

(38)

I

I

I

I

Konstrukties van voldoende sterkte zullen ongetwijfeld te zwaar worden of teveel, hinder voor het dier opleveren 1 ) .

5.3. Zendertechniek; frequentie, antennetype, zendertype en reikwijdte

5.3.1. Algemeen

Tegelijkertijd met de bevestigingsproefnemingen met dummy-zenders op muskusratten zijn in het najaar van 1983 en in het voorjaar van 1984 reikwijdte-tests uitge-voerd met muskusratzenders.

Hierbij werd een keuze gemaakt uit zenders, welke in Nederland voorhanden waren en waarvan de samenstelling en gewicht zodanig waren, dat deze ook voor muskusraton-derzoek geschikt leken.

Tevens werden bij enkele Amerikaanse fabrieken speciale muskusratzenders besteld.

In een hierna beschreven reeks van veldtests wordt de bruikbaarheid van de zenders ten aanzien van toekomstig veldonderzoek aan de muskusrat vastgesteld.

5.3.2. Technische gegevens van de zenders

Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende typen zenders welke werden uitgetest.

1) In Louisiana (VS) wordt telemetrisch muskusratonder-zoek uitgevoerd met behulp van sprietantennes. Uit de verstrekte gegevens (mededeling G. Linscombe, Louisiana Department of Wildlife and Fisheries) blijkt, dat de gebruikte konstruktie verre van ele-gant is: zendergewicht 46 g, freq. 150 MHz, halsband 3 mm staalkabel in rubber buis 0 1 cm en nylon om-vlochten; sprietantenne 40 cm lang, 0 2 mm; zender-levensduur 16,5 week; reikwijdte aan maaiveld +_ 1,5 km met handontvangstantenne; dier in woonpijp: wijdte onbeinvloed, dier dieper onder grond: reik-wijdte beinvloed; na enkele weken reikreik-wijdte reduktie tot 300 a 400 m (hetgeen ondanks de zware konstruktie op antennebreuk wijst).

(39)

-33-Tabel 1. Overzicht uitgeteste zenders

Zendei nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Fabrikaat A.V.M.a) A.V.M.a) A.V.M.a) A.V.M. Wildlife Wildlife LI/-electr.b) LL-electr.b) RIN Wildlife Freq. + iMHz) 150 150 150 150 150 150 150 150 30 30 Antenne-type Spriet Spriet Spriet Halsband en-kele slag d) Halsband en-kele slag Halsband en-kele slag Spriet Spriet Halsband dub-bele slag d) Halsband en-kele slag Kompleet zender-gewicht (q) nvt c) n v t • c ) nvt c) 30-35 30 20-25' nvt c) nvt c) 40-45 g) 20-25 Vol-tage 3,0 1,35 3,0 3,0 3,0 1,35 1,35 1,35 3,0 1,35 Batterij type nvt c) nvt(Hg) nvt c) Lithium Li Hg Hg Hg Li Hg Verster-king 2-traps 1-traps 2-traps* 2-traps 2-traps* 1-traps* 1-traps 1-traps 1-traps 1-traps Geschatte levensduur (dagen) nvt c) •nvt c) nvt c) 200 150-220 250-300 nvt c) nvt c) 100-120 f) 250-300 zender kodering fabrikant SB-2 SM-1 SB2-IV SBB2 -BT . HLPM-2750-LDA HPM-1440-LDA ? (sm) ? (SM1) Steermarter MPM-1440-LD

* Zenderontwerp speciaal voor aktiviteitsmeting

Adressen: A.V.M. Instrument Company, 6575 Trinity Court, Dublin, Caïifomia 94566 USA. L.L. Electronics, P.O. Box 247, Mahomet, Illinois 61853, USA.

Wildlife Mnterials Inc., R.R.I., Giant City Road, Cartondale, Illinois 62901 USA. RIN, Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Kemperbergerweg 67, Arnhem, Netherlands. a ) . Zenders uit aangeleverde onderdelen samengesteld.

b ) . Op verzoek van RIN in tests opgenomen zenders, zender-kern gelijk aan no. 2.

c ) . N.v.t. cndat de zenders van een willekeurige batterij waren/werden voorzien, dwz zender werd niet afgebouwd uitge test.

d ) . Halsbandomtrek voor muskusrat iets te groot.

e). Exemplaar met zeer lage "current drain" (geringe reikwijdte en lange levensduur, zie ook zenders nrs. 7 en Q ) ; indien dit type zender wordt voorzien van de maximale hoeveelheid kwikbatterijen bedraagt de levensduur : 365

-550 dagen, afh. van reikwijdte c.q. current drain) kompleet zendergewicht + 20 g. f)• Alleen van deze zender staat de levensduur proefondervindelijk vast.

(40)

I

I

I

I

I

5.3.3. Testresultaten

Met de tien hiervoor genoemde zenders is een reeks van veldtests uitgevoerd. Voor de veldtests werden zowel bij de 30 MHz als bij de 150 MHz handontvangstantennes ge-bruikt.

De tests werden in twee groepen uitgevoerd.

1) In het Binnenveld, het gebied tussen Wageningen en Veenendaal.

2) In de Wageningse uiterwaard (achter boerderij "de Wolfswaard").

Zie voor situering en bodemsamenstelling de bijlagen 1 en 2.

De zenders werden alle langs meetraai IA uitgetest. Zen-ders welke de bes-te resultaten opleverden, werden ver-volgens aan verdere reikwijdte-tests onderworpen langs de meetraai 1B, 2A en 2B.

Langs de meetraai IA en 2A werden de zenders soms in twee standen uitgetest: met de antenne in zowel de meest gunstige als in de meest ongunstige stand.

Voor de loopantennes spreekt dit voor zich. Deze zenden immers in één vlak het sterkst en in het vlak loodrecht daarop het zwakst uit (zie figuur 1 ) .

Bij de sprietantenne werd gekeken of er reikwijdte ver-schil kon worden vastgesteld tussen de antenne overhan-gend haaks op de ontvanger en idem in de richting van de ontvanger. De nummering van de zenders in de navolgende tabellen komt overeen met die in tabel 1.

(41)

I

I

I

I

I

I

I

I

-35-Meetraai IA - Binnenveld

Tabel 2: Resultaten meetraai IA.

1

| Zender Nr.

1

f-i i 2 . •.

1

3

- '

4. 5. | .6. 7. 8. 9. 10. Reikwijdte bovengronds (m) stand antenne meest gunstig 320 100 230 230 30 110 190 190 290 290 minst ongunstig 190 70 > 230 90 30 90 120 -290 200 Reikwijdte ondergronds (m)

antenne in gunstigste pos. | antenne 0,40 cm onder m.v. | > 315 | nvt nvt > 315 | nvt nvt nvt nvt > 315 130 |

De uitvoerders van de tests merkten, dat de reikwijdte van de zenders aanzienlijk minder was dan bij eerdere gelegenheden orienterenderwijze werd vastgesteld. Problemen met de reikwijdte van een zender kunnen, behalve in de zender zelf, gelegen zijn in 1 ) : ongelukkige signaal/ruis verhouding. Dit wil zeggen, dat er zoveel storingsgesprekken worden ontvangen, dat deze het te ontvangen signaal overstemmen.

- de betreffende frequentie wordt reeds benut door een ingeschakelde, stilte uitzendende zender; de frequen-tie bevat een draaggolf die de uit te testen zender eruitdrukt;

1) De proeffrequenties werden door de PTT tijdelijk ten behoeve van radiotelefonie gebruikt en bevatten een draaggolf op het ogenblik dat de tests in de meet-raaien IA en 1B werden uitgevoerd.

(42)

- er is industriële ethervervuiling in de buurt, zoals: hoogspanningsleiding, fabriek, transformator, grote machine, e.d.

c

- de grondslag, beplanting of waterhuishouding schept toevalligerwijze ter plaatse voor telemetrie zeer ongunstige omstandigheden.

Besloten werd, de test dezelfde dag op een andere plaats (meetdraai 1B) en na oplossing van het ontvangstprobleem elders (meetraai 2A en 2B) te herhalen.

Meetraai 1B - Binnenveld

De zenders, die langs meetraai IA de beste resultaten opleverden, werden elders in het Binnenveld aan een tweede test onderworpen. De zenders werden in hun voor de reikwijdte gunstigste stand, aan de waterlijn op het talud van watervoerende bermsloot geplaatst, waarna er vanaf de weg werd gemeten (zie Bijlage 1 en Tabel 3 ) . Tabe'1 3: resultaten meetraai 1B.

1

Zender

j

N r .

1

1. 4. 9. 10. | 7. (op paal | 1.70 m hoog) Reikwijdte (m) 1000 1600 j 600-800 200-300 1000

(43)

-37-Uit de resultaten blijkt, dat de reikwijdte nu aan-merkelijk groter is dan bij meetraai IA.

Meetraai 2A - uiterwaard

De hernieuwde tests zijn uitgevoerd in de uiterwaard onder Wageningen, alwaar de muskusrat in aanzienlijke aantallen voorkomt.

Deze uiterwaard is deels ten behoeve van de steenfabri-kage in gebruik geweest (zie de Bijlagen 1 en 2 ) . Gevolg hiervan is dat het terrein niet vlak is en naast bosjes, verschillende steilwallen en depotresten bevat.

De zenders werden onderin een greppel van ongeveer 2 m diepte geplaatst (zie foto 1 5 ) . Foto 16 geeft een over-zicht van het terrein, waarbij de bomen uiterst rechts in de greppel met de zenders staan.

De langsdoorsnede van meetraai 2A wordt in figuur 6 weergegeven. Aan de noordzijde wordt het meetterrein in praktische zin door een steilwal begrensd, noordelijk ervan (links ervan in figuur 6) werd de reikwijdte van de zenders niet gemeten.

6 -m *>

(44)

Foto 15: plek waar de zenders werden geplaatst ten be-hoeve van de tests in meetraai 2A.

(45)

I

I

f

1

I

I

3 9

-I

I

1

(46)

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

f

I

I

I

I

Tabel 4: Resultaten meetraai 2A.

Zender Nr.

1

1. 4 . • 6 . •-" • • • • • * 9. 10.

1

Reikwijdte (m) ongunstige stand 320 500 325 300 20

bij zenders in: | gunstige stand | 500 > 500 '" - | 350 | > 500 • j 20

Uit de resultaten in tabel 4 blijkt, dat bij de zenders nrs. 4 en 9 op het eind van de meetraai geen merkbare afname van de signaalsterkte werd gekonstateerd.

Meetraai 2B - uiterwaard

De twee zenders die als beste uit de test langs meetraai 2A naar voren kwamen, werden in de Wageningse uiterwaard beide in dezelfde stand naar de bandijk gericht vlak bo-ven de waterlijn in een slootkant geplaatst. Er werd ge-meten vanaf de Wageningse bandijk.

De resultaten staan vermeld in tabel 5.

Tabel 5: Resultaten meetraai 2B + voldoende ontvangst 4- redelijke ontvangst - onvoldoende ontvangst

(voor verdere kriteria, zie blz. 41)

Zender | Reikwijdte gemeten vanaf bandijk (m) Nr. 700 1250 1550 2000

4. 9.

(47)

I

I

f

t

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

f

-41-i

I

i

Omdat men zich tijdens de meting langs de bandijk be-weegt, verandert de meethoek ten opzichte van de zender. Men kan daarom niet geheel beoordelen of de zender steeds in de gunstigste stand werd uitgetest

(48)

f

I

I

I

I

I

I

I

1

I

I

I

I

KONKLUSIES Reikwijdte

Telemetrisch onderzoek van de muskusrat zal niet onder extreme omstandigheden (zoals bij de tests in meetraai IA) behoeven te worden uitgevoerd.

Uit de tests is gebleken, dat de reikwijdte bovengronds van de meest geschikte zenders (de nrs. 1, 4 en 9) onder normale omstandigheden met handontvangstapparatuur mini-maal ca. 500 m en maximini-maal 1000 m bedraagt.

Het kriterium reikwijdte behoeft hier enige toelichting. Het ontvangen signaal werd als voldoende ervaren, zolang de uitvoerders van de. test de overtuiging hadden, dat het signaal van voldoende sterkte was om er een automa-tische registratie of peilapparatuur op te laten werken. Dit betekent dat (voor een geoefend onderzoeker) de feitelijke reikwijdte groter is. Het signaal is "op de achtergrond" over een grotere afstand te horen en de proefdieren kunnen derhalve in de praktijk vanaf een grotere afstand worden opgespoord.

Niet uit het oog mag worden verloren, dat bij permanente registratie van plaats of aktiviteit van het dier met vaste ontvangstantennes wórdt gewerkt. Deze ontvangstan-tennes zijn groter én hoger (+ 4 m) dan de in het kader van de uitgevoerde tests gebruikte handontvangstanten-nes, hetgeen een aanzienlijke verbetering van de reik-wijdte betekent (praktijkgetal: reikreik-wijdte j- 2x zo groot).

In de test 2B (meting vanaf de bandijk) is gepoogd een meting met een hoge antenne te simuleren. Een reikwijdte van 1200-1500 m werd nu vastgesteld voor de meting vanaf een hoog niveau, terwijl hier nog maar gebruik werd gemaakt van een normale handontvangstantenne.

Samenvattend kan worden gesteld dat de bereikte zender-reikwijdte bovengronds ruim voldoende is om zowel volle-dig geautomatiseerd als geheel met handontvangst tele-metrisch onderzoek aan de muskusrat uit te voeren.

(49)

-43-I

f

I

I

I

I

f

i

1

Tijdens onderzoek in 1979 door het RIN uitgevoerd, werd gekonstateerd dat de reikwijdte niet of niet veel nega-tief werd beïnvloed door verblijf van het proefdier (bunzing) in konijnepijpen e.d. Ook bij RIN-onderzoek aan de das (1983) kreeg men de indruk dat de reikwijdte van de zender niet negatief werd beïnvloed door verblijf van het dier ondergronds. Soms leek de reikwijdte zelfs toe te nemen (mondelinge mededeling S. Broekhuizen). Ook ervaringen in de VS (mededeling G. Linscombe, Louisiana Department- of Wildlife and Fisheries) wijzen op een veelal matige invloed van grond op de reikwijdte van een muskusratzender.

Bij in het kader van dit rapport uitgevoerde tests met beneden het maaiveld c.q. ondergronds opgestelde zen-ders, kon geen negatieve invloed van de grondmassa wor-r,. den vastgesteld. Soms was er zelfs sprake van een duidelijke toename van de reikwijdte bij plaatsing van de zender onder de grond/beneden het maaiveld.

Er kan worden gekonkludeerd, dat de zenderreikwijdte ook ondergronds voldoende is, om muskusratonderzoek met behulp van telemetrie uit te voeren.

Antenne

Uit de uitgevoerde tests blijkt niet dat- zoals enigs-zins werd verwacht- zenders met een sprietantenne betere resultaten opleveren dan zenders met de antenne in de halsband. Integendeel, de twee zenders welke het best voldeden, waren beide uitgerust met een loopantenne. Gezien de in gevangenschap geobserveerde houding van muskusratten ten aanzien van sprietantennes, lijkt het verstandig van gebruik van sprietantennes bij muskusrat-onderzoek af te zien.

(50)

I

I

I

I

Frequentie

Uit de tests blijkt dat de meest optimaal funktionerende zenders reikwijdten bezitten, welke van overeenkomstige orde van grootte zijn. Bij alle tests (ook de onder-grondse) kan men echter tevens konstateren, dat een 150 MHz zender steeds enigszins in het voordeel is boven de 30 MHz-zender. De op beide frequenties het best funkti-onerende zenders waren beide uitvoeringen met een

loop-antenne.

Uit het oogpunt van reikwijdte beschouwd, gaat de voor-keur uit naar het gebruik van 150 MHz zenders.

Bij voorkeur zal muskusratonderzoek worden uitgevoerd op terreinen die zich kenmerken door openheid en door een gering aantal bomen. Dan behoeft niet te worden gevreesd voor de grotere signaalref lektie welke de 150 MHz ken-merkt.

Bij de tests in de uiterwaard kon geen verschil worden gekonstateerd tussen het peilen van een 30 MHz en van een 150 MHz zender (zenders stilstaand). Dit ondanks dat er op de testplek relatief veel opgaand hout aanwezig was. Tevens lijkt bij de gekonstateerde prestaties de levensduur van de 150 MHz zender no. 4 gunstiger dan de 30 HMz zender no. 9, ondanks het gebruik van dezelfde batterij.

Fabrikaat

Het door de Amerikaanse fabriek AVM geleverde materiaal onderscheidde zich door een puntgave afregeling en afwerking.

De door Wildlife Materials geleverde zenders waren slecht afgewerkt en voldeden overigens in het geheel niet. Deels kan dit worden verklaard uit het feit dat men in de USA de lage frequenties niet (meer) gebruikt. Hierdoor treden met name afregelproblemen op.

AVM weigerde om deze reden zenders op lagere frequenties te leveren, terwijl men bovendien van mening was dat de 150 MHz voor muskusratonderzoek optimaal was (mondelinge mededeling B. Kermeen, A V M ) .

Echter, ook de 150 MHz zender van Wildlife Materials levert in vergelijking met andere 150 MHz zenders bepaald onvoldoende resultaten.

(51)

I

-45-Bevestiging

Bij de tests uitgevoerd bij dieren in gevangenschap is zonder meer komen vast te staan, dat een nauwkeurig en voorzichtig aanbrengen van glad afgewerkte halsbandzen-ders op de muskusrat goed mogelijk is. Zowel verlies van de zender als beschadiging van het dier kan daardoor worden vermeden.

Uit observaties van de in gevangenschap gehouden dieren blijkt niet, dat de dieren met zender zich qua gedrag op enigerlei wijze onderscheiden van dieren zonder zender. Het is niet mogelijk in relatief kleine kooien

(1,00x0,5x0,5 m3) veldomstandigheden na te bootsen... Bij de uitgevoerde tests werden de muskusratten-zoveel moge.?.. lijk voorzien van allerhande materialen (hout, stro, riet, enige aarde), terwijl konstant èen aanzienlijke hoeveelheid water aanwezig was.

Muskusratten zijn bijzonder aktieve dieren, die konstant de hen ter beschikking staande materialen aanpakken. Kooien, hokken en water vervuilen onder deze omstandig-heden in hoog tempo.

Hoe goed men de dieren ook verzorgt, het staat vast dat de hygiënische omstandigheden in gevangenschap slechter zijn dan die onder veldomstandigheden. De het langst met dummy-zender aangehouden dieren zijn onder proef-omstan-digheden 1\ jaar 1) zonder problemen doorgekomen. Dit duidt erop dat de dieren in goede konditie verkeerden en niet verwond waren.

1) waarin 2 winters, met in de winter 1984-1985 enkele weken zeer strenge vorst, met temperaturen tot -24°C.

(52)

1

I

7

-AANBEVELINGEN

Teleraetrie

De laatste fase van het voorbereidende onderzoek -het vaststellen van het verband tussen de aard van de akti-viteit en het karakter van het zendersignaal- kon van-wege de opheffing van werkgroep 11 TAW niet worden uitgevoerd.

Het verdient aanbeveling alsnog het bruikbaarheidsonder-zoek naar teleraetrie en muskusrat met deze laatste prak-tijktest af te ronden.

Oormerken

Het plastic oormerk bleek een weinig geschikte merk-methode voor langlopend onderzoek aan de muskusrat.

Er dient verder te worden nagetrokken, langs welke weg een groot aantal muskusratten afdoend van een merk kan worden voorzien, zonder dat de dieren hiervan blijvende hinder ondervinden (mini-vriesbranden, metalen

(53)

I

-47-LITERATUUR

- Akkermann R., 1973. Markierungsmöglichkeiten des

Bisams. Zeitschrift für angewandte Zoölogie 60(4) 479-493.

- AVM Radiotelemetrie Equipment & Techniques Manual, 1979. AVM Instrument Company, Champaign Illinois USA D .

- Errington P.L., C.Storm Errington, 1937. Experimental tagging of young muskrats for purposes of study. Journal of Wildlife Management 1 (3-4) 49-61.

Mitchell-Jones A.J., D.J. Jefferies, J. Twelves,

J. Green, R. Green, 1984. A practical system of tracking otters Lutra lutra using radiote-lemetry and 65-Zn. Lutra 27(1) 71-85.

Sokolov V.E., V.A. Rodionov, V.P. Sukhov,

V.S. Kudryaskov, M.S. Kuznetzov, 1977.

(A radiotelemetrical study of diurnal in Castor fiber). Zool.Zhurnal 56: 1372-1380. Werkgroep 11 TAW, 1983. Onderzoeksvoorstel

praktijk-proef graafgedrag van de muskusrat. Centrum voor Onderzoek Waterkeringen, 's-Gravenhage. - Wildlife Materials Inc., Capture and Telemetry

Equip-ment Catalog, 1981-1982. Wildlife Materials, Carbondale, Illinois USA.

(54)

I

f

1 km Legenda: meetpunt ^ zenderlokatie

•——••— meetraai, respektievelijk IA en 1B, 2A. en 2B (zie tekst)

Bron: kaartblad 39 F van de kaart 1:25000 Topografische \ Dienst (verkleind).

(55)

Bijlage 2 Bodemsamenstelling —t-1 km

(.1)

-Legenda: meetpunt _£) zenderlokatie

— — — meetraai (zie tekst)

zEZ 21 leemarm of zwak lemig fijn zand (hoge dikke zand-eerdgrond met zwarte minerale laag)

pZG 23 lemig fijn zand (dunne of matig dikke minerale eerdgrond op kalkloze zandgrond met hydromorfe kenmerken en doorlopende roest beginnend ondieper dan 35 cm)

Rn 52A zavel profielverloop 2 (70 cm kalkrijke lichte tot zware zavel op kalkrijk zand)

Rn 62 Cp zavel en lichte klei, profiel verloop 2 (ri-vierkleigrond met hydromorfe kenmerken, 8-35%

lutum, profielverloop 2, kalkloos) VII GW-trap GHG 80 cm - mv GLG III GW-trap GHG 40 cm - mv. GLG II GW-trap - GLG k zavel of kleidek 15 a. 40 cm dik

:...p op pleistoceen zand ^ afgegraven Bron: Stiboka 120 cm - mv 80-120 cm - mv 50- 80 cm - mv

(56)

I

I

I

i

i

i

i

i

1

i

i

i

i

i

i

l

i

i

I

(57)

Bijlage 3: Overzicht van de proeven met dummy-zenders en merken op muskusratten In gevangenschap Dier nummer

Dier gewicht (gram) Datum aanbrengen zender Datum zender af/afwezig Type zender

Datum aanbrengen oormerV Datum oormerk afwezig Tijdsduur zender aanw. Tijdsduur oormerk aanw. Oorzaak zender af IA 530 09-09-83 19-09-83 h.b. 09-09-83 19-09-83 10 dag 14 dag 2C IA 660 19-09-83 23-09-83 h.b. -4 dag -3 IA 510 23-09-83 28-09-83 h.b. -4 dag -4A

1

lA/nleuw 920/1110 02-02-84 29-05-84 h.b.* 02-02-84 02-03-84 4 mnd 1 mnd 5A

I

1B 490 12-09-83 19-09-83 op staart 12-09-83 02-02-84 7 dag 4S mnd 2A

1

,.

560 19-09-83 02-02-84 h.b. -4S mnd -2C 1B -/1090 02-02-84 29-05-84 h.b.* 02-02-84 29-05-P4 4 mnd 4 mnd 5A 2A 51Ó 26-08-83 nvt nvt -6 2A 520 29-08-83 01-09-83 In rug-haar -3 dag -2A 2A 530 09-09-83 12-09-83 op nig-huid 09-09-83 23-09-83 3 dag 14 dag 2A

I

1 2A 620/1020 23-09-83 29-05-84 h.b.* 23-09-83 30-01-84 8 mnd 4 mnd 5A

I

2B 910 21-11-83 15-12-83 h.b.* 21-11-83 09-01-84 14 dag IS mnd 3 2B 930/1050 02-02-84 29-05-84 h.b.* -4 mnd -5A

1

3A 320 (26-08-83) 27-08-83 in rug-haar -1 dag -2A 3A ' 570 23-09-83 20-12-83 h.b. 23-09-83 02-02-84 3 mnd 4 mnd 2C 3A -/n-o 02-02-84 29-05-84 h.b.* -1 4 mnd -. SA

(58)

Datuu zander af/afwezig Type tender

Datum aanbrengen oormerk Datum oormerk afwezig Tijdsduur zender aanw. Tijdsduur oormerk aanw. Oorzaak zender af h . b . * -6 mnd -SA n v t n v t 09-09-83 19-09-83 -10 dag 6 1 h.b. 19-09-83 27-09-83 4 dag 8 dag 3 1 h.b. -1 mnd -3 h . b . ' -16 mnd -5B 1 h . b . 21-11-83 -15 mnd 10 mnd 5B in rug-haar 09-U9-83 23-09-83 3 dag 14 dag 2A 03-10-83 op staart -14 dag -1 + x 2 1 - 1 1 - 8 3 h . b . 2 3 - 0 9 - 8 3 2 1 - 1 1 - 8 3 1 mnd 1 mnd 3 22-12-83 h . b . -1 mnd -2B 1 h . b . * -13 mnd -SB I n v t n v t -6 1 12-09-83 op s t a a r t 09-09-83 12-09-83 3 dag 3 dag 2A I 29-05-84 h . b . * 02-02-84 16-05-84 4 mnd 3S mnd 5A n v t n v t -4B

Oorzaken tender af: 1 • dier beschadigd.

2A - bevestiging log. 2b • idem, h.b. stuk (makelij-fout). 2C - idem, aangevreten. 3 — halsband te ruim.

4A " dier dood, oorzaak onbekend. 4B - dier dood, vechten. SA - proef gestopt mei 1984. 5B - proef gestopt maart 1985. 6 " geen zender geplaatst.

x • dier als vergelijkingadier aangehouden en ontsnapt okt. 19Ö4.

h.b. - halsbandzender) h.b.* - halsbandzender met sprietantenne (alle sprietantennes binnen enkele weken verdwenen). Twee diergewichten in één kolom: eindgewicht mede vermeld.

datum tussen haakjes - datum geobserveerde feit; voorbeeld bij dier 4A verdovingepoging op 1-09-1983 mislukt, tabel vermeldt wel diergewicht. de dieren 1B (02-02-84) en 2B (21-11-83) werden in beide oren gemerkt; bij 1B één merk verloren, bij 2B beide merken verloren.

(59)

I

I

I

1

I

1

I

1

I

a-1 APPENDIX

WAARNEMINGEN AAN DE PROEFDIEREN Algemeen

Het experimenteren met de zenders bracht een lange periode van verzorging en observatie van muskusratten in gevangenschap met zich mee. Dit leverde algemene gege-vens op over de muskusrat, welke hierna zullen worden behandeld. Tevens zullen hierna de resultaten worden behandeld van proeven om muskusratten te merken.

Huisvesting, algemene behandeling en observaties

De twaalf proefdieren waren per twee stuks gehuisvest in gazen kooien van 1,00x0,5x0,5 m3, waarin zwemgelegenheid aanwezig was. De kooien bevatten tevens een houten hok met (aanvankelijk) één ingang en veel stro. Door het gaas van de kooi konden de dieren knagen aan het hout achter en.onder de kooien. De houten woonverblijven wer-den in op één na alle gevallen door de dieren al snel voorzien van een tweede ingang, gevolgd door het knagen van gaten in de overige zijwanden en de bodem. Na enkele maanden waren de achterwanden van de houten hokjes geheel weggeknaagd.

Het enige houten hokje dat intakt bleef, werd bewoond door één muskusrat. Deze had de tweede inwoner van de kooi met de grootste spoed de toegang tot het hokje ont-zegd en na ettelijke nachtelijke vechtpartijen gaf het tweede dier de geest.

Het voeren gebeurde éénmaal per dag, meestal in de na-middag. De verzorger was gedurende de gehele proef-periode dezelfde persoon, het verschijnen van onbekenden maakte de dieren extra schuchter.

(60)

De kooien stonden op een rustige en eenzame plek in de buitenlucht opgesteld, andere mensen dan de verzorger kwamen slechts bij hoge uitzondering bij de kooien.

Gedurende de proefperiode trad een zekere gewenning aan de verzorger op, al bleven de dieren steeds schuchter en voorzichtig.

De dieren die direkt na de vangst het minst schuchter waren, kenmerkten zich gedurende de gehele proefperiode als de meest vrijpostige dieren.

Het verversen van het zwemwater had steeds opgewonden reakties en zwemaktiviteit tot gevolg. Eén dier begon steevast te poedelen, terwijl het verse water nog stij-gende was. Het zwemmen ging veelal gepaard met het sle-pen met propsle-pen stro e.d. vanuit het water naar de nachthokken, defaecatie en voedselopname.

Het is duidelijk dat de muskusrat schoon water op prijs stelt; het^ is niet zo dat het dier van vuil water geen-optimaal gebruik maakt.

Gedurende de gehele proefperiode bleven de dieren min of meer nachtaktief. Overdag sliepen de dieren of lagen ze te kijken, dit afgewisseld door enige voedselopname. 's Nachts werd fanatiek geknaagd en met allerhande zaken gesleept. Eén dier had ontdekt, dat door de gazen kooi-bodem het onderliggende hout kon worden weggeknaagd. Dit gebeurde dan ook systematisch. Verplaatsing van de gazen kooi (overdag) naar een nog niet aangevreten plek had onmiddellijk weer fanatieke knagerij tot gevolg. De an-dere dieren vertoonden deze knagerij door de bodem niet. De knagerij is een aktiviteit, die wordt gekenmerkt door de lange duur en een enorme gefixeerdheid. De dieren wringen zich in de meest onmogelijke standen om een laatste spaander te kunnen verwijderen. De voorpoten worden hierbij vaak te hulp geroepen.

Plastic folie kan zowel irritant als aantrekkelijk zijn voor de dieren.

Cytaty

Powiązane dokumenty

6–57: Liczby różnorodności porostów (LDV) taksonów referencyjnych i wskaźników eutrofizacji oraz suma częstości występowania taksonów na wybranych forofitach

[r]

[r]

8]\VNDQH SDUDPHWU\ VáXĪą MDNR SXQNW VWDUWRZ\ NROHMQHJR DOJRU\WPX RSW\PDOL]DFML 'UXJL. ]DOJRU\WPyZ ED]XMH QD UHGXNFML PRGHOX SLHUZRWQHJR ZLĊF

Za każdą poprawnie zaznaczoną odpowiedź otrzymasz jeden punkt.. Za każdy poprawnie użyty spójnik otrzymasz

Do wyniku dodajemy odjemnik, czyli drugą liczbę i musi wyjśd odjemna, czyli

Przyjrzyj się uważnie kulom śniegowym, a następnie uporządkuj od najmniejszej do największej wpisując w okienka odpowiednie cyfry rozpoczynając

Tata Maćka przepłynął na basenie 940 m, Maciek o 620 m mniej